Een moderne auto verzamelt tal van persoonlijke gegevens – en die zijn niet altijd veilig

Een groot datalek bij Volkswagen heeft ertoe geleid dat van 800.000 bezitters van elektrische auto’s zeer privacygevoelige informatie online stond. Het lek laat zien hoeveel data automakers tegenwoordig verzamelen en delen. Acht vragen over de auto als „rijdende privacynachtmerrie.”

1
Wat is er gebeurd?

Data uit de app van VW met zeer gedetailleerde informatie over ongeveer 800.000 elektrische auto’s en hun gebruikers stonden maandenlang onbeschermd online. Het gaat om locatiegegevens, waarmee precies te volgen is waar een auto zich bevindt, en om contactgegevens van de bestuurders. Aan de hand daarvan is bijvoorbeeld af te leiden waar autobezitters vaak parkeren en dus waar ze wonen en werken. Kopers van een nieuwe elektrische auto worden aangemoedigd zo’n app te gebruiken. Daarmee kunnen ze onder meer zien hoeveel lading de batterij nog heeft, en de auto voorverwarmen.

2
Waar ging het mis?

De data werden verzameld via een dochteronderneming van VW, softwarebouwer Cariad. Die slaat de gegevens op in de cloud van Amazon, maar deed dat vanaf de zomer van 2024 per ongeluk maandenlang op een publiek toegankelijke plek. Het gaat om elektrische auto’s van de VW-merken Seat, Audi en Skoda, waarvan de meeste in Europa rijden. Ook data van Nederlandse autobezitters zijn gelekt.

Het lek is onthuld door weekblad Der Spiegel, dat daarvoor heeft samengewerkt met de Chaos Computer Club, een organisatie van zogenoemde white hat hackers, die gaten in onlinebeveiliging opsporen.

3
Staan al die gegevens nog steeds online?

Nee. Cariad is door de hackers voor publicatie van het artikel gewaarschuwd en heeft het lek gedicht. Volgens het bedrijf zijn er vooralsnog geen aanwijzingen dat er misbruik is gemaakt van de data.

4
Wat voor data verzamelen autobouwers en waarom?

Moderne auto’s zijn een soort rijdende computers waarin veel techniek zit en die steeds vaker voortdurend online zijn en gegevens delen. Dat kan gaan om bestemmingen en routes, maar ook om de rijstijl (te hard!) en bijvoorbeeld contacten. Dat is privacygevoelige informatie. Mensen slaan in de app voor hun auto ook betaalgegevens op, die ze gebruiken om af te rekenen als ze laden.

Fabrikanten zeggen allerlei gegevens te verzamelen in het kader van serviceverbetering. De data helpen bijvoorbeeld bij het op afstand analyseren en verhelpen van storingen. Maar automakers kunnen en doen er veel meer mee. Dat bleek onder meer in 2023 toen de Mozilla Foundation de dataverzameling van 25 automakers vergeleek. De bedrijven kregen allemaal een ruime onvoldoende, omdat ze veel te veel tot personen herleidbare informatie verzamelden en (de meerderheid van de bedrijven) zich vrij voelden die informatie door te verkopen. „Privacynachtmerries op wielen”, concludeerden de onderzoekers.

5
Wie heeft toegang tot die gegevens?

Allereerst natuurlijk de autoproducent en de bedrijven waar die ze mee deelt. Dat is bijvoorbeeld de garage waar je komt voor een onderhoudsbeurt. Die begint bij een moderne auto met het uitlezen van data.

Mensen vergeten bij het huren of verkopen van een auto vaak de boordcomputer te resetten, waardoor de volgende gebruiker de gegevens ook kan inzien. Zelfs als ze dat wel doen, blijft er nog een kopie van de complete data in de cloud staan, zegt Marcel Wendt van het Nederlandse bedrijf Digidentity. „Bij VW ging het mis in de cloudconfiguratie.”

Digidentity verkoopt een softwaretool waarmee zelfstandige garagehouders toegang krijgen tot de informatie over een auto die de fabrikant verzamelt. Daarvoor moeten ze eerst geverifieerd worden. Die verificatie van garagemedewerkers is nodig, legt Wendt uit, want het kan voor de georganiseerde misdaad bijvoorbeeld heel interessant zijn om de locatiegegevens van de Audi’s van de Nederlandse politie uit te lezen. Of om een gestolen auto te kunnen resetten.

6
Is het erg dat automakers zoveel data verzamelen?

De AP krijgt er tot dusver weinig klachten over, maar wijt dat eraan dat mensen zich weinig bewust zijn van dataverzameling door auto’s. Ze zouden zich volgens de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) veel bewuster moeten zijn van de risico’s. „Als je de keus hebt, zou jij er dan mee akkoord gaan dat wordt bijgehouden dat je naar een verslavingskliniek gaat, de rosse buurt of een ziekenhuis waar een bepaalde ziekte wordt behandeld? Of dat je naar homo-ontmoetingsplaatsen gaat?”, vraagt een woordvoerder. De AP raadt onder meer aan goed te kijken naar de instellingen in de autoapps. Die staan vaak standaard op de minst privacyvriendelijke optie.

Als je de keus hebt, zou jij er dan mee akkoord gaan dat wordt bijgehouden dat je naar een verslavingskliniek of de rosse buurt gaat?

woordvoerder
AP

7
Hoe zit het met de camera’s op auto’s?

Kort gezegd: ook die zijn een privacydrama. Steeds meer auto’s filmen voortdurend hun omgeving. Dat mag niet, maar gebeurt wel. Net als bij filmende deurbellen is dat de verantwoordelijkheid van de bezitter (van de auto of deurbel).

In 2023 paste Tesla op aandringen van de AP de instellingen van de beveiligingscamera’s op zijn auto’s aan. Die filmden voortdurend alles in de omgeving van de geparkeerde Tesla’s, inclusief alle voorbijgangers, en sloegen dat op. Die functie is niet meer automatisch ingeschakeld en de beelden worden minder lang opgeslagen. Veel meer dan aandringen en waarschuwen kan de AP niet, want de autofabrikanten vallen onder andere toezichthouders.

Op initiatief van het CDA is in april 2024 in de Tweede Kamer een motie aangenomen om te laten onderzoeken wat er gebeurt met de data die de camera’s van Chinese elektrische auto’s ophalen.

8
Wat kun je als autorijder doen?

Je zou kunnen kiezen voor een ouder model dat al die snufjes en verleidelijke gadgets niet heeft. Maar dat is waarschijnlijk wat veel gevraagd.

De AP publiceerde in maart 2020 een advies over hoe je je gegevens kunt beschermen als je in een gekochte of gehuurde ‘connected car’ gaat rijden. En hoe je er bijvoorbeeld voor zorgt dat je geen gegevens over jezelf meeverkoopt als je de auto van de hand doet.

Denk bijvoorbeeld na of je het voertuig via Bluetooth toegang wil geven tot de contactenlijst in je telefoon. En toestemming om op te slaan welke locaties je vaak bezoekt. Als je via je e-mailadres inlogt bij je voertuig, gaat er mogelijk allerlei informatie naar de e-mailprovider. „Gaat u bijvoorbeeld akkoord met fabrikanten die rijgegevens delen met een verzekeringsmaatschappij? Wees kritisch op fabrikanten die gegevens delen met anderen.”

Lees ook

Rijgedrag meten: is de tracking-app hét antwoord op torenhoge autopremies?

Rijgedrag meten: is de tracking-app hét antwoord op torenhoge autopremies?


Onzekerheid over het nieuwe beursjaar: wat brengt 2025?

Goedemorgen! Op de eerste maandag na de kerstvakantie waarop veel mensen weer aan het werk gaan proberen de zakenkranten te voorspellen wat het beursjaar 2025 zal brengen.

Analisten zijn voorzichtig over de koerswinsten dit jaar, opent Het Financieele Dagblad maandagochtend. Beurskenners voorspellen gematigde koerswinsten en een grotere onzekerheid, mede door het ‘Trump-effect’.

In de Financial Times zet auteur en columnist Ruchir Sharma tien financieel-economische trends op een rij voor 2025. Ook hij begint met het effect dat Donald Trump zal hebben op de wereldeconomie, maar hij denkt ook dat het economisch beleid van de VS in veel opzichten weinig zal veranderen. De Amerikaanse macht blijft vanwege de ijzersterke positie van de tech-sector.

Wat we verder lazen vanmorgen:

  • Ook in de FT: een interview met Frans Timmermans, ooit architect van de Europese Green Deal en nu leider van GroenLinks/PvdA. „Europese kiezers zullen de strijd tegen klimaatverandering opgeven, tenzij de rijken helpen de kosten te financieren van een groenere wereld voor iedereen”, zegt Timmermans.
  • De komst van aankomend Amerikaans president Trump en een stakingsdreiging domineren momenteel de internationale containervaart, schrijft het FD. Op de langere termijn heeft overcapaciteit in de sector een veel grotere invloed.
  • Welke energiezuinige investeringen komen in aanmerking voor belastingvoordeel? De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft een nieuwe lijst gepubliceerd met de investeringen waarvoor je aanspraak kan maken op een energie-investeringsaftrek (EIA). Voor deze EIA is dit jaar 431 miljoen euro beschikbaar, schrijft het FD. Dat is veel meer dan in 2024.
  • In Friesland en in noordelijk Zuid-Holland (Leiden, Alphen) heeft Qbuzz sinds enkele weken het busvervoer overgenomen. Dat ging niet vlekkeloos, schrijft het AD maandagmorgen. „Zelfs voorrang bij het stoplicht moet opnieuw worden ingeregeld.”
  • De beurzen in Azië openden maandag gemengd, schrijft persbureau Reuters. De koersen in Zuid-Korea stegen ondanks de politieke onrust in het land. In Japan daalde de beursindex licht.
Foto Reuters

Zevende faillissement in rampjaar plasticrecycling, maar sector is (nog) niet weg

Na zeven faillissementen in één sector, in één jaar, in één land rijst de vraag: bestaat er nog wel plastic recycling in Nederland? Wat in januari begon met het omvallen van Umincorp (120 medewerkers), bleek de start van een faillissementsgolf in een sector die juist de toekomst van plastic moest bepalen. Vorige week viel ook Blue Cycle uit Heerenveen om.

De Friese fabriek stuurde vlak voor de feestdagen twintig werknemers naar huis. Het bedrijf verwerkte sinds vorig jaar plastic afval tot pyrolyse-olie. Die olie zou door andere bedrijven vervolgens weer kunnen worden omgezet in nieuw plastic. Een heel ander proces dan het mechanisch versnipperen en omsmelten van oud plastic, wat de grote afvalverwerkingsbedrijven doen.

Lees ook

Milieuvervuiling door plastic? Het wordt nog veel erger, laten cijfers zien

In die zin past het faillissement van Blue Cycle in een trend. Het waren meestal kleinere nichespelers, vaak meer innovatieve recyclers die dit jaar sneuvelden. Daarmee is de plasticrecyclingsector die uit vele tientallen bedrijven bestaat (met reuzen als Renewi en Morssinkhof) niet weg.

Maar ook de grote spelers voelen dat er minder vraag is naar gerecycled plastic. Machines staan uit, omzetten onder druk en de parkeerplaatsen van fabrieksterreinen vol met bigbags gerecycled plastic waar klanten voor ontbreken. De sector kijkt voor een antwoord naar PVV-staatssecretaris Chris Jansen van Infrastructuur en Waterstaat, maar hij is ook zoekende.

Dat is het nadeel van voorloper zijn. Je moet alles zelf uitvinden

Eric Witvoet
interim-directeur Blue Cycle

„Dat is het nadeel van voorloper zijn”, zegt Eric Witvoet, sinds deze zomer interim-directeur van Blue Cycle. „Je moet alles zelf uitvinden.” De Friese fabriek kampte met tegenvallers: machines waren duurder dan verwacht en deden niet wat ze moesten doen. Investeringen bleven zich ophopen. Het werd de financiers te bont.

Opstartproblemen

Het proces van Blue Cycle heet chemische recycling, een tak van sport die in de kinderschoenen staat maar als veelbelovend wordt gezien. Het is bijvoorbeeld nuttig voor het maken van gerecyclede voedselverpakkingen. Veel plastic afval mag niet worden omgesmolten naar nieuw plastic voor voedselverpakkingen, vanwege mogelijke vervuiling. Maar als plastic helemaal wordt teruggebracht naar olie, kan dat wel.

De opstartproblemen die komen kijken bij het bouwen van nieuwe fabrieken, veroorzaakten (mede) andere faillissementen, zoals bij het Eindhovense Ioniqa in oktober. Maar de sector wordt nog het meest geplaagd door het gebrek aan vraag naar gerecycled plastic.

Lees ook

Ook (dubieus) gerecycled plastic komt nu uit Azië

Ook (dubieus) gerecycled plastic komt nu uit Azië

De plasticmarkt is bij uitstek een wereldmarkt. Met name in Azië verrezen de afgelopen jaren megafabrieken waar nieuw plastic wordt gemaakt van aardolie. Op containerschepen komen deze plastics de haven van Rotterdam en Antwerpen binnen. Vervolgens ontstaat een oneerlijke concurrentiestrijd met gerecycled plastic van Europese bodem, waar de prijzen voor energie en arbeid veel hoger liggen, en de milieu-eisen strenger zijn. Producenten van voedselverpakkingen, shampooflessen en andere plastics stapten vanwege het prijsverschil afgelopen jaren weer over op vervuilende nieuwe plastics.

Maar met zeven faillissementen is de hele sector niet weg, verre van. „Plastic is een heel heterogene markt”, zegt Harold de Graaf, algemeen directeur van de Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie (NRK). „Het plastic uit de bril op mijn neus is heel anders dan van een fles Driehoek-zeep. Bij ons zijn zo’n dertig recyclers lid, bijna geen van hen kun je met elkaar vergelijken.”

Het ene bedrijf recyclet folies, het andere harde plastics. Het ene recyclet plastic in de auto-industrie, het ander werkt met huisafval. Veel bedrijven blijven overeind door winst uit andere activiteiten, zoals vuilnis ophalen, andere worden weer beschermd door een groot moederbedrijf. Maar duidelijk is: de recyclers van wie het eindproduct duurder is dan fossiel plastic, verkopen minder.

Ook wij zijn nog aan het kijken hoe we hier op de juiste manier mee om kunnen gaan

Chris Jansen
Staatssecretaris IenW

De plasticsector vindt dat de overheid moet bijsturen en kijkt daarvoor naar PVV-staatssecretaris Chris Jansen. In een commissiedebat vlak voor Kerst somde hij aan Kamerleden op waar zijn ministerie (IenW) aan werkt. Zoals de inkoopkracht van de overheid gebruiken voor het aankopen van meer circulaire producten, en het makkelijker maken om financiering te krijgen voor recyclers. „Het is veel: ‘dit doen we al, dat doen we al’”, wierp Kamerlid Geert Gabriëls (PvdA-GroenLinks) namens de commissie tegen. „We hebben honderden e-mails gehad, meer dan ooit bezorgde recyclers gesproken. Wat ‘we’ doen is niet genoeg. Na zo veel noodkreten kunnen we van links tot rechts zeggen dat er meer nodig is.”

Jansen is het „eens” met Gabriëls, zei hij, maar „ook wij zijn nog aan het kijken hoe we hier op de juiste manier mee om kunnen gaan”.

Eind dit jaar ging Stiphout Plastics failliet, een recycler uit Monfort.
Foto John van Hamond

Motie van Koekkoek

Interessant is dat een meerderheid in de Tweede Kamer een motie van Marieke Koekkoek (Volt) steunde, waarmee ze opriep een overbruggingsfinanciering in te stellen om plasticrecyclingbedrijven te ondersteunen. Hoe zal de staatssecretaris in het nieuwe jaar met die motie omgaan? Er was door zijn kabinet geen geld vrijgemaakt om plasticrecyclers te ondersteunen.

Tot nu toe zocht het kabinet het vooral in verplichtingen. Onder Rutte IV verscheen een concept-wetsvoorstel dat plasticverwerkers (zoals bedrijven die verpakkingen maken) verplichtte per 2027 nieuw plastic bij te mengen met gerecycled plastic. De staatssecretaris zegt deze lijn voort te zetten, maar er is kritiek op dit huidige voorstel. Als (duurder, of bewerkelijker) gerecycled plastic verplicht is voor Nederlandse plasticverwerkers, halen de Unilevers van deze wereld hun verpakkingen voortaan uit het buitenland, vreest men.

Een Europese bijmengverplichting zou voor een gelijker speelveld kunnen zorgen, en die is ook op komst. Per 2030 gelden vergelijkbare regels op Europees niveau. Maar de vraag is dan weer: als het op dit tempo doorgaat, hoeveel recyclers staan dan nog overeind in 2030?

Van de zeven bedrijven die dit jaar sneuvelden, krijgt er vooralsnog één een doorstart. Namelijk het Eindhovense Ioniqa, dat wel afscheid moest nemen van de helft van het personeel en een fabriek. Blue Cycle uit Heerenveen hoopt ook nog op een doorstart. Curator Harry Poort heeft een lijstje van zeven tot acht gegadigden. Hij is optimistisch. „Ik ga ervan uit dat als we met z’n allen een omslag willen maken naar groener, dit soort producten uiteindelijk nodig is. Olie is eindig, dat weten we. Alleen: per wanneer, dat weten we nog niet.”


De 14.000 geplante bomen zijn slechts een eerste stap naar het voedselbos

Hun handen zijn al wat ruwer geworden, de nagels schoonmaken is soms onbegonnen werk. Ze zijn gehard door dagen buiten werken en hebben vele kilometers afgelegd op hun terrein van dertien hectare. De vier Jonge Voedselbosboeren zijn aan het veranderen, ze worden boeren.

Vooral het planten van 14.000 bomen in de afgelopen wintermaanden op het veld van Voedselbos De Laar (gemeente Elst, net onder Arnhem) heeft daaraan bijgedragen. Met hulp van in totaal driehonderd vrijwilligers gingen de elzen, wilgen en andere bomen stuk voor stuk de grond in. Zwaar werk, in weer en wind, en op de klei die zich vastzuigt aan laarzen en spades.

„Heel veel fysiek bezig zijn was een eerste krachtmeting. Ik denk dat we die wel goed hebben doorstaan”, zegt Simon Verboom. En ieder plantgat, iedere geplante boom is uniek, vertelt hij. Samen bomen planten is net zo verbindend als met elkaar een biertje doen in de kroeg, stelt Sacha Brons.

De geplante bomen maken van het wilde grasland langzamerhand een bosbiotoop. Deze ‘pioniers’ moeten ook de vruchtdragende soorten – zoals walnoot, appel en kakifruit – bescherming gaan bieden tegen de wind. Zo krijgt het voedselbos van de Jonge Voedselbosboeren Simon Verboom (30), Katja Zweerus (27), Sacha Brons (23) en Wytze Walstra (23) vorm.

Een enkele keer gaat dat vormgeven van het land heel snel. Een natuurvriendelijke oever werd in een week met groot materieel aangelegd. Voor Katja Zweerus was het een hoogtepunt om met de graafmachine zelf een stukje te mogen graven. Niet eenvoudig, weet ze nu.

Lees ook

De twintigers die een voedselbos beginnen om anderen te inspireren: ‘We creëren hier een paradijs’

De Jonge Voedselbosboeren Wytze, Sacha, Katja en Simon (v.l.n.r.).

Golf van welwillendheid

Het was anderhalf jaar geleden nog een wild idee om als vier twintigers zelf een voedselbos te beginnen. En dan geen hobbybosje met een paar bomen en struiken, maar een landbouwproject met tienduizenden bomen waar ze op termijn alle vier een deel van hun inkomen uit zouden verkrijgen.

Dat was het plan. En het werd in hoog tempo werkelijkheid.

Om te zeggen dat ze een succesvolle periode achter de boeg hebben, zou een understatement zijn. De Voedselbosboeren hebben onder meer een winnend voorstel ingediend voor het stuk grond van dertien hectare bij Arnhem Zuid, de financiering geregeld en vergunningen gekregen om bomen te planten en andere aanpassingen in het landschap te doen.

De Voedselbosboeren leggen op de helft van het terrein drie voedselbossen aan. Het gastronomisch bos gaat producten opleveren voor restaurants en speciaalzaken, het ‘rationele’ bos wordt gericht op grootschalige productie van noten en fruit en in het zelfoogstbos kunnen buurtbewoners met een abonnement zelf komen plukken. De overige 6,5 hectare wordt bestemd als akkerland, te beheren door een andere partij.

De vier gingen gedegen te werk, met uitgebreide plannen en begrotingen, en spreadsheets om ieders taken bij te houden. Ze moesten zich verdiepen in landbouwregels, organisatievormen, verdienmodellen en plantensoorten.

Katja Zweerus en haar schoonmoeder tijdens de plantdagen met vrijwilligers.

Foto Walter Herfst

Ze surfden het afgelopen jaar op een golf van welwillendheid. Steun kwam van ervaren voedselbosbouwers, grondfondsen en fondsenverstrekkers, vrijwilligers en bestuurders. Een zaalverhuurder rekende een lager tarief, een kweker hoefde geen geld voor een lading bamboestokken. Weerstand van betekenis hebben ze eigenlijk niet ontmoet. En ze kregen buitengewoon veel aandacht in de media.

Als het nu zou eindigen, zou het al een succes zijn, zegt Sacha Brons in een gesprek aan het einde van het jaar. De vier zijn bijeen in het huis van de moeder van een van hen, voor een dagje „laptopwerk”.

Gevraagd naar tegenvallers noemen ze een net geplaatst hek dat vijftig centimeter verderop moet staan en de diepe rijsporen die grote machines op het land hebben veroorzaakt. Het kan vijf jaar duren voordat de bodem daar hersteld is, denken ze. Van een andere orde is dat voor het akkerland nog geen pachter is gevonden. Dat betekent minder inkomsten.

Lees ook

Het voedselbos is tevens een ontmoetingsbos. ‘Deelnemers komen oogsten, en werken vrijwillig mee’

V.l.n.r.: Sacha Brons, Wouter van Eck, Wytze Walstra, Simon Verboom, Katja Zweerus.

Vergrijzing in de landbouw

Hun leeftijd speelde bij de positieve ontvangst een belangrijke rol. Wytze Walstra: „Ik merk dat mensen daar blij van worden.” Simon Verboom: „Het is absoluut een bewuste keuze geweest om ons te profileren als jonge agrariërs.” Hij wordt er, als oudste, door de andere drie mee geplaagd dat hij deze maand dertig is geworden.

Wytze Walstra haalt er statistieken en grafieken bij om te laten zien dat een „enorme vergrijzing in de landbouw” gaande is. Het aantal boeren neemt de laatste decennia sterk af en veel oudere boeren hebben geen opvolger. „Het moet van onze generatie komen om met dit soort initiatieven aan de slag te gaan. Het grote voordeel van jong zijn is dat je nog veel minder vastzit. En wij hebben ook het voordeel dat we geen agrarische achtergrond hebben. Dus we hadden geen vooroordelen of gevestigde ideeën vanuit de gangbare landbouw.”

Alles wat we nu doen, is alleen maar een basis voor de volgende stap

Er is ook een groot obstakel voor die verjonging, zegt hij. Veel jongeren willen zich niet binden. Zeker hoogopgeleide jongeren kunnen van alles doen en krijgen daardoor keuzestress, meent hij. Voor de vier voelt het juist goed dat ze zich hebben verbonden aan een project dat tientallen jaren gaat duren, zelfs langer dan hun eigen leven. Sommige bomen die ze gaan planten, worden pas over jaren productief en kunnen eeuwen oud worden.

Dat ze het commitment aan elkaar zijn aangegaan, is ook niet tegengevallen. Sacha Brons: „We hoorden aan het begin van ons avontuur in augustus 2023: statistisch gezien is over een jaar een van jullie eruit gestapt. Dat is niet gebeurd. En het voelt ook niet alsof dat gaat gebeuren.”

Lees ook

Wat je met een voedselbos verdient, is nog een open vraag

Als het voedselbos goed werkt, is het een ecosysteem dat zichzelf in stand houdt en ontwikkelt. Maar in de beginperiode zal er weinig tot niets te halen zijn.

Torenvalk en steenuil

Er is nog een reden waarom ze zo veel steun hebben gekregen, denkt Wyztze Walstra. „Ik merk dat als je niet alleen maar bezig bent met het creëren van economische waarde voor eigen gewin en vooral focust op het creëren van maatschappelijke waarde, mensen het leuk vinden om daarbij aan te sluiten. Want iedereen weet heus wel dat er iets moet gebeuren.”

En dat ‘iets’ kan zich over allerlei domeinen uitstrekken. Ze stapelen doelen, zegt hij. „Voedselproductie, klimaatadaptatie en –mitigatie, verbetering van de waterkwaliteit, sociale waarde”, somt hij op.

En misschien is er nog wel meer. Ze hebben er wel eens over gedacht om „alle stromen van waarde” die het toekomstige voedselbos in en uit gaan in kaart te brengen. Dan denken ze aan de betaalde en onbetaalde arbeid die erin wordt gestoken, maar ook de lunches die door vrijwilligers worden gemaakt, en zelfs de wandelaars die langskomen en van het bos in aanleg genieten. Katja Zweerus noemt de torenvalk en de steenuil die er nu al zitten en de soorten die ze in de toekomst zullen leren herkennen. „Het is veel meer dan alleen economisch verkeer”, zegt Sacha Brons.

Het toekomstige Voedselbos De Laar ligt in Elst, net onder Arnhem.

Foto Walter Herfst

Boven aan de doelen van de voedselbosbeweging staat wel het streven de veronderstelde tegenstelling tussen natuur en landbouw te overbruggen. Walstra: „Het gangbare idee is dat als je natuurwaarden gaat introduceren in landbouw, je altijd minder efficiënt bezig bent. Dat het een zero-sum game is. Maar het voedselbos doet niet onder voor natuurgebied, omdat het dezelfde natuurwaarde weet te halen. En tegelijkertijd doet het niet onder voor de landbouw, omdat het ook heel veel voedsel produceert.”

Die tegenstelling zien ze ook terug in het nieuwe beleid voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Dat houdt in dat agrariërs een vergoeding krijgen voor gederfde inkomsten omdat ze iets met natuur doen. „En dus is het zo dat ons voedselbos straks niet binnen dit beleid valt, want dat is een productieve investering. Maar de randen om ons voedselbos, waar we de niet-productieve elzen en wilgen planten, vallen er wel onder.”

Demonstratiebedrijf

Ze zien hun project als een demonstratiebedrijf, ze willen de voedselbosbeweging verder helpen. Sacha Brons: „De kern van de logica van het hele systeem is meebewegen met de natuur. En als je dat op zo’n manier weet in te richten dat je er ook genoeg inkomsten uit kunt halen, dan kan dat ook heel veel boeren aanspreken, denk ik.”

Is dat ook een kwestie van overtuiging, geloof wellicht? Het voedselbos, zeker als het gaat om de productie van voedsel en daarmee samenhangend het verdienmodel, moet zich grotendeels nog bewijzen. Er zijn te weinig oudere voedselbossen om beweringen over opbrengsten in kilo’s en euro’s met keiharde cijfers te onderbouwen. En de ervaringen met de paar recent opgezette grote, commerciëlere voedselbossen zijn niet alleen gunstig. Er zijn ook verhalen over flinke ‘inboet’ van bomen die doodgaan en daardoor tegenvallende opbrengst.

Je hebt geleerd dat grootschaligheid gelijkstaat aan veel productie en efficiëntie. En dat zijn we aan het omkeren

Iedere investering vereist een zekere vorm van geloof, werpt Sacha Brons tegen. Of het nu in een melkrobot is of in een voedselbos. Toch lijkt de stap naar een voedselbos groter. „Maar dat heeft niks te maken met de ongeloofwaardigheid van het model, maar veel meer met de kracht en de alomvattendheid van het denken waar we in zitten, dat heel erg gericht is op grootschaligheid en mechanisatie en industrialisatie. Je hebt geleerd dat grootschaligheid gelijkstaat aan veel productie en efficiëntie. En dat zijn we aan het omkeren. Dus dat geeft een soort error in je hoofd.”

Ze hebben, onder andere in contacten met boeren uit de omgeving, gemerkt hoe anders zij dingen aanpakken, bijvoorbeeld door het werken met vrijwilligers en het handmatig planten van zulke grote aantallen bomen. Die buren keken wel een beetje sceptisch naar de nieuwkomers. Maar van vijandigheid was geen sprake, zeggen de vier. En de jonge boeren zagen ook dat de „gangbare boeren” met veel passie werken. „Je zit met alles erin”, in zo’n agrarisch bedrijf, merken ze.

Aan het einde van het jaar is er één consumeerbaar product van het land gekomen: thee met bladeren van de dauwbraam. Maar er is nog lang geen voedselbos, er is zelfs nog geen enkele vruchtdragende soort geplant. Sacha Brons: „Dat komt volgend jaar, maar die moeten dan wel aanslaan. Een jaar daarna meer, en dan moet het groeien. Dus het is de komende jaren niet af. Alles wat we nu doen, is alleen maar een basis voor de volgende stap.”

Lees ook

Vijfgangenmenu uit het voedselbos: van eikeltjesmeeltartelette tot stroopwafel met hazelnoot en kakifruit

 De gasten krijgen een vijfgangenmenu voorgeschoteld, gebaseerd op ingrediënten uit het voedselbos.


Zorgen over innovatie: Nederlandse start-ups hebben te weinig toegang tot durfkapitaal

„Als je écht innovatie wilt creëren en écht je economie wilt aanjagen, dan gaat dat via start-ups. Er is geen ander instrument. Maar in Nederland they just don’t fucking get it.” De boodschap van prins Constantijn van Oranje, boegbeeld van start-up-organisatie Techleap, is glashelder: Nederland laat kansen liggen als het gaat om innovatie.

Het probleem? Het is moeilijk voor start-ups om geld op te halen in Nederland. Althans, na een tijdje. Beginnende start-upondernemers halen vaak hun eerste centen op bij ‘friends, fools and family’, die uit persoonlijke betrokkenheid of enthousiasme de eerste investeringen doen. En ook als het bedrijf winstgevend is geworden, zijn er genoeg welwillende geldschieters beschikbaar. Maar daartussenin gaat het in Nederland mis.

‘Valley of death’

In die fase, die bekendstaat als de ‘valley of death’, is er veel geld nodig voor onderzoek en ontwikkeling. Maar het ontbreekt de start-ups dan veelal nog aan (stevige) omzet en succes is allesbehalve gegarandeerd. Investeren is dan een risico. En van risico’s zijn Nederlandse investeerders minder gecharmeerd dan beleggers aan de andere kant van de oceaan, zo lijkt het.

De Verenigde Staten tellen– vergeleken met Nederland – een overvloed aan durfinvesteerders. Dit zijn partijen voor wie het een businessmodel is om óók te wedden op waarschijnlijke mislukkingen, omdat de enkeling die slaagt vaak heel veel oplevert. Uit cijfers van start-up-dataplatform Dealroom blijkt dat in 2024 in de Verenigde Staten voor 190,9 miljard dollar (182 miljard euro) aan durfkapitaalinvesteringen zijn gedaan. In Nederland was dat 3,6 miljard dollar (3,45 miljard euro). Per hoofd van de bevolking werd er in de Verenigde Staten omgerekend 546 euro als durfkapitaal belegd in Nederland was dat 193 euro.

In Nederland is de concurrentie tussen start-ups om financiering te krijgen dan ook groot, beaamt Djoni de Vos, die samen met zeven anderen het in Nederland opererende Keen Venture Partners-fonds van 270 miljoen euro beheert. „We zien jaarlijks duizend start-ups en investeren er in misschien vijf.”

Naar de VS of niet?

Omdat investeerders zoals De Vos meer in de VS zitten, zoeken veel Nederlandse start-ups daar naar financiering. En dit betekent in de regel dat ze moeten verhuizen. Mario Draghi, de voormalige president van de Europese Centrale Bank, waarschuwde hiervoor in zijn recente rapport over de Europese concurrentiekracht. Het probleem is namelijk niet uniek voor Nederland, maar doet zich in heel Europa voor. Tussen 2008 en 2021 verhuisden 40 van de 147 Europese ‘unicorns’, start-ups die een miljard dollar waard zijn, naar het buitenland, meestal naar de Verenigde Staten.

Als ik met de politiek aan tafel zit en praat over dit onderwerp, zit er nooit een ondernemer bij

Constantijn van Oranje
Techleap

Maar niet iedereen vertrekt helemaal. Thijs Verreck, oprichter van AI-start-up Prototyper & Wavyr: „Nadat ik kapitaal had opgehaald bij een Amerikaans fonds, volgden al snel Zoom-gesprekken waarin ze me aanraadden om naar Amerika te verhuizen”, vertelt hij. „Ze benadrukten steeds de voordelen: makkelijker toegang tot financiering, meer technisch talent en een grotere afzetmarkt.” Verreck koos uiteindelijk voor een compromis: het bedrijf verhuisde juridisch naar de VS, terwijl hij zelf in Nederland bleef wonen. „Persoonlijk werkt dit voor mij, maar economisch profiteert vooral Amerika hiervan.”

Maar ook als het bedrijf (juridisch) wel in Nederland blijft, gaat er veel waarde verloren als de investeringen vooral uit het buitenland komen. Jelle Prins, medeoprichter van het biotechbedrijf Cradle, dat onlangs 72 miljoen dollar ophaalde (grotendeels afkomstig uit de VS): „Omdat de investeerders niet uit Nederland komen, vloeit veel van de waarde naar het buitenland. Zonde, want dat geld had hier nieuwe start-ups kunnen ondersteunen.”

Moet de Nederlandse staat het financieringsgat dichten? En zo ja, hoe dan? Hierover zijn de meningen verdeeld. Toch zijn er drie oplossingsrichtingen die geregeld worden geopperd.

Overheidspotjes

Het kabinet tuigde enkele jaren geleden verschillende potjes op waar start-ups een beroep op mogen doen. Zo werden in 2020 onder Rutte III het Nationaal Groeifonds (dat alweer wordt uitgefaseerd) en Invest-NL in het leven geroepen. Onlangs stelde D66-Kamerlid Joost Sneller voor om jaarlijks 30 miljoen euro beschikbaar te stellen voor start-ups in sectoren als de medische- en klimaattechnologie. Sneller benadrukte in een gesprek met NRC dit voorstel te doen vanwege de zorg dat Nederlandse start-ups trager groeien dan hun Amerikaanse tegenhangers.

Het is zo tijdrovend dat je je afvraagt of de start-ups die een beroep doen op bureaucratische regelingen wel de juiste zijn

Djoni de Vos
Keen Venture Partners

Niet iedereen is even enthousiast hierover. Techondernemer Robert Gaal, van videogamestart-up Vesper, omschrijft de politieke potjes als „goedbedoeld, maar niet afgestemd op de werkelijke behoeften van start-ups”. Volgens Gaal kan de bureaucratie die gepaard gaat met dergelijke regelingen ondernemers juist ontmoedigen. De Vos deelt deze kritiek en wijst naar de eisen voor de subsidieregeling van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO): „Een aanvraag van vijftig pagina’s, een commissie van zes personen, en een presentatie. Daaraan voldoen is zo tijdrovend dat je je afvraagt of de start-ups die een beroep doen op zulke bureaucratische regelingen wel de juiste zijn. Vaak zijn dit juist de start-ups die geen financiering van investeerders krijgen. En daar is meestal een goede reden voor.”

Van Oranje stelt dat het probleem deels zit in het gebrek aan communicatie tussen de politiek en ondernemers. „Als ik met politici aan tafel zit en praat over dit onderwerp, zit er nooit een ondernemer bij. Terwijl, als de mensen die aan de knoppen zitten in Den Haag werkelijk geïnteresseerd zijn in innovatie, ze juist ondernemers moeten uitnodigen. Nu ontbreekt dat perspectief.”

Pensioenfondsen

Een andere oplossing wordt veelal gezocht in de pensioensector. Van Oranje vindt dat pensioenfondsen een groter deel van het fondsvermogen in durfkapitaal moeten steken: „Start-ups krijgen dan meer financiering en het rendement vloeit terug naar de pensioenkassen.” Volgens Van Oranje investeren pensioenfondsen in Nederland slechts ongeveer 0,01 procent van hun vermogen in Nederlands durfkapitaal. Hij pleit ervoor om vaker het voorbeeld van Zweden of VS te volgen, waar dit percentage respectievelijk rond de 0,19 en 1 procent ligt. „Als onze pensioenfondsen ook 1 procent van hun vermogen in durfkapitaal zouden investeren, kan Nederland uitgroeien tot een start-up-wereldspeler.” In juni dit jaar bedroeg het totale belegde pensioenvermogen in Nederland ruim 1.600 miljard euro. Een investering van 1 procent in durfkapitaal zou dan neerkomen op meer dan 16 miljard euro. Het daadwerkelijke bedrag lag in 2023 rond de 150 miljoen euro.

Dennis Vink, professor financiering aan de Nyenrode Universiteit, is het niet met Van Oranje eens. „Natuurlijk zou dit de BV Nederland ten goede komen. En ik ben uiteraard ook voor de BV Nederland. Maar pensioenfondsen zouden zich hier niet op moeten richten. Als pensioendeelnemer wil ik niet dat mijn geld nog risicovoller wordt belegd.”

Belastinggeld

En dan zijn er nog de belastingen. Van Oranje: „Er is voortdurend onduidelijkheid over belastingregels.” De inconsistentie van het belastingbeleid schrikt volgens hem beleggers af. Daarnaast vormt de hoogte van de belasting een probleem, aldus Vink. „Investeerders betalen hier relatief veel belasting, en dat geld kunnen ze niet gebruiken om in start-ups te investeren.”

Toch zit een belastingverlaging voor investeerders er volgens de hoogleraar niet in. „Die boot is al gemist”, zegt hij. „In Nederland zijn we te gehecht aan het sociale stelsel en kostbare infrastructuur en dat kost nu eenmaal een hoop belasting.” Dat hoeft niet per se slecht te zijn. Vink: „Het is juist de reden waarom zoveel werknemers Nederland nog steeds als een prettig land ervaren.”


Hoe is het om te werken met Kerstmis? ‘De druk is hoog, de gasten moeten een perfecte avond hebben’

Kinderarts Anja Leebeek (59) weet nog goed hoe ze jaren geleden de gourmetpannetjes uit haar handen liet vallen en in de auto stapte. De hele familie zat klaar om aan het kerstdiner te beginnen, maar het ziekenhuis belde. Er zou een baby geboren worden met zoveel complicaties dat er een extra kinderarts nodig was. „Dan ga je gewoon”, vertelt Leebeek. „De zorg gaat door, ook tijdens Kerst.”

Het was een van de talloze keren dat Leebeek tijdens Kerst werkte. Ze werkt inmiddels 26 jaar als kinderarts bij het IJsselland Ziekenhuis in Rotterdam. Werken tijdens de feestdagen hoort erbij in de zorg, weet ze. Haar kinderen weten niet beter dan dat ze er soms niet is. Maar deze specifieke avond heeft ze altijd onthouden. „Eerst werk je op de top van je kunnen om de baby goed op te vangen na de bevalling”, zegt ze. „Als dat eenmaal gelukt is, komt er ook wat emotie vrij, omdat je meevoelt met de familie. En eenmaal thuis waren de gourmetpannetjes inmiddels afgewassen.”

Je merkt dat iedereen op zo’n dag denkt: we’re in this together, dus we gaan er wat van maken

Rosa Juffer
journalist bij de NOS

Hoewel veel mensen tijdens Kerst vrij zijn, gaat het werk in veel sectoren door. Miljoenen medewerkers in de zorg, logistiek, horeca, beveiliging en media zijn die dagen gewoon aan het werk. Maar bijvoorbeeld ook bij de politie en Rijkswaterstaat. In al die sectoren is in cao’s vastgelegd dat feestdagen niet altijd vrije dagen zijn. Het is niet bekend hoeveel mensen in Nederland precies werken tijdens Kerstmis.

Werkgevers zijn niet verplicht om medewerkers op feestdagen extra te betalen, zegt een woordvoerder van werkgeversvereniging AWVN. Toch ziet de AWVN dat in bijna alle gevallen bonussen worden uitbetaald voor werken tijdens feestdagen. Werkgevers bepalen zelf hoeveel ze medewerkers extra betalen, hiervoor geldt geen vast percentage.

Ketikoti

Het is altijd al zo geweest dat in veel sectoren het werk gewoon doorgaat tijdens Kerstmis. Maar de AWVN ziet de afgelopen twintig jaar wel een toename in bedrijven die blijven draaien tijdens de feestdagen: „Medewerkers van supermarkten werken tegenwoordig bijvoorbeeld ook. Vroeger waren supermarkten met Kerst nooit open, nu wel.”

De AWVN ziet dat er de laatste jaren in meer cao’s afspraken zijn opgenomen over werken tijdens officiële feestdagen. In die afspraken staat bijvoorbeeld dat werknemers ervoor kunnen kiezen tijdens Kerst te werken en die vrije dag in te zetten voor Ketikoti, de jaarlijkse viering van de afschaffing van de slavernij op 1 juli, of voor andere religieuze feestdagen, zoals het islamitische offerfeest. Naar schatting zijn er nu zeker honderd van dit soort regelingen, op een totaal van zo’n zevenhonderd cao’s. Het afgelopen jaar kwamen er negentien nieuwe afspraken bij over werken tijdens feestdagen.

In Nederland worden alleen christelijke feestdagen als Kerst en Pasen erkend als officiële feestdagen. Voor andere religieuze feestdagen moeten werknemers doorgaans zelf een vrije dag opnemen. „Het past niet meer bij de samenleving van nu, die cultureel veel diverser is, dat je verplicht vrij moet zijn tijdens Kerst, en een vakantiedag moet opnemen voor je eigen religieuze feestdag”, zegt arbeidsrechtadvocaat Jeroen Meersma. „Je kunt je afvragen of daarmee het rechtsbeginsel van gelijke behandeling niet geschonden wordt.”

Hoe is het om met Kerst te werken, als het gros van Nederland aan de kerstdis zit?

Nachtdienst op de kinderafdeling

Kinderarts Leebeek heeft dit jaar op Eerste Kerstdag een nachtdienst. Ze werkt dan van half negen ’s avonds tot negen uur de volgende ochtend. Als het rustig is, kan ze in de zogeheten piketkamer even slapen, al lukt het haar meestal niet om dan echt in slaap te vallen. Tijdens Kerst zijn op de afdeling kindergeneeskunde geen geplande afspraken, patiënten komen alleen als ze acute zorg nodig hebben. „Bijvoorbeeld kinderen die het benauwd hebben door een astma-aanval of een luchtweginfectie”, zegt Leebeek. „Of kinderen die dreigen uit te drogen door een buikgriep.”

Anja Leebeek is kinderarts in het IJsselland Ziekenhuis in Capelle aan den IJssel en heeft nachtdienst op Eerste Kerstdag.
Foto Sebiha Öztas

Daarnaast zijn er kinderen opgenomen op de kinderafdeling van het ziekenhuis. Tijdens haar nachtdienst gaat Leebeek ook bij hen langs om te zien hoe het gaat. „Zeker rond de kerstdagen bekijken we extra kritisch of het voor een kind nodig is om op de afdeling te verblijven”, zegt ze. „Als een kind op kerstavond om zeven uur fit genoeg is om naar huis te gaan, dan doen we dat bij voorkeur gewoon.”

Wie in het ziekenhuis ligt, heeft daar niet voor gekozen. Dat er ook tijdens Kerst voor hen wordt gezorgd, vind ik hoopvol

Anja Leebeek
kinderarts in het IJsselland Ziekenhuis

Als ze tijdens Kerst werkt, gaat Leebeek altijd op een rustig moment even naar de overdekte binnenplaats van het ziekenhuis. Als je daar beneden zit, kan je door de ramen van patiëntenkamers zien waar er licht brandt. Op de binnenplaats staat een grote kerstboom met verlichting. „Overdag krioelt het daar van de mensen, maar ’s nachts is er niemand en is het stil”, zegt ze. „Dan ga ik daar een poosje zitten en laat ik op me inwerken dat daar allemaal mensen zijn, die daar niet voor hebben gekozen. Dat er ook in de nacht en tijdens Kerst voor hen wordt gezorgd, vind ik hoopvol.”

Het achtuurjournaal

Journalist Rosa Juffer (27) werkt als freelancer op de buitenlandredactie van de NOS. Daar houdt ze het nieuws bij, doet ze onderzoek en schrijft ze een deel van de teksten die de presentator van het journaal voorleest. Vorig jaar werkte ze al tijdens de kerstdagen, en dit jaar weer. Ze werkt op kerstavond en op Eerste Kerstdag aan het achtuurjournaal. „Het nieuws gaat 24 uur per dag door. We hebben dan ook bijna een 24-uurs-rooster. De vroegste dienst begint om half vijf. De laatste eindigt rond middernacht. Dat is ook zo met Kerst.”

„Ik ben liever vrij met Oud en Nieuw dan met Kerst. Ik kom niet uit een grote familie, en met alle mensen die dichtbij me staan, ga ik altijd goed om. Het is bij ons eigenlijk elke maand wel gezellig om de tafel zitten en uitgebreid koken. Dus voor mij is Kerst dan niet zo bijzonder. Maar mijn moeder heeft wel eens laten vallen dat ze het jammer vindt dat ik er niet bij ben.”

Jaarlijks geeft Juffer haar voorkeuren door aan de roostermakers van de NOS. „Die houden er rekening mee als je bijvoorbeeld zoals ik liever tijdens Kerst werkt dan met Oud en Nieuw.” Maar in principe werkt iedereen op feestdagen, zowel freelancers als redacteuren die bij de NOS in loondienst zijn. De diensten worden ieder jaar eerlijk verdeeld. Wie als freelancer tijdens Kerst werkt, krijgt een toeslag van een paar euro per uur boven op het vaste tarief.

Met Kerst werken geeft Juffer een „mooi” gevoel. De kantine heeft een speciaal kerstbuffet met een uitgebreid menu, waar de NOS wat extra geld en moeite in stopt. „Met dingen als eend, gravad lax [gemarineerde zalm] en kaasplankjes enzo.” Sommige collega’s dragen een kersttrui of nemen zoetigheid mee. „Je merkt op dat soort dagen wel dat iedereen denkt: we werken op deze dag, dus dan gaan we er ook wat van maken. We’re in this together. Zo voelt het toch een beetje als Kerst.”

Tijdens Kerst probeert de NOS er extra goed op te letten dat de uitzending niet alleen uit ‘zwaar’ nieuws bestaat, zegt Juffer. Bijvoorbeeld door ook meer luchtige items te maken. „Dit jaar heb ik in de aanloop naar Kerst een item gemaakt over een Duits gezin dat het Guinness World Record had verbroken voor de meeste versierde kerstbomen in huis.”

Vorig jaar waren er grote overstromingen in Europa en was Juffer de hele kerstperiode bezig met het slechte weer in Duitsland en Nederland. Zo’n grote nieuwsgebeurtenis zorgt er volgens Juffer wel voor dat je nog minder met Kerst bezig bent. „Er kwamen toen zulke indrukwekkende beelden binnen. Dan ga je helemaal op in dat nieuws.”

Vijfgangendiner in Den Haag

Chef-kok Sigrid Truijen Favre (32) staat op Eerste en Tweede Kerstdag het kerstmenu te koken in het Haagse restaurant De Kade. Werken tijdens Kerst is ze inmiddels gewend. „Op mijn zeventiende moest ik als leerling-kok in Frankrijk meteen op kerstavond gaan werken.”

De half Franse, half Zweedse chef-kok woont nu acht jaar in Nederland, maar heeft werkervaring over de hele wereld. „Nederlanders geven minder om Kerst dan inwoners van veel andere landen waar ik heb gewerkt”, vertelt Truijen Favre. „In Zweden zijn de meeste restaurants gewoon gesloten tijdens Kerst.” Nederlandse horecamedewerkers krijgen volgens de horeca-cao slechts een extra vrije dag op een ander moment, om te compenseren voor hun werk tijdens de feestdagen.

Sigrid Truijen Favre werkt in restaurant De Kade in Den Haag, ook op Eerste Kerstdag.
Foto Sebiha Öztas

Voor de koks van restaurant De Kade begint hun kerstdienst om twaalf uur ’s middags en eindigt die laat in de avond. Als ze het rooster maakt, zorgt Truijen Favre ervoor dat iedereen wel één dag vrij heeft om Kerst met familie te vieren. „Ik ben half Zweeds en vanuit die achtergrond gewend om kerstavond groot te vieren, dus dan ben ik vrij. Op Eerste Kerstdag zijn twee van mijn Nederlandse collega’s vrij.”

De man van Truijen Favre werkt ook in de horeca en ook tijdens Kerst. Het paar zal elkaar dus niet veel zien. Truijen Favre: „Eerste Kerstdag kom ik laat thuis en moet ik de volgende ochtend weer werken, dus ga ik waarschijnlijk meteen naar bed. Gelukkig hebben we kerstavond om nog iets samen te kunnen vieren.”

Werken tijdens Kerst doet Truijen Favre meer dan haar, Nederlandse, personeel. „Ik heb hier geen directe familie, en Kerst is altijd heel belangrijk in ons gezin. Toen ik hoorde dat we dit jaar open zijn met Kerst moest ik wel even slikken, en zat ik daar wel even mee. De afgelopen jaren was ik altijd vrij in deze periode en kon ik naar mijn familie in Frankrijk. Ik zag er wel een beetje tegen op om mijn moeder te bellen en te vertellen dat ik er dit jaar niet bij ben. Maar goed, ik ben zwanger en heb al met de eigenaren afgesproken dat ik volgend jaar met mijn kind met Kerst naar huis mag, dus dan maak ik het dubbel goed voor mijn moeder.”

Tijdens de kerstdagen staan de koks in de keuken meer onder druk, zegt Truijen Favre. „Mensen komen hier om hun Kerst te vieren en betalen veel geld voor een menu dat vaststaat. Dan moeten we wel zorgen dat het echt perfect is. We willen niet iemands Kerst verpesten.”

Ondanks die druk probeert Truijen Favre het gezellig te maken voor haar personeel. „We koken een uitgebreide maaltijd voor het personeel om alles toch een beetje kerstachtig te maken. Ook maak ik safraanbroodjes, snoepjes en glühwein voor ons en de gasten: allemaal Zweedse kersttradities die me iets dichter bij mijn familie brengen.”


Hoe Europa concurrerender kan worden zonder naar de ratsmodee te gaan

Het is inmiddels een vertrouwd beeld: sfeervol verlichte winkelstraten vol mensen die hun Kerstinkopen doen. Uitgebreide diners zijn in voorbereiding, wijnen worden ingeslagen en onder de kerstboom stapelen de pakketjes zich in menig huishouden op.

Het kan ook niet op allemaal: de lonen en de uitkeringen stegen dit jaar met vele procenten, de inflatie is weliswaar nog hoog, maar fors afgenomen ten opzichte van vorig jaar, en de vooruitzichten voor komend jaar zijn gemiddeld genomen ook positief. Zo gaat het in Nederland, en zo gaat het eigenlijk in heel Europa. De gemiddelde Europeaan waant zich welvarend.

Maar op de achtergrond van deze ogenschijnlijke rust staat de wereld in brand. Volgende maand doet Trump zijn intrede in het Witte Huis. Aan de oostflank woedt al drie jaar een verwoestende oorlog (Oekraïne) met alle veiligheidsrisico’s voor het Europese continent van dien. En dan stevenen we ook nog eens af op een uiterst urgente en complexe klimaatcrisis. Ondertussen zakt de Europese industrie weg: of het nu om de auto- of de staalindustrie gaat, ontslagen zijn aan de orde van de dag. Nieuwe innovatieve bedrijven vechten voor hun voortbestaan, zoals het Zweedse Northvolt, dat de batterijkampioen van Europa had moeten worden. De welvaart in de winkelstraat zou een schijnwelvaart kunnen zijn. Of op zijn minst een welvaart in zijn nadagen.

De noodklok van Draghi

In dat krachtenveld werd in september dit jaar het langverwachte rapport van oud-president van de Europese Centrale Bank Mario Draghi gepresenteerd, De toekomst van het Europese concurrentievermogen, waarin hij in 400 pagina’s juist daarover de noodklok luidt. Zijn analyse: de economische groei van Europa is de afgelopen decennia achtergebleven bij die van de VS en China, de productiviteit loopt sterk achter. Gegeven het feit dat de Europese bevolking snel vergrijst, betekent dat dat als de productiviteitsgroei niet stijgt, de Europese economie in 2050 niet groter zal zijn dan nu. Dan is de befaamde Europese sociale welvaart niet houdbaar, zo luidde zijn apocalyptische boodschap.

Zijn remedie: de EU-landen moeten als de wiedeweerga een eigen gezamenlijke industriepolitiek optuigen als antwoord op het agressieve beleid in zowel China als de VS. Ze moeten meer samenwerken en nationaal beleid ondergeschikt maken, de regeldruk verlagen en fors investeren in Europese concurrentie. Hij bepleit een publiek-private injectie van maar liefst 800 miljard euro aan investeringen om Europese innovatie aan te jagen.

Als ECB-president vestigde Draghi ruim twaalf jaar geleden zijn status als ‘bestuurder van stavast’ met zijn uitspraak Whatever it takes. Hij zou alles doen om de euro te redden toen zuidelijke EU-landen leken te bezwijken onder hun schuldenlasten. En hij slaagde daarin. Sindsdien geldt: als Supermario iets zegt, wordt er geluisterd. Zijn nieuwe rapport wordt dan ook uiterst serieus genomen. Sinds de publicatie staan zijn aanbevelingen hoog op de agenda van politici en topmanagers: de noodzaak dat er iets moet gebeuren wordt diep gevoeld. Ze praten erover op bijeenkomsten en in interviews, onderschrijven de urgentie en roepen op tot actie. Het rapport van het jaar, zo zou je het zonder twijfel kunnen noemen. En misschien wel van het decennium.

Maar wat stelt Draghi eigenlijk voor? Wat verstaat hij onder een concurrerender en productiever Europa? Veel van de aanbevelingen van de Italiaan duiden op het voortzetten van het traditionele groeimodel, een kopie van wat er in de VS en China gebeurt dus. Is dat de weg die Europa in moet slaan? Of zou Europa een alternatief groeimodel moeten hebben, waarin de welvaartsstaat geborgd wordt en de klimaattransitie meer vaart krijgt?

Europees bewustzijn

Eerst even terug naar het optimisme. Waarom zijn politici, zakenlieden en Brusselse experts zo blij met Draghi?

Dat heeft in eerste instantie te maken met de voor Europa ongewoon heldere analyse die Draghi maakt, zeggen ze bij de Brusselse denktank Bruegel. Directeur Jeromin Zettelmeyer: „Ik zag voorafgaand aan de publicatie twee mogelijkheden. Eén: Draghi zou radicale hervormingen voorstellen over een nieuwe manier van samenwerking binnen de Unie. De dreigingen van buiten zouden de Unie meer herenigen. En twee: Europa zou af moeten stappen van een politiek van de andere wang toekeren en meer radicaal moeten kiezen voor een agressieve economische politiek – een andere manier dus waarop Europa met de buitenwereld om zou moeten gaan. Ik had gegokt op de eerste mogelijkheid, maar Draghi doet het allebei.” Juist de combinatie van die twee agenda’s kan daadwerkelijk iets goeds doen voor het Europese concurrentievermogen, denkt Zettelmeyer.

Illustratie Roos in ’t Veld

En dat werd tijd ook. Het gebrek aan concurrentievermogen was jarenlang geen echt gespreksonderwerp, zegt Jan Mischke, die sinds 2010 onderzoek naar productiviteit en welvaart leidt bij het McKinsey Global Institute, het eigen onderzoeksinstituut van de adviesfirma. „Wij wezen er al een aantal jaren op in onze eigen onderzoeken. Dat Europese Commissie-voorzitter Ursula von der Leyen nu zelf deze opdracht heeft gegeven aan iemand met de statuur van Draghi, zegt al genoeg over het gegroeide bewustzijn in Europa dat het de slag met China en de VS verliest”, zegt de Duitse consultant.

McKinsey heeft als boardroomconsultant een goed inzicht in wat de grote ondernemingen uit het Draghi-rapport oppikken en waar ze op zitten te wachten. „Als wij naar bestuurders luisteren, dan springen er twee dingen uit: een is dat er veel bureaucratie en regels zijn, die van land tot land sterk verschillen. Dat maakt het moeilijk om nieuwe dingen te ondernemen en op te schalen. Draghi komt met voorstellen om daar eenheid in te brengen.” En verder juichen de bestuurders volgens Mischke toe dat Draghi ervoor pleit om in sectoren als de Europese telecom fusies en overnames makkelijker toe te staan en dus een minder streng mededingingsbeleid te voeren. „Dan kunnen die bedrijven samen de schaalvoordelen halen, een hoger rendement behalen en daardoor meer investeren. Dat was jarenlang politiek controversieel.”

En dan is er de 800 miljard euro, waar iedereen over praat sinds de verschijning van het rapport. Dat bedrag plakt Draghi aan de investeringen die nodig zijn om het innovatiegat met de VS en China te dichten. Politici schrikken er vooral van, omdat Draghi ook voorstelt om dat deels te financieren via gezamenlijke Europese schulden.

Mischke kan zich goed vinden in het bedrag. „En laat er geen misverstand over bestaan, dat zullen grotendeels private investeringen moeten zijn. Daarvoor moet Europa ervoor zorgen dat al het spaargeld van burgers dat nu risicoloos vaststaat bij de banken in de vorm van deposito’s, ontsloten wordt en geïnvesteerd kan worden in de financiële markten. Dat geld moet gaan stromen.” Ook wijst hij net als Draghi naar al het pensioen- en verzekeringsgeld dat nu naar beleggingen in de VS vloeit in plaats van naar Europa. Daar moet een deel van naar Europa terugkomen. En waarom niet?

Daarvoor is de stap naar een kapitaalmarktunie, waar Draghi voor pleit, een belangrijke. Daarin zouden op alle Europese beurzen dezelfde regels moeten gelden en er zou één toezichthouder moeten zijn. Zettelmeyer van Bruegel noemt dat ook als een belangrijk punt in de voorstellen. Hij juicht daarnaast het introduceren van een Europese variant van Bidenomics toe, het beleid van de zittende Amerikaanse president dat met forse overheidsimpulsen de industrie wil helpen. „Draghi wil ook een centraal georganiseerd subsidieprogramma, en hij doet dat zonder opzettelijk de liberale wereldorde te torpederen. Maar hij erkent wel dat er ook daar wat moet gebeuren.”

Europa’s eigen agenda

Alleen maar gejuich over het Draghirapport dus? Nee, dat niet. Draghi krijgt ook de kritiek dat hij met een te traditioneel economische blik kijkt. Hij richt zich volgens die critici te veel op de achtergebleven Europese arbeidsproductiviteit ten opzichte van de VS en China, die voor een lagere economische groei zorgt. Maar is dat wel de enige maatstaf voor welvaart?

Draghi laat na een duidelijke definitie van het begrip concurrentie te geven, zegt Martin Porter van het gezaghebbende Cambridge Institute for Sustainable Leadership (CISL). „Die definitie is wel nodig en moet juist niet alleen over arbeidsproductiviteit gaan, maar ook over sociale en duurzame concurrentie.”

Ook de Nederlandse econoom Hans Stegeman betwijfelt of alleen arbeidsproductiviteit wel een goede maatstaf is. „Als je Amerika als voorbeeld wilt nemen als het gaat over arbeidsproductiviteit, kijk dan eerst eens goed in wiens zakken die productiviteitsgroei in de VS terecht is gekomen”, zegt hij, duidend op enorme inkomensverschillen in de VS. „Is dat wat je moet willen?”, vraagt hij zich retorisch af.

Eerder deze maand publiceerde CISL een duurzame concurrentie-index met als ondertitel Shaping a new model of European competitiveness ‘beyond Draghi’, ofwel: hoe ziet een nieuw Europees concurrentiemodel eruit na Draghi? „Juist op het gebied van sociale welvaart en duurzaamheid heeft de Europese Unie veel te verliezen”, stelt Porter. Zo blijkt uit de index dat de EU veel efficiënter met haar grondstoffen omgaat dan andere economische machtsblokken en dat er hier een veel beter sociaal vangnet is dan elders in de wereld.

Concurrentie-kompas

Die keuzes waar Europa de concurrentie aan wil gaan, liggen nu bij de dit najaar aangetreden Europese Commissie. Die kan, met ‘Draghi’ in de hand, een nieuwe Europese agenda zetten. In dat verband kijkt Porter reikhalzend uit naar het ‘concurrentie-kompas’, dat in januari gepresenteerd zal worden door de nieuwe Eurocommissaris voor Schone, Rechtvaardige en Concurrerende Transitie, vicevoorzitter Teresa Ribera.

Zo’n kompas moet volgens Porter aan drie voorwaarden voldoen. „Er moet een brede definitie van concurrentie in staan, niet alleen gericht op groei van arbeidsproductiviteit. Daarnaast moet de commissie de komende twee, drie jaar werken aan een strategisch industrieel ontwikkelingsprogramma en de uitruilen die daarbij horen goed in kaart brengen. Wat doe je wel, en waarom? Wat doe je niet meer, en waarom niet? Welke huidige regels moet je aanpassen om op een Europese manier concurrerend te kunnen zijn? Ten slotte moet Europa echt voorop gaan lopen in het efficiënt gebruik van grondstoffen en energie . We hebben weinig eigen bronnen, dus moeten we inzetten op hergebruik. Dat kan door normen te stellen en regels in te voeren.”

Illustratie Roos in ’t Veld

Wat er ook gebeurt de komende jaren, Europa moet vooral gaan sturen op een langetermijn-strategische agenda, vindt Porter. „Anders gaan we op basis van prikkels op de korte termijn de verkeerde beslissingen nemen. Dat zie je nu al de bovenhand krijgen in China en de VS. Daar is minder aandacht voor de duurzame transitie. Op termijn maakt dat die economieën kwetsbaar, omdat veel van de investeringen die gedaan worden waarschijnlijk als stranded assets zullen eindigen – waardeloze investeringen.” Hoe eerder Europa de steven weet te wenden, des te sneller dat een concurrentievoordeel op kan leveren.

Dat veronderstelt dat de Europese landen gezamenlijk in staat zijn de keuze te maken in welke technologische ontwikkelingen ze zich willen onderscheiden. Een noodzaak, zoals het Internationaal Monetair Fonds die deze maand ook onderstreepte door te constateren dat 27 kleine industrieprogramma’s geen schijn van kans maken tegen machtsblokken als China en de VS.

Triodos-econoom Stegeman is sceptisch over hoe dat moet gebeuren. „De grote fout die we kunnen maken is dat we hetzelfde gaan doen als de Amerikanen, dat we gaan proberen ze te verslaan op het gebied van bijvoorbeeld tech. In plaats daarvan zou Europa moeten kijken waar het nu al ‘comparatieve voordelen’ heeft, sectoren waar we goed en goedkoper dan elders produceren, en die verder uitbouwen. Denk aan de voedselindustrie, de landbouw. Daar is Europa wereldwijd koploper, zowel qua kennis en innovatie als qua productie.”

Europa moet dat doen zoals de Chinezen dat twintig jaar geleden deden, stelt Porter. China heeft sindsdien in de ontwikkeling en productie van windmolens, zonnepanelen en batterijen een achterstand omgebogen in een grote voorsprong, door met staatssteun veel goedkoper te produceren. „Dat doen we nu nog niet goed genoeg in Europa”, zegt Porter. „Je moet kijken in welke technologische oplossingen Europa goed is en dat uitbouwen. Uit ons onderzoek blijkt dat Europa bijvoorbeeld voorloopt in circulariteit.”

Dus niet gewanhoopt, er zijn kansen voor Europa? „Natuurlijk kan Europa hetzelfde doen door de juiste keuzes en investeringen. En waarom kunnen we daarbij niet van China leren en bestaande technologie in huis halen?”, zegt Jan Mischke van McKinsey. „Wij hebben recent in een onderzoek achttien groei- en hypergroeimarkten onderscheiden waar in 2040 een omzet van 40.000 miljard dollar in kan worden gehaald. Je moet gewoon kijken in welke van die markten Europa een kans heeft. Europa kan weer de leider worden in industriële excellentie die het ooit was.”

Fort Europa

Als Europa de weg van een duurzaam, sociaal en productief concurrerende economie in wil slaan, dan ontkomt het continent er niet aan zich deels af te wenden van de vrije markt, zeggen economen en adviseurs. Er zijn aanvullende maatregelen nodig om het continent te beschermen tegen de gure kapitalistische wind op de wereldmarkten. Een ironische paradox voor een machtsblok dat zijn welvaart heeft opgebouwd door een interne markt te creëren en andere landen tot vrijhandel te forceren. Nu Europa aan de kant van de verliezers dreigt uit te komen, is vrijhandel ineens een tegenstander.

Daarin is Europa niet uniek: ook de VS hebben sinds 2016 de handelstarieven opgeschroefd en met het stimuleringspakket van Biden laten zien dat vrijhandel zijn grenzen heeft. En aankomend president Donald Trump bouwt naar alle waarschijnlijkheid een hogere muur van importheffingen om de eigen markt te beschermen. China voert al jaren een fors stimuleringsbeleid van de eigen bedrijven, met forse staatssteun.

Nu Europa aan de kant van de verliezers dreigt uit te komen, is vrijhandel ineens een tegenstander

Dus zal Europa aanvullende eisen moeten stellen aan producten die van buiten de Unie komen en die goedkoper geproduceerd worden omdat daar juist minder aandacht is voor arbeidsomstandigheden en duurzaamheid. Pas dan krijgen recyclebedrijven bijvoorbeeld bestaansrecht.

Ook zogeheten killer-overnames, waarbij de afgelopen jaren met enige regelmaat veelbelovende innovatieve Europese bedrijven werden opgeslokt door met name Amerikaanse techgiganten, schaden de opbouw van een concurrerender Europa, zegt Zettelmeyer van Bruegel. „Het probleem is niet dat de overnemende partijen Amerikaans zijn, het probleem is dat ze te groot zijn. Je zou de toegang van dat soort giganten tot de Europese markt dus moeten beperken. De Commissie zegt nu wel dat ze dit soort overnames wil beperken, maar het instrumentarium ontbreekt. Draghi heeft gelijk als hij zegt dat de Europese mededingingsregels nu op een te hoog niveau liggen. Het moet makkelijker worden om Europese kampioenen op te bouwen, die niet makkelijk ten prooi vallen aan buitenlandse giganten.”

Europa moet niet naïef zijn, vindt ook Martin Porter van CISL. „We moeten niet tegen de klippen op vrijhandel blijven promoten als dat afbreuk doet aan wat we willen behouden. Dat geldt voor onze sociale infrastructuur, onze duurzame ambities, maar ook onze veiligheid.”

Wat dat betreft is „de drievoudige crisis” waar we volgens Porter in zitten ook een kans. „We lopen vast op het gebied van klimaat, productiviteit en veiligheid. Maar Europa is in het verleden altijd sterker uit crises gekomen. Laten we zorgen dat dat nu ook gebeurt. Het economische denken over de toekomst moet zich nog aanpassen aan de veranderde werkelijkheid, maar dat kan! De urgentie die nu gevoeld wordt, is ook hoopgevend.”

Dichterbij dan ooit

Importheffingen, innovatiebudgetten, meer Europese samenwerking. Het Draghirapport en de discussies daarover lijken ver af te staan van de leefwereld van de burger, de kiezer, de consument. Het voelt allemaal uiterst technocratisch. Maar dat is schijn. Draghi’s rapport kun je ook beschouwen als een pleidooi om van Europa, dat nu vooral één markt is met een gemeenschappelijke munt, echt één economie te maken. En dus als een aanbeveling tot een versnelde eenwording van Europa.

In de zogenoemde missieletters die de nieuwe Europese Commissie de komende tijd presenteert, moet duidelijk worden in hoeverre de Unie nauwer wil gaan samenwerken. Dat wordt een balanceer-act, gezien het feit dat veel eurosceptische partijen bij zowel de Europese als nationale verkiezingen de winnende partijen waren en op verantwoordelijke posities zijn terechtgekomen. Als die partijen?de economische eenwording verder stimuleren, is de vraag hoe kiezers daarop zullen reageren.

Europa is in het verleden altijd sterker uit crises gekomen. Laten we zorgen dat dat nu ook gebeurt

Triodos-econoom Stegeman betwijfelt of een Europese industriepolitiek op veel steun kan rekenen. „Het gevoel van urgentie is groot, maar alleen al de oprichting van een Europese kapitaalunie is politiek al erg lastig, laat staan de rest van de Draghi-agenda.” Hij verwacht niet dat populistische partijen trek hebben in het versterken van de Unie. „Dat krijgen ze niet verkocht aan hun electoraat. De commissie zou er daarom verstandig aan doen Draghi’s agenda zo technocratisch mogelijk uit te voeren, en zo weinig mogelijk politiek te maken.”

Porter van het CISL ziet daarin juist een groot risico, en hij kan het weten. Zijn land, het Verenigd Koninkrijk, trok zich na een referendum terug uit de Europese Unie, juist omdat de kiezers het contact met Brussel waren verloren. De Brexit had grote economische gevolgen in het VK, maar politici wilden of konden hun kiezers daar op voorhand onvoldoende van overtuigen. „Technocraten verliezen hun mandaat, je moet het juist politiek maken”, zegt hij. „Maak de kiezers dus duidelijk dat de 27 landen van de Unie samen een grotere kans hebben op een betere toekomst dan elk van die landen individueel heeft. Zelfs Frankrijk en Duitsland zijn niet groot genoeg om overeind te blijven.”

De noodzaak voor meer Europa is met ‘Draghi’ op zak dus evident. Dat levert burgers en consumenten ook nieuwe stof tot nadenken op. Het spaar- en pensioengeld dat van Draghi risicovoller binnen Europa geïnvesteerd zou moeten worden, is wel het spaar- en pensioen-geld van alle Europese burgers. Willen die wel dat hun geld risicovoller ingezet gaat worden, om Europa niet weg te laten zakken? Durven die wel hun spaargeld om te zetten in beleggingen in nieuwe innovatieve ontwikkelingen, al is het maar voor een deel?

En nog dichter bij huis: welke keuzes maakt de Europese consument straks in zijn winkelstraat of online? De voorstellen van Draghi zou je allemaal aanbod-gedreven kunnen noemen: gericht op het vergroten van de productie. Dat is maar één kant van de medaille. Al die innovatieve, duurzame en technologische oplossingen en producten moeten vervolgens wel aangeschaft worden om de investeringen ook rendement te laten opleveren.

Juist daar hapert het nog bij veel duurzame producten en diensten. Zolang consumenten eerder kiezen voor goedkoop Chinees spul dan voor hoogwaardig Europees, is er voor bedrijven weinig stimulans om met innovatieve duurzame oplossingen te komen.

Dat is nogal een opgave voor de consument. „Mensen houden helemaal niet van verandering”, zei de Poolse onderminister Bolesta deze week op een Green Summit in Brussel waar politici en managers uit het bedrijfsleven elkaar ontmoetten. „Je moet het ze makkelijk maken en zeker niet duurder, om duurzaam gedrag te vertonen.” Europa zal dus ook aan de vraagzijde stimulansen moeten blijven uitdelen aan de consumenten, om dat vleugje ‘Make Europe Great Again’ aan te wakkeren en te voorkomen dat het machtsblok het aflegt tegen China en de VS.

In die zin kan ‘Draghi’ een kantelpunt in de Europese geschiedenis worden, voor bedrijven én burgers. Het dwingt tot keuzes die in de welvaartsgroei van de afgelopen decennia nauwelijks gemaakt hoefden te worden. Zo vanzelfsprekend als alles nu lijkt, is het in de toekomst deels niet meer. Als we mochten kiezen, waar zouden we dan willen leven: China? De VS? Of toch liefst in Europa? Die vraag zet aan tot nadenken over wat het waard is om te behouden, en waar we afscheid van kunnen en willen nemen. En wellicht zorgt het er ook nu al voor dat burgers en consumenten in heel Europa deze dagen voor Kerst met een iets andere blik door hun winkelstraten zullen lopen.


Bedrijven moeten in ‘een oorlogs-mindset’ komen – maar hoe dan?

Het woord ‘oorlog’ klinkt ineens anders dan het lange tijd deed. NAVO-baas Mark Rutte waarschuwde vorige week dat Europese burgers en bedrijven in een „oorlogs-mindset” moeten komen. Duitse bedrijven en overheden werken sinds dit najaar al samen aan een strategie genaamd ‘Operation Deutschland’ om de economie weerbaarder te maken bij een potentiële ‘derde wereldoorlog’.

De boodschap van overheden en hooggeplaatste militairen aan ondernemingen klinkt de laatste maanden steeds luider door in bestuurskamers. Bij grote bedrijven is geopolitiek conflict sinds dit jaar zelfs de grootste zorg, blijkt uit diverse recente peilingen onder ceo’s. Maar hoe kunnen bedrijven zich voorbereiden op zoiets groots en onvoorspelbaars als oorlog?

„Het bewustzijn dat geopolitieke dreiging zoals oorlog een reëel bedrijfsrisico is neemt duidelijk toe”, zegt Marc Diepstraten, die als partner bij PwC veel bedrijven hierover adviseert. „Maar het valt op dat bestuurders niet altijd weten wát ze moeten doen.”

Hoe kunnen bedrijven zich voorbereiden op zoiets groots en onvoorspelbaars als oorlog?

„We zijn duidelijk in een andere tijd beland”, zegt Hans Diels, geopolitiek adviseur bij het Vlaamse ondernemersplatform Etion en schrijver van het dit jaar verschenen boek Markt onder vuur. Dat signaleert ook Sjoerd van der Smissen, die als partner bij Deloitte overheden en bedrijven adviseert over dreigingen en defensie: „Waar we voor moeten waken is dat we alleen de angst-knop indrukken, terwijl bedrijven prima concrete stappen kunnen zetten om hun eigen kwetsbaarheid, en die van de samenleving als geheel, te verkleinen.”

Wat zijn volgens deze adviseurs nou verstandige en zinnige voorbereidingen die bedrijven kunnen treffen?

Voorbereiding 1Zelf weerbaarder worden

Natuurlijk verschilt dat enorm per onderneming: een bedrijf in de Rotterdamse haven heeft met heel andere oorlogsrisico’s te maken dan een voedselbedrijf in de Betuwe. Maar het begint met het in kaart brengen van wat Van der Smissen ‘bedrijfs-kritische systemen’ noemt. „Zoals IT-systemen die door moeten draaien, stroomvoorziening in belangrijke kantoren of productiefaciliteiten: heb je daar ook noodvoorzieningen voor?” Overheidsorganisaties zoals de politie en defensie hebben altijd dieselaggregaten als reserve-optie, net als veel ziekenhuizen. Dat is niet altijd realistisch voor bedrijven, maar ze moeten er in elk geval bewuste keuzes over maken, zegt Van der Smissen.

Zo vraagt een crisis als een langdurige stroomuitval om noodoplossingen: hoe blijf je bereikbaar? Hoe zorg je dat medewerkers weten wat ze moeten doen? Komen mensen nog wel het kantoor in? Hoe communiceert het bestuur met elkaar als smartphones of e-mail niet werken? Hoe zorg je ervoor dat je medewerkers weten wat ze moeten doen als er geen stroom is? „Daar moeten scenario’s voor zijn.”

Mensen reizen per tram tijdens een gedeeltelijke stroomstoring in Kyiv.
Iemand voert reparatiewerkzaamheden uit bij een thermische centrale in Oekraïne, na een Russische raketaanval.

Foto’s Alina Smutko/Reuters, Gleb Garanich/Reuters

Van der Smissen ging in november met 22 Nederlandse organisaties op werkbezoek in Finland, waaronder banken en energiebedrijven. Om daar te leren hoe bedrijven en overheden beter kunnen samenwerken tegen oorlogsdreiging, iets waar ze daar al verder mee zijn. Bedrijven als PwC, McKinsey en Deloitte werken de laatste tijd ook vaker dan voorheen met crisis-simulaties. Daarbij krijgen bestuurders een soort brandoefening, maar dan met een concrete oorlogssituatie, cyberaanval of andere ramp.

„Wat gebeurt er bijvoorbeeld bij een aanval op kritieke infrastructuur op de Noordzee?” zegt Marc Diepstraten van PwC. „Stel dat kabels voor windenergie niet meer werken terwijl jouw datacenter daarvan afhankelijk is. Wat doe je dan? Je moet het echt even voelen, wat zo’n abstracte dreiging voor jouw bedrijf betekent.”

Kwetsbaarheden van bedrijven zitten ’m daarnaast vooral in de aanvoerlijnen van cruciale grondstoffen of materialen. Neem IKEA. Toen de oorlog in Oekraïne begon, raakte dat meubelbedrijf in één klap 11 procent van zijn houtbevoorrading kwijt, die afkomstig was uit Rusland en Wit-Rusland. En zonder hout geen Billy-boekenkasten. IKEA kon zich relatief snel aanpassen door hout uit andere regio’s in te kopen en de samenstelling van zijn producten te veranderen. Maar het bedrijf veranderde na die schok wel structureel hoe het zijn aanvoerlijnen organiseert.

Toen de oorlog in Oekraïne begon, raakte dat meubelbedrijf in één klap 11 procent van zijn houtbevoorrading kwijt, die afkomstig was uit Rusland en Wit-Rusland

Chipmachinebouwer ASML heeft na de Russische inval in Oekraïne soortgelijke maatregelen getroffen, bijvoorbeeld door snel alternatieve bronnen te zoeken voor cruciale grondstoffen, zoals neon-gas, dat voorheen uit Oekraïne kwam. De kunst is natuurlijk om al vóór een daadwerkelijke crisis in kaart te brengen waar cruciale materialen en grondstoffen vandaan komen. Dat kan bedrijven helpen om beter voorbereid te zijn en andere opties te creëren.

Voorbereiding 2Samenleving laten doordraaien

Maar goed, als een individueel bedrijf overeind blijft terwijl de rest van de samenleving niet meer functioneert, is het probleem nog net zo groot. Daarom wijzen de oorlogs-consultants ook op manieren waarop bedrijven kunnen bijdragen aan ‘maatschappelijke weerbaarheid’: bijvoorbeeld door het laten doordraaien van essentiële voorzieningen en eerste levensbehoeften zoals voedsel, water en medicijnen in geval van nood.

Een supermarktketen als Albert Heijn is bijvoorbeeld cruciaal in de voedselvoorziening, maar wat gebeurt er als een stad als Rotterdam te maken krijgt met een cyberaanval of langdurige stroomuitval? Zonder elektriciteit werken kassasystemen niet meer, en veel mensen hebben onvoldoende voedselvoorraden in huis om het langer dan een paar dagen uit te zingen.

Dan kun je als burger wel cash in huis hebben, maar het is niet waarschijnlijk dat de supermarkten voldoende wisselgeld in huis hebben om langer dan een dag alleen maar contante betalingen te accepteren. Supermarktketens, betaalbedrijven en overheden moeten dus nú ook al nadenken over analoge alternatieven, zoals papieren voedselcoupons in geval van nood, suggereert Sjoerd van der Smissen van Deloitte.

Dit soort voorbeelden laat ook zien dat het in crisissituaties niet alleen draait om de zelfredzaamheid van individuele burgers of bedrijven, maar ook om ‘samenredzaamheid’.

Foto Evgeniy Maloletka//AP Photo

Een van de voornaamste lessen uit Finland is volgens Van der Smissen dat daar veel intensievere samenwerking is tussen bedrijven en overheden. In Finland is er een National Emergency Supply Agency (NESA), dat samenwerkt met 1.500 publieke en private partijen, om tijdens crises de vitale functies van de samenleving te waarborgen. Daarnaast beheert het ook de noodvoorraden.

Zogeheten ‘strategische autonomie’, het volledig in eigen hand houden van productie, aanvoer en voorraden, is in theorie een belangrijke manier om weerbaarder te worden, maar kan nooit het hele verhaal zijn, waarschuwt Hans Diels van Etion: „Omdat bedrijven áltijd andere bedrijven, overheden en burgers nodig hebben.”

Volledige autonomie is simpelweg geen optie meer in deze tijd. Voor betere weerbaarheid moeten bedrijven daarom vooral óók kijken naar slimmere partnerschappen met andere organisaties binnen en buiten het eigen land, is het advies: „Alleen als het maatschappelijke ecosysteem rondom je bedrijf blijft werken, kun jijzelf blijven werken.”

Voorbereiding 3Sterker worden door een crisis

En er zijn ook manieren om als bedrijf juist sterker te worden tijdens een grote crisis. Ondernemingsbestuurders zouden er bijvoorbeeld verstandig aan doen om te bedenken hoe ze zouden kunnen bijdragen aan de landsverdediging, mocht het zover komen, zegt Sjoerd van der Smissen. Zo kunnen bedrijven hun digitale weerbaarheid verbeteren door meer cyberveiligheidsexperts aan te nemen, óók omdat ze die expertise tijdens oorlogssituaties goed kunnen verkopen aan anderen.

Daaraan wordt bijvoorbeeld ook bij Deloitte en PwC zelf gewerkt, vertellen Van der Smissen en Diepstraten. Bij die consultancybedrijven lopen veel cyberveiligheidsexperts rond die in geval van nood ook kunnen meewerken aan de cyberdefensie van Nederland.

Er zijn manieren om als bedrijf juist sterker te worden tijdens een grote crisis

In sectoren zoals transport en logistiek zijn op dit moment vergelijkbare ontwikkelingen gaande, signaleren de consultants. Zo maakt het ministerie van Defensie de laatste maanden al afspraken met transportbedrijven, bijvoorbeeld om hun vrachtwagens te kunnen inzetten in tijden van crisis. Ook aluminium- en staalproducenten en maritieme bedrijven denken op verschillende manieren met Defensie mee over hoe zij bij kunnen dragen aan de nationale veiligheid.

Dit soort samenwerkingen kan ook nieuwe mogelijkheden creëren voor groei en innovatie, hoopt Defensie: het lanceerde onlangs zelfs het ‘SecFund’: een investeringsfonds van 100 miljoen euro „ter ondersteuning van binnenlandse bedrijven die werken aan een veiliger Nederland”.

Dat legt volgens Hans Diels wel meteen een ander groot risico bloot: bedrijven moeten geen financieel belang krijgen bij oorlog. „Als civiele toepassingen ineens militair worden, kan dat leiden tot een ongewenste lobby voor conflicten.” Uiteindelijk is het bewaken van de vrede de beste manier om een economie weerbaar te maken tegen oorlog.


Huurders bezorgd over toegestane huurverhoging: ‘Twee forse stijgingen achter elkaar hakken er echt in’

Meneer G. (59) weet het zeker. Zijn huisbaas, een particulier, gaat volgend jaar voor een maximale huurstijging. Hij zit in de wachtkamer van een Amsterdams buurthuis voor een gesprek met stichting !Woon. Hij hoopt dat de organisatie hem kan helpen met de problemen met zijn huisbaas, die vrijwel nooit onderhoud aan de woning verricht. Omdat G. wil voorkomen dat de problemen met de huisbaas erger worden, wil hij niet met zijn naam in de krant. Wel wil hij kwijt dat minister van Volkshuisvesting Mona Keijzer (BBB) zich misschien eens achter de oren moet krabben. Zouden de huren wel verhoogd mogen worden als de huisbaas niet eens onderhoud heeft verricht?

Volgend jaar mogen de huren van minister Keijzer inderdaad ondanks de staat van de woning omhoog. In de vrije sector met maximaal 4,1 procent, in de middenhuur (900 tot 1185 euro per maand) met 7,7 procent en in de sociale huur met 5 procent. Dat maakte het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening dinsdag bekend.

Hoeveel de huren maximaal mogen stijgen, is wettelijk vastgelegd. Het maximale stijgingspercentage is gekoppeld aan de loon- en prijsontwikkeling. Dit jaar betekent dat voor de vrije sector dat de huren omhoog mogen met de inflatie van 2024 van 3,1 procent plus 1 procent. In de middenhuur stijgen de huren mee met de gemiddelde stijging van de cao-lonen van 6,7 procent, plus nog 1 procent.

Voor de sociale huur besloten het kabinet, gemeenten en corporaties dat de huren tot 4,5 procent mogen stijgen en dat daar voor een individuele huurwoning maximaal 0,5 procent bovenop mag. Deze afspraak is tot stand gekomen zonder handtekening van huurdersvereniging de Woonbond. De vereniging is in november uit de onderhandelingen gestapt, omdat zij de beoogde toegestane huurstijgingen te hoog vond. Woningcorporaties en andere vastgoedeigenaren stellen echter dat de huurverhoging noodzakelijk is om hun bouw- en verduurzamingsdoelen te halen.

Grootste huurstijging

De maximale jaarlijkse huurstijging wordt vanaf 2026 gekoppeld aan het driejaarlijkse gemiddelde van de inflatie. Dat betekent dat de huurstijging minder sterk zal fluctueren. Huurders zullen dan beter weten waar ze aan toe zijn, aldus het ministerie, en corporaties kunnen rekenen op stabielere inkomsten.

Dit jaar vond al de grootste huurstijging in ruim dertig jaar plaats, berekende het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). In juli dit jaar waren de huren gemiddeld 5,4 procent hoger dan een jaar eerder. Vorig jaar stegen de huren nog gemiddeld 2 procent, aldus het CBS.

De Woonbond is daarom bezorgd over de toegestane huurverhogingen voor volgend jaar. Woordvoerder Mathijs ten Broeke noemt de maximale huurstijgingen in alle drie de segmenten „enorm hoog”. Vooral omdat de huren vorig jaar ook al zo hard stegen. De Woonbond had het kabinet daarom opgeroepen om weer een forse stijging volgend jaar te voorkomen. „Twee forse stijgingen achter elkaar hakken er echt in bij huurders.”

Er wordt door voorstanders vaak gezegd dat huurstijgingen niet zo’n probleem zijn voor huurders omdat de cao-lonen ook zijn gestegen, zegt Ten Broeke. „Maar niet alle werkenden vallen onder een cao. Dus niet iedereen profiteert van dezelfde loonstijgingen.”

De Woonbond ziet dat het nieuws over de toegestane huurstijgingen bij huurders veel losmaakt. „Voor veel huurders voelt het onrechtvaardig”, zegt Ten Broeke. „Een man zei bijvoorbeeld: mensen met een koophuis zien de waarde van hun woning ieder jaar stijgen en hun hypotheeklasten dalen, terwijl ik als huurder ieder jaar meer betaal voor dezelfde woning.”

Niet alle huren stijgen maximaal

Of de huren ook echt zo hard zullen stijgen, moet nog blijken, zegt Matthijs Korevaar, universitair hoofddocent woningmarkt aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. „Niet alle verhuurders zullen de huren maximaal laten stijgen”, verwacht hij. Korevaar wijst op een eerder deze maand gepubliceerd onderzoek van economen van ABN Amro in economenvakblad ESB. Zij analyseerden de maandelijkse huurbetalingen die via de bank worden gedaan. Daaruit bleek dat verhuurders dit jaar niet de maximale huurverhoging doorvoerden.

„Dat kan enerzijds komen doordat verhuurders hun huurders graag willen houden”, zegt Korevaar. „Als je een goede huurder hebt, die goed voor de woning zorgt, wil je diegene liever niet wegjagen met de maximale huurstijging.” Anderzijds, ziet Korevaar, hangen de huurstijgingen die verhuurders doorvoeren veelal af van hoe sterk de vraag naar huurwoningen is. „Als er minder vraag is naar huurwoningen zullen verhuurders niet zo snel voor de maximale verhoging kiezen, want dan gaat een potentiële huurder gewoon naar een goedkopere woning.”

Het is wel zo dat er momenteel veel vraag is naar huurwoningen, zegt Korevaar. Het is volgens hem dus aannemelijk dat de huurprijzen weer gaan stijgen. „Maar de echt hogere huurprijzen zullen vooral huurders in de vrije sector voelen die naar een nieuwe woning gaan”, zegt hij. Daar mogen verhuurders het startbedrag zelf bepalen. „Maar voor zittende huurders verwacht ik dat de stijgingen zullen meevallen, omdat veel verhuurders hun huurders liever tevreden willen houden.”

Problemen met huisbaas

Mevrouw J. heeft niet het idee dat haar huisbaas haar tevreden probeert te houden. Ze heeft al een tijdje last van een vervelende geur in haar woning. De huisbaas doet er niets aan, en zegt tegen haar dat ze overgevoelig is voor geur. Omdat ze al te veel aan haar hoofd heeft, wil ze niet met haar naam in de krant. J. woont sinds 2006 in dezelfde sociale huurwoning in Amsterdam-West. Ze herinnert zich slechts één keer eerder dat haar huur met 4 procent steeg. De jaarlijkse huurstijging is misschien een paar tientjes, zegt ze, maar als de zorgverzekering ook steeds duurder wordt, tikt alles bij elkaar behoorlijk aan.

De huisbaas van meneer G. vroeg hem onlangs, na de zoveelste aanvaring, of hij niet liever wilde verhuizen. Dat wil ik wel, reageerde hij, maar waarnaartoe? De wachtlijsten zijn lang. Er is geen huis meer te krijgen. Zeker niet in Amsterdam, waar zijn twee kinderen naar school gaan. En als hij zijn sociale huurwoning verlaat voor een woning in de middenhuur of vrije sector, mag hij de hoofdprijs gaan betalen.


Spanning op Europese beurzen na terugval in de VS

De AEX-index is vanochtend ruim 1 procent lager geopend, na het Amerikaanse rentebesluit van gisteravond (Nederlandse tijd). De Federal Reserve verlaagde de rente een kwart procentpunt, en kondigde aan dat vanwege de inflatie komend jaar waarschijnlijk slechts twee renteverlagingen volgen. Beleggers hadden op meer verlagingen gerekend, dus de aankondiging joeg Amerikaanse aandelen met procenten omlaag.

Met name chipbedrijven als ASML, ASMI en BESI noteerden donderdagochtend op de Amsterdamse beurs verliezen, van rond de 3 procent. Ook betaaldienstverlener Adyen ging met 3 procent onderuit. Kort na de opening klom de AEX weer iets omhoog, de index schommelt nu rond de 885 punten. Ook de Franse, Duitse en Britse beursindex openden donderdag ruim een procent lager.

De Amsterdamse Effectenbeurs op Beursplein 5.
Foto Berlinda van Dam/ ANP