Hoe Duitsland de leemte van de Europese chipsector vult, op een fundament van de DDR

Wie dertig jaar geleden op het onzalige idee kwam een cleanroom te bouwen in een klaslokaal op de derde verdieping, dat weet Jörg Vierhaus niet meer. Het is sindsdien passen en meten in zijn stofvrije Reinraum, want uitbreiden is lastig.

Vierhaus leidt rond in zijn domein: lokaal 301 van de faculteit elektrotechniek van de Otto von Guericke-universiteit (OVGU) in Maagdenburg. Sponsored by Intel, meldt een sticker op de deur.

Goed, het zijn niet de allernieuwste spullen die hier staan – sommige machines zijn zelfgebouwd – maar Vierhaus heeft wel alles voorhanden om studenten uit te leggen hoe de stappen van de chipproductie werken: lithografie, depositie, etsmachines en meetapparatuur. Als je het in deze cleanroom kunt maken, dan kun je het zeker in een hypermoderne chipfabriek, zegt hij. Vierhaus laat het huiswerk van zijn studenten zien: een handvol minuscule vierkantjes, gezaagd uit een silicium schijf. Chips. En daar draait het om in Maagdenburg.

Het is een maandagmiddag, eind februari, en op de OVGU is het rustig. Een groepje studenten borrelt in het gebouw van de natuurkundefaculteit, met bier uit een beugelfles. In de tuin voor de entree staan replica’s van de beroemde halve bollen van Otto von Guericke. Daarmee bouwde deze natuurkundige – en burgemeester van de stad – in de zeventiende eeuw de eerste vacuümpomp, om lege ruimte na te bootsen.

Leegte is er volop in Maagdenburg. De stad werd in de Tweede Wereldoorlog grotendeels verwoest door geallieerde bombardementen, waardoor de boulevards ook nu nog breed en verlaten ogen. Buiten het stadshart vind je de industriële ruïnes uit de DDR-tijd. Ooit stonden er grote metaalbedrijven, die de graafmachines maakten voor bruinkoolmijnen. Monsters op rupsbanden. Maar in de jaren negentig sloten de meeste staalfabrieken en raakten tienduizenden mensen hun baan kwijt.

Vandaar de slogan ‘Weg uit de leegte’, waarmee Maagdenburg Europese cultuurhoofdstad van het jaar 2025 probeerde te worden. Vergeefs: de eer ging naar een andere Duitse stad, Chemnitz.

Computers op wielen

Maar de leegte van Maagdenburg trekt wel een nieuwe bewoner. De Amerikaanse chipfabrikant Intel gaat chipfabrieken bouwen, aan de westkant van de stad. Het is een grootschalig project dat de wederopstanding van de Europese chipindustrie inluidt. De Europese Unie wil namelijk niet meer volledig leunen op Aziatische chipleveranciers. Die afhankelijkheid bleek een achilleshiel tijdens de coronacrisis, toen een chiptekort ervoor zorgde dat de productielijnen van Europese autofabrieken langdurig stilstonden.

Chips zijn de belangrijkste ingrediënten van een moderne auto. Volgens NXP, de Nederlandse chipfabrikant die veel aan de autosector levert, zitten in een elektrische auto wel 4.000 tot 8.000 verschillende chips. Computers op wielen dus, maar toch annuleerden grote Europese autobedrijven in 2020 en masse hun bestellingen, in de verwachting dat het virus het verkeer zou platleggen. Zodra ze daar spijt van kregen en opnieuw bestelden, belandden die orders achter in de rij bij de grootste chipfabrikant ter wereld, het Taiwanese TSMC. Het gevolg: autofabrieken die op de rem stonden.

TSMC vervaardigt 60 procent van alle processors wereldwijd, en het leeuwendeel van de meest geavanceerde types. Ook NXP besteedt een deel van zijn productie uit aan Taiwan. De Europese industrie is daardoor kwetsbaar: Taiwan staat immers onder geo-politieke hoogspanning. China wil het eiland weer inlijven, al is onduidelijk hoe en wanneer.

Het gevolg van die wereldwijde hang naar autonomie: duurdere chips. De keten overal dupliceren, is minder efficiënt

Om de kans op een nieuw chiptekort te verkleinen investeert de EU 43 miljard euro in haar eigen chipindustrie. Dat klinkt meer dan het is. De EU Chips Act bestaat maar voor een klein deel uit Brussels geld, de meeste miljarden moeten de lidstaten zelf ophoesten.

Toch is de Chips Act een breuk met het verleden, want de Europese Unie probeerde altijd staatssteun tegen te gaan, om oneerlijke concurrentie tussen lidstaten te voorkomen. Maar omdat chips onontbeerlijk zijn – het zijn de belangrijkste bouwstenen van de moderne maatschappij – is er een gezamenlijke inspanning nodig om de Europese industrie resistent te maken in de turbulente 21ste eeuw.

De meerprijs van zekerheid

De geglobaliseerde productieketen van de chipindustrie concentreert zich sinds de jaren negentig in Azië, met name in Taiwan en Zuid-Korea. Door de geopolitieke verschuivingen – aangewakkerd door de technologieoorlog tussen de VS en China – wil ieder machtsblok zijn chipvoorraad veiligstellen. Niet alleen Europa investeert in eigen chipindustrie; de VS en Japan hebben hun eigen stimuleringsprojecten. Net als China, dat zijn chipproductie opvoert, terwijl de VS dat weer proberen te dwarsbomen met exportmaatregelen, bijvoorbeeld voor ASML.

Het gevolg van die wereldwijde hang naar autonomie is dat chips waarschijnlijk duurder zullen worden, omdat het minder efficiënt is om de productie en keten van toeleveranciers overal op de planeet te dupliceren, in plaats van te concentreren op één plek. Dat is de meerprijs voor zekerheid.

Het strategisch belang van chips is te groot om alleen maar te vertrouwen op economische logica. Het gaat immers niet alleen om auto’s. Ook de energietransitie is afhankelijk van halfgeleiders. Windmolens zitten vol chips, het moderne stroomnet ook. Of wapens: het slagveld in Oekraïne bewijst hoezeer moderne oorlogvoering afhangt van chiptechnologie.

Alles draait op halfgeleiders en het is de verwachting dat de totale chipomzet verdubbelt tussen 2024 en 2030, tot meer dan 1.000 miljard euro. Het Europese aandeel in de mondiale chipproductie verwatert als de EU niet snel meegroeit. Thierry Breton, eurocommissaris van de Interne Markt en aanjager van de Chips Act, weet dat volledige autonomie niet haalbaar is. Hij hoopt dat de EU in 2030 uiteindelijk 20 procent van de wereldproductie kan leveren – dat is nu 8 procent. Europa mag dan belangrijke gereedschappen leveren voor chips, zoals die van ASML en ASM, maar de productie is nog grotendeels een Aziatisch feestje.

Mega-site in Maagdenburg

Maagdenburg speelt een sleutelrol in de Chips Act. In eerste instantie bouwt Intel twee productiehallen, maar er is ruimte om door te groeien naar acht of negen ‘fabs’ – de koosnaam voor grote chipfabrieken. Voor de bouw alleen al zullen 7.000 mensen nodig zijn, en Intel verwacht dat er zo’n 3.000 mensen in de fabriek zullen werken.

De ‘mega-site’ levert daarnaast banen op bij toeleveranciers en in de dienstverlenende sector – restaurants, scholen, artsen. Bij elkaar wel 25.000 mensen, denkt André Strittmatter. Hij is hoofd van de halfgeleidersectie van OVGU en expert in epitaxy, het aanbrengen van dunne laagjes op chips. Aan hem de taak om extra studenten op te leiden die aan de slag kunnen bij Intel.

De universiteit heeft veel internationale studenten, want in Duitsland is volgens Strittmatter niet genoeg talent beschikbaar. „Ik hoop dat hier nog meer studenten uit Spanje, Frankrijk, Italië en Oost-Europa naartoe komen. Duitsland is een van de paar landen waar je voor weinig geld goed onderwijs kunt krijgen.” Ook Aziatische studenten melden zich massaal in Maagdenburg.

„Toen een Intel-delegatie zich in oktober 2021 voor het eerst bij ons meldde, hadden ze maar één prangende vraag: kunnen jullie opschalen?”, zegt Jens Strackeljan, rector van de OVGU. Over vier jaar verwacht hij jaarlijks ongeveer honderdvijftig afgestudeerde academici af te leveren die aan de slag kunnen in de chipsector. Zijn universiteit moet daarvoor wel vernieuwen, want nu studeren er bij de OVGU jaarlijks hooguit veertig chippecialisten af. Op het wensenlijstje staan een nieuwe hoogleraar nanotechnologie en een nieuwe, grotere cleanroom. In lokaal 301 van Jörg Vierhaus kunnen niet meer zes studenten tegelijk aan de slag. Dat tikt niet aan.

Grafkamers

Intel kon kiezen uit tientallen Europese steden die lonkten naar de fabs. De Amerikanen hadden een voorkeur voor Maagdenburg vanwege de nabijheid van de OVGU en andere kenniscentra, onder meer in Berlijn, Leipzig en Dresden. Bovendien zijn de vestigingskosten er laag en betaalt de overheid fors mee. Intel krijgt van de Duitse staat en de deelstaat Sachsen-Anhalt 10 miljard euro subsidie op een totale investering van 30 miljard euro.

Op dit moment is er op de plek van de Intel-fabriek weinig te zien: een weiland waarin opgravingen plaatsvinden, voordat de bulldozers van Intel vrij baan krijgen. Archeologische onderzoekers hebben in maart wel twee neolithische grafkamers gevonden, zo’n 6000 jaar oud. Maar de vooruitgang laat zich niet tegenhouden door de steentijd. In april moeten de opgravingen achter de rug zijn en kan Intel beginnen. Eind 2027 zullen dan de eerste wafers van de band rollen – zo heten de silicium schijven waarop, laag voor laag, chips gemaakt worden.

De voortgang van het Intel-project leek vertraging op te lopen omdat de Duitse overheid van de rechter te horen kreeg dat het Europese coronahulpgelden niet mag gebruiken om chipfabrieken te sponsoren. Volgens rector Strackeljan loopt het met een sisser af: Sachsen-Anhalt wil erg graag dat Intel hierheen komt, omdat de halfgeleiderindustrie de economie nieuw leven inblaast.

Andersom is Maagdenburg ook voor Intel een kans die het niet kan laten liggen. De laatste jaren heeft het bedrijf een negatieve kasstroom. De chipfabrikant heeft moeite om het innovatietempo van de Aziatische concurrenten bij te benen en grijpt stimuleringsprojecten aan in Europa en in de VS voor een gedurfde inhaalslag. Het bedrijf kocht daarvoor de allernieuwste technologie van chipmachinemaker ASML – lithografiemachines van bijna 400 miljoen euro per stuk, die de dunste lijntjes kunnen afbeelden op een silicium schijf.

De totale investeringen van Intel in Europa bedragen 80 miljard dollar, verdeeld over meerdere fabrieken en onderzoeksprojecten. Het bedrijf had in 2023 een omzet van 54 miljard dollar. Ook in Polen komt er een nieuwe Intel-fabriek, gespecialiseerd in het verwerken van chips in elektronica.

Intel wil vanaf 2027 chips leveren met 18 Ångström-techniek – een Ångström is een tiende van een nanometer

Intel verandert daarnaast zijn bedrijfsvoering. Het produceert niet alleen meer eigen chips voor computers en datacenters, maar gaat ook in opdracht van andere ontwerpers werken. Dit zogeheten ‘foundry-model’ werkt goed voor TSMC, Samsung, GlobalFoundries en de Chinese chipfabrikant SMIC. De waardevolste chipontwerpers van dit moment, Nvidia, AMD, Qualcomm en Apple, besteden namelijk al hun productie uit aan zulke foundries, zodat ze zelf geen dure fabrieken hoeven te bouwen. Intel moet ook overstag, en zal opdrachten van anderen net zoveel prioriteit moeten geven als zijn eigen chips. Dat vergt nogal een cultuuromslag, weet ook Intel-topman Pat Gelsinger. Voor zijn bedrijf is het erop of eronder. Houdt het de aansluiting bij de Aziatische concurrenten?

Volgens Gelsinger zal Maagdenburg een van de modernste chipfabrieken ter wereld huisvesten. In cijfers: de meest geavanceerde chips worden op dit moment gemaakt met 2-nanometertechnologie (een nanometer is een miljoenste van een millimeter). Intel wil vanaf 2027 chips leveren met 18 Ångström-techniek – een Ångström is een tiende van een nanometer. Nog fijnmaziger, nog snellere chips dus. Dat zijn niet de halfgeleiders waar Europese autofabrikanten nu op zitten te wachten. Zij hebben vooral ‘volwassen’ technologie nodig; goedkopere chips, op grotere schaal beschikbaar.

Met de E van Europa

Duitsland investeert naast Intel ook miljarden in een ander groot chipproject. Om in de acute behoefte van autofabrikanten te voorzien bouwt TSMC, Taiwanese Semiconductor Manufacturing Company, een nieuwe chipfabriek in Dresden. Dit project heet ESMC (met de E van Europa) en valt ook onder de EU Chips Act. De ESMC-fabriek kost 10 miljard euro en heeft een Nederlands tintje: NXP vormt een joint venture met TSMC, samen met Duitse chipfabrikanten Infineon en Bosch. De drie Europese bedrijven betalen 1,5 miljard euro en de Duitse overheid steunt het project met 5 miljard. TSMC investeert zelf ‘slechts’ 3,5 miljard euro. Die verhoudingen geven goed weer hoe welkom deze Taiwanese uitbreiding in Duitsland is. De ESMC-chips zullen gebaseerd zijn op 28- en 16-nanometer technologie, precies dat wat Europese autofabrikanten de komende tien jaar nodig denken te hebben.

Waarom steekt een Nederlandse chipfabrikant eigenlijk geld in een Duits project? NXP, in 2006 afgestoten door Philips, heeft immers ook een fabriek in Nijmegen. Daar is de afgelopen jaren al 250 miljoen euro in geïnvesteerd om de productie te vergroten. Maar voor de sprong naar grotere wafers (300 millimeter), waar meer chips op passen, is gespecialiseerde kennis en een ander soort toeleverancier nodig. Allebei zijn in Nederland niet beschikbaar.

Het lag daarom voor de hand om de samenwerking met TSMC te zoeken en ook elders uit te breiden, zegt NXP’s technologiedirecteur Lars Reger. „TSMC kijkt niet naar landen, zoals Nederland of Duitsland, maar naar het ‘land’ Europa. We hebben ook niet gezocht naar de plek die de meeste subsidies bood – we zochten naar het beste ecosysteem.”

Maar waar vind je nou dat beste ecosysteem in Europa, om een nieuwe impuls te geven aan de chipindustrie? Daarvoor moet je veertig jaar terug in de tijd. Dresden was de logische keuze, want deze stad heeft een rijke chiphistorie. Net voordat het IJzeren Gordijn in 1989 viel, ontwierpen Oost-Duitse experts van het Zentrum Mikroelektronik Dresden bijvoorbeeld een geavanceerde geheugenchip van 1 megabit, die ze net op de valreep aan DDR-leider Erich Honecker konden tonen. In de jaren tachtig bouwde firma Robotron een eigen personal computer in Dresden, als tegenhanger van de IBM PC. Veel Duitsers leerden programmeren op zo’n oude Robotron. Na 1989 bleef een kleine groep experts in Dresden actief die ook weer westerse bedrijven aantrok: Siemens breidde uit in Dresden en verzelfstandigde daarna in 1999 zijn halfgeleidertak, onder de naam Infineon.

Tot op het ondergoed

Bij Infineon torenen de bouwkranen hoog uit boven de gebouwen en het nabijgelegen natuurgebied Dresdner Heide. De chipfabrikant investeert niet alleen in ESMC maarbreidt ook zelf uit met een nieuwe ‘Smart Power Fab’, die 5 miljard euro kost. Aan de bestaande productielijnen bij Infineon is goed te zien hoe de productie van 200 en 300 millimeter wafers verschilt. In de ‘oude’ fabriek zijn medewerkers bezig met het verplaatsen van de schijven, in de nieuwe fabriek gaat het automatisch. Japanse robots schieten aan het plafond met een bak vol wafers heen en weer, van de ene machine naar de andere. Die machines zijn – logisch – ook een stuk groter.

Wie de cleanroom binnengaat moet strippen tot op het ondergoed en zich in een vezelvrije outfit hijsen, om te voorkomen dat stofdeeltjes doordringen tot de kwetsbare chipproductie. „Wij hebben de strengste hygiëne-eisen van de hele wereld”, zegt Infineon-manager Germar Schneider tijdens een rondleiding. „Tijdens de coronacrisis hadden we dus amper besmettingen in de fabriek.”

Dresden is voor Infineon het belangrijkste onderzoekscentrum en de modernste productieplek. Niet al het werk in een chipfabriek vereist echter een academische opleiding. Daardoor is de samenstelling divers. Er werken mensen van meer dan vijftig verschillende landen, die in de kantine gezamenlijk pauzeren in de voorgeschreven onderkleding: een ruimvallende blauwe trainingsboek en dito wit T-shirt. Het is de nachtploeg, die mag zo naar huis.

Bij het vliegveld, een paar kilometer verderop, staan chipfabrieken Bosch en GlobalFoundries, ooit onderdeel van het Amerikaanse AMD. Dit wordt ook de locatie waar na de zomer ESMC gaat bouwen. Chipfabrikanten zijn geneigd op een kluitje te kruipen. „Als er meer schaalgrootte is, profiteren alle chipbedrijven daarvan, want het trekt ook nieuwe toeleveranciers aan. Daardoor groeit de waarde van de gehele productieketen”, zegt Lars Reger van NXP.

‘Silicon Sachsen’, zo noemen ze het hier. Intel had zich er wellicht ook graag gevestigd, maar in Dresden begint het krap te worden. De afstand Dresden-Maagdenburg, 230 kilometer, is in Amerikaanse ogen echter te verwaarlozen. Twee uurtjes op de Autobahn en je bent er.

Zo blaast Duitsland de chipindustrie nieuw leven in, op fundamenten uit de DDR-tijd. Dan rest nog de 10 miljard euro-vraag. In de Maagdenburg-fabrieken gaat Intel chips produceren waar de Europese industrie nu geen behoefte aan heeft – het zijn halfgeleiders die in smartphones of snelle computers voor datacenters zullen belanden. Die worden niet in de EU geproduceerd. Is het dan wel waard daar 10 miljard subsidie in te steken?

Lars Reger ziet er de logica wel van in. „Met ESMC willen wij het meest brandende probleem aanpakken, de vraag naar ‘volwassen’ chiptechnologie. Maar je moet ook vijftien of twintig jaar vooruitkijken. Uiteindelijk zal Europa dus ook de 5- of 2-nanometer chips nodig hebben. Anders lopen we straks wéér achter de feiten aan.”


Investeringsfonds HAL keert terug naar waar het in 1873 begon: Rotterdam

De Nederlandse investeringsmaatschappij HAL keert terug naar Rotterdam, de havenstad waar het fonds in 1873 begon als rederij Holland-Amerika Lijn. Het fonds verplaatst per 1 april 2024 zijn fiscale zetel van Curaçao naar Nederland. De feitelijke leiding verhuist vanuit Monaco.

De aandeelhouders van HAL Trust – onder wie de steenrijke nakomelingen van havenbaron Willem van der Vorm, die in 1933 HAL redde van de ondergang – hebben vrijdag voor de verhuizing gestemd tijdens een bijzondere aandeelhoudersvergadering. In november kondigde HAL de verhuizing al aan. Destijds meldde HAL ook dat per 1 april een nieuwe bestuursvoorzitter aantreedt, Jaap van Wiechen. Hij is sinds 2014 lid van het bestuur. Van Wiechen volgt Mel Groot op die sinds 2014 leiding gaf aan HAL.

Zo komt (deels) een einde aan de ingewikkelde structuur van een van de bekendste investeringsfondsen van Nederland. HAL kent nu nog vier bases: Bermuda, Curaçao, Monaco en Nederland.

De beursgenoteerde HAL Trust, die voor circa 68 procent in handen is van de familie Van der Vorm, is gevestigd in het belastingparadijs Bermuda. De trust bezit alle aandelen van het op Curaçao gevestigde HAL Holding.

De holding bezit onder meer baggerbedrijf Boskalis, tankterminalbeheerder Vopak, maritieme dienstverleners SBM Offshore en Anthony Veder Group en elektronicaketen Coolbue. Ook bezit HAL de FD Mediagroep (Het Financieele Dagblad, BNR Nieuwsradio). HAL heeft een beurswaarde van 11,4 miljard euro.

Nu HAL het fiscaal gunstige klimaat van Bermuda en de Nederlandse Antillen verlaat moet het bedrijf met ingang van 1 april in Nederland vennootschapsbelasting en dividendbelasting betalen. Dat kan ongunstig zijn voor aandeelhouders, zoals de familie Van der Vorm, die zijn gevestigd in het buitenland.

Het Nederlandse tarief van 15 procent dividendbelasting kan „in bepaalde omstandigheden worden verminderd”, meldde HAL al in november. „Afhankelijk van hun specifieke omstandigheden kunnen aandeelhouders gerechtigd zijn tot een volledige of gedeeltelijke vermindering van Nederlandse dividendbelasting.”

Afspraken met Belastingdienst

Volgens Het Financieele Dagblad heeft HAL afspraken gemaakt over de dividendbelasting met de Belastingsdienst. Die deal kan gunstig uitpakken voor de familie Van der Vorm. De krant schrijft maandag dat de afspraken inhouden dat HAL geld kan uitkeren aan zijn aandeelhouders zonder dat dividendbelasting moet worden afgedragen.

Daartoe verhoogt HAL de nominale waarde van de aandelen HAL Holding van 0,02 euro naar 135 euro. De afspraak is dat de Belastingdienst deze verhoging erkent, aldus het FD. Zo is een groot deel van de opgebouwde winstreserves omgezet naar kapitaalreserve. HAL zou deze reserves belastingvrij kunnen uitkeren.

Een van de redenen om terug te keren naar Rotterdam is volgens het fonds „de omvang van de investeringen van HAL die zich in Nederland bevinden en/of worden geleid vanuit Nederland”. De Vereniging van Effectenbezitters (VEB) stelde al eerder dat de verhuizing een poging kan zijn om beleggers tegemoet te komen. Zij zouden al langer klagen over dalend rendement, gebrek aan transparantie en de aanwezigheid van HAL in belastingparadijzen.

NRC beschreef vorig jaar hoe HAL en de steenrijke Martijn van der Vorm hun financiële belangen hebben verplaatst naar fiscaal vriendelijke landen. Daartoe maakte HAL in de jaren vijftig een geheime belastingdeal met de Nederlandse regering.

HAL maakt woensdag zijn jaarcijfers bekend over 2023.


‘Hij was de mastermind achter een miljardenfraude’

Donderdagavond zou hij van Kaapstad naar Johannesburg vliegen, het ticket was geboekt. De volgende ochtend moest hij zich in Pretoria melden bij de Hawks, een speciale politie-eenheid voor zware criminaliteit. Die had sinds 2018 onderzoek gedaan naar het grootste boekhoudschandaal uit de geschiedenis van Zuid-Afrika en stond op het punt de verdachten eindelijk ter verantwoording te roepen.

Maar Markus Jooste, oud-bestuursvoorzitter van het internationale Zuid-Afrikaanse meubelconglomeraat Steinhoff International, liet het niet zover komen. Hij is nooit naar het vliegveld vertrokken. Donderdagmiddag werd hij met een schotwond aan zijn hoofd gevonden op het Kwaaiwater-strand bij de badplaats Hermanus, waar hij een huis had. Onderweg naar het ziekenhuis overleed hij. Volgens de politie heeft hij de hand aan zichzelf geslagen.

De dood van de in 1961 in Pretoria geboren Jooste komt aan het eind van een week waarin de Zuid-Afrikaanse financiële toezichthouder, de FSCA, zijn hoogste boete ooit oplegde. Woensdag werd bekend dat Jooste 475 miljoen rand (23,1 miljoen euro) moest ophoesten vanwege financiële malversaties bij Steinhoff tussen 2014 en 2017. Volgens de FSCA was hij de „mastermind” achter de miljardenfraude.

Stellenbosch-maffia

In een land dat vrijwel dagelijks berichten te verwerken krijgt over corruptie bij de zwarte politieke elite, is financieel wangedrag in het nog door witte magnaten gedomineerde zakenleven lang met de mantel der liefde bedekt. Juist dit soort witteboordencriminaliteit is de laatste jaren een speerpunt geworden van de opsporingsdiensten. De zaak rond Steinhoff vestigde de aandacht op wat in politieke kringen de „Stellenbosch-maffia” is gaan heten, naar het aangeharkte universiteitsstadje bij Kaapstad waar veel Afrikaans sprekende tycoons hun wortels en bedrijven hebben.

De fraude bij Steinhoff werd eind 2017 ontdekt door Nederlandse accountants van Deloitte, die weigerden de jaarrekeningen goed te keuren. Het hoofdkantoor van Steinhoff was om belastingtechnische redenen sinds 2015 in Nederland gevestigd, terwijl het bestuur vanuit Stellenbosch opereerde. In totaal 6,5 miljard euro die, vooral bij dochterondernemingen in Europa, als inkomsten was genoteerd, bleek fictie, bevestigde onderzoek van PwC later. De opgeblazen resultaten werden gebruikt om de agressieve groeistrategie van Steinhoff vol te kunnen houden.

Lees ook
Wat blijft er over na een koersval van 98 procent?

Wat blijft er over na een koersval van 98 procent?

Met bedrijven als Conforama in Frankrijk en bijvoorbeeld Pepco en Kika in Oost-Europese landen was Steinhoff na IKEA onder Joostes leiding het grootste meubelconglomeraat van Europa geworden. Maar op 5 december 2017 stortte het kaartenhuis in. In een mailtje aan het topmanagement schreef Jooste „enkele grote fouten” te hebben gemaakt en „financiële verliezen te hebben veroorzaakt voor veel onschuldige mensen”. Hij stapte op. Maar het management moest blijven volharden in „de Steinhoff-droom”, schreef hij. Dat bleek ijdele hoop. Het bedrijf, beursgenoteerd in Frankfurt en Johannesburg, verloor razendsnel 90 procent van zijn waarde. Niet alleen kleine aandeelhouders gingen het schip in, ook het Zuid-Afrikaanse pensioenfonds voor ambtenaren zag zo’n 1,5 miljard euro verdampen.

Zeemeeuw

Tot die tijd was Steinhoff de lieveling van de beurs geweest en Jooste, sinds 2000 bestuursvoorzitter, was het gezicht daarvan. In managementbladen verschenen regelmatig grote interviews waarin hij zijn successen etaleerde. Die kwamen allemaal door goede „relaties en vertrouwen”, zei hij keer op keer. Zijn relatie met op dat moment de rijkste man van Afrika, Christo Wiese, zorgde voor de nodige financiële dekking om te kunnen blijven investeren. Wiese was lang de baas van Afrika’s grootste supermarktketen Shoprite.

Maar in het op oud geld gebouwde Stellenbosch was Jooste een inkommer, schrijft journalist Pieter du Toit, in een boek over de Afrikaner zakenelite: import waar op neergekeken werd. Op alle mogelijke manieren probeerde Jooste zich bij deze kringen aan te sluiten. Toen Steinhoff in opspraak raakte, lieten al zijn nieuwe vrienden hem echter snel vallen. De rugbyploeg van Stellenbosch die tot dan ‘Steinhoff’ op het shirt had staan, plakte de merknaam zelfs af met gaffertape.

Jooste groeide op als zoon van een eenvoudige postkantoorbeambte in Pretoria en kon alleen dankzij een beurs in de jaren tachtig naar de prestigieuze universiteit. Na zijn studie accountancy had hij een flinke schuld, die hij als financieel directeur van een bescheiden meubelbedrijfje in Pretoria probeerde af te lossen. In 1998 overtuigde hij de Duitse zakenman Bruno Steinhoff, die goedkope meubels uit Oost-Europa in het westen verkocht, ervan om te fuseren. Dat was het begin van het Zuid-Afrikaans-Duitse imperium onder leiding van Jooste.

De ene overname was nog niet rond of de volgende volgde. Vooral buiten Zuid-Afrika. Zijn keiharde managementstijl leverde hem de bijnaam ‘de zeemeeuw’ op. „Door binnen te vliegen en op mensen te schijten, zorgde hij ervoor dat hij de aandacht had en het moment gebruikte voor maximale vernedering”, schreef een oud-medewerker na Joostes val in 2017. Managers werden rijkelijk met aandelen beloond, schrijft hij. Want: „We kunnen niet rijk worden met een salaris.” Precies daardoor werden intern over de extreme groeistrategie hoegenaamd geen vragen gesteld. En kon, volgens de FSCA, Jooste jarenlang „opzettelijk liegen”.

<dmt-util-bar article="4193929" headline="‘Hij was de mastermind achter een miljardenfraude’” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/03/22/hij-was-de-mastermind-achter-een-miljardenfraude-a4193929″>

Apple hobbelt achter de AI-hype aan. Is het grootste techbedrijf ter wereld traag of is het tactiek?

De nieuwe chip van Nvidia werd door de techwereld onthaald alsof Steve Jobs net de iPhone wereldkundig had gemaakt. Maar terwijl de chipmaker zijn iPhone-moment beleeft, springt Apple wel erg laat op de AI-trein.


Animatie Roel Venderbosch

‘Jullie weten toch dat dit geen rockconcert is?” Nvidia-topman Jensen Huang speelt met zijn publiek in het SAP Center in San Jose. Een zaal vol juichende softwareontwikkelaars staart naar het zwarte vierkantje in zijn handen: de nieuwe Blackwell-chip, 208 miljard transistoren in één verpakking. Eigenlijk twee chips aan elkaar geplakt, toch indrukwekkend.

Afgelopen week presenteerde Huang de ‘AI-fabriek van de toekomst’. Het leek alsof Steve Jobs net de iPhone wereldkundig had gemaakt, zo veel aandacht trok de presentatie. Jobs’ eeuwige zwarte coltrui is vervangen door Huangs eeuwige zwarte leren jasje, maar de opwinding is er niet minder om.

Sinds de introductie van ChatGPT is de belangstelling voor kunstmatige intelligentie zo groot dat een nieuwe Nvidia-chip – al is-ie onbetaalbaar en bestemd voor non-descripte datacenters – wereldnieuws is. Dat komt doordat techbedrijven over elkaar heen buitelen om in AI te investeren en daarvoor voorlopig de spullen van Nvidia nodig hebben. De beurswaarde van het bedrijf verviervoudigde in een jaar en bedraagt ruim 2.200 miljard dollar. Dat maakt Huang tot een rockster, zowel voor AI-ontwikkelaars als voor AI-beleggers.

Silicon Valley kan maar aan één ding denken: generatieve AI. Dat is software die je met tekstopdrachten dingen kunt laten verzinnen, bijvoorbeeld tekst, computercode, foto’s en video’s. ChatGPT van OpenAI was daarvan het eerste voorbeeld, inmiddels zijn er andere varianten, zoals Google Gemini, Claude van Anthropic, Llama van Meta en Grok van X.ai. Het klinkt als de line-up van een metalfestival: ingewikkelde namen voor ingewikkelde modellen, gebouwd op bergen data, met behulp van heel veel rekenkracht, en heel veel stroom en heel veel water.

Het bedrijf dat zich nog weinig van de AI-hype lijkt aan te trekken is Apple. Terwijl alle grote techreuzen al miljarden investeerden in generatieve AI, lijkt het allergrootste techbedrijf ter wereld nu pas wakker te worden. Is Apple traag of is het tactiek?

Deze week lekte uit dat Apple in gesprek is met Google en Open AI over het gebruik van hun taalmodellen, mogelijk om de techniek te integreren in toekomstige versies van de iPhone. Dat zou kunnen duiden op een broodnodige update van Siri, de assistent die Apple in 2011 introduceerde. Siri is de oermoeder van de digitale hulpjes en dringend toe aan een verjongingskuur. Want Siri begrijpt, net zoals die andere assistenten van het eerste uur, weinig van de echte wereld. Dat geldt ook voor Google Assistant en Amazon Alexa; ze zijn zo geprogrammeerd dat ze geen risicovollere uitspraken durven te doen dan het weerbericht. Deze assistenten hebben bovendien het geheugen van een goudvis en vergeten vrijwel meteen waar je het over had. De nieuwe generatie chatbots, zoals ChatGPT, is een stuk slimmer, sneller en invoelender.

Inmiddels lijkt Apple te beseffen dat generatieve AI waardevol kan zijn voor gebruikers. Maar het zit niet in zijn aard om over één nacht ijs te gaan. Daarvoor heeft Apple (beurswaarde 2.700 miljard dollar) te veel te verliezen.

Titan: tien jaar testen

Hoe behoedzaam Apple te werk gaat zie je bij ‘Project Titan’. Onlangs trok Apple definitief de stekker uit een onderzoek naar een eigen zelfrijdende auto. Project Titan werd gestart nadat een overname van Tesla niet mogelijk bleek. Er sleutelden tien jaar lang duizenden experts aan, totdat Apple besloot dat een ‘autoproduct’ commercieel oninteressant is: schrale marges, moordende concurrentie en een tanend geloof in een toekomst vol robottaxi’s. Autonoom rijden was rond 2015 dé AI-hype, waar vervolgens miljarden in gestoken werden. Maar deze vorm van kunstmatige intelligentie bleek in het dagelijks leven toch wat ingewikkelder dan gedacht.

Apple Car is van de baan, dus springt Apple op de generatieve AI-trein. Een groot aantal van de Titan-onderzoekers is volgens persbureau Bloomberg overgeheveld naar een andere divisie waar ze onder meer aan taalmodellen sleutelen. Deze week kwam een eerste AI-onderzoek naar buiten: Apple ontwikkelt een multimodaal taalmodel, MM1 genaamd, dat tegelijk met tekst en beeld overweg kan. De omvang is wel beperkt vergeleken met de gigamodellen die bijvoorbeeld OpenAi bouwt. Maar je moet ergens beginnen.

Er zijn genoeg leuke AI-toepassingen voor Apple te bedenken. Je hoeft maar even naar de binnenkant van je ogen te kijken en je ziet het voor je: een alwetende AirPod die je door de dag helpt, net als in de sciencefictionfilm Her. Of een computerbril – de Vision Pro – die met wat steekwoorden elk denkbaar droombeeld op je netvlies tovert.

Maar Apple is er het bedrijf niet naar om nieuwe technologie meteen te omarmen. De succesvolle iPod, uit 2001, was zeker niet de eerste mp3-speler. Apple wilde er een eigen draai aan geven: een harddisk voor duizend liedjes, een klikwieltje voor de bediening en witte draden uit ieders oor.

De iPhone volgde dezelfde logica. Er waren voor 2007 al smartphones van Nokia en BlackBerry. Maar Steve Jobs zag een toekomst voor iPods met internet, aanraakschermen en een App Store. Hij kreeg gelijk: zeventien jaar later zijn er anderhalf miljard iPhones in omloop.

Juist vanwege die grote groep gebruikers is Apple voorzichtig. Het afbreukrisico van generatieve AI is groot. Kijk naar de ophef rondom Google Gemini. Deze chatbot fabriceerde plaatjes van fictieve historische figuren, zoals een vrouwelijke paus of zwarte vikingen. Dat komt doordat deze taalmodellen gebaseerd zijn op data van mensen, en de regels ook worden bepaald door mensen. Daardoor is generatieve AI een vat vol vooroordelen en vooroordelen over vooroordelen, met als resultaat dat er altijd wel iemand beledigd is.

Apple wacht liever tot AI-modellen ‘lokaal’ kunnen werken, op een gewone iPhone. Dat vergt veel van de chip, maar in theorie kan je data op je telefoon blijven. Dat scheelt gezeur over privacy en wellicht dempt zo’n lokaal AI-model getraind op je eigen data ook gedoe over vooroordelen. Want als je iPhone (denk-)beelden oprispt waarvan je niet gediend bent, dan ligt dat vast aan jezelf, en natuurlijk niet aan de Apple-AI.

Windows, weet je nog?

Terug naar Nvidia’s iPhone-moment in San Jose. Er is meer rekenkracht nodig om taalmodellen aan te scherpen, vandaar dat gejuich om de twintig petaflops van de Blackwell-chip. Nieuw is die roep om rekenkracht niet: vroeger liep je Windows-pc tegen z’n grenzen aan als de Intel-processor niet snel genoeg was – in de tijd dat gigaherzen er nog toe deden.

Bij AI-software staat de processor in het datacenter en daar deelt Nvidia momenteel de lakens uit: het levert én de snelste hardware én het meest gebruikte besturingssysteem om taalmodellen te trainen. Jensen Huang vertegenwoordigt dus de Windows en Intel van nu in één persoon. Daarom trekt hij volle zalen. Maar dat jasje helpt ook.

De voortekenen waren er al: de werkloosheid loopt op – maar is nog altijd laag

De mensen die de economie wat beter volgen, zagen het al even aankomen. Een sanering hier, een uitgestelde investering daar. Een bedrijf dat zijn spullen pakt en naar het buitenland vertrekt, het minimumloon dat sterk is gestegen. Het economische klimaat in Nederland (en eigenlijk in half Europa) is de laatste tijd aan het verslechteren. En dat vertaalt zich in een oplopende werkloosheid, zo bleek donderdag uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het aantal werklozen nam de afgelopen drie maanden met gemiddeld 7.000 per maand toe. In februari waren er daardoor 379.000 mensen werkloos. Dat is het hoogste aantal in bijna anderhalf jaar, aldus het CBS.

Dergelijke cijfers zijn natuurlijk vervelend voor de mensen die het betreft, maar absoluut geen reden voor paniek. Sowieso was de werkloosheid in de coronaperiode kunstmatig laag gehouden dankzij massale overheidssteun. Nu de economie zijn normale gang weer wat heeft teruggevonden, moet er op verschillende terreinen een nieuw evenwicht gevonden worden.

Dat geldt bijvoorbeeld voor de rente, die in twee jaar tijd van zwaar negatief naar het hoogste niveau ooit is gegaan en bedoeld is om de investeringen en daarmee de inflatie af te remmen. Het geldt voor het aantal faillissementen, ook kunstmatig laag in de pandemie en nu nog steeds laag, maar wel weer op weg naar ‘redelijk normale’ cijfers. Het geldt voor de economische groei, die na corona eerst omhoog gierde, maar door de oorlog in Oekraïne, de inflatie en de renteverhoging nu flink aan het afkoelen is. En het geldt dus ook voor de werkgelegenheid: die neemt nog wel iets toe, maar niet snel genoeg om een oplopende werkloosheid te voorkomen. De werkloosheid schommelt overigens sinds september 2022 zo rond de 370.000 personen.

Krapte blijft bestaan

Toch is er iets geks aan de hand met de cijfers. Want terwijl de werkloosheid opliep naar 379.000 in de maand februari, is het aantal openstaande vacatures ook nog altijd heel hoog. De laatste meting van eind 2023 repte van 410.000 vacatures. De arbeidsmarkt is dus nog steeds heel erg krap. En dat zal nog wel even zo blijven ook, voorspelde het Centraal Planbureau vorige maand in zijn laatste raming. Anders gezegd: statistisch gezien kan bijna iedereen die dat wil nog een baan vinden, mismatches in opleidingsniveau daargelaten.

De 379.000 werklozen van vorige maand zijn in historisch perspectief niets om je zorgen over te maken. Als percentage van de beroepsbevolking gaat het dan om 3,7 procent werkloosheid. Na de piek begin jaren tachtig, toen 639.000 mensen ofwel ruim 10 procent van de toenmalige beroepsbevolking zonder werk zat, daalde de werkloosheid in de jaren negentig naar tussen de 6 en 8 procent. Rond de eeuwwisseling bereikte de werkloosheid ook het lage niveau van 4 procent, om rond de kredietcrisis en de nasleep daarvan weer op te lopen tot boven de 6 procent. De huidige stand is extreem laag.

Miljoenen niet aan het werk

Tegelijkertijd: in totaal staan niet 379.000, maar 3,6 miljoen mensen tussen de 15 en 75 jaar geregistreerd als niet werkend. Op de totale bevolking in die leeftijdscategorie van 13,4 miljoen is dat een fors percentage. Het gros van de niet werkenden staat niet als werkloos geregistreerd omdat ze niet kort geleden naar werk hebben gezocht of daarvoor niet direct beschikbaar waren. Zij worden niet tot de beroepsbevolking gerekend, het gaat vooral om mensen die al met pensioen zijn of niet kunnen werken door ziekte of arbeidsongeschiktheid.

Niet alle 379.000 officiële werklozen hebben ook een ww-uitkering. Slechts 173.700 van hen kregen die in februari van uitkeringsinstantie UWV. Ook dat cijfer loopt al vijf maanden licht op, meldt het CBS. Vorig jaar februari waren er nog 153.900 werkloosheidsuitkeringen, nu is dat dus gestegen naar bijna 174.000, een stijging van 12,9 procent. Onder jongeren (vijftien tot 25 jaar) steeg het aantal uitkeringen het hardst, met 23,9 procent. In de groep daarboven (tot 35 jaar) liep het aantal uitkeringen op met 22 procent. Bij de 55-plussers groeide het aantal uitkeringen met slechts 3 procent.

Twee tegengestelde stromen

Dat maar een deel van de mensen die werkloos is ook een uitkering krijgt, heeft te maken met hoe het werkloosheidscijfer tot stand komt. De ontwikkeling van de werkloosheid is namelijk het resultaat van een heen en weer bewegen tussen de werkzame, de werkloze en de niet-beroepsbevolking. Aan de ene kant is er de groep mensen die de werkloosheid doet dalen. Dat zijn mensen die ofwel als werkloos geregistreerd stonden en nu een baan vinden, ofwel eerst naar werk zochten maar daarmee opgehouden zijn en daarmee dus buiten de beroepsbevolking vallen. Zij krijgen dus ook geen ww-uitkering meer.

Lees ook
De economie verliest vaart, welke sectoren merken dat als eerste?

In de bouwsector wordt economische neergang als eerste gevoeld bij de bedrijven aan het begin van het bouwtraject: architecten en projectontwikkelaars.

Aan de andere kant is er de groep die de werkloosheid laat stijgen. Dat zijn mensen die ofwel een baan hadden en werkloos geworden zijn, ofwel mensen die buiten de beroepsbevolking stonden en nu alsnog een baan gaan zoeken maar die niet zo snel kunnen vinden. Vooral die laatste groep neemt sinds begin dit jaar snel toe. Per saldo zorgen die twee stromen voor de uiteindelijke toe- of afname van de werkloosheid. Over afgelopen februari was hun saldo 22.000 in de plus: de werkloosheid nam met dat aantal personen toe.

De voortekenen voor de komende maanden zijn overigens niet gunstig. Het Centraal Planbureau houdt rekening met een verder oplopende werkloosheid de komende maanden, tot wel 405.000 personen volgend jaar. De sterk gestegen loonkosten voor het bedrijfsleven, als gevolg van de hoge inflatiecompensatie, drukken het economisch potentieel, zeker vergeleken met andere Europese landen. Een nieuw kabinet kan daar natuurlijk nog veel aan verbeteren, maar voorlopig is de trend op het gebied van werkloosheid: omhoog.


Het bedrijf Reddit: een middelgroot socialemediabedrijf dat vooral veel geld verliest

Het grote buitenplein voor kantoorcomplex 303 Second Street in de wijk South of Market in San Francisco is uitgestorven. De terrasjes van de cafés en restaurants onder in de glinsterende kantoorpanden met hippe, jonge techbedrijven zijn leeg. Op de vele bankjes rond de fontein zit niemand.

Rachel Bannister (27) en Robbie Bernal (32) kunnen die rust deels verklaren. Als ze na werktijd het kantoorcomplex verlaten, zeggen ze zelf hooguit een dag per week naar het kantoor in ‘SoMa’ komen. „Het is een mooie plek en ik voel me door de 24-uursbewaking veilig in deze buurt, maar thuiswerken is gewoon handiger”, zegt Bannister, werkzaam voor maaltijdbezorgplatform DoorDash. „Het is heerlijk om zelf te bepalen wanneer ik hier kom.” Bernal, ontwerper bij huizenopkoopsite Opendoor, sluit zich daarbij aan. „Het meeste overleg ging toch al online. Ik kom vrijwel nooit naar kantoor.”

Op deze plek heeft ook socialemediaplatform Reddit zijn hoofdkwartier. Het bedrijf dat donderdag zijn beursdebuut maakt, verliet vorig jaar de wijk Mid-Market, waar het ruim 7.200 vierkante meter huurde in een imposant pand aan Market Street. Dat was tot voor kort een van de bekendste techkantoren van de stad, met huurders als Uber, Block, Square en WeWork. Maar net als Reddit zijn die huurders er vertrokken.

In SoMa huurt Reddit nu 4.300 vierkante meter, 40 procent minder dan eerst. Reden van die krimp is tweeledig. In het najaar van 2020 gaf het bedrijf zijn 2.000 werknemers meer vrijheid om op afstand te werken. En vorig jaar juni volgde een ontslagronde voor 5 procent van het personeel, zo’n negentig medewerkers. Reddit had, net als veel andere techbedrijven, de wind mee tijdens de coronapandemie, maar daarna dreigde een recessie en moesten ze pas op de plaats maken.

Daarnaast speelt de sterk gedaalde aantrekkingskracht van het stadscentrum. De overlast van daklozen en verslaafden is er al jaren groot. Als de zon is gezakt en de buurtwachters van Urban Alchemy zijn vertrokken, verandert dit stadsdeel in een haast surrealistische wereld. Op straat worden openlijk drugs gedeald, doen mensen hun behoefte, en zie je verslaafden zwaar onder invloed rondzwalken, terwijl ze rode verkeerslichten negeren en wartaal uitslaan. Geen plek waar je werknemers zich na werktijd graag begeven.

AI-hype

Reddit stelde een beursgang de afgelopen jaren meermaals uit. Dat het de tijd nu rijp acht, komt vooral door de hype rond kunstmatige intelligentie (AI). Die stuwt techaandelen en beursindexen tot grote hoogte. Reddit, dat vorig jaar 91 miljoen dollar verlies leed op 804 miljoen omzet, hoopt mee te liften op dat enthousiasme. Het verkoopt nu vooral advertenties, maar wil munt slaan uit de AI-hype door de miljoenen berichten en reacties van gebruikers te verkopen aan AI-bedrijven die werken op basis van large language models, zoals ChatGPT en Google Gemini. Makers van AI-modellen zijn bijzonder geïnteresseerd in deze content van Reddit omdat het conversaties zijn tussen ‘echte’ mensen en ze daarmee zeer waardevol zijn voor bijvoorbeeld chatbots. Hoewel de berichten openbaar zijn, levert het zonder toestemming scrapen van informatie op het internet potentiële auteursrechtproblemen op voor AI-bedrijven.

Lees ook
Reddit geeft de internetcultuur van de 21ste eeuw mede vorm

Een medewerker van Reddit in het hoofdkantoor in San Francisco.

Weinig rumoer

Reddit sloot eerder dit jaar de eerste contracten voor zulke datalicenties. Die hadden een gezamenlijke waarde van 203 miljoen dollar, zo blijkt uit het verplichte formulier dat het bedrijf eind februari deponeerde bij de Amerikaanse beurswaakhond SEC. Dit jaar verwacht Reddit aan die licenties minstens 66,4 miljoen dollar te verdienen. Tot de klanten behoort techgigant Google. Googles vicepresident Rajan Patel prees in een toelichting de unieke rol van Reddit als platform met een „ongelooflijke breedte aan authentieke, menselijke conversaties en ervaringen”.

Dat Reddit na jaren van speculatie daarover nu naar de beurs gaat, veroorzaakt niet opvallend veel rumoer in Silicon Valley. Kyle Stanford, bij financieel databureau PitchBook onderzoeker naar durfkapitaal: „In de media is meer opwinding over die stap dan hier onder investeerders en ondernemers.”

Stanford wijst erop dat Reddit in zijn geheel maximaal 6,5 miljard dollar waard is, op basis van de verwachte introductiekoers van het aandeel (tussen de 31 en 34 dollar). Dat is 35 procent minder dan de 10 miljard dollar waarop het bedrijf werd getaxeerd toen het in 2021 voor het laatst geld ophaalde bij private investeerders. „Reddit is een sterk merk en hun AI-verdienmodel is een goede zet. Maar los daarvan is Reddit een middelgroot socialemediabedrijf dat advertenties verkoopt en veel geld verliest. Zelfs als Reddits beursgang erg succesvol verloopt, zal dit hier niet meteen de sluizen openen.”

Beursgang niet altijd voordelig

Voor beursgangen waar Silicon Valley wel reikhalzend naar uitkijkt, zoals die van fintechbedrijf Stripe (onlangs gewaardeerd op 65 miljard dollar) en softwarebedrijf Databricks (43 miljard dollar), is meer tijd nodig. Zij hebben veel kapitaal opgehaald bij private investeerders en zien voorlopig geen voordelen van een notering aan de beurs. Zoiets gaat gepaard met veel administratieve rompslomp en verplichte publicatie van bedrijfscijfers, waarbij beleggers een bepaalde groei of winst per kwartaal verwachten in plaats van bijvoorbeeld hoge uitgaven voor innovatie.

Nog een nadeel van een beursgang is dat het aandeel van een bedrijf speelbal kan worden van beleggers. Dat gebeurde begin 2021 met de kwakkelende Amerikaanse gamewinkelketen GameStop, nota bene via Reddit zelf. Speculanten die anticipeerden op een bankroet, zetten hun geld in op een verdere daling van het GameStop-aandeel. Maar rebelse Reddit-gebruikers wisten de trend te keren: via subreddit WallStreetBets riepen ze op aandelen GameStop te kopen. Dat gebeurde massaal, waardoor de koers steeg en de speculerende shortsellers een groot verlies leden op hun posities.

Reddit hoopt met zijn naamsbekendheid en – gezien eerdere waarderingen – relatief lage ‘instapprijs’ op veel interesse van kleine beleggers. Opvallend bij de beursgang is dat bijna 1,8 miljoen aandelen – 8 procent van de 22 miljoen beschikbare stukken – zijn gereserveerd voor moderatoren en gebruikers van het platform. Een slimme zet, zegt Stanford: „Het is een blijk van goede wil; zo kunnen zij participeren in Reddits groei. We hebben de afgelopen jaren gezien wat subreddits met aandelen kunnen doen. Het laatste wat het bedrijf wil doen, is trouwe gebruikers tegen zich in het harnas jagen.”


De gemeente Amsterdam zei dat je er kon zwemmen, maar aan de duik hield hij een dwarslaesie over

De zaak

Een jonge man dook voorover het water in van het Binnen IJ bij het Amsterdamse Java-eiland (juni 2020). Hij kwam terecht op een betonnen plaat en liep naast allerlei andere verwondingen een (lage) dwarslaesie op. Daardoor zit hij nu in een rolstoel, in een enigszins aangepaste woning, en heeft hij een hulphond.

Hij stelde de gemeente aansprakelijk voor alle materiële en immateriële schade. De gemeente zou namelijk onvoldoende hebben gewaarschuwd voor het gevaar op die zogenoemde ‘wildzwemplek’. Omdat de gemeente bestreed dat het een wildzwemplek was en zelfs zei dat daar een zwemverbod gold, wees de rechtbank in maart 2022 de vordering tot schadevergoeding af.

Maar in een tweede procedure kwam de zwemmer met nieuw bewijsmateriaal. Niet alleen bleek uit foto’s dat er ten tijde van de duik geen zwemverbod gold, de gemeente bleek in interne beleidsnotities over zwemplekken ook te wéten van die gevaarlijke wildzwemplek. En op de marketingwebsite van de gemeente, iAmsterdam.com, was diezelfde plek zelfs aangeprezen als plek waar ‘goed gezwommen kan worden’.

De uitspraak:
Toegewezen

De rechtbank komt terug van de eerdere beslissing en oordeelt dat de gemeente aansprakelijk is. De rechter past daarvoor de ‘Kelderluik’-criteria toe, genoemd naar een arrest van de Hoge Raad uit 1965. Die beroemde uitspraak betrof een zaak waarin een medewerker van een frisdrankleverancier in een café, ook al in Amsterdam, een kelderluik open had laten staan. Daardoor viel een bezoeker in het gat en raakte ernstig gewond. De Hoge Raad oordeelde dat het onrechtmatig is om geen maatregelen te nemen in een gevaarlijke situatie waar mensen die onvoldoende opletten een grote kans lopen op ernstig letsel.

Afgaand op de nieuw gebleken feiten beslist de rechtbank dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade.

De zwemmer zelf had ook beter moeten opletten en heeft daarom voor de helft schuld aan het ongeval. Maar omdat zijn letsel zo ernstig is en de gemeente voor dit soort schade verzekerd is, stelt de rechtbank de aansprakelijkheid van de gemeente op 80 procent.

Het commentaar

Veeru Mewa (VictimFirst Advocaten) is advocaat van de jonge man. „In de eerste procedure beriep de gemeente zich op een lijst van zwemplekken waaruit een zwemverbod zou blijken. Ondanks ons verzoek daartoe kregen wij die lijst niet te zien. Die heb ik later pas met een beroep op de Wet open overheid losgekregen. Toen bleek dat de gemeente deze plek juist wel een geschikte zwemplek vond. Ze had gewoon niet de waarheid gesproken. En als je er fietsenrekken en prullenbakken neerzet, dan ben je die plek toch aan het faciliteren? Ik heb de rechter gevraagd om er zelf te gaan kijken, en dat is gebeurd. Toen was het wel duidelijk.”

Gevraagd naar een reactie zegt advocaat Petra Oskam (Kennedy Van der Laan) dat de gemeente en de verzekeraar „het ongeluk betreuren en meeleven met het slachtoffer, maar verder niet inhoudelijk op deze zaak ingaan”. Over eventueel hoger beroep beraden de verzekeraar en de gemeente zich nog.

Mewa heeft er vertrouwen in dat een hoger beroep voor zijn cliënt goed zou aflopen, maar zou instellen daarvan in dit geval brutaal vinden. „Met meer verantwoordelijkheidsbesef zou de gemeente nu eindelijk de dingen voor die jongen eens goed moeten gaan regelen. En met meer hulp bij de reïntegratie kun je de schade echt beperken.”

Frits Schirmeister geeft vaak cursussen aan letselschadeadvocaten. Als advocaat van een zwemmer in een vergelijkbare zaak (hoge dwarslaesie door een duik in ondiep water) stelde hij een Limburgs waterschap aansprakelijk. „Daar was al sinds coronatijd het zwemmen oogluikend toegestaan en te weinig voor het ondiepe water gewaarschuwd.” De rechtbank Limburg ging daar eind oktober vorig jaar in mee. De gecorrigeerde schuldverdeling van 80-20 procent wordt door de Amsterdamse rechtbank geciteerd als „meest recente vergelijkbare geval in de jurisprudentie”.

Schirmeister kan zich de problemen van Amsterdam voorstellen. „Het is een waterstad en tegenwoordig gaat iedereen er overal zwemmen. Maar de ‘Kelderluik’-criteria zijn duidelijk en nog altijd goed toepasbaar. Bij de confrontatie met waarschuwingsborden gaan de mensen toch beter opletten.”

Hij begrijpt dat in dit soort zaken hoger beroep wordt overwogen, want het gaat om heel veel geld. „Nog afgezien van kostenvergoedingen en smartengeld – als een jong iemand niet meer kan werken die anders misschien nog dertig jaar lang 50.000 euro had verdiend, dan weet je dat het om miljoenen kan gaan.” De exacte hoogte van de vergoeding zal in een nieuwe procedure worden vastgesteld.

„Gemiddeld gaat één op de vijf zaken in hoger beroep onderuit, maar de kans dat dat hier gebeurt, lijkt mij klein. Misschien wordt er nog geprobeerd om iets aan de schuldverdeling van 80-20 te doen en meer op de eigen schuld van de zwemmer te hameren… Maar het gerechtshof zal er toch ook wel niet van houden dat de gemeente bij dat gedoe met die lijst bewust beentje ging lichten.”


Einde van een tijdperk: Japan zegt de negatieve rente vaarwel

Het was ’s werelds laatste rentestand waar nog een minnetje voorstond. Sinds 2016 stond het belangrijkste rentetarief van de centrale bank van Japan ónder de nul, op minus 0,1 procent om precies te zijn. Tot dinsdagochtend. Toen nam de Bank van Japan een belangrijk besluit, dat het einde van een tijdperk inluidt. Het belangrijkste rentetarief gaat, voor het eerst in zeventien jaar, omhoog, naar een bandbreedte tussen de nul en 1 procent. Met de negatieve rente is het gedaan.

De reden daarvan: de wereldwijde inflatiegolf heeft, met enige vertraging, vat gekregen op Japan, een economie die al decennia wordt gekenmerkt door stagnerende, of in sommige jaren dalende prijzen.

Een renteverhoging is het geijkte middel voor centrale banken om de inflatie in toom te houden. Het wordt dan voor consumenten en bedrijven moeilijker om geld te lenen. Dat drukt de consumptie en de investeringen, en uiteindelijk ook de prijsstijgingen. Een negatieve rente (waarbij je geld toe krijgt als je leent, maar moet betalen als je spaart) stimuleert juist de kredietverlening, en daarmee de inflatie.

De Bank van Japan heeft lang gewacht met de monetaire ommezwaai. Westerse centrale banken zijn al sinds 2021 bezig met renteverhogingen. Centrale banken die eveneens een negatieve rente rekenden, waaronder de Europese Centrale Bank, namen daar in 2022 of eerder al afscheid van.

De centrale bank in Tokio streeft, net als andere grote centrale banken, naar een inflatie die stabiel rond de 2 procent ligt. De Japanse inflatie klom in de nasleep van de pandemie en de oorlog in Oekraïne naar een piek van 4 procent in januari 2023. Dat was grotendeels ‘geïmporteerde’ inflatie: op de wereldmarkt werden energie en meerdere goederen duurder en dus werden ook Japanners uiteindelijk geconfronteerd met hogere prijskaartjes.

Loonsverhogingen

Aanvankelijk was het bestuur van de Bank van Japan geneigd de inflatiegolf – die sowieso veel minder hevig was dan in de Verenigde Staten en in Europa – te zien als tijdelijk verschijnsel: de wereldwijde inflatie zou wel weer gaan dalen, en dan zou Japan vanzelf volgen. Maar hoewel de inflatie inmiddels inderdaad is afgenomen – deze ligt nu vlak boven de 2 procent – lijkt nu een nieuwe fase ingetreden: die van de binnenlandse inflatie, die dieper geworteld is en langer kan gaan aanhouden.

Deze binnenlandse inflatie wordt aangejaagd door loonstijgingen. Vorige week sleepte de vakbond van werknemers in de industrie, de grootste van het land, een loonsverhoging binnen van 5,28 procent bij meerdere grote bedrijven, waaronder autobouwer Honda en elektronicamaker Panasonic. Dat is de grootste loonsverhoging in 33 jaar.

Dikwijls leiden hogere lonen tot hogere prijzen: consumenten kunnen door hun hogere koopkracht meer uitgeven en zijn dus bereid hogere prijzen te betalen. Het inflatiedoel van 2 procent, gemeten over enkele jaren, is „in zicht”, aldus het bestuur van de Bank van Japan in een verklaring. Het is „zeer waarschijnlijk” dat de loonstijging dit jaar aanhoudt, zo schat de centrale bank in.

Economische malaise

Een beetje structurele inflatie is gunstig nieuws voor Japan. Jarenlang werd het monetair beleid in Tokio bepaald door de angst voor déflatie, een aanhoudende daling van de prijzen die kon leiden tot uitstel van bestedingen bij consumenten (wat de economie in een crisis kan storten). De economie van Japan – in de eerste naoorlogse decennia een succesverhaal – kampt met ondermaatse groei sinds eind jaren negentig, toen een vastgoedzeepbel knapte. Intussen vergrijsde de bevolking en kreeg de exportindustrie veel concurrentie van met name China en Zuid-Korea.

De Japanse centrale bank trok de voorbije jaren alles uit de kast om de economie en de inflatie kunstmatig op te krikken. Ze kocht niet alleen massaal staats- en bedrijfsobligaties teneinde de rente daarop te drukken – iets wat de Europese en Amerikaanse centrale banken eveneens tot voor enkele jaren deden. Ze ging nog een stap verder: ze beïnvloedde met gerichte opkopen de rentes op de hele ‘rentecurve’ (van kort- tot langlopende staatsobligaties) en hield de hele curve zo op een gecontroleerd (laag) niveau.

Dit zogeheten yield curve management – een experiment dat bij andere centrale banken veel interesse opwekte – werd dinsdag in Tokio beëindigd, al blijft de Bank van Japan voorlopig nog wel maandelijks omgerekend 37 miljard euro aan staatsobligaties opkopen. De opkoop door de centrale bank van aandelen- en vastgoedfondsen – een andere vorm van exotisch Japans monetair beleid – wordt wel bij het grofvuil gezet.

‘Normaal monetair beleid’

„We zijn teruggekeerd naar een normaal monetair beleid”, zei de voorzitter van de Bank van Japan, Kazuo Ueda, dinsdag tijdens een persconferentie. De grote vraag is of de ‘normalisering’ doorzet. Het nieuwe Japanse rentepercentage van vlak boven de nul procent is naar internationale begrippen nog steeds zeer laag. In de eurozone ligt het belangrijkste rentetarief nu op 4 procent, in de VS tussen de 5,25 en 5,5 procent. Bovendien zijn ze al enige tijd gestopt met het kopen van obligaties. De Europese Centrale Bank en de Amerikaanse Fed denken al enige tijd na over een renteverláging, al lijkt het moment daarvoor nog niet aangebroken omdat de inflatie telkens hardnekkiger blijkt dan verwacht.

Lees ook
De rente moet dalen, maar naar welk niveau? Ofwel: waar ligt de r met de ster?

ECB-president Christine Lagarde.

In Japan speculeren beleggers op de volgende renteverhóging. Daarover hield Ueda zijn kaarten tegen de borst. „Als de trendmatige inflatie nog wat oploopt, dan kan dat leiden tot een renteverhoging”, zei hij, zonder details prijs te geven over de voorwaarden voor zo’n verhoging. De financiële markten hebben wel vertrouwen in de Japanse economie. De Nikkei-index in Tokio, die sinds begin dit jaar zo’n 20 procent is gestegen, stond dinsdag verder in de plus. Dat is ook een blijk van vertrouwen in de exit uit het buitengewone monetaire beleid waaraan de Bank van Japan nu is begonnen.


‘Trump, China en Poetin schudden Europa nu wakker. Maar Europeanen zouden liever nog even doorslapen’

Hij heeft het gevoel dat hij eindelijk gelijk krijgt, de Franse econoom Élie Cohen. Sinds het begin van zijn carrière betoogt Cohen (74) dat de overheid een belangrijke rol moet spelen in de economie. Dat ieder zichzelf respecterend land een industriebeleid voert, bepaalde sectoren stimuleert met geld of met wetgeving, en zo bedrijven tot nationale ‘kampioenen’ kan maken.

Maar buiten Frankrijk moesten ze er afgelopen decennia weinig van hebben. Globalisering was het toverwoord. De wereld werd gezien als één grote, geïntegreerde economie. Landen en bedrijven konden allerlei economische activiteiten maar het beste overlaten aan gebieden aan de andere kant van de wereld, als ze daar goedkoper verricht konden worden. Overheden moesten zich terughoudend opstellen – om concurrentie op de vrije wereldmarkt ruim baan te geven en zo de consument de laagste prijzen te bezorgen.

Inmiddels is de wind gedraaid. Industriebeleid wordt overal omarmd, van de Verenigde Staten tot Europa en Azië. „Iedereen is bekeerd”, constateert Cohen, die zijn gelijk – en dat van Frankrijk – thuis in zijn werkkamer in Parijs graag toelicht. In de uitpuilende boekenkasten staan (vooral Franse) auteurs, van Thomas Piketty tot Charles de Gaulle, hem zwijgend terzijde.

Het jongste boek van hemzelf, Souveraineté Industrielle (2022), is een sterk pleidooi voor herstel van industriële en technologische autonomie in Europa, door een krachtig industriebeleid. Niet alleen omdat het economisch beter zou zijn, ook omdat de geopolitieke situatie daar om vraagt.

„De afgelopen jaren heeft zich een enorme verandering voltrokken. De hele wereld heeft te maken gekregen met tekorten, verstoringen van de aanvoerlijnen en het strategische en politieke gebruik van handel. Daardoor daalde het besef in, bij regeringsleiders én economen, dat het vrije verkeer van producten mooi is, maar dat goede bevoorrading belangrijk is.”

U doelt op de tekorten die ontstonden door de coronacrisis?

„Uiteraard. Maar ook dat een aardbeving in Taiwan de aanvoer van chips bleek te kunnen verstoren. Of dat India of China kan zeggen: de levering van deze of die grondstof houden we even tegen, want die hebben we nu zélf nodig. Toen China besloot de export van zeldzame aardmetalen te beperken, die wezenlijk zijn voor de productie van allerlei elektronische onderdelen in onder meer de energiesector, had onze industrie van de ene dag op de andere een groot probleem.

„Frankrijk en Duitsland liepen ooit voorop in de farmaceutische industrie. Twintig jaar geleden waren we exporteur van geneesmiddelen, tegenwoordig zijn we importeur. Nu is er een tekort aan bepaalde geneesmiddelen en moet ik mijn apotheek opbellen om na te gaan of het medicijn dat ik nodig heb, wel is binnengekomen.

„Het idee dat de wereld plat is, een glad oppervlak waarop goederen, diensten, informatie en grondstoffen vrij circuleren, houdt niet langer stand. Het idee dat er geen muren zijn, geen grenzen, is in duigen gevallen.”

Was het geloof in globalisering naïef?

„Dat vind ik wel. In de economie hebben we de neiging alle lessen van het verleden te vergeten zodra er een nieuwe stroming opkomt. Generaal Charles de Gaulle [leider van de na-oorlogse voorlopige Franse regering van 1944 tot 1946, premier van 1958 tot 1959, en president van 1959 tot 1969] zei na de Tweede Wereldoorlog al dat de belangrijkste les die hij uit de oorlog had getrokken de noodzaak van leveringszekerheid was. Toen de oorlog was uitgebroken, konden we van de ene dag op de andere geen olie meer importeren, en ook geen Duitse telecomapparatuur. Daarom zei De Gaulle in 1945 dat Frankrijk op technologisch en industrieel gebied autonoom moest worden.

„Een staat heeft ten opzichte van zijn burgers de verantwoordelijkheid om te zorgen dat aan bepaalde essentiële goederen geen gebrek is – op het gebied van energie, defensie, geneesmiddelen, voedsel. Dat is de betekenis van soevereiniteit.

Veiligheid bestaat niet alleen uit agenten met geweren, maar net zo goed uit het vermogen zelfvoorzienend te zijn in goederen die fundamenteel zijn om zich te voeden, te beschermen en te verzorgen

„Als student was ik al in industriële soevereiniteit geïnteresseerd. Mijn eerste boek ging erover. Maar niemand interesseerde zich ervoor, want het waren ideeën van vóór de liberalisering. Iedereen had zijn mond vol over de dynamiek van de globalisering, over internationale arbeidsdeling, en dat landen moesten kiezen voor industriële specialisatie.

„Als je voor economische soevereiniteit pleit, is de tegenwerping al gauw dat het een protectionistische strategie is. Maar dat hoeft helemaal niet. Leveringszekerheid kan je ook bereiken door de strategische schakels van productieketens in eigen land te houden. Of door grondstoffen en producten dichter bij huis te betrekken van bevriende landen – wat de Amerikaanse minister van Financiën Janet Yellen ‘friend-shoring’ noemt [een variatie op off-shoring (ver weg produceren), en re-shoring (productie terug naar huis halen].

„Landen hebben begrepen dat veiligheid niet alleen bestaat uit politieagenten met geweren, maar net zo goed uit het vermogen zelfvoorzienend te zijn in goederen die fundamenteel zijn om zich te voeden, te beschermen en te verzorgen.”

En moet dat op nationaal of op Europees niveau gebeuren?

„Dat hangt af van de sector. Het zou bijvoorbeeld absurd zijn om te zeggen dat Frankrijk alle farmaceutische producten die het nodig heeft op eigen bodem moet gaan produceren. In veel gevallen moet het dus op Europees niveau gebeuren. En dat komt mooi uit, want we hebben een interne markt.

„Wat nu gebeurt, in Frankrijk en in Europa, is dat we per sector, zelfs per schakel van elke sector kijken: wat is strategisch om op eigen grondgebied te hebben, wat kunnen we delen met onze Europese vrienden en wat kunnen we overlaten aan de vrije markt? Op Europees niveau hebben we een mechanisme om innovatie te stimuleren in domeinen die cruciaal zijn voor strategische autonomie, zogeheten IPCEI’s [Important Projects of Common European Interest, belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang]. We kijken eerst welke cruciale elementen van welke sectoren absoluut op eigen grond moeten plaatsvinden en vervolgens versoepelen we de regelingen zodat staten makkelijker subsidies kunnen verlenen.

„Het mooiste voorbeeld van hoe je kan zorgen voor strategische autonomie op Europees niveau waren de covidvaccins. Toen Europese bedrijven een doorbraak hadden bereikt en vaccins hadden geproduceerd, besloten we die massaal op te kopen. En vooral: die bedrijven werd gevraagd hun concurrenten licenties te geven, om de vaccins die niet beschikbaar waren op Europese bodem te gaan produceren.

„Dat voorbeeld toont aan dat we in staat zijn, als sprake is van extreme afhankelijkheid en de volksgezondheid in het geding is, samen inkoopbeleid te voeren, Europese producenten te bevoordelen en de productie op eigen bodem te laten plaatsvinden.”

In 2019 blokkeerde de Europese Commissie de voorgenomen fusie tussen de treindivisies van het Franse Alstom en het Duitse Siemens, vanwege de gevreesde machtsconcentratie. Zou over zo’n fusie nu positiever worden geoordeeld?

„Natuurlijk! Voor Margrethe Vestager [Europees Commissaris voor mededinging] was het beleid om Europese kampioenen te ontwikkelen een verschrikking. Ik heb mezelf drie keer moeten knijpen of ik dat wel goed had gelezen. Absolute waanzin. Kunt u zich voorstellen dat ze in China of in de VS zeggen dat het een ramp zou zijn om een Amerikaanse of Chinese kampioen te hebben?”

Frankrijk wordt al decennialang protectionisme verweten. Hebben de Fransen het gevoel dat ze nu eindelijk gelijk krijgen?

„Zeker. Twee nummers van het tijdschrift The Economist zijn wat dat betreft veelzeggend. Toen in 2005 de toenmalige Franse premier Dominique de Villepin een Amerikaanse poging blokkeerde om het Franse voedingsconcern Danone over te nemen, zei hij dat ‘het belang van Frankrijk op het spel stond’. Daarmee sloot hij zich aan bij Danone-oprichter Antoine Riboud die zei ‘Danone is als de kathedraal van Chartres, en de kathedraal van Chartres is niet te koop’. Dat vond het blad belachelijk: hahaha, yoghurt als een kathedraal, haha, Frans protectionisme, ze zijn onverbeterlijk, die Fransen.

„Maar vijftien jaar later schreef The Economist in een commentaar [onder de kop: De revanche van strategische yoghurt]: ‘Als het over economie gaat, spreekt de hele EU nu Frans’! Het tijdschrift was eindelijk tot het inzicht gekomen dat veiligheid van de voedselvoorziening voor Europese burgers telt.”

Toch is ook in Frankrijk veel industrie verdwenen. Waardoor is dat gebeurd?

„We hebben de keuze voor Europa gemaakt. Sinds 1956 plaatst de Franse politiek zich in een Europees kader en hebben we steeds meer de Europese ideologie overgenomen. Dat is een Duits-Britse: een liberale ideologie, gebaseerd op marktwerking en eerlijke en onbelemmerde concurrentie. Daarmee verdween de Franse industriepolitiek, met als nekslag de komst van de Europese interne markt en later de euro. Stel dat nu een Franse kampioen ontstaat op het gebied van kunstmatige intelligentie. De Franse overheid kan Franse bedrijven niet verplichten zaken te doen met deze meneer – er zullen Europese aanbestedingen moeten plaatsvinden.”

President Macron spreekt sinds zijn eerste verkiezing in 2017 veel over de noodzaak van autonomie en – wat nog iets verder gaat – soevereiniteit.

„Ik geef hem groot gelijk. We hebben een programma, France 2030, waarmee op drie manieren serieus wordt geïnvesteerd. In vergroening van de economie wordt enorm veel geld gestoken. Er is actief beleid om specifieke sectoren als waterstofproductie en quantumcomputers te bevorderen. En er is een bewuste overnamepolitiek in de farmaciesector om de nationale voorraden veilig te stellen. En we zijn niet alleen: Duitsland doet het dubbele of driedubbele van wat wij doen.”

In kleinere Europese landen bestaat de vrees dat accepteren van nationale kampioenen op de Europese markt zal leiden tot dominantie van Franse en Duitse bedrijven, omdat hun regeringen nu eenmaal diepere zakken hebben.

„Wil je dan”, zegt Cohen nu met enige stemverheffing, „dat China de dominante rol krijgt?”

Kleinere landen die niet zo veel geld hebben als de Duitsers en de Fransen, willen vooral dat hun bedrijven zich óók kunnen ontwikkelen.

„Als jullie je zo nodig willen beschermen tegen Franse kampioenen, dan accepteer je dat Chinese of Amerikaanse kampioenen zich opdringen. Is dat wat Nederland wil?”

Natuurlijk niet.

„Nou, daar lijkt het wel op. We hebben een Europese gemeenschappelijke markt, en dan zeg je dat je liever Chinezen dan Fransen hebt? Ik ben verbijsterd!”

Dus die beduchtheid van kleine landen voor dominantie van het Frans-Duitse duo begrijpt u niet?

„Het spijt me, maar neem de Duitse industrie, dat is de wereldtop. Wil Nederland daarmee concurreren? Als jullie willen bestaan, moet je een niche kiezen, terreinen waarop je uitblinkt. Maar je kan geen armpje drukken met een industriële wereldmacht.”

Nederland heeft met ASML een wereldspeler. Maar die is door de Verenigde Staten aan banden gelegd, en heeft onder Amerikaanse druk zijn export van chipmachines naar China moeten beperken.

„Natuurlijk! Dat is ook normaal. We zijn verwikkeld in een technologie-oorlog met China en voor zover ik weet, maakt Nederland geen deel uit van het Verre Oosten of van het Chinese systeem.”

Bedoelt u dat het een fout van de Nederlandse regering was dat ze ASML niet eerder zélf inperkte?

„Zeker, Washington heeft haar een lesje geleerd.”

Als jullie je zo nodig willen beschermen tegen Franse kampioenen, dan accepteer je dat Chinese of Amerikaanse kampioenen zich opdringen. Is dat wat Nederland wil?

Is er voor bepaalde belangrijke sectoren, zoals kunstmatige intelligentie, nog hoop dat Europa autonoom kan worden?

„De Amerikanen zijn duidelijk dominant in AI en worden gevolgd door de Chinezen. Europa is afwezig. Dus wat doen we nu? Reguleren, voilà. En investeren in start-ups.

„De keren dát we een technologische voorsprong hadden, lukte het ons niet de noodzakelijke investeringen te doen om te versnellen en onze markten te beschermen. Kijk naar de 4G-technologie. Nokia [uit Finland] en Ericsson [Zweden] waren op dat terrein wereldleiders.

„Maar de Chinezen zeiden: wij willen 4G domineren. Dus ze hebben aanbestedingen uitgeschreven zodat Chinese technologieën zich konden ontwikkelen, bedrijven zijn ontstaan. Daarna plaatste de Chinese staat bestellingen bij de meest geavanceerde bedrijven. Vervolgens subsidieerden ze die om hun productiemiddelen te ontwikkelen. Daarna subsidieerden ze om export te bevorderen en open markten te veroveren. En Ericsson en Nokia hadden het nakijken.”

Het Amerikaanse Microsoft heeft onlangs geïnvesteerd in het jonge Franse AI-bedrijf Mistral. Vindt u dat zorgwekkend?

„De Franse regering kan een veto uitspreken over overnames. Dus als ze een Amerikaanse overname van Mistral wil voorkomen, kan dat.”

In welke sectoren kan Europa leidend worden? In uw boek noemt u quantumtechnologie, een sector waarin Frankrijk en Nederland samenwerken.

„Ik ga geen voorspellingen doen. Ik constateer dat Europa alle benodigde instrumenten in huis heeft op het gebied van basis- en technologisch onderzoek. Maar we blijven achter als het gaat om ontwikkeling. Er is nu een Europa-breed bewustzijn over de noodzaak van autonomie. Maar de vertaling naar industriële besluitvorming, beslissingen en overheidsopdrachten gaat nog traag.”

U bepleit ook dat Europa op het gebied van defensie autonoom moet worden.

„Voor defensie geldt dit nog méér. Mijn grote hoop is dat de Verenigde Staten ons een grote schop onder de kont geven. Daar zijn ze al mee begonnen, kijk naar Trump die zegt dat de VS ons niet meer gaan beschermen als we niet meer aan de NAVO bijdragen. Maar de Amerikanen moeten nog verder gaan. Misschien dat we ons dan gaan realiseren dat we óf Russisch worden, óf onszelf moeten gaan verdedigen.

„Het zijn Trump, China en Poetin die Europa wakker schudden. Hoewel de Europeanen best nog even zouden willen doorslapen.”


Wat wil Shell nu echt met het klimaat?

Gaat Shell zijn Amerikaanse concurrenten achterna, en kiest het toch voor een toekomst vol fossiele energie, ondanks zijn eerdere vergroeningsbeloften? Of loopt Shell juist voorop met die vergroening, en vergroot het de afstand tot zijn achtervolgers alleen maar?

Die vraag is opnieuw actueel nu Shell de afgelopen week zijn langverwachte vernieuwde verduurzamingsstrategie bekend heeft gemaakt. Uit de herziening rijst een dubbel beeld op. Enerzijds zwakt Shell een belangrijk klimaatdoel af, en schrapt het er zelfs een. Anderzijds voert het bedrijf juist een nieuw, opvallend klimaatdoel in, dat de Amerikaanse concerns Exxon en Chevron niet eens hebben.

De afzwakking van de bestaande doelen is voor de critici in elk geval weer een bevestiging dat Shell zijn vergroening steeds minder serieus neemt. Onder de nieuwe topman Wael Sawan, die begin 2023 aantrad, heeft Shell al een aantal ‘wijzigingen’ aangebracht in het duurzaamheidsbeleid dat in 2020, toen het werd bedacht door zijn voorganger Ben van Beurden, nog internationaal werd bejubeld.

Zo stopte Shell onder andere met de verkoop van duurzaam opgewerkte stroom aan huishoudens in het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, omdat dit onvoldoende zou opleveren. En een doelstelling om tot 2030 jaarlijks 1 à 2 procent minder olie te pompen, werd juist geschrapt (al was dat volgens Shell zelf omdat het einddoel, 20 procent minder olieproductie, allang was gehaald).

Sawan verklaarde beide stappen door te zeggen dat Shell niet moet vergeten ook genoeg winst te maken, want anders zouden aandeelhouders weglopen. En als de aandeelhouders weglopen, ben je als kapitaalintensief bedrijf zoals Shell de pineut. Helaas, aldus Sawan, is het nu vooral hernieuwbare energie waar nog niet zo veel rendement op gemaakt kan worden, en dat daardoor kind van de rekening is.

Het afzwakken en schrappen van de twee (tussentijdse) klimaatdoelen is volgens Mark van Baal, oprichter van het activistische ‘groene’ aandeelhouderscollectief Follow This, een teken dat Sawan inmiddels „geobsedeerd is door de achterblijvende beurskoers” van Shell bij die van zijn concurrenten in de VS.

Maar het nieuwe klimaatdoel, een ambitie om ook de CO2-uitstoot die vrijkomt bij het gebruik van brandstoffen door klanten in absolute hoeveelheden terug te dringen (de zogeheten scope 3-emissies), toont volgens Shell zelf vooral dat het verder gaat dan andere oliebedrijven. Want de Amerikanen weigeren categoriaal om zulke doelen op te nemen, omdat klanten zelf verantwoordelijk moeten zijn voor het verminderen van hun verbruik. Shell zelf wilde lange tijd ook niet met dit soort doelen komen, maar gaat nu toch overstag. En als je het Sawan vraagt, is dat juist het bewijs dat Shell hét fossiele energiebedrijf is waar je als belegger je geld in moet steken, wil je de overgang naar een schonere en duurzamere energievoorziening een handje helpen.

Kloof

Klimaatambities van fossiele energiebedrijven laten zich, net als financiële prestaties, moeilijk met elkaar vergelijken. Al was het maar omdat elke onderneming weer zijn eigen, ‘unieke’ doelen nastreeft. En als bedrijven toch dezelfde maatstaven hebben, hanteren ze vaak weer verschillende ‘ijkjaren’ waartegen bijvoorbeeld reductieverplichtingen worden afgezet. Shell gebruikt daarvoor vaak 2016. Maar het Britse BP werkt weer met 2019 en het Franse Total met 2015.

Schrappen klimaatdoelen laat zien dat Shell-topman Sawan geobsedeerd is door de achterblijvende beurskoers

Het maakt nogal uit wat de CO2-uitstoot precies is in zo’n ijkjaar. Is die relatief hoog, dan moet je bij een emissiesreductiedoel van, zeg, 40 procent aanzienlijk meer doen dan bij een wat lagere uitstoot.

Wat wel min of meer vaststaat, is dat Shell aanzienlijk meer en verdergaande doelen hanteert dan de Amerikaanse concurrenten. Los van de bij hen ontbrekende doelen om ook de uitstoot van klanten in absolute termen terug te dringen, hebben Exxon en Chevron ook veel minder ambitieuze plannen om lekkages van methaan – een nog sterker broeikasgas dan CO2 – tegen te gaan. En waar Shell in 2025 helemaal gestopt hoopt te zijn met het affakkelen van aardgas (routine flaring), wil Exxon niet verder gaan dan een daling van 60 tot 70 procent – in 2030, vijf jaar later.

Klant bepaalt de ambitie

Belangrijke noot: het gaat veelal om ambities, niet om harde, bindende afspraken. Sterker, geregeld is er niet eens onderliggend beleid waarmee die doelen moeten worden gerealiseerd. Verstopt in een voetnoot helemaal achterin de herziene vergroeningstrategie waarschuwt Shell bijvoorbeeld dat het maar afwachten is of zijn ‘moeder aller klimaatambities’ (CO2-neutraal zijn in 2050) wel gehaald wordt. Het beleid daarvoor is namelijk nog lang niet volledig uitgewerkt: Shell plant niet verder vooruit dat tien jaar.

Bovendien hangt het er ook nog vanaf wat de samenleving de komende jaren zelf wil, aldus Shell. Als klanten geen zin of geld hebben om een elektrische auto te kopen, is het voor Shell natuurlijk lastig om minder fossiele energie te verkopen. Kortom, Shell volgt met die ambitie de klant. Bij andere fossiele energiebedrijven is dat in feite niet anders.

Het nieuwe scope-doel van Shell is overigens ook weer niet uniek. BP en Total hebben soortgelijke doelen, ogenschijnlijk zelfs nog iets scherpere (al laten die zich dus lastig vergelijken vanwege verschillende ijkjaren). BP had eerder nog wel een scherper doel, maar dat heeft het eerder afgezwakt, vanwege eenzelfde druk als waar Sawan onder zegt te staan.

Zeker is in elk geval dat Shell beide probeert te doen. Aanhaken bij de Amerikanen én vergroenen. Dat laatste is ook nog eens opgelegd door de rechter. In 2021 oordeelde de rechtbank in Den Haag, in een zaak die Milieudefensie had aangespannen, dat Shell aanzienlijk meer moest doen om te verduurzamen. In zekere zin zit Sawan dus klem.

Dat zag je terug in de reactie van beleggers op de update donderdag: die deed nauwelijks iets met de beurskoers van het bedrijf. De koers klom een procentje of twee omhoog, niet bijster veel, maar er was in elk geval geen massale uiting van kritiek op de verandering in strategie. Blijkbaar vindt het merendeel van de beleggers in Shell het wel best, kan de conclusie zijn. Of houden voor- en tegenstanders elkaar min of meer in evenwicht – precies waar Shell wellicht op hoopte.

Wie de Nederlandse aandeelhouders in Shell op een rij zet, beseft ineens dat Shell écht geen Nederlands bedrijf meer is

Dit tot onvrede Van Baal van Follow This dus. Van Baal is al jaren bezig aandeelhouders achter zich te krijgen om gezamenlijk Shell, en ook andere grote oliemultinationals als Total Energies, Exxon Mobil, BP en Chevron, op een klimaatvriendelijker koers te krijgen, via resoluties die in stemming gebracht worden op aandeelhoudersvergaderingen. Van Baal hoopt juist dat steeds meer aandeelhouders de druk op Shell zullen verhogen om ambitieuzere klimaatdoelen af te dwingen die wél in lijn zijn met het klimaatakkoord van Parijs.

Maar Shell is een gigantisch bedrijf, en dat maakt het natuurlijk moeilijk om invloed uit te oefenen. De marktwaarde van het bedrijf bedraagt ruim 210 miljard dollar (een kleine 195 miljard euro). Die marktwaarde is opgeknipt in ruim 3,21 miljard aandelen. Datzelfde geldt trouwens voor andere oliebedrijven: BP heeft 2,82 miljard aandelen uitstaan, Chevron 1,86 miljard, Exxon Mobil 3,97 miljard en Total Energies 2,33 miljard. Wie wat te zeggen wil hebben, moet dus flink wat aandelen kopen.

En daar wordt het ingewikkeld. Want wat kún je überhaupt met een aandeel? Je hebt stemrecht, maar waarvoor eigenlijk? Per saldo kunnen aandeelhouders onder het Britse recht (waar Shell zijn hoofdkantoor heeft en dus ook juridisch gevestigd is) niet veel meer dan ofwel het jaarverslag afkeuren, ofwel het bestuur wegsturen. Ze mogen onderwerpen agenderen, maar niet op de stoel van het bestuur gaan zitten. Resoluties zoals die van Follow This zijn daarom ook geformuleerd als aanbevelingen, niet als opdrachten aan het bestuur.

Maar zelfs als aandeelhouders een signaal willen geven, is het nog een heel gedoe om daar wat gewicht achter te krijgen. Wie de top-tien van grootste aandeelhouders van Shell op een rijtje zet, ziet dat er maar een heel select clubje aandeelhouders is dat zichzelf een beetje invloed toe kan dichten. De Amerikaanse beleggersfirma Vanguard is de grootste, met 3,54 procent van de aandelen van Shell. Die vertegenwoordigen een waarde van 7,3 miljard dollar. Dan komt het Noorse staatsfonds met 3,03 procent, gevolgd door een drietal verschillende fondsen van vermogensbeheerder BlackRock.

Stemmacht

De hele toptien van beleggers in Shell, die voornamelijk uit Amerikaanse en Britse vermogensbeheerders bestaat, komt tot een stemmacht van iets meer dan 15 procent. En, niet geheel verrassend: de toptien heeft samen ook een flinke vinger in de pap bij de andere grote olie- en gasbedrijven: bij de Europese bedrijven Total en BP ook iets meer dan 15 procent, bij de Amerikaanse oliebedrijven Chevron en ExxonMobil komen ze tot iets minder dan een kwart.

Wie de Nederlandse aandeelhouders in Shell op een rijtje zet, realiseert zich ineens dat Shell écht geen Nederlands bedrijf meer is. Alle geregistreerde beleggers met Nederland als thuisland komen samen tot niet meer dan 0,22 procent van de aandelen (en dus ook van de stemmen). En die 0,22 procent wordt dan ook nog eens vervuild door bedrijven als Goldman Sachs, die via Nederlandse dochters in Shell zitten. MN Services, na Goldman de grootste Nederlandse investeerder in Shell, beheert namens pensioenfondsen PMT en PME welgeteld 0,04 procent van de aandelen Shell. Van Lanschot, Aegon of Robeco mogen hier dan grote jongens zijn, bij Shell komen ze niet verder dan 0,01 procent van de stemmen. Dan kun je roepen wat je wilt, echt horen zullen ze je niet.

Die ondervertegenwoordiging van het Nederlandse, of zelfs het Europese geluid, komt ook doordat veel grotere beleggers al zijn vertrokken bij Shell. Pensioenfonds ABP, bijvoorbeeld, stapte uit onvrede over het klimaatbeleid uit Shell. Daarmee verdween ook de invloed die het fonds kon hebben op de koers van het bedrijf.

Juist het feit dat aandeelhouders zich zo moeilijk kunnen verenigen en echt macht kunnen uitoefenen, geeft Sawan en de zijnen mogelijk de ruimte om de koers zelf bij te stellen. Zowel in de ‘goede’ als in de ‘slechte’ richting. De einddoelen liggen ook nog jaren weg, dus de olie- en gasbedrijven hebben ook nog veel vrijheid in hoe ze de weg daarheen invullen.

De grote vraag blijft echter of met het verschuiven van de doelpalen op korte termijn de klimaatdoelen en de bedrijfstoekomst op langere termijn nog wel haalbaar blijven. Hoewel de ‘olies’ dus niet al te veel hoeven te luisteren naar hun aandeelhouders, zal een fors verlies van vertrouwen en een scherp dalende beurskoers voor de bestuurders van Shell, BP en de anderen wel degelijk een niet te negeren signaal worden.

Die macht hebben de aandeelhouders uiteindelijk dan weer wel.

Lees ook
Shell gaat juist tegen de fossiele trend in, zegt Shell

Activisten van Greenpeace hielden in 2021 bij Shell Pernis een opslagtank bezet.