Er zijn van die namen in economisch Nederland die iedereen die de afgelopen dertig jaar een nieuwe commissaris zocht voor zijn, haar of hun bedrijf wel in de telefoon had staan. Denk aan mensen als Hans Wijers, Dick Boer, Jeroen van der Veer, Wilco Jiskoot of wijlen Karel Vuursteen. Een van de meest gevraagde commissarisen door grotere Nederlandse ondernemingen was wel Antony Burgmans (78). Donderdag maakte Jumbo bekend dat hij, samen met Jiskoot (74), na zestien jaar vertrekt bij het supermarktbedrijf. Daarmee lijkt er een einde te komen aan een lange loopbaan langs bedrijvig Nederland.
Antony Burgmans, waar kennen we die ook alweer van?
Burgmans werkte sinds 1972 jarenlang bij Unilever, waar hij uiteindelijk opklom naar de raad van bestuur en in 1999 benoemd werd tot medebestuursvoorzitter – het destijds Brits-Nederlandse bedrijf had nog een duale structuur met twee hoofdkantoren en dus ook twee voorzitters. Onder de naam ‘Weg naar Groei’ bracht hij de ongeveer 1.600 merken, die het levensmiddelenconcern begin deze eeuw nog had, terug naar 400. Tegelijkertijd was er veel kritiek, omdat Burgmans de door hemzelf gestelde doelen van 5 tot 6 procent omzetgroei per jaar niet haalde. In 2005 kreeg hij een andere rol binnen het bedrijf, twee jaar later vertrok hij.
En toen werd hij dus multicommissaris?
Dat kun je wel zeggen. Burgmans duikt op bij onder meer Aegon, Jumbo, ABN Amro, BP, FedEx, Intergamma (Gamma en Karwei) en investeerder SHV. Het meest in het oog springend is het president-commissarisschap bij verfproducent AkzoNobel. Daar wordt Burgmans op late leeftijd nog het middelpunt van een enorme ruzie met beleggers. Het Amerikaanse PPG wil in 2017 AkzoNobel overnemen, maar de commissarissen zien het Nederlandse bedrijf liever zelfstandig blijven. Als voorzitter van de raad van commissarissen is Burgmans voor een activistische aandeelhouder hoofdschuldige. Hij eist zijn vertrek. De rechter wijst dat af, maar heeft wel kritiek op de manier waarop AkzoNobel zich opstelt.
Hoe deed Burgmans het bij Jumbo?
Burgmans en Jiskoot werden in 2009 benoemd bij Jumbo op het moment dat het bedrijf bezig was flink te groeien. Zij worden gezien als belangrijke krachten die op de achtergrond met adviezen hielpen bij de overnames van onder meer Super de Boer en C1000. De laatste jaren was Jumbo negatief in het nieuws door witwas- en corruptieverdenkingen tegen voormalig topman Frits van Eerd. Dat gebeurde via sponsorcontracten, waarop ook de raad van commissarissen moest toezien. Een extern onderzoek vrijwaarde Jumbo weliswaar van schuld, maar merkte wel op dat er kritischer vragen gesteld hadden moeten worden – vooral door de commissarissen.
Is dit nu het einde van de lange loopbaan van Burgmans?
Burgmans heeft op dit moment geen grote commissariaten meer, dus daar lijkt het wel op. Maar we kunnen het hem ook gewoon zelf vragen. Een belletje naar Burgmans geeft geen definitief uitsluitsel, maar in een – op zijn verzoek – kort gesprek mijmert hij: „Ik zit in een fase dat er alleen maar dingen af gaan en er niets meer bijkomt. Ik loop tegen de tachtig, dan word je niet meer zo vaak gevraagd hè. Dan wordt het ook een keer tijd andere dingen te gaan doen.” Burgmans heeft dus meer tijd voor zijn hobby’s, een daarvan is vliegvissen, zo vertelde hij enkele jaren terug aan NRC.
Het klimaat redden, dat leek al een ambitieuze missie voor de Europese Unie. Daar komt nu een tweede missie bij: de Europese industrie, die het op een aantal vlakken moeilijk heeft, overeind houden. En dat zonder af te doen aan de klimaatplannen, als het even kan.
Deze dubbelslag is de inzet van de Clean Industrial Deal, die de Europese Commissie deze woensdag zal presenteren. De onlangs gestarte Commissie wil met een plannenregen laten zien dat ze het bedrijfsleven tegemoet komt. Op dezelfde dag komt de Commissie met de eerste van een serie omnibuswetten, die regels rond duurzaamheidsrapportages en investeringen moeten versimpelen en versoepelen. De boodschap: we hebben jullie gehoord, bedrijven.
Als Europa niets doet, zeggen de industriebonzen, heeft het continent straks geen industrie meer over
De Clean Industrial Deal is een product van dezelfde koerswijziging, gericht op de economische sector die het van alle sectoren het moeilijkst heeft: de industrie. De energieprijzen, cruciaal voor veel industriegiganten, zijn in Europa veel hoger dan in de VS en China. Oude Europese bedrijven in de zware industrie lopen op tegen dreigende Amerikaanse tariefmuren voor staal en aluminium. Autobouwers en ‘groene’ bedrijven vrezen voor hun concurrentiepositie door subsidiegeweld uit China. Als Europa niets doet, zeggen de industriebonzen zelf, heeft het continent straks geen industrie meer over.
Op deze problemen moet de Clean Industrial Deal een antwoord bieden. Dat is niet zomaar geregeld, blijkt uit gelekte conceptversies van de plannen die de afgelopen week al in Brussel circuleerden. Het meest in het oog springt de ruimte die de Commissie, doorgaans terughoudend als het gaat om overheidsinterventies, wil creëren om op de markt in te grijpen en de eigen bedrijven van het continent een handje te helpen.
Japans model
Zo zou in nieuwe aanbestedingsregels moeten worden vastgelegd dat overheidsinstanties vaker in de EU orders plaatsen als die overheden groene investeringen doen. Zulke criteria „kunnen de nationale uitgaven beter afstemmen op de bredere agenda van de EU voor CO2-reductie en concurrentievermogen”, aldus de concept-tekst.
‘Koop Europese waar’, anders gezegd, om op die manier de Europese industrie meer klandizie te geven en te voorkomen dat Europese industriebedrijven worden weggeblazen door de concurrentie uit China en de VS. De Commissie wil ook de private sector stimuleren om meer op eigen, Europese bodem aan te schaffen.
Lees ook
Koop Europees! – is dat een goed idee?
Daarnaast wordt het de EU-landen eenvoudiger gemaakt staatssteun te verlenen, als het aan de Commissie ligt, zodat ze investeringen in schone industrie financieel aantrekkelijk kunnen maken. Ook wordt gekeken naar staatssteun om burgers te beschermen tegen hoge energieprijzen.
Energie speelt een hoofdrol in nagenoeg ieder hoofdstuk van de industriestrategie. Bovenop de plannen uit de Clean Industrial Deal heeft de Commissie zelfs nog een extra actieplan opgesteld om de energieprijzen in de komende jaren te drukken. Daarvoor kijkt Brussel in de eerste plaats naar de nationale hoofdsteden: „Lidstaten kunnen de elektriciteitsrekeningen vandaag al verlagen”, klinkt het, enigszins vermanend. Daar worden immers hoge energiebelastingen geheven; die van Nederland behoren tot de hoogste van Europa.
In de verdere toekomst heeft de Commissie de hoop gevestigd op vloeibaar gas (lng). Importeurs uit Europa zouden weer langetermijncontracten voor vloeibaar gas moeten kunnen afsluiten, om hen „beter te beschermen tegen prijsschommelingen en hen toegang te geven tot lagere prijzen, zodat de prijzen in de EU dichter bij de prijzen op de wereldmarkt komen”.
De Commissie wil nog verder gaan, zo blijkt, door te kijken of het loont om zelf te investeren in de wereldwijde infrastructuur. Bij deze opzet, geïnspireerd door het model waarmee de Japanse regering zijn lng tegen gunstige prijzen importeert, zouden de EU-landen of de EU leveranciers onder meer met leningen kunnen helpen, in ruil voor langdurige toegang tot betaalbare lng.
Acceptabele tussenweg
De focus op lng is niet verbazingwekkend: vloeibaar gas is al jaren aan een opmars bezig. De timing is tegelijkertijd pikant: de afgelopen weken zette de Amerikaanse president Donald Trump Europa herhaaldelijk onder druk om meer vloeibaar gas uit Amerika te importeren.
En de erkenning dat het zinvol is langdurig op vloeibaar gas in te zetten is een breuk met de filosofie van de voorbije jaren. Al bij de totstandkoming van de Green Deal erkenden politici dat duurzame energiebronnen op de lange termijn weliswaar energiezekerheid tegen lage prijzen boden, maar dat de overbruggingsperiode tussen fossiele en nieuwe energie nog lastig kon worden.
Dat werd helemaal duidelijk toen Europese landen na de Russische invasie in Oekraïne zo snel mogelijk hun afhankelijkheid van olie en gas uit Rusland wilden afbouwen. Vloeibaar gas – dat minder vervuilend is dan olie en steenkool – is daarom wat langer dan voorzien een acceptabele middenweg, zegt de Commissie nu.
De Clean Industrial Deal kan daarmee wel gezien worden als de opvolger van de Green Deal waar de vorige Commissie mee kwam, en toch ook weer niet. Ja, de nieuwe Europese Commissie zet een koerswijziging in waarbij de economie weer wat meer gewicht krijgt en de scherpste randjes van het klimaatbeleid worden geschaafd.
Maar: de Green Deal bestond uit een waslijst van wetten, terwijl zijn industriële tegenhanger geen enkele wet bevat. Het is eerder een actieplan. En zó radicaal is de koerswijziging ook niet, benadrukt de Commissie zelf graag. Het doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn, blijft overeind.
Wopke Hoekstra, Eurocommissaris voor Klimaat en Schone Groei, mag de uitvoering van de Clean Industrial Deal op zich nemen, samen met twee van zijn collega’s in de Europese Commissie: Teresa Ribera, een Spaanse sociaal-democraat, en Stéphane Séjourné, een Franse liberaal.
De drie vertegenwoordigen alle smaken uit het politieke midden. Dat zal geen overbodige luxe zijn, als de landen en het Europees Parlement zich moeten mengen in het debat over de koorddans-act tussen industriepolitiek en klimaatdoelen.
In het plaatsje Hemmen in de Betuwe wilde het Landgoed Hemmen zonnepanelen aanleggen. Dat landgoed is eigendom van de Stichting het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending. Nu had die stichting in 1986 een overeenkomst gesloten met de toenmalige netbeheerder om hoogspanningslijnen en vier hoogspanningsmasten toe te staan op een strook grond van ongeveer 70 bij 1.700 meter. Wegens de „hinder en schade die een gewoon gevolg is” van de leidingen en de masten, betaalde de netbeheerder de stichting ruim 40.000 gulden.
Toen de zonnepanelen eraan kwamen, in 2018, beriep de opvolgende netbeheerder (Tennet) zich op dat contract. Daardoor zou een aanzienlijk deel van het geplande ‘zonnepark’ zelfs buiten die strook niet door kunnen gaan. De hoogspanningsmasten moesten bereikbaar blijven, en uit onderzoek dat de stichting op last van Tennet moest uitvoeren, bleek bovendien dat je bij hoogspanningsleidingen vanwege elektromagnetische verschijnselen minder zonnepanelen kunt plaatsen.
Een groot deel van het zonnepark is nu aangelegd, maar niet alle panelen konden worden gelegd, wat de opbrengsten drukte. Was met deze opbrengstenderving rekening gehouden bij de schadevergoeding in 1986? Volgens Tennet wel, de stichting beweerde van niet.
Na veel overleg volgde een procedure bij de rechtbank Gelderland. En die besliste najaar 2023 dat de stichting onvoldoende had onderbouwd dat de extra hinder en schade niet was „voorzien/verdisconteerd in de reeds uitgekeerde vergoeding”.
De uitspraak: Toegewezen
In hoger beroep komt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot een heel ander oordeel. In de voorwaarden bij de overeenkomst is sprake van toekomstschade: schade die ten tijde van de uitgekeerde vergoeding „niet kon worden voorzien of bepaald”.
Dit artikel zou betekenisloos worden als álle mogelijke latere schade onder de vergoeding voor gewone hinder en schade zou vallen.
Tijdens de zitting noemde Tennet als voorbeeld van mogelijke toekomstschade „lucratieve ontwikkelingen” die niet door zouden kunnen gaan omdat „kabels in de weg zitten” – daarop zou die bepaling wel van toepassing zijn. Maar dat voorbeeld wijkt volgens het hof nauwelijks af van de zonnepanelen in Hemmen.
Ook uit andere verklaringen krijgt het hof de overtuiging dat beide partijen in 1986 ervan uitgingen dat onvoorzienbare schade later aan de orde zou moeten komen – en ook vergoed moeten worden. Dus „het beroep slaagt”.
Het commentaar
Voor het hoger beroep heeft de stichting veel extra stukken boven tafel gehaald, zegt advocaat Els Harbers (Vangoud Advocaten), die voor de stichting optrad. „Daaruit bleek wat toentertijd is besproken, onder andere over eventuele toekomstige schade. Het onderzoek naar zonnepanelen bij hoogspanningsleidingen kostte bovendien veel geld, maar Tennet bleef nee zeggen tegen extra vergoedingen.”
Volgens Harbers speelt het probleem bij meer contracten uit de jaren tachtig en negentig. En de elektriciteitsverbinding waar het hier om gaat is lang. „Die loopt van Dodewaard via Doetinchem en Twente naar Groningen – als daar, net als in Hemmen, agrarische grond anders wordt geëxploiteerd, heeft het arrest zeker gevolgen bij vergelijkbare overeenkomsten.”
Woordvoerder Jorrit de Jong van Tennet is er niet bang voor. Hij mailt: „De uitkomst van deze procedure is nauw verbonden met de specifieke omstandigheden van dit bijzondere geval.” De fysieke ruimte wordt wel schaarser, en er moet „dichter bij de directe leefomgeving van mensen” worden gewerkt. Maar door leidingen bijvoorbeeld met drones te inspecteren in plaats van met hoogwerkers, kan de netbeheerder met grondeigenaren andere afspraken maken dan voorheen. Niettemin beraadt Tennet zich op cassatie bij de Hoge Raad.
Björn Hoops, hoogleraar privaatrecht en duurzaamheid in Groningen, vindt het een „interessant arrest als stok achter de deur” voor bedrijven als Tennet om zich soepeler op te stellen. „Zo ontwikkelen we hier aan de universiteit, samen met de rechtspraktijk, modelcontracten waardoor zonnepanelen sneller en goedkoper kunnen worden gefinancierd. Dit arrest kan ook dat makkelijker maken.”
Volgens Hoops moeten netbeheerders en elektriciteitsbedrijven de ruimte behouden om de infrastructuur te onderhouden en het elektriciteitsnet te verzwaren, ook gezien de noodzakelijke verduurzaming. „Maar er is altijd een grijze zone waarin je meer of minder kunt meewerken met de andere partijen. Je moet aan tafel gaan en er samen uit komen.”
Verduurzaming is volgens Hoops een actueel, en controversieel onderwerp. Samen met notarissen hebben wetenschappers van diverse universiteiten sinds 2016 een serie breed gedragen voorstellen gedaan om wetten aan te passen, mede met het oog op duurzaamheid. „Op basis van de huidige wetgeving is een kantoor in een hoog gebouw verplicht te verduurzamen, een supermarkt in hetzelfde gebouw is dat niet. Dit is maar één voorbeeld van een probleem waarop de wet nu geen antwoord heeft. Hoe kun je dat beter regelen en geld besparen voor iedereen? Maar vorige regeringen deden niks met de voorstellen – en deze regering heeft duurzaamheid ook niet hoog in het vaandel.”
De bottelmachine die zojuist nog om de paar seconden een rij vers gevulde bierflesjes afleverde, staat ineens stil. Een probleempje met de aandrijfriem, waardoor de lopende band die de lege flesjes moet aanvoeren niet meer werkt. „Zet ze er dan maar met de hand in”, zegt bierbrouwer Garmt Haakma (61) tegen de twee medewerkers die de machine bedienen. „De tank moet vandaag wel leeg.”
Het is dinsdagochtend. Op woensdag moet de tank waar dit bier uit komt weer vrij zijn voor de volgende ronde bierbrouwen. Dat is het vaste ritme hier bij brouwerij De 7 Deugden in Sloten, een dorp vastgeplakt aan Amsterdam: van woensdag tot vrijdag brouwen, maandag en dinsdag bottelen, etiketten plakken en klaarmaken voor verzending. Afgelopen jaar produceerden de twaalf grote brouwketels van De 7 Deugden ongeveer 100.000 hectoliter (zo’n 2,5 miljoen glazen) bier: van witbier tot tripel en van ‘gewoon’ pils tot speciale seizoensbieren.
Haakma richtte de brouwerij in 2010 op. Omdat hij van bier houdt, maar meer nog omdat hij een sociale onderneming wilde opzetten waar mensen met een beperking, die elders lastig werk vinden, aan de bak zouden kunnen. Inmiddels werken er twintig mensen bij De 7 Deugden. Het merendeel van het bier wordt via de slijter aan de man of vrouw gebracht; een kleiner deel verkopen ze via de horeca.
De 7 Deugden was een voorloper in de brouwershausse die Nederland de afgelopen jaren overspoelde. Op een gegeven moment leek op elke verjaardag wel iemand rond te lopen die z’n eigen bier brouwde. Waren er in 2010 slechts 75 geregistreerde Nederlandse brouwers, op 1 januari dit jaar was dat aantal vertienvoudigd tot 740.
Doormodderen
Maar, zo bleek dinsdag uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek: de brouwhype lijkt zijn top te hebben bereikt. Voor het eerst sinds 2010 daalde in 2024 het aantal actieve bierbrouwers. Vooral kleine brouwers met een of twee werknemers stopten ermee, maar volgens Haakma hebben ook de wat grotere brouwers het momenteel moeilijk: „Het is gewoon heel lastig om hier je brood mee te verdienen.”
Verschillende soorten bier van brouwerij De 7 Deugden.
In feite kregen brouwers te maken met een perfect storm, legt hij even later uit in het kantoor boven de brouwerij. „Het was al dringen op de markt toen de coronapandemie uitbrak, waardoor de verkopen in de horeca tijdelijk stil kwamen te liggen. Vervolgens stegen vanaf 2022 de grondstoffenprijzen hard én werd de accijns op bier vanaf 2024 verhoogd,” vertelt Haakma. „En door de inflatie kochten klanten in de supermarkt vaak liever een IPA van het huismerk voor 99 cent, in plaats van de onze voor 3,50. Zo kwam bij heel veel brouwers het water aan de lippen te staan.” Bovendien loopt de bierconsumptie al jaren terug: in 2023 dronken Nederlanders volgens het CBS jaarlijks gemiddeld 4,1 liter minder bier dan tien jaar eerder.
Een gegeven moment werden we links en rechts ingehaald door allerlei andere craft brewers
Wat ook niet hielp is dat veel brouwers vanaf 2015, het hoogtepunt van de markt, fors in hun onderneming geïnvesteerd hadden. Zo ook Haakma zelf. „We hadden in de beginjaren leuk geëxperimenteerd met kruiden en allerlei varianten, maar op een gegeven moment werden we links en rechts ingehaald door allerlei andere craft brewers [kleine onafhankelijke brouwerijen]. Ik dacht: als we in een schuurtje blijven doormodderen, houden we het niet vol.”
Dankzij zes ton aan leningen uit zijn eigen netwerk, geld uit een aantal fondsen en steun van de bank kon De 7 Deugden uitbreiden naar een gloednieuwe brouwerij naast de oude molen van Sloten. Die opende in 2018 zijn deuren. De eerste jaren ging het goed en groeide de productie – die van zijn eigen bieren, maar ook die van andere ambachtelijke brouwers die de tweeduizendliterketels huurden om er hun bier in te laten brouwen. Haakma: „Dat zijn vaak eenpersoonsbrouwerijen. Zij leveren een recept en het etiket aan, wij brouwen vervolgens het bier voor ze.”
Reddingsoperatie
Maar Haakma zag in 2023 de markt instorten. Er meldden zich nauwelijks nog brouwers om zijn ketels te huren, zelf moest hij de productie ook terugschalen wegens tegenvallende verkopen. Wat niet hielp, was dat grote brouwers Heineken en Bavaria enkele producenten van ambachtelijk bier hadden opgekocht en deze biermerken volop in de etalage zetten bij slijterijen en cafés.
„Het wordt een totaal andere tak van sport als je met Heineken moet concurreren”. zegt Haakma. „Het maakt de distributie van ons bier uitermate lastig. Als ik bij een café kom en ik zie dat ze er merken van Oedipus verkopen, dan denk ik: ik hoef er niet meer aan te kloppen, Heineken is er al.” (Het Amsterdamse Oedipus Brewing werd in 2023 door Heineken overgenomen.)
Oprichter van de De 7 Deugden, Garmt Haakma: „De crisis is nog niet helemaal voorbij.”
Een jaar geleden kwam De 7 Deugden in de financiële problemen, vertelt Haakma. „Alles werd minder, maar we hadden veel geïnvesteerd – dan krijg je problemen met je vaste lasten.” Een fonds dat had geïnvesteerd in de nieuwe brouwerij, eiste de contractuele betalingen op, een faillissement dreigde. Haakma ontkwam niet aan een reddingsoperatie: aan alle geldschieters werd gevraagd hun lening om te zetten in aandelen, van zijn twee verkopers in vaste dienst nam hij afscheid om kosten te besparen.
Wat zijn bedrijf redde: een private geldschieter verstrekte een nieuwe lening, en De 7 Deugden ging samenwerken met een andere brouwer die zijn bier nu ook in Sloten laat produceren. Na twee jaar van teruglopende productie kan hierdoor het aantal hectoliters in 2025 weer omhoog, verwacht Haakma.
„De crisis is nog niet helemaal voorbij, maar de directe dreiging is er nu wel vanaf”, zegt hij op kantoor. „Dat is ook goed nieuws voor de mensen die hier een fijne werkplek hebben gevonden. Ik zie het inmiddels wel weer zitten en denk dat we in de loop van dit jaar weer zwarte cijfers zullen schrijven.”
De Nederlander Hein Schumacher stopt in maart onverwacht als topman van Unilever, zo maakte het bedrijf vandaag bekend in een persbericht. Hij wordt opgevolgd door de huidige financieel topman van het Britse concern, Fernando Fernandez. De redenen voor Schumachers plotse vertrek – hij zat nog maar op deze plek sinds juli 2023 – zijn niet direct duidelijk. In het persbericht staat dat het besluit in „wederzijdse overeenstemming” is genomen.
Een verdere greep uit het economische nieuws van vandaag:
Het is een spannende beleggingscategorie: Chinese tech-aandelen. AI-bedrijf DeepSeek zorgde vorige maand met zijn lancering van een geavanceerde, goedkoop ontwikkelde chatbot voor bewondering (in China zelf) en ongerustheid (in het Westen). Gisteren kondigde webwinkelgigant Alibaba aan „ten minste” 380 miljard yuan (50 miljard euro) te investeren in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie en cloudopslag. Het kan niet op? Nou, beleggers hebben zo hun twijfels. Aandelen Alibaba staan in Hongkong 3,2 procent lager en ook andere Chinese tech-aandelen staan fors in de min. De verpester van het feestje heet Donald J. Trump. Hij kondigde aan de Amerikaanse uitvoer van chiptechnologie naar China, en Amerikaanse investeringen in China in deze sector, verder aan banden te zullen leggen. „De markt is zo geobsedeerd geweest met China’s AI-verhaal dat Trump is vergeten”, aldus Qi Wang, techinvesteerder, in Hong Kong, volgens persbureau Reuters.
Je krijgt soms de indruk dat de verkoop van elektrische auto’s een beetje in het slop zit, maar deze cijfers, die we lezen bij persbureau ANP, vertellen iets anders: Het aantal verkochte elektrische auto’s in de EU steeg in januari met 34 procent op jaarbasis, tot ruim 124.000, zo meldt de Europese autobrancheorganisatie ACEA. Het grootste aandeel had Duitsland (34.498), met een stijging van ruim 53 procent. In Nederland ging het om ruim 11.000 stekkersauto’s (plus 28 procent).
Hou toch maar vast aan die huurwet, zeggen grote beleggers en ontwikkelaars tegen het FD. De huurwet, van oud-minister van Volkshuisvesting Hugo de Jonge (CDA), is weinig populair, omdat deze zou leiden tot minder woningaanbod voor huurders. Veel beleggers doen hun woningen in de verkoop, omdat de wet het verhuren onaantrekkelijker maakt. Maar huidig minister Mona Keijzer kan maar beter aan de wet vasthouden, zeggen de brancheverenigingen voor institutionele vastgoedbeleggers (IVBN) en projectontwikkelaars (Neprom) nu tegen het FD. „Als je er nu weer aan gaat sleutelen, ontstaat er opnieuw heel lang onduidelijkheid. Dat schrikt investeerders af en remt de bouw van huurwoningen”, zo klinkt het.
Sinds de lancering van de nieuwste chatbot van Chinees AI-bedrijf DeepSeek een maand geleden, beleeft China een AI-hype. Jong en oud downloadde de app. „Mijn vader gebruikt hem ook”, vertelt de 41-jarige You Tianlong, die werkt aan een universiteit in het zuiden van China. Tijdens de recente vakantie rond het Chinese nieuwjaar was de chatbot het favoriete onderwerp van gesprek. Omdat er zoveel gebruikers tegelijk waren, kon de server het vaak niet aan. „Iedereen was er vol van, dat we ondanks alle beperkingen die de VS aan China hebben opgelegd, en zonder toegang tot de beste chips dus, zo’n goede AI-tool konden ontwikkelen.”
Lees ook
Toen de oprichter van DeepSeek jaren geleden chips inkocht nam niemand hem serieus. Nu is hij in China de nationale trots
DeepSeek verraste vorige maand de wereld door de hoge kwaliteit van zijn R1-model, generatieve AI die getraind werd op een goedkopere manier door spaarzaam gebruik te maken van chips. Vanwege Amerikaanse exportrestricties hebben Chinese bedrijven beperkt toegang tot de meest geavanceerde halfgeleiders. De innovatie kwam niet uit de koker van een groot staatsbedrijf, maar werd ontwikkeld door een start-up met geld dat topman Liang Wenfeng in de financiële sector verdiende, zonder staatssteun.
Daarmee leidde het succes van DeepSeek ook tot een politieke discussie in China, over de rol van de staat in China’s economie. Onder het huidige leiderschap werd overheidscontrole juist versterkt. Maar de Chinese overheid omarmt het fenomeen DeepSeek graag. Vorige week maandag schudde een minzaam glimlachende president Xi Jinping de hand van Liang. De veertigjarige, bebrilde programmeur zag er daarbij wat geïntimideerd uit.
De handdruk vond plaats tijdens een zeldzame ontmoeting van president Xi met ceo’s van een aantal van China’s belangrijkste private bedrijven, vooral uit de techsector. De boodschap: China’s private sector heeft de steun van Beijing – en tech-innovatie is een topprioriteit.
Staat op afstand
Ook in China kwam DeepSeek onverwachts. De afgelopen jaren maakten onderzoekers in China zich flink zorgen over de impact van de Amerikaanse exportrestricties op AI-innovatie in het land. Zonder toegang tot geavanceerde chips zou China veel moeite hebben de innovatie in Silicon Valley bij te benen. „Maar DeepSeek heeft dat narratief helemaal veranderd”, zegt Jinghan Zeng, die aan de Universiteit van Lancaster onderzoek doet naar China’s AI-strategie en „net als bijna iedereen in China” verrast werd door het bedrijf.
Het succes moet volgens Zeng niet worden toegeschreven aan de Chinese staat. Die heeft weliswaar allerlei plannen om China een supermacht op het gebied van kunstmatige intelligentie te maken, maar in de praktijk blijkt innovatie lastig te plannen, ook in China. DeepSeek stond in geen enkel plan. „Alle belangrijke digitale techbedrijven in China zijn private bedrijven. Dit is geen overwinning van een staatsstrategie, maar een succes van China’s private sector.”
Het bedrijf is gevestigd in Hangzhou, een megastad ten zuidwesten van Shanghai in een van China’s welvarendste regio’s. Ook andere beroemde Chinese private bedrijven, zoals Alibaba, hebben er hun hoofdkwartier. Online discussiëren mensen over het geheim van het succes van de stad. Veel mensen wijzen op de lokale overheid, die zich niet te veel met bedrijven bemoeit, maar wel helpt waar dat kan, bijvoorbeeld op het gebied van goede infrastructuur.
Chinese gezegden
Het is begrijpelijk dat de Chinese overheid het onwaarschijnlijke succes in haar propaganda verwerkt, vindt professor Zeng. „Dat zou elke regering doen.” Bovendien straalt het inderdaad positief af op het huidige economische klimaat. Blijkbaar heeft de overheid bepaalde dingen goed gedaan. Maar het is belangrijk dat daar de juiste conclusies uit worden getrokken. „De overheid moet wat meer afstand houden en goede randvoorwaarden voor innovatie creëren op wettelijk, commercieel, financieel en technologisch gebied. Niet nu miljarden staatssteun hierop zetten. Dat is niet de les die DeepSeek ons leert.”
De private sector kan het positieve signaal dat de centrale overheid vorige week gaf goed gebruiken. De afgelopen jaren hadden delen van de sector het zwaar te verduren, doordat Beijing strengere regelgeving invoerde, vooral in tech en vastgoed. Staatsbedrijven kregen het juist makkelijker.
Het afgelopen jaar was er ook veel onrust in de sector vanwege arrestaties. Meer dan tachtig leidinggevenden van beursgenoteerde bedrijven kregen in 2024 te maken met detenties, die vaak meer te maken hadden met financiële conflicten dan met echte overtredingen van de wet. Vanwege geldgebrek zetten lokale overheden, die worstelen met China’s kwakkelende economie, private bedrijven onder druk met hoge boetes of met gevangenisstraffen voor ondernemers die de overheid last bezorgen, bijvoorbeeld door onbetaalde rekeningen op te eisen.
De bijeenkomst van vorige week moet ondernemers in China het gevoel geven dat de centrale overheid dat soort praktijken afkeurt, en dat zij de cruciale rol van private bedrijven – goed voor zo’n 60 procent van China’s bbp – in China’s economie erkent. Tegelijk is die waardering er vooral voor bedrijven die aansluiting zoeken bij nationale prioriteiten op het gebied van technologische innovatie en de concurrentie met de Verenigde Staten. „De privésector is gewild, maar binnen de grenzen van de staat”, stelt economisch analist Lizzi Lee in Foreign Policy.
Lees ook
Miljardair Jack Ma is al maanden spoorloos verdwenen — ging hij te ver?
Een voorbeeld hiervan is de recente transformatie van techgigant Alibaba. Sinds 2020 hield ceo Jack Ma zich op de vlakte, na een tijdelijke verdwijning die gezien werd als politieke waarschuwing aan de uitgesproken zakenleider. In die jaren veranderde ook het bedrijf, van een e-commerceleider tot een bedrijf dat zich ook veel met cloud computing en kunstmatige intelligentie bezighoudt. Juist die infrastructuur is belangrijk voor de toekomst van China’s eigen AI-systemen, die veel rekenkracht nodig zullen hebben. Alibaba maakt zich zo nuttig voor de strategische prioriteiten van de Chinese overheid – en Jack Ma mocht vorige week voor het eerst in vijf jaar weer aanschuiven in Beijing. Maandag zegde Alibaba toe de komende jaren „ten minste” 380 miljard yuan (50 miljard euro) te investeren in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie en cloudopslag.
Nieuwe ideeën
Ondertussen begint het R1-model van DeepSeek de Chinese samenleving voorzichtig te veranderen, op eenzelfde manier als ChatGPT-4 dat deed in Europa. ChatGPT wordt in China geblokkeerd en veel mensen maken nu voor het eerst kennis met de voordelen van generatieve AI. „Bij eerdere Chinese chatbots had je te veel het gevoel met een robot te praten”, vertelt Ding, leraar aan een basisschool in Qingdao. „Maar DeepSeek is echt goed. Daardoor krijg je nieuwe ideeën.”
Lees ook
Een middag chatten met DeepSeek legt de worsteling van de chatbot bloot. Vrijheid in Hongkong? ‘Laten we het over iets anders hebben’
Hij gebruikt de app nu ook in zijn literatuuronderwijs. „Een paar dagen geleden heb ik samen met mijn leerlingen DeepSeek instructies gegeven voor een gedicht over de lente, dat hij moest schrijven in de stijl van de Chinese dichter Du Fu. Er kwam iets moois uit. DeepSeek weet ook echt veel van de Chinese taal en geschiedenis.”
Ook steeds meer bedrijven en overheidsinstanties integreren de chatbot in hun producten. Merken als Huawei, Xiaomi en Lenovo zijn al overstag, en zelfs de concurrerende chatbot-app Yuanbao van het grote techbedrijf Tencent integreerde DeepSeeks model, dat zo nog sneller een groot publiek kan bereiken.
Maar met de snelle adoptie van generatieve AI komen ook zorgen over de risico’s opzetten. Wat gaat AI doen met de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld? De competitie in de Chinese banenmarkt is ook zonder grootschalig gebruik van AI al zo moordend. You, de universitair medewerker, ziet het met lede ogen aan. „De Chinese samenleving is zo competitief. Als er een nieuwe manier is om jezelf te versnellen, zullen mensen die met beide handen aangrijpen.”
„Het is onvermijdelijk”, voegt hij berustend toe. „Maar we zitten hier al decennia in een sociale transformatie. We zijn gewend aan razendsnelle verandering.”
Helemaal onderaan een brief van 15 kantjes van de European Round Table for Industry aan de Europese Commissie stonden eerder deze maand twee korte verklaringen. Levensmiddelenbedrijven Nestlé en Unilever en cosmeticabedrijf l’Oréal distantieerden zich van veel van de bezwaren die hun collegamultinationals in de pagina’s daarvoor inbrachten tegen de nog maar net ingevoerde Europese duurzaamheidsregelgeving.
Dit gebeurt hoogst zelden bij gemeenschappelijke verklaringen van deze European Round Table, waarvan grote Europese bedrijven lid zijn als TotalEnergies, Shell, BMW, Nokia en Nederlandse ondernemingen als Heineken, ASML en Philips. De grote multinationals keerden zich in hun brief tegen onderdelen van drie Europese regelingen die voortvloeien uit de Green Deal: een richtlijn voor duurzaamheidsrapportages, een over maatschappelijk verantwoord ondernemen en een over groene taxonomie, waarin is vastgelegd welke investeringen als duurzaam mogen worden beschouwd, en welke niet. Onder de vorige Europese Commissie onder voorzitterschap van Ursula von der Leyen (2019-2024) zijn die regels na een lange voorbereidingstijd met veel gelobby en onderhandelingen door het Europees Parlement aangenomen.
De nieuwe Commissie wil deze regelingen samenvoegen in één zogeheten Omnibus-regeling. Met als motivatie: versimpeling van de regels. Dat zou het concurrentievermogen van Europese bedrijven moeten vergroten.
Rechtse partijen afkerig
Veel bedrijven zagen de afgelopen weken kansen om via hun lobby-organisaties druk te zetten op de Commissie om de regels te versoepelen, gesteund door regeringen van landen als Duitsland en Frankrijk. Bovendien heeft deze Commissie ook te maken met een nieuw Europees Parlement, waarin rechtse partijen de overhand hebben die zich al afkerig hebben getoond van strenge duurzaamheidsregels. Dit weekend lekten voorstellen uit die circuleren binnen de Commissie, waaruit blijkt dat de reikwijdte van de regelingen zal worden teruggebracht.
Lang niet alle bedrijven zijn blij met vergaande aanpassingen. „We moeten het kind niet met het badwater weggooien”, zegt Bart Vandewaetere van levensmiddelengigant Nestlé (dat merken heeft als San Pellegrino, Maggi, KitKat, Nuts, Nescafé en Nespresso). De communicatiedirecteur van Nestlé Europa wijst erop dat zijn bedrijf al meer dan tien jaar op vrijwillige basis veel onderzoek heeft gedaan naar de milieu-impact en de mensenrechtenissues in de keten van zijn producten. „Wij hebben er actieplannen voor ontwikkeld, omdat wij nu weten op welke issues wij een impact hebben en welke een bedreiging vormen voor onze business. We rapporteren daar zelf al jarenlang over. De Europese regelgeving zorgt ervoor dat meer bedrijven dat moeten gaan doen. Dat creëert een gelijk speelveld en dat juichen we toe.”
Unilever stelt in een aan NRC gestuurde verklaring dat het – net als Nestlé – vreest dat het gelijke speelveld verdwijnt als de wetgeving wordt aangepast. Dat zou volgens Unilever bovendien kunnen leiden „tot rechtsonzekerheid en een gebrek aan dringend benodigde planningszekerheid”.
Versoepeling
Nestlé en andere bedrijven die zich voorlopers achten met hun duurzaamheidsbeleid vrezen nu voor stevige aanpassing van drie richtlijnen. Volgens de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive) moeten grote bedrijven (meer dan 1.000 werknemers, omzet boven de 450 miljoen euro) vanaf dit jaar en kleinere beursgenoteerde bedrijven vanaf volgend jaar jaarlijks rapporteren over hun klimaat- , duurzaamheids- en sociaal beleid. Deze weken komen de eerste verslagen volgens deze nieuwe standaard uit. Ze tellen al snel 80 tot 100 pagina’s, het twee weken geleden verschenen CSRD-verslag van Nestlé zelfs bijna 200 pagina’s.
„Natuurlijk zien wij door deze exercitie ook in dat de regels vereenvoudigd zouden kunnen worden”, zegt Vandewaetere. „Maar daarvoor hoef je niet de basiswetgeving aan te passen. Daar zit vooral een agenda achter om die wetten voor een deel te blokkeren.”
Uit gelekte voorstellen blijkt dat de Commissie de CSRD alleen nog maar wil laten gelden voor de grote bedrijven die sinds dit jaar aan de nieuwe verslaggevingsrichtlijn moeten voldoen. Voor kleinere bedrijven zou de verplichting worden geschrapt.
De CSDDD (Corporate Sustainability Due Diligence Directive, ook wel aangeduid als de anti-wegkijkwet) verplicht bedrijven tot maatschappelijk verantwoord ondernemen door in hun hele keten onderzoek te doen naar mensenrechten, arbeidsomstandigheden en impact op klimaat en natuur. Ze moeten daarbij misstanden opsporen en aanpakken. Deze verplichting zou vanaf 2027 gelden voor grote en kleine bedrijven.
Die verplichting zou volgens de gelekte voorstellen nu beperkt worden tot bedrijven met meer dan 500 werknemers. Het onderzoek zou zich alleen nog hoeven uitstrekken tot de directe toeleveranciers van bedrijven, maar niet tot verder in de keten. En het zou nog maar eens in de vijf jaar moeten worden uitgevoerd, dat is in de huidige regeling nog jaarlijks.
Welke aanpassingen de Commissie in de groene taxonomie wil aanbrengen, is nog niet uitgelekt. Woensdag beslist de Europese Commissie over de Omnibus-wet.
Cacao
De vrees voor een ernstige versoepeling en vertraging van de groene wetgeving is groot bij bedrijven zoals Nestlé , Unilever, Signify en Primark. Deze bedrijven hebben al stevig geïnvesteerd om de nieuwe regelgeving in te voeren. Zij stuurden in verschillende samenwerkingsverbanden brieven aan de Europese Commissie, waarin ze aandrongen op vasthouden aan het ingezette beleid.
”Wij hebben een sterke behoefte aan voorspelbaarheid”, zegt hoofd Public Affairs Mario Giordano van Signify, de voormalige lichtdivisie van Philips. „Wij hebben ons huiswerk gedaan, investeringen gedaan, plannen op korte en lange termijn gemaakt en de klus geklaard. Als er enige overlap wordt gereduceerd en sommige regels worden versimpeld, zijn we daar niet op tegen. Maar we vrezen dat de doos van Pandora weer wordt geopend en de onderhandelingen worden heropend. Dat zou het onvoorspelbaar maken, en dat is slecht voor bedrijven.”
Zijn collega Maurice Loosschilder, hoofd duurzaamheid van Signify, benadrukt dat het CSRD-verslag dat deze week uitkomt naadloos past in het ‘klimaattransitieplan’ van het bedrijf. „Dat plan was niet gemotiveerd door de regulering die op ons afkwam, maar door ons doel om in 2040 net zero te zijn. Door te rapporteren volgens CSRD kunnen we transparant laten zien hoe we daar voortgang mee maken. Met alle stappen die we de afgelopen jaren al hadden gezet, was het voldoen aan CSRD niet zo ingewikkeld. Dat kan voor andere bedrijven complexer zijn en de investeringen kunnen dan hoger uitpakken. Vooral als ze een nog niet zo ver ontwikkelde duurzaamheidsstrategie hebben. ”
‘Heel gevaarlijk precedent’
Het zou een „heel gevaarlijk precedent” scheppen als die discussies over alle door het Europese Parlement al aangenomen regelgeving heropend worden, zegt Tsvetelina Kuzmanova van denktank Cambridge Institute for Sustainable Leadership. Die werkt nauw samen met bedrijven die zich als voorlopers beschouwen, zoals Signify, Ikea en Hennes & Mauritz. „Het gekke is dat weinig bedrijven in ons netwerk van ‘Corporate Leaders’ de afgelopen weken zijn uitgenodigd voor de consultaties die de Commissie heeft gehouden”, zegt zij. „Het wordt wel geframed alsof het gaat om concurrentievermogen, maar daar heeft het niets mee te maken. Er wordt verzocht om vertraging, maar vertraging helpt bedrijven helemaal niet als ze zich al jarenlang hebben voorbereid.”
Vertraging van de regelgeving is ook een grote vrees bij Vandewaetere van Nestlé: „Het gaat ons dan heel veel moeite kosten om bijvoorbeeld omstandigheden voor boeren daadwerkelijk te verbeteren. Wij weten op grond van alle verzamelde data dat 60 tot 70 procent van de emissies die wij veroorzaken, komt van landbouw en de landbouwproducten die wij gebruiken. Wij geven boeren premies om hun uitstoot te verminderen. Maar als een boer met zijn producten net zo makkelijk naar een concurrent van ons kan stappen die deze eisen aan zijn uitstoot niet stelt, dan is dat voor hem veel makkelijker. Hoe meer bedrijven dezelfde eisen stellen, hoe groter de kans is dat boeren hun manier van productie veranderen.”
Samen met bijna alle belangrijke concurrenten in de chocolade-industrie stuurde Nestlé een brief naar de Commissie. Die werd ook ondertekend door Amerikaanse bedrijven als Mondelez (met merken als Milka, Cote d’Or en Toblerone) en Mars Wrigley. „We hebben een aantal jaren geleden gezamenlijk met een aantal ngo’s als de Rainforest Alliance gepleit voor deze wetgeving”, zegt Vandewaetere. „Dan is het logisch dat we deze nu niet weer afgebroken willen zien worden.”
Ook Tony Chocolonely behoort tot de ondertekenaars, al hoeft het niet aan de nieuwe regelgeving te voldoen. Het jonge Nederlandse bedrijf maakt er een erekwestie van te bewijzen dat ook een kleiner bedrijf aan de regelgeving kan voldoen. „Natuurlijk hebben wij een grote voorsprong op andere bedrijven, omdat het sinds de oprichting in ons DNA zit om onderzoek in onze productieketen te doen”, zegt Belinda Borck. „Ons onlangs verschenen duurzaamheidsverslag is in grote lijnen al overeenkomstig de CSRD-richtlijn en wij willen laten zien dat ook met het volledig voldoen aan CSDDD het mogelijk is om een winstgevende business te runnen”, zegt zij. „Er zou geen onderscheid tussen grote en kleine bedrijven gemaakt moeten worden, het zou gewoon een basisnoodzaak moeten zijn om aan deze regels te voldoen. Zo goed gaat het niet in de wereld. We zien de ontbossing toenemen, de doelstellingen van het akkoord van Parijs worden niet gehaald en we zien verslechteringen in arbeidsomstandigheden.”
Ervaringen accountants
Voor kleine bedrijven kunnen de regelingen wel degelijk te gedetailleerd zijn, is de conclusie van accountants die deze weken de laatste hand leggen aan het goedkeuren van duurzaamheidsverslagen volgens de CSRD-richtlijnen. Zes grote accountantsorganisaties (Deloitte, EY, KPMG, PwC, BDO en Grant Thornton) stuurden deze maand ook een brief, waarin ze vooral voor kleinere bedrijven aandrongen op simpeler standaarden.
„Wij ronden nu de CSRD-verslagen af van veel grote bedrijven, die deze weken gepubliceerd zullen worden. Wij zien dat bedrijven aan heel veel punten moeten voldoen en een enorme hoeveelheid data moeten verzamelen. Het is nog gedetailleerder dan wij in eerste instantie hebben ingezien”, zegt Mark Vaessen, hoofd duurzaamheidsverslaggeving bij KPMG. „De echt grote bedrijven kunnen dat nog wel aan, maar kleinere en ook middelgrote bedrijven missen daarvoor de menskracht en moeten dan forse investeringen doen”, zegt hij.
Volgens KPMG zou het verstandig zijn om alleen kleine bedrijven uit te zonderen, maar niet de middelgrote. Wel zou het volgens de accountants goed zijn om het aantal standaarden waar deze aan moeten voldoen te beperken. „Je zou de CSRD voor die middelgrote bedrijven ook meer gefaseerd kunnen invoeren, zodat er eerst meer geleerd kan worden van de ervaringen van de grote bedrijven”, zegt Mariska van de Luur, lid van de raad van bestuur van KPMG Nederland. Maar van uitsluiten zijn Vaessen en zij geen voorstander. „Die middelgrote bedrijven dragen bijvoorbeeld ook voor een aanzienlijk deel bij aan de CO2-uitstoot in Europa.”
Bij de accountants leeft de zorg dat het principe van de zogeheten dubbele materialiteit op het spel wordt gezet. Dat houdt in dat een bedrijf de verplichting heeft in het duurzaamheidsverslag twee aspecten goed toe te lichten. Wat is de impact van klimaat- en andere duurzaamheidsissues op de eigen financiële resultaten? En welke activiteiten van het bedrijf hebben invloed op milieu, natuur en de samenleving? Er gingen geruchten dat de Commissie ook aan dat principe wilde tornen, maar in de uitgelekte voorstellen is dat nog niet terug te vinden. „Europa heeft daarmee een standaard gezet, die bijvoorbeeld door landen als China en Japan is overgenomen. Het zou echt zonde zijn als dat wordt opgegeven”, zegt Vaessen.
Ook de bedrijven die bij de Commissie hebben aangeklopt, hechten grote waarde aan dit principe van dubbele materialiteit. „Wij doen die analyse al jaren, al lang voor het inwerking treden van de CSRD”, zegt Maurice Loosschilder van Signify. „Het geeft goed aan over welke issues je bedrijf zich zorgen zou moeten maken en waar het aan zou moeten werken. Bovendien kun je als je daarop verschillende bedrijven vergelijkt, echt zien wat de impact van een hele sector is en wat een individueel bedrijf daaraan bijdraagt.”
Die mening deelt Vandewaetere van Nestlé. „Dit is bedrijfsvoering die de maatschappij van bedrijven in de 21ste eeuw verwacht. Ik heb tegenover concurrenten en tegenover andere leden van de European Round Table benadrukt dat deze wetgeving de goede richting heeft.”
Op de werf van technisch dienstverlener Equans in Hoboken, een district van Antwerpen, staat een ‘stekkerdoos’ van bijzonder formaat: het apparaat is bijna 25 meter hoog, meer dan vijftig meter lang en weegt 3.900 ton. En hij kost een paar honderd miljoen euro.
Het gaat hier dan ook om een zogenoemd ‘transformatorplatform’ dat netbeheerder Tennet heeft laten bouwen om stroom van windparken op zee naar land te brengen. Aan de onderkant van het enorme gevaarte, dat over een paar maanden op een kilometer of vijftig voor de kust van Egmond aan Zee komt te staan, worden de kabels van tientallen windmolens erin ‘geprikt’.
Vandaar de vergelijking met een stekkerdoos, die de Tennet-top zelf vaak gebruikt. Al vinden de vaklieden die het platform hebben gebouwd dat dan weer wat oneerbiedig geformuleerd. „Er gaat een hoop techniek in zo’n ding, hoor”, zegt een van hen. Op het transformatorplatform wordt alle verzamelde windstroom naar een hoger spanningsniveau gebracht, zodat het vervolgens snel en efficiënt naar het vasteland kan worden getransporteerd.
Het platform ziet eruit als een nieuwe auto die op een vrachtwagen staat op weg naar de dealer. Alles zit nog in de folie, zelfs de brandblussers, en overal zijn relingen afgeplakt om ervoor te zorgen dat er geen krasjes op de nieuwe lak komen.
„Het schilderwerk alleen al kost een miljoen euro”, vertelt Annemarie Taris, die bij Tennet over de aansluiting van windparken op zee op nieuwe transformatorplatforms gaat. „Dus je wilt niet dat er op het laatste moment nog veel beschadigd raakt. Al het schilderwerk dat je buitengaats moet bijwerken, kost drie keer zo veel. Want je moet alles, de schilders en de spullen, daar met schepen naartoe brengen.”
Taris leidt, in gele overall en met witte veiligheidshelm op, enthousiast rond langs alle bijzondere plekken van het platform. Inclusief de controlekamer, de ruimte van waaruit de stroomkabels weer het platform uitgaan richting het vasteland („de verlengsnoeren naar de wal”) en het ‘verbrandingstoilet’ – vanwege de natuur mag je geen ontlasting lozen op zee. De transformatorruimte noemt ze het „hart” van het platform. „Het is magisch wat hier gebeurt.”
Ze is trots. Dit transformatorplatform is het laatste in een serie van zeven die Tennet heeft laten bouwen. De platforms moeten een bijdrage leveren aan een duurzamere energievoorziening van Nederland. Tweeënhalf jaar heeft ze er samen met 100 tot 150 collega’s met ziel en zaligheid aan gewerkt. En nu is het nagenoeg af. Op tijd en binnen budget.
Het is ook een belofte voor de toekomst, zeggen ze bij Tennet. Want als het aan de netbeheerder ligt, komen er nog veel meer van dit soort megastekkerdozen bij. Sterker, ze zijn al gereserveerd, zegt een woordvoerder. Veertien in totaal dit keer. En ook nog eens veel grotere. De volgende platforms kunnen 2 gigawatt (2.000 megawatt) aan windstroom verwerken, drie keer zoveel als de huidige. „Ze zijn net zo groot als een voetbalstadion”, illustreert de woordvoerder. Het is een project waar enkele tientallen miljarden euro’s mee gemoeid zijn.
Bij Tennet geloven ze dat windenergie de toekomst heeft. Het zou de beste manier zijn om de stroomvoorziening te vergroenen, en om tegelijkertijd onafhankelijk te worden van andere landen op energiegebied. Windenergie is, dankzij de Noordzee, uitbundig voorradig. En je kunt het daar ook nog eens gemakkelijk ‘oogsten’. De Noordzee is relatief ondiep en rustig, dus je kunt er goed bouwen. En het waait er veel. Bij Tennet voorspellen ze dat windstroom over vijf jaar goed is voor driekwart van het stroomverbruik.
Donkere wolken
Maar uitgerekend nu pakken donkere wolken zich samen boven de windenergiesector. Veel bouwers van windparken, zoals Eneco, Vattenfall, Orsted, Shell en Engie, zijn de laatste maanden huiverig geworden om nog meer geld te steken in nieuwe projecten. Een belangrijke aanbestedingsronde later dit jaar dreigt daardoor te mislukken. In Denemarken, het walhalla van de windsector, is recent zelfs een aanbesteding afgeblazen vanwege gebrek aan animo.
De windmolenbouwers wijzen op hun beurt op een ‘verslechterd verdienmodel’. Het bouwen van windparken is in korte tijd veel duurder geworden, vanwege schaarste aan van alles en nog wat (materialen en mensen) en hoge rentes.
Tegelijkertijd willen de klanten geen hogere prijzen betalen – als ze al stroom willen hebben. Het is de zware industrie waar veel van de windmolenbouwers op mikken, maar daar aarzelt men weer met de verduurzaming van de productieprocessen (elektrificeren in dit geval). Mede omdat dit miljarden aan investeringen vergt.
Het is een nogal dramatische ommekeer ten opzichte van hoe het er nog maar een paar jaar geleden aan toeging. Toen was wind een van de grote succesverhalen van de energietransitie. Het ging zelfs zo goed dat er op een gegeven moment geen subsidies meer aan te pas hoefden te komen.
Demonstratie van een robothond die op afstand inspecties uit gaat voeren.
Maar nu is de klad er toch weer ingekomen. Je zou kunnen zeggen dat de sector slachtoffer is geworden van zijn eigen succes. Er wordt dankzij al die nieuwe windparken op zee nu soms zoveel windstroom tegelijk geproduceerd, dat er een overschot ontstaat en stroomprijzen negatief worden. In dat geval moeten producenten bijbetalen.
Het zijn wolken die óók de plannen van Tennet bedreigen – en uiteindelijk de verdere verduurzaming van Nederland, als je Tennet mag geloven.
Zonder nieuwe windparken hebben de stekkerdozen van Tennet weinig zin. De veertien gereserveerde exemplaren zijn nu nog niet allemaal ‘afgedekt’ met windparken, erkent een woordvoerder. Tot de definitieve bouw daarvan moet nog besloten worden. Om te beginnen bij die aanbestedingsrondes.
Pijnlijk detail: de reden dat Tennet nu in één keer veertien platforms tegelijk heeft gereserveerd, en niet eerst een paar en later nog een aantal, is omdat het bij de bouw van de afgelopen serie wel ‘in stapjes’ was gedaan, maar de laatste platforms vervolgens veel duurder bleken dan de eerste. Omdat de prijzen in de tussentijd fiks waren gestegen.
Onafhankelijkheid
Voor Tennet zijn de ontwikkelingen reden alarm te slaan. Topvrouw Manon van Beek, die ook aanwezig was in Hoboken, waarschuwde daar dat Nederland „het momentum niet moet verliezen” als het gaat om de overgang naar een schonere energievoorziening.
Volgens haar zit de windsector in „een impasse”. Niet alleen doordat de vraag uit de industrie achterblijft, maar ook doordat de elektrificatie van de transportsector stokt. Overal in Europa worden subsidies op elektrische auto’s nu weer ingetrokken. Ook in Nederland. De transportsector is een grote stroomafnemer.
Het momentum vasthouden is volgens haar juist nu ongelooflijk belangrijk. Van Beek refereerde, in aanwezigheid van door Tennet uitgenodigde Europarlementariërs, expliciet aan de geopolitieke turbulentie van de afgelopen weken, waarbij de nieuwe Amerikaanse regering van president Trump in feite tegen Europa zegt: zoeken jullie het zelf maar uit.
De politieke discussie is daardoor in sneltreintempo gekanteld naar: is de EU wel in staat voor zichzelf te zorgen? De Tennet-baas meent dat het veiligstellen van een eigen energievoorziening – met zeewind in dit geval – een cruciale pijler is onder onafhankelijkheid. „Het gaat nu veel over meer investeren in een eigen, Europese defensie”, aldus Van Beek. „Maar eigenlijk zijn transformatorplatforms ook defensieprojecten.”
Van Beek pleit er daarom voor dat de overheid alles uit de kast haalt om de windsector te helpen. Ze vraagt onder andere om meer financiële steun voor de windmolenparkbouwers, en voor de industrie die de stroom uiteindelijk moet afnemen.
Concreet wil Van Beek dat de overheid garanties afgeeft dat als de stroomprijs onder een bepaald, niet meer rendabel niveau komt, zij het verschil ‘bijpast’. Zodat exploitanten toch voldoende geld kunnen verdienen. (En als de stroomprijs juist heel hoog wordt, moet de overheid weer geld terugkrijgen.)
Topvrouw van Tennet, Manon van Beek, was ook aanwezig in Hoboken.
Daarnaast wil ze dat de overheid alles op alles zet om tot meer ‘maatwerkafspraken’ te komen met grote industriebedrijven. De maatwerkafspraak is het beleidsinstrument waarmee de overheid die bedrijven wil stimuleren om sneller te verduurzamen. De overheid belooft daarbij financiële steun in ruil voor extra vergroeningsinspanningen.
Maar tot nu toe komen die afspraken nauwelijks van de grond. Er is vooralsnog slechts met één bedrijf een harde afspraak gemaakt. De industriebedrijven zeggen dat de regelingen niet aantrekkelijk genoeg zijn.
Nieuwe subsidies voor de zeewindsector zouden een ommekeer zijn. Eentje die de economische logica in zekere zin ook tart. De sector begon ooit met subsidies, net zoals veel nieuwe, innovatieve sectoren. Maar hij werd daarna al snel zo succesvol dat die subsidies niet meer nodig waren. Zoals het ‘hoort’ dus. Nu is er volgens Tennet echter opnieuw noodzaak toe.
Het is ook een politiek gevoelig verzoek. Coalitiepartijen BBB en PVV hebben grote moeite met windmolens. Volgens de BBB zitten ze vissers en boeren (bij molens op land) in de weg en de PVV vindt klimaatverandering onzin.
De VVD is nu de grootste voorstander van windenergie. Bij sommige groepen in de samenleving roepen windmolens ronduit haat op. De bijpas-steun waar Van Beek voor pleit kan op papier ook heel duur worden voor de overheid.
Korting op het nettarief
Dat Tennet zelf een rol speelt in de problematiek, beseffen ze bij Tennet ook. De investeringen die de netbeheerder in het stroomnet doet, onder andere dus in stekkerdozen, moeten worden terugverdiend via de ‘nettarieven’: de tarieven die klanten betalen voor gebruik van het net. Met die investeringen zijn tientallen miljarden euro’s gemoeid.
Dat betekent dat de nettarieven de komende jaren flink zullen stijgen, zegt Tennet – tot wel 5 procent per jaar. De ‘gewone’ stroomkosten zijn in Nederland nu al veel hoger dan in België, Duitsland, China en de VS, klagen industriebedrijven. Hogere nettarieven helpen daarbij niet.
Maar Tennet zegt dat het daar niets aan kan veranderen. Dit is nu eenmaal de manier waarop netuitbreidingen al jaren worden bekostigd, en die manier werkt goed, vindt Tennet. Financiering door de staat, een optie waarover sommige politici praten, vindt Tennet „minder voorspelbaar”, aldus de woordvoerder. Tennet heeft overigens recent nog wel een nieuwe contractvorm ingevoerd, waarbij klanten korting op het nettarief kunnen krijgen in ruil voor minder leveringszekerheid.
De beste route is volgens Tennet de totale stroomkosten meer ‘in lijn’ met andere landen te brengen, door bijvoorbeeld grootverbruikers opnieuw en nog meer te compenseren voor bepaalde ‘indirecte’ stroomkosten. Emissierechten die stroomproducten moeten kopen en doorberekenen aan klanten, in dit geval.
Deze compensatie (IKC-ETS) is omstreden, omdat critici er een ‘fossiele subsidie’ in zien. Stroom wordt immers ook met gascentrales geproduceerd. In 2023 werd ze tijdelijk niet uitgekeerd. Afgelopen jaar gebeurde dat wel weer, maar voor komende tijd is er nog geen duidelijkheid. Minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) zal bij de Voorjaarsnota duidelijk maken wat zij wil. In de sector wordt reikhalzend naar dit moment uitgekeken.
De Europese Commissie lijkt open te staan voor de ‘bijpas’-maatregelen die Van Beek wil, alhoewel dat in principe een vorm van staatssteun is. Het ‘onafhankelijkheidsvraagstuk’ leeft op dit moment ook sterk in Brussel. Maar tegelijk groeit daar de politieke weerstand tegen extra verduurzamingsinspanningen, waardoor het afwachten is.
Voor de windsector zijn het dus spannende tijden. ‘Aansluitingsmanager’ Annemarie Taris blijft hoopvol in Hoboken. De ‘politiek’, daar moeten de bazen maar over beslissen. Maar kijkend naar de megastekkerdoos waar ze de afgelopen jaren mee bezig is geweest, is er volgens haar maar één logische uitkomst: met wind moet Nederland verder.
„Het is schoon, oneindig en als de infrastructuur eenmaal gebouwd is, kost het vrijwel niks om stroom op te wekken.” Nederland moet deze kans niet laten liggen, wil ze maar zeggen.
Het duurt nog twee maanden tot het Pasen is, maar nu al worden de eieren duur betaald. Amerikaanse toestanden liggen op de loer.
De eierprijzen blijven maar stijgen, je moet je best doen om in de supermarkt een ei onder de 30 cent per stuk te vinden. Wat is er aan de hand?
In het kort: van alles tegelijk. Vogelgriep in Europa, vogelgriep in de Verenigde staten, Pasen in aantocht – het drijft allemaal de prijs op. En je zou het misschien niet verwachten, maar zelfs ruimingen in de VS hebben invloed op de eierprijzen in Europa.
„Er is wereldwijd een systematisch tekort aan eieren”, zegt eierexpert Peter van Horne van Wageningen University & Research. „Normaal kun je bij een tekort in het ene land nog wel terecht in een ander land, maar de markt is nu totaal verstoord, overal zijn tekorten.” Als er in de VS of in Polen bedrijven geruimd worden, merkt de hele markt dat, omdat het soms om miljoenen kippen tegelijk gaat. Van Horne heeft in veertig jaar eierketenonderzoek nog nooit zoiets gezien. Overigens is het nergens zo’n gekkenhuis als in de VS. Een doosje met twaalf scharreleieren kost de klant daar al zo’n acht euro. Er worden zelfs eieren gestolen.
Eten we zoveel eieren met Pasen dat daardoor de prijs stijgt?
Kennelijk. Jumbo heeft weleens gemeld dat ze in de week voor Pasen de helft meer eieren dan normaal verkopen. De piek in de eierhandel ligt altijd zo’n twee weken voor Pasen, want supermarkten kopen ruim van tevoren in. Sinds januari is de prijs die de boer krijgt voor scharreleieren de lucht in gegaan: van minder dan 13 euro voor 100 stuks naar nu al 15 euro of meer. Dat is minder dan de winkelprijs, want handelaren, verpakkers en supermarkten vragen ook hun marge. En de prijzen zullen de komende weken vast niet dalen.
Het ei is trouwens ideaal lesmateriaal voor economiedocenten. Een prijs van eieren is inelastisch. „Als je de kipfilet te duur vindt, koop je gehakt. Maar voor een ei is geen alternatief.” Dat maakt, zegt Van Horne, dat de vraag nauwelijks afneemt als de prijzen stijgen. Mensen blijven eieren kopen. Van Horne zou zelfs niet gek opkijken als we straks tegen lege schappen aankijken, zo krap is de markt.
Maar sorry hoor. 50 cent voor een biologisch ei? De paashaas gaat failliet!
Ja, dus consumenten kopen niet minder eieren, maar wel goedkopere. Dat is dan weer ongunstig voor biologische pluimveehouders. Consumenten gaan van bio naar scharrel. En zelfs de kooi-eieren beginnen nu prijzig te worden – al vind je kooi-eieren in Nederland alleen terug in koekjes, beschuit en mayonaise. Voor doosjes in de supermarkt is het scharrelei nu de ondergrens.
Zijn witte eieren goedkoper dan bruine?
Van oudsher krijgen boeren iets meer geld voor bruine eieren. Bruine eieren hebben in Nederland een ‘natuurlijk’ imago, dat willen veel consumenten. Maar de kostprijs is ook hoger: kippen die bruine eieren leggen, hebben meer voer nodig. Nu het besef doordringt dat witte eieren iets duurzamer zijn – en niet minder gezond – groeit de vraag naar wit. Dat maakt ook dat het prijsverschil kleiner wordt, zegt Van Horne. „En als je met Pasen eieren wilt verven, kies je waarschijnlijk ook voor wit.”
De politieke stemming in Europa mag bedrukt, somber of zelfs ontgoocheld zijn sinds Donald Trump is begonnen aan zijn tweede termijn als president. Maar op de Europese beurzen is dat niet te merken.
Sterker nog: terwijl Trump onder het motto ‘America First!’ een wervelwind aan beleidswijzigingen en dreigementen heeft ontketend, presteren de Europese beurzen beter dan de Amerikaanse. De pan-Europese Stoxx 600-index is sinds 17 januari (de laatste handelsdag voor de inauguratie van Trump) gestegen met 5,5 procent. Op Wall Street kwam de S&P 500 in diezelfde periode niet verder dan een stijging met 1,35 procent.
De beleggers op de Europese beurzen lijken zich niets aan te trekken van de onzekerheid op het oude continent, die Trumps vicepresident JD Vance afgelopen weekend in München nog eens verder aanblies. In een veelbesproken toespraak las Vance Europa niet alleen hard de les, hij zaaide zelfs uitdrukkelijk twijfel over de vraag of Europa en VS nog wel gedeelde waarden hebben. Grote ontsteltenis in de Europese politiek. Maar beleggers in Europa keken liever naar de lichtpuntjes.
In Amsterdam had de AEX vorige week net de recordhoogte van 946,58 punten bereikt. Alsof er op het Europese continent niet nog altijd een bloedige oorlog woedt. Alsof de politieke toekomst in Nederlands grote buurland en handelspartner Duitsland aan de vooravond van verkiezingen niet ongewis is. En alsof het Amerikaanse dreigement om hoge importtarieven voor Europese producten te gaan heffen definitief van tafel is.
Goedkope Europese aandelen
Toch zijn er wel verklaringen voor de koersstijgingen in Europa. Een eerste: Europese fondsen kosten inmiddels zo weinig, dat beleggers erop duiken. „Eind 2024 was het punt bereikt dat Europese aandelen zó goedkoop waren, dat het verschil met de VS in koers-winstverhouding 40 procent was”, zegt Roelof Salomons, bijzonder hoogleraar beleggingstheorie in Groningen en hoofdstrateeg bij vermogensbeheerder BlackRock in Amsterdam. „Europese aandelen waren dus gemiddeld 40 procent goedkoper dan Amerikaanse – terwijl dat sinds de jaren negentig steeds zo’n 10 procent was geweest. Beleggers waren er eigenlijk al van overtuigd dat het niet meer goed zou komen in Europa. Alleen banken deden het nog goed.”
De banken doen het nu nog steeds goed, zegt Salomons, maar nu doet heel Europa het goed op de beurs. Veel van de negatieve sentimenten waren vorig jaar al in de koersen verdisconteerd. Dus stonden beleggers begin dit jaar open voor positieve signalen.
De negatieve factoren kunnen zo weer oppoppen
„Bedrijven maken goede winsten en de verwachting heerst dat er in Duitsland meer stimulerende maatregelen komen. Mogelijk gaat men daar ook de rem op nieuwe overheidsschulden loslaten, de zogenoemde Schuldenbremse. En met de mogelijkheid van een wapenstilstand in Oekraïne komt de verwachting dat de energieprijzen mogelijk gaan dalen. En dat zou meer groei betekenen, en minder inflatie.”
Dit wil allemaal nog niet zeggen dat het structureel heel veel beter gaat in Europa, waarschuwt Salomons. „Je ziet vooral een verandering in de verwachtingen.’’
Martine Hafkamp, directeur van vermogensbeheerder Fintessa, stelt dat er op Europese beurzen een positieve kentering is opgetreden. „Maar de negatieve factoren kunnen zo weer oppoppen. De inflatie is nog steeds niet op 2 procent teruggebracht. Duitsland is in afwachting van verkiezingen, Frankrijk is politiek onzeker en Nederland loopt ook niet over van besluitvaardigheid.” Ze wijst erop dat de dreiging van een handelsoorlog bovendien nog „als een zwaard van Damocles” boven de markten hangt. „Maar beleggers zien dat misschien vooral als middel van de Amerikanen om betere onderhandelingsresultaten te bereiken.”
In Amerika, zegt Joost Schmets van de Vereniging van Effectenbezitters, zijn de koersen „zo nose bleeding hoog, zoals ze daar zeggen, dat veel beleggers het daar niet meer vertrouwen”. Europese beurzen, met hun lagere waarderingen, zijn daardoor aantrekkelijk. „En er is nog heel veel geld dat niet ‘actief’ is. Ook particulier geld, van mensen die in de coronaperiode veel gespaard hebben. Omdat de rentes op spaargeld zo laag zijn, vindt ook dat geld nu zijn weg naar de beurs.”
Schmets ontwaart een nieuw elan in de Europese economie. Het rapport waarin oud-ECB-president Mario Draghi in september de Europese landen waarschuwde dat „enorme investeringen” nodig zijn om te innoveren en om een „langzame doodsstrijd” van de economie te voorkomen, heeft volgens Schmets „de urgentie laten zien dat we nu moeten doorpakken”. En ook al zijn beursgenoteerde bedrijven geen gemiddelde afspiegeling van de reële economie, beleggers lijken toch tevreden met deze ontwikkelingen.
De stijging op de Europese beurzen karakteriseert Koen Bender, van Mercurius vermogensbeheer, als „een ‘yoyo-rally’.” Oftewel: „You’re On Your Own. Europa, je moet zelf voor je eigen defensie zorgen, Azië, je moet zelf voor je eigen kunstmatige intelligentie zorgen.” Zowel in Europa als in Azië, met name China, is het besef doorgedrongen dat nieuwe investeringen nodig zijn. Dat betekent meer geld voor – sommige – beursgenoteerde bedrijven, waardoor beleggers erop springen, en de koersen stijgen.
Bender: „In China heeft president Xi Jinping een ontmoeting gehad met grote technologie-ondernemers, onder wie Jack Ma [van internetbedrijf Alibaba]. Dat was een signaal van de communistische partij dat ze de techbedrijven nodig heeft, en daar profiteren de techaandelen in China van. Op de Amsterdamse beurs werkt dat door, in de koersstijging van investeringsmaatschappij Prosus.” (Prosus is grootaandeelhouder van het Chinese Tencent).
Beleggingsdeskundige Nico Inberg, van beursplatform deaandeelhouder.nl, vat de situatie voor Europa samen met de bekende stelregel, afkomstig van de Amerikaanse econoom Paul Romer: „A crisis is a terrible thing to waste.” Laat een crisis nooit onbenut.
Dat geldt voor heel Europa, dat door Trump, de tarieven waarmee hij dreigt, en de oorlog in Oekraïne genoeg aan crisissituaties heeft om in actie te komen. Om te beginnen het buurland met zijn haperende economie dat deze zondag naar de stembus gaat. „De Duitsers hebben het grootste probleem. Ze móeten nu hun portemonnee wel gaan trekken om te investeren.”