Brussels Airport ziet al die Nederlanders met genoegen: ‘Anders dan Schiphol kunnen wij nog groeien’

Na zomers vol chaos hoopten luchthavens in Europa dit jaar op een vlekkeloze vakantieperiode. Tot vrijdag. Een computerstoring legde een fors deel van het wereldwijde vliegverkeer lam. Overal moesten passagiers urenlang wachten. Als hun vliegtuig al ging. Schiphol annuleerde meer dan tweehonderd vluchten.

Ook Brussels Airport in Zaventem kende lange rijen, maar de grootste Belgische luchthaven hoefde slechts zeven vluchten te annuleren. Luchtvaartmaatschappij Brussels Airlines, de grootste partij op Zaventem, gebruikt andere, minder kwetsbare software dan bijvoorbeeld KLM. Bovendien bleek in Brussel snel een back-upsysteem paraat.

Zo deed Brussels Airport opnieuw zijn naam eer aan als compact en aantrekkelijk alternatief voor het volle Schiphol. Steeds meer Nederlandse passagiers reizen via Brussel. En Nederlandse luchtvaartmaatschappijen als Transavia en Corendon stationeren hier meer vliegtuigen. „De zomer is goed begonnen”, zei directeur Arnaud Feist van Brussels Airport nog op dinsdag 9 juli. „We verwachten meer dan vijf miljoen passagiers in juli en augustus. Dat is 6 tot 7 procent meer dan in 2023. En we zijn dicht bij het niveau van 2019, voor Covid-19.”

Arnaud Feist
Foto David Plas

Hoe fragiel de operatie op een vliegveld kan zijn, bleek al een dag later. Toen trof een computerstoring de bagageafhandeling. Tweehonderd passagiers kwamen zonder koffers op hun bestemming aan; die zijn nagestuurd. In april was de bagageafhandeling ook al verstoord.

Brussels Aiport leek de laatste jaren minder kwetsbaar voor allerhande chaos dan luchthavens elders.

„Ik vind het altijd spijtig als je de lange rijen ziet”, zegt Feist, daags voor de bagagestoring. „Wij hebben voorafgaand aan de zomer van 2022 geprobeerd op tijd genoeg mensen te rekruteren. Dat was een berekende gok; we namen veel meer medewerkers aan terwijl we niet wisten hoe de luchtvaart zich zou herstellen. Zomer 2022 hadden we gelukkig genoeg mensen op de vloer. Net als vorig jaar en nu.”

Er is nog wel een groot tekort bij de paspoortcontrole. Passagiers klagen over lange wachttijden.

„Het enige aandachtspunt is inderdaad de grenscontrole. Dat ligt bij de federale politie. Daar is, dat weet iedereen, een structureel tekort aan mensen. De mensen op de vloer doen hun best, maar met veel vacatures is het moeilijk. De wachttijden zijn ook geen vijf uur. Het gemiddelde is twintig minuten. Samen met de federale politie hebben wij geïnvesteerd in elektronische gates. We hebben het aantal e-gates verdubbeld ten opzichte van 2023.”

Vanaf de negende verdieping wijst Feist naar beneden. Links de pier voor Europa, rechts voor intercontinentale vluchten. Toestellen van nieuwkomers en na Covid teruggekeerde maatschappijen staan zij aan zij. Singapore Airlines is terug, het Chinese Juneyao Airlines is nieuw en vanaf december vliegt Thai Airways weer naar Bangkok.

U bent terug op ‘business as usual’, maar kan dat nog wel nu de noodzaak te verduurzamen voor elke bedrijfstak urgent is?

„Ja, absoluut. We gaan terug naar het niveau van 2019, maar in aantallen reizigers. Niet in vluchten. Dat is een groot verschil. Dat kan dankzij een hogere bezettingsgraad van vliegtuigen en grotere toestellen.”

Doet u zo dan genoeg?

„Sinds 2018 is Brussels Airport CO2-neutraal. Dat gaat om onze eigen uitstoot: gebouwen, voertuigen. En wij blijven investeren in verduurzaming. We moedigen ook maatschappijen aan met modernere toestellen te vliegen. Vorig jaar hebben wij onze tarieven aangepast. Oude toestellen die meer lawaai maken of meer uitstoten betalen tot twintig keer meer dan een modern toestel.”

Ook Schiphol wil met hogere havengelden schoner vliegen stimuleren. Maar maken die tarieven echt veel uit? Een luchtvaartmaatschappij kan die simpelweg verrekenen en blijven vliegen met een oude 747.

„Ja, dat maakt echt een verschil. Zeker voor vrachtmaatschappijen met smalle marges. In plaats van 150 euro voor een landing betaal je dan 3.000. Landing en take-off samen zijn dan 6.000 euro in plaats van 300.”

Eind maart kende het Vlaamse ministerie voor Omgeving Brussels Airport een nieuwe vergunning toe. Om het aantal ernstig slaapverstoorden rond de luchthaven te beperken en het aantal ernstig gehinderden te verlagen (voor 2032 met 30 procent) is het aantal vluchten begrensd. Dat worden er 240.000 in 2032. Dat geeft nog ruimte voor groei. Vorig jaar was het aantal vluchten 192.000, dit jaar 200.000.

Verder kwam er – tot spijt van omwonenden en milieuorganisaties – geen verbod op nachtvluchten. Alleen in het weekend mogen de luidruchtigste kisten niet langer opstijgen tussen 23.00 en 07.00 uur. Dertien organisaties gaan de vergunning aanvechten. Zij willen ook een beperking op CO2-uitstoot.

De vorige Vlaamse regering wilde u die opleggen. Maar hoe zeker is het beleid na de federale en gewestelijke verkiezingen van vorige maand?

„Nou, in de eerste plaats zal de Vlaamse regering de EU-regels moeten volgen voordat een plafond kan worden opgelegd. Dat is de balanced approach-procedure, zoals u in Nederland kent van de krimp van Schiphol.”

Ik geloof in de juiste verhouding tussen de grootte van de luchthaven en de grootte van het land waarin de luchthaven ligt

Arnaud Feist

Ziet u overeenkomsten met Amsterdam?

„Anders dan Schiphol kunnen wij nog groeien. Wij zijn echter geen voorstander van een cap op het aantal vliegbewegingen. Wij willen onze impact op de omgeving zoveel mogelijk beperken. Dan moet het gaan om een cap op gelúíd. Dat is relevant voor omwonenden, niet het aantal vluchten.

„En bedenk, de luchtvaart kent ook lusten. De mensen die hier vandaag op vakantie gaan, zijn allemaal blij. Het is nu altijd dezelfde negatieve discussie. Daarover blijf ik me verbazen.”

Waarom? De trein zorgt nauwelijks voor CO2-uitstoot, wegverkeer elektrificeert. De luchtvaart blijft benadrukken dat ze lastig te verduurzamen is. Haar aandeel in klimaatverandering wordt almaar groter.

„De luchtvaart zorgt voor 3 tot 4 procent van de CO2-uitstoot. Dat aandeel gaat waarschijnlijk groeien. Maar de sector doet ook veel inspanningen: duurzamere kerosine, elektrificatie van grondmaterieel, stillere vliegtuigen.”

Voor ‘huismaatschappij’ Brussels Airlines is Zaventem een belangrijke schakel tussen Noord-Amerika en Azië en Afrika. Schaadt de cap uw sterke positie voor vluchten naar Afrika?

„Wij zijn een middelgrote hub; 14 procent van onze passagiers is overstapper. Onze ambitie is niet een knooppunt als Schiphol of Parijs te worden. Ik geloof in de juiste verhouding tussen de grootte van de luchthaven en de grootte van het land waarin de luchthaven ligt. Dat is mijn stellige overtuiging.”

Dat klinkt als kritiek op Schiphol – onnatuurlijk groot voor Nederland?

„Als je op maat bent met je omgeving, is het nog begrijpelijk voor de mensen die hier omheen wonen. Zou dit puur een transfer-hub zijn, met weinig of geen connectie met lokale activiteiten, dan begrijp ik dat mensen kritische vragen stellen.

„De strategie om Schiphol te laten uitgroeien tot mega-hub was een gezamenlijk besluit van Schiphol, KLM en de Nederlandse staat. En dan moet je ook de gevolgen aanvaarden.

„Omwonenden van Schiphol hebben baat bij krimp. Aan de andere kant, wat is de impact op het milieu op grotere schaal? Mensen blijven toch vliegen – misschien niet meer via Amsterdam maar via Parijs, Brussel of Istanbul.”

Lees ook

Aan elk van die tienduizenden koffers op Schiphol zit een mens vast. Hoe verplaats je die soepel?

Aan elk van die tienduizenden koffers op Schiphol zit een mens vast. Hoe verplaats je die soepel?

Anderhalf jaar geleden sloot Ryan-air zijn basis in Brussel. U bent te duur, stelde topman O’Leary. Hij ging nog meer gebruikmaken van het vliegveld van Charleroi.

„Ryanair vliegt hier nog steeds – 70 procent van de vluchten van voorheen. Ze blijven welkom. Maar wij willen geen low-cost airport zijn. Wij zijn duurder, want onze infrastructuur is totaal anders, onze faciliteiten zijn uitgebreider.

„Op kleinere vliegvelden is Ryanair soms goed voor 80 tot 90 procent van de vluchten. Als zo’n maatschappij daar vertrekt, heeft dat grote gevolgen.”

Daarom subsidiëren regionale overheden hun lokale vliegvelden?

„Ja. Wallonië subsidieert de luchthaven in Charlerloi zwaar. Dat gebeurt ook elders – in Frankrijk bijvoorbeeld. Ik vind dat bizar. Aan de ene kant subsidiëren overheden vliegvelden volop, aan de andere kant is er meer en meer druk vanuit de politiek om minder te vliegen.”

Ziet u meer belangstelling uit Nederland? Passagiers die Schiphol mijden, komen die hier?

„Absoluut. Als je nu in de parking gaat, zie je veel gele nummerplaten. Ik denk dat we aantrekkelijk zijn voor Nederlanders, vooral uit het zuiden van het land. De Nederlandse luchtvaartmaatschappij Transavia heeft hier in juni een derde vliegtuig gestationeerd.

„Ongeveer een miljoen Nederlanders per jaar vliegen vanuit Brussel . Pre-covid was dat 600.000. Dat is mede dankzij Transavia, Corendon en TUI. Onze ambitie is nog meer Nederlanders aan te trekken.”


Met zoveel mensen op de planeet móét je wel samenwerken

Over de duurzame ontwikkelingsdoelen die alle 193 landen van de Verenigde Naties in 2015 samen hebben afgesproken, wordt vaak in grote woorden gesproken. Twee weken geleden nog, door ondersecretaris-generaal van de Verenigde Naties Amina Mohammed. Op het High-level Political Forum 2024 in New York had ze het over „de grote uitdagingen die voor ons liggen”. Dat zijn weliswaar lastige vraagstukken, maar met z’n allen kunnen we die oplossen, zei ze, „om die vreedzame, welvarende en duurzame toekomst te bereiken die alle mensen niet alleen nodig hebben, maar ook verdienen”.

De conferentie besteedde veel aandacht aan armoede en honger, aan klimaatactie en een vreedzame en inclusieve samenleving. Landen konden er laten zien hoe ver ze zijn met hun doelen en welke uitdagingen nog in het verschiet liggen. De bijeenkomst was ook een voorbereiding op de grote Summit of the Future, de ‘Top over de toekomst’ die de Verenigde Naties in september houden. Die biedt volgens Mohammed „een unieke kans” om „het aangetaste vertrouwen in internationale samenwerking en menselijke solidariteit te herstellen”.

De resultaten van de duurzame ontwikkelingsdoelen – sustainable development goals, ofwel sdg’s – blijven ver achter bij de grote woorden. Er zijn zeventien van die doelen, onderverdeeld in liefst 169 subdoelen. Die variëren van armoede en honger uitbannen en goed onderwijs en schoon drinkwater garanderen tot ecosystemen, biodiversiteit en klimaat beschermen en vrede, goed bestuur en rechtvaardigheid realiseren.

Achteruitgang

Al die doelen op tijd behalen gaat zeker niet lukken. In 2030 zou het zover moeten zijn, maar uit een verontrustend rapport bleek vorig najaar, halverwege de einddatum, dat slechts 12 procent van de subdoelen min of meer op schema ligt.

„De belofte verkeert in groot gevaar”, aldus de rapporteurs. Voor het eerst in decennia is er „door een combinatie van klimaatontwrichting, conflicten, economische neergang en de gevolgen van de coronapandemie” zelfs sprake van een achteruitgang in de mondiale ontwikkeling.

Covid-19 heeft de sdg’s zeker vier jaar teruggeworpen, luidde een van de conclusies. Al voor de pandemie bedroeg het tekort aan financiële ondersteuning voor de sdg’s zo’n 1.800 miljard euro, becijferden de organisatie voor geïndustrialiseerde landen (OESO) en de ontwikkelingsorganisatie van de VN. Tijdens corona is dat bedrag opgelopen tot ruim 3.800 miljard euro.

Frank Biermann, hoogleraar mondiale instituties en organisaties voor duurzaamheid aan de Universiteit Utrecht, doet veel onderzoek naar de sdg’s. In een videogesprek bevestigt hij dat het er niet best voor staat. In het Global Goals Project van de universiteit is een zeer uitgebreide analyse gemaakt. „Onze conclusie is dat de sdg’s nergens voor een doorslaggevende verandering hebben gezorgd.” Met een aantal collega’s schreef Biermann naar aanleiding daarvan een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift Science over de zwakheden in de sdg’s – en over de mogelijkheden voor versterking.

Geen doelen maar wensen

De sdg’s zijn in feite helemaal geen doelen, maar wensen. Ze zijn niet afdwingbaar en vaak ook nogal vaag, zegt Biermann. „De officiële boodschap luidde: we are saving the world. Zo staat het ook in de inleiding. Maar neem het doel ‘promote peaceful and inclusive societies for sustainable development’. Tja, in Noord-Korea vinden ze dat ze dat ook doen.”

Volgens Biermann was er na de Millennium-doelen, die rond het jaar 2000 werden geïntroduceerd en in 2015 moesten zijn behaald, behoefte aan iets nieuws. De oude doelen – die evenmin zijn gehaald – kwamen in essentie nog uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, zegt Biermann. „Het was in feite traditionele ontwikkelingssamenwerking. De nieuwe doelen moesten voor de hele wereld gelden. De boodschap van de sdg’s is: elk land is een ontwikkelingsland en moet de voortgang van zijn eigen ontwikkelingsdoelen bij de VN inleveren.”

De sdg’s zijn breder geformuleerd, legt Biermann uit. „De oude ontwikkelingshulp vind je nog terug in de eerste doelen, over bijvoorbeeld honger, armoedebestrijding en gezondheidszorg. Daar zijn milieudoelen bij gekomen en doelen voor goed bestuur, corruptiebestrijding en eerlijke verdeling van welvaart. Sommige doelen zijn juist voor rijke landen moeilijk, zoals ‘doel 12’, over verantwoord consumeren en produceren.”

Dat al die fraai geformuleerde doelen niet bindend zijn, past volgens Biermann in een trend. Hetzelfde gebeurde bij klimaatonderhandelingen. Het eerste akkoord, het Kyoto-protocol, stamt uit 1997. Daarin was nog precies vastgelegd hoeveel broeikasgassen elk land moest reduceren. In het Parijs-akkoord uit 2015 was de verplichting vervangen door ‘nationaal bepaalde bijdrages’. „De sdg’s werken ook met deze ‘governance by goals’, zoals we dat noemen: regelmatig rapporteren over de voortgang en dan kijken of het werkt, en of het genoeg is.”

Duidelijk is dat het niet genoeg is. Dus zal de roep om aanpassingen toenemen. Zo kan volgens Biermann de einddatum wel eens worden verschoven naar 2034 of 2035, vanwege het tijdverlies door corona. En sommige doelen zullen misschien worden aangescherpt. „Misschien zal zelfs worden gepleit voor nieuwe doelen”, zegt Biermann, „bijvoorbeeld over digitalisering. Dat was in 2015 nog geen groot thema.” Volgens linkse critici moet het doel om een einde te maken aan extreme armoede worden aangevuld met ‘een einde maken aan extreme rijkdom’.

Fossiele subsidies

In hun artikel in Science pleiten Biermann en de zijnen voor meer differentiatie. „Aan rijke landen kun je hogere eisen stellen. En er zijn onderwerpen die zich juist wel lenen voor juridisch bindende afspraken – bijvoorbeeld over subsidies voor de fossiele industrie. Je zou met een kleine groep voorlopers kunnen beginnen, andere landen kunnen zich daar dan later bij aansluiten.”

Maar waarom al die moeite voor iets wat toch niet blijkt te werken? „We leven nu eenmaal met acht miljard mensen op deze planeet. Dan móét je wel samenwerken. Problemen met klimaat, biodiversiteit, maar ook armoede en gezondheid, kan de internationale gemeenschap alleen gezamenlijk oplossen. En om dat te doen, moet je doelen stellen. Je moet bepalen welke kant je op wilt. Daarvoor moet je compromissen sluiten, voorstellen accepteren die niet altijd superconsistent of superprogressief zijn. Maar ze dan maar afschaffen is geen alternatief. De duurzame ontwikkelingsdoelen zijn niets anders dan een regeerakkoord voor de wereld.”


Het voedselbos is tevens een ontmoetingsbos. ‘Deelnemers komen oogsten, en werken vrijwillig mee’

De focaccia’s zijn gemaakt met kastanjemeeI, de topping van rood fruit. En de drankjes: duindoornsiroop. Deze producten kan je dus uit een voedselbos halen, leggen Simon Verboom (29) en Sacha Brons (23) uit.

Ze staan met hun eetwaar langs de kant van de weg in Park Lingezegen, nabij Arnhem-Zuid. Daar leggen ze een voedselbos aan, met twee andere twintigers uit Utrecht en Amsterdam. De omwonenden willen ze nu een voorproefje geven. Ruim dertig mensen zijn op deze bijeenkomst van de Jonge Voedselbosboeren afgekomen.

Eigenlijk gaat het zelfs om drie voedselbossen, ieder met een eigen ontwerp, doelgroep en karakter. Een is bedoeld voor grootschalige productie, een tweede voor culinaire ‘topsensaties’ en het derde voor zelfplukkers.

Vandaag gaat het vooral over het laatste: het ontmoetingsbos, oftewel zelfoogstbos. Buurtbewoners met een abonnement mogen daar straks op 1,6 hectare zelf producten oogsten. Over een jaar of vijf kunnen ze hier bessen, eetbare bladeren, appels, peren, en waarschijnlijk ook iets minder bekende producten plukken.

Het ontmoetingsbos is een vorm van community supported agriculture (CSA), ofwel gemeenschapslandbouw. Het is een groeiende, zij het nog marginale vorm van landbouw waarbij burgers en boeren samenwerken. Burgers dragen geld bij, en soms arbeid. In ruil daarvoor krijgen ze producten van het land: meestal groente en fruit.

Volgens Sander Leroy, bestuurder van het CSA Netwerk, een organisatie die deze vorm van landbouw wil bevorderen, zijn er zo’n honderdvijftig van dit soort initiatieven in Nederland. Dit zijn allemaal tuinderijen, met 50 tot 250 leden. Dat kunnen ook gezinnen zijn.

Het soort landbouw dat het netwerk voorstaat, legt Leroy uit, wordt gedragen door de gemeenschap. „Deelnemers of oogstgenoten zijn nauw betrokken bij het bedrijf. Daarnaast kiezen deze tuinders vaak voor ecologische landbouw, zonder kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Deelnemers komen oogsten, werken ook vrijwillig mee. Ze organiseren soms diners of een openluchtvoorstelling bij de tuin.”

Hieraan deelnemen vereist een mentaliteitsverandering, zegt Leroy, een bewustere manier van met voedsel omgaan. Het betekent volgens Leroy: „Weten wat je eet en zien waar het vandaan komt. Bijvoorbeeld door te ervaren hoelang het duurt voor een krop sla volgroeid is. We zijn een beetje vergeten dat wijzelf natuur zijn en door op deze manier met voedsel om te gaan, brengen we dat idee een beetje terug.”

Loekie en Willem Langendoen, op de buurtbijeenkomst van de Jonge Voedselbosboeren afgekomen, herkennen dat. Willem: „Mensen zijn gewend met een karretje de supermarkt in te gaan. Alles ligt voorhanden. Het hele jaar door. Ze hebben geen besef meer van wat er in de seizoenen gebeurt.”

Bezoekers krijgen uitleg van Sacha en Simon over de plannen en kunnen producten proeven die in de toekomst gemaakt kunnen worden met ingrediënten uit het voedselbos.
Foto Walter Herfst

Het stel komt uit de wijk die aan het toekomstige voedselbos grenst en is betrokken bij meer van zulke initiatieven. „De korte keten” vinden ze heel belangrijk; je moet voedsel niet de halve wereld over slepen. En ze zijn van harte bereid de voedselbosboeren te helpen, met geld en „handjes”.

De Voedselbosboeren gaan waarschijnlijk ook samenwerken met de Herenboeren, een ander CSA-initiatief. De leden van de Herenboeren, die een aandeel van een boerderij verwerven, ontvangen wekelijks een pakket met geoogste producten, sommigen werken mee op het land.

Sociale verandering

Geograaf Giuseppe Feola onderzoekt aan de Universiteit Utrecht dit soort projecten, vooral hun vermogen om sociale verandering te bewerkstelligen. Ook de Jonge Voedselbosboeren hebben zijn aandacht getrokken. Hij betwijfelt wel of hun zelfoogstbos ‘echt CSA’ is; afnemers en producenten bepalen immers niet samen wat er geproduceerd gaat worden. „Maar er zijn vele vormen.”

Ook al voldoet het project misschien niet aan strenge normen, dit voedselbos heeft wel impact op ecologisch en sociaal gebied, ziet hij. Belangrijk is daarnaast een „symbolisch effect”: het laat zien dat er een alternatief is voor reguliere landbouw.

In dergelijke projecten zit een „logica” die strijdig is met het kapitalisme, zegt Feola. „Het gaat over een collectief, over delen. Niet alles wordt in geld uitgedrukt, ook andere waarden zijn belangrijk. Er is een bewustzijn van grenzen aan de productie, niet het verlangen om in korte tijd zoveel mogelijk opbrengst te creëren. Er is zorg voor de natuur en zo kan ik nog wel doorgaan.” Die logica blijft ook overeind als de term ‘kapitalisme’ niet valt, aldus Feola.

Foto’s: Walter Herfst

Dat illustreert de presentatie van Wytze Walstra (23) en Katja Zweerus (27), de twee andere Jonge Voedselbosboeren. Ze vertellen de buurtbewoners over hun plannen en over de praktische aanpak. Het gaat over vergunningen, over contacten met aannemers, met overheden en uiteraard met de buurt. En over honden. Die kunnen nu nog loslopen op een groot deel van het terrein dat voedselbos wordt. Dat wordt ingeperkt, en dat vindt niet iedereen leuk. Katja Zweerus: „Daar kregen we ook al vragen over toen we folders uitdeelden in de wijk.”

Niet meer ingrijpen

Het duurt nog vijf tot zeven jaar voor er flink geoogst kan worden. Deze winter worden de eerste bomen en struiken geplant, voorjaar 2027 de laatste. „En dan is het alleen maar genieten”, grapt Wytze Walstra. „Nooit meer werken”, vult Sacha Brons lachend aan. Want achterliggend idee is dat ingrijpen in het bos na een aanlooptijd amper nodig is. Bemesten, snoeien, ploegen of zaaien gebeurt niet. ‘Onkruid’ wordt evenmin bestreden. Oogsten is een van de meest arbeidsintensieve taken voor voedselbosboeren.

En dat is weer een praktisch voordeel voor de Jonge Voedselbosboeren: hier oogsten de afnemers zelf. Verder zorgt dit deel van het voedselbos voor contacten met omwonenden en kan het een educatieve rol vervullen.

De Jonge Voedselbosboeren hebben berekend wat de opbrengst kan worden: voor ieder van de zestig tot honderd abonnementhouders is er twee tot tweeënhalve kilo per week te oogsten, veertig weken per jaar. Een jaarabonnement, denken ze nu, zal 250 euro kosten. Ze onderzoeken of het goedkoper of zelfs gratis kan voor houders van een Gelrepas, bedoeld voor mensen met een laag inkomen in een aantal Gelderse gemeenten.

Al die aantallen en bedragen kunnen nog veranderen, waarschuwt Katja Zweerus: „Natuurlijk zitten er onzekerheden aan, maar in ieder geval is het zo dat je erheen kunt gaan, dat er kratjes klaarstaan, dat er bordjes staan bij wat je aan het oogsten bent, en dat het een gezonde en gezellige plek wordt om te verblijven.”

Pioniersoorten

Dan is het tijd voor een korte excursie, in de brandende zon. Sacha Brons wijst op het land waar grassen en kruiden tot een meter hoog opschieten. Dit wordt het ontmoetingsbos, zegt hij, je moet je verbeelding een beetje gebruiken. De buurtbewoners horen het welwillend aan.

De groep struint over het veld, waar Simon Verboom en Sacha Brons vertellen over de 3,7 kilometer aan heggen die worden aangelegd, de poelen met stilstaand water voor amfibieën en insecten, de windsingels met pioniersoorten als wilg en populieren. En natuurlijk de fruit- en notenbomen, die straks elk misschien wel honderden kilo’s voedsel opleveren.

Trees Penning de Vries (27) ziet het al voor zich. „Het geeft me hoop dat jonge mensen die bruisen van ideeën dit kunnen verwezenlijken. En dat er een alternatief is voor de landbouw die zo lang als normaal is beschouwd. Ik ben in de buurt opgegroeid tussen de weilanden en dacht altijd dat dat de natuur was. Nu denk ik dat niet meer. Uiteindelijk willen mijn vriend en ik graag kinderen. Ik droom ervan om hier met hen van alles te kunnen plukken.”

Foto Walter Herfst


Winst en omzet Gasunie fors gedaald, vooral door regulering toezichthouder

De omzet en winst van Gasunie is het afgelopen half jaar flink gedaald. In de eerste zes maanden van 2024 had het staatsbedrijf – dat gasleidingen in Nederland en Noord-Duitsland beheert en geld verdient door daar gas doorheen te vervoeren voor derden – een omzet van 696 miljoen euro. Dat is 407 miljoen minder dan in de eerste zes maanden van 2023.

De nettowinst zakte van 266 miljoen naar 95 miljoen euro. Dat staat in de halfjaarcijfers die het bedrijf vrijdag deelde. Die tegenvallende cijfers voor Gasunie werden vooral veroorzaakt door „de regulering waarmee Gasunie in Nederland en Duitsland te maken heeft”, schrijft het bedrijf in een persbericht bij de cijfers.

De opbrengsten van Gasunie worden gecontroleerd door de Autoriteit Consument en Markt en mogen niet boven een bepaald bedrag uitkomen. Dat limiet is er omdat Gasunie als staatsbedrijf geen winst mag maken voor zijn eigen kas. De winst moet uiteindelijk terug worden gegeven aan het land door de winst te verrekenen met lagere tarieven of via nieuwe investeringen.

Toen Rusland in 2022 de gaskraan dichtdraaide, werden de verdiensten van Gasunie hoger dan eigenlijk was toegestaan. Er kwam meer gas vanuit Noord-Amerika en het Midden-Oosten naar Europa, waardoor gas een andere route aflegde door Europese leidingen: meer door Nederland, licht een woordvoerder toe. Het teveel aan opbrengsten worden dit jaar en volgende jaren aan de markt teruggegeven in de vorm van lagere tarieven. Dat gebeurde het afgelopen half jaar al, daarom daalde de winst.

Minder gas

Een andere oorzaak voor de daling in verdiensten is dat Gasunie het afgelopen half jaar simpelweg minder gas vervoerde. In Nederland transporteerde het bedrijf 322 TWh aardgas, 14 procent minder dan in de eerste helft van 2023. In 2024 transporteerde Gasunie „het laagste volume ooit in een eerste helft van het jaar”. In Duitsland vervoerde Gasunie 127 TWh aardgas. Dat is 8 procent minder dan de eerste helft van 2023.

Waardoor komt dat? De winter was relatief zacht en als reactie op de hoge gasprijzen daalde de vraag, zegt de woordvoerder. De dalende omzetcijfers werden iets verzacht door de lagere energiekosten die het bedrijf maakte om het gas te transporteren door de leidingen.

Sinds zo’n vijf jaar werkt Gasunie ook aan het transporteren van warmte en waterstof. Zo wil het bedrijf meedoen aan de energietransitie. In 2050 moet Nederland van het aardgas af, om de CO2 uitstoot terug te dringen. Diederik Samson is sinds deze maand voorzitter van de raad van commissarissen bij de Nederlandse Gasunie en moet bij die transitie helpen.

Tot aan 2030 wil het bedrijf in ieder geval 8 miljard euro uitgeven aan transport en opslag van waterstof, warmte, groen gas en aan de opslag van CO2 onder de grond. Gasunie is een van de exploitanten van Porthos, een project waarbij uitgestoten CO2 grootschalig moet worden opgevangen en opgeslagen onder de Noordzee.

Maar het vervoeren van aardgas blijft voorlopig belangrijk voor Gasunie. Want dit „blijft de komende decennia nodig als aanvulling op en achtervang voor groene energie”, zegt financieel directeur Janneke Hermes in het persbericht. „Totdat de volumes aan waterstof en groen gas zijn gegroeid, zal er aardgas nodig zijn voor industriële processen die moeilijk te elektrificeren zijn en voor elektriciteitsopwekking.”


‘Uitzendkracht? Zzp’er? Superhelder wordt het nooit’

Het is rustig in het hippe kantoor van Temper, op de vijfde verdieping van een bedrijfsverzamelpand in Amsterdam-West. Woensdag is een thuiswerkdag. De glazen plantenkas die dienst doet als vergaderruimte staat leeg, niemand hangt bellend in de schommelstoel. Temper is een zogenoemd flexplatform; bedrijven plaatsen klussen online, freelancers kunnen daarop reageren.

Donderdag zal het op kantoor drukker zijn, zegt chief executive officer Maarten Zoomers. Dan viert Temper met een borrel de overwinning op FNV en CNV. De vakbonden hadden een rechtszaak aangespannen omdat ze vinden dat de freelancers die via Temper aan hun opdrachten komen geen zelfstandigen zijn, maar uitzendkrachten. De rechter ging daar vorige week niet in mee.

Het was een opvallende uitspraak, die ingaat tegen de juridische trend rondom de gig economy. Eerder was FNV wel succesvol in zaken tegen onder meer maaltijdbezorger Deliveroo, taxiplatform Uber en schoonmaakplatform Helpling. Telkens oordeelden rechters dat de platforms de zzp’ers die ervoor werken in dienst moeten nemen – omdat die zo afhankelijk van die platforms zijn dat je ze geen zelfstandige kunt noemen. Uber en Helpling voeren nog procedures bij de Hoge Raad. Zoomers sprak van een „belangrijke uitspraak” voor het in 2015 opgerichte Temper. Volgens hem is het bevestiging dat het model van het bedrijf bestaansrecht heeft.

Waren jullie verrast, gezien de eerdere uitspraken rond andere platforms?

„Ik denk dat het juridisch een logische uitspraak is. Temper is echt anders dan andere platforms. De rechter heeft het Deliveroo-arrest van de Hoge Raad langsgelopen. Daarin staan kwalitatieve criteria: kun je je laten vervangen, kun je onderhandelen over je tarief, verloopt de uitbetaling buiten het platform om. Temper noteerde op al die punten plusjes.

„Toch had ik ook rekening gehouden met een keuze voor de middenweg, waarbij per werkende zou moeten worden bekeken hoe diegene zich beweegt in het economische verkeer, hoe ondernemend degene is. Die heterogeniteit van onze 68.000 freeflexers, zoals wij ze noemen, was ook onderdeel van ons verweer: je kan niet voor hen als groep, die in verschillende sectoren en op allerlei manieren werkt via Temper, bepalen dat ze allemaal werknemer zijn.”

Temper is opgericht met het idee dat we het initiatief weer bij de werkende willen leggen

Een derde scenario was ook mogelijk: namelijk dat Temper een uitzendbureau is. Hielden jullie daar rekening mee?

„Stel, deze zaak eindigt bij de Hoge Raad en dat is de conclusie, dan bewegen wij mee. Daarin verschillen we van bijvoorbeeld Deliveroo, dat vanuit het buitenland met een grote oorlogskas naar Nederland kwam en tegen de wet aan is gaan trappen. Wij zijn hier begonnen, en hebben vanaf het begin geprobeerd dat anders te doen. Door in gesprek te gaan met de Belastingdienst over de dienstbetrekking, door samen te werken met FNV Horeca.

„Temper is opgericht met het idee dat we het initiatief weer bij de werkende willen leggen, flexibiliteit en controle aan hen willen geven. Dat mensen hun werk op hun leven kunnen aanpassen, in plaats van andersom. Zeker mensen die in een winkel, bar of distributiecentrum werken, zitten vast aan roosters en hebben niet altijd die mogelijkheid. Op dit moment is werken met zelfstandigen voor ons het beste model gebleken om die flexibiliteit en controle te bieden, maar we zijn er niet mee getrouwd.”

Intussen is een wet op komst die het eenvoudiger moet maken te bepalen of iemand als zelfstandige mag worden ingehuurd, de VBAR. Het moet de wildgroei aan zzp’ers tegengaan. Hoe kijkt u daar tegenaan?

„Ik vind het goed dat duidelijker wordt wanneer iemand kwalificeert als zelfstandige. Ik vraag me alleen af of deze wet de oplossing is.

„Nu heb je drie smaken: een vaste dienstbetrekking, een uitzendcontract en zelfstandigen. Daar zitten grote verschillen tussen, zowel fiscaal als op het gebied van sociale zekerheid. De overheid probeert nu te verduidelijken wie in welke categorie valt. Maar ik denk dat het een illusie is dat je drie superheldere smaken gaat krijgen. In plaats daarvan kun je beter zorgen dat de drie categorieën meer op elkaar gaan lijken qua zekerheid en kosten die erbij komen kijken. Een freelancer wordt dan bijvoorbeeld wat duurder om in te huren. Als je zorgt voor meer gelijke omstandigheden, hoef je mensen niet meer in hokjes te duwen.”

De Belastingdienst heeft, in aanloop naar de nieuwe wet, aangekondigd het moratorium op handhaving van de regels tegen personele schijnconstructies per 2025 op te heffen. Heeft dat voor jullie gevolgen?

„De Belastingdienst zal binnenkort laten weten hoe die gaat handhaven. Het zorgt voor veel onrust en onzekerheid bij mensen die via Temper werken. Ook bedrijven die opdrachten bij ons aanbieden, schieten in de kramp. Vooral omdat ze niet goed weten hoe ze de arbeidsrelaties met freeflexers moeten duiden. Voor Temper heeft de rechter hier nu duiding aan gegeven, waar ook de Belastingdienst zich aan zal moeten conformeren.”

Nederland heeft de huidige 1,4 miljoen zelfstandigen gewoon nodig

Er zijn bedrijven die uit voorzorg helemaal geen zelfstandigen meer inhuren.

„Daar maak ik me zorgen over. We hebben nog steeds een historisch krappe arbeidsmarkt. Nederland heeft de huidige 1,4 miljoen zelfstandigen gewoon nodig om de economie draaiende te houden. Of het er zoveel moeten zijn, is een andere vraag, maar een groot deel wil helemaal niet in een vast dienstverband. Die gaan we vanaf volgend jaar in onzekerheid storten.

De afgelopen jaren breidde Temper uit naar Engeland en Frankrijk. Vechten jullie daar ook een juridische strijd uit?

„In het Verenigd Koninkrijk heeft platformwerk al echt een duidelijke plek op de arbeidsmarkt. De worker heeft een wettelijke status, tussen de zelfstandige en uitzendkracht in. We groeien daar harder dan in de beginjaren hier. Puur omdat heel veel discussie, angst en onzekerheid die er in Nederland is door een gebrek aan een definitie, daar niet speelt.

„Sinds 2023 zijn we ook in Frankrijk actief. Over die stap was ik behoorlijk sceptisch, het is een sterk vakbondsland. Ik heb een tijdje in de buurt van Parijs gewoond, de trein reed vaker niet dan wel door stakingen. Maar ook in Frankrijk is een speciaal statuut voor platformwerkers gecreëerd; je bent daar auto-entrepreneur. In Engeland hebben we nu wekelijks enkele duizenden actieve freeflexers, in Frankrijk een paar honderd.”

FNV en CNV zeggen in hoger beroep te gaan tegen de uitspraak. Eerder werkte u samen met FNV Horeca. Hoe denkt u nu over de vakbonden?

„Vakbonden vind ik een groot goed. Het is belangrijk dat mensen een stem hebben, en geloof dat een collectief meer kan bereiken dan het individu. Maar in deze zaak heb ik het idee dat de bonden juist het tegengestelde willen bereiken van wat de groep freeflexers echt wil. Zo’n 15.000 Temper-werkers hebben in de procedure aangegeven zich niet door de vakbond te willen laten vertegenwoordigen.

„Ik begrijp dat zo’n bond opereert vanuit de gedachte te kijken naar de bredere arbeidsmarkt, dat hij de positie van arbeiders wil beschermen. Maar dit gaat om een nieuwe generatie, die anders naar werk kijkt. Liever ga ik in gesprek over hoe we de arbeidsmarkt voor hen vormgeven. Het is jammer dat het nu via de rechter moet, want na een hoger beroep volgt waarschijnlijk nog de Hoge Raad. Dan ben je drie jaar verder, en wellicht ingehaald door nieuwe wetgeving. De echte winnaars, en ik gun ze hun droge boterham, zijn hier de advocaten.”


De online datingindustrie is over zijn hoogtepunt. Hoe ziet het speelveld er nu uit voor de apps?

Moederbedrijf van datingapp Tinder, Match Group, maakte deze week een koerssprong van ruim 11 procent. Dat gebeurde nadat bekend werd dat de activistische belegger Starboard Value een belang van bijna 7 procent neemt in Match én het bedrijf onder grote druk gaat zetten om meer winst te maken.

Dat lijkt ook nodig. Want hoewel datingapps de afgelopen tien jaar hard groeiden, is de rek er inmiddels uit. Volgens de Britse zakenkrant The Financial Times haken vooral jonge vrouwen af, omdat zij door het gebruik van de apps onder meer burn-outklachten ervaren. Ze raken oververmoeid van al die dates die nergens op uitlopen. En Gen Z, van grofweg 18 tot 27 jaar, vindt datingapps commercieel en duur, blijkt uit peilingen van onderzoeksbureaus Statista en Generation Lab. Het aantal betalende gebruikers neemt af, terwijl die voor datingapps juist de belangrijkste inkomstenbron zijn.

Het aanbod in de online datingindustrie is groot: van Happn, dat vrijgezellen die bij elkaar in de buurt zijn aan elkaar probeert te koppelen, ‘exclusieve’ apps met strenge toelatingseisen op het gebied van inkomen en uiterlijk als Inner Circle en Raya, tot apps die alleen op donderdag werken of zich specifiek richten op mensen die niet in de stad wonen.

Hoe ziet het speelveld voor datingapps er nu uit? Wie zitten er achter de in Nederland veel gebruikte apps, en hoe verdienen deze bedrijven hun geld?

TinderMet 75 miljoen gebruikers de grootste datingapp ter wereld

Het concept is simpel: je maakt een profiel met foto’s aan, stelt je voorkeuren in en begint met swipen. Tinder is onderdeel van Match Group, dat ook eigenaar is van andere datingapps, zoals Hinge.

Het verdienmodel draait grotendeels op betaalde abonnementen. De goedkoopste van de vier betaalde abonnementen is rond de 10 euro per maand. Je ziet dan onder meer geen advertenties en kan andere gebruikers onbeperkt naar rechts swipen. Bij duurdere modellen horen nog meer mogelijkheden, zoals van tevoren zien wie jou heeft ‘geliket’.

Datingapps zijn jaren goed geweest voor veel mensen. Maar voor de nieuwste generatie werkt het niet meer

Renate Nyborg
ex-topvrouw Tinder

Het afgelopen anderhalf jaar daalde het aantal betalende gebruikers van meer dan elf miljoen naar minder dan tien miljoen. Ex-topvrouw van Tinder Renate Nyborg zei eerder tegen NRC dat datingapps ten dode zijn opgeschreven. „Datingapps zijn jaren goed geweest voor veel mensen. Maar voor de nieuwste generatie werkt het niet meer.” Ze zag dat datingapps klachten van eenzaamheid en depressiviteit bij jongeren verergerden.

Moederbedrijf Match draaide in 2023 een omzet van 3,3 miljard dollar, een lichte groei ten opzichte van het jaar ervoor. Veruit het grootste deel van de omzet, 98 procent, is afkomstig uit betaalde abonnementen. Hoe die verdeling bij Tinder precies is, splitst het bedrijf niet uit. Maar het beeld zal niet veel verschillen, gezien Tinder goed is voor ruim twee derde van de omzet. De winst van Match is de afgelopen twee jaar verdubbeld.

Dus of het zo slecht gaat? Het aantal betalende gebruikers neemt af, maar verder blijkt niet uit de cijfers dat het bedrijf het zwaar heeft. Toch is het, gezien de dalende beurskoers de laatste jaren, wel beneden verwachting van beleggers.

Lees ook

Oud-topvrouw Tinder: ‘Voor de nieuwste generatie werken datingapps niet meer’

Renate Nyborg groeide op in Emmeloord en ze heeft een Nederlandse moeder. Ze spreekt vloeiend Nederlands.

BumbleNa Tinder de tweede populairste app met zo’n 12,3 miljoen actieve gebruikers

Bij een match tussen een man en een vrouw zetten op Bumble vrouwen de eerste stap in het gesprek. Bij een match heeft de vrouw 24 uur om een berichtje te sturen. Doet ze dat niet, dan vervalt de match. Deze regel geldt niet bij een match tussen mensen van hetzelfde geslacht. Dan hebben beide gebruikers 24 uur om een gesprek te starten.

Whitney Wolfe Herd, die de app in 2014 lanceerde en eerder ook bij Tinder werkte, noemt Bumble een „feministische datingapp”. Ze was geïnspireerd door haar eigen frustratie over daten, waarbij als norm gold dat de man de eerste stap zet.

Oprichter Whitney Wolfe Herd noemt Bumble een ‘feministische datingapp’

Net als Tinder verdient Bumble vooral aan betalende abonnees, waarvan het er zo’n 2,5 miljoen heeft. Bijvoorbeeld aan de levenslange abonnee, die eenmalig ongeveer 280 euro betaalt. Wie geen abonnement wil, kan losse ‘Spotlights’ (een functie waardoor je profiel dertig minuten lang door meer mensen wordt gezien) of ‘SuperSwipes’ (waarmee je een mogelijke match laat zien dat je écht geïnteresseerd bent) kopen.

In februari verlaagde Bumble (sinds 2021 beursgenoteerd) de omzetverwachting en maakte het bekend zo’n 350 werknemers te ontslaan, ongeveer een derde van het totaal. Eerder kondigde oprichter Wolfe Herde al aan af te treden. Sinds het beursdebuut in New York begin 2021 daalde het aandeel met ruim 87 procent.

Bumble draaide vorig jaar een verlies van 1,9 miljoen dollar, op een omzet van ruim 1 miljard. Het jaar ervoor was het verlies 114 miljoen dollar, met een omzet van 900 miljoen dollar.

GrindrVan alle beursgenoteerde datingapps de app die het best presteert

Van alle beursgenoteerde datingapps doet Grindr – voor homoseksuele en biseksuele mannen, trans- en queerpersonen – het het best. De aandelen van het bedrijf stegen in een jaar tijd met ruim 100 procent. Grindr heeft tussen de twaalf en dertien miljoen actieve gebruikers.

Net als voor Tinder en Bumble zijn betaalde abonnementen de belangrijke inkomstenbronnen. Met Grindr XTRA kun je onder meer zien wie er online is.

Grindr werd in 2009 opgericht door de Amerikaanse ondernemer Joel Simkhai. Eind 2022 ging het bedrijf naar de beurs, via een SPAC (een lege beurshuls waar je als bedrijf mee fuseert).

Gebruikers van Grindr verdwijnen niet van de app als ze een vaste partner gevonden hebben

Linda Duits
mediawetenschapper

Grindr draaide het afgelopen jaar een omzet van 259 miljoen dollar, een groei van een derde vergeleken met het jaar ervoor. Wel noteerde het daarbij een verlies van 55 miljoen dollar. Het gros van de inkomsten (ruim 86 procent) komt uit betalende gebruikers, of gebruikers die eenmalig iets kopen. De app heeft 937.000 gebruikers die er maandelijks geld voor betalen. Dat aantal is de afgelopen jaren flink toegenomen, in 2022 lag dat nog bijna een vijfde lager.

Mediawetenschapper Linda Duits zei eerder tegen het Financieele Dagblad dat apps als Grindr en Feeld hun succes danken aan het feit dat ze opener en duidelijker zijn over het doel van een match, namelijk seks. „Deze gebruikers verdwijnen niet van de app als ze een vaste partner gevonden hebben, dus leveren langer inkomsten op voor de apps. En omdat het een niche betreft, zijn mensen sowieso bereid meer te betalen. Dat zien we ook bij porno.”

FeeldNaar eigen zeggen de datingapp voor ‘open-minded’ individuen

Op Feeld zijn gebruikers transparant over hun verlangens. Voordat je op date gaat, weet je precies wat je van de ander kunt verwachten en of je seksuele voorkeuren en verlangens bij elkaar passen. Je kunt bijvoorbeeld aangeven op zoek te zijn naar interacties in de vorm van ‘friends with benefits’, ‘ethische non-monogamie’, telefoonseks of bdsm. De app geeft daarnaast zo’n twintig opties voor genderoriëntatie. Van androgyn, cis-vrouw of -man, genderfluïde tot genderneutraal.

Feeld werd in 2014 opgericht in het VK door de ontwerpers Ana Kirova en Dimo Trifonov, nadat het stel zelf ging experimenteren met een open relatie. Ze merkten dat er weinig apps waren voor bijvoorbeeld stellen die een derde persoon zochten om mee te daten. Daarom ontwikkelde Trifonnov de app 3nder (uitgesproken als Thrinder). Na een aanklacht van Tinder over eigendomsrechten veranderden ze de naam in Feeld.

Het aantal uitgaven van gebruikers op Feeld steeg vorig jaar volgens onderzoekssite data.ai met 107 procent

Volgens onderzoekssite data.ai is het aantal uitgaven dat gebruikers op de app deden vorig jaar met 107 procent gestegen. Het gaat om uitgaven voor voor abonnementen of eenmalige betalingen voor zogeheten ‘Pings’, waarmee je direct in het scherm van een andere gebruiker kunt komen zonder dat die ander jou gezien heeft.

Feeld meldde in 2019 dat er via de app maandelijks ongeveer 360 duizend connecties werden gemaakt. Vorig jaar lag dat getal rond de 2 miljoen. Het bedrijf maakt niet bekend hoeveel gebruikers de app precies heeft. Met het Feeld ‘Majestic’-lidmaatschap kunnen gebruikers onder andere onbeperkt likes sturen en zien wanneer andere gebruikers voor het laatst op de app zijn geweest.

BreezeDe Nederlandse datingapp die gebruikers zo snel mogelijk samen in een café wil krijgen

Gebruikers van de Nederlandse datingapp Breeze krijgen slechts twee keer per dag maximaal twintig profielen te zien. Vanaf zeven uur ‘s ochtends en zeven uur ‘s avonds. Als je een match hebt, vul je meteen een datumprikker in. De app kiest een café in de buurt en reserveert een tafel. Je betaalt Breeze 9 euro voor het organiseren van de date. Het eerste drankje is bij de prijs inbegrepen. Voorafgaand aan de date is chatten geen optie.

Breeze heeft er geen baat bij om gebruikers lang op de app te houden, want het bedrijf verdient pas geld als gebruikers op date gaan. De app heeft partnerschappen met horecazaken, voor wie Breeze-dates voor meer klandizie zorgen en die het eerste drankje daarom van het huis geven. Afgezien van de transactiekosten is de betaling voor de date dus geheel voor Breeze zelf.

Breeze is in 2020 opgericht door zeven oud-studenten van de TU Delft. Twee van hen vonden hun partner via de app. Breeze heeft 34 medewerkers en ruim 100.000 maandelijkse gebruikers in Nederland, België, Duitsland en Londen. Vorig jaar vonden in Amsterdam 24.000 Breeze-dates plaats.

We wilden een app ontwikkelen waarbij gebruikers daadwerkelijk met elkaar op date gaan

Marco van der Woude
mede-oprichter Breeze

„We wilden een app ontwikkelen waarbij gebruikers daadwerkelijk met elkaar op date gaan”, zegt mede-oprichter Marco van der Woude (29). „Doordat je vooraf geld betaalt, ga je al een zekere commitment aan en is de kans kleiner dat jij of de ander afzegt.”

Dat de populariteit van datingapps afneemt, zegt Breeze niet te merken. Het bedrijf is volgens de oprichters juist aan het groeien. Het plan is om dit jaar nog uit te breiden naar Parijs en andere steden in Engeland. De winst en omzet willen ze niet delen. Van der Woude: „Na corona willen mensen niet meer swipen op de bank, maar juist de deur uit en echt op date.”


Regelgevers en toezichthouders proberen achter de innoverende AI-bedrijven aan te racen

Meerdere woningbouwcorporaties in Nederland gebruiken kunstmatige intelligentie (AI) om fraude op te sporen. Winkels zetten AI in om gedrag van klanten te observeren en mogelijke dieven er tijdig uit te pikken. En er zijn sportscholen waarbij het gedrag van klanten voortdurend wordt gefilmd en met AI geanalyseerd, zodat er geautomatiseerd alarm kan worden geslagen als iemand zich afwijkend gedraagt.

Of dat ook allemaal mag, hangt af van de Europese AI-wet die februari 2025 in werking treedt. En dan vooral hoe die wordt uitgewerkt en gehandhaafd. Een van de problemen is dat technische details daarin nog niet zijn uitgewerkt. Zo staat er in de verordening bijvoorbeeld dat ‘emotieherkenning’ op de werkplaats en in het onderwijs tegen de wet is. Maar of het filmen en analyseren van iemands gedrag en bewegingen ook een vorm is van emotieherkenning, is nog onduidelijk.

Lees ook

Wat de AI-act betekent voor Europese burgers

Voetbalfans laten hun gezicht scannen met een camera, tijdens een test met gezichtsherkenning bij voetbalclub NEC. Gezichtsherkenning bij voetbalwedstrijden mag waarschijnlijk niet meer onder de nieuwe AI Act.

De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) maakt zich daar zorgen over, bleek tijdens de presentatie van een halfjaarlijkse rapportage over AI en de risico’s van algoritmes in Nederland. Er is een wildgroei aan AI-toepassingen door bedrijven en overheden en een gebrek aan democratische controle en toezicht daarop. Ook omdat het onderwerp veel beleidsmakers vooralsnog boven de pet gaat.

Maar hoe kan het anders? Daarop bestaan geen gemakkelijke antwoorden, zeggen Sven Stevenson en Gerald Hopster van de ‘directie coördinatie algoritmes’, een afdeling van de AP die is opgezet om de ontwikkelingen op AI-gebied te monitoren en het toezicht voor te bereiden. Het is „complex” en „een proces van lange adem”.

Ook het toezicht is nog pionieren

Sven Stevenson
AP

Slechts waarschuwen

Grote technologiebedrijven innoveren in hoog tempo en zijn in een onderlinge wedloop verwikkeld. Voortdurend worden nieuwe AI-toepassingen op de markt gebracht. Op hun manier racen de regelgevers en toezichthouders daar achteraan. Ze zien de nieuwe producten en het toenemend gebruik daarvan in alle lagen van de maatschappij, maar ze kunnen nog weinig anders dan waarschuwen en oproepen tot „waakzaamheid”.

De in ongebruikelijk hoog tempo aangenomen Europese wet is nog niet van kracht. De nationale toezichthouders zijn nog niet aangesteld. De technische specificaties nog niet geschreven.

„Ook het toezicht is nog pionieren”, zegt Stevenson. Toezichthouders onderling discussiëren in deze fase veel over wát ze zien en hoe ze het noemen. Is een niet vlekkeloos werkende zelfrijdende auto een ‘risico’, een ‘gevaar’ of een ‘incident’? Om te kunnen regelgeven en handhaven op de mondiale markt „is het extreem belangrijk dat zoveel mogelijk mondiale consensus ontstaat”, zegt Stevenson.

De Europese AI-verordening schrijft bijvoorbeeld voor dat „manipulerende AI-systemen” (gemaakt om te misleiden) worden verboden. En dat de systemen die worden gebruikt bij processen waar discriminatie en profilering op de loer liggen, aan „hoge standaarden” moeten voldoen. Maar de onderliggende technische specificaties van die standaarden zijn voorlopig nog niet af. En zullen dat waarschijnlijk ook nog niet zijn als de wet wél in werking treedt. Het blijft dus nog geruime tijd onduidelijk welk AI-systeem in de ogen van de wetgevers goed genoeg is, bijvoorbeeld om gebruikt te worden in gevoelige processen bij overheden.

Uit een enquête onder lokale overheden door de AP blijkt intussen dat onder meer gemeenten en gemeenteraadsleden worstelen met de complexiteit. AI komt steeds vaker terug in hun werk. Gemeenten gebruiken bijvoorbeeld gezichtscans bij de balie voor paspoortaanvragen en in het beoordelen van bijstandsaanvragen. Ze delen parkeerboetes uit op basis van wat auto’s met camera’s met AI registreren.

Hopster: „De gemeenten hebben veel extra taken gekregen. Die zitten dicht bij de burger. En die is afhankelijk van de overheid. De keuzes en effecten zijn dus politiek. Die moet je bespreken. Maar dat gebeurt lang niet altijd.” Uit de enquêteresultaten spreekt onder meer dat (lokale) politici behoefte hebben aan handvatten, keurmerken. Maar ook om die te maken geldt dat er eerst heldere specificaties moeten zijn.

Versnellen lukt niet

Over de technische specificaties van de nieuwe Europese AI-wet wordt vergaderd in zogenoemde standaardiseringscommissies. Betrokken bedrijven praten daar ook mee. Het zijn trajecten van jaren, waar uiteindelijk de Europese Commissie nog een klap op moet geven. Het lukt niet dat te versnellen. Stevenson: „Je wilt echt dat ze technisch compleet zijn. Er moet ook niet te veel interpretatieruimte zitten in hoe je daarmee om kunt gaan.”

Uiteindelijk zullen er standaarden komen. En afspraken over periodieke evaluaties en audits voor AI-systemen. „Daarmee geef je raadsleden en parlementariërs ook handvatten om de wethouder of minister mee te bevragen.” Dat is toekomstmuziek. Tot die tijd „vergt het nog best wat uitpluizerij”.


Willen warmtenetten nog slagen, dan zal de overheid naar voren moeten treden

Raken de klimaatdoelen nog verder uit zicht, nu twee energiereuzen – Vattenfall en Eneco – de aanleg van grootschalige warmtenetten voor bestaande woningen stilleggen? Vattenfall maakte afgelopen vrijdag bekend voorlopig op te houden met het bouwen van warmtenetten voor bestaande woningen door „verslechterende marktomstandigheden”. Om diezelfde reden stopte Eneco de afgelopen maanden ook al met meerdere grote warmtenetprojecten in Amsterdam en Utrecht.

In 2050 moeten alle woningen en gebouwen in Nederland van het aardgas af, om de CO2-uitstoot terug te dringen. Warmtenetten zijn cruciaal om dat doel te bereiken in de grote steden, omdat er voor sommige huizen niet veel andere mogelijkheden zijn om van het aardgas af te gaan. Groepen huizen die dicht op elkaar staan, kunnen een aansluiting krijgen op het warmtenet (stadswarmte). Via buizen onder de grond krijgen die huizen dan (rest)warmte van bijvoorbeeld een industrie uit de omgeving. Op die maner kunnen huizen worden verwarmd zonder aardgas.

Vorig jaar hadden zo’n 450.000 woningen een aansluiting op een warmtenet, volgens Natuur en Milieu. Het doel is om in 2030 een half miljoen woningen via warmtenetten van warmte te voorzien. Vattenfall was van plan de komende jaren minimaal zo’n 7.000 woningen per jaar aan te sluiten op stadswarmte in de bestaande bouw.

Hoewel de ambities van de overheid en bedrijven hoog zijn, kwamen de afgelopen maanden juist veel warmtenetprojecten stil te liggen. In april gebeurde dat in veel wijken in Rotterdam, terwijl daar juist een gigantische warmtebron staat: de Rotterdamse haven. In diezelfde maand stopte Eneco ook met een groot project in Overvecht-Noord in Utrecht. Vorige maand legde Eneco in het Amsterdamse Amstelkwartier een project stil. In het noorden van Rotterdam gaat Eneco wel door. Vorige week zei Vattenfall te stoppen met de bouw van alle warmtenetten voor al bestaande woningbouw.

Zeggenschap

Dit komt niet als verrassing. Zo’n twee jaar geleden waren private warmtebedrijven niet blij met het besluit van toenmalige klimaatminister Rob Jetten om de Rijksoverheid voor meer dan de helft eigenaar te maken van het warmtenet (waarvan nog niet zeker is of het nieuwe kabinet ermee doorgaat). Het doel daarvan: betaalbaarheid en duurzaamheid garanderen. Maar commerciële energiebedrijven willen zeggenschap houden over het warmtenet om invloed te kunnen houden over hun inkomsten. Kort na het besluit kondigde Vattenall al aan sommige projecten te ‘pauzeren’.

Tel daarbij op dat de materiaalkosten voor het aanleggen van warmtenetten hoog zijn, terwijl de vraag ernaar onzeker is. Warmtebedrijven moeten veel geld investeren in bijvoorbeeld nieuwe pijpleidingen en warmtewisselaars. Die hoge kosten willen de bedrijven uitsmeren over een grote groep gebruikers. Maar dat laatste is grillig. Sommige huishoudens kiezen bijvoorbeeld voor een warmtepomp in plaats van een aansluiting op het warmtenet. Bij sommige huishoudens gaat de energievraag überhaupt naar beneden door betere isolatie. Voor het klimaat is dat goed, maar het betekent wel dat de vraag naar warmte van het warmtenet lager zal zijn.

Dat is een negatieve spiraal. Hoe lager de vraag, hoe hoger de kosten voor huishoudens die wél gebruik maken van het warmtenet. Door de hoge energierekening zullen weer minder huishoudens geïnteresseerd zijn in een aansluiting.

Onderzoeksinstituut TNO zag de energierekening van huishoudens met een aansluiting op het warmtenet al flink omhoog gaan over de jaren, maar dat gold ook voor warmte uit aardgas. Tussen 2019 en 2023 waren de warmtetarieven met 62 procent gestegen, schreven de TNO-onderzoekers in maart. Dat kwam door de gestegen gasprijzen tijdens de energiecrisis van 2022.In Nederland mag een contract voor een warmtenet niet duurder zijn dan een gascontract, waardoor het maximumtarief van warmtenetten kan meestijgen met gasprijzen. Tijdens de energiecrisis betaalde huishoudens met een aansluiting op het warmtenet dus ook meer. Jetten besloot als reactie daarop een spoedmaatregel aan te kondigen die de tarieven moet verlagen. Bedrijven als Vattenfall kunnen daardoor hun kosten minder goed dekken.

„Vattenfall ziet geen kans meer om klanten die in de bestaande bouw overgaan van gas op stadswarmte ook in de toekomst aantrekkelijke tarieven te bieden, zonder dat het warmtebedrijf zelf financieel ongezond wordt”, schreef het bedrijf afgelopen vrijdag op zijn site als toelichting op zijn besluit.

Grote spelers

Verschillende commerciële en overheidsbedrijven investeren in warmtenetten, maar Vattenfall en Eneco zijn grote spelers. Hun besluit is daarom slecht nieuws voor de verduurzaming van steden. Vooral mensen met oude, slecht geïsoleerde woningen hebben geen alternatief om van het gas af te gaan, zegt hoogleraar energie-economie Machiel Mulder telefonisch vanuit de Rijksuniversiteit Groningen. Een warmtepomp is voor zo’n oude woning niet genoeg. Het bereiken van het 2050-klimaatdoel was al ambitieus, en is nu nog verder weg.

Wat nu? Twee experts – Mulder en onderzoeker Sara Herreras, die op warmtenetten promoveert aan de Universiteit Utrecht – denken dat het nu aan de overheid is om meer risico’s te durven nemen. Om de klimaatdoelstellingen te halen moet het Rijk genoegen nemen met het lage rendement van de warmtenetten, iets wat commerciële bedrijven niet zo snel zullen doen. Herreras: „Maar dat zal lastiger worden dan de overheid denkt.”


Afslankmiddel Wegovy: ‘veilig en effectief’, toch niet vergoed

Ja, patiënten die Wegovy gebruiken vallen gedurende twee jaar flink af. Het medicijn werkt. Maar voor hoelang? Wat als je lichaam er na acht jaar aan gewend raakt en je weer aankomt? Daalt met het medicijn ook het risico op andere aandoeningen die met de chronische ziekte obesitas komen, zoals hartaanvallen? En zo ja, hoelang houdt dat effect aan? Oftewel: wat doet het middel met de toekomstige zorgkosten van mensen met obesitas?

De antwoorden op die vragen zijn voor Zorginstituut Nederland dusdanig onduidelijk dat het vooralsnog niet kan adviseren Wegovy, een zusje van het diabetesmiddel Ozempic, op te nemen in het basispakket. Dinsdag maakte het Zorginstituut bekend dat het minister Fleur Agema (Volksgezondheid, PVV) adviseert om semaglutide (merknaam Wegovy) nog niet op te nemen in het basispakket, omdat fabrikant Novo Nordisk „de kosteneffectiviteit nog onvoldoende onderbouwt”.

„Er zijn te veel en te grote onzekerheden”, zegt adviseur van Zorginstituut Nederland Lonneke Timmers. Vooral voor een medicijn dat zo duur is als Wegovy. 4,2 miljoen mensen zouden ervoor in aanmerking kunnen komen, en dat betekent een grote hap uit het zorgbudget: semaglutide kost per gebruiker per jaar 2.750 euro. De totale kosten komen daarmee ver boven de 10 miljoen euro per jaar te liggen – vanaf dat bedrag moet een fabrikant de kosteneffectiviteit van een medicijn verantwoorden. Wegovy zou voor 670.000 patiënten in het derde jaar dat zij het middel gebruiken 1,3 miljard euro meer kosten dan de huidige uitgaven aan de reeds beschikbare medicijnen.

Stuk effectiever

Maar het is wel een stuk effectiever dan die beschikbare medicijnen: mensen met overgewicht vallen er gemiddeld 9,4 procent meer van af dan met liraglutide (merknaam Saxenda), dat al vergoed wordt voor mensen met een body mass index (BMI) vanaf 35 en die al meededen aan een programma om gezonder te eten en bewegen, of die een verhoogd risico hebben op ziektes gerelateerd aan hun gewicht.

Daarom hoopt het Zorginstituut op een nieuwe aanvraag van Novo Nordisk, met een betere onderbouwing van de kosteneffectiviteit. Als een middel veel geld kost maar de kostenanalyse wel helder is, kan het Zorginstituut bijvoorbeeld nog adviseren bepaalde voorwaarden te stellen, bijvoorbeeld voor een selecte groep patiënten en met een prijsafspraak. „In dit geval was het gewoon zo dat we veel dingen uit de berekeningen niet snapten, omdat het model niet transparant was. Er werden bijvoorbeeld scenario’s met een bepaalde uitkomst voorgelegd, maar die uitkomst was voor ons niet altijd logisch.”

Intussen is er ook nog steeds een wereldwijd tekort aan semaglutide (de werkzame stof) voor diabetespatiënten. Vergoeding van Wegovy vergroot de vraag daarnaar alleen maar. Daarom zou vergoeding van het middel voor overgewicht en obesitas volgens het Zorginstituut pas in moeten gaan als die tekorten zijn opgelost.

Belangrijk, zegt Timmers, is ook dat er een maatschappelijk debat gevoerd wordt over de omgang met obesitas en overgewicht. Moet dat met medicatie, of door meer in te zetten op bijvoorbeeld preventie en leefstijl? „In het duurste scenario gaat dit om 1,3 miljard euro extra per jaar. Het grote maatschappelijke vraagstuk is dan: willen we daar ons geld aan uitgeven als maatschappij?”

Liesbeth van Rossum, internist-endocrinoloog en voorzitter Partnerschap Overgewicht Nederland:
‘Teleurstellend, maar snap de afweging’

„Volgens de wetenschap is dit middel veilig en effectief. Ik vind het teleurstellend voor patiënten dat het op dit moment niet toegevoegd wordt aan het basispakket, maar ik snap ook de maatschappelijke afweging van het Zorginstituut. Er is onduidelijkheid over de mogelijk grote aantallen en hoge kosten. Dan snap ik dat het Zorginstituut voorlopig geen positief advies kan geven.

„Toch zijn die kosten wel te nuanceren: als iedereen die ervoor in aanmerking komt Wegovy ook zou gebruiken, zou dat inderdaad op maximaal 1,3 miljard euro extra uitkomen. Maar dat zou nooit gebeuren, want een van de voorwaarden is dat je als patiënt dan ook mee moet doen aan een programma voor een gezondere levensstijl, en dat wil of kan lang niet iedereen. Bijvoorbeeld vanwege lichamelijke of verstandelijke beperkingen, het tekort aan leefstijlcoaches of een drukke baan. Een realistischer scenario komt uit op 59 miljoen euro extra kosten. En daartegenover staan de kosten die je bespaart, bijvoorbeeld op het gebied van de ruim tweehonderd andere ziekten die obesitas veroorzaakt. Obesitas kost de maatschappij op dit moment 79 miljard euro per jaar.

„De vraag die nu ook gesteld wordt, is of we niet te veel gaan medicaliseren. Dat doen we al, maar die mensen heten geen obesitaspatiënt maar kankerpatiënt, hoge bloeddruk-patiënt, astmapatiënt of diabetespatiënt. Aandoeningen die vaak gevolg zijn van obesitas. Ik zie het zo: de obesitasepidemie is een kraan die openstaat boven een bad dat al vol is. De kraan kan de overheid dichtdraaien met preventie. Maar dan is het bad nog te vol.

„Een roker met longkanker geef je ook chemotherapie of een operatie, in plaats van accijnsverhoging op z’n pakje sigaretten. Dat haalt die knobbel niet weg. Bij obesitas is het niet anders. Leefstijl is belangrijk, maar we weten dat dat bij velen niet genoeg is om van obesitas af te komen. Dat geldt ook voor de beschikbare middelen: mensen met ernstige obesitas zijn niet genezen door een gewichtsafname van 5 à 10 procent, daar is een krachtiger middel voor nodig.”

Natasja Wijling, obesitaspatiënt en co-voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Overgewicht en Obesitas:
‘Slecht nieuws’

„Wij vinden het begrijpelijk dat het Zorginstituut naar de kosteneffectiviteit kijkt, maar voor patiënten is het slecht nieuws. Obesitas is een chronisch terugkerende ziekte en de behandelingen die er zijn werken niet voor iedereen even goed. De meeste mensen hebben al van alles geprobeerd, zijn ten einde raad en staan voor het laatste station: operatie of medicatie. Nu is er een middel dat betere resultaten belooft dan de medicatie die er al is, en dan wordt het niet vergoed. Dat is wrang. Wat je ziet is dat mensen het illegaal proberen te krijgen en het zonder enig medisch toezicht gebruiken. Dat zegt iets over de wanhoop. De overheid moet zich naast preventie ook op behandeling richten. Mensen die nu al leven met obesitas willen geholpen worden. Ik zie bij patiënten vooral teleurstelling.”

Jochen Mierau, hoogleraar economie van de volksgezondheid:
‘Kan me erin vinden’

„Ik kan me wel vinden in dit advies. De kerntaak van het Zorginstituut is kijken of de gezondheidswinst de kosten billijken. Vergoeding van Wegovy kan de kosten van apotheekzorg in één klap van 5 naar 6 miljard laten stijgen. Op het totale zorgbudget is dat 2 procent extra. Dan gaan ook de premies omhoog en komt de solidariteit in ons zorgstelsel onder druk.

„Bovendien is onzeker of er voldoende grondstoffen voor semaglutide zijn, en voldoende personeel om mensen een begeleidend leefstijlprogramma te bieden. Het kabinet wil een miljard bezuinigen op preventie. In het duurste scenario zou Wegovy voor 1,3 miljard op het zorgbudget drukken. Dat geld kunnen we toch beter steken in bestaanszekerheid, beweging en lagere btw op groente en fruit? Dit is een schoolvoorbeeld van medicalisering van een maatschappelijk probleem.

„Wegovy heeft absoluut waarde voor patiënten, maar de prijs is te hoog. Kijk je dan naar de belastingbetaler of naar de fabrikant? Novo Nordisk is goed voor een beurswaarde van 634 miljard dollar, meer dan de helft van het bruto binnenlands product van Nederland. Je kunt de groep die het middel vergoed krijgt beperken, maar de omzet voor de fabrikant zit in grote aantallen. We komen in een dubbel verdienmodel: de voedelindustrie maakt ons dik en de farmaceutische industrie verkoopt ons afslankmiddelen. Er is een sterke lobby tegen het reguleren van de ongezonde omgeving, en vóór toelating van medicijnen. De lobby voor het reguleren van de obesogene omgeving heeft geen verdienmodel.”


Nederlander wint twee zaken tegen X over ‘shadowbanning’. ‘Alsof je mond wordt afgeplakt’

Danny Mekic (37) is weer uit de digitale schaduw gekropen. Daar zat hij in sinds X (voorheen Twitter) op 11 oktober 2023 zijn account onvindbaar maakte. Hij kon nog steeds tweets publiceren via @DannyMekic. Maar bijna niemand zag ze meer. Mensen die interesse hadden in zijn berichten en die op zijn naam zochten, konden hem ook niet vinden op X, waar hij een betaald account heeft. „Het is een rare gewaarwording”, vertelt hij telefonisch. „Alsof je mond wordt afgeplakt.”

Het bedrijf deed dat zonder hem vooraf te waarschuwen of hem überhaupt te informeren. Een manier om contact op te nemen met X om informatie te vragen of te klagen was er evenmin. Weken nadat hij had gemaild kreeg hij een nietszeggend mailtje terug.

Inmiddels is de shadowban weer opgeheven. Het was een foutje, heeft het bedrijf Mekic na de nodige juridische druk laten weten. De aanleiding bleek een tweet waarin hij verwees naar een NOS-artikel over het massaal scannen van online communicatie op mogelijke kinderporno. Die was door een geautomatiseerd programma als verdacht aangemerkt, vermoedelijk omdat het woord ‘kinderporno’ er in voorkwam.

Het voelt goed om gelijk te krijgen. Ik ga weer vaker wat posten

Inzage in het besluit

Mekic is jurist en bedrijfskundige. Hij promoveert in Leiden op onderzoek naar het recht op menselijke waardigheid in relatie tot digitale technologieën. Hij is daardoor bovenmatig geïnteresseerd in socialemediabedrijven, privacy en de impact van technologie.

Toen X niet reageerde op zijn vragen en verzoeken naar aanleiding van zijn shadowban begon hij twee rechtszaken tegen het bedrijf. Een op basis van de nieuwe Europese digitale dienstenwet, die de positie van consumenten ten opzichte van online platformbedrijven heeft versterkt. En een op basis van de privacywet. Hij eiste onder meer inzage in het besluit, een kopie van de gegevens die het bedrijf van hem heeft en met wie die informatie is gedeeld. „X heeft eerder gezegd vermoedens van kindermisbruik automatisch te delen met een Amerikaanse kindermisbruikwaakhond. Die kan dat weer doorgeven aan de politie. Stel, je wordt als kindermisbruiker geregistreerd in Amerika en komt het land niet meer in, dacht ik.”

Begin deze maand is Mekic in beide zaken in het gelijk gesteld, blijkt uit de vonnissen, waarvan één inmiddels online staat. De rechtbank Amsterdam draagt het bedrijf daarin op alsnog aan het verzoek om informatie van Mekic te voldoen. En hem een toegankelijke manier te bieden om bezwaar aan te tekenen als zoiets opnieuw gebeurt. Als X daar niet tijdig gehoor aan geeft, moet het een dagelijkse dwangsom betalen.

„Het voelt goed om gelijk te krijgen. Ik ga weer vaker wat posten”, zegt Mekic. Het heeft wel negen maanden geduurd. „Hoe lang moet je wachten tot je weer mee mag doen in de samenleving?” Hij hoopt met de rechtszaken „voor anderen een steentje te hebben bijgedragen”. „Want dit moet natuurlijk stoppen.”

Censuur

Maar wát eigenlijk precies? Een shadowban is een complex begrip. Het gaat om het onvindbaar maken van de posts van een gebruiker door een online platform, zonder het account te schrappen en zonder de persoon daarover te informeren.

Af en toe ontstaat er ophef over. Vaak onder activisten, die de indruk hebben dat ze worden gecensureerd. Dat kunnen bedrijven zoals X en Meta (van Facebook en Instagram) doen door accounts onvindbaar te maken. Er is ook een subtielere vorm, waarbij de algoritmes van online platformen omstreden berichten extra snel naar de achtergrond laten verdringen.

Lees ook

‘Desinformatie’ over vaccins bestrijden. Wat deden ambtenaren achter de schermen

Een protestmars in Amsterdam in 2021 tegen de coronamaatregelen.

Over blokkeren en shadowbannen was tijdens de coronapandemie veel te doen, onder meer omdat accounts werden gedempt die tegen vaccinatie waren. Dat gebeurde soms zelfs op aandringen van de overheid. Na de aanval van Hamas op 7 oktober hadden bijvoorbeeld pro-Palestijnse activisten de indruk dat ze structureel ‘geshadowbanned’ werden.

Hoe vaak dat gebeurt, is onduidelijk. Niet communiceren over een blokkade is immers een van de kenmerken van het fenomeen shadowbanning. Omdat mensen er geen bericht van krijgen, komen ze er lang niet altijd achter. En het is moeilijk om erover te klagen, precies wat Mekic in een van de twee zaken betoogt. Bij de Autoriteit Consument en Markt, de bevoegde toezichthouder onder de Europese digitale dienstenwet (DSA), is tot nu toe drie keer over shadowbanning geklaagd sinds de DSA in februari in werking trad.

Lees ook

Hoe de nieuwe digitale dienstenwet je controle moet geven over wat je online ziet

Voor de topgroep van negentien heel grote online platforms en zoekmachines zijn de regels al op 25 augustus 2023 ingegaan. Dat zijn de bedrijven die meer dan 45 miljoen Europese gebruikers per maand hebben. Denk aan Google en Meta (Facebook en Instagram), TikTok en LinkedIn.

Bijzondere zaak

Het gebrek aan transparantie maakt de zaak bij de rechtbank Amsterdam bijzonder. Het bedrijf heeft moeten toegeven dat het gebeurt. En de rechter oordeelt dat X er transparant over had moeten zijn en een mogelijkheid moet bieden om bezwaar te maken.

De voornaamste reden dat de grote online platformen aan shadowbannen doen, is volgens Mekic intussen overduidelijk: geld.

X heeft geen moderatoren meer voor het Nederlands taalgebied

Een platform heeft regels en gebruikersvoorwaarden. Het mag een gebruiker die zich misdraagt heus verwijderen. Daar moet het dan een besluit over nemen en dat communiceren, legt Mekic uit. „Die persoon kan vervolgens naar de rechter stappen om dat aan te vechten.” Dat betekent wel dat de grote online platformen hun besluit zorgvuldig moeten onderbouwen en het zo nodig verdedigen. Dat kost mankracht, tijd en geld.

Mekic: „Als je dat er niet aan uitgeeft, ga je óf mensen censureren die niets verkeerds gedaan hebben óf je laat dingen online staan die mogelijk in strijd zijn met de wet.”

Het is duidelijk welke keuze X heeft gemaakt. Nadat Elon Musk het bedrijf overnam heeft hij fors bezuinigd op de moderatie op het platform en de meerderheid van de moderatoren wereldwijd ontslagen. Voor het hele Nederlands taalgebied bleef aanvankelijk één werknemer over, bleek uit een verplichte rapportage aan de Europese Commissie. Volgens zelfrapportage van X van eind mei is die er inmiddels ook niet meer.

Het blokkeren van gebruikers kost ook op een andere manier geld, legt Mekic uit. Het leidt ertoe dat het aantal actieve gebruikers vermindert. Dat is vervelend voor bedrijven die verdienen aan het tonen van advertenties en het verhandelen van data over gebruikers. Niet informeren en niet officieel blokkeren is dan gemakkelijker. „Zo bekeken is een shadowban een uitkomst.”

Noot: dit artikel is op 16 juli 2024 aangevuld. Een van de twee vonnissen bleek wél online gepubliceerd. De link is toegevoegd.