Hij heeft het gevoel dat hij eindelijk gelijk krijgt, de Franse econoom Élie Cohen. Sinds het begin van zijn carrière betoogt Cohen (74) dat de overheid een belangrijke rol moet spelen in de economie. Dat ieder zichzelf respecterend land een industriebeleid voert, bepaalde sectoren stimuleert met geld of met wetgeving, en zo bedrijven tot nationale ‘kampioenen’ kan maken.
Maar buiten Frankrijk moesten ze er afgelopen decennia weinig van hebben. Globalisering was het toverwoord. De wereld werd gezien als één grote, geïntegreerde economie. Landen en bedrijven konden allerlei economische activiteiten maar het beste overlaten aan gebieden aan de andere kant van de wereld, als ze daar goedkoper verricht konden worden. Overheden moesten zich terughoudend opstellen – om concurrentie op de vrije wereldmarkt ruim baan te geven en zo de consument de laagste prijzen te bezorgen.
Inmiddels is de wind gedraaid. Industriebeleid wordt overal omarmd, van de Verenigde Staten tot Europa en Azië. „Iedereen is bekeerd”, constateert Cohen, die zijn gelijk – en dat van Frankrijk – thuis in zijn werkkamer in Parijs graag toelicht. In de uitpuilende boekenkasten staan (vooral Franse) auteurs, van Thomas Piketty tot Charles de Gaulle, hem zwijgend terzijde.
Het jongste boek van hemzelf, Souveraineté Industrielle (2022), is een sterk pleidooi voor herstel van industriële en technologische autonomie in Europa, door een krachtig industriebeleid. Niet alleen omdat het economisch beter zou zijn, ook omdat de geopolitieke situatie daar om vraagt.
„De afgelopen jaren heeft zich een enorme verandering voltrokken. De hele wereld heeft te maken gekregen met tekorten, verstoringen van de aanvoerlijnen en het strategische en politieke gebruik van handel. Daardoor daalde het besef in, bij regeringsleiders én economen, dat het vrije verkeer van producten mooi is, maar dat goede bevoorrading belangrijk is.”
U doelt op de tekorten die ontstonden door de coronacrisis?
„Uiteraard. Maar ook dat een aardbeving in Taiwan de aanvoer van chips bleek te kunnen verstoren. Of dat India of China kan zeggen: de levering van deze of die grondstof houden we even tegen, want die hebben we nu zélf nodig. Toen China besloot de export van zeldzame aardmetalen te beperken, die wezenlijk zijn voor de productie van allerlei elektronische onderdelen in onder meer de energiesector, had onze industrie van de ene dag op de andere een groot probleem.
„Frankrijk en Duitsland liepen ooit voorop in de farmaceutische industrie. Twintig jaar geleden waren we exporteur van geneesmiddelen, tegenwoordig zijn we importeur. Nu is er een tekort aan bepaalde geneesmiddelen en moet ik mijn apotheek opbellen om na te gaan of het medicijn dat ik nodig heb, wel is binnengekomen.
„Het idee dat de wereld plat is, een glad oppervlak waarop goederen, diensten, informatie en grondstoffen vrij circuleren, houdt niet langer stand. Het idee dat er geen muren zijn, geen grenzen, is in duigen gevallen.”
Was het geloof in globalisering naïef?
„Dat vind ik wel. In de economie hebben we de neiging alle lessen van het verleden te vergeten zodra er een nieuwe stroming opkomt. Generaal Charles de Gaulle [leider van de na-oorlogse voorlopige Franse regering van 1944 tot 1946, premier van 1958 tot 1959, en president van 1959 tot 1969] zei na de Tweede Wereldoorlog al dat de belangrijkste les die hij uit de oorlog had getrokken de noodzaak van leveringszekerheid was. Toen de oorlog was uitgebroken, konden we van de ene dag op de andere geen olie meer importeren, en ook geen Duitse telecomapparatuur. Daarom zei De Gaulle in 1945 dat Frankrijk op technologisch en industrieel gebied autonoom moest worden.
„Een staat heeft ten opzichte van zijn burgers de verantwoordelijkheid om te zorgen dat aan bepaalde essentiële goederen geen gebrek is – op het gebied van energie, defensie, geneesmiddelen, voedsel. Dat is de betekenis van soevereiniteit.
Veiligheid bestaat niet alleen uit agenten met geweren, maar net zo goed uit het vermogen zelfvoorzienend te zijn in goederen die fundamenteel zijn om zich te voeden, te beschermen en te verzorgen
„Als student was ik al in industriële soevereiniteit geïnteresseerd. Mijn eerste boek ging erover. Maar niemand interesseerde zich ervoor, want het waren ideeën van vóór de liberalisering. Iedereen had zijn mond vol over de dynamiek van de globalisering, over internationale arbeidsdeling, en dat landen moesten kiezen voor industriële specialisatie.
„Als je voor economische soevereiniteit pleit, is de tegenwerping al gauw dat het een protectionistische strategie is. Maar dat hoeft helemaal niet. Leveringszekerheid kan je ook bereiken door de strategische schakels van productieketens in eigen land te houden. Of door grondstoffen en producten dichter bij huis te betrekken van bevriende landen – wat de Amerikaanse minister van Financiën Janet Yellen ‘friend-shoring’ noemt [een variatie op off-shoring (ver weg produceren), en re-shoring (productie terug naar huis halen].
„Landen hebben begrepen dat veiligheid niet alleen bestaat uit politieagenten met geweren, maar net zo goed uit het vermogen zelfvoorzienend te zijn in goederen die fundamenteel zijn om zich te voeden, te beschermen en te verzorgen.”
En moet dat op nationaal of op Europees niveau gebeuren?
„Dat hangt af van de sector. Het zou bijvoorbeeld absurd zijn om te zeggen dat Frankrijk alle farmaceutische producten die het nodig heeft op eigen bodem moet gaan produceren. In veel gevallen moet het dus op Europees niveau gebeuren. En dat komt mooi uit, want we hebben een interne markt.
„Wat nu gebeurt, in Frankrijk en in Europa, is dat we per sector, zelfs per schakel van elke sector kijken: wat is strategisch om op eigen grondgebied te hebben, wat kunnen we delen met onze Europese vrienden en wat kunnen we overlaten aan de vrije markt? Op Europees niveau hebben we een mechanisme om innovatie te stimuleren in domeinen die cruciaal zijn voor strategische autonomie, zogeheten IPCEI’s [Important Projects of Common European Interest, belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang]. We kijken eerst welke cruciale elementen van welke sectoren absoluut op eigen grond moeten plaatsvinden en vervolgens versoepelen we de regelingen zodat staten makkelijker subsidies kunnen verlenen.
„Het mooiste voorbeeld van hoe je kan zorgen voor strategische autonomie op Europees niveau waren de covidvaccins. Toen Europese bedrijven een doorbraak hadden bereikt en vaccins hadden geproduceerd, besloten we die massaal op te kopen. En vooral: die bedrijven werd gevraagd hun concurrenten licenties te geven, om de vaccins die niet beschikbaar waren op Europese bodem te gaan produceren.
„Dat voorbeeld toont aan dat we in staat zijn, als sprake is van extreme afhankelijkheid en de volksgezondheid in het geding is, samen inkoopbeleid te voeren, Europese producenten te bevoordelen en de productie op eigen bodem te laten plaatsvinden.”
In 2019 blokkeerde de Europese Commissie de voorgenomen fusie tussen de treindivisies van het Franse Alstom en het Duitse Siemens, vanwege de gevreesde machtsconcentratie. Zou over zo’n fusie nu positiever worden geoordeeld?
„Natuurlijk! Voor Margrethe Vestager [Europees Commissaris voor mededinging] was het beleid om Europese kampioenen te ontwikkelen een verschrikking. Ik heb mezelf drie keer moeten knijpen of ik dat wel goed had gelezen. Absolute waanzin. Kunt u zich voorstellen dat ze in China of in de VS zeggen dat het een ramp zou zijn om een Amerikaanse of Chinese kampioen te hebben?”
Frankrijk wordt al decennialang protectionisme verweten. Hebben de Fransen het gevoel dat ze nu eindelijk gelijk krijgen?
„Zeker. Twee nummers van het tijdschrift The Economist zijn wat dat betreft veelzeggend. Toen in 2005 de toenmalige Franse premier Dominique de Villepin een Amerikaanse poging blokkeerde om het Franse voedingsconcern Danone over te nemen, zei hij dat ‘het belang van Frankrijk op het spel stond’. Daarmee sloot hij zich aan bij Danone-oprichter Antoine Riboud die zei ‘Danone is als de kathedraal van Chartres, en de kathedraal van Chartres is niet te koop’. Dat vond het blad belachelijk: hahaha, yoghurt als een kathedraal, haha, Frans protectionisme, ze zijn onverbeterlijk, die Fransen.
„Maar vijftien jaar later schreef The Economist in een commentaar [onder de kop: De revanche van strategische yoghurt]: ‘Als het over economie gaat, spreekt de hele EU nu Frans’! Het tijdschrift was eindelijk tot het inzicht gekomen dat veiligheid van de voedselvoorziening voor Europese burgers telt.”
Toch is ook in Frankrijk veel industrie verdwenen. Waardoor is dat gebeurd?
„We hebben de keuze voor Europa gemaakt. Sinds 1956 plaatst de Franse politiek zich in een Europees kader en hebben we steeds meer de Europese ideologie overgenomen. Dat is een Duits-Britse: een liberale ideologie, gebaseerd op marktwerking en eerlijke en onbelemmerde concurrentie. Daarmee verdween de Franse industriepolitiek, met als nekslag de komst van de Europese interne markt en later de euro. Stel dat nu een Franse kampioen ontstaat op het gebied van kunstmatige intelligentie. De Franse overheid kan Franse bedrijven niet verplichten zaken te doen met deze meneer – er zullen Europese aanbestedingen moeten plaatsvinden.”
President Macron spreekt sinds zijn eerste verkiezing in 2017 veel over de noodzaak van autonomie en – wat nog iets verder gaat – soevereiniteit.
„Ik geef hem groot gelijk. We hebben een programma, France 2030, waarmee op drie manieren serieus wordt geïnvesteerd. In vergroening van de economie wordt enorm veel geld gestoken. Er is actief beleid om specifieke sectoren als waterstofproductie en quantumcomputers te bevorderen. En er is een bewuste overnamepolitiek in de farmaciesector om de nationale voorraden veilig te stellen. En we zijn niet alleen: Duitsland doet het dubbele of driedubbele van wat wij doen.”
In kleinere Europese landen bestaat de vrees dat accepteren van nationale kampioenen op de Europese markt zal leiden tot dominantie van Franse en Duitse bedrijven, omdat hun regeringen nu eenmaal diepere zakken hebben.
„Wil je dan”, zegt Cohen nu met enige stemverheffing, „dat China de dominante rol krijgt?”
Kleinere landen die niet zo veel geld hebben als de Duitsers en de Fransen, willen vooral dat hun bedrijven zich óók kunnen ontwikkelen.
„Als jullie je zo nodig willen beschermen tegen Franse kampioenen, dan accepteer je dat Chinese of Amerikaanse kampioenen zich opdringen. Is dat wat Nederland wil?”
Natuurlijk niet.
„Nou, daar lijkt het wel op. We hebben een Europese gemeenschappelijke markt, en dan zeg je dat je liever Chinezen dan Fransen hebt? Ik ben verbijsterd!”
Dus die beduchtheid van kleine landen voor dominantie van het Frans-Duitse duo begrijpt u niet?
„Het spijt me, maar neem de Duitse industrie, dat is de wereldtop. Wil Nederland daarmee concurreren? Als jullie willen bestaan, moet je een niche kiezen, terreinen waarop je uitblinkt. Maar je kan geen armpje drukken met een industriële wereldmacht.”
Nederland heeft met ASML een wereldspeler. Maar die is door de Verenigde Staten aan banden gelegd, en heeft onder Amerikaanse druk zijn export van chipmachines naar China moeten beperken.
„Natuurlijk! Dat is ook normaal. We zijn verwikkeld in een technologie-oorlog met China en voor zover ik weet, maakt Nederland geen deel uit van het Verre Oosten of van het Chinese systeem.”
Bedoelt u dat het een fout van de Nederlandse regering was dat ze ASML niet eerder zélf inperkte?
„Zeker, Washington heeft haar een lesje geleerd.”
Als jullie je zo nodig willen beschermen tegen Franse kampioenen, dan accepteer je dat Chinese of Amerikaanse kampioenen zich opdringen. Is dat wat Nederland wil?
Is er voor bepaalde belangrijke sectoren, zoals kunstmatige intelligentie, nog hoop dat Europa autonoom kan worden?
„De Amerikanen zijn duidelijk dominant in AI en worden gevolgd door de Chinezen. Europa is afwezig. Dus wat doen we nu? Reguleren, voilà. En investeren in start-ups.
„De keren dát we een technologische voorsprong hadden, lukte het ons niet de noodzakelijke investeringen te doen om te versnellen en onze markten te beschermen. Kijk naar de 4G-technologie. Nokia [uit Finland] en Ericsson [Zweden] waren op dat terrein wereldleiders.
„Maar de Chinezen zeiden: wij willen 4G domineren. Dus ze hebben aanbestedingen uitgeschreven zodat Chinese technologieën zich konden ontwikkelen, bedrijven zijn ontstaan. Daarna plaatste de Chinese staat bestellingen bij de meest geavanceerde bedrijven. Vervolgens subsidieerden ze die om hun productiemiddelen te ontwikkelen. Daarna subsidieerden ze om export te bevorderen en open markten te veroveren. En Ericsson en Nokia hadden het nakijken.”
Het Amerikaanse Microsoft heeft onlangs geïnvesteerd in het jonge Franse AI-bedrijf Mistral. Vindt u dat zorgwekkend?
„De Franse regering kan een veto uitspreken over overnames. Dus als ze een Amerikaanse overname van Mistral wil voorkomen, kan dat.”
In welke sectoren kan Europa leidend worden? In uw boek noemt u quantumtechnologie, een sector waarin Frankrijk en Nederland samenwerken.
„Ik ga geen voorspellingen doen. Ik constateer dat Europa alle benodigde instrumenten in huis heeft op het gebied van basis- en technologisch onderzoek. Maar we blijven achter als het gaat om ontwikkeling. Er is nu een Europa-breed bewustzijn over de noodzaak van autonomie. Maar de vertaling naar industriële besluitvorming, beslissingen en overheidsopdrachten gaat nog traag.”
U bepleit ook dat Europa op het gebied van defensie autonoom moet worden.
„Voor defensie geldt dit nog méér. Mijn grote hoop is dat de Verenigde Staten ons een grote schop onder de kont geven. Daar zijn ze al mee begonnen, kijk naar Trump die zegt dat de VS ons niet meer gaan beschermen als we niet meer aan de NAVO bijdragen. Maar de Amerikanen moeten nog verder gaan. Misschien dat we ons dan gaan realiseren dat we óf Russisch worden, óf onszelf moeten gaan verdedigen.
„Het zijn Trump, China en Poetin die Europa wakker schudden. Hoewel de Europeanen best nog even zouden willen doorslapen.”