Raad van State kraakt plan referenda pensioenen

Goedemorgen. De Raad van State heeft ernstige bezwaren tegen het plan van NSC en BBB om deelnemers aan pensioenfondsen te laten stemmen over de overstap naar het nieuwe pensioenstelsel. Dat schrijft De Telegraaf.

De beide partijen willen referenda laten instellen over de overstap naar het nieuwe stelsel. Het plan zou echter een ,,chaos” veroorzaken in de pensioenwereld, aldus de Raad van State.

In januari schreven NRC-collega’s Christiaan Pelgrim en Tan Tunali al dat pensioenfondsen zeer kritisch waren op het voorstel. Het gaat tot grote problemen leiden, zeiden betrokkenen destijds. ,,Dit is onbehoorlijk bestuur.”

Wat ons verder opviel in het economische en financiële nieuws vanmorgen:

  • Consumenten hebben in januari meer besteed aan goederen en diensten dan een jaar eerder. De totale consumptie van huishoudens lag in de eerste maand van dit jaar 1,2 procent hoger dan in januari 2024, meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
  • Tesla heeft president Trump gewaarschuwd dat diens handelsoorlog ook voor Elon Musks elektrische autoproducent negatieve gevolgen kan hebben. Vergeldingstarieven kunnen de productie in de VS aanzienlijk duurder maken, stelt het bedrijf volgens de Financial Times.
  • Het was onverstandig en in het nadeel van nationale belangen dat het Chinese bedrijf CK Hutchison zijn twee havens rond het Panamakanaal (en andere activiteiten in havens wereldwijd) heeft verkocht. Dat stelde de Chinese overheid donderdag. Na harde kritiek van Trump op de vermeende Chinese invloed in Panama deed CK Hutchison de havens over aan investeerder BlackRock en een fonds van maritiem concern MSC.
  • Luister niet naar de adviezen van financiële influencers. Dat is de conclusie van onderzoekers van de Universiteit Utrecht. Hun beleggingsadvies leidt vaak tot verlies, schrijft het FD. De onderzoekers analyseerden vierhonderd aanbevelingen over aandelen en cryptomunten.
  • De wereldwijde cruisevaart is deze week in Rotterdam voor een internationaal congres. De Cruise Lines International Association (Clia) probeert zeecruises te verkopen als duurzame vakanties. In diverse havensteden groeit het protest tegen de vervuiling van de schepen op binnensteden.
  • Defensie wil snel en veel mensen aantrekken, vanwege de ‘geopolitieke situatie’. Maar dat lukt niet zo goed, stelt de NOS in een stuk met vijf vragen over werken bij de Nederlandse krijgsmacht. Volgens de omroep heeft Defensie onder meer een tekort aan opleidingsplekken.
  • De Vlaamse krant De Standaard laat het licht schijnen op het Russische energieconcern Gazprom. Ooit de trots van Poetins regime, schrijft de krant, maar het staatsgasbedrijf blijft financieel bloeden. Gazprom moet verder besparen; het luxueuze palazzo van Gazprom Export in Sint-Petersburg staat te koop.

Het ecoblog van donderdag 13 maart vind je hier.

Foto SIMON MAINA / AFP

Afwachting, overleg en voorzichtigheid: Nederlandse staal- en aluminiumindustrie zet zich schrap voor Trumps heffingen

Een maand geleden kreeg Dries Knaapen, directeur van verpakkingsfabrikant Royal Vaassen (250 werknemers), een onaangenaam bericht van zijn douane-experts: hun producten stonden op een Amerikaanse lijst, over een maand zouden importheffingen van 25 procent gaan gelden.

Royal Vaassen maakt onder andere zuivelverpakkingen. „We plakken een rol plastic en een rol aluminium op elkaar”, legt Knaapen aan de telefoon uit. Die techniek, lamineren, dat doen maar weinig fabrikanten in de Verenigde Staten zelf. Ongeveer 10 procent van Knaapens omzet van 150 miljoen euro komt uit het land. „Maar de marges zijn er het hoogst.”

Royal Vaassen, gelegen in het gelijknamige plaatsje boven Apeldoorn, is een van de Nederlandse bedrijven die het voelen wanneer woensdag Amerikaanse importheffingen op staal, aluminium en aluminiumproducten ingaan. Althans, als het ook echt gebeurt: president Donald Trump blijkt nogal wispelturig in zijn heffingenliefde. Voortslepende onduidelijkheid over heffingen op producten uit Canada en Mexico – dan weer wel, dan weer niet, dan weer uitzonderingen – zorgt al dagenlang voor onrust op de Amerikaanse beurzen.

Lees ook

Na vijftig dagen als president slaat de ‘Trump bump’ razendsnel om in een ‘Trump slump’

Beurshandelaren in New York. Dinsdag daalden de koersen opnieuw fors uit onzekerheid over Trumps handelsbeleid.

Dinsdagmiddag verraste de president de wereld weer door plots aanvullende heffingen aan te kondigen op Canadees staal en aluminium: vanaf woensdag gelden in principe heffingen van 50 procent.

Klanten zetten het door naar de consumenten

Dries Knaapen
directeur Royal Vaassen

„Ik kan me er als privépersoon geweldig druk over maken”, zegt Knaapen van Royal Vaassen. „Maar ik kan het uiteindelijk niet beïnvloeden.” Hij heeft zijn klanten verteld dat hij de kosten van de heffingen niet kan dragen, daarvoor zijn de marges niet groot genoeg. „Dat begrijpen ze. Zij zetten het door naar de consumenten.”

Impact verwacht

Wat zou de impact zijn van de heffingen op Nederland? Branchevereniging voor de industrie FME laat weten dat het uit een vraag onder leden „in elk geval van een kleine twintig” bedrijven heeft begrepen dat zij impact verwachten. Het gaat bij deze bedrijven om een exportwaarde van ruim 900 miljoen euro.

Onder de bedrijven die getroffen kunnen worden – maar waarvan niet duidelijk is of ze in de FME-lijst zitten – zijn grote en bekende Nederlandse ondernemingen, zoals staalfabrikant Tata Steel en chipmachinefabrikant ASML. De Amerikaanse regering heeft een lijst gepubliceerd van productcategorieën waar de heffingen voor gaan gelden, waaronder ook chipmachines (vanwege aluminium). Nederland exporteert jaarlijks voor honderden miljoenen euro’s aan chipmachines, volgens Global Trade Alert, een database die precies bijhoudt wat er wereldwijd gebeurt op heffingengebied. ASML zelf wil geen commentaar geven op het feit dat deze categorie voorkomt in de lijst producten.

Global Trade Alert becijfert de getroffen Nederlandse goederenstroom op ongeveer 1,2 miljard euro. Naast staal en chipmachines zijn vliegtuigonderdelen een belangrijke categorie. GKN Fokker in Papendrecht, een van de grootste Nederlandse bedrijven in deze sector, laat via een woordvoerder weten dat het „te vroeg is hier iets over te zeggen”. „We houden de situatie nauwlettend in de gaten.”

Die reactie echoot een sentiment dat breder lijkt te leven in de Nederlandse industrie: tot de heffingen daadwerkelijk ingaan, is er afwachting, overleg (ook tussen Brussel en Washington) en voorzichtigheid, blijkt uit reacties, en willen bedrijven er niet te veel over kwijt. De brede reikwijdte van de heffingen wekt ongeloof: het gaat niet alleen om de basisproducten staal en aluminium, maar ook om afgeleide aluminiumproducten.

28 miljard euro

Daardoor zijn de heffingen niet te vergelijken met maatregelen van Trump uit zijn eerste termijn – en vallen bedrijven als Royal Vaassen er nu onder. De Europese Commissie rekende al uit dat de huidige voornemens 28 miljard euro aan Europese goederen raken, tegenover 7 miljard van de heffingen enkele jaren geleden: vier keer zoveel dus.

Voor staalfabrikant Tata Steel (9.000 werknemers in IJmuiden) komen de heffingen op een moment waarop de Europese staalmarkt al aanzienlijk te lijden heeft onder goedkoop Chinees staal. Tata Steel bezuinigt op het moment flink, maar is als een van de weinige Europese fabrikanten ook nog eens betrekkelijk groot in de VS. Er gaat jaarlijks voor honderden miljoenen euro’s aan staal de oceaan over, gemiddeld zo’n 12 procent van de omzet. Tata Steel maakt gespecialiseerde staaltypen waar grote Amerikaanse namen als US Steel en Cleveland-Cliffs zelf niet erg competent in zijn: verpakkingsstaal, maar ook staal voor brandstofleidingen in auto’s.

Tata Steel kreeg in de vorige termijn van Trump een uitzondering. Ook nu proberen klanten van het bedrijf in de VS de regering ervan te overtuigen een uitzondering te maken, vertelt Ronald de Haan, directeur Markets & Pricing: klanten moeten deze ‘exclusion’ aanvragen. Dat is de „troefkaart”, maar ook Tata Steel zelf probeert in Washington duidelijk te maken dat het een belangrijk product maakt. „Hoe kun je de regering daarvan overtuigen? Kijk naar hun slogan: Make America Great Again. Wij vertellen dat wij juist Amerikaanse banen opleveren, en zelf ook 270 werknemers daar hebben die ons staal bewerken.”

Tata Steel is ten dele ‘prijszetter’: omdat het een uniek product levert, kan het heffingen relatief gemakkelijk doorgeven aan de klant. Maar dat werkt lang niet feilloos: als staal te duur wordt, kan voedsel ook verpakt worden in glas, aluminium, plastic.

Slechts beperkte invloed

Op Europa als geheel zal de impact hoe dan ook beperkt zijn. Het gezaghebbende Duitse Kiel Instituut voor de Wereldeconomie meldde dinsdag dat de afname van het bbp in Europa verwaarloosbaar zal zijn. Dit omdat de heffingen slechts 5 procent van de totale export van de EU treffen.

In de VS zouden de gevolgen juist groot zijn. Prijzen zullen er stijgen, en Amerikaanse bedrijven die staal en aluminium gebruiken, krijgen te maken met hogere prijzen, waardoor hun concurrentiepositie verslechtert. De totale export van de VS kan met 1,4 procent afnemen. Economen van de Rabobank wezen begin deze week ook al op dit effect, waar Europese bedrijven die staal en aluminium verwerken juist van kunnen profiteren.

Ook Knaapen van Royal Vaassen verwacht niet direct dat zijn vraag uit de VS zal instorten. De machines van zijn klanten daar zijn afgesteld op zijn verpakkingsmateriaal. Maar mochten de heffingen langere tijd van kracht zijn, dan zal hij toch gaan denken aan „een alternatief”. „Kunnen wij een derde partij daar ons product laten maken?” Daar moet je nu wel over na gaan denken, aldus Knaapen.


Nieuwe stap naar Europese defensie: Italianen en Turken produceren samen hoogtechnologische drones

Vlak na de Russische inval in Oekraïne, in februari 2022, werden de drones van de Turkse familie Bayraktar zo belangrijk in de oorlog, dat de Oekraïners een ‘Bayraktar’-lied componeerden. Op Spotify staat nog altijd een lijst met verschillende versies.

De broers Selçuk en Haluk Bayraktar, bestuurders van dronefabrikant Baykar (dat op dit moment een vestiging in Kyiv bouwt), kwamen donderdag naar Rome om hun joint venture met het Italiaanse Leonardo tegenover de internationale pers toe te lichten.

Leonardo is een grote multinational in de defensie- en luchtvaartindustrie, met wereldwijd meer dan 53.000 werknemers. Het bedrijf heeft een stevige aanwezigheid in Italië, het ministerie van Economie en Financiën is voor 30 procent aandeelhouder.

Baykar, gevestigd in Istanbul, verkrijgt het leeuwendeel van zijn inkomsten met de export naar 36 landen. Selçuk Bayraktar, 45 jaar oud, behoort tot de generatie van relatief jonge, invloedrijke Turken. Hij is niet alleen bedrijfsleider van Baykar, maar ook de schoonzoon van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan. Er wordt gehint dat hij ooit zijn schoonvader zal opvolgen.

‘Lacune dichten’

De Turks-Italiaanse joint venture komt volgens Roberto Cingolani, gedelegeerd bestuurder van Leonardo, op een uiterst relevant moment, nu de wereld een geopolitieke verschuiving meemaakt. „Europa kampt met een lacune” inzake defensie, zegt Cingolani tijdens de ontmoeting met de Italiaanse en internationale pers in Rome. „En wij kunnen eraan bijdragen die te helpen dichten en te streven naar een veiliger continent.”

Volgens de Leonardo-topman is er sprake van „een zeer emotionele fase”. Cingolani: „In de VS vond net een belangrijke beleidswijziging plaats, en tegelijk gelooft niemand dat Rusland gewoon stopt. Europa zit geklemd in het midden. Het Europese continent moet dringend beseffen dat er iets moet veranderen. Vrede komt met een prijs.” Volgens Cingolani moeten Europese lidstaten niet ieder voor zich blijven denken, maar het belang van het continent vooropstellen. „Daarom moeten we consortia creëren en grensoverschrijdende joint ventures sluiten.”

De joint venture met het Turkse Baykar betekent concreet dat een Turkse drone wordt geoptimaliseerd met de technologie, zoals elektronica en kunstmatige intelligentie waar Leonardo sterk in is. Het eerste product dat de Turken en de Italianen samen willen maken, gaat uit van het Akinci-model van Baykar, een drone van zes ton die elk soort munitie kan dragen.

Het prototype moet al over een jaar klaar zijn. Terwijl de joint venture in Italië wordt gevestigd, zal de nieuwe drone zowel in Italië als in Turkije worden geproduceerd. De Italianen nemen het aeronautische certificeringsproces voor de EU voor hun rekening. Zo kan Baykar na goedkeuring zijn drones veel makkelijker verkopen, en in een groter gebied.

Onbemande gevechtsvliegtuigen hebben geen gevoelens of geweten

Selçuk Bayraktar
bestuurder dronefabrikant Baykar

Italiaanse technologie

Het Turkse bedrijf bouwt allerlei soorten grote drones, tot en met heuse onbemande jets, die in de toekomstige oorlogsvoering steeds vaker zullen worden ingezet, zegt Selçuk Bayraktar. „Onbemande gevechtsvliegtuigen zijn veiliger, want er is niet langer een piloot die een groot risico moet nemen. Ze hebben geen gevoelens of geweten, maar computergestuurde vliegtuigen zijn wel efficiënter dan de mens.”

In oktober sloegen de Italianen al de handen ineen met het Duitse Rheinmetall om een nieuwe Europese gevechtstank te produceren. De basis van het nieuwe voertuig wordt een bestaande tank van Rheinmetall, verrijkt met de hightech elektronica van Leonardo. De nieuwe samenwerking met de Turkse droneproducent Baykar volgt dezelfde logica: het basismodel komt van de Turken en wordt met Italiaanse technologie geoptimaliseerd.

Selçuk Bayraktar, topman van dronebedrijf Baykar, poseert bij de Kizilelma, een drone die grondaanvallen kan uitvoeren.
Foto Umit Bektas/Reuters

De Europese markt in onbemande gevechtsvliegtuigen, gewapende surveillancedrones en aanvalsdrones is in volle expansie. Leonardo en Baykar schatten dat de markt de komende tien jaar een omzet van 100 miljard dollar (92 miljard euro) bereikt.

Bij de joint venture met Rheinmetall investeerde de Italiaanse overheid 23 miljard euro. Dat is nu anders. Leonardo en Baykar gaan zonder overheidsinvestering of bestelling aan de slag. De productie van de nieuwe drone zal straks door de klant worden betaald.

Leonardo rekent als klant zeker niet alleen op het Italiaanse leger. „Elk leger heeft de behoefte zijn dronecapaciteit op te voeren”, zegt topman Cingolani. „Wij mikken met dit product op legers wereldwijd.”

Zonder Amerikanen is een ‘Europese NAVO’ een los verband van 29 nationale legers en legertjes

Concurrentie

„Deze joint venture is een zeer slimme strategische zet”, zegt Pietro Batacchi, hoofdredacteur van Rivista Italiana Difesa, een onafhankelijk vaktijdschrift over de defensiesector, in een reactie op de deal. „Door een nieuwe, hoogtechnologische Europese drone te creëren, gaan Leonardo en Baykar de concurrentie aan met de andere spelers op de markt, zoals het Amerikaanse General Atomics en de Israëlische bedrijven Elbit Systems en IAI.” Volgens de defensiespecialist zijn de Amerikanen vast niet opgetogen met deze nieuwe samenwerking.

In een recent gesprek met NRC, naar aanleiding van de joint venture met Rheinmetall, zei Leonardo-topman Roberto Cingolani al dat „Europa voor zichzelf moet kunnen zorgen”. Donderdag in Rome herhaalde hij zijn punt. „Voor een deel kan ik de Amerikaanse belastingbetalers ook wel begrijpen. Waarom zouden zij zoveel geld ophoesten voor de verdediging van de Europese grenzen, als wij zelf niet méér doen? Dit continent moet een meer solide NAVO-partner worden, en zo tegelijk ook een betrouwbaardere partner van de Amerikanen. Er is geen andere optie meer.”

Lees ook

De oorlog in Oekraïne schudt Europese defensie-industrie wakker: in La Spezia maken Italianen en Duitsers nu samen

In de fabriek van Leonardo in La Spezia wordt onder meer de tank Centauro II geproduceerd.


Hoe werken Trumps importtarieven en wie betaalt de rekening?

Dinsdag 4 maart 2025 gaat de boeken in als de dag dat Amerika zijn buurlanden Mexico en Canada importheffingen van 25 procent oplegde. De VS confronteerden ook China met een nieuw pakket heffingen. President Donald Trump wil zo de tekorten van de VS in de handel met deze drie landen terugdringen, en geld ophalen voor de lastenverlichtingen die hij heeft beloofd. Canada en China hebben al gereageerd met eigen heffingen op import van Amerikaanse producten, Mexico bezint zich nog op tegenmaatregelen.

Hoe werken importheffingen eigenlijk, en wie betaalt de hogere kosten van de duurdere invoer?

Lees ook

Ronald Reagans droom van een grote Noord-Amerikaanse handelszone ligt aan diggelen

Een anti-NAFTA-demonstratie in New Hampshire in 1993. Twijfels over NAFTA zijn nooit verdwenen uit het Amerikaanse debat. Tegenstanders zeggen dat het verdrag voor verlies van Amerikaanse banen heeft gezorgd.

1Wat zijn invoerheffingen?

Als een land ‘tarieven’ oplegt aan andere landen, betekent dit dat het de invoer van producten uit die landen extra belast. In Nederland spreekt de douane van invoerrechten, in Amerika heten ze tariffs. In de praktijk zijn het heffingen, meestal een percentage van de waarde van de ingevoerde producten. Soms kan een heffing ook een vast bedrag zijn op een product, geheven over de hoeveelheid en niet over de waarde – vergelijkbaar met accijnzen.

Om te achterhalen welke producten aan heffingen zijn onderworpen, is een uiterst gedetailleerd systeem van productcodes opgesteld. Dit Harmonised System (HS) is ontwikkeld door de Werelddouaneorganisatie en wordt wereldwijd gebruikt. Elk product heeft daarin een eigen code.

2Hoe worden heffingen geïnd?

Bedrijven die producten invoeren die aan importheffingen onderhevig zijn, moeten dit zelf opgeven aan de eigen belastingdienst. De heffing wordt dus betaald door de importeur, niet door degene die de goederen exporteert, zoals Trump regelmatig suggereert. Een ondernemer die bijvoorbeeld onderdelen voor auto’s importeert uit Canada of Mexico, moet hier het juiste HS-nummer bij zoeken en de invoer doorgeven aan de fiscus. Die heft dan het verschuldigde percentage over de waarde van de geïmporteerde goederen.

In de VS int de Amerikaanse douane de heffing, met eventuele andere aanslagen, zodra de goederen de VS binnenkomen. De opbrengst van de heffingen is voor de overheid.

Om te weten welk tarief voor welk product geldt, maken de VS gebruik van het Harmonized Tariff Schedule (HTS). Die lijst geharmoniseerde tarieven (de laatste update dateert van vorige maand) telt bijna 4.400 pagina’s. De nieuwe tarieven voor Canada, Mexico en China waren dinsdagochtend nog niet door de United States International Trade Commission verwerkt in het systeem.

3Bij wie komt de rekening te liggen?

Importeurs van goederen betalen de heffingen aan de douane van hun eigen land. Zo draaien zij op voor de primaire rekening. Maar importeurs kunnen proberen het effect daarvan te dempen, bijvoorbeeld door exporteurs te bewegen hun verkoopprijzen te verlagen. Zo stijgen, in beider belang, de kosten van de betrokken producten in het ontvangende land niet te veel. De exporteur ‘neemt’ een stukje van de schade, en de invoerheffing wordt ook nog eens toegepast op een lagere invoerwaarde.

Dit is waar Trump op doelt als hij zegt dat het buitenland opdraait voor de invoerheffingen: exporteurs moeten hun prijs verlagen om marktaandeel te behouden. Als ze dat niet doen, zal de markt voor hun duurdere producten instorten. Consequentie is wel dat verlagen of handhaven van prijzen de winst van de exporteurs kan drukken en de economie van hun land kan raken.

4Maar uiteindelijk betaalt de consument die heffingen toch ook?

Zeker, importeurs berekenen de heffing (deels) door aan hun afnemers. Dat geldt met name voor sectoren waarin de winstmarges klein zijn, zoals de detailhandel. Dan betaalt de consument de prijs.

Trump stelde in zijn eerste regeerperiode (2017-2021) ook invoerheffingen in, onder meer op Chinese goederen. Verschillende onderzoeken tonen aan dat Amerikaanse consumenten de rekening daarvan hebben betaald. Daar kwam bij dat Amerikaanse producenten de prijs van bepaalde goederen straffeloos konden verhogen; geïmporteerde concurrerende goederen waren immers ook duurder geworden. Dat leverde Amerikaanse ondernemers meer winst op, en consumenten hogere prijzen. Een voorbeeld: Trump voerde in 2018 een heffing in van 20 tot 50 procent op wasmachines. Dat leidde tot een extra prijsstijging van 9 procent voor wasmachines in de VS, boven op de inflatie.

Ook nu hebben verschillende economische bureaus berekend dat de kosten voor Amerikaanse consumenten door de heffingen fors zullen stijgen. Suv’s en pick-uptrucks worden respectievelijk gemiddeld 9.000 en 8.000 dollar duurder. Elektrische auto’s worden het hardst geraakt: die kunnen tot 12.000 dollar in prijs stijgen.

Landen die tegenheffingen invoeren, zoals Canada en China nu hebben gedaan, leggen op eenzelfde wijze de rekening daarvoor bij hun eigen bevolking. Daarom zeggen economen ook dat een handelsoorlog slecht is voor iedereen.


Ronald Reagans droom van een grote Noord-Amerikaanse handelszone ligt aan diggelen

Er was een tijd dat je als Republikein in de Verenigde Staten de verkiezingscampagne kon winnen met de belofte van meer vrijhandel. Ronald Reagan, Republikeins presidentskandidaat, presenteerde in 1979 met ronkende woorden zijn visie voor een vrijhandelszone op het Noord-Amerikaanse continent. Door handelsbarrières te slechten zouden de VS, Canada en Mexico samen het „sterkste, welvarendste en meest zelfvoorzienende gebied op aarde vormen”, aldus Reagan. Het kon de „levenskwaliteit van alle inwoners drastisch gaan verbeteren”.

Het zou even duren totdat Reagans vergezicht werkelijkheid werd: in 1992 tekende zijn opvolger George Bush de Noord-Amerikaans Vrijhandelsovereenkomst (NAFTA), samen met de leiders van Mexico en Canada.

Lees ook

Hoe werken Trumps importtarieven en wie betaalt de rekening?

Vrachtwagens staan in de rij om de grens tussen Mexico en de Verenigde Staten over te steken bij de Otay grensovergang.

Het verdrag, dat in 1994 onder de Democratische president Bill Clinton van kracht werd, zou drie decennia inluiden van integratie tussen de drie economieën. Meer onderlinge handel, meer wederzijdse investeringen, sterkere banden tussen bedrijven. NAFTA overleefde de eerste ambtsperiode van Donald Trump, die het in 2020 moderniseerde en omdoopte tot USMCA (US-Mexico-Canada Agreement).

Is dit tijdperk van Noord-Amerikaanse vrijhandel nu voorbij? In de nacht van maandag op dinsdag draaide Trump het vrijhandelsverdrag dat hij vier jaar geleden nog een doorstart gaf, eigenhandig de nek om, door importheffingen van 25 procent op de meeste producten uit Canada en Mexico in te voeren. Dat is zowel tegen de letter als tegen de geest van USMCA, dat juist gericht was op het zoveel mogelijk schrappen van tariefmuren. Direct sloeg Canada terug met een heffing van 25 procent op een select aantal Amerikaanse goederen. Mexicaanse vergelding tegen Trumps heffingen hangt in de lucht.

Nog niet duidelijk is of USMCA, dat formeel niet is beëindigd, definitief dood is. Maar de aangerichte schade is blijvend

Nog niet duidelijk is of USMCA, dat formeel niet is beëindigd, definitief dood is: de grillige Amerikaanse president kan zijn koers zomaar weer omgooien, of een opvolger in het Witte Huis kan dat over enkele jaren doen. Maar de schade van wat er nu gebeurt, is blijvend: de zekerheid en voorspelbaarheid die NAFTA en USMCA lange tijd aan bedrijven boden, zijn op ruwe wijze beëindigd.

Geen bedrijf kan er bijvoorbeeld nog zeker van zijn dat het, als het een fabriek bouwt in Mexico of Canada, heffingsvrij kan exporteren naar de VS. Of omgekeerd: geen bedrijf kan nog zomaar rekenen op vrije toegang tot de Canadese of Mexicaanse markt vanuit de VS. Wat op papier in het verdrag staat vastgelegd, blijkt nu in de praktijk volstrekt niet gegarandeerd.

Harde aanval

Met deze harde aanval op de vrijhandel draagt Trump ook de optimistische visie van zijn verre Republikeinse voorganger Reagan ten grave. In feite gunt hij de critici van NAFTA – die er vanaf het begin zijn geweest – alsnog de overwinning.

De onafhankelijke populistische presidentskandidaat Ross Perot voerde in 1992 bijvoorbeeld luidkeels campagne tegen het verdrag, dat er volgens hem toe zou leiden dat Amerikaanse banen zouden worden ‘opgezogen’ door lagelonenland Mexico. Perot sprak van een „enorm zuigend geluid” (giant sucking sound).

Perot haalde 19 procent van de stemmen in de verkiezingen van 1992, die werden gewonnen door Clinton. Net als de meeste Democratische én Republikeinse politici destijds geloofde Clinton in globalisering en vrijhandel. „NAFTA betekent banen […] goedbetaalde Amerikaanse banen”, zei Clinton in 1993 toen hij het verdrag omzette in wetgeving.

Of het verdrag inderdaad goedbetaalde Amerikaanse banen heeft opgeleverd, of juist heeft gekost, is al decennia onderwerp van discussie onder economen, zo blijkt uit een analyse van denktank Council on Foreign Relations. In 2014, twintig jaar na het van kracht worden van NAFTA, waren er in de Amerikaanse auto-industrie 350.000 banen verloren gegaan, terwijl er in Mexico juist ongeveer evenveel bij kwamen, volgens onderzoek van denktank PIIE. Maar per saldo leverde NAFTA volgens andere studies juist banen op in de VS. Canada, schrijft Council on Foreign Relations, profiteerde door het verdrag van meer investeringen, Mexico van export, hoewel arme Mexicaanse boeren er volgens sommige economen onder leden.

‘Beste/slechtste akkoord ooit’

Twijfels over de zegeningen van NAFTA zijn nooit verdwenen uit het Amerikaanse debat: het verdrag bleef centraal staan in verhitte discussies over de voor-en nadelen van vrijhandel. Clinton omarmde weliswaar het door Republikeinen uitgedokterde verdrag, maar maakte wel extra afspraken met Canada en Mexico over arbeidsomstandigheden en milieuregels, om oneerlijke Mexicaanse concurrentie tegen te gaan. Barack Obama beloofde als Democratisch presidentskandidaat heronderhandeling van NAFTA, maar kwam die belofte niet na.

Trump, die NAFTA in 2016 „de slechtste handelsdeal ooit” noemde, heronderhandelde wel, wat USMCA opleverde. „Het beste akkoord ooit”, aldus Trump in 2020, die laatst de vraag opwierp „wie ooit zo’n akkoord zou tekenen” (Trump zelf dus).

Als het Noord-Amerikaanse vrijhandelsakkoord definitief sneuvelt, is dat voor de wereldhandel een behoorlijke klap, boven op Trumps heffingen tegen China, en waarschijnlijk binnenkort ook tegen de EU en andere handelspartners.

USMCA is een typisch voorbeeld van een vrijhandelsakkoord waarin enkele landen verder gaan (of gingen) in handelsliberalisering dan de Wereldhandelsorganisatie (WTO) voorschrijft. De WTO verplicht lidstaten niet om invoerheffingen helemaal af te schaffen, maar legt alleen vast dat landen elkaar er niet lukraak mee kunnen treffen.

Andere voorbeelden van vrijhandelsakkoorden zijn CETA (tussen de EU en Canada), TCA (EU en het Verenigd Koninkrijk) en CPTPP (tussen onder meer Canada, Mexico, Japan, Vietnam en het VK).

Juist omdat de liberalisering van de wereldhandel in WTO-verband al jaren stokt – mede door de groeiende geopolitieke spanningen – zetten landen vaker in op dergelijke vrijhandelsakkoorden. Denk aan het akkoord tussen de EU en het Zuid-Amerikaanse Mercosur-blok. Zulke handelsakkoorden hebben een groter effect op de onderlinge handel wanneer de betrokken landen geografisch dicht bij elkaar liggen – zoals bij USMCA het geval is. In 2023 was met de handel tussen VS, Canada en Mexico ruim 1.900 miljard dollar gemoeid. Reagan zou het toejuichen, Trump zet het op het spel.


Met de TaxSolver lijkt het aanpassen van het belastingstelsel op het bouwen van een Formule 1-auto

„Jij mag het zeggen. Hoe hoog zullen we de marginale druk maximaal zetten?” Het scherm in een werkkamer op de derde verdieping van het ministerie van Financiën staat vol computercodes: gekleurde lettertjes en cijfertjes op een zwarte achtergrond. Gesneden koek voor mensen als data-scientist Romée Lind, abracadabra voor leken. Op tafel ligt de vraag aan welke voorwaarden een nieuw belastingstelsel moet voldoen. De verslaggever mag zich voor heel even de staatssecretaris voor Fiscaliteit wanen.

De marginale druk, het verschil tussen een euro brutoloonstijging versus wat daar netto van overblijft, moet omlaag, van maximaal 0,93 nu naar 0,6. „Oké.” Lind tikt in: 0,6. „En hoeveel mogen mensen er maximaal op voor- of achteruitgaan?” Ah, de koopkrachtplaatjes. Maximaal 5 procent inkomensverlies? „Prima, en dan ten slotte: hoeveel mag een nieuw stelsel de staat structureel kosten?” Even denken hoor: de laatste grote stelselherziening kreeg 5 miljard gulden mee als ‘smeergeld’, maar dat was 24 jaar geleden. We zetten de kosten op 10 miljard euro. Lind: „Goed, dan gaat-ie nu aan de slag.”

‘Ie’, dat is TaxSolver, een revolutionair nieuw systeem dat volgens het ministerie van Financiën kan bijdragen aan een hervorming van het belastingstelsel. Aan de hand van vooraf gestelde doelen kraakt het programma het Nederlandse stelsel van inkomstenbelastingen en toeslagen. Belangrijkste doel: versimpeling van het woud aan regels. Aanvullende doelstellingen: dat mag de politiek nader bepalen.

Directeur Algemene Financiële en Economische Politiek (AFEP) Gijs van der Vlugt is enthousiast over het nieuwe programma van zijn afdeling. Maar, haast hij zich erbij te zeggen: „Het is pas versie 1.0. We zitten nog in de fase van validatie. We leggen de uitkomsten van TaxSolver naast de modellen die elders bij de overheid gebruikt worden – het Centraal Planbureau, Sociale Zaken. Zo checken we of waar TaxSolver mee komt ook echt overeenkomt met hoe we het tot nu doen bij de overheid.”

Als je aan één regel gaat sleutelen, begint het al snel te knellen

Romée Lind
data-scientist

Van der Vlugt en Lind kijken nieuwsgierig naar het scherm, waar nu in rap tempo de coderegels overheen scrollen en cijfers verspringen. Na twee minuten, de tijd die het systeem voor deze test gekregen heeft, spuugt TaxSolver een reeks grafieken uit met koopkrachteffecten – gemiddeld gaan mensen er financieel op achteruit – alsmede een lijst met veranderingen in tarieven, schijven en toeslagen. Een greep uit de ‘oplossingen’ die TaxSolver vond aan de hand van de gegeven doelstellingen: de maandelijkse inkomensafhankelijke zorgtoeslag verdwijnt en wordt vervangen door een eenmalige uitkering aan elke verzekerden van zo’n 5.000 euro. De huurtoeslag wordt inkomensonafhankelijk en 49 procent van de huur. En, een verrassende: de 10 miljard aan kosten die ingeboekt zijn, blijken niet nodig. In plaats daarvan houdt het systeem 1,5 miljard euro over.

Van der Vlugt, tevreden: „Het is work in progress en kan tot heel verschillende stelsels worden gekomen.” Lind: „Als we het systeem meer rekentijd en randvoorwaarden meegeven, gaat het verder verfijnen en zullen er andere uitkomsten uitrollen. Hoe meer tijd het heeft, des te beter de antwoorden.”

Doelen en beperkingen

Vragen om versimpeling van het stelsel bestaan al zo lang als het huidige stelsel (sinds 2001). En de noodzaak tot een vergaande versimpelingsslag neemt elk jaar toe.

Van der Vlugt legt uit: „Elk jaar spitten wij hier in augustus met ellenlange lijsten beleidsvoorstellen door. De een geeft een koopkrachtplusje voor minima van 0,2 procent, de ander een minnetje voor gepensioneerden van 0,1 procent en ga zo maar door. In die besluitvorming worden bijna altijd weer nieuwe elementen toegevoegd aan het bestaande stelsel, om iedereen er goed uit te laten komen op Prinsjesdag.” Hij wil maar zeggen: elk jaar wordt het fiscale stelsel complexer.

De stapel zwaarwichtige rapporten met voorstellen voor een simpeler fiscaal stelsel is inmiddels vele meters hoog. Het probleem van al die rapporten was steeds: de samenhang tussen de regels ontbrak. Plus: de Belastingdienst kon een grootschalige wijziging van het stelsel, met nieuwe regels in plaats van bestaande wetten, niet aan. Lind: „Als je aan één regel gaat sleutelen, begint het al snel te knellen op een van de andere doelen van ons belastingstelsel.”

Als voorbeeld noemt ze de huurtoeslag. Die is inkomensafhankelijk; huurders met een laag inkomen krijgen veel steun, huurders met een hoger inkomen krijgen wat minder. Een versimpeling kan zijn de regeling niet meer inkomensafhankelijk te maken. Maar dan krijgen huurders met een hoger inkomen ineens ook meer toeslag, en dat kost veel geld. Je kunt de huurtoeslag ook verlagen, maar dat raakt dan de huurders met lage inkomens die de regeling juist hard nodig hebben. En als je hem verhoogt en niet inkomensafhankelijk maakt, kun je huurders die dan ‘te veel’ krijgen zwaarder belasten via de inkomstenbelasting bijvoorbeeld. Maar dan worden ook huizenbezitters zwaarder belast. Die zou je weer kunnen compenseren door het eigenwoningforfait te verlagen, et cetera. Zo grijpt alles dus in elkaar.

Enter TaxSolver. Vanwege de vele opties, doelen en wensen, is het moeilijk ‘uit het hoofd’ een belastingstelsel te bedenken dat aan alle voorwaarden voldoet. Daarom is een wiskundig optimalisatiemodel ontwikkeld voor het box-1-deel (de inkomstenbelasting) en de toeslagen in het belastingstelsel.

TaxSolver werkt via het constrained optimization principe, vertelt mede-ontwerper Mark Verhagen aan de telefoon. De econometrist is verbonden aan het Centre for Information Technology Policy van Princeton University en werkt ook aan Oxford University. Financiën huurde hem als academic fellow – „een soort stagiair dus” – in om mee te denken én te bouwen aan TaxSolver. „In feite gaat het programma op zoek naar haalbare oplossingen uit een zeer grote reeks mogelijkheden, waarbij het rekening moet houden met een paar hele harde randvoorwaarden.”

Verhagen vergelijkt het met een Formule 1-auto: „Er zijn eindeloos veel mogelijkheden om zo’n auto te tunen, te verbeteren: de balans, het gewicht, de aerodynamica, de motor. Maar er is uiteindelijk ook een keiharde grens waar je niet overheen kunt. Als je dat wel doet, ontploft de auto. In het geval van het fiscale stelsel zou dat bijvoorbeeld kunnen zijn dat een deel van de bevolking onder het sociale minimum terecht komt. Dat is een harde grens waar je niet doorheen mag.”

1,2 quadriljoen opties

Bij het Nederlandse belastingstelsel gaat het om ongeveer tachtig regelingen die invloed hebben op de koopkracht van Nederlanders. Denk aan de hoogte van de inkomensschijven, de bijbehorende tarieven, maar ook aan heffingskortingen, toeslagen, aftrekposten. Romée Lind, van Financiën: „Dat betekent dat je 2 tot de macht 80 verschillende stelsels kunt maken, ofwel 1.208.925.819.614.629.300.000.000 [1,2 quadriljoen] mogelijkheden. Je begrijpt dat het onbegonnen werk is om daar handmatig het ideale model uit te destilleren.”

Dat lukt wel met de methode die het data-team van AFEP en Verhagen ontwierpen. De fiscale regels worden allemaal ingevoerd in het programma, en dat wordt gecombineerd met data van een groot aantal huishoudens. Financiën gebruikt nu 10.000 ‘voorbeeld-belastingplichtigen’. Het ministerie wil dat opvoeren naar 100.000, om de werkelijkheid nog beter na te bootsen.

Het programma mag niet zelf nieuwe belastingwetten verzinnen

Iedere belastingplichtige krijgt een eigen ‘lijntje’ in het stelsel, legt Verhagen uit: „Je hebt een x-as met inkomen en een y-as met wat je aan belasting betaalt. Dat lijntje begint vlak, dankzij allerlei kortingen en zo, en dan gaat het omhoog bij de eerste schijf, en zo verder. Instrumenten als de zorgtoeslag veranderen de loop van de lijn. Iedereen heeft zo een individuele belastingfunctie, een lijntje.”

Als alle data is ingevoerd worden doelen en randvoorwaarden voor het nieuwe stelsel geformuleerd. Het belangrijkste doel was versimpeling van het stelsel: het samenvoegen van individuele lijntjes dus. Daarbij zijn er randvoorwaarden, zoals: de stelselwijziging mag maximaal zoveel euro kosten, huishoudens mogen er maar voor zoveel procent op voor- of achteruitgaan, de arbeidsparticipatie mag niet dalen. TaxSolver zal ook beperkingen meekrijgen; de ‘knoppen’ waaraan het systeem al dan niet mag draaien. Simpel gezegd moet de optimale fiscale oplossing gevonden worden binnen de meegegeven opties: het programma mag niet zelf nieuwe belastingwetten verzinnen. Dat voorkomt dat de Belastingdienst met een onuitvoerbaar stelsel wordt opgescheept.

Om TaxSolver wat vrijheid te geven, is besloten dat het programma wel de ruimte heeft om bijvoorbeeld toeslagen af te schaffen en in plaats daarvan inkomensonafhankelijke uitkeringen te doen. De kans op een simpeler stelsel wordt daardoor fors vergroot. Verhagen: „Daarmee is het een zogenoemd deterministisch model, en nadrukkelijk geen AI waarbij een computer op basis van grote hoeveelheden data zelf leert. AI is niet geschikt voor het soort harde beperkingen dat wenselijk is binnen een versimpeling. Die gaat zoeken naar wat gemiddeld genomen het beste is, maar daar kun je noch bij een Formule 1-auto noch bij een belastingstelsel iets mee.”

Dat klinkt als een uiterst ingewikkeld proces. Maar dat valt wel mee, zegt Verhagen. „Het Nederlandse fiscale stelsel is vanuit wiskundig perspectief betrekkelijk simpel als je het vergelijkt met het modelleren van een golfslag.”

Praktische meerwaarde

Financiën is nu bezig een gebruiksvriendelijke ‘schil’ om het programma te bouwen. Dan kunnen ook anderen dan experts als Lind en haar collega’s ermee werken.

Intussen loopt het testen van de betrouwbaarheid van TaxSolver door. Van der Vlugt hoopt tegen de zomer de validatie van het systeem rond te hebben. „De nieuwe stelsel en koopkrachteffecten waar TaxSolver mee komt, leveren we in bij Sociale Zaken, dat altijd de koopkrachteffecten van beleid doorrekent. Die rekenen het ook door met hun methode en dan kijken we of we op dezelfde resultaten uitkomen”, vertelt hij. De volgende stap is dan verschillende fiscale stelsels te laten uitrekenen vanuit verschillende doelstellingen. Denk aan werken lonender maken of de bestaanszekerheid vergroten.

De eerste bruikbare resultaten van TaxSolver zullen na de zomer beschikbaar zijn. „Het is aan de politiek om te beslissen aan welke doelen en voorwaarden een nieuw stelsel moet voldoen. Moet de kinderopvangtoeslag eruit, moet de marginale druk omlaag? Dat soort vragen. Als TaxSolver goed gaat werken, kunnen wij, binnen die doelen en randvoorwaarden, optimale stelsels voor inkomstenbelasting en toeslagen te voorschijn halen”, aldus Van der Vlugt.

Mark Verhagen vult aan: „Daarin ligt ook een belangrijke praktische meerwaarde van TaxSolver: iedereen kan binnenkort van tevoren samen vaststellen wat wel en niet wenselijke uitkomsten van beleid zijn. Dit is echt een breuk met de huidige cyclus van het doen van voorstellen op specifieke regelingen, die vervolgens laten doorrekenen en dan uiteindelijk een suboptimaal resultaat behalen.”

En kan TaxSolver uiteindelijk ook helpen de puinhoop in box 3, de vermogensbelasting, op te lossen? Van der Vlugt moet lachen. „Ik denk dat het probleem daar niet zozeer de complexiteit van de regels is, als wel de juridische houdbaarheid van het oude stelsel. Dat zullen we zelf moeten oplossen.”


Angst voor migratie door klimaat is overdreven

In het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties lees je niets over klimaatverandering. Zo gek is dat niet, want het verdrag stamt uit 1951, toen de gevolgen van de opwarming van de planeet nog nauwelijks voelbaar waren. Maar ook ruim een halve eeuw later bleek Ioane Teitiota zich niet op dat verdrag te kunnen beroepen. Hij zag zichzelf als klimaatvluchteling en vroeg in 2013 asiel aan in Nieuw-Zeeland voor zijn gezin, omdat het kleine eilandstaatje Kiribati waar hij vandaan kwam in rap tempo onder de zeespiegel verdwijnt.

Een Nieuw-Zeelandse rechter ging niet mee in die redenering en stuurde Teitiota en zijn gezin in 2015 terug naar Kiribati. Twee jaar later heeft Nieuw-Zeeland zijn wetgeving veranderd en experimenteert het land met een „humanitair visum” om bescherming te bieden aan mensen uit de eilandstaatjes in de buurt die door klimaatverandering (tijdelijk) hun huis uit moeten.

In een extreem scenario zouden volgens de Wereldbank rond 2050 mogelijk 216 miljoen mensen huis en haard moeten verlaten, veelal om in eigen land een veilig heenkomen te zoeken

Wanneer kun je zeggen dat iemand gevaar loopt door klimaatverandering? Nu de gevolgen van de opwarming toenemen, worden die vragen relevanter. En omdat hulp voor arme landen, waar die gevolgen het hardst aankomen, wordt teruggeschroefd, is ook de discussie over klimaatvluchtelingen actueel. Veel programma’s van het Amerikaanse USAID en van ontwikkelingssamenwerking in Nederland zijn gericht op hulp aan slachtoffers van klimaat-gerelateerde ellende. Als die stoppen, waarschuwen activisten, kunnen miljoenen klimaatmigranten onze kant op komen. Schieten rijke landen zichzelf in de voet door nu de geldkraan dicht te draaien?

Toenemende ontheemding

In zijn meest recente rapport over de gevolgen van klimaatverandering erkent het IPCC, het wetenschappelijk klimaatpanel van de Verenigde Naties, dat klimaat- en weersextremen wereldwijd „in toenemende mate bijdragen aan ontheemding”. Het IPCC verwacht dat er „met de intensivering van hevige neerslag en bijbehorende overstromingen, tropische cyclonen, droogte en, in toenemende mate, zeespiegelstijging” op termijn nog veel meer mensen ontheemd zullen raken. Het rapport is voorzichtig met getallen – die hangen mede af van andere sociale omstandigheden en de bereidheid om met klimaatbeleid de opwarming een halt toe te roepen.

Een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift npj Climate Action waagde zich in juni vorig jaar aan een schatting: „Alleen al in 2020 werden meer dan 40,5 miljoen mensen gedwongen te verhuizen, van wie 30,7 miljoen als gevolg van natuurrampen. Overstromingen en stormen waren beide verantwoordelijk voor de ontheemding van 14 miljoen mensen, waarbij Azië en de Pacific zwaar getroffen regio’s waren, met aanzienlijke menselijke ontheemding en schade aan gebouwen en infrastructuur.”

Onheilspellende getallen

Maar er circuleren ook onheilspellender getallen. In een extreem scenario zouden volgens de Wereldbank rond 2050 mogelijk 216 miljoen mensen huis en haard moeten verlaten, veelal om in eigen land een veilig heenkomen te zoeken. Het Institute for Economics and Peace gaat nog een stap verder. Deze denktank concludeert dat in 2050 1,2 miljard mensen ontheemd kunnen zijn, van wie een groot aantal door natuurrampen en klimaatverandering.

Ingrid Boas, die volgende maand aan de Wageningen Universiteit haar oratie houdt als hoogleraar klimaatverandering en mobiliteit, is voorzichtig met woorden als klimaatmigrant en klimaatvluchteling. Er zijn vaak meerdere redenen voor mensen om hun leefomgeving te verlaten, legt ze uit in een videogesprek. En zelden gaan ze ver weg. Ze trekken naar de stad, blijven in de regio. Boas gebruikt daarom liever ‘klimaatmobiliteit’, dat het handelingsperspectief benadrukt. „Het belangrijkste is dat de meesten vaak helemaal niet weg willen”, zegt Boas. „En als ze vertrekken, keren ze zo snel mogelijk terug zodra de omstandigheden dat toelaten.” Boas noemt Chili als voorbeeld. In Patagonië werd een dorp door modderstromen compleet weggevaagd. „De overheid wilde de mensen naar een veiliger plek verhuizen, maar de bewoners waren hun dorp alweer aan het opbouwen. Ze weigerden te vertrekken en namen de risico’s voor lief.”

Kun je klimaatfinanciering door rijke landen eigenlijk wel hulp noemen?

Dat merkt ook Elly Urban, programmahoofd van humanitaire organisatie ZOA, die in 2023 aandacht voor klimaatverandering tot een prioriteit verklaarde. „Wij werken in gebieden waar veel armoede heerst en waar conflicten zijn. Veel mensen zijn daardoor op de vlucht. Klimaatverandering komt bovenop de problemen die ze al hebben. Toch blijven ze het liefst in de eigen regio, zo dicht mogelijk bij huis. Daar komt bij dat de allerarmsten het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Zelfs als ze zouden willen, hebben ze helemaal niet de middelen om bijvoorbeeld richting Europa te vluchten.”

Net als Boas vindt Urban het lastig om klimaatverandering een-op-een te relateren aan migratiestromen; het is eerder een katalysator. Neem Congo, waar ZOA met lokale partners een klimaatprogramma opzet. „In een toch al conflictrijk gebied maken grillige neerslagpatronen en periodes van droogte het nog lastiger om landbouw te bedrijven. Toegang tot water, tot voedsel, tot land nemen af. En dus ook toegang tot iets van stabiliteit. Mensen raken ontheemd omdat de levensomstandigheden zo ingewikkeld en moeilijk worden dat ze geen andere keuze meer hebben.”

Jongeren zien volgens Urban vaak geen toekomst in hun geboortestreek. Zij vertrekken naar grote steden als Bukavu, maar ook daar is weinig perspectief. „Sommigen trekken verder, de grens over naar Rwanda of Burundi. Maar veel jongeren blijven in de steden hangen. Ze sluiten zich aan bij een rebellenbeweging omdat ze dan wel inkomen hebben. Dat versterkt onrust en instabiliteit.”

Ten koste van de weerbaarheid

Klimaatfinanciering door rijke landen draagt dan misschien niet bij aan het voorkomen van vluchtelingenstromen, het geld is wel bitterhard nodig, concluderen zowel Boas als Urban. Bezuinigen op ontwikkelingshulp gaat ten koste van de weerbaarheid van gemeenschappen die de gevolgen van klimaatverandering dagelijks ondervinden. Zeker omdat rijke landen volgens Boas toch al geneigd zijn hun klimaathulp vooral te besteden aan wat ‘mitigatie’ wordt genoemd: het voorkomen van klimaatverandering met bijvoorbeeld duurzame energie uit zon en wind. De programma’s van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking zijn vanouds meer gericht op ‘adaptatie’, aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering.

Urban ziet tegenstrijdigheden in de bezuinigingsplannen van minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, PVV). „Er mag geen ontwikkelingsgeld meer naar klimaat, maar Nederland blijft zich wel richten op watermanagement en voedselveiligheid – thema’s die rechtstreeks afhankelijk zijn van klimaat.”

Kun je klimaatfinanciering door rijke landen eigenlijk wel ‘hulp’ noemen? „Als we onszelf eerlijk in de ogen kijken, gaat dit over verantwoordelijkheid nemen voor de klimaatschade die Europa, de VS en andere rijke landen hebben veroorzaakt”, zegt Urban. „We hebben een schuld te vereffenen”, vindt Boas.


Trump: we voegen crypto’s toe aan de deviezenreserve

De Amerikaanse president Donald Trump geeft de cryptokoersen weer een opkontje. Hij kondigde zondag op zijn eigen sociale medium Truth Social aan cryptovaluta’s op te nemen in de Amerikaanse deviezenreserves. Dat betekent dat ze voor langere tijd bewaard zouden worden als een soort onderpand voor de dollar, vergelijkbaar met de goudvoorraad.

Daar hintte Trump al eerder op, maar nu zijn de plannen concreter. Hij noemde een aantal verschillende munten, zoals SOL (van de blockchain Solana), ADA (van Cardano) en XRP (van Ripple). Opvallend genoeg vergat hij eerst bitcoin en ether te noemen, de grootste en belangrijkste munten. Een uur en de nodige onrust op de cryptomarkten later volgde een bericht om dat recht te zetten. Die twee munten zouden juist ‘het hart’ van de strategische cryptoreserve moeten gaan vormen. „I also love bitcoin and ethereum!” Uiteraard ging de koers van veel cryptomunten in reactie omhoog, na een aantal slappe weken.

Ronde tafel over crypto

Waarschijnlijk worden de plannen op vrijdag 7 maart nader ingevuld. Dan is er een door het Witte Huis georganiseerd rondetafelgesprek over crypto. Deelnemers zijn de leden van de door de president ingestelde werkgroep voor digital assets (digitale bezittingen) en nog niet nader genoemde sleutelfiguren uit de cryptoindustrie. De cryptotop wordt voorgezeten door David Sacks, die consequent ‘Crypto-tsaar’ of AI-tsaar wordt genoemd. Trump spreekt de bijeenkomst toe.

Als de Amerikaanse regering echt besluit met belastinggeld cryptovaluta te gaan kopen en te behandelen als een stabiel onderpand, vergelijkbaar met de goudreserves, dan zou dat een grote en veelbetekenende stap zijn.

Het is ook een stap die veel vragen oproept. Cryptovaluta bestaan sinds 2009 en zijn onder meer gemaakt als alternatief en concurrent voor de dollar. Ze zijn gebaseerd op technologie die banken overbodig maakt en die grote verantwoordelijkheid bij gebruikers legt, die in feite hun eigen bank zijn. Naarmate de virtuele financiële wereld groeide nam ook de behoefte van overheden toe om die te reguleren en om consumenten te beschermen tegen de uitwassen. De EU heeft daarom voor het eerst een cryptowet, die sinds 1 januari van kracht is. Onder de vorige Amerikaanse regering werden voortdurend onderzoeken opgestart tegen cryptobedrijven die de regels zouden overtreden en werden prominenten uit de cryptoindustrie vervolgd. De afgelopen tijd heeft beurswaakhond SEC die zaken een voor een gepauzeerd.

Trump lijkt crypto niet (meer) als concurrent voor de dollar te zien, maar juist als een strategische bondgenoot; een digitaal instrument dat hij kan gebruiken om de Amerikaanse macht te stutten in de virtuele wereld. Hij kiest daarbij radicaal voor een alliantie met de cryptoindustrie, die meebetaalde aan zijn campagne. En net zo radicaal tegen alternatieven vanuit centrale banken.

Afkeer van digitaal centralebankgeld

Trumps omarming van cryptovaluta kan niet los worden gezien van zijn afkeer van digitaal centralebankgeld, zoals de digitale euro. Centrale banken wereldwijd ontwikkelen een digitale versie van hun munt. Dat doen ze om de positie te verstevigen van het geld dat ze uitgeven. Doordat ze zich tot nu toe beperken tot het drukken van contante munten en bankbiljetten, is die verzwakt. Er is grote concurrentie van de virtuele wereld, onder meer van cryptovaluta’s.

Maar digitaal centralebankgeld wordt gewantrouwd, vooral in rechts-populistische kringen. De centraal uitgegeven digitale munten (de afkorting en hashtag is CBDC) worden daar gezien als gereedschappen voor digitale surveillance. De vrees is bijvoorbeeld dat de centrale banken het geld gaan ‘programmeren’, zodat het alleen kan worden besteed aan door de overheid goedgekeurde doelen. De tegenstanders laten zich niet geruststellen door ingebouwde wettelijke en technische beperkingen om het geld neutraal te houden.

In dat narratief zou crypto het transparante en anti-elitaire alternatief zijn. Alle transacties zijn te volgen op de blockchain, de online database. En mensen hebben geen banken nodig. Ze vertrouwen op een decentraal netwerk van samenwerkende computers.

Trump is een uitgesproken tegenstander van digitale centralebankgeld. In januari legde hij de ontwikkeling van de digitale dollar stil. Hij is tegelijk een groot voorstander van zogenaamde stablecoins. Dat zijn cryptomunten die zijn gekoppeld aan traditioneel (dus door banken uitgegeven) geld. In de praktijk is dit meestal de Amerikaanse dollar. De grootste stablecoin ter wereld is de USDT, oftewel tether. In ruil voor 1 dollar krijg je van dat bedrijf 1 USDT, waarmee je in de cryptowereld kunt handelen.

Bedrijf Tether heeft veel macht

Trump lijkt daarbij een rol te zien voor het bedrijf Tether. Dat bedrijf, dat mede is opgericht en grootgemaakt door de Nederlander Ludovicus Jan van der Velde, is een centrale speler in een industrie die draait om decentraliteit. Het heeft veel ongecontroleerde macht en grote financiële belangen. Op het moment van schrijven zijn er ruim 142 miljard USDT’s in omloop. Dat wil zeggen dat er ruim 142 miljard dollar aan onderpand voor crypto’s bij dat bedrijf ligt (en nog eens ruim 25 miljard aan euro’s).

Het bedrijf claimt de toekomst van het geld te belichamen en belooft gebruikers digitale soevereiniteit. Het zijn termen waar Trump op aanslaat. Aan de onafhankelijke Amerikaanse centrale bank lijkt intussen niets te worden gevraagd.

Lees ook

Een ongrijpbare Nederlander achter een ongrijpbare munt van een ongrijpbaar bedrijf

Illustratie Sjoerd van Leeuwen


Hoofdeconoom BNP Paribas: ‘Het Europese duurzaamheidsbeleid was vooral stok. Terwijl we weten dat een wortel veel beter werkt’

Stomverbaasd kijken economen in de hele wereld toe hoe de internationale economische orde waarin ze groot zijn geworden, helemaal op zijn kop wordt gezet door de Amerikaanse president Donald Trump. „Het is een enorme schok voor het systeem om te zien dat de Verenigde Staten, een belangrijke architect en aanjager van de globalisering die we vandaag de dag kennen, plots zeggen: wij willen dit niet meer. En het systeem actief ondermijnen”, zegt Isabelle Mateos y Lago. Sinds september vorig jaar is ze de hoofdeconoom van BNP Paribas, een van de grootste banken in Europa.

Door haar vorige functies heeft ze een enorm netwerk onder economen in de hele wereld. Vijftien jaar werkte de Française bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Ze was daarna negen jaar hoofd beleggingsstrategie bij BlackRock, de grootste vermogensbeheerder ter wereld. „Ik hoor niet alleen van Europese beleidsmakers en zakenmensen, maar ook uit Azië, Canada en Latijns-Amerika veel geluiden van mensen die zeggen: ‘Nee, nee, nee, wij moeten doorgaan met globalisering!’. De wereld zal nieuwe vormen van samenwerking moeten uitvinden. Wat we nu zien is meer een terugtrekken van de VS dan een ineenstorting van globalisering.”

Mateos y Lago stelt dan ook strijdvaardig dat de Europese Unie de economische acties van Donald Trump – de tarievenoorlog die hij wil ontketenen, de nadruk op bilaterale ‘deals’ in plaats van brede internationale handelsverdragen – niet als een bedreiging moet zien en niet in haar schulp moet kruipen. Er ligt volgens haar juist een enorme kans voor Europa. Het beleid van Trump kan een katalysator zijn voor een sterker Europa, maakt ze duidelijk in een videogesprek vanuit haar kantoor in Parijs.

„Een van de sterke punten van de Europese Unie is dat ze altijd stabiel is geweest. Sommige mensen zullen het slaperig noemen. Of te stabiel. Maar wat wil je liever als je de keuze hebt tussen beleidsstabiliteit, rechtsstatelijkheid en duidelijkheid van processen aan de Europese kant en aan de andere kant – zoals nu in de VS – beleid dat erg onvoorspelbaar is of gaandeweg wordt verzonnen? Dat lijkt me duidelijk. Zeker als je als bedrijf belangrijke investeringsbeslissingen moet nemen.”

De inschattingen van een hoofdeconoom van BNP Paribas doen er toe. BNP is een van de weinige Europese banken die sinds de financiële crisis van 2008 mondiaal de concurrentie aangaat met de grootste Amerikaanse banken. En de scenario’s die haar team maken, hebben bijvoorbeeld invloed op de kredietvoorzieningen van de bank: hoeveel geld moet opzijgezet worden voor het geval dat leningen niet worden terugbetaald? De scenario’s hebben ook invloed op het risicomanagement van de bank, en daarmee op hoeveel kapitaal de bank moet aanhouden als veiligheidsbuffer als het leningen verstrekt.

Dankzij Trump eerder ‘Draghi’

Volgens Mateos y Lago is er momenteel bij haar team een zeker gevoel van back to the future, vanwege de ervaringen tijdens de vorige presidentstermijn van Donald Trump vier jaar geleden. Net als toen begint de dag met bijlezen en verwerken van alle tweets en maatregelen die vanuit Washington van de ene op de andere dag worden aangekondigd. „Maar we hebben in die vorige ronde ook wat geleerd: het is nuttig om een stap terug te doen en de ruis uit te filteren: je moet een soort centraal scenario vormen. Het meest waarschijnlijke scenario, en daar op voortbouwen.”

De onzekerheid in de VS is fnuikend voor de economie daar, voorziet Mateos y Lago. „Wanneer gaan de tarieven in? Wat is het effect van de DOGE-maatregelen van de heer Musk? Wat gebeurt er met de overheidsbegroting? Dit komt bovenop al verzurend consumentenvertrouwen, mensen die achterlopen op creditcardbetalingen en het uitstel van investeringsbeslissingen door bedrijven. De groei in de VS zal in onze verwachting dit jaar nog afvlakken.”

Voor Europa voorziet BNP Paribas juist een opleving van de economie, en zelfs sneller dan eerder verwacht. „Juist door het besef dat Europa op eigen benen moet staan, zullen er zaken sneller worden geregeld. Alles wat er in de VS gebeurt, versterkt de noodzaak voor Europa om zijn eigen huiswerk te doen. Maak de eigen economie sterker en concurrerender. Ga meer handel met elkaar drijven.”

De econome verwacht dat de voorstellen uit het vorige zomer verschenen Draghi-rapport nu een veel grotere kans hebben om ingevoerd te worden dan zes maanden geleden. De voormalige president van de Europese Centrale Bank Mario Draghi deed in zijn rapport 170 aanbevelingen om Europa concurrerender te krijgen.

Stok en wortel

Maar Mateos y Lago is niet alleen maar positief over Europa. Op de vraag of het Concurrentiekompas, dat de nieuwe Europese Commissie naar aanleiding van het Draghi Rapport als beleidsagenda presenteerden, genoeg is, zegt ze: „Nou ja genoeg, op dit moment is het niet meer dan woorden op papier. Ja, alles is aanwezig. Voorstellen over het verdiepen van de kapitaalmarkt. Over groei en concurrentievermogen. De agenda is er, maar nu moeten we actie zien.”

Wat voor actie wil de Franse econome dan zien? Dit gesprek vond begin deze week plaats, een dag voor de Europese Commissie kwam met voorstellen voor een Clean Industrial Act om vergroening van de industrie te stimuleren en met een omnibuswet die de vergaande Europese regels rond duurzaamheidsrapportages en investeringen moeten versimpelen. De voorstellen waren ten tijde van het interview al uitgelekt.

Mateos y Lago juicht de aanpassing van de duurzaamheidsregels toe. „Ik denk dat er consensus bestaat dat, hoewel het doel [van de wetgeving] goed is en we deze niet mogen opgeven, de realiteit is dat ze enorme rapportagelasten hebben gecreëerd. Zonder iets vreselijks zinvols te bereiken.”

De afgelopen weken waarschuwden grote multinationals als Unilever, Nestlé en Signify voor een afzwakking van de duurzaamheidsregels. Dat zou volgens hen verduurzaming van de economie vertragen en juist zorgen voor een ongelijk speelveld voor bedrijven die er al veel in geïnvesteerd hebben. „Ze hebben gelijk dat we alert moeten zijn”, zegt Mateos y Lago. „Je moet het kind niet met het badwater weggooien. Maar evengoed moet je jezelf serieus afvragen wat je echt doet voor de planeet als je formulieren invult en rapporten produceert.”

Lees ook

Lang niet alle bedrijven zijn blij met versoepeling groene Europese regels

Het hoofdkwartier van de Europese Commissie in Brussel. Foto Nicolas Tucat/AFP

Volgens haar heb je zowel een stok als een wortel nodig in het groene beleid. Oftewel strenge regels om bedrijven tot verandering te dwingen, naast positieve stimulering via het verstrekken van subsidies. „Tot nu toe was de Europese aanpak overwegend de stok. Terwijl het beleid van de vorige Amerikaanse regering, de Inflation Reduction Act van Joe Biden, meer wortel was. En we hebben gezien hoe goed dat in de VS uitpakte. Subsidies zijn duur, maar ze werken. En steeds die stok? Tsja, als je al een groei- en concurrentieprobleem hebt, is dat niet zo’n geweldig idee.”

De EU heeft nog wel meer huiswerk volgens Mateos y Lago. Zo is volgens haar het feit dat tussen de lidstaten er nog veel te veel verschillen zijn in de nationale regelgeving, een enorme rem op de economie. Er is te veel ruimte om zelf allemaal extra’s toe te voegen aan Europese verordeningen. Een voorbeeld: „Als je een zak ontbijtgranen wil verkopen in de hele EU, moet je vrijwel in elk land een ander etiket op die zak hebben. Dat is van de zotte, het voegt alleen maar heel veel kosten toe.”

Haar punt is niet zozeer dat alles per se moet worden geharmoniseerd, maar dat in ieder geval elkaars regels moeten worden erkend: een zak met een Duits etiket moet ook gewoon in Nederland kunnen worden verkocht – iets wat Nederlandse supermarkten recent ook hebben gepleit.

De econome kijkt ook kritisch naar het feit dat Europa op „eigen houtje” doorgaat met het verder invoeren van strengere bankenregels. Na de kredietcrisis was afgesproken met onder meer de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk dat de zogenoemde Basel-regels, waarin eisen staan over hoeveel kapitaal een bank moet aanhouden, strenger zouden worden. De VS en het VK hebben de verdere invoering daarvan echter recent uitgesteld, in Europa is een deel van de regels al wél ingevoerd.

„Niemand vraagt om die regels helemaal niet meer in te voeren. De vraag is op welk tempo je ze implementeert. Als twee grote, concurrerende jurisdicties besluiten tot uitstel, dan is het echt contraproductief als Europa dat negeert. Want als je gewoon doorgaat met invoering, dan is het onvermijdelijk dat banken uit die landen de kaas van ons brood eten.”

Mateos y Lago wijst erop dat de banken heel belangrijk zijn voor de Europese economie. Anders dan in de VS, waar bedrijven groeifinanciering kunnen ophalen met obligaties op de kapitaalmarkt, leunen bedrijven hier voornamelijk op bankfinanciering. „Ja, er wordt nu gesproken over verbreding van de Europese kapitaalmarkt. Maar zolang dat nog niet op gang is, zijn banken de belangrijkste financier van veel bedrijven.”

Dat sluit niet uit dat Europa de komende jaren wel naar een kapitaalmarktunie zou moeten streven. Maar die stuit volgens de Française op heel veel wantrouwen binnen de EU-lidstaten. „Men ziet vooral de risico’s in het openstellen van de spaarmarkt en de kapitaalmarkt. Terwijl in werkelijkheid gaat het om het geven van kansen aan de eigen burgers om meer gediversifieerd te beleggen. Openstelling geeft bedrijven een breder scala aan financiering.”

Als je daarin in de EU in het midden- en kleinbedrijf wil investeren, dan kan dat volgens haar eigenlijk alleen per land. „Die belegging zou een stuk veiliger zijn als je mandjes zou hebben met mkb-financieringen uit verschillende Europese landen.”


Wen er maar aan: lege koffie- en theeschappen in de supermarkt

Blauwe letters op een wit bordje. „Deze producten zijn momenteel minder leverbaar.” Excuses voor het ongemak, meldt het filiaal van Albert Heijn in het Alkmaarse winkelcentrum Ringers bij het behoorlijk lege schap met koffie van Douwe Egberts. Alleen de groene variant van DE (Mild & Zacht) is nog verkrijgbaar. Elders in de winkel maakt AH opvallend reclame voor zijn huismerkkoffie.

Dit is de koffieruzie tussen de grote Nederlandse supermarkten en JDE Peet’s, het moederconcern van Douwe Egberts, op de grond.

Een paar straten verderop, bij de nieuwe Jumbo in het oude pand van V&D, geen bordjes of excuses bij het koffieschap. Wel valt op: hier ‘spiegelt’ het winkelpersoneel de rode pakken Douwe Egberts niet meer. Het rommelige schap lijkt een stil protest tegen de prijsverhogingen die JDE Peet’s wil doorvoeren. De pakken huismerkkoffie staan wél keurig uitgelijnd op het rek. In de webwinkel geeft Jumbo 25 procent korting op zijn eigen koffie – maximaal twee kilopakken per bestelling.

Conflict speelt al maanden

Dit was de week dat koffie en thee langzaam verdwenen uit de schappen van de grote supermarkten. Dat wil zeggen, niet alle koffie en thee, maar louter de producten van JDE Peet’s. Dat is de eigenaar van Douwe Egberts, Senseo, L’Or, Kanis & Gunnink en Pickwick.

Het koffie- en theeconflict speelt inmiddels al maanden. JDE Peet’s – dat woensdag een 5 procent hogere omzet van 8,8 miljard euro en een verdubbeling van de winst naar 543 miljoen meldde over 2024 – zou de inkoopprijzen voor supermarkten fors willen verhogen. Volgens Michiel Muller, mede-oprichter van internetkruidenier Picnic, gaat het om een stijging van 20 tot 30 procent.

JDE Peet’s wijst onder meer naar de sterk gestegen prijzen voor koffiebonen (groene, nog ongebrande koffiebonen). Een woordvoerder van het concern wil de percentages die Muller noemt niet bevestigen maar het bedrijf noemt de verhogingen „eerlijk en redelijk in de huidige omstandigheden”. Het concern zegt alleen door te berekenen „wat onvermijdelijk is”.

Albert Heijn, Jumbo en Picnic vinden de stijgingen onredelijk. Ook de supermarkten die inkopen via Superunie, zoals Plus, Spar, Dirk en Dekamarkt, hebben een conflict met JDE Peet’s maar willen daar niets over kwijt. Klanten van deze ketens melden dat producten van Douwe Egberts en Pickwick ontbreken in de winkels.

Niet alleen in Nederland heeft JDE Peet’s het aan de stok met grote supermarktketens; dat geldt ook voor België, Duitsland en Frankrijk

De grote supermarkten branden ook zelf koffie en weten hoe hoog de werkelijke stijgingen van (productie- en transport)kosten zijn, zeggen ze. „Voor de buitenwereld klinken de verklaringen voor kostenstijgingen heel redelijk”, zegt Muller van Picnic. „Door allerlei factoren is de prijs voor green coffee sterk gestegen. JDE Peet’s noemt klimatologische omstandigheden in Brazilië en Vietnam, hogere transportkosten, geopolitieke ontwikkelingen.” Maar daarvan hebben grote koffiebranders volgens Muller veel minder last dan kleinere partijen. Concerns als JDE Peet’s sluiten contracten voor de zeer lange termijn. „Dan kan je dus niet wijzen naar de hogere spot-markt.” Dat is de kortetermijnmarkt, waar de nu beschikbare koffie wordt verhandeld.

De supermarkten zagen de bui al hangen. „Het werd onaangenaam”, zegt Muller over de onderhandelingen met JDE Peet’s. Daarom kochten winkels de afgelopen tijd meer koffie en thee dan ze direct konden verkopen – ‘front-loading’ in vakjargon. Nu raakt dat buffertje leeg. En dat merkt de consument in de, hier en daar, lege winkel.

De topman van JDE Peet’s, Rafael Oliveira, stelde woensdag bij de presentatie van de jaarcijfers dat veel van de onderhandelingen „spoedig worden afgerond”. Wanneer is nog onduidelijk. AH, Jumbo en Picnic zijn in gesprek met JDE Peet’s, maar melden nog geen voortgang.

Twee derde drinkt dagelijks koffie

De huidige inkoopruzie over koffie en thee krijgt veel aandacht in de pers. Logisch, de dranken zijn populair. Als melk de witte motor is, dan is koffie de zwarte motor waar de samenleving op draait. Volgens brancheorganisatie Koffie & Thee Nederland drinkt twee derde van de Nederlanders dagelijks koffie, en een derde drinkt dagelijks thee.

Maar prijsconflicten tussen supermarkten en leveranciers zijn niet nieuw. En die leiden ook regelmatig tot lege schappen. ‘Wegens inkoopdiscussies niet leverbaar’, stond er weleens op een bordje in de winkel.

Zo ruziede Jumbo vorig jaar met het Amerikaanse voedingsmiddelenconcern Kraft Heinz over de prijzen van het broodbeleg van De Ruijter. Ook ontbraken enige tijd producten van Danone, Dr Oetker en Mondelez (Oreo, Lu, Milka) in de Jumbo-winkels.

In totaal waren vorig jaar zo’n 250 productsoorten tijdelijk niet verkrijgbaar in Nederlandse supermarkten, stelt Marleen Hermans. Zij is universitair docent marketing aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ze deed onderzoek naar de vraag waarom supermarktschappen soms ‘expres’ leeg blijven.

Hermans verwacht dat conflicten tussen met name A-merk-fabrikanten en supermarkten steeds vaker zullen voorkomen. Zie de huidige koffie- en theeruzie. „Dat is een conflict op grote schaal. Tussen twee machtige blokken. Er zijn meerdere supermarkten bij betrokken en het conflict breidt zich uit over Europese grenzen.” Niet alleen in Nederland heeft JDE Peet’s het aan de stok met grote supermarktketens; dat geldt ook voor België, Duitsland en Frankrijk.

Ook econoom Thijs Geijer van ING, gespecialiseerd in ‘food & agri’, heeft de indruk dat prijsconflicten tussen supermarkten en leveranciers nu vaker voorkomen dan vroeger. „De strijd verhardt”, zegt hij. „Supermarkt en A-merk hebben een verstandshuwelijk. Ze kunnen niet zonder elkaar, maar ze gaan zeker niet meer tegen elke prijs met elkaar in zee.”

Muller van Picnic: „Onderhandelingen met A-merken zijn ingewikkeld. Als je een A-merk niet in je winkel hebt dan gaat de consument mogelijk naar de buurman. Dat raakt niet alleen de verkoop van een pak koffie, maar van de hele inhoud van het boodschappenmandje. Dat is het listige.”

‘Groot tegen groot’

De machtsverhouding tussen A-merken en supermarkten is wel gelijkwaardiger geworden, stelt Marleen Hermans. „Vroeger waren veel ‘kruidenierswinkeltjes’, noem ik ze maar, heel afhankelijk van leveranciers. Nu hebben supermarktketens de inkoop veel meer geprofessionaliseerd.”

Het is inmiddels „groot tegen groot”, zegt ook Geijer van ING. Jumbo haalde in 2024 een omzet van 10,6 miljard euro, die van JDE Peet’s steeg zoals gezegd naar 8,8 miljard. De veranderde machtsverhoudingen komen in de eerste plaats door de consolidatie in de Nederlandse supermarktbranche, zegt Geijer. Na een flink aantal fusies en overnames is nu slechts een beperkt aantal ketens over. Na Albert Heijn en Jumbo volgen Plus en de kleinere leden van Superunie – naast discounters als Aldi en Lidl.

Wij kunnen meer een vuist maken

Michiel Muller
mede-oprichter van internetkruidenier Picnic

„De Nederlandse markt voor levensmiddelen groeit niet of nauwelijks”, zegt hoogleraar Laurens Sloot (Ondernemerschap in de detailhandel, Rijksuniversiteit Groningen). „Supermarkten kunnen vooral groeien door elkaar marktaandeel af te pakken; 0,1 procent is al belangrijk. Bedenk dat niet alle ketens een goed jaar hebben gedraaid: Jumbo en Plus verloren marktaandeel. Dit leidt tot heel grote druk op de onderhandelingen met leveranciers.”

Internationale allianties

Die onderhandelingen beperken zich niet tot nationaal niveau. De strijd verhardt met name doordat sinds enkele jaren de inkoop van A-merkproducten via internationale allianties gaat.

Zo zit AH-moeder Ahold Delhaize in een inkoopgroep met de Franse marktleider E.LeClerc en het Duitse Rewe. En namens Jumbo en Picnic onderhandelen de organisaties Everest en Epic Partners met circa vijftig grote, wereldwijde leveranciers over inkoopprijzen. Bij Everest is de Duitse marktleider Edeka aangesloten, evenals de Franse supermarkten Intermarché, Auchan en Casino. „Wij kunnen meer een vuist maken”, zegt Muller van Picnic.

De afspraak binnen Everest is: als één supermarkt het oneens is met de tarieven die een fabrikant vraagt, dan heeft die leverancier een conflict met de hele groep. Dat Jumbo zich in 2023 aansloot bij Everest zou de keten al 50 miljoen euro aan inkoopvoordelen hebben opgeleverd.

„Supermarkten staan hierdoor steviger in hun schoenen bij de onderhandelingen”, zegt Marleen Hermans. „Dat kan leiden tot meer conflicten waarin producten uit de schappen worden gehaald. Daarnaast kan dit ook leiden tot ‘verharding’ van de onderhandelingen; een inkooporganisatie staat wat verder af van het bedrijf, wat de onderhandelingen op prijs harder maakt.”

Met name Everest heeft de reputatie scherp op de prijs te onderhandelen. „Everest is kampioen boycotten”, zegt hoogleraar Sloot. En universitair docent Hermans zegt: „Dit kan twee kanten op gaan; op korte termijn kan dit qua prijs voordelig zijn, maar wat het betekent voor de langetermijnrelaties tussen supermarkten en fabrikanten is nog onduidelijk.”

JDE Peet’s heeft het niet zo op de inkoopallianties, blijkt uit de reactie van de woordvoerder. Zij wijst erop dat „machtige allianties, waarvan sommige een omzet van meer dan 200 miljard euro vertegenwoordigen” een negatief effect kunnen hebben op de „gezonde concurrentie in de markt, zoals minder keuze voor de consument en gebrek aan innovatie”. „Consumenten kunnen ook te maken krijgen met lege schappen in het ene Europese land, veroorzaakt door gesprekken tussen een retailer en een fabrikant in een ander land.”

Muller van Picnic noemt zulke reacties „krokodillentranen” van de A-merken. Die verdienen volgens hem een veelvoud van wat de supermarkten verdienen. De A-merken werpen bovendien nationale ‘inkoopmuren’ op waardoor Picnic bijvoorbeeld niet flessen Coca-Cola mag inkopen in Duitsland en mag verkopen in Nederland. Een fles cola is veel goedkoper in Duitsland dan in Nederland. „Ook al geldt in Europa een vrij verkeer van goederen en diensten.”