Doei, Groeifonds. Maar hoe kweek je nu nog nieuwe kampioenen à la ASML?

De nationale kweekvijver voor innovatieve bedrijven droogt op. Er was 20 miljard euro voor dit Nationale Groeifonds, maar de Tweede Kamer drukt de pauzeknop in. Hoe kweek je dan nog nieuwe kampioenen à la ASML?


Animatie Roel Venderbosch

Zo hoort een laboratorium eruit te zien. Werkbanken met losse printplaten, onduidelijke elektronica, meetapparatuur en rondslingerende kabels en stekkers. De airco gonst, de wetenschappers ook.

Welkom in het High Capacity Optical Transmission lab, in het Flux-gebouw van de TU Eindhoven. Hier sleutelen universitair docent Chigo Okonkwo en postdocotraal onderzoeker Menno van den Hout aan de nieuwe generatie glasvezelverbindingen, waarmee je veel meer data tegelijk kunt versturen.

Ze zijn kampioen: vorig jaar brak dit lab met het Japanse onderzoeksinstituut NICT het record data versturen. Door een glasvezelkabel persten de onderzoekers 22,9 petabit per seconde, evenveel als een miljard Netflix-streams tegelijk. Daarmee bouwden ze de breedste datasnelweg ter wereld, door een optisch kabeltje van slechts een kwart millimeter doorsnede.

Het Eindhovense laboratorium krijgt steun via het Nationaal Groeifonds, het stimuleringsplan met 20 miljard euro aan subsidies voor toekomstige kampioenen in sleuteltechnologieën. Er gaat bijvoorbeeld 615 miljoen euro naar quantumtechnologie en 470 miljoen naar fotonische chips, die laserlicht kunnen genereren en manipuleren. Deze potjes subsidiëren op hun beurt het lab waar Okonkwo en Van den Hout werken. Niet zodat je een miljard films tegelijk kunt bekijken, maar om te voorkomen dat we struikelen over ons eigen datagebruik.

Glasvezelkabels vormen de ruggengraat van de digitale samenleving: elke YouTube-video, elke e-mail en elke online belastingaangifte reist via optische verbindingen. Maar de capaciteit van de infrastructuur loopt op zijn einde. Al kan er inmiddels tienduizend keer meer informatie door één glasvezel dan dertig jaar geleden, de verbindingen naderen hun theoretische maximum, terwijl er in de toekomst nog veel meer data doorheen moeten.

Dat komt mede door de opkomst van AI, kunstmatige intelligentie. AI-modellen trainen zichzelf op grote hoeveelheden data die lang niet op één server passen. Daardoor moet er in datacenters veel meer informatie heen en weer, via glasvezelkabels. Dat vreet energie. De schattingen over het stijgende stroomverbruik buitelen over elkaar heen. Energieagentschap IEA voorspelt bijvoorbeeld dat in Ierland in 2026 een derde van alle elektriciteit naar datacenters gaat, wereldwijd is het 5 tot 9 procent.

Gelukkig hebben we de wetenschap nog. Van den Houts 276 pagina’s tellende proefschrift legt uit hoe je met wiskundige vergelijkingen, vernoemd naar de Schotse natuurkundige Maxwell, nieuwe ‘vormen’ van licht creëert binnen de lichtbundel, die elk weer nieuwe datastromen kunnen verwerken. Dat levert extra ‘rijbanen’ op, meer bandbreedte, die datacenters zo hard nodig hebben, met behulp van de fotonische chips die Nederland zo graag wil maken. Zo schep je ruimte voor exponentiële datagroei. Kwestie van vooruitkijken.

Nationaal Doeifonds

Vooruitkijken is lastig als je in de politiek zit. Het Groeifonds is een kweekvijver voor kennis en innovatie op de lange termijn, maar het huidige kabinet haalde geld uit het fonds om net voor de verkiezingen een geplande accijnsverhoging op fossiele brandstof te vermijden. De formerende partijen, NSC, PVV, BBB en VVD, willen het Groeifonds kortwieken om andere financiële tekorten te dekken – een snoeifonds dus. Vorige week werd alvast de pauzeknop ingedrukt voor nieuwe subsidieaanvragen bij het Groeifonds. Waarschijnlijk wordt het een stopknop.

Rianne Letschert, voorzitter van de adviescommissie van het Nationale Groeifonds, vreest voor het voortbestaan van het stimuleringsplan, zei ze in NRC. „Wat er nu gebeurt is dat start-ups niet voor Nederland kiezen en ook partijen die hoopten steun van het fonds te krijgen hun plannen stopzetten en wellicht vertrekken.” Een Nationaal Doeifonds.

Hoe vinden we, zonder Groeifonds, nieuwe kampioenen à la ASML? Naast de overheid zijn er weinig andere spelers die geld steken in prille techniek. Risico-investeerders, zoals in Silicon Valley, zijn in Nederland zeldzaam. Zoals de Eindhovense burgemeester – en voormalig Groeifonds-voorzitter – Jeroen Dijsselbloem in NRC uitlegde: „De Amerikaanse economie wordt voor driekwart gefinancierd vanuit kapitaalmarkten. Europa is het spiegelbeeld: hier wordt de economie voor 80 procent gefinancierd door banken.” Die zijn risicomijdend. Dat betekent dat de overheid moet investeren, ook al is succes niet gegarandeerd.

Wankele start-up ASML

Veertig jaar geleden was het wel raak. In april 1984, na lang aandringen van het ministerie van Economische Zaken, begon Philips een joint venture met ASM. Deze wankele start-up ging in Veldhoven aan de slag onder de naam ASML, met een chipmachine uit Philips’ NatLab – een uitvinding waarmee Philips zich zelf geen raad wist.

In de beginjaren kwam de helft van ASML’s onderzoeksgeld van de overheid. Zonder deze steun van Brussel en Den Haag zou ASML geen marktleider in lithografiemachines geworden zijn. Het bedrijf steekt inmiddels zelf 4 miljard euro per jaar in onderzoek.

Nu, veertig jaar later, worstelt Eindhoven met de prijs van dit commerciële succes: ASML verwacht tot 2030 zoveel uit te breiden dat het niet meer past in Brabant. Te weinig talent, te weinig huizen, te smalle wegen.

Het is een gebrek aan capaciteit dat zich niet met Maxwell-vergelijkingen laat oplossen. ASML’s regionale toeleveranciers kunnen niet mee in de groeiplannen, door gebrek aan geschoold personeel. Dat beknot ASML. Het is een vrij simpel sommetje, met als uitkomst: elders groeien.

ASML klaagt over het kille Nederlandse vestigingsklimaat dat kennismigranten zou afschrikken. Het bedrijf dreigde, net als NXP en ASM, de expansieplannen op het buitenland te richten. Die boodschap is deels geland; het demissionaire kabinet maakte deze week bekend 1,7 miljard euro extra te steken in de ‘microchipsector’ in de Brainport-regio. Dat geld gaat niet naar de bedrijven zelf, maar naar onderwijs, kennis, infrastructuur en meer ruimte op het stroomnet. De regio doet er nog eens 800 miljoen euro bij.

Tot 2030 moet Brainport ertegenaan kunnen, vindt Den Haag. Het zure is dat minister Micky Adriaansens van Economische Zaken en Klimaat daarvoor 1,3 miljard euro uit het Groeifonds moet trekken. Dat druist in tegen haar principes, maar ze verwacht dat deze steun voor Brainport ook andere bedrijven helpt, en dus past in de geest van Groeifonds.

Adriaansens noemt ASML „een Messi, een sterspeler die de rest van het team meetrekt”. Maar gokken op één grote speler is niet verstandig. Dat weten ze in Eindhoven sinds de neergang van Philips, in de jaren negentig. Dat is de wrange les van het Groeifonds: kampioenen kweken is moeilijk. En heb je ze eenmaal, dan is het nog moeilijker om ze te behouden.

Rekenkamer: overheid moet beter voor zichzelf zorgen bij projecten CO2-opslag

De overheid moet bij volgende projecten voor grootschalige ondergrondse opslag van CO2 zorgen voor een eerlijkere verdeling van de lusten en de lasten tussen haarzelf en betrokken commerciële bedrijven. Dat dringende advies geeft de Algemene Rekenkamer donderdag op basis van haar langverwachte onderzoek naar de ‘doelmatigheid’ van het eerste grote CO2-opslagproject in Nederland, Porthos.

Bij dit project heeft de overheid een groot deel van de financiële risico’s op zich genomen, terwijl het maar een relatief klein deel van de opbrengsten krijgt. Het verwachte rendement voor de drie staatsbedrijven Gasunie, EBN en het Havenbedrijf Rotterdam die Porthos exploiteren, is zelfs fors gedaald. De verwachte opbrengsten voor de betrokken bedrijven, oliereuzen Shell en ExxonMobil en chemieconcerns Air Liquide en Air Products, zijn tegelijk juist fors toegenomen.

Daarmee doet de overheid zichzelf „tekort”, aldus de Rekenkamer. „De betrokken ministers hadden vooraf meer aandacht moeten geven aan de verdeling van de baten […]”.

Een pikante bevinding van de Rekenkamer is verder dat minister Rob Jetten (Klimaat en Energie) een financiële tegenvaller niet heeft gemeld aan de Tweede Kamer. De Kamer werd eerder voorgehouden dat het oude gasveld waar Porthos de CO2 in wil pompen, leeg was. Maar dat blijkt toch niet het geval. De eigenaar van het veld, Taqa uit Abu Dhabi, moet daarom gecompenseerd worden voor gederfde inkomsten, met „enkele tientallen miljoenen euro’s”. Jetten heeft met de exploitanten en de bedrijven afgesproken dat zij die kosten zullen delen. Maar ook die afspraak heeft hij niet gemeld aan de Kamer. Een woordvoerder van de Rekenkamer noemt dat „vreemd”.

Hoop van kabinet

Porthos is het eerste project voor grootschalige opslag van CO2 onder de Noordzee, en binnen en buiten Nederland zijn er veel ogen op gericht. De vier bedrijven gaan hun CO2-uitstoot ‘afvangen’ en de exploitanten pompen die via nog aan te leggen pijpleidingen naar een boorplatform, waar het op zo’n drie kilometer onder de Noordzeebodem permanent moet worden opgeslagen. De bedoeling is dat over enkele weken wordt begonnen met de bouwwerkzaamheden. Vanaf 2026 zou de eerste CO2 kunnen worden opgeslagen. Jaarlijks moet er dan 2,5 miljoen ton opgeslagen worden, wat neerkomt op 1,5 procent van de totale Nederlandse CO2-uitstoot.

Het kabinet ziet de techniek als een cruciale manier om de klimaatdoelen voor 2030 te halen – zonder opslag zouden de doelen zelfs niet eens meer gehaald kunnen worden. Maar de techniek is ook omstreden. Critici zeggen dat het vervuilende bedrijven een vrijbrief geeft om door te gaan met CO2 uitstoten. Daarnaast zijn er twijfels over de financiële en technische haalbaarheid.

De Rekenkamer concludeert dat het Porthos-project in elk geval „doeltreffend” is als het gaat om de klimaatambities van het kabinet: Porthos levert een significante bijdrage aan het halen van het klimaatdoel voor 2030 (55 procent minder reductie ten opzichte van 2019). De Rekenkamer concludeert ook dat de te verstrekken subsidies binnen de spelregels passen. De overheid lapt nu het verschil bij tussen de prijs die bedrijven moeten betalen voor ‘emissiecertificaten’ (een soort licentie om CO2 uit te mogen stoten) en het opslagtarief, zolang dat laatste hoger is.

Maar als het om de totale verdeling van de lusten en de lasten gaat, pakt het project dus niet goed uit voor de Staat, aldus de Rekenkamer. Oorspronkelijk gingen de exploitanten uit van een rendement van 6,6 procent op hun investering, maar dat is nu gezakt tot nog maar 2,2 procent. Dit als gevolg van onder andere onvoorziene kosten zoals de compensatie voor de eigenaar van het gasveld, en vertragingen door inspraakprocedures (milieubeweging Mobilisation for the Environment spande eerder een procedure aan omdat bij de bouw te veel stikstof uitgestoten zou worden).

NRC meldde recent nog dat de verwachte kosten bijna verdrievoudigd zijn, omdat door die vertragingen materialen pas later besteld konden worden en de inflatie ze ondertussen duurder heeft gemaakt. De Staat ‘voelt’ dit indirect omdat de staatsbedrijven dividenden uitkeren. En als zij minder verdienen, ontvangt de Staat dus ook minder dividend.

Aan de andere kant is het verwachte rendement voor de bedrijven juist door het dak gegaan. Waar dat eerder nog werd geraamd op 7,5 procent, schat de Rekenkamer dit nu op maximaal 34 procent. Dit grotendeels als gevolg van de verwachte toekomstige prijsstijgingen voor emissiecertificaten. Als die duurder worden dan het opslagtarief, verdienen de bedrijven daar in feite aan: ze kunnen ze bijvoorbeeld doorverkopen.

Ondertussen neemt de staat veel meer risico’s op zich dan de private bedrijven. In 2042 moet het veld volledig gevuld zijn, en vanaf dan is Porthos verantwoordelijk voor het monitoren van de opslag en voor schade door eventuele lekkages. Nog eens twintig jaar later verschuift die verantwoordelijk naar het Rijk zelf. Het rijk draagt daarmee „tot in lengte van jaren risico’s”, aldus de Rekenkamer.

Dat het Rijk zulke risico’s op zich neemt bij nieuwe technieken, vindt de Rekenkamer begrijpelijk. Maar de verhouding met de opbrengsten is te scheef, aldus de woordvoerder. De Rekenkamer stelt dat er een „reële kans” is dat de overheid akkoord is gegaan met deze onevenredige verdeling omdat zij afhankelijk is van het slagen van dit soort projecten voor het halen van de klimaatdoelen.

De Rekenkamer kijkt nadrukkelijk naar voren. Aan de verdeling van de lusten en de lasten bij Porthos is nu niks meer te doen, maar er komen nog meer projecten aan, waaronder Aramis, een nog tien keer groter project van Shell, Total, Gasunie en EBN. De overheid moet daarbij de „lessen” toepassen van Porthos.

De Rekenkamer heeft daarvoor ook een suggestie. In de Mijnbouwwet zit een mogelijkheid voor de overheid om gelden af te romen van bedrijven die gebruiken maken van bepaalde overheidsvoorzieningen, zegt de woordvoerder. In Duitsland en het Verenigd Koninkrijk worden dat soort clausules nu ook al gebruikt.

Lees ook
Hoe de zware industrie megatonnen CO

Hoe zware industrie megatonnen CO2 onder de Noordzee laat verdwijnen


Kabinet en regio Eindhoven steken samen 2,5 miljard euro in plan microchipsector, moet NXP en ASML in Nederland houden

Het demissionaire kabinet gaat samen met de regio Eindhoven 2,5 miljard euro uittrekken voor de verbetering van het ondernemingsklimaat voor de microchipsector. Dat heeft demissionair economieminister Micky Adriaansens (VVD) donderdag bekendgemaakt. Het kabinet steekt 1,7 miljard euro in het ‘Project Beethoven’, regio Eindhoven trekt er 800 miljoen euro voor uit. 1,28 miljard euro komt uit het budget van het Nationaal Groeifonds.

Het project moet wonen en werken in de regio Eindhoven aantrekkelijker maken, zodat buitenlands talent daarnaartoe blijft komen. Zo krijgt de infrastructuur rondom Eindhoven een impuls, net als het elektriciteitsnet. Er worden ook flink veel nieuwe woningen gebouwd. Daarnaast zullen het kabinet en de regio investeren in binnenlands talent, middels structurele financiële steun aan mbo-, hbo-opleidingen en de TU Eindhoven.

Het plan volgt op klachten van onder meer chipmachinefabrikant ASML en chipfabrikant NXP en kennisinstituut TNO. Zij vinden dat Nederland te weinig doet om de sector te faciliteren die voor veel economische groei zorgt. Als het kabinet geen verbetering had beloofd, dan had het bedrijf volgens topman Peter Wennink kunnen besluiten investeringen in verdere groei te verplaatsen naar het buitenland, schrijft persbureau ANP. Het demissionaire kabinet waarschuwt ASML er nu voor dat het bedrijf „verdere investeringen in Nederland” moet doen.

Adriaansens noemt de sector van groot belang voor het verdienvermogen van Nederland en voor de werkgelegenheid. „Dit soort bedrijven verdienen het geld voor Nederland.” Adriaansens zegt ook dat ASML „onze Messi” is. „Zo’n sterspeler trekt wel een heel team mee.”

Lees ook
Met haastig gebaar wil het kabinet techbedrijven als NXP en ASML in Nederland houden. Maar is het genoeg?

Nieuwbouwwoningen in de Veldhovense wijk Huysackers. Vanwege het nijpende woningtekort in de regio springt ASML  zelf financieel bij om bouwprojecten voor betaalbare huizen te steunen.


Tegenvaller voor kabinet: Eneco trekt zich terug uit bouw grootste windmolenpark op Noordzee

Energiebedrijf Eneco trekt zich terug uit de aanbesteding voor de bouw van het grootste Nederlandse windpark op de Noordzee. Volgens het concern zitten er „structurele weeffouten” in de meest recente aanbesteding van twee parken bij IJmuiden, en zijn de marktomstandigheden voor windenergie op zee verslechterd.

Het gaat om twee kavels voor windmolenparken die allebei een capaciteit van 2 gigawatt moeten krijgen – daarmee zouden ze zo’n vier miljoen huishoudens van stroom kunnen voorzien. Het kabinet wil rond 2030 voor ruim 20 gigawatt aan windenergie op zee opwekken. In 2029 moeten de windparken bij IJmuiden klaar zijn om energie te leveren. De risico’s van investering zijn nu dus te groot geworden, volgens Eneco, dat bij de aanbesteding met Noors energiebedrijf Equinor optrok. Door hoge staal- en koperprijzen, tekorten bij leveranciers en gestegen rente heeft de sector te maken met algemene kostenstijging in de toeleveringsketen.

Ook hekelt Eneco de mate waarin de ‘financiële component’ belangrijker is geworden bij de aanbesteding. Voorheen kreeg niet de hoogste bieder, maar de partij met het kwalitatief beste bod meestal de toekenning, zoals op gebied van ecologie, innovatie en systeemvergroening. Nu zou de overheid het „accent verlegd” hebben, onder meer door de tender te vergeven aan partijen die een aanmerkelijk hoog bod doen. Een onwenselijke ontwikkeling, zegt Eneco. „Als de financiële component nog groter wordt gaan de tenders veel meer op een veiling lijken. Deze extra kosten moeten uiteindelijk via de energierekening worden terugverdiend.”


Webwinkel Temu maakt van shoppen een casino-ervaring: kijk een minuut naar producten en ‘verdien’ virtueel water

Een recordaantal van 115 miljoen mensen zag hoe de Philadelphia Eagles het tijdens de Super Bowl van 2023 aflegden tegen de Kansas City Chiefs. En ze zagen niet alleen dát: de finale van het American football gaat gepaard met veel spektakel, optredens van topartiesten en de duurste tv-commercials.

Tussen blikvangers als Pepsi, McDonald’s en Ford, zat een spotje van de nog vrijwel onbekende Chinese webshop Temu. Een animatiefilmpje van 30 seconden toonde een vrouw die koopje na koopje aan haar virtuele winkelwagentje toevoegde, terwijl kijkers werden aangemoedigd te „winkelen als een miljardair”.

Wie de Temu-app opent, wordt overspoeld met de laagste prijzen en hoogste kortingen. Een vintage zonnebril kost er 2,96 euro, de slimme deurbel is afgeprijsd naar 26,48. Een aflopende timer laat zien hoelang de aanbieding nog loopt. Het assortiment biedt producten in meer dan honderd categorieën: van woonaccessoires tot powerbanks, en van rugzakken tot speelgoed. Alles spotgoedkoop.

In nog geen twee jaar tijd is Temu uitgegroeid tot een serieuze uitdager van e-commercegiganten als AliExpress en Amazon. De webwinkel werd in juni 2022 gelanceerd in de Verenigde Staten en breidde in hoog tempo uit naar Europa en Azië. Inmiddels verkoopt Temu in 53 landen, en voert de app er nagenoeg overal de downloadranglijsten aan.

Razendsnelle groei

De naam mag nieuw zijn, Temu komt niet uit het niets. Het is een dochter van het Chinese PDD Holdings, dat in eigen land naam maakte met e-commerceplatform Pinduoduo. Dit is de derde webshop van het land, na Alibaba en JD.com.

Met zijn focus op ‘sociaal shoppen’ onderscheidt Pinduoduo zich van concurrerende webwinkels. De consument kan korting krijgen als die een groepje vormt met mensen die hetzelfde product willen kopen. Daarvoor moet zo’n klant anderen met een link uitnodigen – en dat leidt er weer toe dat de Pinduoduo-app op steeds meer telefoons zit.

Chinese webwinkels groeiden vorig decennium razendsnel. Maar een combinatie van marktverzadiging, traag economisch herstel na de coronacrisis en overheidsingrijpen bij techbedrijven zorgt ervoor dat ongebreideld groeien in eigen land moeilijker is geworden.

Groeien in het buitenland is dan een aantrekkelijk alternatief. PDD doet dat nu met Temu. Het moederbedrijf zag zijn omzet vorig jaar bijna verdubbelen, tot 31,7 miljard euro. Uitgesplitste cijfers ontbreken, maar een belangrijk deel van dat succes wordt toegeschreven aan Temu.

Nederland bestelde in 2023, het jaar dat Temu er actief werd, weer meer bij Chinese webshops

Brancheorganisatie Thuiswinkel.org meldde onlangs dat consumenten in Nederland meer bij Chinese webwinkels zijn gaan bestellen in 2023 – het jaar dat Temu er actief werd. Opvallend, omdat in de twee jaar ervoor juist sprake was van een afname. In 2021 werd een btw-vrijstelling voor kleine bestellingen van buiten de EU afgeschaft, wat Chinese webshops duurder maakte.

In Nederland trekt Temu maandelijks zo’n 3,3 miljoen webbezoekers, blijkt uit data van SimilarWeb. Daarmee zit Temu net onder AliExpress (3,5 miljoen) en halverwege het aantal bezoekers van Amazon (6,7 miljoen).

Concurrentiestrijd

De snelle opkomst van Temu is mede te verklaren doordat het bakken met geld in marketingcampages stopt. Online lijkt Temu alomtegenwoordig. PDD spendeerde volgens The Wall Street Journal vorig jaar bijna 2 miljard dollar aan reclame op Meta – meer dan enig andere adverteerder – en dreef daarmee de advertentieprijs omhoog.

PDD had dan ook een achterstand in te halen. Concurrent Alibaba is al sinds 2010 in het buitenland actief met AliExpress. Inmiddels vechten de twee reuzen om de eerste plaats als meest waardevolle Chinese bedrijf op de Amerikaanse beurs. Begin dit jaar stootte PDD (beurswaarde circa 150 miljard euro) zijn concurrent van de troon, nu is Alibaba (bijna 170 miljard euro) weer het grootst.

De Financial Times plaatste onlangs vraagtekens bij de cijfers van PDD. Hoewel het bedrijf qua omvang vergelijkbaar is met Alibaba, stellen de bezittingen van PDD relatief weinig voor. De zakenkrant karakteriseert PDD als een bijzonder ontransparant bedrijf waar beleggers toch mee weglopen.

Ook met het eveneens Chinese Shein is Temu in een felle concurrentiestrijd verwikkeld, tot in de rechtbank. Shein staat vooral bekend om extreem goedkope ultra fast fashion en richt zich uitsluitend op de niet-Chinese markt.

Eind vorig jaar klaagde Temu over „maffia-achtige” intimidatie van zijn leveranciers door Shein. Die zaak loopt nog. Omgekeerd beschuldigde Shein Temu ervan influencers in te zetten om Shein zwart te maken.

Door een minuut naar producten te kijken, ‘verdienen’ Temu-gebruikers virtueel water voor hun virtuele akker

Farmland

Temu probeert klanten onder andere te binden met spelletjes, afgekeken van Pinduoduo. Met die spelletjes zijn kortingsbonnen en gratis producten te winnen. Zo is er de game Farmland, waarbij spelers op een virtuele boerderij graan verbouwen. Dat graan moet bevloeid worden, maar de hoeveelheid water is eindig. Bovendien heeft het graan steeds meer water nodig voor het geoogst kan worden. Dat water kan in het spel verkregen worden door schatkistjes te openen en kleine opdrachten uit te voeren, zoals een minuut door een pagina met producten te scrollen. Aanschaf van die producten levert nog meer virtueel water op.

Toch duurt het lang om zo genoeg water te ‘verdienen’. Wie niet eindeloos wil wachten, kan extra water krijgen door vrienden uit te nodigen mee te spelen. Ook deze functie moet mensen dus weer overhalen de app te downloaden. Daarnaast zijn in Farmland spelmechanismen verwerkt die spelers moeten verleiden elke dag opnieuw de app te openen.

Toevoeging van zulke spelelementen heet ‘gamificatie’. „Dat wordt vaak ingezet om je te motiveren iets te doen waar je geen zin in hebt”, zegt Adrian Hon. Deze Brit bouwde jaren terug precies zo’n app: hij vond hardlopen saai en zocht een manier om dat te gamificeren. Inmiddels is het fenomeen uit de hand gelopen, vindt Hon. Hij schreef er een kritisch boek over (You’ve Been Played).

„Voor retailers is gamificatie een manier om je vaker en langer gebruik te laten maken van hun app en meer geld uit te laten geven. Gebruikers houden van zulke noviteiten, maar zijn het na een paar uur ook weer beu.”

Shoppen als entertainment

De spelletjes sluiten aan bij het type webwinkel dat Temu is. Gebruikers openen de app niet omdat ze een specifiek product zoeken, maar als een vorm van entertainment: scrollen door het aanbod om te zien wat er nu weer voor geks tussen zit. ‘Discovery-based shopping’, zoals het in jargon heet, heeft volgens experts meer weg van hoe mensen rondkijken in een fysieke winkel.

Westerse concurrenten als Amazon en bol.com werken anders. Hun klanten zoeken gericht naar een product: een telefoonkabeltje dat ze de volgende dag in huis willen hebben, bijvoorbeeld.

Dat is terug te zien op de homepage van zo’n winkel. Die ziet er bij bol.com voor iedereen vrijwel hetzelfde uit, met generieke, niet-gepersonaliseerde aanbiedingen. Amazon past die aanbiedingen al iets meer aan op de gebruiker, maar laat vooral zien waar de klant eerder op gezocht heeft.

Bij Temu is de complete homepage gepersonaliseerd en sluiten producten beter aan op de interesse van de gebruiker. Daardoor heeft de webpagina iets weg van een feed zoals op TikTok of Instagram, waarbij het een verrassing is wat er als volgende tevoorschijn komt. Die aanpak heeft iets weg van een fruitautomaat in een casino, zegt Hon, waarbij de jackpot op een willekeurig moment valt. „Negen van de tien producten op Temu zijn saai of nutteloos. Maar die ene keer is het iets geks, dat houdt het interessant. Daardoor blijven gebruikers doorscrollen.”

Waar Amazon, nadat er een keer op ‘Apple Watch’ is gezocht, vooral nog meer slimme horloges laat zien, registreert Temu bij een zoekopdracht naar ‘kattenbak’ een bredere interesse in katten. De gebruiker krijgt vervolgens niet eindeloos kattenbakken te zien, maar kattenspeeltjes en voederautomaten. Als dat aanslaat, trekt Temu het nog breder en toont het ook mokken, posters, vloerkleden en theelichtjeshouders met kattenthema getoond.

Prijscompetitie

Temu is goedkoper dan de meeste andere onlinewarenhuizen. Daarachter gaat harde prijscompetitie schuil, zegt techexpert Ed Sander. „Fabrikanten worden tegen elkaar uitgespeeld. Wie de beste prijs biedt, krijgt de orders. Daardoor word je gedwongen steeds verder in prijs te zakken. Er zijn fabrikanten die zo onder druk gezet worden, dat ze zeggen: wij kunnen hier geen winst meer op maken.”

De keerzijde: lage prijzen kunnen ten koste gaan van kwaliteit en veiligheid. Dat het Chinese platform het op dat vlak niet altijd even nauw neemt met de Europese regelgeving, bleek vorige maand uit een steekproef van Toy Industries of Europe (TIE). Deze brancheorganisatie van de Europese speelgoedindustrie testte negentien speelgoedartikelen, waarvan er niet een aan de veiligheidsvoorschriften voldeed. Zo had een rammelaar scherpe randen waaraan baby’s zich kunnen bezeren en leverden gele badeendjes verstikkingsgevaar op.

TIE noemde de uitkomst van het onderzoek „alarmerend”. Een soortgelijke steekproef bij andere grootschalige onlinespeelgoedwinkels, leidde volgens de organisatie tot „even zorgwekkende resultaten”.

De belangenvertegenwoordiger roept wetgevers en autoriteiten op de verkoop van onveilig speelgoed door aanbieders van buiten de EU aan te pakken. „Consumenten moeten erop kunnen vertrouwen dat wat hier te koop wordt aangeboden, in overeenstemming is met de EU-regels. Onlineplatforms mogen dat vertrouwen niet misbruiken.”

Temu laat weten dat alle schadelijke producten inmiddels uit het Europese assortiment zijn gehaald. Het zegt alles te doen om ervoor te zorgen dat fabrikanten producteisen naleven.

Toch is het koorddansen, zegt Sander. „Temu wil goedkoper blijven dan de concurrent, Maar als de kwaliteit daar te veel onder lijdt, helpen ze hun eigen platform om zeep.”

Weerstand

Onvoldoende productveiligheid is niet het enige waardoor Temu argwaan wekt. Ook zijn er zorgen over de privacy van gebruikers sinds malware is aangetroffen in zusterapp Pinduoduo. Volgens Britse en Amerikaanse politici valt bovendien niet uit te sluiten dat Temu producten verkoopt die met dwangarbeid zijn gemaakt.

In Europa groeit intussen de weerstand tegen de stroom aan Chinese koopjes, met name vanwege de impact op het milieu. In Frankrijk is een wetsvoorstel in de maak tegen de spotgoedkope kleding van onder andere Temu. Als de senaat instemt, betalen de Fransen vanaf volgend jaar tot 10 euro extra per kledingstuk. Door kleding van matige kwaliteit te belasten, hoopt Frankrijk de wildgroei daarvan te beteugelen. Bedrijven mogen ook geen reclame meer maken voor goedkope mode.

Daarmee zou Frankrijk het eerste land zijn met ingrijpende maatregelen tegen wegwerpmode. „Ik zou er niet van wakker liggen als Temu er morgen niet meer zou zijn”, zegt Sander. „Maar het heeft alles te maken met ons eigen consumptiegedrag. Je kunt met het vingertje wijzen naar Temu, maar wij kopen die troep. Als wij ermee ophouden, gaat Temu ook veranderen.”

Lees ook
Groei online winkelen gestabiliseerd – behalve voor Chinese fastfashion

Tijdelijke winkel  van Shein in  Parijs, vorig jaar van 5 tot 8 mei.


Pensioenfondsen stellen hun kolossale berg geld beschikbaar om de energietransitie mee aan te wakkeren

Ze zijn met veel, hebben ongelooflijk diepe zakken en zien een groot probleem dat volgens hen de vooruitgang van Nederland bedreigt. En om dat probleem op te lossen, stellen ze graag wat van hun miljarden ter beschikking. Mits de politiek natuurlijk een beetje meewerkt.

Met ‘ze’ worden hier de vijf grootste pensioenfondsen van Nederland bedoeld: ABP, PFZW, PME, PMT en BpfBouw. Samen zitten die op een kolossale geldberg van ongeveer 900 miljard euro. En met ‘het probleem’ gaat het om de energietransitie. Die gaat lang niet zo snel als nodig om gevaarlijke klimaatverandering af te wenden.

Woensdag werd via het Financieele Dagblad bekend dat deze vijf pensioenfondsen een brief aan informateurs Elbert Dijkgraaf (SGP) en Richard van Zwol (CDA) hebben gestuurd met een voorstel om een stevige bijdrage te leveren aan de energietransitie. NRC heeft die brief ook ingezien. De brief komt op een pikant moment. Vier rechtse partijen proberen een coalitie te smeden, waarvan in ieder geval de PVV, de grootste, weinig op heeft met de energietransitie. Die partij wil juist zo weinig mogelijk geld verspillen aan groene onzin.

Ook opvallend: vanuit de politiek en maatschappelijke organisaties werd de afgelopen tijd geregeld een beroep gedaan op de pensioenfondsen met hun enorme spaarpotten voor het financieren van belangrijke maatschappelijke opgaven. Om te beginnen omdat de regering zelf niet alles zou kunnen betalen. Naast de energietransitie ging dat ook om oproepen om mee te investeren in de zorg, de woningbouw en defensie. Aan die oproepen lijken de pensioenfondsen de laatste tijd steeds meer gevolg te geven.

In de brief stellen de pensioenfondsen voor dat ze ettelijke – een concreet bedrag wordt niet genoemd – miljarden van hun totale beheerde vermogen willen investeren in de transitie. In het bijzonder willen ze geld steken in infrastructuur zoals stroom- en warmtenetten. Die infrastructuur kun je zien als de ruggengraat van de energietransitie: zonder een adequaat hoogspanningsnetwerk bijvoorbeeld geen ‘elektrificatie’ van woningen en fabrieken.

Op alle fronten mis

Op dit moment gaat het juist op alle fronten mis met die infrastructuur. Het stroomnet zit zo vol dat bedrijven vrijwel nergens snel een nieuwe aansluiting kunnen krijgen. Ze komen vaak op een (lange) wachtlijst. De netbeheerders zijn daarom naar eigen zeggen bezig met een ‘historische’ uitbreiding van het stroomnet. Maar dat kost bakken vol geld, en bovendien veel tijd. Alleen al Tennet, het staatsbedrijf dat het landelijke stroomnet beheert, voorziet op dit moment een kostenpost van tientallen miljarden euro’s voor de verzwaring van het netwerk. Gedurende de komende tien jaar.

De ‘verstopping’ van het net zien de pensioenfondsen als grootste obstakel voor de verdere overgang naar een schonere energievoorziening. Bestuursvoorzitter Eric Uijen van PME, een van de betrokken fondsen, zegt in een telefonische toelichting: „Dit probleem moet echt heel snel worden opgelost. Want anders zullen consumenten en bedrijven over een tijdje niet altijd meer stroom kunnen krijgen wanneer ze die nodig hebben. De tekorten zullen dan verdeeld moet worden en dat gaat pijn doen. Bedrijven stagneren, willen misschien niet meer verder investeren, en dat tast de werkgelegenheid weer aan. Zo krijg je een negatieve spiraal. Dat is geen goed toekomstbeeld.”

Voorwaarden

Tegelijk stellen de fondsen hun miljarden niet zomaar beschikbaar, blijkt uit de brief. De pensioenfondsen stellen een aantal voorwaarden. Een daarvan is zekerheid en stabiliteit van beleid. Als het kabinet vandaag besluit om de handen ineen te slaan met de pensioenfondsen voor de verzwaring van het stroomnetwerk, is het niet de bedoeling dat een volgend kabinet dat beleid weer bij het grofvuil zet. „Wij vragen de overheid […] een leidende rol te nemen en te houden in het verschaffen van duidelijk meerjarig beleid op de energietransitie […]”.

Ook willen de pensioenfondsen dat de overheid een deel van de financiële risico’s van de investeringen overneemt. Want investeringen in nieuwe en soms nog onzekere (energie)technologieën kunnen immers slecht uitpakken. Terwijl pensioenfondsen een wettelijke plicht hebben om voorzichtig om te gaan met de ingelegde premies van hun deelnemers. Ook zijn er nog kritische pensioendeelnemers van de fondsen zelf, die vrezen voor hun uitkeringen, omdat hernieuwbare energie-investeringen nu niet altijd goed renderen. Al dringt het grootste deel van hun achterbannen volgens de fondsen juist aan op groenere beleggingen.

Cruciale infrastructuur

Een pikante kwestie die de pensioenfondsen verder aanstippen is dat voor eventuele investeringen in het hoogspanningsnet een oplossing moet worden gevonden voor de huidige eigendomsbeperkingen. Het is bij wet verboden in Nederland voor private partijen om een belang te nemen in cruciale infrastructuur. De overheid wil, onder andere, het ‘lot’ van die infrastructuur niet laten bepalen door commerciële partijen. Dat zijn „grenzen” die de pensioenfondsen „beperken in het investeren in de Nederlandse energietransitie”.

Pensioenfondsen kunnen nu wel op een andere manier investeren in die netten, ze kunnen bijvoorbeeld Tennet gewoon geld lenen – wat ze ook doen trouwens. Maar gelet op de financiële risico’s die aan dat soort beleggingen kleven, doen de fondsen dat maar tot op zekere hoogte. Er zou meer geld gemobiliseerd kunnen worden als de pensioenfondsen een rechtstreeks belang kunnen nemen in die netten en de overheid een deel van de risico’ draagt. Uijen: „We begrijpen heel goed dat stroomnetten in handen van de overheid moeten zijn. Maar als je ze ‘investeerbaar’ wilt maken, moet je toch wat bedenken.”

Concreet ziet hij de volgende oplossing voor zich. Als de pensioenfondsen zouden samenwerken met bijvoorbeeld een staatsinvesteringsvehikel zoals Invest-NL, kan dat vehikel het eigenaarschap op zich nemen en vloeien alleen de eventuele rendementen (deels) naar de pensioenfondsen. De fondsen hopen sowieso op een belangrijke rol voor Invest-NL als hun voorstel ‘landt’ in Den Haag, omdat deze organisatie bij uitstek uitgerust zou zijn om de regie te houden op de energietransitie.

Geld als oplossing?

Wat de netbeheerders van het voorstel vinden? Een woordvoerder van de brancheorganisatie, Netbeheer Nederland, zegt dat met extra geld het probleem van het volle stroomnet nog niet opgelost is, al noemt hij het „goed” dat er ook door de pensioenfondsen gekeken wordt naar de energietransitie. Geld is namelijk maar „in beperkte mate een knelpunt”. „Daarnaast hebben we te maken met tekorten aan werknemers, een tekort aan ruimte om te bouwen en tijdrovende procedures en vergunningsverlening.” Die obstakels worden niet weggenomen.

Bij de pensioenfondsen beseffen ze dat ook. Uijen: „Die zaken moet ook worden opgelost. Maar aan geld is echt wel een tekort, dat heeft het kabinet zelf aangegeven. Die schakel kunnen we in ieder geval versterken. En dat lijkt me geen onbelangrijke.”

Zorgen over een mogelijk klimaat-sceptisch volgend kabinet heeft hij overigens niet. „Ook een nieuw kabinet kan zijn ogen niet afwenden van dit probleem. Het lijkt me een kwestie van gezond verstand dat we proberen te voorkomen dat huishoudens en bedrijven straks soms van het net af worden gehouden.”


Helft van bouw middenhuur niet haalbaar voor corporaties door gebrek aan financiering

Dat woningcorporaties een forse kluif zouden krijgen aan het bouwen van de afgesproken 50.000 middenhuurwoningen, was al bekend. Maar nu is voor het eerst duidelijk hoe groot het gat tussen afspraken en de economische werkelijkheid is.

Corporaties kunnen namelijk niet aan genoeg financiering komen om de nieuwbouwafspraken voor middenhuurwoningen te halen. Met de huidige financieringsregels kunnen de corporaties nog maar net de helft van de 50.000 te bouwen middenhuurwoningen financieren die ze hebben afgesproken met demissionair minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting, CDA). De corporaties komen niet verder dan 26.100 middenhuurwoningen tot en met 2030, zo blijkt uit berekeningen van investeringsadviesbureau Ortec in opdracht van Aedes.

Er bestaat een groot tekort aan middenhuurwoningen met een maandelijkse huurprijs tussen de 880 en ongeveer 1.100 euro. Voor beleggers is de bouw van deze huurwoningen commercieel vaak niet aantrekkelijk. Daarom kijkt minister De Jonge naar de woningcorporaties. In de nationale prestatieafspraken die De Jonge in de zomer van 2022 met corporaties maakte, werden 50.000 woningen afgesproken. Hiervoor werd de verhuurderheffing afgeschaft, waardoor corporaties 1,7 miljard euro extra te besteden kregen.

Toch bleken de nationale prestatieafspraken met corporaties niet realistisch. Door inflatie en gestegen bouwkosten is er meer geld nodig dan in 2022 was voorzien. Daarnaast is geld lenen door de stijgende rente de afgelopen jaren een stuk duurder geworden. Het doel van de 50.000 middenhuurwoningen raakt volgens Aedes „steeds verder uit beeld.”

Staatssteunregels

De afgelopen tien jaar hielden woningcorporaties zich grotendeels afzijdig bij de bouw van middenhuurwoningen. Het algemeen geldende politieke idee was dat dit aan de markt overgelaten moest worden. Sociale huurwoningen, die echt onmogelijk door de markt gefinancierd konden worden, werden het terrein van de corporaties.

Dat corporaties wel sociale huurwoningen kunnen bouwen, komt doordat ze hiervoor leningen kunnen aanvragen met dekking van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Dit onafhankelijke fonds garandeert de schulden van de corporaties, en wordt in geval van echte nood gedekt door het Rijk en gemeenten. Dit zorgt dat de corporaties een zeer hoge kredietwaardigheid hebben en leningen met een lange looptijd en tegen lagere rentes kunnen afsluiten dan marktpartijen.

Door Europese regelgeving geldt deze vorm van staatssteun alleen voor de bouw van sociale huurwoningen. Maar nu het aantal nieuwe middenhuurwoningen in meerdere Europese lidstaten achterblijft, klinkt de politieke roep steeds luider om corporaties te betrekken bij de bouw van middenhuurwoningen. De corporaties willen wel, maar lopen tegen hoge financieringseisen aan. In tegenstelling tot sociale huurwoningen worden middenhuurwoningen niet gedekt door het waarborgfonds, waardoor kapitaalverstrekkers zwaardere eisen stellen aan corporaties. Zo accepteren ze niet in alle gevallen het onderpand van de corporaties, en moeten die aan hogere kapitaaleisen voldoen voor leningen voor middenhuurwoningen.

Lees ook
zo wil Hugo de Jonge zorgen voor meer middenhuurwoningen

Demissioniar minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting) staat de pers te woord op het Binnenhof. Foto Sem van der Wal/ANP

Volgens corporatiekoepel Aedes kan dit probleem worden opgelost als de financiering van middenhuurwoningen voortaan ook geborgd kan worden onder het Waarborgfonds Sociale Woningbouw. Hierin vindt Aedes minister De Jonge aan haar zijde – hoewel hij er niet over gaat. Het besluit om de staatssteunregeling voor sociale woningbouw uit te breiden naar middenhuur, moet in Brussel genomen worden.

Aedes roept de formerende partijen op om in een volgend kabinet mee te denken met corporaties. Volgens de koepel zou het een enorm verschil maken als financiering voor middenhuurwoningen ook geborgd kon worden uit het Waarborgfonds. Er zouden onder de huidige economische omstandigheden zelfs tot 67.400 middenhuurwoningen gebouwd kunnen worden – en dat is meer dan afgesproken.

Nederland is overigens niet de enige EU-lidstaat die graag een uitbreiding van de financieringsmogelijkheden zou zien. Met België, Duitsland, Luxemburg, Portugal, Slowakije en Spanje werd vorig jaar een gezamenlijke oproep aan de Europese Commissie gedaan. Of daar gevolg aan gegeven wordt, zal nog moeten blijken.


Trump steenrijk na beursgang Truth Social. Op papier, weliswaar

De eerste twee dagen met beursnotering van Trump Media & Technology Group hebben grootaandeelhouder en voormalig Amerikaans president Donald Trump op papier miljarden dollars opgeleverd. Het bedrijf, waar zijn socialemediaplatform Truth Social onder valt, beleefde dinsdag zijn debuut op technologiebeurs Nasdaq in New York.

De koers van DJT – Trumps initialen vormen de afkorting voor het bedrijf op de beurs – steeg na de introductie binnen enkele uren van 49,95 dollar (ruim 46 euro) naar bijna 80 dollar. In de loop van de dag stabiliseerde het aandeel. Deze woensdag opende DJT op Wall Street rond de 65 dollar. Dat maakt het zo’n 9,5 miljard dollar waard. Trump, die 58 procent van de aandelen bezit, kan daarmee zo’n 5,5 miljard dollar aan vermogen bijschrijven.

Althans, op papier. Hij kan zijn aandelen de komende zes maanden niet verkopen, door de lock-up waar Trump Media onder valt. Door die regeling, gebruikelijk bij net beursgenoteerde bedrijven, mogen de ‘oude’ aandeelhouders pas na een bepaalde periode weer aandelen verkopen. De maatregel moet voorkomen dat snelle verkoop van nog een groot pakket aandelen de beurskoers bederft.

Vastgoedfraude

Trump, opnieuw kandidaat voor het Amerikaanse presidentschap, heeft het geld hard nodig. Het hof van beroep in New York bepaalde maandag dat hij tien dagen krijgt om een borgsom van 175 miljoen dollar te storten. Eerder had de rechter die borg op bijna een half miljard dollar vastgesteld, maar het hof besloot dat bedrag te verlagen.

Trump moet de borgsom betalen om in beroep te gaan tegen een boete van 464 miljoen dollar die hij vorige maand kreeg wegens fraude met zijn vastgoedbedrijf. De rechter oordeelde dat Trump jarenlang de waarde van zijn bezittingen te hoog heeft voorgesteld om lagere rentes op leningen te bedingen en daarmee banken heeft misleid.

Een federale rechter veroordeelde de presidentskandidaat in januari bovendien tot een schadevergoeding van 83 miljoen dollar aan schrijfster E. Jean Caroll. Zij was in 1996 seksueel misbruikt door Trump in een pashokje van een warenhuis.

De afgelopen weken werd duidelijk dat Trump, die zichzelf in de media graag neerzet als ‘self made miljardair’, dit geld niet zomaar heeft liggen. Volgens berekeningen van The New York Times bezit hij zo’n 350 miljoen dollar (contanten en aandelen) waar hij direct bij kan. De rest van zijn vermogen zit vooral in vastgoed, waaronder [een deel van] de Trump Tower in New York en meerdere golfbanen.

Mocht Trump zijn aandelen in Trump Media & Technology Group direct willen verkopen, dan zal hij het net aangestelde zevenkoppige bestuur moeten overtuigen de lock-up te schrappen. De kans dat dit lukt lijkt aanzienlijk: de bestuurders zijn Trump-getrouwen, onder wie zijn oudste zoon Donald Trump Jr.

De vraag is of het nodig is, want Trump lijkt de 175 miljoen aan borg uit zijn direct beschikbare middelen te kunnen betalen. Op basis van zijn aandeel in DJT is hij met zekerheid officieel miljardair: een status die handig is in de pr rondom de verkiezingscampagne.

Truth Social

De vraag is of de koers van de Trump Media & Technology Group zo hoog blijft. Het aandeel heeft namelijk alle karakteristieken van een meme stock, een aandeel dat vooral door individuele beleggers wordt gekocht, omdat er veel om te doen is op sociale media. Daarmee wordt de koers weliswaar tijdelijk opgedreven, maar kan die ook net zo hard weer in elkaar klappen.

Uit onderzoek van The New York Times bleek deze week dat er vrijwel geen grote investeerders zijn die een belang in Trump Media hebben genomen. Aandelen worden vooral gekocht door individuele Trump-fans die hem steunen in zijn verkiezingscampagne voor het Amerikaanse presidentschap. Een serieuze financiële basis onder het bedrijf zelf ligt er niet.

„Dit aandeel wordt zwaar overhyped en Trump zal er alles aan doen om die hype aan te jagen”, zegt beursanalist Nico Inberg daarover. „Voor Trump geldt dat hij moet verkopen voordat de verkiezingen zijn. Hij zal op tijd moeten cashen, voordat de markt zich realiseert dat er weinig tot geen omzet gedraaid wordt.” Mocht Trump weer president worden, dan mag hij geen bedrijven meer bezitten.

Op dit moment draait Trump Media & Technology Group volledig op Truth Social. Trump richtte het sociale netwerk op in februari 2021, nadat hij in de nasleep van de bestorming van het Capitool werd verwijderd van Twitter, Facebook en YouTube. Hij wilde met zijn nieuwe medium „de tirannie van Big Tech bestrijden”, zei Trump destijds.

Tot de beursgang kostte het bedrijf vooral geld. In de eerste negen maanden van vorig jaar zette het medium 3,4 miljoen dollar om aan advertenties en verloor het 49 miljoen dollar. Truth Social is een klein sociaal netwerk met slechts vijf miljoen actieve maandelijkse gebruikers. Ter vergelijking: Twitter had 215 miljoen gebruikers bij zijn beursgang in 2013. Facebook had zelfs 845 miljoen gebruikers, toen het bedrijf in 2012 naar Wall Street trok.

Op Truth Social was de beursgang onder de ‘truthseekers’, zoals gebruikers van het platform worden genoemd, het gesprek van de dag. De belangrijkste trending topics van Trumps sociale netwerk woensdagochtend: #TruthSocial en #DJT.


Hoe Duitsland de leemte van de Europese chipsector vult, op een fundament van de DDR

Wie dertig jaar geleden op het onzalige idee kwam een cleanroom te bouwen in een klaslokaal op de derde verdieping, dat weet Jörg Vierhaus niet meer. Het is sindsdien passen en meten in zijn stofvrije Reinraum, want uitbreiden is lastig.

Vierhaus leidt rond in zijn domein: lokaal 301 van de faculteit elektrotechniek van de Otto von Guericke-universiteit (OVGU) in Maagdenburg. Sponsored by Intel, meldt een sticker op de deur.

Goed, het zijn niet de allernieuwste spullen die hier staan – sommige machines zijn zelfgebouwd – maar Vierhaus heeft wel alles voorhanden om studenten uit te leggen hoe de stappen van de chipproductie werken: lithografie, depositie, etsmachines en meetapparatuur. Als je het in deze cleanroom kunt maken, dan kun je het zeker in een hypermoderne chipfabriek, zegt hij. Vierhaus laat het huiswerk van zijn studenten zien: een handvol minuscule vierkantjes, gezaagd uit een silicium schijf. Chips. En daar draait het om in Maagdenburg.

Het is een maandagmiddag, eind februari, en op de OVGU is het rustig. Een groepje studenten borrelt in het gebouw van de natuurkundefaculteit, met bier uit een beugelfles. In de tuin voor de entree staan replica’s van de beroemde halve bollen van Otto von Guericke. Daarmee bouwde deze natuurkundige – en burgemeester van de stad – in de zeventiende eeuw de eerste vacuümpomp, om lege ruimte na te bootsen.

Leegte is er volop in Maagdenburg. De stad werd in de Tweede Wereldoorlog grotendeels verwoest door geallieerde bombardementen, waardoor de boulevards ook nu nog breed en verlaten ogen. Buiten het stadshart vind je de industriële ruïnes uit de DDR-tijd. Ooit stonden er grote metaalbedrijven, die de graafmachines maakten voor bruinkoolmijnen. Monsters op rupsbanden. Maar in de jaren negentig sloten de meeste staalfabrieken en raakten tienduizenden mensen hun baan kwijt.

Vandaar de slogan ‘Weg uit de leegte’, waarmee Maagdenburg Europese cultuurhoofdstad van het jaar 2025 probeerde te worden. Vergeefs: de eer ging naar een andere Duitse stad, Chemnitz.

Computers op wielen

Maar de leegte van Maagdenburg trekt wel een nieuwe bewoner. De Amerikaanse chipfabrikant Intel gaat chipfabrieken bouwen, aan de westkant van de stad. Het is een grootschalig project dat de wederopstanding van de Europese chipindustrie inluidt. De Europese Unie wil namelijk niet meer volledig leunen op Aziatische chipleveranciers. Die afhankelijkheid bleek een achilleshiel tijdens de coronacrisis, toen een chiptekort ervoor zorgde dat de productielijnen van Europese autofabrieken langdurig stilstonden.

Chips zijn de belangrijkste ingrediënten van een moderne auto. Volgens NXP, de Nederlandse chipfabrikant die veel aan de autosector levert, zitten in een elektrische auto wel 4.000 tot 8.000 verschillende chips. Computers op wielen dus, maar toch annuleerden grote Europese autobedrijven in 2020 en masse hun bestellingen, in de verwachting dat het virus het verkeer zou platleggen. Zodra ze daar spijt van kregen en opnieuw bestelden, belandden die orders achter in de rij bij de grootste chipfabrikant ter wereld, het Taiwanese TSMC. Het gevolg: autofabrieken die op de rem stonden.

TSMC vervaardigt 60 procent van alle processors wereldwijd, en het leeuwendeel van de meest geavanceerde types. Ook NXP besteedt een deel van zijn productie uit aan Taiwan. De Europese industrie is daardoor kwetsbaar: Taiwan staat immers onder geo-politieke hoogspanning. China wil het eiland weer inlijven, al is onduidelijk hoe en wanneer.

Het gevolg van die wereldwijde hang naar autonomie: duurdere chips. De keten overal dupliceren, is minder efficiënt

Om de kans op een nieuw chiptekort te verkleinen investeert de EU 43 miljard euro in haar eigen chipindustrie. Dat klinkt meer dan het is. De EU Chips Act bestaat maar voor een klein deel uit Brussels geld, de meeste miljarden moeten de lidstaten zelf ophoesten.

Toch is de Chips Act een breuk met het verleden, want de Europese Unie probeerde altijd staatssteun tegen te gaan, om oneerlijke concurrentie tussen lidstaten te voorkomen. Maar omdat chips onontbeerlijk zijn – het zijn de belangrijkste bouwstenen van de moderne maatschappij – is er een gezamenlijke inspanning nodig om de Europese industrie resistent te maken in de turbulente 21ste eeuw.

De meerprijs van zekerheid

De geglobaliseerde productieketen van de chipindustrie concentreert zich sinds de jaren negentig in Azië, met name in Taiwan en Zuid-Korea. Door de geopolitieke verschuivingen – aangewakkerd door de technologieoorlog tussen de VS en China – wil ieder machtsblok zijn chipvoorraad veiligstellen. Niet alleen Europa investeert in eigen chipindustrie; de VS en Japan hebben hun eigen stimuleringsprojecten. Net als China, dat zijn chipproductie opvoert, terwijl de VS dat weer proberen te dwarsbomen met exportmaatregelen, bijvoorbeeld voor ASML.

Het gevolg van die wereldwijde hang naar autonomie is dat chips waarschijnlijk duurder zullen worden, omdat het minder efficiënt is om de productie en keten van toeleveranciers overal op de planeet te dupliceren, in plaats van te concentreren op één plek. Dat is de meerprijs voor zekerheid.

Het strategisch belang van chips is te groot om alleen maar te vertrouwen op economische logica. Het gaat immers niet alleen om auto’s. Ook de energietransitie is afhankelijk van halfgeleiders. Windmolens zitten vol chips, het moderne stroomnet ook. Of wapens: het slagveld in Oekraïne bewijst hoezeer moderne oorlogvoering afhangt van chiptechnologie.

Alles draait op halfgeleiders en het is de verwachting dat de totale chipomzet verdubbelt tussen 2024 en 2030, tot meer dan 1.000 miljard euro. Het Europese aandeel in de mondiale chipproductie verwatert als de EU niet snel meegroeit. Thierry Breton, eurocommissaris van de Interne Markt en aanjager van de Chips Act, weet dat volledige autonomie niet haalbaar is. Hij hoopt dat de EU in 2030 uiteindelijk 20 procent van de wereldproductie kan leveren – dat is nu 8 procent. Europa mag dan belangrijke gereedschappen leveren voor chips, zoals die van ASML en ASM, maar de productie is nog grotendeels een Aziatisch feestje.

Mega-site in Maagdenburg

Maagdenburg speelt een sleutelrol in de Chips Act. In eerste instantie bouwt Intel twee productiehallen, maar er is ruimte om door te groeien naar acht of negen ‘fabs’ – de koosnaam voor grote chipfabrieken. Voor de bouw alleen al zullen 7.000 mensen nodig zijn, en Intel verwacht dat er zo’n 3.000 mensen in de fabriek zullen werken.

De ‘mega-site’ levert daarnaast banen op bij toeleveranciers en in de dienstverlenende sector – restaurants, scholen, artsen. Bij elkaar wel 25.000 mensen, denkt André Strittmatter. Hij is hoofd van de halfgeleidersectie van OVGU en expert in epitaxy, het aanbrengen van dunne laagjes op chips. Aan hem de taak om extra studenten op te leiden die aan de slag kunnen bij Intel.

De universiteit heeft veel internationale studenten, want in Duitsland is volgens Strittmatter niet genoeg talent beschikbaar. „Ik hoop dat hier nog meer studenten uit Spanje, Frankrijk, Italië en Oost-Europa naartoe komen. Duitsland is een van de paar landen waar je voor weinig geld goed onderwijs kunt krijgen.” Ook Aziatische studenten melden zich massaal in Maagdenburg.

„Toen een Intel-delegatie zich in oktober 2021 voor het eerst bij ons meldde, hadden ze maar één prangende vraag: kunnen jullie opschalen?”, zegt Jens Strackeljan, rector van de OVGU. Over vier jaar verwacht hij jaarlijks ongeveer honderdvijftig afgestudeerde academici af te leveren die aan de slag kunnen in de chipsector. Zijn universiteit moet daarvoor wel vernieuwen, want nu studeren er bij de OVGU jaarlijks hooguit veertig chippecialisten af. Op het wensenlijstje staan een nieuwe hoogleraar nanotechnologie en een nieuwe, grotere cleanroom. In lokaal 301 van Jörg Vierhaus kunnen niet meer zes studenten tegelijk aan de slag. Dat tikt niet aan.

Grafkamers

Intel kon kiezen uit tientallen Europese steden die lonkten naar de fabs. De Amerikanen hadden een voorkeur voor Maagdenburg vanwege de nabijheid van de OVGU en andere kenniscentra, onder meer in Berlijn, Leipzig en Dresden. Bovendien zijn de vestigingskosten er laag en betaalt de overheid fors mee. Intel krijgt van de Duitse staat en de deelstaat Sachsen-Anhalt 10 miljard euro subsidie op een totale investering van 30 miljard euro.

Op dit moment is er op de plek van de Intel-fabriek weinig te zien: een weiland waarin opgravingen plaatsvinden, voordat de bulldozers van Intel vrij baan krijgen. Archeologische onderzoekers hebben in maart wel twee neolithische grafkamers gevonden, zo’n 6000 jaar oud. Maar de vooruitgang laat zich niet tegenhouden door de steentijd. In april moeten de opgravingen achter de rug zijn en kan Intel beginnen. Eind 2027 zullen dan de eerste wafers van de band rollen – zo heten de silicium schijven waarop, laag voor laag, chips gemaakt worden.

De voortgang van het Intel-project leek vertraging op te lopen omdat de Duitse overheid van de rechter te horen kreeg dat het Europese coronahulpgelden niet mag gebruiken om chipfabrieken te sponsoren. Volgens rector Strackeljan loopt het met een sisser af: Sachsen-Anhalt wil erg graag dat Intel hierheen komt, omdat de halfgeleiderindustrie de economie nieuw leven inblaast.

Andersom is Maagdenburg ook voor Intel een kans die het niet kan laten liggen. De laatste jaren heeft het bedrijf een negatieve kasstroom. De chipfabrikant heeft moeite om het innovatietempo van de Aziatische concurrenten bij te benen en grijpt stimuleringsprojecten aan in Europa en in de VS voor een gedurfde inhaalslag. Het bedrijf kocht daarvoor de allernieuwste technologie van chipmachinemaker ASML – lithografiemachines van bijna 400 miljoen euro per stuk, die de dunste lijntjes kunnen afbeelden op een silicium schijf.

De totale investeringen van Intel in Europa bedragen 80 miljard dollar, verdeeld over meerdere fabrieken en onderzoeksprojecten. Het bedrijf had in 2023 een omzet van 54 miljard dollar. Ook in Polen komt er een nieuwe Intel-fabriek, gespecialiseerd in het verwerken van chips in elektronica.

Intel wil vanaf 2027 chips leveren met 18 Ångström-techniek – een Ångström is een tiende van een nanometer

Intel verandert daarnaast zijn bedrijfsvoering. Het produceert niet alleen meer eigen chips voor computers en datacenters, maar gaat ook in opdracht van andere ontwerpers werken. Dit zogeheten ‘foundry-model’ werkt goed voor TSMC, Samsung, GlobalFoundries en de Chinese chipfabrikant SMIC. De waardevolste chipontwerpers van dit moment, Nvidia, AMD, Qualcomm en Apple, besteden namelijk al hun productie uit aan zulke foundries, zodat ze zelf geen dure fabrieken hoeven te bouwen. Intel moet ook overstag, en zal opdrachten van anderen net zoveel prioriteit moeten geven als zijn eigen chips. Dat vergt nogal een cultuuromslag, weet ook Intel-topman Pat Gelsinger. Voor zijn bedrijf is het erop of eronder. Houdt het de aansluiting bij de Aziatische concurrenten?

Volgens Gelsinger zal Maagdenburg een van de modernste chipfabrieken ter wereld huisvesten. In cijfers: de meest geavanceerde chips worden op dit moment gemaakt met 2-nanometertechnologie (een nanometer is een miljoenste van een millimeter). Intel wil vanaf 2027 chips leveren met 18 Ångström-techniek – een Ångström is een tiende van een nanometer. Nog fijnmaziger, nog snellere chips dus. Dat zijn niet de halfgeleiders waar Europese autofabrikanten nu op zitten te wachten. Zij hebben vooral ‘volwassen’ technologie nodig; goedkopere chips, op grotere schaal beschikbaar.

Met de E van Europa

Duitsland investeert naast Intel ook miljarden in een ander groot chipproject. Om in de acute behoefte van autofabrikanten te voorzien bouwt TSMC, Taiwanese Semiconductor Manufacturing Company, een nieuwe chipfabriek in Dresden. Dit project heet ESMC (met de E van Europa) en valt ook onder de EU Chips Act. De ESMC-fabriek kost 10 miljard euro en heeft een Nederlands tintje: NXP vormt een joint venture met TSMC, samen met Duitse chipfabrikanten Infineon en Bosch. De drie Europese bedrijven betalen 1,5 miljard euro en de Duitse overheid steunt het project met 5 miljard. TSMC investeert zelf ‘slechts’ 3,5 miljard euro. Die verhoudingen geven goed weer hoe welkom deze Taiwanese uitbreiding in Duitsland is. De ESMC-chips zullen gebaseerd zijn op 28- en 16-nanometer technologie, precies dat wat Europese autofabrikanten de komende tien jaar nodig denken te hebben.

Waarom steekt een Nederlandse chipfabrikant eigenlijk geld in een Duits project? NXP, in 2006 afgestoten door Philips, heeft immers ook een fabriek in Nijmegen. Daar is de afgelopen jaren al 250 miljoen euro in geïnvesteerd om de productie te vergroten. Maar voor de sprong naar grotere wafers (300 millimeter), waar meer chips op passen, is gespecialiseerde kennis en een ander soort toeleverancier nodig. Allebei zijn in Nederland niet beschikbaar.

Het lag daarom voor de hand om de samenwerking met TSMC te zoeken en ook elders uit te breiden, zegt NXP’s technologiedirecteur Lars Reger. „TSMC kijkt niet naar landen, zoals Nederland of Duitsland, maar naar het ‘land’ Europa. We hebben ook niet gezocht naar de plek die de meeste subsidies bood – we zochten naar het beste ecosysteem.”

Maar waar vind je nou dat beste ecosysteem in Europa, om een nieuwe impuls te geven aan de chipindustrie? Daarvoor moet je veertig jaar terug in de tijd. Dresden was de logische keuze, want deze stad heeft een rijke chiphistorie. Net voordat het IJzeren Gordijn in 1989 viel, ontwierpen Oost-Duitse experts van het Zentrum Mikroelektronik Dresden bijvoorbeeld een geavanceerde geheugenchip van 1 megabit, die ze net op de valreep aan DDR-leider Erich Honecker konden tonen. In de jaren tachtig bouwde firma Robotron een eigen personal computer in Dresden, als tegenhanger van de IBM PC. Veel Duitsers leerden programmeren op zo’n oude Robotron. Na 1989 bleef een kleine groep experts in Dresden actief die ook weer westerse bedrijven aantrok: Siemens breidde uit in Dresden en verzelfstandigde daarna in 1999 zijn halfgeleidertak, onder de naam Infineon.

Tot op het ondergoed

Bij Infineon torenen de bouwkranen hoog uit boven de gebouwen en het nabijgelegen natuurgebied Dresdner Heide. De chipfabrikant investeert niet alleen in ESMC maarbreidt ook zelf uit met een nieuwe ‘Smart Power Fab’, die 5 miljard euro kost. Aan de bestaande productielijnen bij Infineon is goed te zien hoe de productie van 200 en 300 millimeter wafers verschilt. In de ‘oude’ fabriek zijn medewerkers bezig met het verplaatsen van de schijven, in de nieuwe fabriek gaat het automatisch. Japanse robots schieten aan het plafond met een bak vol wafers heen en weer, van de ene machine naar de andere. Die machines zijn – logisch – ook een stuk groter.

Wie de cleanroom binnengaat moet strippen tot op het ondergoed en zich in een vezelvrije outfit hijsen, om te voorkomen dat stofdeeltjes doordringen tot de kwetsbare chipproductie. „Wij hebben de strengste hygiëne-eisen van de hele wereld”, zegt Infineon-manager Germar Schneider tijdens een rondleiding. „Tijdens de coronacrisis hadden we dus amper besmettingen in de fabriek.”

Dresden is voor Infineon het belangrijkste onderzoekscentrum en de modernste productieplek. Niet al het werk in een chipfabriek vereist echter een academische opleiding. Daardoor is de samenstelling divers. Er werken mensen van meer dan vijftig verschillende landen, die in de kantine gezamenlijk pauzeren in de voorgeschreven onderkleding: een ruimvallende blauwe trainingsboek en dito wit T-shirt. Het is de nachtploeg, die mag zo naar huis.

Bij het vliegveld, een paar kilometer verderop, staan chipfabrieken Bosch en GlobalFoundries, ooit onderdeel van het Amerikaanse AMD. Dit wordt ook de locatie waar na de zomer ESMC gaat bouwen. Chipfabrikanten zijn geneigd op een kluitje te kruipen. „Als er meer schaalgrootte is, profiteren alle chipbedrijven daarvan, want het trekt ook nieuwe toeleveranciers aan. Daardoor groeit de waarde van de gehele productieketen”, zegt Lars Reger van NXP.

‘Silicon Sachsen’, zo noemen ze het hier. Intel had zich er wellicht ook graag gevestigd, maar in Dresden begint het krap te worden. De afstand Dresden-Maagdenburg, 230 kilometer, is in Amerikaanse ogen echter te verwaarlozen. Twee uurtjes op de Autobahn en je bent er.

Zo blaast Duitsland de chipindustrie nieuw leven in, op fundamenten uit de DDR-tijd. Dan rest nog de 10 miljard euro-vraag. In de Maagdenburg-fabrieken gaat Intel chips produceren waar de Europese industrie nu geen behoefte aan heeft – het zijn halfgeleiders die in smartphones of snelle computers voor datacenters zullen belanden. Die worden niet in de EU geproduceerd. Is het dan wel waard daar 10 miljard subsidie in te steken?

Lars Reger ziet er de logica wel van in. „Met ESMC willen wij het meest brandende probleem aanpakken, de vraag naar ‘volwassen’ chiptechnologie. Maar je moet ook vijftien of twintig jaar vooruitkijken. Uiteindelijk zal Europa dus ook de 5- of 2-nanometer chips nodig hebben. Anders lopen we straks wéér achter de feiten aan.”


Investeringsfonds HAL keert terug naar waar het in 1873 begon: Rotterdam

De Nederlandse investeringsmaatschappij HAL keert terug naar Rotterdam, de havenstad waar het fonds in 1873 begon als rederij Holland-Amerika Lijn. Het fonds verplaatst per 1 april 2024 zijn fiscale zetel van Curaçao naar Nederland. De feitelijke leiding verhuist vanuit Monaco.

De aandeelhouders van HAL Trust – onder wie de steenrijke nakomelingen van havenbaron Willem van der Vorm, die in 1933 HAL redde van de ondergang – hebben vrijdag voor de verhuizing gestemd tijdens een bijzondere aandeelhoudersvergadering. In november kondigde HAL de verhuizing al aan. Destijds meldde HAL ook dat per 1 april een nieuwe bestuursvoorzitter aantreedt, Jaap van Wiechen. Hij is sinds 2014 lid van het bestuur. Van Wiechen volgt Mel Groot op die sinds 2014 leiding gaf aan HAL.

Zo komt (deels) een einde aan de ingewikkelde structuur van een van de bekendste investeringsfondsen van Nederland. HAL kent nu nog vier bases: Bermuda, Curaçao, Monaco en Nederland.

De beursgenoteerde HAL Trust, die voor circa 68 procent in handen is van de familie Van der Vorm, is gevestigd in het belastingparadijs Bermuda. De trust bezit alle aandelen van het op Curaçao gevestigde HAL Holding.

De holding bezit onder meer baggerbedrijf Boskalis, tankterminalbeheerder Vopak, maritieme dienstverleners SBM Offshore en Anthony Veder Group en elektronicaketen Coolbue. Ook bezit HAL de FD Mediagroep (Het Financieele Dagblad, BNR Nieuwsradio). HAL heeft een beurswaarde van 11,4 miljard euro.

Nu HAL het fiscaal gunstige klimaat van Bermuda en de Nederlandse Antillen verlaat moet het bedrijf met ingang van 1 april in Nederland vennootschapsbelasting en dividendbelasting betalen. Dat kan ongunstig zijn voor aandeelhouders, zoals de familie Van der Vorm, die zijn gevestigd in het buitenland.

Het Nederlandse tarief van 15 procent dividendbelasting kan „in bepaalde omstandigheden worden verminderd”, meldde HAL al in november. „Afhankelijk van hun specifieke omstandigheden kunnen aandeelhouders gerechtigd zijn tot een volledige of gedeeltelijke vermindering van Nederlandse dividendbelasting.”

Afspraken met Belastingdienst

Volgens Het Financieele Dagblad heeft HAL afspraken gemaakt over de dividendbelasting met de Belastingsdienst. Die deal kan gunstig uitpakken voor de familie Van der Vorm. De krant schrijft maandag dat de afspraken inhouden dat HAL geld kan uitkeren aan zijn aandeelhouders zonder dat dividendbelasting moet worden afgedragen.

Daartoe verhoogt HAL de nominale waarde van de aandelen HAL Holding van 0,02 euro naar 135 euro. De afspraak is dat de Belastingdienst deze verhoging erkent, aldus het FD. Zo is een groot deel van de opgebouwde winstreserves omgezet naar kapitaalreserve. HAL zou deze reserves belastingvrij kunnen uitkeren.

Een van de redenen om terug te keren naar Rotterdam is volgens het fonds „de omvang van de investeringen van HAL die zich in Nederland bevinden en/of worden geleid vanuit Nederland”. De Vereniging van Effectenbezitters (VEB) stelde al eerder dat de verhuizing een poging kan zijn om beleggers tegemoet te komen. Zij zouden al langer klagen over dalend rendement, gebrek aan transparantie en de aanwezigheid van HAL in belastingparadijzen.

NRC beschreef vorig jaar hoe HAL en de steenrijke Martijn van der Vorm hun financiële belangen hebben verplaatst naar fiscaal vriendelijke landen. Daartoe maakte HAL in de jaren vijftig een geheime belastingdeal met de Nederlandse regering.

HAL maakt woensdag zijn jaarcijfers bekend over 2023.