Carlo van Kemenade is verantwoordelijk voor reorganisatie Rabobank: ‘Het is nu menens’

Vlees in de bouillon, liever nog vis. Voor Carlo van Kemenade is het vaste prik om op de vrijdagavond te fonduen met zijn vrouw, en dat deden ze al voordat ze 32 jaar geleden trouwden. „Eerst in een restaurant in Eindhoven, in de Kruisstraat. De week evalueren. Op een gegeven moment hield dat restaurant op te bestaan en toen hebben we de fondue verhuisd naar de huiskamer.”

Van Kemenade komt graag op die manier thuis. „In mijn vorige baan was ik 40 procent van de tijd aan het reizen. De vrijdag is er om bij te komen van de week.”

Sinds april reist hij niet meer de wereld over, zoals hij deed als topman van Rabobanks internationaal opererende leasedochter De Lage Landen. Nu hoeft hij voor de vrijdagse fondue alleen nog de afstand te overbruggen tussen Utrecht, waar het hoofdkantoor van Rabobank staat, en zijn huis in Acht, een dorp ingeklemd tussen de A2 en Eindhoven. Als directeur Retail Nederland is Van Kemenade verantwoordelijk voor het binnenlandse bankbedrijf van Rabobank. Daarmee is hij ook verantwoordelijk voor de reorganisatie die de bank nu doorvoert.

Voordat Van Kemenade in deze functie aantrad, vielen particuliere klanten onder een andere bestuurder dan de zakelijke klanten. Nu vallen ze allemaal onder hem. Het idee is dat Rabo-klanten zo beter bediend worden; voorheen liepen beslissingen over kredieten of nieuwe producten over te veel schijven. Dat kostte marktaandeel. Tegelijkertijd komen er wijzigingen in de coöperatieve structuur van de bank. Over die hervorming was afgelopen maanden veel discussie – juist daarom wil Van Kemenade nu zijn eerste interview geven in zijn nieuwe functie.

Onder anderen Kees Cools, oud-hoogleraar ondernemingsfinanciering en -bestuur, betwijfelde of Rabobank nog wel een coöperatie zou zijn, omdat lokale ledenraden volgens hem veel minder te zeggen hebben. Ook binnen het hoogste orgaan van de coöperatie, de Algemene Ledenraad, waarin de ledenraden van de 78 lokale banken vertegenwoordigd zijn, leek aanvankelijk tegenstand. Eerder dit jaar stemde bijna een kwart van die raad tegen of neutraal over de hervorming. Bij de laatste benodigde stemming, over de statuten, ging uiteindelijk 91 procent akkoord met de hervorming die Van Kemenade nu uitvoert.

De bankier verwachtte de ruime meerderheid al – dit interview had een halve week voor die laatste stemming plaats. Hij baseerde zijn optimisme op gesprekken die hij en zijn managementteam voerden met leden en ledenraden van lokale banken, waarvan ze er zoveel mogelijk bezochten. „Er is echt geloof dat het nu menens is voor de Rabobank. En er is echt superbrede steun om de klantreis [de ‘weg’ die klanten afleggen om een product af te nemen] en de coöperatie te verbeteren. Dat is gaaf.”

Zouden mensen niet in uw gezicht durven zeggen dat ze het er niet mee eens zijn?

„Nee, want wij luisteren ook naar de mensen die intern hun zorgen hebben geuit. Daar ben ik ook naartoe gegaan. En die vroegen dan of ik hun stem kwam winnen. ‘Nee’, zei ik dan, ‘ik kom jouw stem niet winnen. Ik kom hier zitten om naar jouw zorg en emotie te luisteren, om die beter te begrijpen.’ Daarmee is het sentiment echt ten positieve gedraaid. En nu moeten we het laten zien.”

Een kritiekpunt van oud-hoogleraar Cools is dat de functie van lokaal directeur verdwijnt. In plaats daarvan worden regionale directeuren, die bijvoorbeeld in een van de vijf Rabo-regio’s verantwoordelijk zijn voor particulieren of bedrijven, ook boegbeeld van een lokale vestiging. Daarvoor is een ‘prestatiedoel’ geformuleerd: aan die nieuwe rol moeten zij een kwart van hun tijd besteden.

Lees ook

Wat betekent het nog dat Rabobank een coöperatie is?

Het hoofdkantoor van de Rabobank in Utrecht. De bank is een van de grootste coöperaties van Nederland.

Is de angst terecht dat hiermee de lokale binding van Rabobank verslechtert?

„Die regiodirecteuren hebben een bancaire rol én een rol als lokaal directeur. Ze krijgen meer dan genoeg ruimte om de lokale netwerken te onderhouden. En dat lossen we ook op met prestatiedoelen.”

Dus ze worden erop afgerekend als ze niet genoeg lokaal directeur zijn?

„Ze krijgen verschillende doelstellingen. Meer klantfocus. Meer aandacht voor leden en meer ledenbetrokkenheid. Ze krijgen een heldere rol en verantwoordelijkheid. Daar horen duidelijke prestatiedoelen bij. Het mag, zo zou Stefaan zeggen, ‘performanter’.”

De Belg Stefaan Decraene is sinds anderhalf jaar bestuursvoorzitter van Rabobank. Performanter is Vlaams voor ‘productiever’.

Van Kemenade: „Mijn insteek is echt dat dit een nog betere coöperatie wordt. Wij doen al zo veel coöperatief.”

We mogen ook gerust een keer de stap naar voren zetten en het land laten weten wat er allemaal gebeurt

Binnen de Rabobank lijkt het begrip coöperatief synoniem aan heel actief zijn in lokale netwerken en financieel bijdragen aan clubs en verenigingen. Elk jaar gaat daar 40 miljoen euro van de winst naartoe. Vanwege de hoge winst over 2023, 4,4 miljard euro, werd 360 miljoen euro extra opzijgezet voor verduurzamingsprojecten van bedrijven, medewerkers, huiseigenaren en verenigingen. Van Kemenade: „We mogen ook gerust een keer de stap naar voren zetten en het land laten weten wat er allemaal gebeurt. We zijn soms een beetje bescheiden, als bank. Soms past mooie bescheidenheid, soms mag je ook een beetje trotser zijn op wat er allemaal gebeurt.”

Coöperaties ontstonden ooit als verenigingen van mensen die elkaar voordelen konden bieden. Wat heb ik er nu nog aan om lid te zijn van de coöperatie Rabobank? Ik krijg geen rentekorting. Toezichthouder ACM constateerde laatst zelfs stilzwijgende afstemming tussen de grootbanken als het gaat om rentetarieven.

„We geven geen korting aan leden, nee.”

Wat heb ik er dan aan om lid te worden?

„We betrekken de leden bij de toekomst van de coöperatie, en dat doen we via de ledenraden. En die leden zijn superbevlogen en denken mee over de maatschappelijke impact van de bank. Ze denken mee over onze producten en hoe we die verkopen. En daar hebben we ook echt iets aan. Dus leden hebben wel degelijk impact.

„En wat niet-klanten betreft: we moeten daarover nadenken. Daar is een wereld te winnen. We hebben 2,3 miljoen leden. Waarom geen 4 miljoen? Daar denken we over na. Nu.”

Wat vindt u van het verwijt dat Rabobank deel uitmaakt van een stilzwijgend kartel?

„De Nederlandse Vereniging van Banken heeft erop gereageerd. Daar doe ik verder geen mededeling over. Wat ik wel wil zeggen is dat Rabobank [toen de Europese Centrale Bank rente in rekening bracht voor gestald geld bij banken] tot 100.000 euro nooit de negatieve rente heeft doorberekend. Die kosten hebben wij zelf genomen.

„Op dit moment zit ons spaarrentetarief op 1,7 procent. Daarmee zitten we aan de bovenkant van de markt. En we hebben een product, zeer populair, dat heet Tijdslotsparen. Dan zitten we op 2,4 procent. Dus dan komen we er vrij goed uit.

„En er wordt puur gekeken naar spaartarieven, maar die zijn onderdeel van het verdienmodel van de bank. En dat dient weer de klantreizen, investeringen erin, dient KYC [know your customer, de plicht van banken klanten te screenen op witwas- en terrorismerisico’s]. We hebben achtduizend mensen op KYC. Dat kost geld. En we moeten beantwoorden aan kapitaaleisen. Gelukkig zijn we beter gekapitaliseerd dan het bare minimum. Dat vinden we belangrijk. We kunnen een stoot hebben.”

Die achtduizend mensen zijn er deels om achterstanden weg te werken; Rabobank had een tijd de zaken niet op orde. Beetje jammer als de klant dat moet betalen.

„Ben ik het mee eens. Sommige dingen rekenen we wel door, sommige dingen niet.”

Leden hebben flinke inbreng bij de bank, zegt u. De bank heeft zich ook gecommitteerd aan de klimaatdoelen van Parijs. Hoe gaan de agrarische leden daarmee om? Is het niet moeilijk hier als Rabobank het voortouw te nemen als een deel van de leden niet wil?

„Als bank geloven wij in ‘Parijs’. Volgens mij gelooft de Nederlandse samenleving daar in het algemeen in. Maar we hebben ook gewoon boeren die klant zijn en die morgen geholpen moeten worden. Dat verbinden is heel relevant. Daar roepen ook onze ledenraden toe op. Daar zijn we mee bezig, daar zitten we middenin.

„Zo hebben we 3 miljard euro vrijgemaakt voor rentekortingen bij investeringen in bijvoorbeeld extensivering [meer grond per dier]. Dat wordt al gebruikt. En dan helpt duidelijkheid in het politieke landschap. Want boeren willen duidelijkheid voor ze een besluit nemen over hun toekomst.”

Was het niet beter geweest als de Rabobank boeren had geholpen door eerder te waarschuwen voor de nadelen van schaalvergroting? De kritiek is dat de bank nog lang megastallen heeft gefinancierd, terwijl men had kunnen weten dat dit niet de juiste weg was.

„Ik denk dat de bank vooropliep in de vaart der volkeren richting Parijs. Ze heeft zich daar op allerlei manieren aan verbonden, met beleid en plannen. En die voeren we uit. We zitten midden in dat proces. Ik denk niet dat de bank sneller kan. Sterker, de bank moet heel goed nadenken over de snelheid waarmee we naar Parijs willen, ten opzichte van hoe we morgen willen boeren. Dat is geen makkelijke route.”

Maar al vóór Parijs was bekend dat het niet de goede kant op ging met klimaat en milieu.

„Parijs is wel echt het momentum geweest dat banken zich zijn gaan verbinden aan doelen als net zero-uitstoot.”

De bank moet nadenken over de snelheid waarmee we naar Parijs willen, ten opzichte van hoe we morgen willen boeren

Dat had niet eerder gekund?

„Dan overvraag je mij. Ik was toen geen bestuurder, ik was daar toen niet bij betrokken. Ik kan wel zeggen: de tijdgeest is veranderd. En toen de tijdgeest veranderde, is de Rabobank meegegaan.”

Het gesprek met Van Kemenade vindt plaats in Soesterberg, in een lunchpauze tijdens de tweede en laatste dag van een bijeenkomst met zijn managementteam. „Teambuilding is voor mij heel belangrijk. Het echt samen gaan doen.” Die avond voetbalt het Nederlands elftal tegen Frankrijk – na de fondue gaat hij er met zijn vrouw naar kijken. „De vrijdag is echt voor ons twee, behalve als er eens een feestje is of zo. Vroeger was ik veel van huis. Dan worden de weekenden wel heilig.”


Valt de stroom straks uit door hevige zonnestormen?

Aja Hruska had de elektriciteitsbedrijven in de Canadese provincie Quebec nog zó gewaarschuwd. De zonnestorm waar de natuurkundige op een winterse vrijdag in maart 1989 in haar observatorium in Ottawa gegevens over binnenkreeg via de ratelende telex, was ongekend hevig. En zette koers richting de aarde.

Hruska probeerde voor het weekend nog snel tien bedrijven, waaronder elektriciteitsbedrijf Hydro-Québec, op de hoogte te stellen over die aankomende zonnestorm via fax. Hevige zonnestormen die de aarde raken, kunnen apparatuur en onderdelen van het stroomnet beschadigen, wist ze op basis van natuurkundige theorieën. „Maar ik werd genegeerd”, vertelt ze aan de telefoon vanuit Canada. Inmiddels is ze al dertig jaar met pensioen.

Hruska verliet het observatorium en ging naar huis. Toen ze zich maandagochtend klaarmaakte om naar het observatorium te gaan en op de radio hoorde dat de stroom in heel Quebec was uitgevallen om „een onbekende reden”, probeerde ze Hydro-Québec te bellen om uit te leggen wat de stroomuitval had veroorzaakt: de zon had een gigantische plasmawolk naar de aarde geslingerd. Dat zorgde voor meer spanning op het net waardoor onderdelen oververhit waren geraakt. Maar het was al te laat. „Geen verbinding.”

Zes miljoen mensen zaten negen uur in de kou. Duizenden bedrijven moesten sluiten. Mensen zaten vast in liften. Scholen gingen dicht.

Veertien jaar later, in 2003, zaten mensen in Zweden een uur lang zonder stroom, ook door een hevige zonnestorm. De kosten van zulke blackouts zijn enorm. De directe materiële schade in Quebec alleen bedroeg al 6,5 miljoen Canadese dollar (ruim 4 miljoen euro). De totale kosten worden geschat op 13,2 miljoen Canadese dollar. Een team van onderzoekers, onder andere van de Universiteit van Cambridge, becijferde dat als zo’n stroomuitval tweederde van de Amerikaanse bevolking zou treffen, de kosten kunnen oplopen tot tientallen miljarden euro’s. Daarin namen zij indirecte buitenlandse kosten, bijvoorbeeld door problemen in de productie van goederen, ook mee.

Zes miljoen mensen zaten negen uur in de kou. Duizenden bedrijven moesten sluiten

Wilde fase

Astronomen waarschuwen al jaren: in 2025 gaat de zon weer door een wilde fase. De zon zal dan relatief vaak zonnestormen meemaken en die zullen ook extra hevig zijn. Dat het poollicht – veroorzaakt door diezelfde zonnestormen – in mei zelfs in Nederland te zien was, is daarvan een voorbode. Zitten we straks in het donker? Gaat de stroom uitvallen, zoals destijds in Quebec, terwijl de maatschappij nog afhankelijker is geworden van elektriciteit?

Het korte antwoord: er zijn belangrijke verschillen tussen landen als Canada en Nederland, zeggen Nederlandse netbeheerders, en elektriciteitsbedrijven hebben maatregelen genomen sinds de blackout in Quebec. Daarover later meer. Eerst: vanwaar die zonnestormen en wat doen die met ‘ons’ stroomnet?

De zon is een grote bol van elektrisch geladen deeltjes die lokaal talloze magnetische velden opwekken. Die deeltjes kleven aan de opgewekte magneetlijnen. Waarom precies weet niemand, maar voortdurend draaien en reorganiseren die magneetlijnen binnen in de zon. Soms prikt zo’n magneetlijn door het zonne-oppervlak naar buiten. Daar ontstaat dan even een donkere ‘koelere’ vlek (soms groter dan de aarde). Van daaruit kunnen wolken van ruim een miljard ton deeltjes en hun magnetische velden uit de zon ontsnappen. Astronomen noemen dat coronal mass ejections (CME’s).

Op zich zijn die niet bijzonder. De zon gaat door een elfjarige cyclus, waarin de noord- en zuidpool om een raadselachtige reden eens per cyclus van plek wisselen. Aan het begin en eind van de cyclus zijn er wekelijks CME’s, in het midden van de zonnecyclus soms wel tien per dag.

Het poollicht dat in mei in Nederland te zien was, is een voorbode van heftige zonnestormen

Zo nu en dan stuurt de zon toevallig zo’n wolk richting de aarde. Soms reizen die deeltjes zo snel dat ze de aarde – zo’n 150 miljoen kilometer verderop – binnen vijftien uur bereiken. En áls ze zo snel reizen, weten astronomen: dit wordt indrukwekkend.

Om de aarde hangt ook een magneetveld dat zonnedeeltjes wegkaatst. Alleen hevige zonnestormen kunnen het indeuken en erdoorheen reizen. Zo ontstaat poollicht. Luchtmoleculen op honderd kilometer hoogte nemen de energie op die ontstaat door de zonnestorm. Zuurstof gloeit dan groen en rood. Stikstof blauw en paars. Normaal gebeurt dit dicht bij de polen, maar bij een extreem hevige storm is het spektakel ook in Nederland te zien. Zoals afgelopen mei.

Fatale spanningswisselingen

„Prachtig”, zegt Hruska over het noorderlicht dat te zien was in Canada de avond voor die ene dag in 1989. Maar voor het elektriciteitsnet in Quebec waren de geladen deeltjes dus fataal. Elektrische stroom die werd opgewekt toen de zonnestorm tegen het aardmagnetisch veld beukte, was over elektriciteitsnetten gaan stromen. Dat zorgde voor een hogere spanning op het net.

„Spanningswisselingen zijn meestal niet problematisch”, zegt Jan Vorrink. Hij is manager van het controlecentrum van Tennet, de beheerder van de Nederlandse hoogspanningsnetten. „Dat zien we in Nederland voortdurend nu zonne-energie van zonnepanelen in verschillende spanningsniveaus het net op stroomt.”

Normaal wordt overtollige spanning via spoelen aan de transformatoren naar de grond geleid. Maar Quebec is een langwerpige provincie. De elektriciteitslijnen strekken zich honderden kilometers uit en er zitten weinig spoelen tussen. Ter vergelijking: in Nederland zijn de lijnen maximaal zo’n negentig kilometer lang. In Quebec kon de overbelasting zich voor langere tijd opbouwen waarbij onderdelen oververhit raakten. Daarom smolten transformatoren.

Canada is ook extra kwetsbaar voor zonnestormen door de noordelijke ligging, net als Zweden waar de stroom in 2003 uitviel na problemen met transformatoren. Via de noord- en zuidpool komen de zonnestormdeeltjes binnen.

Beláchelijk, dachten Canadezen toen Hydro-Québec de zon de schuld gaf. Het bedrijf had in de periode voor de grote uitval al vaker problemen. „Het leek erop dat we er marsmannetjes bijhaalden”, zei Léonard Bolduc, ingenieur van Hydro-Québec later tegen NRC. De meeste mensen geloofden gewoon niet dat een zonnestorm tot zulke dramatische problemen op aarde kon leiden, zei hij. Hruska: „Zelfs de kranten die er de volgende dag over schreven, namen het niet serieus. Niemand kon het zich voorstellen.”

Het leek erop dat we er marsmannetjes bijhaalden

Léonard Bolduc
ingenieur van Hydro-Québec

Vonken uit de telegraafpalen

Maar aanwijzingen dat de zon invloed heeft op apparatuur op aarde, gaan veel verder terug: tot 1859. Een zonnestorm was toen zó sterk dat het noorderlicht helemaal zichtbaar was in de tropen. Achteraf werd geschat dat bij de explosie op de zon vermoedelijk evenveel energie vrijkwam als de explosieve energie van 10 miljard megaton TNT. Ter vergelijking: de bom op Hiroshima had een energie (een yield) van 15 TNT. In Europa en in de Verenigde Staten sloegen vonken uit de telegraafpalen en telegrafisten kregen schokken: het Carrington Event. Amateur astronoom Richard Carrington zag een paar dagen eerder donkere vlekken op de zon ontstaan, gevolgd door een felle flits. Hij bracht de zonneactiviteit in verband met de op hol geslagen telegraafpalen.

Toch duurde het na de uitval in Quebec een paar dagen voordat elektriciteitsbedrijven de gevolgen van zonnestormen serieus namen. Dat was pas toen collega’s van Hruska en experts van de elektriciteitsbedrijven naar de gegevens van het observatorium in Ottawa hadden gekeken, zegt ze.

Inmiddels gaat er veel aandacht naar het voorspellen van zonnestormen. Elektriciteitsbedrijven houden voorspellingen van het Space Weather Prediction Center van het Amerikaanse weerinstituut NOAA en lokale stations nauwlettend in de gaten.

Tennet en Enexis

Voor die voorspellingen gebruiken astronomen telescopen op de grond en satellieten in de ruimte. De Deep Space Climate Observatory bijvoorbeeld, stuurt vanaf 1,5 miljoen kilometer afstand ongeveer een half uur van tevoren waarschuwingen naar de aarde wanneer een zonnestorm de satelliet passeert. NASA’s Parker Solar Probe – vernoemd naar de Nederlandse astronoom Eugene Parker – komt dichter bij de zon dan ieder ander instrument, om de zon continu in de gaten te houden.

„Netbeheerders wereldwijd vergaderen met elkaar en daarbij komen zonnestormen ook ter spraken”, zegt Vorrink van Tennet. „En netbeheerders hebben noodplannen klaarliggen.”

Foto NASA / SDO

Hydro-Québec mailt vanuit Canada dat het sinds de grote uitval in 1989 verstoringen op het net continu monitort en apparatuur op het stroomnet heeft gemonteerd om het net stabieler te maken. Enexis, het bedrijf dat het stroomnet in het noorden van Nederland beheert, mailt dat ze reserves hebben klaarliggen, mocht er onverhoopt iets kapot gaan. „Een defect leidt daarom niet meteen tot stroomuitval voor klanten.” Elektriciteitsbedrijven kunnen uit voorzorg delen van het stroomnet uitzetten wanneer verwacht wordt dat een zware zonnestorm de aarde raakt. En omdat er meer onderdelen zijn dan écht nodig, hoeft dat niet voor problemen te zorgen.

De elfjarige zonnecyclus is niet exact, maar vermoedelijk zit de zon in 2025 weer in haar piek. Astronomen zien het aantal zonnevlekken toenemen. Die storm van afgelopen mei was de zwaarste zonnestorm die de aarde trof, gemeten sinds 2003. Het was een G5-storm, de zwaarste in de klassen die het Space Weather Prediction Center hanteert. Het bureau stuurde waarschuwingen uit.

Uitgeschakeld

Toen hebben zich geen grote problemen voorgedaan, maar werden er wel de nodige maatregelen getroffen. Het Nieuw-Zeelandse elektriciteitsbedrijf Transpower schreef in een persbericht als voorzorgsmaatregel enkele circuits verspreid door het land te hebben uitgeschakeld „om de omvang van de stromen te verminderen”. Dit is op zo’n manier gebeurd dat het geen effect had op de energievoorziening.

De verwachting is dat het aantal zonnestormen komend jaar, in de piek in 2025, alleen maar toeneemt. Dat betekent niet meteen dat we ons zorgen moeten maken. Vooral niet in Nederland, zeggen ze bij Enexis en Tennet. Door de zuidelijkere ligging en minder lange lijnen is Nederland minder kwetsbaar dan Canada. Vorrink: „Maar ook in de rest van de wereld is het stroomnet sinds de gebeurtenissen in Quebec en Zweden beter beveiligd, energiebedrijven zijn nu veel beter voorbereid. De normale pieken in de zonnecyclus zijn vermoedelijk – door alle extra maatregelen – nu niet krachtig genoeg voor grote uitval zoals in Quebec.”

Is de wereld dus klaar voor zonnestormen? Toch niet helemaal, zegt Vorrink. Wat er gebeurt bij een écht hevige zonnestorm – heviger dan die tijdens normale, voorspelbare pieken zoals die in 2025 – weet niemand. „De zonnestorm die het Carrington Event veroorzaakte, was een uitschieter en honderd keer sterker dan de zonnestormen die we zien bij de voorspelbare pieken.” De moderne wereld is steeds afhankelijker geworden van elektriciteit, technologie en satellieten. Sommige wetenschappers denken dat bij een extreme storm satellieten vlam kunnen vatten en internet- en stroomkabels op hol kunnen slaan bij zulke uitschieters, andere experts denken juist dat het allemaal wel mee zal vallen. Zulke extreme varianten laten zich moeilijk voorspellen, en passen niet eens in de G-schaal het Space Weather Prediction Center hanteert.

Sommige wetenschappers denken dat bij een extreme storm satellieten vlam kunnen vatten en internet- en stroomkabels op hol kunnen slaan bij zulke uitschieters

Een heel kleine kans

De kans op zo’n extreme zonnestorm is wel heel klein. Er zijn slechts enkele aanwijzingen gevonden voor zulke dramatische zonnestormen in het verleden. Analyses van ijskernen en jaarringen van oude bomen onthullen dat er mogelijk in 774 n. Chr ook een gigantische zonnestorm de aarde heeft geraakt, die tot zeventig keer sterker was dan Carrington. In 2012 stootte de zon een plasmawolk uit met een vergelijkbare hoeveelheid energie als die van het Carrington Event, maar die was niet naar de aarde gericht.

En wat als dat wel gebeurt? Moeten energiebedrijven wereldwijd uit voorzorg alle stroom uitschakelen? „Nee”, denkt Vorrink „Bij een zeer extreme zonnestorm zouden we bijvoorbeeld een aantal extra centrales aan het net kunnen laten draaien om de spanningsvariaties beter op te vangen.”

Tegenover zulke dramatische varianten was de zonnestorm die in 1989 de uitval in Quebec veroorzaakte, nog bescheiden. Maar die storm ontketende wel een reeks veranderingen. Hruska: „Vóór de grote stroomuitval moest ik de voorspellingen in Ottawa nog in mijn eentje doen, zonder financiering. Mijn collega’s vonden het toen maar hekserij en zagen het nut er niet van in voor de maatschappij.” Destijds waren zonnestormen voor de meesten een ver-van-je-bed-show, waar alleen astronomen in geïnteresseerd waren. „Gelukkig is dat nu wel anders.”


Econoom over het achterblijven van arbeidsproductiviteit: ‘Nu zijn de mensen op en dan stijgen de lonen’

Ook 2024 lijkt een jaar te worden waarin de lonen fors stijgen. In de eerste helft van dit jaar spraken vakbonden en werkgevers in 335 cao’s af om de lonen met gemiddeld 5,7 procent te laten groeien, zo berekende werkgeversvereniging AWVN. Dat is een lagere loonstijging dan de 7,1 procent van vorig jaar, maar het is nog steeds uitzonderlijk hoog. In de jaren vóór 2023 stegen de lonen met tussen de 1 en 3 procent.

Vakbond FNV is tevreden. Volgens de bond is voor veel werknemers de hoge inflatie van de afgelopen jaren volledig gerepareerd. Maar dat geldt niet voor iedereen: „macro-economisch” resteert nog een gat van 2 à 3 procent, zei FNV-vicevoorzitter Zakaria Boufangacha half juni in Het Financieele Dagblad. Dat resterende verlies aan koopkracht moet ook gerepareerd, vindt de grootste bond.

Bedrijven denken daar anders over. Vakbonden zouden meer moeten kijken naar de draagkracht van bedrijven, vindt AWVN. Want „tegenover de afgesproken hoge loonstijgingen staat onvoldoende verbetering van de productiviteit.” AWVN wil dat in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) afspraken worden gemaakt om die productiviteit te verbeteren. Dat is de economische waarde die werkenden per gewerkt uur creëren. Als die waarde toeneemt, zouden normaal gezien ook de lonen moeten stijgen.

Dit meningsverschil is exemplarisch voor de strijd tussen werkgevers en werknemers die losbarstte nadat de energieprijzen in 2022 sterk stegen. Werkenden gingen daardoor in koopkracht achteruit, terwijl de winsten van bedrijven stegen. Vakbonden spraken van „graaiflatie” en eisten hogere lonen.

Dat gebeurt nu, en toch kromp het deel van het nationaal inkomen dat als loon wordt betaald, bleek eind juni uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het deel dat naar winsten gaat, steeg juist.

„Na de Russische inval in Oekraïne is de energie die we in het buitenland kopen duurder en zijn we als land wat armer geworden”, zegt Bas ter Weel, directeur van SEO Economisch Onderzoek en hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam. „Dat kunnen werkgevers niet volledig compenseren, want dat geld is Nederland kwijt. Je zou willen dat die rekening een beetje eerlijk wordt verdeeld tussen werkgevers en werknemers”, aldus Ter Weel , die ook kroonlid is van adviesorgaan SER.

Gebeurt dat? Trekken werknemers aan het langste of het kortste eind?

„Op dit moment zijn werknemers voor een groot deel gecompenseerd voor de inflatie. Mensen die het minst verdienen zijn zelfs volledig gecompenseerd voor alle ellende. Het minimumloon is gestegen en in veel cao’s krijgen de laagste inkomens de hoogste loonstijgingen. Bij de middeninkomens is nog wel ruimte voor compensatie, maar de AWVN heeft wel gelijk dat de groei van de arbeidsproductiviteit erg laag is. Dat maakt verdere loonsverhogingen minder logisch. Tegelijk moet je niet naar de nominale loonstijging kijken zoals AWVN doet, maar naar de reële loonstijging ten opzichte van de productiviteitsgroei. Na aftrek van inflatie dus. Vandaag bleek dat de inflatie in juni weer boven de 3 procent is uitgekomen. Er is dus wel wat aan de hand waarmee je kan verantwoorden dat de lonen stijgen. De boodschappen worden steeds duurder.”

De winsten van bedrijven zijn gestegen in het nationaal inkomen.

„In de ramingen van het Centraal Planbureau gaat dat winstaandeel dit jaar dalen. Dat is zoals het altijd na een crisis gaat: winsten stijgen eerder dan lonen. Dat is logisch, omdat eerst de vraag naar producten en diensten aantrekt, vóórdat bedrijven meer mensen inhuren of hun bestaande mensen meer loon geven. Die hogere productie draaien bedrijven dus even met eigenlijk te weinig mensen. Zie daar hogere winsten. Tegelijk was er nu wel wat speciaals aan de hand. Uit onderzoek blijkt dat sommige bedrijven de prijzen de afgelopen jaren extra hebben verhoogd.”

Lang bleef de loongroei in Nederland achter bij de groei van de productiviteit. Is dat nu ingehaald?

„Tot 2015-2016 bleven de lonen achter. Dat is nu wel voorbij. Maar of de achterstand is ingehaald, is een goede vraag.”

Waarom is de groei van de arbeidsproductiviteit laag?

„De arbeidsproductiviteit is in Nederland hoog: we produceren per uur veel. Maar de groei is laag. Dat komt doordat we ons hebben gericht op zoveel mogelijk werk en niet op technologische vernieuwing, op meer doen met minder mensen. Dat had de overheid in de publieke sector kunnen doen. Die had kunnen zeggen: als er taken bij komen, gaan er ook taken af. Nu zijn de mensen op en dan stijgen de lonen. Omdat de overheid zoveel personeel nodig heeft, moet er in de private sector meer betaald worden.”

Hoe kan de arbeidsproductiviteit meer groeien?

„Je kan werknemers meer opleidingen geven, waardoor ze productiever worden. En het kabinet zou in de publieke sector de vraag kunnen verminderen.”


De nieuwe baas van Rijkswaterstaat: ‘We zijn er niet om de automobilist te pesten’

Ze hoeven voor de deur van het hoofdkantoor ’s ochtends niet op appèl, de ambtenaren van Rijkswaterstaat. Maar dat sinds januari voormalig luitenant-generaal Martin Wijnen er de dienst uitmaakt, moet wel overal voelbaar worden. Een overzichtelijke organisatie waar iedereen „in rij en gelid moet staan om productie te halen”, was in de eerste drie maanden zijn credo. Waar „rust, reinheid en regelmaat regeert. Om tot resultaat te komen”.

En dat resultaat is hard nodig. Want Rijkswaterstaat moet de komende jaren meer opdrachten aan marktpartijen gaan uitgeven. Ter waarde van jaarlijks twee naar minstens drie miljard euro tot 2030 – en dat is alleen nog maar om de bestaande infrastructuur in stand te houden. Ondanks personeelstekorten bij bouwbedrijven en bij Rijkswaterstaat zelf moet het tempo omhoog. Meer verouderde bruggen, wegen en sluizen moeten toekomstbestendig worden gemaakt.

Tegelijk wordt er op onderhoud bezuinigd. De komende tien jaar wordt er 95 miljoen euro bespaard op de ‘basiskwaliteit’ van de Nederlandse auto- en waterwegen, zo bleek vorige week uit een van de laatste Kamerbrieven van voormalig Infrastructuurminister Mark Harbers (VVD). Zo zal graffiti onder viaducten minder vaak worden weggehaald. Er komen minder verkeersborden en minder wegverlichting langs snelwegen, de bermen zullen minder vaak gemaaid worden. Dit alles tot zover de verkeersveiligheid dat toelaat.

Deze opgave kan Rijkswaterstaat alleen uitvoeren als de uitvoeringsorganisatie slimmer en efficiënter werkt. Grote wegwerkzaamheden zullen bijvoorbeeld vaker overdag en doordeweeks plaatsvinden. Door „korte en hevige” wegafsluitingen kunnen infra-aannemers effectiever werken en kan de weg sneller weer open. Wie afgelopen weekend in Amsterdam was kreeg daarvan een voorproefje. Door gelijktijdige spoorwegwerkzaamheden bij Amsterdam Centraal en de gedeeltelijke afsluiting van de zuidelijke ringweg A10 stond het verkeer in de hoofdstad op veel plekken muurvast. Het zal niet voor het laatst zijn: automobilisten moeten vaker omrijden en rekening houden met files, zo stelt Wijnen.

Meer hinder voor automobilisten, dat is geen fijne boodschap om mee te beginnen.

„Ik geloof dat duidelijkheid hierover helpt. Ik zeg het eerlijk: we gaan met onze werkzaamheden hinder veroorzaken. Door het werk dat wij doen, zullen Nederlanders langer onderweg zijn. Rijkswaterstaat is er niet om de automobilist en de burger te pesten, we doen dit omdat het niet anders kan. Daar gaan we heel helder over communiceren, en dan past Nederland zich vanzelf aan. Bij de grote afsluiting van de A12 tussen Den Haag [begin juni] en Utrecht ging dat prima, daar reed op vrijdag minder dan de helft van het normale verkeer.”

Martin Wijnen.
Foto Olivier Middendorp

De opgave waar Rijkswaterstaat de komende jaren voor staat, is fors. Denkt men intern dat dit gaat lukken?

„In mijn eerste honderd dagen heb ik veel gesproken met mensen hier. Wat bleek: Rijkswaterstaters zijn trots op hun werk, maar vinden dat er te weinig uit onze handen komt. We blijven nog te veel hangen in discussie, en onze processen zijn soms heel lang. Dat gaan we dus anders doen. Het moet duidelijker worden wie waarvoor verantwoordelijk is. Alles in de organisatie moet erop gericht zijn om meer opdrachten in de markt te zetten. Wat daarbij goed is, is dat we voor de komende acht jaar weten hoeveel budget we beschikbaar hebben. Dat geeft niet alleen ons, maar ook de marktpartijen duidelijkheid, zodat we daarop kunnen plannen. En dat heeft Nederland nodig.”

Duidelijkheid, efficiëntie. Hier spreekt een militair.

Wijnen, lachend: „Noem het wat je wilt, maar in tijden van grote dynamiek zijn we gebaat bij duidelijkheid.”

Groots en meeslepend zullen de komende jaren voor Rijkswaterstaat niet zijn. Want nieuwe wegen, bruggen en sluizen komen er nauwelijks bij. Door de stikstofbeperkingen staan veel nieuwe aanlegprojecten op pauze. En dan spelen personeelstekorten en stijgende bouwkosten de overheidsdienst ook nog parten. Minister Harbers koos ervoor om geld dat bestemd was voor nieuwe aanleg toe te wijzen aan een grote onderhoudsbeurt van snelwegen, bruggen, waterwegen en sluizen.

Extra geld ertegenaan gooien om toekomstige ministers toch lintjes te laten doorknippen, heeft ook weinig zin, aldus Harbers in zijn afscheidsbrief. Want de capaciteit bij aannemers staat nauwelijks toe dat met dat geld ook nieuwe projecten ‘in de markt’ worden gezet. Waarmee niet gezegd is dat Wijnen de komende jaren weinig te doen heeft. Want de noodzaak van het in stand houden van de bestaande infrastructuur is topprioriteit, benadrukt een door het ministerie ingestelde adviesgroep: „Anders lopen de achterstanden verder op en kan later alleen nog met rigoureuze maatregelen en tegen enorme kosten worden ingegrepen.”

Martin Wijnen op werkbezoek bij de Merwedebrug.
Foto Olivier Middendorp

Hoeveel eer valt er nog te behalen voor Rijkswaterstaat de komende jaren?

„Iedereen ziet dat bij een steeds groter deel van onze bruggen, viaducten en sluizen het einde van de levensduur in zicht komt. Dit zijn grote, complexe renovaties. We moeten tegelijk ‘standaardiseren’. Dus zo bouwen dat niet bij elke brug een nieuw gespecialiseerd ontwerp nodig is. Daarnaast moeten we zoveel mogelijk rekening houden met een veranderend klimaat. Hoe ziet onze omgeving er tussen 2050 en 2090 uit, en wat betekent dat voor onze infrastructuur? En dan is er nog de digitalisering van de systemen. Die ook nog eens goed beveiligd moeten zijn.”

Zien net afgestudeerde ingenieurs nog wel toekomstperspectief bij Rijkswaterstaat als ze alleen maar de boel mogen opknappen?

„Vergis je niet, ook bij vervanging van bruggen komt veel hoogwaardige techniek kijken. De Haringvlietbrug is duizend meter lang, maar de liggers worden op tienden van millimeters nauwkeurig ingemeten en met een laser op maat gemaakt. En neem de sluis in het Maas-Waalkanaal bij Weurt. Die is bijna honderd jaar oud, maar omdat de Waal tegenwoordig lager staat komen schepen vaak niet meer over de drempel. Zo’n sluis herstellen is niet een kwestie van even de sluisdeuren en de hydrauliek vervangen; de hele kolk moet helemaal opnieuw ge-engineerd worden. Een extra uitdaging: we weten vaak niet wat we aantreffen als we zo’n sluis openmaken.”

Toen zijn voorganger Michèle Blom in 2023 na vijf jaar afzwaaide, kreeg Wijnen het verzoek om te solliciteren. Door het aantal missies dat de toen 57-jarige landmachtcommandant had volbracht, had hij eigenlijk al met vervroegd pensioen gekund. Toch koos Wijnen ervoor een nieuwe klus aan te nemen.

Wijnen verdeelt zijn tijd tussen de kantoren van Rijkswaterstaat in Den Haag en Utrecht, en werkbezoeken in het land, zoals aan de Merwedebrug bij Gorinchem. De komende vijf jaar wordt daar een nieuwe brug naast de oude bijgebouwd en krijgt de A27 er een aantal rijstroken bij. Het is een van de weinige aanlegprojecten waarvan de vergunning al rond was voordat de stikstofcrisis in 2019 de bouw stillegde.

De Merwedebrug bij Gorinchem.
Foto Olivier Middendorp

Bij Rijkswaterstaat is men te spreken over zijn vakkennis en zijn technische achtergrond. Wijnen studeerde weg- en waterbouwkunde en zat bij de genie, de ingenieurstak van de krijgsmacht.

Tijdens het werkbezoek oogt Wijnen comfortabel in zijn nieuwe rol. Terwijl een Rijkswaterstaat-manager het kantelmechaniek van de Merwedebrug uitlegt, luistert Wijnen aandachtig. De rechterhand op een stalen reling, de linkerhand losjes in de jaszak van zijn oranje veiligheidsjas – een militair bij de landmacht zou er een uitbrander voor hebben gekregen.

Als de druk eraf is, zijn ze bij defensie net zo Nederlands als elders

Een hoge militair aan de top van Rijkswaterstaat. Dat is toch iets anders dan het bekende kringetje topambtenaren van de Algemene Bestuursdienst.

„Defensiemanagers zijn in trek bij de overheid. Toen ik in 2019 begon bij de leiding van de landmacht, was het beeld: te veel missies, te weinig spullen, te weinig mensen. Het was een uitgemergelde organisatie, waar de stemming er niet in zat. Maar sinds de coronacrisis en de val van Kaboel wordt er weer geïnvesteerd en samengewerkt met andere landen. Wat bij defensie in gang is gezet, is niet onopgemerkt gebleven. En Rijkswaterstaat is geen uitgemergelde organisatie, maar er moet wel wat veranderen. De focus moet verlegd worden. En het beeld dat een topmilitair niet zou passen in dat Haagse circuit is onjuist. Of dat defensie hiërarchischer zou zijn dan Rijkswaterstaat. De lijnen bij defensie zijn strak als we onder druk staan van de vijand. Maar als die druk eraf is, zijn ze daar net zo Nederlands als elders en is een besluit van de leiding ook maar het begin van de discussie.

En ook Rijkswaterstaat kan hiërarchisch zijn als het moet. Het besef is er in ieder geval dat we existentieel zijn voor Nederland, een land dat voor de helft onder water ligt en in de benedenstroom van twee grote rivieren. Met een grote stadstaat die bereikbaar moet zijn voor de economie. En bovenal, veilig.”

Wat betekent het voor u dat er nu een nieuw kabinet zit, met een nieuwe koers?

„Om ons werk te kunnen doen, hebben we bewindspersonen nodig die keuzes maken. En topambtenaren op hun ministeries die daar uitvoering aan geven. Dan kunnen wij intern aan de slag én in zee gaan met de bouwers, installateurs, waterbouwers en met de onderzoekscentra. Daar moet iedereen een welbegrepen eigenbelang in zien. De ministers met hun politieke ambities, de topambtenaren met hun beleidsdoelstellingen, de bouwers die een paar euro willen verdienen en de onderzoeksinstituten die willen uitblinken in de prachtigste vormen van civiele techniek.”

Is ‘130 kilometer per uur op de snelwegen’ niet een wat magere ambitie voor de infrastructuur?

„Dat Hoofdlijnenakkoord is leidend, maar wetten en vergunningsruimte zijn dat ook. We gaan het doen waar het kan; dus alleen daar waar het verkeerskundig en vergunningstechnisch mogelijk is. De touwtjes worden dus niet overal losgelaten. De politieke wens is ons helder, maar het beeld dat er straks overal 130 gereden mag worden, moet ik wegnemen. Voorlopig gaat het alleen nog maar om een passage in het Hoofdlijnenakkoord en is er nog weinig uitgewerkt. Zolang dat het geval is, blijven de snelheidsboetes nog steeds hoog.”

U wil ook de digitale infrastructuur terreurbestendig houden. En ervoor zorgen dat grote militaire transporten mogelijk zijn, als een potentiële oorlogssituatie dat nodig maakt.

„De integriteit van onze netwerken moet inderdaad robuust zijn. Op de keringen en de kritieke infrastructuur moeten we goede, betrouwbare systemen hebben. Daar zijn ook wettelijke eisen voor, waar scherp op wordt toegezien. We leunen op de onderzoeksinstituten die dat in de gaten houden. Oorlogsdreiging is een extra dimensie, dat zit in ons pakket. De NAVO-eisen waren er altijd al, maar die gingen uit van een idee van vrede dat nu fragiel blijkt te zijn. We houden nu rekening met scenario’s die vijf jaar geleden ondenkbaar waren. Bij alle denkbare calamiteiten is er nu die van een militaire dreiging bij gekomen. We konden bij calamiteiten altijd al snel handelen, maar dat is nu wel geïntensiveerd.”

Ons land is een grote toonzaal, en zulke projecten voelen voor ons allemaal als Neerlands trots

De zoektocht naar een aannemerscombinatie voor het herstel van de Van Brienenoordbrug, mislukte onlangs. En de kostenoverschrijdingen bij de Afsluitdijk brachten aannemer BAM op het randje van faillissement. Hoe gaat u nieuwe miskleunen bij aanbestedingen voorkomen?

„Over de Afsluitdijk is veel gezegd en geschreven, over wie er nou schuldig was en waarom. Ik zou zeggen: water under the bridge. We moeten vooruitkijken. Ik heb de top van de grote bouwbedrijven ontmoet en heb ze, als nieuwkomer, de hand toegestoken. Het is mij nu duidelijk wat zij willen: minder financiële risico’s bij grote projecten. Ik heb ook gezegd waar ik sta. Wat mij betreft gaan we per project kijken naar wat de beste aanbestedingsvorm is, zodat de risico’s tussen de bouwers en de opdrachtgever – wij dus – eerlijk zijn verdeeld. En of je nou aandeelhouders tevreden moet houden of niet: we willen ons allemaal verbinden aan mooie infrastructuurprojecten. Ons land is een grote toonzaal, en zulke projecten voelen voor ons allemaal als Neerlands trots.”


De patiënt wil liever zorg van mindere kwaliteit dan overplaatsing in zijn laatste maanden

De zaak

Een man heeft PSMA, een zenuw-/spierziekte die veel lijkt op ALS. Hij is volledig afhankelijk van zorg, waaronder beademing. Sinds 2020 woont hij in een woonzorginstelling.

Die instelling kampt met personeelstekort. Beademing is gespecialiseerde, arbeidsintensieve zorg. In 2023 was de kwaliteit ervan bij de instelling al eens beneden peil. In november 2023 besluit het bestuur met de beademingszorg te stoppen, uit vrees dat de zorg anders weer tekort zal schieten, en ook om strategisch-financiële redenen.

Twee van de drie beademingspatiënten stemmen in met overplaatsing, maar de man met PSMA wil niet. Artsen drukken zijn levensverwachting uit in maanden. Hij vreest een verhuizing niet te overleven en wil de weinige energie die hem rest aan vrienden en familie besteden. Als hij moet worden overgeplaatst, wil hij euthanasie.

De patiënt vraagt de voorzieningenrechter de zorginstelling te verbieden de zorgovereenkomst vóór zijn dood te beëindigen. De zorginstelling vordert van haar kant dat de patiënt meewerkt aan overleg over overplaatsing.

De uitspraak: Vordering patiënt toegewezen

De voorzieningenrechter wijst erop dat de instelling de zorgovereenkomst alleen kan beëindigen „wegens gewichtige redenen” en dat zeker moet zijn dat de zorg elders door kan gaan. Daarvoor moet de overplaatsing in de eerste plaats medisch verantwoord zijn, maar dat heeft de zorginstelling volgens de rechter niet aangetoond. Een rapport over het medische effect van de beoogde overplaatsing ontbreekt, en de geriater die met de patiënt heeft gesproken, vindt juist dat diens wens om te blijven moet worden gerespecteerd. De patiënt accepteert dat hij mogelijk eerder zal sterven door tekortschietende beademingszorg.

Het bestuur stelt veilige en goede zorg volgens protocollen voorop, maar lijkt geen oog te hebben voor het effect van de hele discussie op de patiënt, die regelmatig paniekaanvallen heeft en sterk is afgevallen na het besluit. „Dat bevreemdt waar veilige zorg als drijfveer voor de besluitvorming wordt opgevoerd”, aldus de rechter.

Zelfs als overplaatsing medisch verantwoord zou zijn, kan van de patiënt niet worden verlangd dat hij daaraan meewerkt, vindt de rechter. Het belang van de patiënt bij optimalisatie van het comfort in zijn laatste dagen weegt zwaarder dan de belangen van de zorginstelling. De zorgkwaliteit is weer op peil en dat moet tot het eind van het jaar wel vol te houden zijn. En een aanzienlijk deel van de zorgverleners lijkt gemotiveerd om de patiënt tot het eind te begeleiden, ook als ze daardoor hun verlof pas later kunnen opnemen.

Ook financieel heeft de zorginstelling het besluit onvoldoende toegelicht, vindt de rechter.

Hij wijst de vordering van de patiënt toe en die van de zorginstelling af, maar adviseert de partijen wel te overleggen hoe de last voor het personeel kan worden verlicht. Zo zou de patiënt kunnen instemmen met eerder naar bed gaan om de nachtdienst te ontlasten.

Het commentaar

„Een goede en interessante uitspraak”, vindt Corrette Ploem, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. „Ik ken zo gauw geen andere zaak waarin een rechter zich zo expliciet uitspreekt over de vraag of een patiënt kan instemmen met suboptimale zorg. Het is een nieuwe benadering. Die is normaal gesproken: als zorginstelling moet je geen zorg aanbieden als je weet dat je niet aan de kwaliteitsstandaarden kan voldoen. Maar in dit geval ligt het accent op het belang van de patiënt bij voortzetting van de zorg, overigens een heel invoelbare wens.

„Het was natuurlijk ook een bijzondere situatie. De patiënt had niet lang meer te leven en had een band met het personeel opgebouwd.”

Wim van Minkelen, bestuurslid van de ALS Patiëntenvereniging, die ook PSMA- en PLS-patiënten vertegenwoordigt, ziet veel problemen rond de zorgverlening aan deze patiënten. „Er bestaan bijvoorbeeld speciale ALS-zorgunits, die in de tuin kunnen worden geplaatst en waar alle zorg inclusief beademing kan worden geleverd. Niet elke gemeente vergoedt dat, en de procedure duurt zo lang dat de unit er soms pas is als de patiënt al bijna overlijdt. Ambtelijke molens gaan langzaam, maar zeker voor ons is elke dag die verstrijkt er eentje minder.”

Als de hulp niet aan huis kan worden gegeven, moeten patiënten soms hun toevlucht zoeken tot een gespecialiseerd verpleeghuis of een instelling voor palliatieve zorg, terwijl ze eigenlijk nog niet zover zijn. „Dan neem je weer de plek in van iemand die wel in die fase is”, zegt Van Minkelen.

De schaarste aan zorgpersoneel zal verder groeien, volgens een prognose die het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in december 2023 publiceerde. Hoogleraar Ploem: „Deze uitspraak gaat over een bijzondere situatie, maar roept de meer algemene vraag op: wat is de positie van de patiënt als de zorg niet volgens de standaard kan worden verleend? Kan hij die suboptimale zorg dan toch van de zorginstelling verlangen?”


Gezocht: twee nieuwe kopermijnen per jaar

Dat de energietransitie nu echt op gang komt, is goed te merken op een stoffige weg op 4.000 meter hoogte in de Peruviaanse Andes. Via deze ‘mijnbouwcorridor’ rijden vrachtwagens af en aan met kopererts uit de gigantische mijnen die hier in de hoogvlakte liggen. De grootste zijn de Antapaccay-mijn van het Zwitserse Glencore, de Constancia-mijn van het Canadese Hudbay en Las Bambas van het Chinese MMG, die in zijn eentje goed is voor 2 procent van het wereldwijde koperaanbod.

De weg wordt geregeld geblokkeerd door omwonenden die lijden onder lucht- en watervervuiling of een groter aandeel van de opbrengsten eisen. Toch werken alle drie de bedrijven aan uitbreiding van hun mijnen, investeringen die in de miljarden dollars kunnen lopen. De afweging is dat die zich dik zullen terugverdienen, ondanks de sores met de lokale gemeenschappen. Door de wereldwijde elektrificatie van de energievoorziening is de vraag naar koper enorm.

Sinds begin dit jaar is de weg overvol, meldde persbureau Reuters onlangs. Sommige bewoners zien kansen in de hoge marktprijzen en zoeken werk in de kleine, vaak illegale mijnen die ook langs de corridor te vinden zijn. „Ze rijden met net zo veel vrachtwagens als wij”, zegt een anonieme bron van Las Bambas tegen Reuters. Het leidt tot opstoppingen overdag en ongelukken in de nacht, wanneer veel van het illegale transport plaatsvindt.

Wat zich momenteel hoog in de Andes afspeelt, laat zich al jaren uittekenen. Koper is immers hét metaal van de energietransitie. Niet lithium – het hoofdbestanddeel van de accu’s van elektrische auto’s – of nikkel of kobalt, maar good old koper zal als enige metaal altijd onvervangbaar blijven voor elektriciteit, verwachten ingenieurs. Andere metalen kunnen door innovatie op den duur overbodig worden: de eerste accu’s die geen nikkel of kobalt bevatten zijn al op de markt, het Zweedse Northvolt werkt aan zoutbatterijen zonder lithium. Maar koper, dat al 10.000 jaar door mensen wordt gebruikt, zal blijven. Op het duurdere zilver na is er geen metaal dat even goed elektriciteit geleidt.

Sterker, door alle elektrische auto’s, zonnepanelen, windmolens en netwerkuitbreidingen zal de vraag naar koper in 2035 zijn verdubbeld, raamde onderzoeksbureau S&P Global in 2022. Het Internationaal Energieagentschap is opvallend minder alarmistisch: dat verwacht een groei met 50 procent, en pas in 2050.

Niet lithium – het hoofdbestanddeel van de accu’s van elektrische auto’s – of nikkel of kobalt, maar good old koper zal als enige metaal altijd onvervangbaar blijven voor elektriciteit, verwachten ingenieurs

In beide scenario’s blijft het aanbod hoe dan ook ver achter. Uitbreidingen van bestaande kopermijnen zoals in Peru zijn er wel, maar nieuwe mijnen bijna niet. Dat komt doordat investeerders koper niet zien zitten, zei Tommy Horton, directeur business development bij Ivanhoe Mines, dit voorjaar in een webinar. Ivanhoe is de Canadese mede-eigenaar van de Kamoa-Kakula-mijn in Congo. In de periode 1995-1999 werden er wereldwijd nog 64 nieuwe kopervoorraden ontdekt, zei hij, in de periode vanaf 2020 slechts twee.

De uitgaven aan verkennend onderzoek zijn de afgelopen tien jaar gehalveerd, ziet Horton. „Dus waarom is het moeilijker om koper te vinden? Omdat we een decennium bezig zijn geweest met er niet naar zoeken.” De koperjacht was altijd al „risky business”, vertelt hij. Een vondst kan bijvoorbeeld tegenvallen in omvang of moeilijk te exploiteren zijn. De laatste jaren zijn er bovendien vaker grillige overheden, strenge milieu-eisen of problemen met de bevolking. Dit terwijl het al snel tien tot vijftien jaar duurt voordat een mijn operationeel is en de marktprijs tegen die tijd zomaar veel lager kan liggen dan bij aanvang.

Hier komt bij dat de makkelijk rendabel te maken kopervoorraden op zijn. Kopermijnbouw is ontzettend intensief, omdat slechts een fractie van het gesteente uit koper bestaat. Twintig jaar geleden was het kopergehalte van het gesteente in actieve kopermijnen nog 1 procent, zegt Horton, nu is dat 0,6 procent. Koperproducenten moeten steeds vaker uitwijken naar dieper gelegen voorraden die alleen met ondergrondse mijnen te delven zijn, in plaats van de grote, open groeves zoals die in Peru.

Ook techmiljardairs doen hieraan mee. Bill Gates en Jeff Bezos behoren tot de investeerders in KoBold Metals, dat volgens de directeur „een van de grootste ondergrondse mijnen met een van de hoogste kopergehaltes ter wereld”, gaat openen in Zambia. Het zou gaan om „de grootste kopervondst in Zambia in een eeuw”, met dank aan AI-gestuurd speurwerk. KoBold trok er aanvankelijk tien jaar voor uit om de mijn operationeel te krijgen, maar zegt nu dat te willen versnellen.

Als er niet jaarlijks een of twee grote nieuwe mijnen in gebruik worden genomen, wordt het „hoogstonwaarschijnlijk” dat er voldoende koper zal zijn om in 2035 uitsluitend nog elektrische auto’s te verkopen, zoals het doel is in de rijke westerse economieën.

Dit berekenden Lawrence Cathles en Adam Simon, twee Amerikaanse (emeritus-)hoogleraren van Cornell University en de Universiteit van Michigan. Ze deden dit op basis van historische productiecijfers en een reeks aannames over onder andere de toekomstige productie van bestaande mijnen, de benodigde netwerkverzwaringen en de mate van recycling van gebruikt koper.

Hun aanbeveling aan overheden: in plaats van 100 procent elektrisch kunnen ze beter inzetten op 100 procent hybride rijden in 2035. Dat kost minder koper per auto en vereist een veel beperktere netwerkverzwaring. Deze oplossing is „veel realistischer”, vinden ze.

Maarten Steinbuch, hoogleraar systeem- en regeltechniek aan de Technische Universiteit Eindhoven, denkt hier heel anders over. „De elektrische auto wordt vaak als een deel van het probleem gezien, maar hij kan heel goed een deel van de oplossing worden”, zegt hij telefonisch. „Als we tenminste slim gaan laden.” Dus: niet bij thuiskomst uit het werk de auto aan de stekker, maar de beschikbare stroom van zonnepanelen gebruiken voor de inductiekookplaat en de vaatwasser. Dan is er minder verzwaring van het elektriciteitsnetwerk nodig en dat betekent minder koperen kabels. Netbeheerder Stedin riep hier al toe op.

Wanneer de elektrische auto bidirectioneel kan laden, dus ook elektriciteit terug kan leveren aan het huishouden op momenten dat er energie over is in de accu, hoeft er nog minder elektriciteit te worden aangevoerd. De eerste modellen die dit kunnen komen nu op de markt, zegt Steinbuch. Deze aanpak is wel voorbehouden aan de 40 procent Nederlanders met een eigen oprit.

Ook voor laden onderweg heeft Steinbuch een oplossing. Als laadstations hun eigen energie opwekken met zonnepanelen en die opslaan in lokale batterijen, scheelt dat weer dikke elektriciteitskabels naar het stroomnetwerk. „De toekomst van elektriciteit is decentraal”, zegt de hoogleraar. „Dat geldt voor opwekking, opslag en consumptie.”

Het is mooi dat dit technisch allemaal kan, maar bidirectioneel laden vereist wel wat organisatie. Zijn mensen daartoe te bewegen? „Dat ligt eraan of het ze geld oplevert”, zegt Steinbuch. „Kijk naar het succes dat de salderingsregeling voor zonnepanelen is geweest. Dit is heel makkelijk te incentiveren met geld.”


Franse schuldenstress kan ook probleem voor Europa worden

De hoop van politiek links in Frankrijk was groot toen de socialist François Mitterrand in 1981 onverwacht en nipt tot president werd verkozen. Vlak daarna won Mitterrands coalitie van socialisten en communisten ook de parlementsverkiezingen. Nu kon het radicale sociaal-economische programma worden uitgevoerd waarvan op links al jaren werd gedroomd.

De nieuwe regering begon aan grootscheepse stimulering van de economie. Er kwamen 55.000 nieuwe overheidsbanen, het minimumloon en de uitkeringen gingen omhoog. Banken werden genationaliseerd. Om de grote nieuwe uitgaven te kunnen doen, gingen de belastingen voor bedrijven en voor rijken omhoog. Toch steeg het Franse overheidstekort naar een recordhoogte.

En toen drukten de financiële markten de Franse politiek met de neus op de feiten: kapitaal stroomde het land uit, de Franse franc moest meermaals worden gedevalueerd ten opzichte van andere Europese valuta, waardoor Frankrijk veel meer voor zijn import moest betalen. Het handelstekort explodeerde, de inflatie liep in de dubbele cijfers. Frankrijk dreigde uit het Europees Monetair Stelsel (de voorloper van de euro) te vallen.

Mitterrand en zijn regering beseften: het roer moet om. In 1983 kondigde hij een enorme politieke draai aan, naar een beleid van rigueur: bezuinigingen en belastingverhogingen.

De herinnering aan 1981-1983 wordt dezer dagen vaak opgehaald in de Franse pers. Want ook nu weer dreigt in Parijs een regering aan de macht te komen die geen rekening houdt met de realiteit van de internationale financiële markten.

Zondag heeft in Frankrijk de eerste ronde plaats van de vervroegde parlementsverkiezingen die president Emmanuel Macron uitriep vlak na de Europese verkiezingen. De EU-verkiezingen liepen uit op een klinkende overwinning voor radicaal-rechts. Macron leek erop te hopen dat de Fransen bij de nationale stembusgang zullen terugkeren naar het politieke midden.

Maar afgaand op de peilingen zal het radicaal-rechtse en eurosceptische Rassemblement National (RN) de grootste partij worden in de Assemblée Nationale. Het scenario van een door RN aangevoerde regering zou niet alleen een politieke aardschok betekenen voor Frankrijk en voor Europa. Het is ook een recept voor onrust op de financiële markten. Ook als Frans links – dat volgens peilingen in de eerste ronde als tweede eindigt – na de tweede ronde op 7 juli de regering gaat vormen, kan het link gaan worden.

Tweede economie van de eurozone

Wat is er aan de hand? In het kort: Frankrijk leeft al jaren financieel boven zijn stand en met radicaal-rechts (of met links) in de regering dreigen de overheidsfinanciën van de tweede economie van de eurozone helemáál uit het lood te worden geslagen. Daarnaast stuurt het RN aan op conflicten met de Europese Unie, onder meer over Frankrijks afdracht aan de EU. Ook dat doet de financiële stabiliteit geen goed.

De spanning rondom Frankrijk was de afgelopen weken zichtbaar in de grafiekjes die beleggers op hun schermen zien. De kosten om je, als obligatiehouder, te verzekeren tegen het risico van niet-terugbetaling door de Franse staat (credit default swaps) zijn de voorbije weken opgelopen, net als de rente die Frankrijk moet betalen op zijn staatsschuld. Wat dat laatste betreft, is vooral het verschil in rente tussen Frankrijk en Duitsland een veelbekeken stressindicator. Deze spread – in feite de risicopremie die beleggers eisen van Frankrijk, bovenop het Duitse rentetarief – bedraagt voor tienjarige staatsobligaties nu ruim 0,8 procentpunt, tegen minder dan 0,5 procentpunt een paar maanden geleden.

De spread ligt nog niet op paniekniveau. Op het hoogtepunt van de eurocrisis, eind 2011, liep deze op tot meer dan 1,7 procentpunt. Maar geruststellend is de situatie evenmin. Frankrijk betaalt nu meer risicopremie dan Portugal, een land dat tijdens de eurocrisis (2009-2015) alleen dankzij noodsteun van IMF en EU op de been kon blijven. In Frankrijk komt politieke onzekerheid bovenop een huishoudboekje dat de voorbije jaren alleen maar is verslechterd.

Hoge schuld, hoog tekort

De Franse staatsschuld bedraagt zo’n 110 procent van het bbp, terwijl die in Duitsland 65 procent van het bbp bedraagt en die in Nederland 49 procent. Dit beeld is relatief nieuw: tot medio-jaren 2000 lag de Franse schuld nog op het niveau van de Duitse.

Het Franse begrotingstekort blijft hoog: het kwam uit op 5,5 procent in 2023, fors boven het EU-maximum van 3 procent en fors boven de tekorten in de meeste andere lidstaten (Italië doet het nog slechter). De Europese Commissie startte vorige week een zogeheten tekortprocedure tegen Frankrijk, Italië en vijf andere landen, om begrotingsdiscipline af te dwingen. In het uiterste geval kan die procedure tot boetes leiden.

Toen in mei bleek dat het Franse tekort wéér hoger uitviel, verlaagde kredietbeoordelaar S&P het stempel van kredietwaardigheid van Frankrijk, van ‘AA’ naar ‘AA-’. Aan die stempels zie je goed de verslechtering van de Franse overheidsfinanciën door de jaren heen. Tot in 2011 had Frankrijk nog dezelfde rating als Duitsland en Nederland (AAA, de hoogste rating die er is).

De verantwoordelijkheid voor die slechte cijfers ligt bij opeenvolgende presidenten en hun regeringen, zeker ook bij president Macron, aan de macht sinds 2017.

Macron voerde de voorbije jaren een begrotingsbeleid dat doet denken aan het vroege beleid van Mitterrand: het aanjagen van de economische groei via de overheidbegroting, (een ‘keynesiaans’ beleid, naar de Britse econoom John Maynard Keynes). Weliswaar trokken alle westerse overheden de afgelopen jaren grootscheeps de portemonnee om de schokken van de pandemie en de energiecrisis op te vangen, maar Frankrijk deed daar nog een schep bovenop en schaalde de uitgaven vervolgens amper terug.

Campagnecadeautjes

Waar beleggers bang voor zijn, is dat de financiële positie van Parijs alleen maar verslechtert als radicaal-rechts, of de alliantie van links, in de regering terecht komt. In de verkiezingscampagne wordt gestrooid met cadeautjes.

Jordan Bardella, de 28-jarige partijvoorzitter en premierskandidaat van RN, wil een reeks belastingen verlagen, waaronder de btw op energie, en wil Macrons pensioenhervormingen ongedaan maken. Het zal vele (volgens sommige schattingen tientallen) miljarden euro’s kosten. Bardella heeft de voorstellen al afgezwakt, maar de vaagheid over de precieze dekking ervan blijft. De linkse alliantie Nouveau Front Populaire, die ook nog kans maakt de grootste te worden, wil sociale uitgaven verhogen en dit betalen door rijken en bedrijven zwaarder te belasten – alleen blijft er dan nog steeds een miljardengat over.

Lees ook

Het programma van ‘premier Bardella’ staat vol onbetaalbare en onhaalbare beloftes

Een Frans stemlokaal in opbouw met alvast een verkiezingsposter van de radicaal-rechtse partij Rassemblement National met voorvrouw Marine Le Pen en partijvoorzitter Jordan Bardella.

Het kamp-Macron heeft in de campagne de onwaarschijnlijke rol van bewaker van de begrotingsdiscipline op zich genomen. Over het linkse programma zei Macrons minister van Financiën, Bruno Le Maire: „Dit is 1981, maar dan tot de tiende macht”, Hij sprak ook van de „ondraaglijke financiële lichtheid” van de plannen van radicaal-rechts en links en waarschuwt voor een staatsschuldencrisis: ‘Brussel’ en het IMF zouden Frankrijk dan onder toezicht moeten stellen.

Handelaren aan het werk op het hoofdkwartier de beurs Euronext in Parijs, maart 2023.
Foto Christophe Petit Tesson/EPA

Zover is het nog lang niet, maar verdere financiële stress rondom Frankrijk ligt op de loer, en een schuldencrisis is niet ondenkbaar. Obligatiebeleggers kunnen veel hebben, maar als ze het financiële vertrouwen in een land echt verliezen, kan het snel misgaan: dan doen ze obligaties van het land massaal van de hand, loopt de rente van het land snel op, en worden de kosten van de staatsschuld onhoudbaar.

En dán moeten politici vaak alsnog fors de broekriem aanhalen. Denk aan de Griekse crisis (2009-2015). Of aan de kortstondige crisis krap twee jaar geleden in het Verenigd Koninkrijk. Toenmalig premier Liz Truss wilde miljarden aan ongedekte belastingverlagingen doorvoeren, maar moest die plannen schrappen toen de rente plots omhoog knalde (en kort daarna trad ze af).

Een nieuwe eurocrisis?

Wat het huidige Franse speelveld anders maakt dan dat in 1981, en ook dan het Britse speelveld, is dat Frankrijk lid is van de eurozone. Dat maakt de Franse schuldenstress in potentie tot een Europees probleem.

Als de Franse spread na de eerste en/of de tweede ronde van de parlementsverkiezingen scherp oploopt, nemen de risico’s voor de eurozone toe: de stress kan zomaar overslaan naar, bijvoorbeeld, Italië (staatsschuld: 137 procent van het bbp) en dan is een nieuwe eurocrisis dichtbij.

Een Franse tournure in het begrotingsbeleid, zoals die van 1983, zou dan noodzakelijk zijn, alle verkiezingsbeloften ten spijt. Tenzij andere lidstaten, of de Europese Centrale Bank, de Fransen te hulp schieten. Maar de animo daarvoor is, na jaren van kwistig Frans gedrag, zeer gering.


Hongarije ‘heeft zichzelf uitverkocht aan Rusland’ – en maandag wordt het voorzitter van de EU

Het zou een unicum zijn binnen de Europese Unie. Mogelijk prijkt er op de groen-witte shirts van voetbalclub Ferencváros, genoemd naar een wijk in het zuiden van de Hongaarse hoofdstad Boedapest, binnenkort een blauw, cyrillisch logo met een vlammetje: dat van Gazprom.

Hongaarse media meldden eind april dat de club en het Russische gasbedrijf in een ver stadium van onderhandelingen waren over een sponsordeal. Dat is onder het Europese sanctieregime niet verboden, maar op zijn minst opmerkelijk. De Europese voetbalbond UEFA en de Duitse club Schalke 04 namen daags na de oorlog afstand van het Russische energiebedrijf.

De keuze voor Gazprom als sponsor past in een patroon dat sinds de oorlog steeds zichtbaarder is geworden. Waar ook EU-lidstaten hun banden met het gasbedrijf verbraken sinds de Russische inval in Oekraïne, ruim twee jaar geleden, neemt Hongarije nog steeds evenveel Russisch gas af als daarvoor. Viktor Orbán bracht in 2022 als eerste Europese leider sinds het uitbreken van de oorlog een vriendschappelijk bezoek aan Moskou, voor de begrafenis van oud-Sovjet-leider Michail Gorbatsjov. En een jaar later was Orbán de eerste EU-leider sinds de invasie die handenschuddend met Vladimir Poetin werd gefotografeerd.

Keer op keer benadrukte de Hongaarse premier publiekelijk dat hij goede banden met het Kremlin wilde houden, en steeds opnieuw verzette hij zich tegen Europese sancties. Vorige maand blokkeerde Hongarije nog een Europees plan voor wapensteun aan Oekraïne.

Orbán bij de begrafenis van Gorbatsjov in september 2022.
Foto Alexander Zemlianichenko/EPA

Orbáns houding tegenover Rusland komt niet uit de lucht vallen, zegt Krisztina Lajosi, universitair docent Europese studies aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in Hongarije. Na de val van de dictatuur in 1989 was Hongarije beducht voor Moskou, dat decennialang in Boedapest communistische leiders in het zadel hield – met behulp van het Rode Leger. Maar Lajosi zag hoe het land zichzelf de afgelopen decennia economisch steeds afhankelijker maakte van Rusland: net als voor de rest van Europa lonkte goedkope Russische energie.

Lees ook

‘Mijn naam is Viktor Orbán, ik word de volgende premier van Hongarije’

Viktor Orbán bij het kanovaren in South Carolina in 1992.

Met name premier Ferenc Gyurcsány (2004-2009) stond bekend als vriend van het Kremlin. Hij sloot, net als andere Europese leiders in deze tijd, een aantal langlopende energiedeals met Rusland, zoals voor de aanleg van gaspijpleidingen. „Er zijn destijds grote protesten gehouden tegen Gyurcsány’s beleid, met het verwijt dat hij de Hongaarse economie aan Poetin verkocht én dat hij dit deed zonder toestemming van het parlement”, zegt Lajosi. „Grappig genoeg was het [oppositieleider] Orbán die de demonstraties organiseerde. Maar toen Orbán zelf aan de macht kwam [vanaf 2010], deed hij precies hetzelfde als premier Gyurcsány.”

Russische lening van 10 miljard euro

In 2014 tekende premier Orbán zonder parlementaire goedkeuring een contract met Rosatom, het Russische staatsagentschap voor kernenergie, voor de uitbreiding van een al bestaande Sovjet-kerncentrale in het zuidelijke dorpje Paks. Hongarije ging een lening aan ter waarde van meer dan 10 miljard euro. Rusland zou de twee nieuwe reactoren bouwen. Die moeten vanwege veiligheidseisen de oude reactoren vervangen, die nu zo’n 40 procent van de in Hongarije verbruikte elektriciteit leveren.

Door de jaren heen werd Hongarije sterk afhankelijk van Russische energie: voor de grootscheepse invasie in Oekraïne kwam 80 procent van het gas en 65 procent van de olie uit Rusland. Terwijl de rest van de EU sinds de oorlog hard op zoek ging naar andere energiebronnen, veranderde de Hongaarse energie-import nauwelijks.

De handelsbanden tussen Rusland en Hongarije lijken ook de komende tijd niet te verslappen. Eerder dit jaar schreef de Hongaarse minister voor Buitenlandse Zaken Péter Szijjárto nog op sociale media dat hij de „Hongaars-Russische economische betrekkingen” verder wil ontwikkelen. In 2022 was Rusland de 23ste exportpartner voor Hongarije, het exporteerde zo’n 1,9 miljard euro aan goederen naar Rusland – met name medicijnen, wc-papier en pesticiden. En waar Finland een vergelijkbaar project rond kernenergie na februari 2022 afblies, tekende Hongarije vorig jaar juist een extra verdrag met Rosatom om de bouw van de nieuwe reactoren veilig te stellen.

Tegelijkertijd begint het land maandag met het voorzitterschap van de Europese Unie. Wat betekent dat voor de EU?

Hoeder van de Hongaarse economie

Orbán maakte zich vanaf het moment dat hij aan de macht kwam populair als hoeder van de Hongaarse economie. Salarissen en de gemiddelde levensstandaard gingen omhoog. Lage energieprijzen waren een belangrijk onderdeel van zijn Orbanomics: vanaf 2013 begon hij energie fors te subsidiëren. „Dat was een duidelijk propagandamiddel”, zegt Lajosi. „Hongaren krijgen elke maand een brief van de overheid op de mat, naast de rekening van hun energieleverancier. Daarin staat uitgelegd waarom hun maandelijkse afrekening zo laag is.”

Orbán verknoopte zijn politieke lot daarmee aan de belofte van een goede economie en lage energieprijzen, zegt Lajosi. Maar de afgelopen twee jaar kwakkelde de Hongaarse economie. Geen enkel ander land kampte met zo’n hoge inflatie. Orbán kan nauwelijks van goedkope Russische energie af zonder ook politieke schade op te lopen.

Ook nepotisme, wijdverbreid in Hongarije, speelt mee in Orbáns beleid handel te blijven drijven met Rusland, zegt politicoloog Edit Zgut-Przybylska, verbonden aan het CEU Democracy Institute in Boedapest. Ze wijst erop dat bijna alle grote Hongaarse bedrijven en instellingen worden geleid door vrienden van de premier. Hiervoor tuigde hij de NER op, een systeem van organisaties en personen die loyaal aan hem zijn en daarvoor worden beloond.

„Hongarije is momenteel het corruptste land binnen de EU”, zegt Zgut-Przybylska. De EU houdt vanwege schendingen van de rechtsstaat nog altijd tegen dat Hongarije miljarden euro’s uit gezamenlijke fondsen krijgt. „Daardoor moest Orbán op zoek naar andere geldstromen. De handel met Rusland, en ook in toenemende mate die met China, dient dit cliëntelisme.”

Zo is het belangrijkste Hongaarse bedrijf dat betrokken is bij de kernreactoren van Paks eigendom van Lorinc Mészáros, een jeugdvriend van Viktor Orbán en een van de allerrijkste Hongaren. Het bedrijf verdient waarschijnlijk tientallen miljoenen aan de deal, onthulden Hongaarse onderzoeksjournalisten van Direkt36 eerder.

Met de verregaande economische afhankelijkheid heeft Hongarije zich ook politiek aan Rusland verbonden, zegt onderzoeker Lajosi. Dat bleek onder meer uit het blokkeren van steun aan Oekraïne en het traineren van Mark Ruttes benoeming bij de NAVO. Ze verwacht dat dit alleen maar zichtbaarder wordt als Hongarije het EU-voorzitterschap heeft overgenomen.

„Ik denk dat Hongarije het komende halfjaar de kwestie-Rusland uit de weg zal gaan”, zegt Lajosi. Zo zal Boedapest volgens haar proberen te voorkomen dat de EU zich hard uitspreekt tegen Rusland of nieuwe sancties oplegt. Ook zal het de gesprekken over de toetreding van Oekraïne tot de EU proberen te vertragen, terwijl het een bevriend land als Servië er wel bij zou willen halen. „Als je kijkt naar de pro-Russische propaganda in Servië, kan dat ook nog een hoofdpijndossier worden.”

Lees ook

Orbán kan de EU-toetreding van Oekraïne nog op heel veel momenten blokkeren

De Oekraïense plaatsvervangend premier Olha Stefanisjyna (links in het wit) zei dinsdagavond dat haar land al veel vooruitgang heeft geboekt en hoopt dat het eerder dan 2030 lid kan worden van de EU.

Politicoloog Zgut-Przybylska ziet in de innige banden tussen Orbán en Poetin ook een gevaar voor de Unie. De Russische ambassade in Boedapest telde twee zomers geleden 56 diplomaten, fors meer dan in de omringende EU-hoofdsteden als Praag (zes) en Warschau (dertien). Het land zette mede daarmee de Europese deuren open voor Russische spionage en sabotage, zegt Zgut-Przybylska.

Hongaarse onderzoeksjournalisten van Direkt36 onthulden in 2022 dat Russische hackers toegang hadden tot de systemen van het Hongaarse ministerie van Buitenlandse Zaken, en daarmee ook tot geheime documenten. De regering-Orbán maakte hierover niks openbaar. Dit maakt Boedapest op veiligheidsgebied een onbetrouwbare partner, zegt Zgut-Przybylska. „Hongarije is het Trojaanse paard binnen de EU en de NAVO.”

De kerncentrale van Paks toont bovendien dat Hongarije zelf ook niet alleen maar baat heeft bij de economische afhankelijkheid van Rusland. Na elf jaar is de bouw van de twee reactoren nog altijd niet begonnen en door de oorlog in Oekraïne is alleen maar onzekerder geworden of en wanneer ze gebouwd worden. Zo zijn er voor het project duizenden lassers nodig, waarover Hongarije eerder zei die uit Oekraïne te willen halen. Ook moeten bepaalde materialen en installaties volgens het contract over land van Rusland naar Hongarije worden getransporteerd, en de kans lijkt klein dat Polen of Oekraïne dat toestaat. Tot overmaat van ramp moet Hongarije in 2026 beginnen met het terugbetalen van de monsterlening aan Moskou van 10 miljard euro, terwijl het project nog geen forint heeft opgebracht.

„Het is belangrijk te begrijpen dat de Hongaarse economische afhankelijkheid van Rusland geen natuurwet is, zoals Orbán deze presenteert, maar een politieke keuze”, zegt Lajosi. „En het Hongaarse volk betaalt uiteindelijk de prijs. Het is pijnlijk om te zien op welke schaal het land is uitverkocht aan Rusland.”


In het Schotse Aberdeen heerst scepsis over klimaatbeloftes: ‘Laten we de olie gebruiken die er nog is’

Vanuit zijn slaapkamerraam kan hij de hele haven van Aberdeen overzien, vertelt Denis Mitchell. De grote ronde tanks voor olieopslag, de tankers, de kranen. „En de rijen windmolens op zee. Geweldig uitzicht.”

Mitchell en zijn maat Gary Duncan nemen de wereld door aan de bar van hun buurtpub The White Cockade, met een pint Tennent’s voor hun neus. Ze wonen in Torry: ooit was dit een welvarend vissersdorp, nu een niet zo heel welvarende wijk van Aberdeen in het noordoosten van Schotland. De huizen zijn gebouwd met graniet in allerlei tinten grijs, de ramen zijn vaak enkel glas en de kozijnen kunnen wel een verfbeurt gebruiken.

Komende donderdag zijn in het Verenigd Koninkrijk verkiezingen voor het Lagerhuis. De twee Schotten zijn sceptisch over alle beloften die politieke partijen doen tijdens de verkiezingscampagne – al helemaal als die gaan over klimaatbeleid en de rol van olie en gas daarin. „Ze zeggen wat ze denken dat werkt om stemmen binnen te halen, of ze nou van Labour, de Conservatieven of de Groenen zijn”, denkt Gary Duncan. Hij werkt in de oliesector, bij een onderhoudsbedrijf.

Toch verschillen de partijen scherp van mening over de klimaatdoelen en dan vooral over welke concrete maatregelen daarbij horen. In Aberdeen is dit een extra relevant thema: het stadje kwam sinds de ontdekking van olie in de Noordzee eind jaren zestig bekend te staan als de oliehoofdstad van Europa. Shell heeft hier een kantoor in de grote winkelstraat. Eén van de controverses is de vraag of bedrijven in het Britse deel van de Noordzee de komende jaren nieuwe olievelden mogen aanboren.

Eerste met netto-nulwetgeving

Het VK was de eerste grote economie wereldwijd die wettelijk vastlegde dat uitstoot van broeikasgassen in 2050 tot netto nul moet zijn teruggebracht. Die wet werd in juni 2019 aangenomen onder premier Theresa May (Conservatieve Partij), maar in de loop der jaren zijn de Conservatieven een pragmatischer standpunt gaan verkondigen. Officieel blijft net zero het doel, maar huidig partijleider Rishi Sunak heeft de maatregelen om dat te bereiken verzacht of uitgesteld. Verduurzaming moet burgers niet op kosten jagen, is de gedachte.

De Conservatieven willen ook nieuwe vergunningen afgeven voor boringen naar olie en gas in de Noordzee, zonder duidelijk te maken hoe de extra uitstoot die daarmee gepaard gaat gecompenseerd zal worden. De belangrijkste argumenten die de partij hiervoor geeft, zijn de garantie van de energievoorziening – minder afhankelijkheid van andere landen – en de bescherming van banen in de energiesector. „Als we moeten kiezen tussen schone energie en het warm en veilig houden van burgers, kiezen wij ervoor om het licht aan te houden”, staat in het verkiezingsprogramma.

Na de ontdekking van olie in de Noordzee groeide de olie- en gassector in Aberdeen explosief.

De grootste oppositiepartij Labour – die naar alle waarschijnlijkheid de verkiezingen wint en gaat regeren – is tegen het verstrekken van nieuwe vergunningen. Labour wil een nieuw staatsbedrijf opzetten, Great British Energy. Dat moet met miljardeninvesteringen de overgang naar duurzame energie versnellen en tegelijk de energieprijzen voor Britten verlagen. Het hoofdkantoor moet in Schotland komen, waarschijnlijk heeft Labour daarvoor Aberdeen in gedachten.

Lagere prijzen

Hoe Great British Energy ervoor zal zorgen dat de energieprijzen dalen, daar heeft Karen Turner nog wel wat vraagtekens bij. Turner is hoogleraar en directeur van het Centrum voor Energiebeleid aan de universiteit van Strathclyde in Glasgow. De gasprijzen worden op de internationale markten bepaald. En bij elektriciteit is het lastige dat opslag ‘in het net’ niet mogelijk is en dus vraag en aanbod steeds met elkaar in balans moeten zijn: „Zon- en windenergie zijn niet altijd op afroep beschikbaar. Dus om een piek in de vraag naar stroom op te lossen wordt vaak bijgestookt in gascentrales.” Zeker, zegt Turner, overheden zouden moeten investeren in hernieuwbare energie en de opslag daarvan. „Maar dat brengt niet automatisch de prijs naar beneden.”

Lees ook

Na de oliewinsten willen de Shetlandeilanden nu profiteren van de wind van zee

Na de oliewinsten willen de Shetlandeilanden nu profiteren van de wind van zee

Een vaak gebruikt argument van voorstanders van nieuwe boorvergunningen is dat het VK voorlopig toch nog fossiele brandstoffen gebruikt, dus dat ze die net zo goed zelf kunnen produceren. Hoogleraar Turner begrijpt die redenering wel. „Waarom die obsessie met vergunningen, als we toch nog olie en gas gebruiken, maar dan geïmporteerd? We verliezen banen en economische groei als we geen vergunningen meer afgeven.”

In The White Cockade denkt Gary Duncan er precies zo over. „Laten we de olie gebruiken die er nog is, dan zien we daarna verder. Ik zeg niet dat we het maar moeten vergeten om klimaatneutraal te worden, maar dat is niet van de ene op de andere dag geregeld.” En verduurzaming kost de samenleving veel geld, zegt Denis Mitchell. „Sociale voorzieningen lijden eronder. Er ligt hier overal vuilnis, de straten worden vergeten, omdat al het geld naar klimaat gaat. We hadden de Noorse weg moeten kiezen.” Noorwegen stopt zijn gaswinsten in een staatsinvesteringsfonds.

In de olie- en gassector werken goed opgeleide mensen, die naar het buitenland vertrekken als ze hier geen kansen zien

Karen Turner
directeur Centrum voor Energiebeleid

De ideale transitie naar duurzame energie, zegt hoogleraar Turner, zou er een zijn waarbij energiebedrijven die nieuwe vergunningen helemaal niet meer wíllen aanvragen, omdat ze genoeg winst maken met hernieuwbare energie. „Het stoppen met nieuwe vergunningen zou wel een richting aangeven, je laat daarmee zien dat je sneller wilt verduurzamen. Maar de timing en wat je ertegenover stelt, is heel belangrijk, vooral voor de werkgelegenheid. In de olie- en gassector werken veel goed opgeleide mensen, die zo naar het buitenland vertrokken zijn als ze hier geen kansen zien.”

Over de gevolgen van verduurzaming voor het aantal banen in de sector verschillen de partijen nogal van mening. De Conservatieven zeggen dat Labour 200.000 banen riskeert door te stoppen met boorvergunningen. Labour beweert juist dat zij met hun verduurzamingsplannen 650.000 nieuwe banen creëert. Cruciaal hierin is de productieketen, zegt Turner. „Het grote succes van de oliewinning was dat de productie, het onderhoud en de dienstverlening eromheen allemaal lokaal gebeurde. Bij hernieuwbare energie is dat veel minder het geval. We maken hier niks.” Als Great British Energy zich ook op de aanvoerketen richt, kan het zeker kans van slagen hebben, denkt ze.

Park wordt industriegebied

In Torry moesten de vissersboten in de jaren zeventig plaatsmaken voor de industriële haven. Pal naast de woonwijk is een overslagplaats, liggen tankers aangemeerd en staan grote loodsen voor onderhoud. En nu de overgang naar duurzame energie in Aberdeen gaande is – met bijvoorbeeld grote windmolenparken op zee – merken de inwoners ook daar de gevolgen van. Er zijn vergevorderde plannen om een industriële ‘Energy Transition Zone’ te bouwen, waar onder andere leidingen aan land zouden kunnen komen voor offshore waterstofproductie. De locatie: pal op de plek van Torry’s laatste stuk groen, het St. Fittick’s Park.

Politici praten vaak over een „rechtvaardige transitie,” zegt Nicola Twine, „maar dat gaat alleen maar over de zakelijke kant, over technologieën en banen. We moeten ook kijken naar de gevolgen voor lokale inwoners”. Twine werkt voor Nescan, een netwerkclub in Aberdeen gericht op klimaatverandering en verduurzaming, en ze is projectmanager van het Just Transition Communities Project. Neem landgebruik, zegt ze: Schotten zien hun landbouwgrond, hun parken en hun bossen veranderen in windmolenparken of schakelpunten voor de stroom die vanaf zee aan land komt. „En die energie is vervolgens niet eens bedoeld voor de lokale economie hier, die gaat naar het zuiden van Engeland.”

Straatbeeld in Aberdeen met zicht op de haven, waar een bevoorradingsschip in de energie-industrie ligt afgemeerd.
Foto’s ANDY BUCHANAN/AFP

In de jaren zeventig en tachtig zijn bijvoorbeeld de vissers van Torry, vertelt Twine, ook niet ‘meegenomen’ toen de olie- en gassector zo explosief groeide. Zij hadden de juiste capaciteiten niet om die omslag ook te maken en werden daar ook niet bij geholpen. „Nu ligt er een kans om het anders aan te pakken. Maar het voelt niet alsof beleidsmakers daarmee bezig zijn. Ook al gaat het nu over duurzame energie, opnieuw worden lokale omstandigheden en inwoners uitgebuit, zonder dat zij profiteren.”

In de pub zijn Gary Duncan en Denis Mitchell op de hoogte van de plannen voor het nieuwe industriegebied, in wat praktisch hun achtertuin is. Ze maken er grappen over: er liggen hier ook al een afvalverbrandingsfabriek en een rioolwaterzuiveringsinstallatie, daar kan wat nieuwe industrie ook nog wel bij.  Duncan: „Hier wonen vooral arbeiders. Het maakt niet uit hoeveel we klagen, het gaat toch wel gebeuren.”

Lees ook

In Glasgow geloven ze niet meer in een onafhankelijk Schotland

Kinderen voetballen in Dennistoun, een arme woonwijk in Oost-Glasgow.


Adverteren op TikTok: meer entertainment dan producten aanprijzen

Adverteerders roerden zich de afgelopen weken in internationale marketingvakbladen en in de Financial Times: ze maken zich zorgen over adverteren op TikTok. Niet om privacyredenen, wat voor bijvoorbeeld de Rijksoverheid reden was om in 2022 al te stoppen met de app, maar omdat het zeer de vraag is of de filmpjesapp volgend jaar nog bestaat in de Verenigde Staten, een van de belangrijkste consumentenmarkten.

Eind april werd in Washington een wet aangenomen die het Chinese moederbedrijf van TikTok, Bytedance, dwingt om de app te verkopen aan een Amerikaans bedrijf. Anders wordt de app in de VS verboden. De wet komt voort uit vrees dat de Chinese overheid toegang zou kunnen krijgen tot gegevens van gebruikers, iets wat door TikTok altijd met klem is ontkend. Het bedrijf lijkt niet voornemens TikTok te verkopen en klaagde begin mei de Amerikaanse overheid aan over de wet.

De onzekerheid over de uitkomst van die zaak maakt dat sommige internationale adverteerders terughoudender zijn geworden bij het inkopen van reclameruimte en het investeren in nieuwe campagnes.

Lees ook

Toekomst TikTok onzeker, nu Amerikaanse Senaat heeft ingestemd met uitzonderlijk strenge aanpak

Op Capitol Hill sprak de Democratische Afgevaardigde Maxwell Frost, uit Florida, zich in maart geflankeerd door medestanders  uit tegen een gedwongen verkoop van TikTok en een eventueel verbod van de app.

Bij Nederlandse adverteerders lijkt er vooralsnog niet zoveel veranderd te zijn. Op TikTok komen advertenties voorbij van consumentenmerken zoals Listerine, Swiss Sense, Pepsi en Rivella.

Just Eat Takeaway.com, het Amsterdamse moederbedrijf van zowel Thuisbezorgd.nl als het Amerikaanse Grubhub, zegt dat het in beide regio’s momenteel niet overweegt te stoppen met TikTok als reclamekanaal. „We houden natuurlijk de ontwikkelingen wel nauwlettend in de gaten om onze strategie te veranderen als dat nodig is”, laat een woordvoerder weten.

Ook het wereldwijd opererende reclame- en mediabureau GroupM merkt nog geen terughoudendheid bij adverteerders, zegt Guus Beekmans, de chief digital officer van de Nederlandse tak. „Een aantal klanten heeft de ontwikkelingen in de VS zeker gevolgd, maar hebben daar nog geen acties aan verbonden waardoor ze de uitgaven op TikTok verminderen.” Ook bij Nederlandse klanten die in de Verenigde Staten adverteren merkt GroupM „vooralsnog geen substantiële veranderingen”.

Hoofdzakelijk advertentie-inkomsten

Er is TikTok veel aan gelegen om de advertentie-inkomsten ondanks de onrust op peil te houden. Het bedrijf boekte vorig jaar in de VS een omzet van 16 miljard dollar, hoofdzakelijk afkomstig uit de reclameverkoop, schrijft de FT. Het bedrijf doet zelf geen uitspraken over zijn financiën.

Wel claimt TikTok vorig jaar 629 miljoen euro te hebben toegevoegd aan het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp). Het gaat daarbij om kleine ondernemers die via TikTok hun publiek weten te bereiken en zo kunnen groeien. Als voorbeeld wordt een account aangehaald van een bedrijf dat autotheorielessen verkoopt.

TikTok wil advertentie-inkomsten ondanks de onrust op peil houden

Om de gemoederen te sussen was het socialemediabedrijf eerder deze maand aanwezig op marketingconferentie Cannes Lions. Daar repte TikTok met geen woord over het dreigende verbod en wilde het zo doen voorkomen alsof er geen enkele zorgen bestaan, zo schrijft vakblad Digiday.

Onopvallende reclame

Een deel van de advertenties op TikTok verschilt weinig van die op andere sociale media, zoals Instagram of YouTube. Dat geldt zeker voor campagnes die in één keer over meerdere kanalen verspreid worden. Mediabureau GroupM verwacht dan ook dat de advertentiedollars bij een verbod verschuiven naar andere platforms. Bijvoorbeeld naar de TikTok-klonen: Instagram Reels en YouTube Shorts.

Maar niet alle advertenties op TikTok vallen in de categorie van overduidelijke reclame. Juist op sociale media willen merken opgaan in de beeldenstroom die gebruikers voorgeschoteld krijgen. Native advertising heet dat, inhoud waarbij de manier waarop een product wordt aangeprezen meer in lijn is met wat kijkers gewend zijn van influencers. Deze categorie reclame is veel afhankelijker van de specifieke mores en internetcultuur die op een platform gelden en kan daardoor niet zomaar worden verplaatst.

Zo’n advertentie voelt voor gebruikers minder als een vervelende onderbreking. Dat is belangrijk, want op TikTok en andere platforms kunnen gebruikers een reclame die hen niet interesseert direct wegswipen. Volgens TikTok betekent dit dat gebruikers meer betrokken zijn bij advertenties die ze wél uitkijken.

Instagram experimenteert sinds begin juni juist met advertenties die gebruikers niet kunnen overslaan. Onder het reclamebeeld verschijnt een aftelklok die bepaalt wanneer gebruikers weer verder mogen naar andere inhoud. Gebruikers geven online bijzonder negatief commentaar op die test.

Bijkomend voordeel van native advertising: bedrijven kunnen met hun video’s viraal gaan en zo gratis in de feed van gebruikers terechtkomen, terwijl voor reguliere advertenties betaald moet worden. Soms gebeurt dat op een onverwachte manier: eerder dit jaar ging een totaal onbekende Chinese producent van industrieel aminozuur viraal met zijn promotiefilmpjes.

Bedrijven gaan voor fimpjes samenwerkingen aan met influencers, of ze maken zelf video’s die lijken op die van populaire makers.

Hema-soapserie

Dat is goed te zien bij de socialemedia-accounts van warenhuisketen Hema. Op Instagram hanteert het merk weliswaar een losse toon met ‘inhakers’ op de actualiteit, de focus ligt nog altijd op het onder aandacht brengen van producten. Een windbestendige paraplu op de door regen geplaagde eerste zomerdag, een pooltafel op de dag van de EK-voetbalwedstrijd Polen-Nederland.

Op TikTok doet Hema iets heel anders. Daar zijn sketches te zien over het leven van winkelmedewerkers. De winkelketen heet daar ineens Slayma (naar slay, een positieve krachtterm) en maakt soapseries vol drama. Her en der worden weliswaar producten gepromoot, maar ook dat gaat op een losse TikTok-manier die sterk lijkt op wat influencers doen. Op Instagram staan de producten in een strak kader en is informatie netjes vormgegeven volgens de Hema-huisstijl, op TikTok wordt niet eens altijd een prijs vermeld.

„Juist door vaak ons winkelbeeld als decor te gebruiken houden we het dicht bij de winkelervaring”, zegt een woordvoerder van Hema. Met de filmpjes wil het bedrijf merkbekendheid genereren bij doelgroepen die lastiger te bereiken zijn via traditionele kanalen zoals folders en televisiespotjes.

„Met onze TikTokvideo’s richten we ons vaak iets meer op entertainment en trends.” Hema past de inhoud van berichten op sociale media aan naar wat passend is op het desbetreffende platform. „Juist door het niet té commercieel te maken, maar het toch dicht bij het merk te houden gaan we een dialoog aan in plaats van eenzijdig zenden vanuit ons merk.”

Lees ook

‘Ciao tutti!’: modeboetieks gaan viral op social media

Instagram-hit: eigenaresse Karin Crom (links) en content creator Marije Hendriks van Oak Fashion, Noordwolde.