Als je te ziek bent om te werken, kun je een WIA-uitkering krijgen. Althans, op papier

Roland Kuhn (63) uit Almere krijgt nog elke maand geld van zijn moeder. Vijfhonderd euro, anders komt hij niet rond. Daarnaast is hij afhankelijk van het deeltijdinkomen van zijn vrouw, die in de zorg werkt. Om gezondheidsredenen kan hij zelf al tien jaar niet werken. Van de overheid kan hij geen uitkering krijgen, omdat hij telkens nét niet aan de voorwaarden voldoet. „Het voelt absurd dat ik hierom elke maand mijn hand op moet houden bij mijn moeder.”

Kuhn is een van de honderdduizenden mensen in Nederland die te maken hebben met de keerzijden van het arbeidsongeschiktheidsstelsel. Een stelsel dat nodeloos complex is en onvoldoende werkt, zo concludeerde de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (Octas) donderdag.

Afgelopen donderdag presenteerde de commissie een rapport met aanbevelingen om de regels rond arbeidsongeschiktheid te hervormen. De commissie, bestaande uit onder meer hoogleraren en een oud-UWV-baas, kreeg eind 2022 de opdracht van minister Karien van Gennip (Sociale Zaken, CDA) om de problemen in het stelsel te analyseren en met een advies voor hervormingen te komen. Ze schetst in het rapport drie mogelijke varianten van een toekomstig stelsel.

Bijna een miljoen mensen in Nederland hebben een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Maar sommige mensen die om gezondheidsredenen niet meer kunnen werken, vinden hun weg in het stelsel niet. NRC sprak met drie van hen. Zij komen moeilijk rond, moeten sterk leunen op hun omgeving en krijgen amper nog hulp van instanties.

Kuhn uit Almere werkte bijna veertig jaar als monteur van rolluiken en zonweringen. Voor het werk moest hij zwaar tillen, vertelt hij, soms wel 160 kilo omhoog de trap op. Zijn knieën raakten versleten en hij kon niet meer werken. Een operatie had kunnen helpen, maar dat durfde het ziekenhuis vanwege zijn diabetes niet aan. Het risico op complicaties is daardoor te groot.

Een arbeidsongeschiktheidsuitkering kan Kuhn niet krijgen. Zijn zogeheten loonverlies was te laag: het UWV kijkt bij een arbeidsongeschiktheidskeuring niet naar hoe ziek je bent, maar naar hoeveel geld je, ondanks je ziekte, nog zou kunnen verdienen ten opzichte van je laatste salaris. Als het inkomensverlies minder dan 35 procent is, krijg je geen WIA-uitkering. Mensen die voor hun ziekte een hoog loon hadden, gaan er vaak procentueel harder op achteruit waardoor zij wel een uitkering krijgen.

Als bankdirecteur was ik nooit in deze situatie belandRonald Kuhnontvangt een WIA-uitkering

Kuhn verdiende zo’n 1.600 euro per maand voordat hij door zijn versleten knieën niet meer kon werken. Met het werk dat hij volgens het UWV nog wél kon doen, zoals post sorteren, zou zijn inkomen 32 procent achteruitgaan. Nét iets minder dan de ondergrens van de WIA-uitkering. „Ik heb altijd hard gewerkt, maar kan nu geen ondersteuning krijgen omdat ik maar een klein inkomen heb gehad”, zegt Kuhn. „Als bankdirecteur was ik nooit in deze situatie beland.”

Voor een bijstandsuitkering komt Kuhn evenmin in aanmerking. Hij heeft een koophuis met overwaarde. De gemeente vertelde hem dat hij eerst zijn woning moest verkopen en in een huurhuis moest gaan zitten. Pas als de opbrengst van de verkoop op is, kan hij bijstand krijgen, die laag uitvalt omdat zijn vrouw wel een inkomen heeft. „Ik zou slechts 200 euro ontvangen terwijl mijn woonlasten juist toenemen”, zegt hij. „Mijn hypotheek is nu laag en door goede isolatie heb ik weinig stookkosten.”

Daarom doet Kuhn nu rustig aan. Geen uitjes, hooguit eens per jaar even naar een goedkope camping in Bakkeveen. Zijn vrouw en hij hebben samen een netto inkomen van 2.500 euro, waarvan ze 500 euro van Kuhns moeder krijgen. Ze komen maar net rond. Hun twee zonen van 21wonen nog thuis. „Van hen wil ik geen bijdrage vragen. Zij moeten kunnen sparen, anders kunnen ze al helemaal geen woning voor zichzelf vinden.”

Kuhn voelt zich in de steek gelaten, vertelt hij. „Ze laten ons barsten, terwijl we altijd hebben gewerkt en belasting hebben betaald.”

Lees ook
Commissie adviseert grote hervorming: meer eenvoud, vertrouwen en begeleiding voor arbeidsongeschikten

Een man op het Binnenhof tijdens een demonstratie tegen de WAO-hervormingen in 1991.

Hersentumor

De 54-jarige René van der Mark uit Ouderkerk aan den Amstel had tien jaar geleden de pech dat hij ziek werd toen hij voor het eerst in zijn leven in deeltijd was gaan werken. Na de scheiding van zijn vrouw kreeg hij de volledige zorg over hun twee jonge dochters. Zij hadden een flinke dreun gehad door de scheiding. „Ik moest voor hen wat vaker thuis kunnen zijn.”

Zijn werk als buitengewoon opsporingsambtenaar deed Van der Mark daarom tijdelijk drie dagen per week. Tot hij uitviel door een hersentumor. Door een complicatie tijdens de operatie om de tumor te verwijderen, kan hij nog steeds niet werken. Hij kreeg de ziekte van Addison: zijn cortisolaanmaak is ontregeld en bij stress kan hij in coma geraken.

Esmée Kroon en René van der Mark

Foto’s: Mona van den Berg

Bij het bepalen van de hoogte van de WIA-uitkering kijkt het UWV naar het laatste jaar waarin iemand werkzaam was. Van der Mark kreeg daardoor een lagere uitkering, iets boven het sociaal minimum. Zijn dochter, die nog thuis woont, springt af en toe bij als het moeilijk is de rekeningen te betalen. „Als ik een jaar eerder was uitgevallen, was dat waarschijnlijk niet nodig geweest.”

Het liefst zou Van der Mark wel íéts van werk willen doen, iets zinvols. Maar niet betaald, want hij is bang dat het UWV hem dan opnieuw wil keuren. Wat als ze willen dat hij weer aan het werk gaat, of dat zijn uitkering nog lager wordt? „Als ik één poot buiten de deur zet, kan voor mijn gevoel alles veranderen. Nu weet ik tenminste wat ik heb, dus blijf ik daar maar bij.”

Lees ook
‘De financiële prikkels voor arbeidsongeschikten werken verkeerd’

Roos Vermeij hield zich tot 2017 als PvdA-Kamerlid veel bezig met de sociale zekerheid.

Constante rugpijn

Esmée Kroon (24) uit Etten-Leur wist al tijdens haar studie dat voltijds werken voor haar lastig zou worden. Ze heeft een chronische ziekte waardoor ze bijna constant pijn heeft aan haar rug. Ze liet zich daarom keuren bij het UWV. Het maximale aantal uren dat ze kan werken, bleek tussen de 15 en 20 per week te liggen.

Bijna tien jaar geleden, voordat de wet werd aangepast, had ze recht gehad op een jonggehandicaptenuitkering (Wajong), voor mensen die van jongs af aan een beperking hebben en daardoor minder kunnen werken. Maar de voorwaarden werden strenger. Tegenwoordig heb je er alleen recht op als je helemaal niet kunt werken.

Kroon krijgt nu bijstand, minder dan ze had gekregen met een Wajong-uitkering. Ze kan er net alle rekeningen van betalen, maar houdt niks over. Haar winterjas is nu kapot, vertelt ze, een nieuwe kopen lukt niet. Jarenlang sloeg ze de lunch over om niet in de schulden te belanden. Toen haar auto een tijdje terug gerepareerd moest worden, zat ze twee weken zonder geld. Ze belde de gemeente voor hulp. „Ik moest maar bij mijn moeder gaan eten, zeiden ze.”

Het leven van Kroon was makkelijker geweest als ze een Wajong-uitkering had kunnen ontvangen, vertelt ze. Bij de bijstand zijn er veel meer strenge regels. Daar loopt ze nu tegenaan omdat ze voor het eerst een serieuze relatie heeft. Zij en haar vriend willen gaan samenwonen. Maar als ze dat doet, vervalt haar uitkering. Haar vriend heeft spaargeld en ontvangt maandelijks een stagevergoeding. De overheid gaat ervan uit dat ze samen de kosten van het huishouden delen. Pas als zijn spaargeld onder de 15.000 euro komt, kan Kroon weer bijstand krijgen.

Het voelt wrang, vindt ze, dat van haar vriend wordt verwacht dat hij haar financieel zal onderhouden. Door haar ziekte moet hij sowieso al meer voor haar zorgen. „Ik voel me daardoor al minderwaardig ten opzichte van hem, en dan moet hij mij ook nog financieel gaan onderhouden?”

Esmée KroonGeen structurele oplossing

Foto Mona van den Berg

Voor mensen als Esmée Kroon heeft Octas geen structurele oplossingen kunnen bedenken. Vroeggehandicapten die nog wel een aantal uur kunnen werken of die dat in de toekomst mogelijk weer kunnen, blijven aangewezen op een bijstandsuitkering. Wel schrijft de commissie dat van deze groep momenteel te veel zelfredzaamheid wordt verwacht.

Ze doet daarom voorstellen die hen zouden kunnen helpen. Zo zouden werkgevers begeleidingskosten voor mensen met een arbeidsbeperking vergoed kunnen krijgen. En gemeenten moeten zorgen voor een vaste contactpersoon die hen naar de juiste loketten wijst.

René van der MarkMinder snel herbeoordelen

Foto Mona van den Berg

Ook Octas signaleert dat veel mensen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering, net als René van der Mark, niet meer aan het werk gaan. Ze zijn bang voor terugvorderingen of om op hun inkomen gekort te worden.

Dat mag en kan niet de bedoeling zijn”, schrijft de commissie in het rapport. In de eerste variant die Octas voorstelt, geldt bijvoorbeeld dat het UWV minder snel een herbeoordeling moet uitvoeren als mensen vanuit arbeidsongeschiktheid weer gaan werken. Ook moeten mensen makkelijker kunnen terugvallen op hun uitkering als werken na een poging toch niet lukt.

Ronald KuhnLagere drempel

Foto Mona van den Berg

In een van de scenario’s die Octas als hervorming voorstelt, moet de drempel om voor een WIA-uitkering in aanmerking te komen van 35 procent inkomensverlies naar 25 procent.

Dat moet ervoor zorgen dat meer mensen met lage inkomens, zoals Ronald Kuhn, een WIA-uitkering kunnen krijgen. In een andere variant helpt het dat mensen de eerste drie tot vijf jaar nog niet gekeurd worden. Ze krijgen dan nog een relatief hoge uitkering zonder strenge regels. Na die periode krijgen ze te maken met de 35-procentsdrempel.


‘We wilden ons land opbouwen. Dat is niet gelukt’

Sameh: „In 2014 ben ik mijn land ontvlucht, naar Libanon. Ik was al een keer gearresteerd bij een betoging, bovendien moest ik het leger in. Ik wilde geen mensen vermoorden, maar als ik niet in dienst ging, zou mijn eigen leven gevaar lopen.”

Rahaf: „Ik ben een jaar later gevlucht nadat ik twee keer om politieke redenen was gearresteerd en de rechter het dreigement uitte: driemaal is scheepsrecht. Ik werd ook regelmatig gevolgd op straat. Toen heb ik al mijn spullen verkocht en weggegeven en ben ik naar mijn moeder vertrokken, die in Egypte woont met haar tweede echtgenoot.”

Sameh: „We hadden toen nog helemaal niet de intentie om naar Europa te gaan. Maar in Libanon werkte ik in de pesticide-industrie en woonde ik onder slechte omstandigheden in een Palestijns vluchtelingenkamp. Toen ben ik per vliegtuig naar Turkije gegaan, in een bootje naar Griekenland en vandaar kwam ik in Nederland terecht.”

Rahaf: „Ik mocht in 2015 naar Nederland.”

Sameh: „De eerste plaats waar ik terechtkwam, was Rotterdam. Ik had geen papieren en zocht een politiebureau. Maar niemand die ik de weg vroeg, kon me zeggen waar het politiebureau was. Toen wist ik: ik ben in een veilig land. Ik dacht dat ik op het politiebureau meteen opgesloten zou worden, maar in plaats daarvan vroegen ze of ik wat wilde drinken en kreeg ik geld om naar Ter Apel te reizen. Dat was echt een cultuurschok!”

New Neighbours

Rahaf: „In Syrië ben ik afgestudeerd als elektrotechnisch ingenieur, net als Sameh. Alleen had hij nog net zijn scriptie niet af toen hij moest vluchten. In Nederland heb ik een master gedaan aan de UvA in systeem- en netwerkengineering. Vier uur per dag per openbaar vervoer tussen Amsterdam en Wieringerwerf, waar we een huis hadden gekregen. Nu werk ik als systeembeheerder bij ProRail.”

Sameh: „Ik werk als elektro-ingenieur bij de NS, aan de modernisering van treinen. Ik heb mijn studie afgemaakt aan Saxion Hogeschool in Enschede, omdat daar de enige Engelstalige opleiding tot elektro-ingenieur was. Maar de afstand tussen Wieringerwerf en Twente was te groot. Daarom heb ik een jaar bij verschillende vrienden in de Achterhoek gewoond. Ik kreeg in die tijd een depressie: ik noem het zelf een post-revolutiesyndroom. We droomden van een nieuw Syrië, wilden helpen met de opbouw van ons land. Maar dat is niet gelukt. Hier in Nederland kwam de verwerking van die teleurstelling.”

Goed ingeburgerd

Rahaf: „We zijn die eerste jaren erg druk geweest met opbouwen van een nieuw leven. De taal leren, mensen leren kennen, onze studies afmaken.”

Sameh: „Toen ik in december vorig jaar een vaste baan kreeg, had ik het gevoel dat we die fase hadden afgerond.”

Rahaf: „We zijn inmiddels goed ingeburgerd. We maken deel uit van een gemeenschap die New Neighbours heet: die bestaat uit Nederlanders en nieuwkomers, niet alleen vluchtelingen. We komen in actie als dat nodig is. We hebben bijvoorbeeld geld ingezameld voor de aardbeving in Turkije en Syrië, we voeren actie tegen de onderdrukking in Iran en nu voor Gaza. En we hebben een wandelgroep met de New Neighbours.”

Sameh: „Vanaf maart gaan we elke zaterdagochtend een Palestijns ontbijt organiseren om geld op te halen voor Gaza.”

Rahaf: „Ik ben ook betrokken bij Living Library, een evenement waarbij iemand het gesprek aangaat met een ‘levend boek’. Dat is een persoon die regelmatig te maken heeft met vooroordelen. Je kunt praten met bijvoorbeeld een transgender persoon, een ex-gedetineerde of iemand met autisme. Mijn boek heeft de titel Vluchteling. Alles mag besproken worden, als het maar respectvol gebeurt.”

Sameh: „Ja, we hebben het lekker druk.”

Rahaf: „Geld geven we uit aan huur en eten. En circa 15 procent van ons inkomen sturen we naar familie in Syrië. We hebben allebei zakgeld: voor de sportschool, voor abonnementen, om koffie te drinken buiten de deur.”

Sameh: „En we geven geld aan goede doelen, zoals Vluchtelingenwerk, omdat zij ons hebben geholpen. En aan Artsen zonder Grenzen en Metakids.”

Rahaf: „Spaargeld hebben we niet, omdat ik pas zes jaar werk en Sameh nog maar drie jaar.”

Sameh: „Verder sparen we ongeveer 20 procent van ons inkomen om een huis te kunnen kopen. We wonen nu in een socialehuurwoning, maar daar verdienen we eigenlijk te veel voor, dat vinden we niet prettig.”

Rahaf: „Liefst een huis met een tuin. We willen graag kinderen, maar als die er niet komen, is het ook goed.”

Sameh: „Maar nu we een stabiel leven hebben, is het een logische stap.”

Rahaf: „We willen graag een huis waar onze ouders kunnen komen logeren. Veel familie woont in het buitenland.”

Sameh: „We voelen ons verantwoordelijk voor onze ouders.”

Rahaf: „Of we ooit terug zouden gaan naar een nieuw Syrië? Het lijkt me heel zwaar om weer helemaal opnieuw te moeten beginnen. Maar we zouden wel een bijdrage willen leveren, een bedrijfje opzetten of zoiets.”

Sameh: „Niet alleen Syrië is ons thuis, dat geldt ook voor Nederland. Al vanaf het eerste moment dat ik hier ben. Ik wil het goede voor Nederland, we houden van dit land. Omdat onze basisrechten hier worden gerespecteerd.”

Rahaf: „En omdat we hier vrij en veilig zijn. Ja, we zijn gelukkig hier.”


Racisme en intimidatie op TU Delft: universiteit heeft sociale veiligheid medewerkers ‘ernstig verwaarloosd’

De top van de TU Delft heeft de zorg voor de sociale veiligheid van medewerkers „in ernstige mate verwaarloosd”. Dat schrijft de Onderwijsinspectie na een langdurig onderzoek bij de technische universiteit. De inspectie heeft „grote zorg” over de sociale veiligheid van medewerkers, en concludeert daarom dat er bij de TU Delft sprake is van „wanbeheer”.

Wanbeheer is het zwaarst mogelijke oordeel dat de Onderwijsinspectie kan geven. Het is voor het eerst dat een universiteit dit oordeel krijgt opgeplakt. Deze kwalificatie geeft de minister van Onderwijs formeel de mogelijkheid om bij de universiteit in te grijpen.

De inspectie startte eind 2022 een onderzoek, nadat er meerdere meldingen waren binnengekomen over grensoverschrijdend gedrag binnen de TU. Bij het meldpunt dat de inspectie instelde, kwamen vervolgens 148 meldingen binnen van „intimidatie, sociale onveiligheid als gevolg van gebrek aan leiderschap, uitsluiting, seksisme, integriteitsschendingen, roddelen, racisme en pesten”. Volgens de inspectie komen deze misstanden voor „binnen de gehele organisatie” en worden de onveilige situaties „disproportioneel vaker ervaren door promovendi en vrouwelijke medewerkers”. De verantwoordelijken voor de gevoelens van onveiligheid zijn „bijna altijd mensen die een hogere positie bekleden dan de melder”.

‘Onvoldoende zicht’

In het rapport constateert de inspectie dat er aan de top van de universiteit „veel informatie beschikbaar is over wat er speelt op het vlak van sociale veiligheid”, maar dat het college van bestuur „verzuimt” daar passend op te reageren. De inspectie kreeg tijdens het onderzoek signalen dat de onveilige werkcultuur tot in de hoogste regionen van de TU Delft reikte. Ook in de top van de organisatie was „een aantal jaar geleden” sprake van sociale onveiligheid, zo schrijft de inspectie. „Dit heeft enige tijd geduurd en hierbij zijn mensen beschadigd. Meerdere mensen hebben ons aangegeven dat medewerkers werden weggewerkt.”

Deze cultuur aan de top bestaat volgens de inspectie nog steeds. „De inspectie heeft een aantal incidenten van ervaren intimidatie en/of bedreiging geconstateerd door (een) (voormalig) bestuurder(s) en een voormalig toezichthouder.” Om welke bestuurders en toezichthouder het gaat, schrijft de inspectie niet.

Volgens de inspectie schiet ook het functioneren van de raad van toezicht tekort. De raad lijkt „in meerdere gevallen onvoldoende zicht te hebben gehad op sociale veiligheid voor degenen in de directe omgeving van het college van bestuur”, schrijft de inspectie. „De inspectie constateert dat de raad van toezicht zijn eigen informatievoorziening niet goed geregeld heeft […] en daardoor het functioneren van (individuele leden van) het college van bestuur onvoldoende kan bewaken.”

De Onderwijsinspectie onderzocht daarnaast of er bij de TU Delft sprake is van financieel wanbeheer. Dat is volgens de inspectie niet zo. Bij de verkoop van de voormalige faculteit Mijnbouwkunde, aan consultancybureau Royal HaskoningDHV in 2020, waarover NRC eerder publiceerde, heeft de inspectie geen onrechtmatigheden geconstateerd. De lage verkoopwaarde van het pand was volgens de Inspectie onder meer te verantwoorden omdat in het pand sprake was van achterstallig onderhoud en hoge stookkosten vanwege slechte isolatie.

Wel schrijft de inspectie dat ook bij het financieel beheer „op bepaalde aspecten ruimte is voor verbetering”, bijvoorbeeld bij contractonderzoek in opdracht van het bedrijfsleven. Zo had het college van bestuur bij een spraakmakend onderzoek naar zogeheten majoranadeeltjes, dat later moest worden teruggetrokken omdat er met de onderzoeksgegevens was geknoeid, de financiële risico’s „voor de TU Delft als geheel niet scherp in beeld”.

Voortijdig naar buiten

De conclusies van de inspectie zijn voortijdig naar buiten gekomen, omdat de TU Delft het rapport vrijdagmiddag zelf online heeft gezet. De inspectie was van plan het onderzoek volgende week woensdag te presenteren. Volgens het college van bestuur van de universiteit is het onderzoek van de inspectie „ondeugdelijk” en staan er „onjuiste, incomplete en niet of slecht onderbouwde verwijten” in. Volgens de universiteit levert het rapport van de inspectie „zelf geen constructieve bijdrage aan verbetering” van de sociale veiligheid. De universiteit is naar eigen zeggen „voornemens het inspectierapport voor te leggen aan de rechter om de rechtmatigheid van het onderzoek (en daarmee de conclusies) van de inspectie beoordeeld te krijgen”.

In een reactie zegt een woordvoerder van de Onderwijsinspectie: „Het liefst zouden we iedereen een pluim geven. Maar als wij iets anders aantreffen, dan is het onze taak kritisch te zijn. Wij hebben bij een onderzoek geen belang bij de richting van de uitkomst, we willen recht doen aan de situatie die wij aantreffen.”


De webwinkels hebben het zwaar nu ook zij zich naar de regels van het kapitalisme moeten voegen

Een voor een keerden de klanten terug in de winkel. Na jaren van een „versnelde trend richting online” zag speelgoedketen Intertoys in de loop van 2022 weer een stijging van de fysieke verkoop. Twee jaar lang waren consumenten door coronalockdowns en besmettingsangst vooral aangewezen op het internet. „Je merkte dat ze de winkel weer waren gaan waarderen”, zegt topman Eddy Assies. „Die hadden ze al die tijd gemist.”

Het was het begin van een opleving die nog altijd voortduurt. Dat zoiets in de eerste twaalf maanden na de lockdowns zou gebeuren, lag voor de hand. Een open winkel ontvangt altijd meer bezoek dan een dichte. Maar bij Intertoys bleven de winkelverkopen ook na die periode oplopen, zegt Assies. „Wat meespeelde, vooral in 2023, was dat men weer feestjes ging vieren.”

Vooral de fysieke winkel profiteert daarvan, weet de topman. Wie wat heeft te vieren, besluit vaak impulsief iets te kopen. „En dan wil je direct het juiste product hebben”, niet een dag wachten tot het is bezorgd. Op de site van Intertoys is het aanbod in elke winkel te zien. Klanten lopen daarmee nooit het risico dat ze op de fiets of in de auto stappen en er ter plekke pas achter komen dat iets niet op voorraad is.

Er zijn meer situaties waarin de fysieke winkel aantrekkelijker is, zegt Assies. Als een kind een „impulscadeautje” mag uitzoeken van zijn ouders, „voor een goed rapport, bijvoorbeeld.” Of als een kind met eigen zakgeld iets komt kopen. „Dat moet vooral leuk zijn, een uitje.” In andere gevallen is de webwinkel ook gewoon handiger, zegt hij. Zoals wanneer ouders een verlanglijstje bij elkaar kopen.

Dat de winkelverkoop opveert, leek vijf jaar geleden ondenkbaar. Toen ging Intertoys failliet, volgens toenmalig topman Roland Armbruster omdat de verkoop van speelgoed in een veel sneller tempo naar internet verschoof dan de keten had verwacht. Op dat moment werd in Nederland 40 procent van alle speelgoed online verkocht, zei Armbruster destijds in NRC. „We denken dat dat nog sterker groeit, richting de 50 procent.”

Wie in 2024 door de cijfers van Thuiswinkel.org bladert, de branchevereniging voor internetverkopers, ziet echter geen groei, maar een daling. Het marktaandeel online was, in de categorie speelgoed, in het derde kwartaal van vorig jaar 40 procent. In het tweede kwartaal was dat nog 43 procent, en in de eerste maanden van 2023 zelfs 51 procent.

Speelgoed is niet het enige segment waarin het marktaandeel van online, na een piek in de coronapandemie, al enkele kwartalen voorzichtig terugloopt. Bij onder meer kleding, sportartikelen, doe-het-zelf en tuin gebeurt hetzelfde. Cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de gehele detailhandel tonen een vergelijkbare trend: bijna elke maand van 2023 groeide de omzet in fysieke winkels harder dan de internetverkoop – ook als de fysiek zeer succesvolle levensmiddelenbranche buiten beschouwing wordt gelaten.

Het zijn ongewone cijfers voor een sector die meer dan tien jaar lang een stormachtige groei doormaakte. Is er sprake van een kortstondige dip? Of breekt na de succesjaren voor de internetverkoper nu een nieuw tijdperk aan?

Coronacorrectie

Voordat hij inhoudelijk op vragen ingaat, begint Olaf Zwijnenburg met een waarschuwing. Wie uit de recente zwakke cijfers van webwinkeliers de conclusie trekt dat de fysieke winkel aan een tweede jeugd is begonnen, laat zich „onterecht in slaap sussen”, aldus de sectormanager van Rabobank. „Er is echt iets aan de hand met de stenen winkel.”

Het bewijs ziet hij in de aantallen: sinds 2010 zijn zo’n 22.000 panden van niet-voedingswinkels „verdwenen”, doordat ze zijn omgebouwd tot woonhuis, horecazaak of kantoor. Dat is bijna een vijfde van het totaal. De groeicijfers laten zien hoe dat komt: tussen 2015 en 2023 stegen de verkopen in de detailhandel – online en offline samen – met 29 procent. De online-omzet steeg in die zelfde periode met 240 procent.

Dus ja, de stenen winkel won het van online – maar voorlopig alleen in het jaar 2023. Wie verder uitzoomt, ziet een heel ander beeld, benadrukt Zwijnenberg. Zo’n moment van „stagnatie” vindt hij ook niet gek: het is een „correctie” op de enorme groei die de sector in de pandemie meemaakte. „Wij denken dat dit tijdelijk is.”

Datzelfde meent ook Marlene ten Ham, directeur van Thuiswinkel.org. Zij merkt op dat de kwartaalcijfers over het online marktaandeel moeilijk te vergelijken zijn. „In de winter shoppen mensen meer online dan in de zomer.” Haar verwachting is dat in de cijfers over het vierde kwartaal, die eind maart verschijnen, weer sprake is van een stijging.

Foto’s: Getty Images

Hoeveel verder de online verkoop nog groeit, verschilt waarschijnlijk per sector, zegt Coen de Vuijst. Hij is partner bij het internationale advieskantoor Oliver Wyman en staat veel winkelbedrijven bij. Van de vliegreizen wordt volgens Thuiswinkel nu zo’n 90 procent online verkocht. „Maar dat wil niet zeggen dat élke categorie op dat punt uitkomt”, aldus De Vuijst.

Bij voeding (volgens Thuiswinkel nu 7 procent online) voorziet Oliver Wyman nog verdere groei, maar er zijn ook categorieën die misschien wel altijd grotendeels fysiek blijven, vult zijn collega Marco Kesteloo aan. „Een doe-het-zelver heeft voor een klus wat houten balken, schroeven en moeren nodig. Die gaat vaak op zaterdagochtend naar de winkel. Zo’n bestelling is ook gewoon moeilijk om tijdig aan huis af te leveren.”

Verwende klant

Toch is het niet alsof er voor webwinkels niets is veranderd. Jarenlang kon de sector vrijwel onbelemmerd investeren in het winnen van marktaandeel en het „verwennen van de online klant”, zegt Zwijnenburg van Rabobank. Dat die groei gepaard ging met forse verliezen, was geen bezwaar. De angst om klanten te verliezen aan concurrenten was te groot. „Zolang er investeerders bleven opstaan om die groei te financieren, kon het niet op. Maar daarin is nu een kentering te zien.”

Door het stijgen van de rente is kapitaal duurder en schaarser geworden. En zijn investeerders huiveriger voor bedrijven die het vooral moeten hebben van groeiplannen, omdat die op korte termijn nog weinig opleveren. Zwijnenburg: „Grote e-fashionspelers als Zalando en About You zijn inmiddels op het punt gekomen dat ook zij zich naar de regels van het kapitalisme moeten voegen en er geld moet worden verdiend.”

Het probleem is dat de consument eraan gewend is geraakt om verwend te worden, zegt Mark Helder. Hij is directeur bij de Amsterdamse tak van adviesbureau Simon-Kucher, dat bedrijven bijstaat in het bepalen van hun prijsstrategie. Bezorgen was gratis, terugsturen vaak ook. „Consumenten bestelden gewoon vier verschillende kleuren. Of alle maten. En met een beetje geluk hielden ze er eentje.”

Die ruime voorwaarden maakten het lastig om online winstgevend te zijn, zegt Helder. „Met name retourneren is een enorme kostenpost.” De verkoper moet een bestelling laten ophalen, uitpakken, sorteren en weer inpakken. De schatting van Thuiswinkel.org is dat een gemiddelde retour 12,50 euro kost. In sommige gevallen was het goedkoper om een klant zijn geld terug te geven, maar het product niet op te halen, aldus Helder. Of om goederen na retour te vernietigen.

Zonder waarde

Bij Wehkamp hadden ze alles geprobeerd. Betere foto’s, hulp bij het kiezen van de maat – het had allemaal nauwelijks effect. Daarom zag topman Graham Harris geen andere uitweg meer, kondigde hij vorig jaar aan in De Stentor. De webwinkelgrootmacht ging in het vervolg geld vragen voor retourneren. In eerste instantie 50 cent, en als dat niet werkte misschien meer.

„Het aantal retouren van klanten is soms shocking”, zei Harris in het regionale dagblad. Dat was leed waaraan het bedrijf zelf had bijgedragen, erkende hij. „Als je iets ‘gratis’ maakt, is dat ook zonder waarde. Dan moet je er niet van opkijken dat mensen er ook zo mee omgaan.” Elke dag kreeg Weh–kamp 50.000 producten retour, er zijn permanent 150 werknemers bezig met het verwerken van die stroom. Dat is niet alleen vervuilend, maar ook onbetaalbaar.

Wehkamp was niet de enige die zijn voorwaarden aanscherpte. Ook kledinggiganten H&M en Zara besloten de afgelopen jaren af te stappen van gratis retourneren. In de winkels terugbrengen is gratis, maar via een pakketdienst kost het 0,99 euro bij H&M en 1,99 euro bij Zara. Webwinkel Plutosport besloot na Wehkamp ook 1,99 euro te gaan vragen voor een retour. Computerwebwinkel Alternate voerde in het najaar van 2022 een retourtarief van 5,95 euro in.

Foto’s: Getty Images

Zulke bedragen dekken zelden de kosten die verkopers maken, zegt Kesteloo van advieskantoor Oliver Wyman. Maar het doel is ook niet om de rekening volledig te verhalen op de klant, zegt hij. „Wat je probeert is het klantgedrag te beïnvloeden, een drempel op te werpen om terug te sturen. Daarmee haal je de meest onaantrekkelijke klanten eruit.”

Ook op andere manieren zoeken webwinkels naar een betere balans. Zo besloot drogisterijketen Etos het bestelbedrag om in aanmerking te komen voor gratis verzending te verhogen, van 20 euro naar 30 euro. „Dat is het bedrag waarbij gratis verzending uit kan”, zegt Kesteloo. Zo’n stap heeft een bijkomend effect, zegt hij. „De meeste consumenten doen dan iets extra’s in hun mandje om net boven dat bedrag uit te komen.”

Daarnaast zijn er bedrijven die de kosten voor verzenden verhogen. Zo ging fietswebwinkel Mantel een jaar geleden van 2,95 euro naar 3,95 euro voor bestellingen onder de 29 euro. De Duitse online kledingreus Zalando koos vorig jaar voor een combinatie: wie gratis verzending wil, moet 5 euro meer uitgeven. Wie onder die grens blijft, betaalt niet langer 2,95 euro, maar 3,95 euro.

Wat al die maatregelen duidelijk maken, zegt Mark Helder van Simon-Kucher, is dat webwinkels meer bezig zijn met hoeveel ze verdienen. Of in een deel van de gevallen: beperken hoeveel ze verliezen. „Zeker bij bedrijven die afhankelijk zijn van investeerders, zie je dat de marge belangrijker wordt dan de groei.”

Dat valt ook op te maken uit het feit dat meerdere merken en winkelketens, zoals Nike, IKEA en HEMA, de afgelopen jaren besloten te stoppen met de verkoop via de platforms van anderen. Eind vorig jaar besloot kledingketen C&A daar ook toe. De samenwerking met Amazon, Wehkamp en Zalando bracht weliswaar nieuwe klanten en omzet, maar door de extra kosten bracht het onder de streep te weinig op.

‘Nieuwe balans’

Hoe zouden kenners de periode kenmerken die de internetverkoop nu doormaakt? Een ‘crisis’ is veel te sterk aangezet, zegt Olaf Zwijnenburg van Rabobank. Het is eerder een „normalisatie”, een moment van adempauze waarin bedrijven zoeken naar een „nieuwe balans”. Volgens Marco Kesteloo van Oliver Wyman breekt een tijdperk van „rationele groei” aan. „Dat invechten tegen elke prijs, daarvan zie je nu wel dat het voorbij is.”

Voor verkopers met veel fysieke winkels is dat reden voor optimisme. Zij hadden jarenlang grote moeite om op te boksen tegen internationale giganten met oneindig diepe zakken. „Ik denk dat we ons allemaal weleens hebben afgevraagd hoe het mogelijk is dat Amazon of Zalando alles gratis kan aanbieden”, zegt Albert Scholte, topman van buitensportwinkel Bever. „Er gaan negen dingen in een doosje, en met de volgende vrachtwagen komen ze alle negen terug. Je hoeft geen wiskunde te hebben gestudeerd om te snappen dat dat niet uit kan.”

We hebben ons allemaal weleens afgevraagd hoe het mogelijk is dat Amazon of Zalando alles gratis kan aanbiedenAlbert Scholte topman Bever

Het wil niet zeggen dat de stenen winkel daarmee de dip voorbij is, zegt topman Eddy Assies van Intertoys. Het blijft voor fysieke verkopers cruciaal om winkel én webshop „op orde te hebben”. Want de klant winkelt in allebei. „De ene keer oriënteert hij zich online en koopt hij in de winkel, de volgende keer komt hij in de winkel uitproberen en koopt hij online.”

Bever heeft nooit geprobeerd om in die strijd mee te gaan, zegt hij. „Maar de vraag was wel altijd: hoe concurreer je er dan mee?” Dat wordt gemakkelijker, nu ook de grote bedrijven „op rendement moeten sturen”, zegt Olaf Zwijnenburg van Rabobank. Daardoor wordt „het speelveld eerlijker” en is „iedereen met hetzelfde bezig”.

De afgelopen jaren heeft Intertoys veel tijd gestoken in het vervlechten van beide kanalen. Eerst konden klanten internetbestellingen ophalen in de winkel, nu kan de klant online zien welke voorraden fysiek te koop zijn. De winkel fungeert ook als bezorgcentrum voor internetbestellingen, omdat versturen vanuit een filiaal goedkoper is dan vanuit het distributiecentrum.

Ook Bever ziet de winkel en webwinkel als aanvulling op elkaar, zegt topman Scholte. In de combinatie schuilt juist de kracht. „We hebben veel klanten teruggekregen naar de winkel, maar je moet ze wel een reden geven om te komen.” De toegevoegde waarde van fysieke vestigingen zit erin dat consumenten er langs kunnen komen voor advies, om rugtassen uit te proberen met gewichten erin of om de best passende wandelschoen aan te laten meten .

Tegelijkertijd vindt Scholte de scheiding tussen online en fysieke verkoop niet meer van deze tijd. „Online kun je een pasafspraak maken voor schoenen. In de winkel kun je online bestellingen afhalen. We hebben klanten die zich op internet oriënteren voor een tent, die vervolgens in de winkel komen bekijken en dan later op onze site bestellen. Wat is dat dan? Een winkeltransactie? Een internetverkoop? Het loopt tegenwoordig dwars door elkaar heen.”


Googles blunder toont de ongemakkelijke waarheid achter AI

Googles nieuwe chatbot Gemini verslikt zich in fictieve historische figuren, zoals een vrouwelijke paus en zwarte Viking. Binnen een paar weken is het probleem opgelost, denkt Google. Vergeet het maar. AI is mensenwerk, vol fouten en vooroordelen.


Animatie Roel Venderbosch

Wat een glorieuze inhaalslag had moeten zijn, werd een vernederende druk op de pauzeknop. Gemini, Googles nieuwe AI-techniek, sloeg de plank mis bij het verzinnen van plaatjes van historische figuren.

Gemini kan zulke fictieve beelden genereren, omdat het getraind is op een hoop voorbeelden. Je voert een regel tekst in en er verschijnt een bijpassend plaatje. Maar vraag je naar een Duitse soldaat uit de jaren veertig of een Amerikaanse senator uit de negentiende eeuw, dan rolt er uit Gemini een plaatje van iemand met een donkere huidskleur, of met Aziatische roots.

Klopt niet. Kan niet. Hoort ook niet, aldus wakkere anti-wokers op X. Zij beschuldigen Google ervan door te schieten in zijn streven naar diversiteit. De verontwaardiging kreeg een gezicht: een ‘foto’ van een vrouwelijke paus, verzonnen door Gemini. Dat is geschiedvervalsing, vonden critici. Google was er zelf ook niet blij mee en legde de blunderende beeldengenerator aan banden. Hoe kon het mis gaan?

Google is een pionier op het gebied van de taalmodellen die ten grondslag liggen aan slimme chatbots zoals ChatGPT, van OpenAI. Aanvankelijk was Google voorzichtig met generatieve kunstmatige intelligentie en richtte zich vooral op wetenschappelijke doelen. Eind 2022 kwam OpenAI langszij met ChatGPT. Door veel rekenkracht los te laten op massale hoeveelheden data werd de technologie rijp voor algemenere toepassingen. Zo maakte het grote publiek kennis met generatieve AI en barstte de hype los: heel Silicon Valley aast op snelle AI-chips, trainingsdata en slimmere taalmodellen.

Als nieuwkomer kon OpenAI zich de reputatieschade permitteren van een chatbot die af en toe raaskalt. Door snel verbeterde versies te introduceren steeg het vertrouwen in ChatGPT. Vorige week demonstreerde OpenAI zijn laatste hoogstandje: Sora. Dat AI-model maakt filmpjes gebaseerd op een regeltje tekst. Zo verandert de opdracht ‘twee piratenschepen in een kopje koffie’ in een realistische video.

Google kon niet achterblijven en voerde zijn eigen chatbot, Gemini, op. Het is een ‘multimodaal’ model dat beeld, tekst en video door elkaar gebruikt. Gemini kan overweg met lange, ingewikkelde vragen, die worden gemeten in ‘tokens’, stukjes tekst. De betaalde variant van Gemini kan een miljoen tokens aan, meer dan OpenAI. Je kunt een hele film uploaden, en Gemini ‘begrijpt’ vervolgens de inhoud van de scènes. Heel indrukwekkend. Maar toen verscheen de vrouwelijke paus.

Mensenwerk

De Gemini-fout bewijst dat AI niet zo kunstmatig en niet zo intelligent is als je zou denken. Het is mensenwerk, verpakt in code. Ten eerste baseren de taalmodellen zich op door mensen gecreëerde data die ze van internet halen – die zitten dus bomvol vooroordelen. Vervolgens corrigeren mensen de algoritmes: om te voorkomen dat generatieve AI-modellen beledigende, racistische of expliciete afbeeldingen verzinnen, worden ze binnen de vangrails gehouden met ‘metaprompts’. Dat zijn opdrachten die je als gebruiker niet ziet, maar wel merkt: het model weigert dan dienst. Blijkbaar had Google Gemini opgedragen om altijd gezichten uit alle windstreken te tonen en niet louter witte mensen af te beelden.

Ten slotte worden de uitkomsten door mensen geïnterpreteerd. Het zijn vooral beeldgeneratoren die tot hevige reacties leiden. Verzonnen pixels maken meer indruk dan verzonnen woorden, zeker als er fotorealistische personen worden afgebeeld. Over een verkeerd woord lees je makkelijk heen, een fout beeld etst zich in je geheugen, doet pijn aan je ogen.

Afstelbeurt

Google had te veel haast om de Gemini-instellingen goed te testen, terwijl het had kunnen leren van andere beeldgeneratoren die met dezelfde dilemma’s worstelen. Dall-E (van OpenAI) wordt verweten dat het ‘te woke’ is, en Midjourney laat zich misbruiken om racistische afbeeldingen te genereren. Of denk aan de nep-porno van zangeres Taylor Swift, gefabriekt met een beeldgenerator van Microsoft.

Gemini is nu terug naar de garage voor een afstelbeurt – de woke-knop wordt weer teruggeschroefd. Dat duurt een paar weken, is de inschatting van Googles AI-baas Demis Hassabis. Hij legde tijdens een congres in Barcelona uit dat het lastig is om een universeel mensbeeld te creëren waarin iedereen zich herkent en dat niemand tegen het zere been schopt. De subtekst: het wachten is op de volgende fout.

Amerikaanse media smullen van deze ‘cultuuroorlog’ over de door AI versterkte of onderdrukte stereotypes. Het is een probleem van de hele AI-industrie, zei Hassabis. Klopt. Maar de lat ligt voor Google hoger dan bij AI-startups. Google is al 25 jaar de belangrijkste vraagbaak ter wereld, met de missie ‘alle informatie van de wereld te organiseren’. Gebruikers verwachten van Gemini een enigszins accuraat beeld van de werkelijkheid. Een verzinmachine en zoekmachine tegelijk.

Googles traditionele zoekmachine krijgt het moeilijk. Door concurrentie van ChatGPT, maar ook omdat het web wordt overspoeld met door AI gegeneerde inhoud. Om niet te verdrinken in de AI-onzin steunt Google sites als Wikipedia en Reddit, waar echte mensen waardevolle inhoud genereren. Zonder nieuwe toevoegingen op het web ontstaat een vicieuze cirkel van door AI gecreëerde data, die als basis dient voor volgende AI-modellen. De geschiedenis vervalst zich dan vanzelf.

AI of Kamerlid

Zoals AI getraind wordt op menselijke data, zo moeten mensen getraind worden op AI in het dagelijks leven. Dat maakt de ‘AI of Kamerlid’-quiz van Arjen Lubachs Avondshow zo leerzaam. Het publiek gokt of een plaatje een echt nieuw Tweede Kamerlid is of een verzonnen figuur. Hoe simpel het spelletje ook oogt, het toont aan dat je pixels niet kunt vertrouwen – van de nieuwe Kamerleden moeten we dat nog zien.

En mocht je nog twijfelen aan de capaciteit van de beeldgeneratoren, bekijk dan de laatste demo van de Chinese techreus Alibaba. Dat AI-model tovert één foto om in een geloofwaardige film: Mona Lisa vertolkt Shakespeare, Leonardo diCaprio rapt als Eminem en Audrey Hepburn covert Ed Sheeran. Het is nu nog een onschuldige playback-act, maar zo’n deepfake-deluxe smeekt erom te worden misbruikt, voor politieke of criminele doeleinden.

Dan nog even over die vrouwelijke paus. Toch maar even gegoogeld: volgens de legende was er in de negende eeuw een pausin Johanna. Niemand had door dat de paus een vrouw was, totdat Johanna zwanger werd en tijdens een processie beviel. Of het echt gebeurd is, weet niemand.

Een nieuwe kerncentrale kan maar op één plek, volgens Tennet: wéér in Borssele

Het moet even slikken zijn voor de fans van kernenergie. Twee jaar geleden besloot het inmiddels demissionaire kabinet, onder aanvoering van onder andere de VVD en het CDA, te onderzoeken of er twee kerncentrales in Nederland konden worden bijgebouwd. Als onderdeel van de door klimaatverandering steeds urgenter wordende pogingen om de energievoorziening in Nederland ‘fossielvrij’ te maken.

Maar uit een nieuw onderzoek van Tennet, de beheerder van het hoogspanningsnetwerk, blijkt dat die centrales er zeker niet zomaar kunnen komen. Donderdag publiceerde de netbeheerder de resultaten van een studie naar de zogeheten ‘inpasbaarheid’ van die twee kerncentrales in het nu al overbelaste stroomnetwerk. De even heldere als stevige conclusie: hooguit een van die twee centrales kan er in 2035, de door het kabinet beoogde opening ervan, bij komen. En dan alleen als aan een aantal belangrijke voorwaarden wordt voldaan.

Borssele heeft de voorkeur, mede omdat het kabinet denkt dat men daar al gewend is aan een centrale

Die ene kerncentrale kan bovendien slechts op één van de twee plekken worden gebouwd die het kabinet bedacht had: in het Zeeuwse Borssele, waar al een kerncentrale staat. Het kabinet kijkt ook nog naar de Maasvlakte in Rotterdam als mogelijke locatie. Al heeft Borssele de voorkeur; daar is al infrastructuur aanwezig en zijn mensen volgens het kabinet al meer gewend aan een kerncentrale in de buurt.

Knelpunten

Volgens Tennet is Borssele vooralsnog dus ook de enige geschikte locatie. „Slechts in één situatie lijkt inpassing van 1,6 Gigawatt productievermogen nieuwe kernenergie nét inpasbaar in het hoogspanningsnet”, aldus Tennet in het onderzoeksrapport. [1,6 Gigawatt komt hier overeen met het vermogen van één grote kerncentrale, red.]. De netbeheerder deed de studie in opdracht van het ministerie van Economische Zaken.

De „knelpunten” zitten volgens Tennet met name in de verwachte capaciteit van het hoogspanningsnet tegen die tijd versus het verwachte aanbod en de verwachte vraag naar stroom over elf jaar. Anders gezegd: met alle plannen die er nu liggen voor meer stroomproductie (denk aan onder andere de geplande bouw van windmolenparken op zee en nieuwe grote zonnevelden), de voorspelde toegenomen vraag (doordat bedrijven en huishoudens steeds meer overschakelen op elektrische apparaten) én de geplande netuitbreidingen, is er simpelweg niet genoeg ruimte op het elektriciteitsnet om ook nog eens twee enorme kerncentrales aan te sluiten. Als die volop zouden gaan draaien, kan het stroomnet te vol raken. En dan slaan ‘de stoppen’ door. Ofwel: dan krijg je stroomuitval. Dat begint doorgaans met een hoogspanningskabel die in de fik vliegt.

Eén kerncentrale zou nog net kunnen, zegt Tennet. Maar dan is het wel van belang dat er niet nog meer windstroom van zee ‘aan gaat landen’ in Zeeland bovenop wat er nu gepland is. En om de sterk fluctuerende combinatie van kern- en windenergie te kunnen behappen, moet er een sterke groei komen van ‘flexibele’ vraag naar elektriciteit in Zeeland. Ofwel: de vraag naar energie buiten de piekuren om. Daarvoor moeten fabrieken bijvoorbeeld op andere momenten gaan produceren dan nu – wat ze vaak lastig vinden – of batterijen gaan aanschaffen. Een andere route is dat er meer zogeheten ‘elektrolysers’ worden gebouwd: apparaten waarmee je overtollige stroom kan omzetten in waterstof, die weer als alternatieve brandstof kan worden gebruikt. Ook dat biedt een zekere flexibiliteit. Shell bouwt nu een eerste grote ‘groene’ waterstoffabriek op de Maasvlakte.

Maar wat die laatste voorwaarde betreft: Tennet ziet zelf nog een ander scenario voor zich, waarbij de flexibele vraag juist minder sterk ontwikkelt. En extra elektrolysers bouwen, is ook niet zomaar gedaan. Die machines zijn erg duur, niet aan te slepen, en de markt voor waterstof is vooralsnog ook een erg onzekere. Vooral omdat waterstof een relatief dure brandstof is om te maken, waardoor veel klanten weinig zin hebben om het te kopen. Tennet schrijft in zijn onderzoek niet hoeveel elektrolysers er eventueel bij moeten komen.

Aan knoppen draaien

Wil het kabinet twee centrales bouwen, dan zal het volgens de studie aan deze twee knoppen moeten gaan draaien: meer flexibele vraag creëren en goed kijken naar de plannen en ambities rond windenergie op zee. En aan een derde knop: nog meer en nog sneller investeren in uitbreiding van het stroomnet, zodat er meer capaciteit komt om grotere hoeveelheden stroom te vervoeren. Tennet is een staatsbedrijf en de kosten voor nieuwe infrastructuur worden door de staat betaald. Maar ook dat is een fikse uitdaging. Tennet heeft nu al een investeringsprogramma van 110 miljard euro voor de komende elf jaar.

Als er geld bij komt, is het wel de vraag of verder opschalen ook kan. „Tennet werkt nu al zo hard als het kan”, zegt een woordvoerder van het ministerie van Economische Zaken in een telefonische toelichting. „En dan moet je ook nog mensen vinden die dit allemaal kunnen bouwen. Personeel is schaars.” Voor de benodigde materialen geldt dat ook. Zoals bijvoorbeeld koper, waar wereldwijd een tekort aan is.

Bij het ministerie zien ze de bevindingen van Tennet niet als een deal-breaker. Volgens de woordvoerder „wordt de puzzel zo juist weer een stukje duidelijker.” Het onderzoek laat volgens haar wel zien dat er „nog veel werk aan de winkel” is.

Slimme keuzes

Door nu slimme keuzes te maken, kunnen de beperkingen in weer minder worden. Al zullen dat mogelijk wel lastige keuzes blijken. Je kunt bijvoorbeeld redeneren dat als de ambities voor ‘wind op zee’ juist wat worden getemperd, of zelfs teruggeschroefd, er weer meer ruimte voor de kerncentrales komt. Rechtse partijen zoals de PVV en de BBB zijn geen fan van windmolens. Voor hen is dit onderzoek mogelijk koren op de molen.

Voor nu is het onderzoek van Tennet een „supernuttige tussenstap”, zegt de woordvoerder van EZ. Een Frans, een Koreaans en een Amerikaans bedrijf doen op dit moment onderzoek of de bouw van twee centrales ook technisch haalbaar is, en hoeveel geld zij van de overheid denken nodig te hebben, mochten zij die gaan bouwen. Dat moet een volgend stukje van de puzzel opleveren, aldus de voorlichter. In de provincies Zeeland en Zuid-Holland zijn vorige week ondertussen de inspraakprocedures gestart. En in de zomer van 2025 hoopt het kabinet dan mogelijk een besluit te kunnen nemen welk type kerncentrale de precieze voorkeur heeft. Dat is ook het moment waarop een eventuele aanbesteding wordt gestart.

Maar tot die tijd moeten er dus nog veel hordes worden genomen, dat is duidelijk.


Hier uw gezagvoerder: ondanks turbulente tijden is Air France-KLM gezond

Kalmpjes kabbelt de presentatie van de jaarcijfers van Air France-KLM donderdag voort. De groep haalde meer omzet dan ooit in zijn twintigjarige geschiedenis en ook de winst is een record. Meer dan 93 miljoen passagiers vervoerde het bedrijf in 2023, bijna net zoveel als voor de pandemie.

En zelfs voor het verlieslijdende Transavia Frankrijk heeft bestuursvoorzitter Ben Smith geruststellende woorden. Hij is zijn onderkoelde zelf als hij de resultaten doorneemt.

Maar zodra Smith wordt gevraagd naar Schiphol struikelt de Canadees bijna over de felle bewoordingen. De krimp, uitgesteld maar niet afgesteld, noemt hij „ongehoord”. „Uiterst schokkend” vindt hij het plan van het Nederlandse kabinet. „Een grote teleurstelling, terwijl wij juist veel bijdragen aan de Nederlandse economie.”

KLM zit in de „allermoeilijkste omstandigheden om in te werken, wanneer een luchthaven tegen je is”. Schiphol is zelf ook voor krimp, onder meer in de nacht, om de overlast op de omgeving te verkleinen. „Gewoonlijk wil een vliegveld juist meer verkeer, niet minder.” KLM wordt „onterecht aangevallen, dag in dag uit”.

Smiths felle reactie tekent de zorgen van Air France-KLM over de positie van zijn Nederlandse luchtvaartmaatschappij op thuishaven Schiphol. Air France-KLM’s resultaten mogen in totaal beter zijn dan ooit, KLM had de laatste maanden van 2023 last van tegenslagen op operationeel niveau. Zo is er een tekort aan monteurs en zijn er niet genoeg piloten om sommige toestellen te vliegen.

Alle lopende rechtszaken rond Schiphol – in Nederland en in Europa – maken de situatie voor KLM ook niet zekerder. Air France-KLM is veruit de grootste gebruiker van de Amsterdamse luchthaven.

Zes conclusies naar aanleiding van de resultaten van Air France-KLM.

1. Mensen willen nog steeds massaal vliegen. Het aanbod van tickets is beperkt, door operationele problemen, en dat geeft hogere ticketprijzen. Maar mensen lijken bereid die te betalen.

Met minder passagiers dan in 2019 haalde Air France-KLM in 2023 een hogere omzet dan ooit. Dankzij duurdere tickets steeg de omzet naar 30 miljard euro. Dat is een record voor de groep. De winst was 934 miljoen (2022: 206 miljoen), eveneens een record.

Ook concurrent International Airlines Group (IAG), moederbedrijf van onder meer British Airways en Iberia, meldde woensdag financiële records. Daar steeg de omzet met zo’n 28 procent naar 29,5 miljard euro. IAG haalde 2,7 miljard euro winst.

Budgetmaatschappijen Ryanair en easyJet meldden al eerder goede resultaten. Lufthansa maakt volgende week jaarcijfers bekend. Ook voor de komende zomer verwacht de luchtvaart veel vraag naar tickets. Met name van vakantiegangers. Zakelijke reizigers zijn nog niet helemaal terug na de Covid-19-crisis.

Ook het vliegverkeer naar sommige bestemmingen is nog niet hersteld van de pandemie. Air France-KLM vliegt bijvoorbeeld naar China nog de helft van het aantal vluchten van 2019. Dat komt vooral doordat Chinese toeristen nog veel minder naar Europa reizen dan voor de pandemie. Voor heel Azië is de capaciteit nog slechts 77 procent. Naar de VS daarentegen vliegt Air France-KLM een capaciteit van 114 procent ten opzichte van 2019.

Het verklaart volgens financieel directeur Steven Zaat van Air France-KLM de lagere omzet van zijn bedrijf vergeleken met IAG. De Spaans-Britse groep concentreert zich namelijk vooral op bestemmingen in Noord-Amerika en Latijns-Amerika en heeft minder last van de situatie in Azië.

2. Budgetmaatschappijen zijn sneller hersteld van de coronacrisis dan ‘traditionele’ maatschappijen. Dat komt onder meer door geopolitieke problemen.

Passagiers willen weliswaar graag weer vliegen – en dat is de basis voor de positieve resultaten van Air France-KLM en IAG – maar niet tegen elke prijs. Het verklaart het succes van Ryanair en easyJet.

Sneller dan de traditionele maatschappijen herstelden de budgetmaatschappijen van alle reisbeperkingen tijdens de coronacrisis. Tijdens de coronapandemie hielden zij hun toestellen aan de grond, en ontsloegen zij veel personeel; erna hielden ze de kosten laag. Wie het aantal vluchten van bijvoorbeeld Ryanair in 2022 en 2023 vergelijkt, ziet dat de Ierse prijsvechter vorig jaar al 21 procent meer vluchten uitvoerde dan in 2019.

Verder hebben de budgetmaatschappijen die vliegen binnen Europa minder last van de geopolitieke problemen die bijvoorbeeld KLM wel heeft. Lucratieve routes naar Azië leveren nu minder geld op, herhaalde Air France-KLM tijdens de presentatie van donderdag, omdat vliegen over Rusland niet mag. KLM moet soms vier in plaats van drie piloten meenemen omdat de omvliegroutes flink langer zijn.

Air France, groot van en naar Afrika, had in 2023 veel last van onrust in West-Afrika. Na de staatsgreep in Niger in juli kon niet meer worden gevlogen op (en over) het land. En budgetdochter Transavia schrapte afgelopen najaar veel vluchten naar populaire vakantiebestemmingen in Egypte en Jordanië door het conflict in Gaza.

Transavia leed vorig jaar overigens een operationeel verlies van 97 miljoen euro. Volgens topman Smith ligt dat aan de vernieuwde Franse tak van Transavia. Smith: „Transavia Nederland maakt winst en doet het juist heel goed.”

3. KLM, jarenlang het best presterende onderdeel binnen de groep, verliest terrein aan Air France. Het vierde kwartaal was zeer slecht voor KLM.

Van de oude rivaliteit tussen Air France en KLM is geen sprake meer, stelde Ben Smith donderdag. „Wij zijn een internationaal bedrijf dat in de hele wereld opereert. Ik ben niet Frans, ik ben niet Nederlands”, aldus de Canadees. „En neem SAS – niet Frans en niet Nederlands.” Air France-KLM nam vorig jaar een aandeel van 19,9 procent in de Scandinavische maatschappij SAS.

Wie toch de resultaten van Air France en KLM vergelijkt, ziet dat de Nederlandse maatschappij terrein verliest in de groep. Air France en KLM boekten allebei circa 13 procent meer omzet (Air France: 13,7 procent, KLM: 12,8 procent). De Fransen zorgen nog steeds voor ruim 60 procent van de omzet, de Nederlanders voor pakweg 40 procent.

Maar het aandeel in de brutowinst (voor rente, belasting, afschrijvingen en andere lasten) van Air France steeg vorig jaar aanzienlijk. Air France haalde een resultaat van 2,66 miljard euro; dat is 63 procent van de totale brutowinst, tegenover 54 procent in 2022. KLM droeg een brutowinst van 1,57 miljard bij (een aandeel van 37 procent; dat was in 2022 nog 47 procent).

Een erg slecht vierde kwartaal van 2023 brak KLM op. „Operationele problemen”, aldus de maatschappij. KLM moest vluchten annuleren door een beperkte baancapaciteit op Schiphol als gevolg van het stormachtige weer en door verminderde inzetbaarheid van de vloot.

Marjan Rintel, president-directeur van KLM, stelde donderdag dat de problemen onder meer zijn veroorzaakt door een haperende toeleveringsketen. KLM’s onderhoudstak moet vaak lang wachten op een paar laatste onderdelen voordat men een vliegtuig weer de lucht in kan sturen.

Verder probeert KLM „een inhaalslag te maken” bij het aannemen van technici en piloten, aldus Rintel. Vakbond Nederlandse Vereniging van Luchtvaarttechnici (NVLT) waarschuwt al veel langer dat een personeelstekort dreigt bij KLM’s onderhoudstak. Veel ervaren technici, die een reparatie mogen certificeren, gaan met pensioen. KLM laat sinds kort onderhoudswerk doen in het VK en België.

4. Air France-KLM lijkt nu financieel gezond maar daarvoor heeft het bedrijf wel alles uit de kast moeten halen. Zo heeft het bedrijf zijn Flying Blue-programma verkocht aan een durfinvesteerder.

De Frans-Nederlandse groep eindigde 2023 met een netto schuld van 5 miljard euro. Dat is 1,3 miljard lager dan een jaar eerder. De groep heeft een verhouding netto schuld/brutowinst van 1,2. Dat was vorig jaar nog 1,8. Onder de 3 wordt gezien als financieel gezond. Concurrent IAG (British Airways, Iberia) meldde donderdag een verhouding van 1,7 (2022: 3,1).

Air France-KLM heeft zijn schuld weten te verlagen met allerhande financiële instrumenten. Zo introduceerde het bedrijf een jaar geleden duurzaamheidsgerichte obligaties. Als de groep een aantal ‘groene doelen’ haalt, zoals een lagere CO2-uitstoot, krijgt het gunstiger voorwaarden voor een lening van 1 miljard euro. De groep deed donderdag geen mededelingen over deze financiering.

Verder verkocht Air France-KLM zijn loyaliteitsprogramma voor trouwe klanten, Flying Blue, deels aan investeringsmaatschappij Apollo. Dat levert naar schatting 1,5 miljard op. Apollo participeert nu in het bedrijf dat het Flying Blue-spaarprogramma exploiteert voor Air France-KLM op termijn moeten ook klanten van Transavia en SAS kunnen deelnemen.

KLM moet nog 1,3 miljard euro terugbetalen aan de Nederlandse fiscus. Net als andere bedrijven in Nederland kreeg de maatschappij uitstel van belastingen tijdens de pandemie.

5. De consolidatie in de versnipperde Europese luchtvaart schiet niet op. De Europese Commissie verzet zich tegen overnames van ITA, Air Europa en mogelijk ook SAS.

Bestuursvoorzitter Ben Smith had donderdag weinig nieuws te melden over fusies en overnames in de Europese luchtvaart. Air France-KLM nam vorig jaar voor 145 miljoen euro een belang van bijna 20 procent in SAS. Maar welke plannen Smith heeft met dat bedrijf wilde hij nog niet kwijt. Eerder moet SAS helemaal uit surseance van betaling komen. Dat is vermoedelijk dit voorjaar.

Evenmin wist Smith nieuws te melden over zijn interesse in TAP. Air France-KLM zou de kleine Portugese maatschappij graag inlijven – en de Portugese regering wil een deel van haar aandelenpakket verkopen – maar meer duidelijkheid volgt vermoedelijk pas na de Portugese verkiezingen eind maart. TAP is sterk op routes naar groeimarkt Brazilië.

Ook de overname van de Spaanse maatschappij Air Europa door IAG stagneert. Ook daar wil Brussel meer onderzoek. Ben Smith begrijpt dat wel, zei hij donderdag. „Met Air Europa krijgt IAG, ook eigenaar van Iberia en [de Spaanse budgetmaatschappij] Vueling een heel sterke positie op de luchthaven van Madrid. Daar hebben wij zorgen over.”

Geen nieuws over fusies en overnames is misschien wel goed nieuws voor Europese passagiers. Reisbureaus, touroperators en luchthavens uiten al langer zorgen over de stijgende concentratie in de Europese luchtvaart. Als de overnames van SAS, ITA, Air Europa en TAP doorgaan krijgen de vijf grote luchtvaartmaatschappijen in Europa (Lufthansa, IAG, Air France-KLM, Ryanair en easyJet) bijna driekwart van de markt in handen. Twintig jaar geleden was hun gezamenlijk aandeel nog minder dan 50 procent. De reissector vreest dat de concurrentie op duizenden vliegroutes fors wordt beperkt.

6. Het blijven onzekere tijden voor Air France-KLM, vooral op Schiphol. Slecht weer speelt mee, maar ook alle juridische procedures in Nederland geven onzekerheid.

Een flink aantal procedures maakt de situatie op Schiphol een juridisch moeras.

De Hoge Raad doet vermoedelijk dit voorjaar uitspraak in de zaak van KLM en andere luchtvaartmaatschappijen en -organisaties tegen de kabinetsplannen voor Schiphol. Verder moet de Europese Commissie advies uitbrengen over de Europese procedure die Nederland moet volgen voor krimp op luchthavens om de geluidsoverlast te beperken.

Daarnaast loopt de rechtszaak van stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder. Omwonenden van Schiphol eisen dat de Nederlandse staat hen beter beschermt tegen lawaai.

De vierde zaak gaat over corona-steun aan KLM. De Commissie heeft die staatssteun goedgekeurd, maar al twee keer heeft de Europese rechter de Commissie op de vingers getikt. Hoe dit verder gaat is onduidelijk, zei Ben Smith donderdag.

De vijfde procedure betreft de arbeidsomstandigheden van het personeel van KLM en dienstverlenende bedrijven die op het platform van Schiphol werken. Zij moeten beter worden beschermd tegen (kankerverwekkende) uitstoot van kerosine- en dieselmotoren, vindt de Arbeidsinspectie. Als KLM verantwoordelijk wordt gesteld voor ernstige ziekte van werknemers, kan dat grote gevolgen hebben.

En tot slot dreigt een rechtszaak tegen het afgeven van de natuurvergunning aan Schiphol. Als die zaak op termijn leidt tot minder vluchten op de Amsterdamse luchthaven, raakt dat KLM direct.

Ondertussen, vertelde Ben Smith tijdens de presentatie van donderdag, kijkt de groep naar andere luchthavens buiten Nederland. Transavia vliegt deze zomer al vaker vanaf Brussel.


Wielen of niet, Picnic is een supermarkt

Het personeel van de onlinesupermarkt Picnic en flits-bezorgbedrijven als Flink en Getir valt onder de cao voor de levensmiddelensector en niet onder de cao voor e-commerce.

Dat heeft de rechtbank in Utrecht woensdag bepaald. Dit betekent dat de personeelskosten voor de boodschappenbezorgers zullen stijgen. Het vonnis leidt ertoe dat medewerkers bijvoorbeeld recht hebben op toeslagen voor werken in de avonduren en op zondagen.

De betrokken bezorgbedrijven zullen de hogere salariskosten vermoedelijk willen doorberekenen aan hun klanten. Dat zou kunnen leiden tot duurdere producten in de online-winkels.

De rechtszaak was aangespannen door flitsbezorgbedrijven Gorillas, Flink en Getir, samen met de branchevereniging E-commerce Nederland en Picnic. Zij vinden dat zij niet onder de cao voor supermarkten zouden moeten vallen, omdat hun personeel andersoortig werk zou verrichten. Zo zouden medewerkers voornamelijk bezig zijn met het inpakken en bezorgen van boodschappen vanuit magazijnen. Dat zou iets anders zijn dan vakkenvullen in een fysieke supermarkt.

Enkele jaren geleden sloten de bedrijven een eigen cao af voor e-commerce. Die overeenkomst bevatte geen toeslagen voor het werken op onregelmatige tijden.

Gemiste toeslagen

Voor Picnic en de flitsbezorgers betekent het vonnis dat zij met terugwerkende kracht de cao levensmiddelen moeten toepassen die in september 2022 door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid algemeen bindend werd verklaard. Hierdoor heeft het personeel voor de negen maanden dat de cao liep alsnog recht op gemiste toeslagen.

In de nieuwe supermarkt-cao is de definitie van werkgever gewijzigd, waardoor Picnic en de flitsbezorgbedrijven nu wel dezelfde arbeidsvoorwaarden als supermarkten moeten hanteren. Volgens de rechtbank krijgen klanten van de bedrijven weliswaar op een andere manier de boodschappen in huis, maar blijft het product hetzelfde: ook zij verkopen levensmiddelen en vallen dus onder de supermarkt-cao.

De kwestie speelt al jaren. In 2019 spande vakbond FNV een rechtszaak aan tegen Picnic. De rechter oordeelde destijds dat de supermarkt-cao voor slechts een klein deel van het Picnic-personeel bindend was. Toen FNV en CNV vervolgens een nieuwe supermarkt-cao afsloten, stapten Picnic en de flitsbezorgers naar de rechter.

FNV noemt de uitspraak van de rechter een „enorme overwinning” voor de Picnic-medewerkers en het personeel van de flitsbezorgers. „De uitspraak bevestigt wat wij steeds hebben gezegd: Picnic is, zoals het zichzelf ook steeds in de markt heeft gezet, een supermarkt, alleen dan op wielen”, stelt Michiel Boer van FNV Handel op de site van de bond. „Zij vallen onder de werkingssfeer van de cao voor supermarkten en dus moeten zij deze toepassen en hun mensen netjes betalen voor het werken in de avonden en op zondagen. Dit geldt net zo goed voor de flitsbezorgers.”

Volgens FNV is de uitspraak belangrijk, omdat het concurrentie op arbeidsvoorwaarden in één en dezelfde sector tegengaat. „Vergelijkbare werkzaamheden moeten op dezelfde manier betaald worden. De uitspraak van de rechtbank bevestigt dit.” De betrokken bezorgbedrijven hebben bekendgemaakt ertegen in beroep te gaan.

Picnic heeft circa duizend werknemers in Nederland. In 2023 had het bedrijf een omzet van circa 1,25 miljard euro. Picnic maakt verlies; hoeveel meldt het pas later dit jaar. In 2022 was het verlies 209 miljoen euro.