Moet de financiële sector een leidende rol spelen in de verduurzaming van de economie? Voor economen Barbara Baarsma en Maarten Biermans, beiden voorheen werkzaam bij de Rabobank, is dat geen vraag, maar een gegeven.
„We gaan op dit moment over de grenzen van onze planeet heen”, vertelt Baarsma aan de eettafel in haar huis in Amsterdam. Biermans, naast haar: „Dat levert linksom of rechtsom financiële risico’s op voor ondernemingen en voor de economie als totaliteit.”
Baarsma: „Daarom hebben we nu echt leiderschap nodig. Van dit verlamde, versplinterde politieke landschap gaat het onvoldoende komen. Dus zeggen wij tegen de financiële sector: vanwege jullie kapitaalkracht, de grote rol die jullie hebben in de economie, pák die leidende positie en doe meer dan de regelgever vraagt.”
Om de sector in beweging te krijgen, te laten zien hoe het wel kan, maar ook om de „geïnformeerde krantenlezer” handvatten te geven om zijn bank, verzekeraar of pensioenfonds kritisch te bevragen, besloten Baarsma en Biermans een ‘basishandboek’ te schrijven. Dat werd het eind vorige maand verschenen Duurzame financiering. Hoe de financiële sector vergroening van de economie kan sturen.
In het boek leggen de aan de Universiteit van Amsterdam verbonden economen – Baarsma is hoogleraar, Biermans docent – uit hoe de financiële sector werkt, hoe die geld verstrekt aan bedrijven en burgers. En hoe verschillende instrumenten bruikbaar zijn voor verduurzaming van de economie – en waar dat juist niet kan.
Biermans: „Als ik met mensen binnen de financiële sector spreek, maar ook daarbuiten, merk ik dat ik dingen opnieuw aan het uitleggen ben. Waarom de financiële sector een rol zou hebben – ik denk dan: dat zie je toch zelf wel? Kennelijk niet. Daarom dit boek.”
Wat is duurzame financiering?
Baarsma, terwijl ze haar iPad erbij pakt alsof ze college gaat geven: „Dat is de financiering waarbij duurzaamheid – zorg voor het milieu, de planeet, het klimaat – in financiële besluitvorming van banken, investeerders en institutionele beleggers is geïntegreerd. En waarbij sprake is van rentabiliteit: het is prima om geld te verdienen met duurzame financiering, met vernieuwende financiële producten. Sponsoring of donaties kunnen heel goed zijn voor de vergroening, maar dat is geen duurzame financiering. Duurzaamheid moet in het verdienmodel van de financiële instelling zitten, anders beklijft het niet, denken wij.”
De twee pleiten dan ook niet voor ‘ontgroeien’ zoals andere duurzaamheidscritici. „Krimp is geen garantie dat de economie binnen de draagkracht van de aarde geraakt, terwijl krimp wel ten koste zal gaan van het draagvlak voor vergroeningsbeleid bij de burgers”, schrijven ze in het eerste hoofdstuk van hun boek.
Baarsma: „Daarnaast moet je als financier doelbewust met je financiering de vergroening willen sturen: het moet geen bijvangst zijn. En tot slot: het moet gaan om extra vergroening, niet om wat al wettelijk verplicht is.”
Biermans: „Wat voor mij ook belangrijk is: het gaat niet alleen om donkergroene projecten – zonnepanelen, windmolens, boeren die al biologisch boeren. Er zijn mensen die zeggen: alleen dan kan je spreken van duurzame financiering. Wij zeggen: wacht even, als je wilt dat de economie vergroent, moet je ook bedrijven in transitie – die hun productieproces vergroenen bijvoorbeeld – onderdeel laten zijn. Want als die niet bewegen, komen we nergens.”
Baarsma: „Dat is waar het spannend wordt. De weg van grijs naar groen is risicovol. Je weet niet of vergroenen lukt, of er wel vraag is naar een mogelijk duurder product. Dus je weet niet of je financiering rendeert. Juist dáár is het nodig dat financiële instellingen een stap naar voren zetten. Dat ‘diep donkergroen’ geloven we wel. Het gaat juist om de transitie.”
Het belang van financiële instellingen voor de verduurzaming staat centraal in een rechtszaak die Milieudefensie voert tegen ING, de grootste bank van Nederland. De actiegroep stelt dat financiële instellingen met hun financiering in belangrijke mate bepalen waar de economie naartoe gaat. ING zegt als bank nu eenmaal een weerspiegeling te zijn van de economie. En omdat die nog altijd grotendeels ‘grijs’ is, is de bank dat ook.
Baarsma en Biermans horen dat ook vaak van financiële instellingen. Baarsma, die als hoofdeconoom van accountant en adviesbureau PwC bedrijven adviseert over vergroening: „De financiële sector ziet zich als dienaar van de reële economie. Dat is ook logisch: in de economie hebben partijen een financieringsvraag, willen partijen investeren, zich verzekeren, sparen voor een pensioen. Daarmee komen ze bij een financiële instelling. Die werkt daarmee op ‘bestelling van de economie’. Maar je bent niet alleen dienaar in de zin van volger, je bent ook dienaar in de zin van leider. Daarom: doe meer dan van je wordt gevraagd. Doe dat omdat de maatschappij en toekomstige generaties dat van je vragen.”
Kan de financiële sector dat wel, leiderschap tonen? In het verleden waren flinke boetes nodig om banken hun rol in criminaliteitsbestrijding op te laten pakken.
„Aan de andere kant: er komt steeds meer wetgeving die via de financiële sector op vergroening zal sturen. Dat gebeurt nu al. Het is voor politici gemakkelijker te verkopen dat een bankier, verzekeraar of pensioenbelegger groene eisen oplegt, dan dat de politiek die eisen zelf aan burgers en bedrijven stelt. Wees dat als financiële instelling voor; maak je bedrijf er klaar voor, bedenk nieuwe duurzame financiële diensten. Dan ben je beter voorbereid op wat de toezichthouder van je gaat vragen. En als de sector dit goed doet, is zo ook het vertrouwen dat tijdens de financiële crisis verloren ging en maar mondjesmaat is hersteld, weer op een gezond niveau te krijgen.”
Biermans: „En nog over die boetes – de Europese Centrale Bank heeft een paar jaar geleden al gezegd: zorg dat je die klimaatrisico’s in je risicomodellen gaat opnemen. Banken die dat niet doen, gaan gewoon hele dikke boetes krijgen. Die komen eind dit jaar al.”
Gaan daar Nederlandse banken bij zitten?
Baarsma: „Nee, die doorstaan de klimaatstresstesten best goed. Nederland loopt ook wel voorop.”
Biermans: „Er gebeurt best veel, en natuurlijk moet het sneller. Maar Nederland doet het niet slecht. En dat zeggen we niet omdat we een overgrote liefde hebben voor het Nederlandse bankenlandschap. Als je gaat kijken naar duurzame financiering en de geschiedenis daarvan, dan zijn veel innovaties hier begonnen of versneld. Neem de groene obligatie – niet hier verzonnen, wel door Nederlandse partijen heel groot gemaakt. Aan duurzaamheid gelinkte leningen [met korting of renteopslag naar gelang de duurzame prestatie] zijn hier uitgevonden.”
In koor: „ESG-ratings”, de beoordelingen waarbij bedrijven gewaardeerd worden naar hun prestaties op gebied van klimaat en milieu, sociaal beleid en goed bestuur. Nederlandse pensioenfondsen, assetmanagers en banken waren vroege opstellers, voorstanders en afnemers van dat soort beoordelingen. Baarsma: „De Nederlandse financiële instellingen hebben al laten zien dat ze leiders kunnen zijn. Wees daar ook trots op, vertel dat verhaal aan de samenleving.”
Mensen in de financiële sector weten niet altijd hoe ze duurzaamheid in hun spreadsheet moeten duwen
Wat is dan nu het probleem? Want jullie constateren ook: het gaat niet snel genoeg.
Biermans: „Bij heel veel mensen in de financiële sector is een kennisgat. Heel erg plat: ze weten niet altijd hoe ze duurzaamheid in hun spreadsheet moeten duwen.”
Baarsma: „In hun risicomodellen. En die bepalen veel: daarmee wordt de hoogte van een rente en andere financiële voorwaarden bepaald.”
Biermans: „Aanpassen van een risicomodel is geen sinecure. De toezichthouder moet het ook goedkeuren. Maar dat gebeurt nu. En dat betekent dat op een gegeven moment duurzaamheid gewoon verankerd is.”
Jullie zijn weg bij de Rabobank. Hadden jullie daar niet veel meer impact kunnen hebben dan door nu een boek te schrijven?
Baarsma: „Financiële instellingen besteden nu erg veel tijd aan het oplossen van dingen uit het verleden: te hoge kosten, te lage productiviteit, oude IT-systemen, achterstanden in het voldoen aan regelgeving. Dan blijft te weinig ruimte over om na te denken over de toekomst. In de positie die ik nu heb, bij PwC en als hoogleraar, kan ik met bedrijven wel werken aan de toekomst.”
Kunnen consumenten, klanten iets doen?
Biermans: „Niet alleen consumenten, ook actiegroepen, ook journalisten. Stel vragen. Wat doen jullie? Waarom doen jullie dat? Ik geloof dat mensen niet helemaal beseffen hoe groot de impact van vragen is.”
Baarsma: „Als je in een krant iets leest over jouw bank of verzekeraar, bel dan op. Dat hoeft niet altijd boos. Vraag gewoon: leg het me uit. Daar heeft de bank wat aan. Die ziet dan ook: dit leeft in de maatschappij. En dat kan ook via de app van je bank. Daar zit een knop om contact te leggen.”
Duurzame financiering. Hoe de financiële sector vergroening van de economie kan sturen is verschenen bij uitgeverij Pluim.
Speelgoedketen Intertoys is de komende jaren verzekerd van voldoende kapitaal. Het zusterbedrijf van huishoudketen Blokker heeft onlangs een nieuwe kredietlijn kunnen afsluiten bij Rabobank, zo maakte Intertoys woensdag bekend. Eerder dit jaar bleek dat beide winkelketens van de Mirage Retail Group dringend een nieuwe financier nodig hadden, omdat de vorige kredietlijn „begin 2024” afliep.
Waar Blokker nog altijd werkt aan het aantrekken van een nieuwe geldschieter is dat bij Intertoys nu gelukt. Financieel topman Jan Nap zegt in een schriftelijke reactie blij te zijn dat de keten een akkoord heeft bereikt met een „betrouwbare partner” als Rabobank. Volgens hem stelt de nieuwe kredietlijn Intertoys in staat „om onze groeiplannen te versnellen”.
Intertoys kan de lening voor twee doeleinden gebruiken. In de eerste plaats voor werkkapitaal, zoals voor het inkopen van voorraden die pas later in het jaar worden geleverd. Daarnaast dekt het krediet ook ruimschoots de financiering van de bedrijfsplannen tot 2026. Daardoor is Intertoys nu in staat om plannen voor volgende jaren te vervroegen, aldus Nap.
De financieel topman doelt daarmee onder meer op het sluiten en samenvoegen van winkels die minder goed renderen, het uitbreiden van bestaande winkels in grotere steden en het openen van nieuwe vestigingen in regio’s waar de speelgoedketen nog nauwelijks zit. Intertoys heeft ruim tweehonderd winkels en verkoopt bijna 30 procent van al het speelgoed in Nederland.
Dat Intertoys voor zijn financiering nu ook bij een bank terechtkan, en niet alleen bij investeerders gespecialiseerd in risicovolle beleggingen, zegt veel over hoe sterk de resultaten van de keten zijn verbeterd. Vijf jaar geleden werd het bedrijf nog failliet verklaard, na aanhoudende verliezen. De keten maakte daarop een doorstart, met minder winkels, en sloot zich aan bij de Mirage-groep. Sindsdien stegen zowel omzet als winst elk jaar verder.
In het laatste volledige boekjaar, dat eind januari afliep, nam de omzet met 9 procent toe tot 208 miljoen euro, zo maakte Intertoys woensdag eveneens bekend. Daarmee groeide de keten veel sneller dan de Nederlandse speelgoedsector in zijn geheel. De winst steeg met 9 procent, tot 12,4 miljoen euro. De officiële cijfers wijken daarmee niet veel af van de voorlopige cijfers die moederbedrijf Mirage in januari al deelde.
Financieringstekort
Veel lastiger is de zoektocht van Blokker, de andere grote winkelketen onder de vlag van Mirage. De huishoudketen is – op één jaar na – al jaren verlieslatend. Overigens verbeteren de resultaten daar ook: vorig boekjaar schreef Blokker een negatief resultaat van 2 miljoen. Een jaar eerder was dat nog een min van 11 miljoen. De omzet was vorig jaar met 344 miljoen nagenoeg gelijk aan die van 2022.
Tegelijkertijd is de nood bij Blokker een stuk hoger dan die bij Intertoys was: zonder toegang tot krediet komt het voortbestaan van de keten in gevaar. Blokker kon de laatste jaren vertrouwen op een kredietlijn bij de Britse durfinvesteerder Hilco. Maar vorige maand bleek dat die al maanden weigerde geld in het bedrijf te steken. Daardoor kreeg Blokker eind januari te maken met een „acuut financieringstekort”.
Blokker besloot een kort geding aan te spannen, maar verloor dat. Volgens de rechter was niet duidelijk genoeg of het gevraagde bedrag voldoende was om de gaten te dichten. Bovendien was het volgens de rechter „maar zeer de vraag” of de keten de miljoenen ook weer zou kunnen afbetalen. Om door te kunnen, besloot Blokker tijdelijk uitstel van btw-betaling aan te vragen.
Bij het aantrekken van een nieuwe geldschieter krijgt Blokker hulp van adviesbureau Ernst & Young. Mirage-topman Ynse Stapert heeft zich altijd hoopvol uitgelaten over die zoektocht. Inmiddels loopt die op zijn einde: Stapert verwacht voor het einde van volgende week duidelijkheid te kunnen geven.
Krimp of geen krimp? Mark Harbers weet het niet meer. De minister van Infrastructuur en Waterstaat zit klem.
Terwijl de ene rechter zegt dat Harbers geluidsbeperkende maatregelen moet opleggen aan Schiphol – en wel binnen nu en twaalf maanden – zegt de advocaat-generaal bij de Hoge Raad dat krimp van de luchthaven niet mag zonder allerlei tijdrovende Europese procedures.
Ondertussen roert de Europese Commissie zich. Als het kabinet de plannen om Schiphol te laten krimpen doorzet, dreigt de Commissie met een infractieprocedure tegen Nederland. Die kan eindigen voor het Europees Hof van Justitie.
Woensdag debatteert Harbers met de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat over de luchtvaart. Op het programma staan allerlei thema’s – van de herindeling van het luchtruim tot het instellen van een CO2-plafond voor vliegvelden in Nederland – maar de meeste aandacht zal uitgaan naar de toekomst van Schiphol. Veel concrete antwoorden zal de Kamer niet krijgen. De situatie rond Schiphol is gecompliceerd en duidelijkheid kan Harbers voorlopig niet geven.
Twee juridische procedures zijn van belang, schrijft hij dinsdagmiddag in een last-minute-brief aan de Kamer. Ten eerste de procedure van stichting Recht op Bescherming tegen Vliegtuighinder (RBV), die omwonenden van Schiphol vertegenwoordigt. En ten tweede het cassatieberoep van KLM, andere luchtvaartmaatschappijen en de internationale luchtvaartorganisatie IATA tegen de Nederlandse staat.
In beide gevallen gaat het om de geluidshinder van Schiphol. In de RBV-zaak stelde de rechtbank Den Haag eind maart dat de overheid onrechtmatig handelt tegenover omwonenden. Zij moeten snel worden beschermd tegen de geluidsoverlast die de luchthaven veroorzaakt.
In de KLM/IATA-zaak adviseerde de advocaat-generaal vrijdag dat de minister niet zonder meer een eerste stap kan zetten om de geluidsregels voor Schiphol aan te halen. Eerst moet hij Europese regels volgen.
Lees ook Advocaat-generaal: krimp Schiphol om geluidshinder tegen te gaan moet EU-regels volgen
In de brief van dinsdag schetst Harbers het juridische moeras dat nu is ontstaan rond Schiphol. Hij weet niet hoe het kabinet uitvoering zal geven aan het vonnis in de RBV-zaak, want het aanpassen van bestaande geluidsregels en het toevoegen van nieuwe regels duurt vermoedelijk langer dan de twaalf maanden die de rechtbank noemde.
Luchtvaart koolstofarm maken
„De Nederlandse zaak is uniek in Europa”, aldus Eurocommissaris Adina Valean (Transport) vorige week in Brussel. „In geen enkele andere lidstaat speelt op dit moment een situatie zoals op Schiphol.”Tijdens een congres van de Commissie over mobiliteit stelde Valean desgevraagd: „Wij begrijpen de beweegredenen van Nederland goed om de capaciteit van Schiphol te willen beperken. Maar ik moedig een dergelijke aanpak zeker niet aan.”
De EU ziet meer in verplichtingen om een bepaald percentage duurzamere brandstoffen te gebruiken, de uitstoot te belasten en belasting te heffen op kerosine. Die regels zitten in het Fit for 55-klimaatprogramma van de Commissie. „De Europese voorstellen om de luchtvaart koolstofarm te maken zijn een betere manier om de ecologische voetafdruk van de luchtvaart te verkleinen dan het aantal vluchten te beperken”, aldus Valean tegen NRC.
„Dit betekent dat mensen minder connectiviteit hebben. En als je minder verbindingen hebt stijgen de prijzen. Dan dreigt vervoersarmoede voor iedereen die zich geen ticket kan veroorloven. Dat is niet eerlijk voor de mensen in Europa.”
Campagne tegen ‘nachtslot’
Luchtvaartmaatschappij Transavia zegt hetzelfde als Eurocommissaris Valean: als het kabinet de plannen doorzet om Schiphol te beperken, gaat dat ten koste van de mogelijkheden voor Nederlanders om op vliegvakantie te gaan. De budgetmaatschappij van Air France-KLM voerde dezer dagen campagne tegen het plan om het aantal nachtvluchten op Schiphol te beperken.
Een ‘nachtslot’ is deel van de plannen van zowel kabinet als Schiphol tegen de hinder. Nachtvluchten geven de meeste overlast voor omwonenden. Ze tellen ook zwaarder mee in het berekenen van de ‘geluidsbelasting’ voor de regio.
Nu telt Schiphol nog maximaal 32.000 vluchten (per jaar) tussen 23.00 en 7.00 uur. Harbers wil dat beperken tot 28.700. Schiphol zelf stelt een nachtsluiting voor tussen 0.00 en 5.00 uur (voor landen) en 0.00 en 6.00 uur voor vertrekkende vluchten. In deze periode, het holst van de nacht, wordt 10.000 keer gevlogen.
Volgens Transavia zal een nachtsluiting vliegen duurder maken, het vliegverkeer aan het einde van de avond (22.00-23.00 uur) en de vroege ochtend (6.00-7.00 uur) verhevigen en „het einde betekenen voor Transavia in de huidige vorm”. Dat klinkt dramatischer dan het mogelijk uitpakt. Als Transavia niet meer ’s nachts vliegt, kun je altijd nog voor andere budgetmaatschappijen kiezen die niet ’s nachts vliegen. Ook zal het met de verschuiving naar de ‘randen van de nacht’ waarschijnlijk wel meevallen. Er is slechts beperkt ruimte op Schiphol in de avond en in de ochtend is de luchthaven vol.
Transavia, KLM en andere maatschappijen benadrukken dat er andere manieren zijn om de hinder te verminderen, zoals vlootvernieuwing. Nieuwe vliegtuigen zijn stiller dan de toestellen die zij vervangen.
Toezichthouder Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) plaatst daar kanttekeningen bij. In de nieuwste editie van zijn jaarlijkse rapport De Staat van de Luchtvaart schrijft de ILT: „Ondanks de inzet van stillere toestellen, ervaren omwonenden van Schiphol meer geluidshinder. Het verminderen van geluid door vliegtuigen leidt niet automatisch tot het terugdringen van geluidshinder.”
Op de Egyptische avond in de volkshogeschool van Skellefteå staan de tafels vol met baklava, dadels en thee. Voor een klein publiek vertelt dertiger Hassan Ahmed, werknemer bij batterijfabriek Northvolt, over zijn thuisland. „In Egypte klaagde ik altijd over de zon.” Hier, diep in Noord-Zweden, is hij die meer gaan waarderen. „Als de zon schijnt, laat ik alles uit mijn handen vallen en ga bij het raam staan. Dan beweeg ik de hele dag met het licht mee, als een zonnebloem.” De zaal lacht.
Ahmed is één van de duizenden nieuwkomers die de afgelopen jaren zijn neergestreken in het provinciestadje Skellefteå, een paar honderd kilometer onder de poolcirkel. Sinds batterijfabrikant Northvolt hier in 2021 een gigantische fabriek opende, zijn er ruim 6.000 nieuwe bewoners naar het stadje (76.000 inwoners) gekomen.
Voor een groot deel zijn dat jonge, hoogopgeleide mensen uit de hele wereld, die in de fabriek proberen de productie op gang te brengen: Skellefteå kent inmiddels meer dan honderd nationaliteiten. Vandaar dat de volkshogeschool, met subsidie van de gemeente, deze avond organiseert. De bedoeling: nieuwkomers en de lokale bevolking met elkaar in contact brengen. „De bevolkingsgroei hier verandert al onze levens”, zegt Mats Bergqvist. Hij houdt zich bij de gemeente bezig met integratie van nieuwkomers. „We moeten ervoor zorgen dat iedereen op een goede manier naast elkaar leeft.” Het liefst ontstaan er geen gescheiden werelden, legt Bergqvist uit.
In Noord-Zweden vindt een verrassende demografische ontwikkeling plaats. De uitgestrekte, dunbevolkte streek is door de overvloed aan groene stroom in een paar jaar uitgegroeid tot een geliefde vestigingsplaats voor nieuwe industriebedrijven. Zweden kun je zien als een hellend vlak: grote rivieren stromen vanaf de grens met Noorwegen oostelijk richting de Botnische Golf. De overvloed aan waterkrachtstroom die dat oplevert, oefent een grote aantrekkingskracht uit op grootverbruikers die willen verduurzamen.
In Skellefteå vestigde zich de grootste batterijfabriek van Europa. Iets noordelijker, in Boden, bouwt staalstart-up H2 Green Steel een compleet nieuwe staalfabriek. Die wordt een van de grootste stroomverbruikers van Zweden.
Een ander staalbedrijf, SSAB, wil iets verderop in Luleå op grote schaal ‘groen staal’ gaan produceren. Meer in het Zweedse binnenland moet een grote uitstootvrije kunstmestfabriek komen. En er zijn grootse plannen voor het delven van zeldzame aardmetalen in de regio.
Met al deze projecten zijn duizenden banen, met name voor hoogopgeleiden, gemoeid – in een streek die decennialang juist leegliep vanwege het geringe economische perspectief. Noord-Zweden, dat was synoniem met een jeugd die vertrok naar het zuiden, naar steden als Göteborg en Stockholm, waar tenminste werk was. Stadjes als Boden en Skellefteå bleven vergrijsd achter.
Nu is dat totaal gedraaid. Een speciale regeringsfunctionaris voor Noord-Zweden concludeerde na onderzoek dat de bevolking van de regio de komende decennia met wel 100.000 inwoners zou kunnen groeien. Dat zijn niet alleen nieuwe banen in de industrie; door de bevolkingsgroei zijn er ook weer meer dokters, leraren en obers nodig. Voor de duidelijkheid: er wonen nu 500.000 mensen in de streek, die bestaat uit de provincies Norrbotten en Västerbotten.
De euforie bij bestuurders en veel inwoners is groot, maar dat geldt ook voor de zorgen: is de regio hier wel klaar voor? Waar gaan al deze mensen wonen, hun kinderen naar school en hoe integreren ze in de maatschappij? Om de ‘groene industrie-boom’ te laten slagen en het hart van een toekomstig duurzaam Ruhrgebied te worden, is een enorme inspanning nodig.
Het hoogste gebouw van Boden
„We hadden een negatieve crisis, nu hebben we een positieve crisis”, zegt burgemeester Claes Nordmark (47) van Boden. Hij zit op een woensdagmiddag in zijn bescheiden kantoor op het stadhuis in het provincieplaatsje. De toren van de gemeente is een van de hoogste gebouwen in het centrum van Boden, dat uit maar een paar straten bestaat.
Nordmark hoorde een paar jaar geleden dat H2 Green Steel graag een nieuwe waterstofstaalfabriek wilde bouwen in zijn gemeente. Inmiddels wordt op een gigantisch terrein net buiten het stadje het fundament gelegd voor de fabriek, de eerste nieuwe staalfabriek in Europa in decennia. Tussen de bossen storten bouwvakkers hier nu de betonnen fundamenten voor de enorme torens van de staalfabriek – naar verwachting wordt dit het grootste bouwproject van Zweden in jaren, met duizenden bouwvakkers die eraan werken. Uiteindelijk zal de fabriek werk bieden aan zo’n vierduizend mensen, is de bedoeling.
„De prognose is dat we als gemeente gaan groeien van 27.000 inwoners naar 33.000 in 2030”, vertelt Nordmark. Dat is in de eerste plaats geweldig nieuws. Als jongere kende hij het Boden van de jaren negentig, dat in slechte staat verkeerde. Het ziekenhuis was net gesloten, en het leger – Boden is van oudsher een kazerneplaats – had de aanwezigheid na de Koude Oorlog drastisch teruggeschroefd. Het leidde tot een grote daling van het inwonersaantal.
„Er zijn veel oudere mensen in het stadje die de situatie nu zien als een soort wraak”, zegt Nordmark lachend. Er is een gevoel dat de landelijke regering in Stockholm de regio jarenlang liet zitten. „Nu is er een gevoel van: screw the rest, we komen op eigen kracht terug!”
Maar Nordmark heeft ook zorgen. Niet zozeer om de handvol inwoners die niet blij zijn dat hun wandelroutes door het bos nu plaats moeten maken voor een fabriek – dat zijn er maar weinig, bezweert hij.
burgemeester BodenClaes Nordmar We bouwen scholen, wegen, met geld dat we nog niet hebben verdiend met belastingen
„We moeten nu in een paar jaar alles tegelijk doen. We bouwen scholen, wegen, met geld dat we nog niet hebben verdiend met belastingen.” In feite is het een gok, geeft de burgemeester toe. H2 Green Steel is nog niet klaar met bouwen, in theorie kan er nog van alles misgaan. Maar niet anticiperen is ook geen optie, aldus Nordmark.
Dan moet hij weg: er staat een vergadering gepland over de nieuw aan te leggen spoorlijn naar de staalfabriek.
Skellefteå heeft geen treinstation. Er komen vereist een busreis van twee uur vanaf Umeå, op zichzelf al een treinreis van minimaal zes uur vanaf Stockholm. Kom je aan op het busstation, dan zie je de hijskranen die bouwen aan gloednieuwe flats direct in actie. (De meest mensen vliegen overigens naar Skellefteå). Loop het rasterpatroon van de straten in het centrum in, en je vindt een handvol restaurants en winkels, en één groot cultureel centrum – bijna volledig opgetrokken uit hout.
Een bezoeker zou kunnen denken: hoe krijg je duizenden mensen überhaupt zo ver om in deze afgelegen, lege streek te komen wonen? Maar dat lukt aardig, volgens de cijfers. „Er zijn vierduizend mensen naar Skellefteå verhuisd vorig jaar”, zegt Mats Bergqvist van de gemeente. „Het jaar ervoor waren het er tweeduizend.” Hij hoopt niet, grapt hij, dat die trend van verdubbeling doorzet, want dan zouden er dit jaar achtduizend nieuwe inwoners komen.
Boomtown
Skellefteå is al wat verder dan Boden. Northvolt rekruteert er in de hele wereld flink op los, en vanwege de wat idealistische missie om Europese batterijen te maken is het een populaire werkgever. Ondertussen staat de gemeente op internationale migratiebeurzen om personeel te werven, van zorg- tot horecamedewerkers. Net als in Boden weet Skellefteå niet wat het overkomt: het is plotseling een boomtown. „Ik zie vrienden van mij die decennia geleden zijn wegverhuisd terugkomen”, zegt Bergqvist. Als ze eenmaal een gezin hebben, waarderen ze de rust, de natuur en de ruimte, zegt hij.
Lees ook In de bossen van Skellefteå probeert Europa de batterijoorlog te winnen
„Dit is veel beter dan de continue neergang van de afgelopen decennia.” Dennis Johansson is een van de aanwezige lokale bewoners op de Egyptische avond. De Zweed woont al decennia in Skellefteå en prijst de nieuwe ontwikkelingen. In de jaren negentig kwam hij hier wonen met zijn vrouw, vertelt hij. Talloze flats stonden leeg. „Je zocht geen appartement, je kreeg gewoon een sleutel.” Erg vrolijk stemde het stadje toen niet.
Nu is de woningnood in Skellefteå groot, de bouwprojecten kunnen de instroom nauwelijks bijhouden. De Zweedse nieuwbouwmarkt zit in het slop, commerciële partijen wagen zich maar traag aan nieuwbouw. Veel nieuwkomers moeten lang zoeken, of verblijven tijdelijk in containerwoningen aan de rand van de stad.
Toch is de belangrijkste les misschien wel: er is meer nodig om de industrie-boom te laten slagen dan woningen.
Op de Egyptische avond is het Hicham Omer die het meeste vertelt over zijn thuisland. Dat er vooral in het noorden veel mensen wonen, bijvoorbeeld. „In tegenstelling tot in Zweden”, grapt hij tegen de zaal.
Na afloop, wanneer iedereen aan de hapjes zit, vertelt hij over zijn leven hier. Hij blijft sowieso werken bij Northvolt, maar: „Skellefteå is niet klaar voor grote hoeveelheden internationale mensen.” Omer doelt niet zozeer op woningen. „Ik vind het erg leuk dat het hier heel internationaal is, ik hoor veel Engels. Maar het stadje kan nog verbeteren. Er is weinig entertainment, of koffiezaken.” Ook meer cafés zou fijn zijn, zegt Omer.
„Je hebt hier wel alles, maar niet op het niveau van Stockholm”, zegt Mohab Kinnawy. Naast hem staat Ahmed Amer, die voordat hij naar Skellefteå kwam jarenlang in Stockholm werkte. „Hij is teleurgesteld in de stad”, grapt Amer over Kinnawy. „Dat zie je soms, mensen hadden hoge verwachtingen en komen in een kleine stad terecht.” Zelf vindt Amer het fijn dat Skellefteå rustig is en midden in de natuur ligt. „Ik houd ook van de winters en de donkerte.” Maar dat heeft niet iedereen, erkent hij.
„Mensen komen inmiddels hierheen. Maar de uitdaging is nu om een stad te maken, met sociaal leven, waar iedereen zich welkom voelt”, zegt Bergqvist van de gemeente. Het gebeurt volgens hem dat mensen na korte tijd weer vertrekken, bijvoorbeeld omdat een partner hier niet kan aarden – of de werknemer zelf. Met het risico dat de industriebloei vertraagt.
Het aantal restaurants en cafés groeit volgens Bergqvist in hoog tempo. En verder organiseert de gemeente zelf allerlei activiteiten, van skitrips tot dagjes uit in de omgeving. In een speciaal welkomstcentrum in het stadhuis kunnen nieuwkomers in gesprek over hoe dingen werken in Zweden, van zorgverzekering tot autoregistratie.
De nieuwste focus: partners van mensen die in Skellefteå een baan hebben. Bergqvist: „Het is heel belangrijk dat zij zich ook thuis voelen.” Binnenkort organiseert hij een tweedaags evenement voor deze groep, met bijvoorbeeld ook uitleg over hoe ze zelf een bedrijf kunnen beginnen.
En dan zijn er de avonden zoals de Egyptische. Ook bedoeld om de lokale bevolking betrokken te houden. Tot dusver is de weerstand tegen alle ontwikkelingen maar klein, zegt Bergqvist, maar dat moet ook zo blijven. „Als er 45 Zweden op af komen, en die vertellen weer 45 Zweden hoe leuk het was, dan is dat winst.”
De Egyptische avond eindigt met een wedstrijd mummies maken. Drie kinderen worden door teams razendsnel in wc-papier gerold. Lokale Zweden en buitenlandse nieuwkomers strijden in gemengde teams fanatiek om de eerste prijs. Over een paar weken is er weer een avond. Dan stellen de Roemenen zich voor.
<dmt-util-bar article="4195576" headline="Het lege noorden van Zweden is booming : groene industrie trekt duizenden nieuwe inwoners ” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/04/09/het-lege-noorden-van-zweden-is-booming-groene-industrie-trekt-duizenden-nieuwe-bewoners-a4195576″>
In Vietnam is deze week de rechtszaak begonnen in het grootste corruptieschandaal dat Azië tot nu toe heeft gekend. Hoofdverdachte is vastgoedmagnaat Truong My Lan (67), die haar illustere carrière begon door als tienermeisje cosmetica te verkopen op de oudste markt van Ho Chi Minh-stad. Ze wordt ervan verdacht 12 miljard dollar te hebben verduisterd, zo’n 3 procent van de Vietnamese economie in 2023. Tussen 2012 en 2022 zou ze enorme bedragen hebben geleend van haar eigen Saigon Joint Stock Commercial Bank (SCB). Via pakweg duizend binnen- en buitenlandse postbusbedrijven zou Lan dat geld aan zichzelf hebben uitgekeerd om in haar vastgoedbedrijf Van Thin Phat (VTP) te investeren.
Lan wordt ook beticht van fraude, omkoping en witwassen. Over haar voorgeleiding op 5 maart berichtte het online staatsblad VnExpress: „Ze toonde geen berouw, maar gaf ontwijkende antwoorden en legde de schuld bij anderen.” De aanklagers stelden dat „met het criminele gedrag van Lan en haar medeverdachten de regels van het economisch overheidsbeleid zijn geschonden, waardoor het vertrouwen van het volk is geschaad. En daarom moet ze uit de maatschappij worden gehaald.” Dat betekent de doodstraf, aldus analisten.
Nog eens 85 medeverdachten staan terecht, onder wie Lans nicht Truong Hue Van (36) en Lans man, de Hongkongse miljardair Eric Chu Nap-Khee. De rechtszaak duurt de hele maand; 2.400 getuigen zijn opgeroepen.
„Deze rechtszaak heeft in Vietnam een economische en politieke aardschok veroorzaakt”, vertelt politicoloog Nguyen Khac Giang vanuit Singapore. Hij is verbonden aan het gerenommeerde ISEAS-Yusof Ishak Instituut, dat de ontwikkelingen in Zuidoost-Azië onderzoekt.
Op de achtergrond van de aanklacht tegen Lan speelt Vietnams wens stabiliteit uit te stralen. Het land wil buitenlandse investeringen aantrekken, onder meer uit de Verenigde Staten en Nederland, dat nu al de grootste investeerder uit de EU is.
Afgelast staatsbezoek
De zaak komt bovenop een ondoorzichtige machtsstrijd in Vietnam – reden dat het staatsbezoek van koning Willem-Alexander en koningin Máxima vorige maand plotseling werd afgelast. Dat voorval herinnerde er weer aan dat Vietnam geen democratie is, maar een communistische eenpartijstaat, geleid door een politbureau. De leden van het parlement zijn vooral uitvoerende ambtenaren. In twee jaar zijn al twee presidenten vervangen. Experts zien de wisselingen als voorspel van het partijcongres in 2026. Partijleider Nguyen Phu Trong (79) trekt nog stevig aan de teugels, maar naar verwachting maakt hij in 2026 plaats. „Tot die tijd zal het in de top onrustig blijven”, zegt Giang.
En nu rijzen vragen over het economische klimaat in Vietnam. Het schandaal treft in de eerste plaats mensen uit de middenklasse met een SCB-rekening. Het is maar de vraag of zij hun geld nog terugzien. Het geld dat SCB uitleende ging onder meer naar luxueus vastgoed van VTP in Ho Chi Minh-stad, waarvan de waarde tijdens de coronacrisis grotendeels is verdampt. Ook is veel geld doorgesluisd naar buitenlandse rekeningen, onder andere van rijke Chinezen in Singapore en Hongkong, zo is het vermoeden.
Volgens Vietnamkenners is het onvoorstelbaar dat de fraude zo lang ongemerkt heeft kunnen plaatsvinden. „Dat Lan als hoofdschuldige wordt aangewezen is een farce”, schrijft de Amerikaanse journalist Michael Tatarski vanuit Ho Chi Minh-stad in zijn blog. „Boven het niveau van de overheidscontroleurs is niemand aangeklaagd. Maar het is ongeloofwaardig dat mensen op hogere posities in de partij er niets van wisten.”
Officieel mag niemand meer dan 5 procent van een bank in handen hebben. „Maar iedereen in Saigon wist dat SCB de bank van Lan was”, vertelt politicoloog Giang telefonisch. „Ze had controle over ruim 90 procent van de aandelen. Dat kan alleen met medeweten van de overheid.”
En dat roept vragen op over de Vietnamese financiële sector. Giang Phung, financieel analist in Parijs, zei tegen The South China Morning Post: „Dat Lan de SCB blijkbaar zo lang ongehinderd kon manipuleren, laat zien dat de Vietnamese zakenwereld niet transparant is en geen verantwoording aflegt. En dat is een zorg voor investeerders.” Daarbij heeft SCB volgens persbureau Reuters tussen 2018 en 2022 financiële steun ontvangen van de overheid. Accountants van EY en KPMG hebben niet aan de bel getrokken.
De rechtszaak komt voor Vietnam op een precair moment. Volgens de overheid zouden de investeringen uit het buitenland afgelopen jaar met een derde zijn toegenomen, tot 36,6 miljard dollar. Dat zou de grootste instroom ooit zijn. Het laatste wat Vietnam nu wil, is investeerders afschrikken en de economische groeikansen schaden. Veel westerse bedrijven zien Vietnam als alternatief productiehuis voor technologische producten, nu China repressiever en geopolitiek agressiever wordt. Vietnam lonkt met betrekkelijke politieke stabiliteit, relatief lage lonen en een redelijk opleidingsniveau.
Renovatie
Waar komt nu dan al die onrust vandaan? In navolging van China voert Vietnam sinds 1986 een ‘opendeurpolitiek’, ofwel een staatsgeleid kapitalistisch systeem. ‘Doi Moi’ heet dat in het Vietnamees: De Renovatie. Sindsdien is economische groei een primair doel. Om welvaart voor het volk te creëren kregen ondernemers onder de vleugels van een almachtige eenpartijstaat ruim baan om te groeien. Maar corruptie is ingebakken in het systeem, stelt politicoloog Giang. „In de praktijk betekent dit dat je alles kunt doen om winst te maken, mits je niet tornt aan de politieke macht”, legt hij uit.
De huidige partijleider Trong staat bekend als overtuigd marxist. Hij wil economische groei bewerkstelligen door privaat ondernemerschap te stimuleren, zonder communistische idealen uit het oog te verliezen. En dat betekent dat de partij stuurt en iedereen zich achter de ideologie moet scharen. „Als je dat niet doet, ben je antirevolutionair en tegen de staat.”
politicoloogNguyen Khac Giang Je kunt alles doen om winst te maken, mits je niet tornt aan de politieke macht Nguyen Khac Giang politicoloog
Sinds 2013 leidt Trong de ‘brandende-ovencampagne’, die het systeem moet zuiveren van corrupte bestuurders en zakenlieden. Voor een hardliner als Trong is corruptie uit den boze. Giang: „Maar de meeste ambtenaren buigen als bamboe. Zodra ze kans zien te profiteren van het economische succes van iemand zullen ze dat doen. Corruptie is onderdeel van het systeem, omdat het noodzakelijk is voor efficiënte bedrijfsvoering.”
Maar als je de macht niet bevraagt, kun je je als ondernemer veel permitteren, stelt Giang. „Eigenlijk alles. Mits je de partij laat delen in je succes.” Truong My Lan moet dus goede contacten in de partij hebben gehad.
Zakenvrouw en societyfiguur
Lan is in Ho Chi Minhstad een bekende zakenvrouw en societyfiguur, en bepaald niet onzichtbaar. Maar over haar achtergrond is weinig bekend. Ze komt uit een eenvoudig gezin van Chinese afkomst. Omdat ze geen deel uitmaakt van een van de grotere etnische groepen van Vietnam, was ze niet verzekerd van machtige relaties. Haar succes was daardoor niet vanzelfsprekend. Verschillende media melden dat ze als zestienjarige samen met haar moeder op een straatmarkt in Ho Chi Minhstad cosmetica verkocht. In 1992 ontmoette ze haar echtgenoot Eric Chu Nap-khee, een Chinese investeerder uit Hongkong. Hij was in Vietnam op zoek naar investeringsmogelijkheden. Na hun huwelijk richtte Lan haar vastgoedbedrijf VTP op. In 2011 kocht ze SCB. Hoe en via welke contacten het echtpaar zijn fortuin heeft opgebouwd, is niet bekend.
Sinds 2018 richt de anticorruptiecampagne van partijleider Trong de pijlen ook op zakenmensen. Volgens analisten kwam Lans vastgoedbedrijf, en daardoor haar bank, door de coronacrisis in de problemen en kwam ze in beeld van de anticorruptiecampagne. De partij kon haar niet meer negeren zonder zelf aan legitimiteit in te boeten.
Lees ook De president van Vietnam heeft iets misdaan, maar wat precies?
Vietnam is er alles aan gelegen dat de rechtszaak evenwicht zal uitstralen. Analisten betwijfelen of dat het geval zal zijn. De zaak toont immers vooral hoe ernstig en diepgeworteld de corruptie is. „Het zou kunnen zijn dat buitenlandse bedrijven voorzichtiger worden, dat ze duidelijkere regels en handhaving eisen”, aldus financieel analist Giang Phung in de The South China Morning Post. Daarbij verwachten kenners dat het schaduwspel achter de schermen doorgaat tot het partijcongres in 2026. Minister van Veiligheid To Lam is als uitvoerder van het anticorruptiebeleid nu erg machtig, maar of hij binnen de partij genoeg steun kan verzamelen voor het partijleiderschap is de vraag. „De komende twee jaar kan nog van alles gebeuren”, zegt politicoloog Giang. De kans op een autocratie zoals in Cambodja acht hij klein. „Het stelsel is gebouwd op een collectief machtssysteem. Het zal moeilijk zijn voor iemand om in zo’n korte tijd alle macht te grijpen.”
Wordt de rechtszaak een showproces? Moeilijk te beantwoorden, zegt Giang: „In een eenpartijstaat zijn rechtbanken niet onafhankelijk.” Tegelijkertijd zal toch iets van verantwoording afgelegd moeten worden, meent hij. „Vietnam weet dat de wereld meekijkt. De partij staat onder druk om op zijn minst wat transparantie te tonen.”
De Taiwanese chipgigant TSMC bouwt een extra fabriek in Arizona, in ruil voor miljarden aan Amerikaanse staatssteun. Het gaat om een nieuwe productielijn die processors gaat maken met de meest geavanceerde technologie die TSMC op dit moment in huis heeft. De Amerikaanse overheid geeft 6,6 miljard dollar aan rechtstreekse subsidie en verstrekt nog eens 5 miljard dollar aan goedkope leningen om de bouw van de fabriek deels te bekostigen. Dat maakte de Taiwanese fabrikant maandag bekend.
De uitbreiding van TSMC valt onder de US Chips Act, een stimuleringsprogramma van in totaal 52 miljard dollar waarmee de VS proberen minder afhankelijk te worden van de Aziatische productieketens. Deze subsidies zijn bedoeld om meer chips op Amerikaanse bodem te produceren. Er gaan ook miljarden aan steun naar fabrieken van Intel en GlobalFoundries, maar de Aziatische fabrikanten steken ook veel geld in Amerikaanse fabrieken: Samsung richt zich op Texas, TSMC concentreert zich in Arizona.
Lees ook Dankzij de dorstige chipindustrie herrijst de Amerikaanse stad Phoenix uit zijn as.
Wereldwijd komt het merendeel van alle geavanceerde halfgeleiders van TSMC, dat onder meer in opdracht processors maakt voor Amerikaanse techbedrijven als Apple, Nvidia en AMD. Zelfs Intel besteedt een deel van zijn productie uit aan de Taiwanese gigant. Die afhankelijkheid van één grote speler baart westerse landen zorgen, omdat China Taiwan als een afvallige provincie beschouwt. Zou Taiwan worden binnengevallen of de chipproductie anderszins worden geblokkeerd, dan levert dat een acuut probleem op voor de hele wereld, en zeker voor de VS. Het strategisch belang van halfgeleiders is de inzet van de technologieoorlog tussen de VS en China. Chips werden helemaal topprioriteit toen een tekort aan halfgeleiders in 2021 delen van de auto-industrie platlegde.
Vertraging
TSMC bouwt momenteel al twee fabrieken in Arizona, ten noorden van de stad Phoenix. De oplevering loopt wel vertraging op, onder meer omdat de Amerikaanse vakbonden dwarsliggen bij de bouw.
Voor de aanvankelijke investering – al een keer eerder opgehoogd van 12 naar 40 miljard dollar – had TSMC volgens eerdere berichten in de Wall Street Journal 15 miljard dollar aan overheidssteun aangevraagd. Het totaal aan investeringen van de Taiwanezen loopt, inclusief de derde fabriek, op tot 65 miljard dollar.
De eerste TSMC-fabriek is in 2025 klaar voor productie en maakt chips volgens een ‘4-nanometer-procedé’ (een nanometer is een miljoenste millimeter). Dat getal geeft een indicatie van de fijnmazigheid van het chippatroon – hoe meer details er op hetzelfde oppervlak passen, des te meer transistoren er op een chip passen. Dat levert meer rekenkracht op. De tweede TSMC-fabriek in Arizona begint in 2028 met de productie van 3-nanometer-chips. De derde fabriek moet tegen 2030 beginnen, met 2-nanometer-chips.
De VS willen graag op eigen bodem de meest geavanceerde chips produceren, toch houdt Taiwan de allernieuwste technologie liever op eigen bodem. Tegen de tijd dat de 2-nanometer-productielijn in Arizona draait, verwacht TSMC al chips te kunnen maken met 1,4- en 1-nanometer-techniek: nog fijnmaziger, dus nog sneller.
Ook de Europese overheid steekt tientallen miljarden in de halfgeleidersector. Zo bouwen TSMC en Intel nieuwe fabrieken in de Duitse steden Dresden en Maagdenburg. Voor de EU zou een blokkade van Taiwanese chips grote problemen opleveren. De oorzaak hoeft niet per se politiek te zijn; mocht Taiwan bijvoorbeeld worden getroffen door een nog zwaardere aardbeving dan die van vorige week, dan zou dat de chipproductie hevig kunnen raken.
Lees ook Hoe Duitsland de leemte van de Europese chipsecftor opvult, op een fundament van de DDR
De Nederlandse chipmachinefabrikant ASML is het enige bedrijf dat de lithografiemachines levert waarmee de nieuwe generatie chips te maken is. ASML rekent erop dat de expansie van de halfgeleiderindustrie versnelt door de bouw van al die nieuwe chipfabrieken. Dat betekent dat ASML, met al zijn regionale toeleveranciers, ook sneller moet uitbreiden. De vraag is of dat nog langer in Nederland past, en daarom overweegt ASML verder in het buitenland uit te breiden. Dat was de reden dat het kabinet 1,7 miljard euro extra uittrekt om de infrastructuur en het technisch onderwijs in Brabant te steunen. De regio zelf doet er nog eens 800 miljoen euro bij, om te voorkomen dat Brabant vastloopt.
In een Noorse fjord waar de natuur nog is zoals zij altijd was, buigt Trond Lødøen voorover en legt zijn linkerwang plat op het rotsblok waar hij net enthousiast bovenop is gesprongen. De archeoloog doet voor hoe hij hier vier jaar geleden op exact dezelfde plek lag. Het was aan het eind van een zomerdag, tijdens de jaarlijkse bijeenkomst met collega-archeologen. Net voordat de zon achter de bergwand zou verdwijnen, gleden de laatste stralen langs het rotsblok waarop hij zijn bijna twee meter lange lijf had neergelegd. Van dat fijne strijklicht dat hij nodig had om het rotsblok goed te bekijken.
„En toen zag ik dit”, zegt hij, terwijl hij even met z’n vingers over het rotsblok veegt. Een rotstekening, of petroglief, zoals archeologen het noemen. Nieuw was de tekening natuurlijk niet, ze zat er al duizenden jaren, maar ze was niet eerder ontdekt. Lødøen riep ‘verdomd!’ of gaf een soort brul, denkt hij nu, en bewonderde vervolgens met z’n collega’s het rotsblok waarin vier op edelherten lijkende dieren waren gekerfd.
Daarna dronken ze wijn. Veel wijn.
Het is tot nu toe de laatste grote rotstekening die hij in het Vingengebied heeft ontdekt. „Maar als het een wedstrijd was en je gaf me geld om twee weken aan één stuk door te kunnen zoeken, dan zou ik zeker twintig nieuwe vinden”, zegt hij beslist. De archeoloog is ervan overtuigd dat ze nog lang niet alles gevonden hebben in Vingen, het grootste en belangrijkste gebied in Noord-Europa met rotstekeningen. Meer dan 2.200 tekeningen zijn er tot nu toe op een paar vierkante kilometer ontdekt. De afbeeldingen zijn 6.000 tot 7.000 jaar oud en tonen menselijke skeletten, zeezoogdieren, andere dieren en abstracte vormen.
Lødøen staat weer op en tuurt over de rotsen, als een generaal die zijn troepen inspecteert. „Mooi, hè”, zegt hij. Hij is universitair hoofddocent archeologie, verbonden aan het Universiteitsmuseum van Bergen. Daar heeft hij een prima werkkamer, maar deze verlaten plek tussen de rotsen beschouwt hij als zijn kantoor.
Het gebied omsluit een smalle baai, van zo’n honderd meter. Aan beide kanten steken grijze rotsmassa’s uit het water. Over de rotsen stromen watervallen. Het is alleen per boot bereikbaar. „En duizenden jaren was het hier dus precies zo, alleen het zeeniveau was hoger. De vissers en jagers die hier de tekeningen in de rotsen kerfden en krasten, hadden dezelfde wind, hoorden dezelfde geluiden, zoals het kletteren van de watervallen, en keken tegen dezelfde rotsen aan. Er staan een paar boerderijtjes in het gebied en hutten van vissers, maar verder is het onaangetast. Dat is uniek. Alsof je zo terug wordt gestuurd, de prehistorie in.”
De grote bedreiging
Een half uur voor Lødøen zijn demonstratie gaf van een archeoloog in actie, voer hij op weg naar Vingen langs een plek die een grote bedreiging vormt voor het gebied met de eeuwenoude rotstekeningen. Op die plek heeft een Nederlands bedrijf een haven gepland, om stenen af te voeren die uit een nieuwe groeve op de top van de naastgelegen berg Aksla moeten komen.
Explosies! Trillingen! Lawaai! Stof!
Dan is het dus gedaan met het unieke gebied met rotstekeningen, vreest Lødøen. Nee, de tekeningen zullen niet verdwijnen, maar hun omgeving wordt wel aangetast. En wie kan garanderen dat er in het stuk waar industrie moet komen geen onontdekte tekeningen liggen?
Lang waren het slechts plannen van het Nederlandse bedrijf Bontrup, dat de nieuwe groeve en bijbehorende infrastructuur wil aanleggen. Het familiebedrijf uit Amsterdam – ‘innovative with nature’ – heeft al een steengroeve in dezelfde berg, maar wil een tweede, om klanten altijd te kunnen leveren. Is er een storing in de ene groeve, dan kan het werk in de andere gewoon doorgaan. En verhinderen de weersomstandigheden schepen aan de ene kant van de berg aan te leggen, dan is de haven aan de andere kant mogelijk wel bereikbaar. Leveringszekerheid noemt het bedrijf dat.
De stenen die Bontrup verkoopt, worden vooral gebruikt voor aanleg van snelwegen in Nederland en andere Europese landen. Uit de nieuwe groeve wil het bedrijf 130 miljoen kubieke meter halen. Deze stenen hebben een bijzondere samenstelling, en ze zijn maar op een paar plekken in Noorwegen te vinden. „Door de hardheid van dit steen is de remafstand korter, hetgeen leidt tot meer veiligheid in het wegverkeer”, aldus Bontrup.
Foto’s: Natascha Libbert
Lødøen hield zich nooit echt met de plannen van Bontrup bezig, en de lokale bevolking maakte zich er evenmin druk over. Ze zouden wel zien of het er ooit van kwam. Meer dan tien jaar werkte het bedrijf er al aan. Tot het ministerie van Lokaal Bestuur en Regionale Ontwikkeling de plannen in februari dit jaar plotseling goedkeurde.
En sindsdien is de archeoloog bezig om nationaal en internationaal het Vingengebied en de unieke rotstekeningen onder de aandacht te brengen en te strijden tegen de ramp die de omgeving boven het hoofd hangt. Het gaat hem goed af. Hij wist het onderwerp op de Franse radio te pluggen („un magnifique pétroglyphe”), zorgde voor een artikel in The Guardian, had contact met Amerikaanse journalisten en trommelde over de hele wereld wetenschappers op om te ageren tegen de plannen. Hij steunt omwonenden die een referendum zijn begonnen dat de lokale politiek moet verplichten de groeve te bespreken.
Een student van Lødøen begon een petitie op Facebook: ‘Stop de steengroeve in Bremanger!’. De Nederlanders Luc Amkreutz, bijzonder hoogleraar publieke archeologie aan de Universiteit van Leiden, is een van de ondertekenaars. Ook hij zegt dat het bijzondere van dit gebied juist is dat het landschap eromheen nog volledig intact is. „Rotskunst wordt niet gewoon maar ergens in een isolement op een vlak stuk gekrast. Het is een integraal onderdeel van het landschap. De plekken met rotskunst waren mogelijk routes van dieren, of plekken die een bijzondere betekenis hadden in de kosmologische ideeën van de bewoners.”
Amkreutz ziet de spanning tussen economische en sociaal-culturele belangen op meer archeologische plekken, bijvoorbeeld bij Stonehenge in Groot-Brittannië, waar vlakbij de aanleg van een tunnel en rotondes gepland is. „Dit erfgoed is uitzonderlijk zeldzaam en resoneert met de omgeving waarin het gemaakt is en thuishoort.” Volgens hem is het simpel: „Je ruilt het culturele erfgoed en de langetermijnwaarden van de hele gemeenschap in voor de kortetermijnperspectieven en -belangen van enkelen.” Dat laatste betreft het duwtje dat het Nederlandse bedrijf en de Noorse beleidsbepalers aan de lokale economie beloven, en de winst voor het bedrijf zelf.
De waarde op lange termijn is volgens Lødøen het imago van Noorwegen als groen, ongerept paradijs. Dat gaat naar de gallemiezen. En dat is al langer gaande. Het hele land wordt „verpatst aan commerciële types”, zegt hij. „We pompen ook veel meer olie op dan nodig is.”
In Noorwegen verdwijnen twee voetbalvelden per dag aan oerbossen, rendiergebieden en moerassen
De nationale omroep van Noorwegen, NRK, onthulde begin dit jaar dat lokale overheden op grote schaal ontheffingen verlenen, waardoor in waardevolle, kwetsbare gebieden gebouwd kan worden. Zo verdwijnt dagelijks een oppervlak van twee voetbalvelden aan oerbos, moeras, rendier-, rivier en beekgebied. NRK telde 44.000 ingrepen in natuurgebied – bebouwing, wegenaanleg – in vijf jaar tijd.
Het voorlopig dieptepunt, aldus Lødøen: begin dit jaar ging het parlement ermee akkoord dat Noorwegen als eerste land ter wereld mijnen van metalen op de oceaanbodem toestaat. Als er maar verdiend kan worden, zegt Lødøen. „We zijn gek geworden.”
Banen en nieuwe bewoners
Anne Kristin Førde, burgemeester van Bremanger, zucht aan de telefoon. Ze is verantwoordelijk voor de nieuwe steengroeve van Bontrup. Een lastig dossier, dat al liep voordat ze in 2019 burgermeester werd. Ja, en dat weegt ook mee. „Bontrup heeft er heel veel tijd, energie en geld in gestoken, hè? En een politieke meerderheid heeft ermee ingestemd. Moet ik dan zomaar zeggen: nou, daar gaan we eens even een streep door zetten? Dat is niet netjes.”
Dat doet zij dus niet. Kijk, de bestaande steengroeve is nogal lelijk, zegt ze zelf. Een lopende band voert het gesteente vanaf de haven, over het water heen, naar de schepen, De stenen rollen er, hop, zo in. Fraai is het niet. Maar de nieuwe groeve komt er echt veel mooier uit te zien, zegt ze. „Wacht maar even, dan mail ik de presentatie van Bontrup.”
Bovendien, zegt Førde, is het echt belangrijk voor de lokale economie. „De nieuwe groeve levert zo’n twintig nieuwe banen op.”
Of dat er veel zijn? En zijn het niet vooral buitenlandse werknemers, die een paar weken in Noorwegen verblijven tot hun shift erop zit?
Activiteiten bij de steengroeve van Bontrup in Noorwegen.
Foto’s: Natascha Libbert
Dat klopt, zegt ze. „Maar als tien van hen hier komen wonen, betekent dat veel voor onze gemeenten. En die buitenlandse werknemers geven hier wel geld uit, hè? Het levert ook werk op voor andere, lokale bedrijven.”
Alle nieuwe banen zijn belangrijk, zegt ze, ook als het er tien zijn. Het gaat om ‘het grotere plaatje’. „We kampen met een krimpende bevolking. In de hele gemeente zijn vorig jaar negentien kinderen geboren. Het is belangrijk dat we werkgelegenheid creëren. Dat het hier blijft leven en het dorp niet uitdooft.”
Ze hoopt dat inwoners van haar gemeente dat ook begrijpen en niet denken dat ze helemaal niks met de bijzondere rotstekeningen heeft, of met natuurpracht in het algemeen. „Ik wandel ook vaak in de natuur, hè?”
Nog een kleine hobbel
Dat schrijft ook de pr-adviseur van Bontrup, als hij namens general manager Michiel Peters antwoorden mailt op vragen over de nieuwe steengroeve. „Michiel is geen stadsmens, maar iemand die graag buiten is, wandelend of fietsend. Hij houdt van Noorwegen vanwege de mensen daar, maar ook vanwege de bergen en de ruimte, de enorme ruimte.”
Daarna benadrukt Peters dat Bontrup er alles aan doet om zo duurzaam mogelijk stenen te winnen uit de Noorse berg. Zo hakt het bedrijf er een schacht in om de rotsblokken een paar honderd meter naar beneden te laten vallen. Onderweg breken ze dan ‘gratis’ en omdat dit in de berg gebeurt, is er geen overlast van geluid of stof. Verder maken ze gebruik van ‘hybride of elektrische machines’ en ze wekken zelfs energie op bij het naar beneden laten rollen van de stenen.
Natuurlijk kan een groeve nooit helemaal ‘groen’ zijn, weet ook Peters. Maar zo modern als hun steengroeve vind je ze zelden. Ze hebben ook wel eens gekeken naar andere plekken in Noorwegen, het steen dat ze winnen komt ook elders voor. „Maar alleen hier hebben we voldoende ruimte en diepgang voor de schepen waarmee de stenen over de wereld worden vervoerd. Ook het productieproces met vallende stenen zouden we op andere locaties niet kunnen toepassen.”
De rotstekeningen in Vingen.
Foto’s: Universiteit Bergen
Met het unieke gebied met rotstekeningen, waarvan de kern zes kilometer verderop ligt, houden ze naar eigen zeggen rekening. Uit onderzoek dat ze hebben laten doen, blijkt dat nauwelijks sprake zal zijn van geluidsoverlast. Daarnaast is cultuurhistorisch onderzoek gedaan, en is een impactanalyse opgesteld. Op basis daarvan zien provincie en gemeente geen bezwaren.
Nu de plannen zijn goedgekeurd, hoopt Bontrup snel aan de slag te gaan. Nog een kleine hobbel rest. Het bedrijf moet een contract zien te sluiten met de acht eigenaren van de grond waar steengroeve en haven zijn voorzien. Peters: „Met twee van hen hebben we al een overeenkomst. Met de anderen verwachten we er ook uit te komen.”
Kijk uit voor dynamiet
Trond Lødøen jakkert met z’n gehuurde Volvo de berg Aksla op, over een rotspad vol gaten dat naar de bestaande steengroeve van Bontrup leidt. Borden waarschuwen voor het gebruik van dynamiet om de rotsblokken los te krijgen. Vlak voor het terrein van de steengroeve staat een verbodsbord: onbevoegden mogen niet verder. „Niks gezien”, zegt Lødøen en hij trapt het gas in.
Als hij boven is, stapt hij uit en kijkt om zich heen. Van de top van de berg is niets meer over. Terreinauto’s en vrachtwagens rijden op een grote, grijze vlakte. Op sommige plekken ligt nog een restje sneeuw. „Alsof de berg onthoofd is”, constateert Lødøen. Hij wijst opzij, waar de nieuwe groeve moet komen. „Komt er nog zo’n grijs maanlandschap bij.”
Hij rijdt een stukje verder, naar beneden, als links een enorm gat in de berg verschijnt. „Ah, de tunnel waar ze de stenen in dumpen.” Vandaar vallen ze een paar honderd meter omlaag, naar de voet van de berg, waar ze op een lopende band belanden die vanuit de haven de fjord insteekt.
Net naast de haven wonen Bjørn Dyregrov Haugeland en Silje Kristin Dyrstad, met hun twee jonge kinderen. Vier jaar geleden verhuisde het stel van de stad Bergen naar het dorpje Dyrstad, waar Silje vandaan komt. Vandaar de achternaam. Ze wilden weer in de natuur wonen. Vanuit hun tuin is de lopende band van Bontrup goed te horen: als een skilift die permanent rondjes draait.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Binnen bij de steengroeve van Bontrup, waar de stenen van boven naar beneden gegooid worden en zodoende vergruisd beneden aankomen.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Binnen bij de steengroeve van Bontrup, waar de stenen van boven naar beneden gegooid worden en zodoende vergruisd beneden aankomen.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/de-duivel-het-fjord-en-de-rotstekeningen-hoe-de-noren-hun-erfgoed-aan-een-nederlands-bedrijf-verpatsen-12.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/05094059/data113782715-0b1335.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/de-duivel-het-fjord-en-de-rotstekeningen-hoe-de-noren-hun-erfgoed-aan-een-nederlands-bedrijf-verpatsen-63.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/de-duivel-het-fjord-en-de-rotstekeningen-hoe-de-noren-hun-erfgoed-aan-een-nederlands-bedrijf-verpatsen-61.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/de-duivel-het-fjord-en-de-rotstekeningen-hoe-de-noren-hun-erfgoed-aan-een-nederlands-bedrijf-verpatsen-62.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/de-duivel-het-fjord-en-de-rotstekeningen-hoe-de-noren-hun-erfgoed-aan-een-nederlands-bedrijf-verpatsen-63.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/04/de-duivel-het-fjord-en-de-rotstekeningen-hoe-de-noren-hun-erfgoed-aan-een-nederlands-bedrijf-verpatsen-64.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/z2CHqensxDNrohvcJA5m2JffzGo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/04/05094059/data113782715-0b1335.jpg 1920w”>
Binnen bij de steengroeve van Bontrup, waar de stenen van boven naar beneden gegooid worden en zodoende vergruisd beneden aankomen.
Foto’s: Natascha Libbert
Ze zijn buren van de steengroeve. Én ze zijn, met de buurman, eigenaar van die grond. In feite graaft Bontrup steeds een stukje van hun bezit weg. Maar daar staat een prima vergoeding tegenover. Hoeveel willen ze niet zeggen. „Laat ik het zo zeggen: we werken beiden als leraar in het basisonderwijs, en dat hoeven we niet voor het geld te doen”, zegt Haugeland.
De vader van Silje Dyrstad sloot ooit het contract met Bontrup, en nu is het hun verantwoordelijkheid. Ze hebben er eigenlijk nooit echt over nagedacht – tot er vorig jaar ineens plannen waren van een Australische zakenman voor een ammoniakfabriek aan de overkant van de fjord waaraan ze wonen. Recht voor hun neus, hemelsbreed op zo’n negenhonderd meter. Nu maken ze zich zorgen om hun gezondheid.
Haugeland wijst naar boven, waar windmolens staan. „Die zijn van Italianen. De ijzerfabriek verderop is van Chinezen. De steengroeve van Nederlanders. En dan heb je nog die Australiër met z’n plannen. Waarom moeten we alles aan buitenlanders verkopen?”
Nu kijken ze ook anders naar hun contract met Bontrup. „We willen een fijn en gezond leven”, zegt Dyrstad. Haugeland: „We denken anders dan de oude generatie. We geloven niet zo in industrialisatie als beste economische oplossing. Waarom zetten we niet meer in op kenniswerk en toerisme?”
Soms denken ze erover het contract met Bontrup op te zeggen. Dat kan vast niet zomaar, daarvoor moeten ze het contract eens goed lezen. „We zouden ook zonder de vergoeding van de groeve een goed leven kunnen leiden”, zegt Haugeland.
Honing is het geheim
Archeoloog Lødøen is in zijn nopjes met wat hij net heeft gehoord. Bontrup heeft de grond van de huidige én de nieuwe groeve helemaal niet in bezit. Dus als het geen overeenstemming bereikt met de landeigenaren, gaat dat nieuwe plan helemaal niet door. Hij ziet kansen en gaat er direct op af. Per speedboot, eigendom van de universiteit.
Achter zijn rode, houten schuur, aan de rand van de kade staat Ansgar Hennøen (88) een zeeduivel in stukken te snijden die hij net uit het water heeft gevist. Op de grond ligt bloed. De ingewanden mikt hij soepel het water in. „Honing, dat is mijn geheim. Elke dag een beetje”, zegt hij uit zichzelf, gewend aan vragen over zijn leeftijd.
Hennøen is een van de eigenaren van een deel van berg Aksla waar de nieuwe groeve moet komen. Dat bezit is van generatie op generatie doorgegeven. Met nog zeven anderen overlegt hij al tijden met Bontrup over verkoop of verhuur van de grond, zodat het Nederlandse bedrijf aan de slag kan. Hij twijfelt. Hij heeft weinig zin om tegen zo’n haven aan te turen, maar maakt zich vooral zorgen over de gevolgen voor de visstand. Want hoe goed een bedrijf het ook belooft te gaan doen, er komt altijd vuil in het water. In dit geval gruis en stof, wat schadelijk is voor de kieuwen van de vissen. „En wat hebben wij eraan? Van al dat geld dat die bedrijven verdienen, zien wij helemaal niks.”
Hennøen wil er eigenlijk zo min mogelijk mee te maken hebben. Hij wijst naar het water. Daar moet zijn buurman Magnar Hennøy nu ergens varen, ook grondbezitter. Die weet vast hoe de boel er nu voor staat met Bontrup. Dan kan hij verder met de vier zeeduivels die hij nog moet schoonmaken.
Daar vaart inderdaad Hennøy (67). Hij keert net terug van zijn dagelijkse vistocht. Hij maakt de vangst van de dag schoon op het dek. De resten gooit hij in het water, een grote troep meeuwen begeleidt zijn boot. Hij legt die even stil, draait een peuk en bevestigt dat hij en de andere eigenaren al tijden met Bontrup in overleg zijn. De afgelopen jaren hebben ze ook vergoedingen gekregen voor het gebruik van hun land voor onderzoek.
„Het overleg zit al een tijdje vast”, zegt hij. De reden? Geld. Kijk, dat buitenlandse bedrijven de boel opkopen en winst maken, dat zal wel. „Zo gaat dat al jaren. Het is wat het is.” En natuurlijk wil hij ook niet dat ze de natuur vernielen, maar ook dat houd je niet altijd tegen. Waar hij helemaal klaar mee is, is het onderlinge gezeur van de landeigenaren. De een hoort de kassa al rinkelen, een ander meent dat er meer uit te slepen is, en weer een ander ligt sowieso bij alles dwars. Nee, hij noemt geen namen. „Maar ik heb er geen zin meer in. Laat maar zitten.”
De duivel
Archeoloog Lødøen vaart de speedboot terug door de fjorden en denkt na over wat hij net gehoord heeft. Hebzucht, die verhoudingen in een gemeenschap onder druk zet. Misschien wordt dat wel de redding van het gebied met rotstekeningen. Het zou mooi bij het mythische gebied passen.
Want hij is nu al tijden druk met het hier en nu, terwijl hij eigenlijk met het verleden bezig wil zijn. „Er is nog zoveel dat we helemaal niet begrijpen over de rotstekeningen en de makers.” Want waarom zijn die duizenden rotstekeningen juist hier gemaakt? Was dit een plek waar ze verzamelden voor de jacht? Was het een goede visplek? Of misschien een religieuze plek? „Was het hun verbinding met de onderwereld?”
Hij vraagt zich af of ze zich dat bij Bontrup allemaal wel realiseren. Uiteindelijk moet je met de bergen van een fjord niet sollen. „Als je te diep graaft, kom je de duivel tegen.”
<dmt-util-bar article="4195186" headline="De duivel, het fjord en de rotstekeningen: hoe de Noren hun erfgoed aan een Nederlands bedrijf verpatsen” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/04/05/de-duivel-de-fjord-en-de-rotstekeningen-hoe-de-noren-hun-erfgoed-aan-een-nederlands-bedrijf-verpatsen-a4195186″>
Matti Kataja, woordvoerder van batterijfabrikant Northvolt, is de weg kwijt. „Kom ik zo bij het einde van de productielijn?”, vraagt hij aan een werknemer met een helm die hem tegemoetkomt.
Kataja is vaak in de fabriek geweest, en toch gedesoriënteerd. Dat valt te begrijpen: het complex in de bossen bij het Noord-Zweedse Skellefteå is van een astronomische omvang. En – dat is vooral het probleem – binnen is het wat chaotisch.
Eigenlijk geeft hij een rondleiding door „een bouwplaats”, zegt Kataja. Een deel van de geplande route is afgesloten omdat technici bezig zijn. Daarom is hij afgeweken. Overal liggen bakken met batterijcellen, ongeveer zo groot als een videoband: testversies, afgekeurde versies, goede versies. Het krioelt van het jonge personeel, van allerlei nationaliteiten. Met laptops stellen ze machines af of ze sleutelen aan kasten vol elektronica.
Veel tastbaarder wordt de zoektocht van de Europese Unie naar strategische autonomie niet. Northvolt is dé hoop van het blok om minder afhankelijk te zijn van Azië bij batterijproductie. In de bijenkorf van de fabriekshal voelt het alsof elke seconde daarbij telt, zo duidelijk is de haast om de productielijn stabiel te krijgen en zo goed mogelijke batterijcellen te maken.
Strijdperk
De productie van batterijcellen is, met die van chips, het belangrijkste voorbeeld van een productieketen die de Europese Unie zelf wil beheersen. De afgelopen jaren is het besef gegroeid dat Chinese, Japanse en Koreaanse bedrijven als CATL, Panasonic en LG Chem deze sector domineren, terwijl het belang van batterijen in de toekomst enorm gaat zijn.
Dat is een afhankelijkheid waar Europa vanaf wil, om strategische maar ook economische redenen: liever maakt het continent zelf het meest waardevolle deel van de auto van de toekomst. In het volgende decennium zullen alle nieuw verkochte auto’s elektrisch zijn. „De sector is van strategisch belang en een strijdperk voor wereldwijde concurrentie”, aldus Eurocommissaris Maros Sefcovic (Green Deal) eerder dit jaar.
Het is, op z’n zachtst gezegd, ambitieus. Batterijcellen – die samengevoegd een batterij vormen – zijn hypercomplex, en Aziatische bedrijven hebben al een enorme voorsprong, zowel bij de verwerving van de zeldzame grondstoffen die ervoor nodig zijn als bij de productie zelf. Intussen worstelen fabrikanten als Northvolt met de betrouwbare productie van grote batterijcelseries.
De EU probeert met kapitale bedragen de Europese fabrikanten op gang te helpen. De Europese Investeringsbank leende de afgelopen jaren al bijna 3 miljard euro uit aan batterij gerelateerde projecten, waaronder Northvolt. Ook banken, autofabrikanten en andere investeerders stoppen veel geld in de Europese batterijwereld; in februari haalde het Franse ACC, dat een fabriek heeft in Noord-Frankrijk en deels in handen is van Mercedes en Fiat-moederbedrijf Stellantis, ruim 4 miljard euro op voor drie nieuwe fabrieken in Europa. Er zijn verder nog talloze andere initiatieven die op nationale steun aanspraak maken.
Gaat dit werken? Kan industriepolitiek deze bedrijven laten concurreren met de gevestigde namen? Of is Europa bij deze technologie simpelweg te laat?
Eerst productie
Twee buslijnen voeren vanuit het centrum van Skellefteå naar de fabriek van Northvolt. Beide bedienen andere delen van het terrein van 500.000 vierkante meter. Lijn 3 rijdt door het besneeuwde stadje naar het oosten, de eindeloze bossen in – tot daar opeens de enorme zilverkleurige hallen verschijnen. Stap uit en je ziet en hoort hijskranen, bouwtrucks, vrachtwagens, graafmachines.
„Er is eigenlijk geen kantoor”, zegt woordvoerder Kataja, achter het stuur van een elektrische Volkswagen op het fabrieksterrein. „De filosofie is: eerst productie, dan pas kantoren.” Kantoorpersoneel werkt in bouwketen.
De fabriek van Northvolt in Skellefteå, een paar honderd kilometer onder de poolcirkel, was in 2021 de eerste van een Europese fabrikant die batterijcellen wist te produceren. Na jaren onderzoek op het lab nabij Stockholm rolden hier de eerste batterijen van de band. Sindsdien werkt het bedrijf hier aan uitbreiding en het opschalen van productie op de bestaande lijnen. De fabriek staat in het noorden van Zweden, vanwege de ruim beschikbare groene stroom uit waterkracht. Northvolt neemt, als de fabriek helemaal klaar is, 360 megawattuur af. Dat is zo’n 1,5 procent van de Zweedse energieproductie.
Het bedrijf, opgericht in 2015 door ex-Tesla-manager Peter Carlsson, geldt inmiddels als de batterijbelofte van Europa. Er is veel subsidie losgekomen voor andere fabrikanten, maar Northvolt is het bekendst en het verst bij de ontwikkeling. Het bedrijf bouwt inmiddels een handvol fabrieken in Europa, onder meer in Duitsland en Polen. Ook in Canada komt er een.
Voor die expansie beschikt Northvolt over liefst 13 miljard euro, waarmee het een van de best gefinancierde start-ups van Europa is. Dit tekent het grote vertrouwen in de toekomstige batterijmarkt en de wil van overheden om het project te laten slagen. Volkswagen is voor 20 procent eigenaar. De EU leende via de Europese Investeringsbank al meer dan 1 miljard euro aan Northvolt, en ook Zweden stopte geld in het project.
„We zagen dat er in Europa een gat zat in het aanbod van batterijcellen, en dat we dit zelf op moesten bouwen”, zegt Emma Nehrenheim. Ze leidt de afdeling Northvolt Materials, die zich bezighoudt met alles wat in een batterij gaat.
Talent aantrekken
Het probleem: niemand in Europa wist hoe je batterijen moest maken. „We hebben heel vroeg talent aangetrokken vanuit Japan en Zuid-Korea”, zegt Nehrenheim. „Die mensen hadden we echt nodig voor de chemie en de celproductie.”
Inmiddels werken er meer dan honderd nationaliteiten bij Northvolt, dat in Skellefteå vierduizend werknemers heeft. Het voormalige goudzoekersstadje (75.000 inwoners) aan de Oostzee was jarenlang een ingeslapen provincieplaats. Mensen trokken er weg, op zoek naar een beter leven in Zuid-Zweden. Nu torenen de hijskranen boven het stadje uit en bouwt de gemeente zich suf om alle buitenlandse werknemers en bouwvakkers een woning te kunnen bieden.
In Europa is bijna geen ervaring met productieprocessen van batterijenHeiner Heimes hoogleraar
Northvolt is in feite een start-up, maar in de fabriek doet niets daaraan denken. Door een raampje is de bezoeker een korte blik gegund in een driehonderd meter lange, stralend witte cleanroom waar hypermoderne machines de cellen stapje voor stapje in elkaar zetten, van de grondstoffen tot het omhulsel. Matti Kataja draait de recordfeitjes zo af: hier komt een van de de grootste hallen van Europa. Maandelijks neemt Northvolt in Skellefteå honderd tot honderdvijftig mensen aan. Als de hele fabriek af is, levert die genoeg cellen voor een miljoen auto’s per jaar. Er is een eigen buslijn op het terrein, en oh ja, ook een eigen brandweer.
Voor Northvolt is schaal cruciaal – alleen in grote hoeveelheden is batterijcelproductie rendabel. Maar snel groeien is lastig, blijkt de laatste tijd.
„We hebben vorig jaar productieproblemen gehad”, zegt Kataja. Batterijcellen produceren geldt al als zeer complex, en al helemaal als je bedrijf nog niet volwassen is. Volgens Kataja heeft Northvolt het vooral moeilijk met ervoor zorgen dat iedereen langs de productielijn op het juiste moment het juiste doet, en dat alles goed werkt. Dat is een uitdaging, als je enorm snel groeit. „We nemen zoveel mensen aan. Ik sprak een werknemer uit Oekraïne, die werkte hier een half jaar. Nu traint ze zelf de nieuwkomers.”
Grenzen
Lang heerste rondom Northvolt een jubelstemming. Maar inmiddels loopt het bedrijf duidelijk tegen grenzen aan. Opschalen van de productie blijkt lastig. Northvolt wil niet vertellen hoeveel er tot dusver in Skellefteå is geproduceerd. Wel is duidelijk dat er sprake is van vertraging. Klanten klagen ook openlijk: de topman van Scania zei vorig jaar dat zijn bedrijf meer elektrische trucks had kunnen afleveren als Northvolt meer batterijen had geleverd.
„In Europa is uiteindelijk bijna geen ervaring met productieprocessen van batterijen”, weet hoogleraar Heiner Heimes, als expert in de productie van onderdelen voor elektrische auto’s verbonden aan de universiteit van Aken. „We hebben geen bedrijven die langer dan tien jaar batterijen produceren. Ze moeten het allemaal leren, en daarom kampen ze met grote hoeveelheden cellen die ze moeten afkeuren.”
De grote vraag is of Europese producenten uiteindelijk succes zullen hebben in hun concurrentiestrijd met Aziatische fabrikanten. De kennisachterstand is maar één van de vele uitdagingen. Chinese fabrikanten als CATL en BYD hebben doorgaans betere toegang tot batterijgrondstoffen als lithium. En ze kunnen goedkoper produceren in Azië, vanwege lagere lonen. Bovendien profiteren ze al van hun schaalgrootte.
We moeten dit momentum vasthouden, anders faalt EuropaEmma Nehrenheim Northvolt Materials
Volgens Wolfgang Bernhart, automotive-expert bij consultant Roland Berger, leidt het ertoe dat Europese batterijen op dit moment 20 à 30 procent duurder kunnen zijn dan die uit Azië. Maar, benadrukt hij: het is niet per se zo dat Europese bedrijven de strijd al verloren hebben. Allereerst heeft bijvoorbeeld de Aziatische concurrentie het hier ook zwaar bij het openen van fabrieken. Zo heeft het Koreaanse LG Chem, ondanks alle ervaring in Azië, moeite met het opschalen van productie bij een fabriek in Polen. Naar eigen zeggen kost het veel tijd het Poolse personeel goed te scholen in het fabrieksproces.
Als de Europese spelers wat groter zijn en hun productie op orde hebben, kan het kostenverschil afnemen. Lukt dat, dan is er wat Bernhart betreft zeker vraag naar meer Europese batterijen. „Autobouwers willen hun leveranciersnetwerk spreiden en bij meerdere fabrikanten inkopen.” Niet voor niets is Volkswagen aandeelhouder van Northvolt.
Bernhart is overtuigd voorstander van Europese steun voor de sector. Wel ziet hij graag meer coördinatie. Naast de EU trekken ook nationale overheden los van elkaar subsidiepotten open voor batterijfabrieken – iedereen wil dit belangrijke deel van de toekomstige auto-industrie wel binnen z’n grenzen. Zo zijn er initiatieven voor fabrieken als Basquevolt, in Baskenland, en Italvolt.
Bernhart is van mening dat een deel van die subsidies niet goed geïnvesteerd wordt. „Er staat nu zo’n 2,5 terawattuur [per jaar] aan batterijproductiecapaciteit gepland. Terwijl we 1 nodig hebben.”
„Het grootste obstakel nu is voldoende batterij-experts vinden”, zegt professor Heimes uit Aken. Neem Volkswagen, dat zes fabrieken wil bouwen in Europa. „Dan moet je mensen uit China halen.”
De Europese fabrikanten stuiten nu allemaal op dit probleem. Northvolt heeft het voordeel dat het vroeg begonnen is en werft nog altijd als een bezetene wereldwijd personeel.
Recycling
Northvolt denkt nog een troef te hebben om zich de concurrentie van het lijf te houden. In een hal aan de rand van het bedrijfsterrein leidt Emma Nehrenheim rond in de nieuwste afdeling van Northvolt: Revolt, oftewel de recyclingfabriek. Behalve buizen en tanks is er nog weinig te zien. Maar dit wordt een belangrijk bedrijfsonderdeel. Hier wil Northvolt waardevolle grondstoffen uit oude batterijen filteren, zoals lithium.
„De markt is volatiel en grondstoffen vinden is een uitdaging”, legt ze uit. Daarom wil Northvolt in Hamburg oude batterijen gaan inzamelen en hierheen brengen. Nu gebeurt dat inzamelen nog nauwelijks; er zijn bijna geen oude elektrische auto’s. Maar Northvolt wil er in de toekomst ruim de helft van de benodigde grondstoffen uit halen.
Nog een bouwproject dus, en nog een nieuwe productielijn om te bouwen, te testen en op te schalen. Inmiddels valt af en toe de vraag te horen: wil Northvolt niet gewoon iets te veel en te snel? Nehrenheim is resoluut: nee. Er móét marktaandeel veroverd worden, er moet zo snel mogelijk geleverd worden aan klanten. „We moeten dit momentum vasthouden, anders faalt Europa.”
In Parijs spraken regeringsleiders op de VN-klimaatconferentie in 2015 af om de uitstoot van broeikasgassen flink te verminderen. Maar in plaats daarvan heeft meer dan de helft van ’s werelds grootste vervuilers hun CO2-uitstoot in de zeven jaar na 2015 juist verder opgevoerd in vergelijking met de zeven jaar ervoor.
Zeker 80 procent van de mondiale CO2-uitstoot sinds de klimaattop in 2016 kan worden toegeschreven aan een groepje van 57 grote uitstoters. Dat blijkt uit de Carbon Majors Database, een internationale studie naar de 122 grootste uitstoters ter wereld. De database wordt gezien als een belangrijke bron van informatie waarmee de grootste uitstoters verantwoordelijk gehouden kunnen worden voor hun acties.
De data worden ook gebruikt in rechtszaken. In de dataset wordt onderscheid gemaakt tussen landen, bedrijven die in staatshanden zijn en publieke bedrijven met aandeelhouders als eigenaar.
Strengere uitstootdoelen
Opvallend genoeg zien de onderzoekers dat de CO2-uitstoot van staatsondernemingen (10 procent) en staten zelf (5 procent) in de jaren na 2015 juist toenam. En dat terwijl regeringen in de jaren sinds de klimaattop in Parijs steeds strengere uitstootdoelen stelden en de uitstoot van broeikasgassen zwaarder werd belast.
Van de grote ondernemingen in staatshanden bleek meer dan 65 procent zijn productie en CO2-uitstoot sindsdien te hebben verhoogd. Met name bedrijven in Azië en het Midden-Oosten stootten meer CO2 uit sinds het klimaatakkoord van Parijs. Van de publieke bedrijven, meestal actief in de multinationaal opererende olie- en gassector, was dat ruim 55 procent.
China voert de lijst aan van grootste CO2-uitstoters sinds 1751
De drie staatsbedrijven met de grootste CO2-uitstoot vanaf 2016 waren het Saoedische staatsoliebedrijf Saudi Aramco, het Russische Gazprom en het Indiase staatskolenbedrijf Coal India. Gezamenlijk stootten deze drie bedrijven in die jaren ruim 28.250 ton CO2 uit – goed voor zo’n 11 procent van de mondiale CO2-uitstoot.
Lees ook Is onze luchtvervuiling een pact met de duivel? Klimaatwetenschapper Hansen vreest van wel
Industriële Revolutie
De studie, uitgevoerd door een groep vooraanstaande klimaatwetenschappers, rekent ook de historische uitstoot van landen en bedrijven terug tot het jaar 1854. Hiermee krijgen de onderzoekers zicht op 72 procent van alle CO2 die wereldwijd is uitgestoten sinds het begin van de Industriële Revolutie in 1751.
Als CO2-uitstoter gaat China historisch gezien aan kop, met de zeer vervuilende steenkoolindustrie als belangrijkste veroorzaker. China beschikt over relatief weinig aardolie maar heeft wel grote steenkoolreserves, die het inzet om de industrie en economie draaiende te houden. Om die reden draaiden de kolencentrales in China de afgelopen decennia op volle toeren.
Door de omvang van de Chinese kolenindustrie zien de onderzoekers ook een opvallende piek; vanaf het jaar 2000, waarin de Chinese economie zijn opmars begint tot de grootste economie ter wereld, zorgt steenkool voor de meeste CO2-uitstoot. Vorig jaar werd in China een recordhoeveelheid van 12.290 ton CO2 de lucht in geblazen – wat meer dan een verdrievoudiging is ten opzichte van het jaar 2000.
Historisch gezien is de Chinese binnenlandse kolensector in zijn eentje verantwoordelijk voor 14 procent van alle CO2 die wereldwijd door de mensheid is uitgestoten. Dat is ruim het dubbele van wat de voormalige Sovjet-Unie in zijn bestaan uitstootte, en ruim drie keer de uitstoot van Saudi Aramco – respectievelijk de nummer twee en drie op de lijst.
In Nederland is de PVV dicht bij de regeringsmacht, in Frankrijk ligt Marine Le Pen voorop in de peilingen. Giorgia Meloni is sinds anderhalf jaar premier van Italië, in Portugal brak vorige maand het radicaal-rechtse Chega door. Het rechts-populisme is aan een opmars bezig, ook buiten Europa. Politici die – elk op een eigen manier – zeggen namens het volk de gevestigde orde te bestrijden, vallen electoraal in de smaak. Donald Trump kan in 2025 zomaar weer in het Witte Huis zitten. Leiders met populistische trekken als Recep Tayyip Erdogan (Turkije) en Narendra Modi (India) zitten intussen al jaren vast in het zadel.
De economen, verbonden aan het gerenommeerde Institut für Weltwirtschaft (IfW) in Kiel, onderzochten het effect op de economie van regeerperiodes van populisten – van rechts én links – over een lange periode, namelijk van 1900 tot en met 2020. De belangrijkste conclusie uit het onderzoek: „De economische kosten van het populisme zijn hoog.” Vijftien jaar na het aan de macht komen van een populistische leider valt het bbp per hoofd van de bevolking gemiddeld 10 procent lager uit, vergeleken met een door de onderzoekers bedacht scenario waarin er géén populist had geregeerd.
In het artikel, getiteld Populist Leaders and the Economy, passeert een bonte stoet aan 51 leiders de revue die de onderzoekers als ‘populist’ classificeren, van Adolf Hitler (Duitsland) tot Juan Perón (Argentinië) en van Silvio Berlusconi (Italië) tot Jacob Zuma (Zuid-Afrika).
Bij de selectie van de leiders baseerden de economen zich op een definitie van populisme die nu gangbaar is bij politicologen: een populist is een politicus voor wie de tegenstelling tussen „het volk” en „de elite” leidend is.
Lees ook Het economische beleid van radicaal-rechtse partijen is óók radicaal-rechts, zegt deze wetenschapper
Prestatie duikt omlaag
Kort nadat de meeste van die populisten aan de macht zijn gekomen, duikt het bbp per hoofd van de bevolking in het desbetreffende land onder een economisch ‘basispad’, dat de onderzoekers construeerden met hulp van algoritmes. Dat effect zie je bijvoorbeeld bij Perón, Hitler, Berlusconi en Zuma, en ook bij leiders als Indira Gandhi (India), Robert Fico (Slowakije) en Hugo Chávez (Venezuela).
Niet alle populistische leiders presteerden in de onderzochte periode (tot en met 2020) slechter dan het basispad. De nu nog regerende leiders Benjamin Netanyahu (Israël), Narendra Modi (India), en Viktor Orbán (Hongarije) laten prima economische resultaten zien. Hun prestaties op de langere termijn en in relatieve zin zijn echter nog „onduidelijk”, staat in het artikel. Slechts enkelen, onder wie de Boliviaan Evo Morales, deed het bovenmatig goed.
Het megaonderzoek, gebaseerd op big data en meer dan 20.000 pagina’s aan literatuur, leverde nog een hele waaier aan resultaten op. Zo neemt bij populisten de ongelijkheid onder de bevolking níét meer af dan onder niet-populisten – hoewel populisten vaak voor „het volk” zeggen op te komen. Populisten blijken verder vaak ongedisciplineerd met overheidsuitgaven, de staatsschuld loopt bij hen bovengemiddeld snel op.
Ze zijn ook protectionistisch: ze verhogen relatief vaak importheffingen en werpen barrières op voor buitenlandse investeringen. Intussen schaden ze vaak de rechtsstaat: de rechterlijke macht, de persvrijheid en vrije verkiezingen komen onder druk te staan. En ten slotte blijken populisten relatief lang aan de macht te blijven én vaak weer terug aan de macht te komen.
Wie is populist, wie niet?
Dit is een breed opgezet onderzoek, over economie én politiek, over een héél lange periode en bovendien over populisten van allerlei pluimage. Het roept direct veel vragen op, zoals: hoe bepaal je wie populist is, en wie niet? Hoe meet je precies hoe een economie zich zou hebben gedragen zónder populist aan de macht? En: waaróm scoren veel populisten op economisch terrein relatief slecht?
NRC sprak met een van de onderzoekers, Manuel Funke. In 2018 besloot hij met zijn collega’s Moritz Schularick (nu directeur van het IfW) en Christoph Trebesch de stap naar het ambitieuze onderzoek te wagen.
„We lazen allerlei artikelen over waarom het populisme electoraal zo succesvol was”, vertelt Funke in een videogesprek. „We zagen ook dat mensen als de Amerikaanse president Trump, de Turkse president Erdogan en de Hongaarse premier Orbán al aan de macht waren. En dus dachten we: we moeten een stap verder gaan en niet alleen de achtergrond van het populisme onderzoeken, maar ook de consequenties ervan.”
Het resultaat, ruim vijf jaar later, is een lijvig artikel van bijna tweehonderd pagina’s. „Computers stonden uren te rekenen op basis van lange programmeercodes”, zegt Funke.
Bij de selectie van de 51 leiders was doorslaggevend of de tegenstelling ‘volk versus elite of establishment’ daadwerkelijk „centraal” stond in de retoriek en het politieke programma van de leiders, zegt Funke. Populisten van links hebben het vooral op economische elites gemunt, terwijl die op rechts vooral culturele elites en vreemdelingen aanvallen.
De onderzoekers zeggen streng te hebben geselecteerd, op basis van 770 academische bronnen over het populisme. Sommige leiders kwamen alleen een bepaalde periode door de populismetest. Bij de Indiase leider Indira Gandhi bijvoorbeeld werd alleen haar eerste regeerperiode (1966-1977) meegenomen in het onderzoek, haar tweede (1980-1984) niet: ze had haar anti-eliteretoriek inmiddels laten vallen.
Het oordeel over wie wel en niet een populist is, „gaat onvermijdelijk gepaard met een zekere mate van subjectiviteit”, staat in het artikel. Er waren „grensgevallen”, vertelt Funke, bijvoorbeeld Vladimir Poetin, de Russische president. Hij werd uiteindelijk niet als populist geclassificeerd. „Helemaal in het begin van zijn carrière keerde hij zich in zijn retoriek tegen elites, maar dat duurde maar kort.”
Economische dubbelgangers
Hoe bepaal je wat er met een economie zou zijn gebeurd als in een bepaalde periode géén populist had geregeerd? Funke, Schularick en Trebesch zetten de zogeheten dubbelganger-methode in. Per onderzocht land werd met algoritmes een ‘mandje’ gemaakt met enkele landen die samen historisch gezien (vrijwel) dezelfde groeicijfers vertonen. Dat was de ‘dubbelganger’. Vervolgens keken ze of de bbp-groei in het bewuste land afweek van die van de dubbelganger.
Het is een methode die macro-economen weliswaar vaak gebruiken, maar ook eentje die vatbaar is voor fouten. Vergelijk je geen appels met peren?
Om er zeker van te zijn dat de vergelijking tussen populist en dubbelganger wel echt standhield, voerden de drie economen allerlei controles uit. Daarbij moesten ze rekening houden met méér dan alleen de ontwikkeling van het bbp. Ook andere omstandigheden moesten overeenkomen. Als een populist bijvoorbeeld aan de macht kwam na een financiële crisis of hoge inflatie – dat is nogal eens het geval – moesten de landen in het mandje óók aan die karakteristieken voldoen.
Na al dat getest bleef de conclusie „robuust” overeind dat populisten economisch slecht scoren, zo staat in het artikel. Dat geldt voor links- én rechts-populisten.
Maar waarom? De ene populist is de andere niet. Het doel van de studie was niet voor elk van deze individuele populisten een ‘verklaring’ te vinden, zegt Funke. Maar de economen laten, door eigen data met die van anderen te koppelen, wel „algemene patronen” zien in het beleid van populisten. Beleid dat ongunstig kan uitpakken voor de economie.
Populisten zijn allereerst slecht met begrotingsdiscipline. De staatsschuld valt na vijftien jaar gemiddeld 10 procent hóger uit dan in een niet-populistisch scenario, laten de onderzoekers zien.
Dat mag niet verbazen. Economen houden zich al langer bezig met dit populisme-via-de-staatsbegroting, vaak door Latijns-Amerikaanse leiders toegepast in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Het eindigde vaak in ellende. Een kortstondige economische groeispurt werd gevolgd door financiële instabiliteit en verarming.
Voor een deel, zegt Funke, past ook Adolf Hitler in dit beeld van ongeremde uitgaven. Hij gaf de economie van nazi-Duitsland een enorme zet met zijn stimuleringsprogramma, zonder aan de gevolgen op de langere termijn te denken. Toch is Hitler een geval apart, zegt Funke, omdat de economische ineenstorting van Duitsland daarna niet los kan worden gezien van de verwoesting door de (door hemzelf begonnen) Tweede Wereldoorlog.
Populisten als protectionisten
Protectionisme is een andere factor in de ondermaatse economische prestaties van populisten. Neem Argentinië, zegt Funke. „Tot medio twintigste eeuw was het een land dat zich economisch kon meten met Europese landen en de VS. En toen begon het protectionisme.” Perón, die er voor de eerste keer president was tussen 1946 en 1955, streefde economische zelfvoorziening na. Hij legde import én export aan banden, net als buitenlandse investeringen.
Dat beleid werd voortgezet in Argentinië, kampioen in het populisme, door leiders als Carlos Menem (jaren negentig) en Néstor en Cristina Kirchner (jaren 2000/2010). Met de overheidsfinanciën namen ze het ook al niet nauw. Het gevolg: Argentinië is al decennia de grootste klant van het Internationaal Monetair Fonds.
Dan is er de aanval van veel populisten op de instituties; de onafhankelijke rechtspraak, de pers. En in sommige gevallen ook op vrije en eerlijke verkiezingen. „Uit veel andere literatuur blijkt dat democratie en economische groei positief aan elkaar zijn verbonden. Als populistische leiders die instituties voortdurend aanvallen, betaalt het land daar een economische prijs voor. Kijk naar Venezuela onder Chávez en Maduro. Je kunt daar niet meer veilig zakendoen, er was kapitaalvlucht, veel mensen zijn het land ontvlucht. Die twee hebben het land in korte tijd tot een humanitair noodgeval gemaakt.”
Op een andere manier ondermijnend voor het economisch vertrouwen was de Italiaan Silvio Berlusconi (driemaal premier tussen 1994 en 2011). „Sinds hij aan de macht kwam, stagneert de Italiaanse economie. Hij was voortdurend in conflict met rechters. Zijn belangen gingen boven al het andere.”
Lees ook Niet het fascisme, maar het populisme is terug
Berlusconi’s strijd met de instituties leidde af van noodzakelijke economische hervormingen, zegt Funke. „Italië heeft veel tijd verloren.”
Iemand die veel vormen van populistisch beleid combineerde – oplopende begrotingstekorten, protectionisme, strijd met de instituties – was en is Donald Trump, oud-president van de VS, en nu opnieuw presidentskandidaat. „Een superpopulist, eigenlijk”, zegt Funke. Trumps ambtstermijn eindigde echter ná het onderzoek, dat reikt tot het jaar 2000. Daarmee is het presidentschap van Trump te kort geleden voor een vergelijking met een ‘dubbelganger’. „Over een jaar of tien, vijftien wordt het interessant om te kijken wat het effect is geweest”, zegt Funke. Toevallig waarschuwde de begrotingswaakhond van het Amerikaanse congres, de Congressional Budget Office, onlangs voor de risico’s van Trumps belastingverlagingen op de langere termijn. Die dreigen te leiden tot financiële instabiliteit.
Ook de economische erfenis van een nog regerende populist als Erdogan is nu niet duidelijk, zegt Funke. Weliswaar scoort hij in het onderzoek niet veel slechter dan de dubbelganger. „Maar Erdogans zware bemoeienis met de centrale bank kan zomaar een negatief lange termijneffect op de economie hebben.” Funke wijst op de hoge inflatie in Turkije, bijna 70 procent.
Populisme houdt aan
Voorlopig zijn we nog niet van het populisme af, denkt Funke. Uit het onderzoek blijkt dat populisten nogal eens terugkeren aan de macht. Bijna een derde van de 51 populistische leiders uit het onderzoek diende twee of meer ambtstermijnen. Bij niet-populisten is dat 16 procent.
Bovendien biedt de huidige tijd een „perfecte voedingsbodem” voor méér populisme, zegt Funke.
Nogal eens komen populisten aan de macht te midden van een crisis of een schok. Anno 2024 ligt de Covidpandemie nog vers in het geheugen, is de inflatiegolf niet uitgewerkt en woeden meerdere oorlogen.
De naderende machtsdeelname van de PVV in Nederland, het scenario van een doorbraak van Le Pen in Frankrijk, en de verwachte winst van rechts-populistische partijen bij de Europese verkiezingen in juni zijn volgens Funke reden tot zorg. „Het kan allemaal jarenlange negatieve gevolgen gaan hebben, voor de economie, maar ook voor de democratische instituties.”