Hoe Shell via een Canadese subsidieregeling extra emissierechten kreeg

De afdeling Canada van Greenpeace vindt het maar niks. Dit weekend beschreef de Britse zakenkrant de Financial Times hoe olie-en gasbedrijf Shell jarenlang profiteerde van een subsidieregeling die de lokale overheid in de Canadese provincie Alberta had getroffen. Die is bedoeld voor grote vervuilers die hun CO2 onder de grond opslaan in plaats van in de lucht laten vliegen.

Kort samengevat kreeg Shell tussen 2015 en 2022 voor iedere ton CO2 die het in een ondergrondse opslag in Alberta pompte, rechten toegekend om twee ton CO2 uit te stoten. Die rechten zijn verhandelbaar – de prijs per recht (om 1 ton CO2 uit te mogen stoten) was in 2022 circa 50 dollar. En dus kon Shell daaraan verdienen. Maar voor de helft van die ontvangen rechten werd dus geen grammetje CO2 opgeslagen door Shell.

Een Canadese Greenpeace-vertegenwoordiger spreekt daarom van „spookrechten”. En van een praktijk die het klimaatprobleem alleen maar erger zou maken. Shell verkocht de rechten namelijk door aan andere fossiele-energiebedrijven, die ze vervolgens gebruikten om hun uitstoot mee ‘af te dekken’. En omdat Shell meer uitstootrechten kreeg dan het aan CO2 opsloeg, zou er zo dus meer CO2 in de atmosfeer zijn terechtgekomen in plaats van minder, zoals toch de bedoeling was van dit soort regelingen.

Is de kritiek terecht? Wat bewoog de autoriteiten in Alberta om voor deze specifieke regeling te kiezen? En is de onthulling nog van betekenis voor de CO2-opslagindustrie, die toch al omstreden is? NRC beantwoordt deze en andere vragen naar aanleiding van de ‘Canada-kwestie’.

1. Heeft Shell iets gedaan wat niet mag?

Voor alle duidelijkheid: Shell heeft ogenschijnlijk niets gedaan dat tegen de regels is. Het heeft louter gebruikgemaakt van een officiële subsidieregeling die de provinciale autoriteiten van Alberta begin vorig decennium hebben opgetuigd (en die inmiddels voor Shell niet meer bruikbaar is).

Shell heeft in het olierijke deel van Canada sinds al decennia een aantal installaties staan die ruwe olie uit zogeheten teerzanden winnen en dat vervolgens verwerken tot brandstoffen en chemische producten. Die installaties stoten grote hoeveelheden CO2 uit, maar de broeikasgassen worden sinds 2015 afgevangen en opgeslagen in een reservoir op zo’n twee kilometer onder de grond. Shell ontvangt daarvoor, in lijn met de wet in Alberta, verhandelbare emissierechten: één recht voor de opgeslagen CO2 zelf en een soort ‘bonusrecht’. Tussen 2015 en 2022 heeft Shell zo in totaal 11,58 miljoen emissierechten ontvangen, waarvan 5,7 miljoen bonusrechten. Tegenover die bonusrechten stond geen concrete opslag.

2. Waarom koos Alberta voor dit ‘2-voor-1-systeem’?

Net als in andere landen waar ingezet wordt op CO2-opslag (waaronder Nederland), vrezen politici dat ze hun klimaatdoelen anders niet halen. De tijd dringt immers, in 2030 moeten al de eerste significante reductieresultaten zijn gehaald, en via de ‘normale weg’ (het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door bijvoorbeeld over te schakelen op niet-fossiele energiebronnen) zou het inmiddels steeds moeilijker worden om grote stappen te zetten.

Sommige industrieën werken bijvoorbeeld met op kolen gestookte ovens, die extreem hoge temperaturen kunnen bereiken en die niet zomaar vervangen kunnen worden door elektrische ovens, omdat die simpelweg (aanzienlijk) minder vermogen hebben. Dan zou opslag dus een alternatieve oplossing zijn. In Alberta speelt daarnaast nog dat de oliewinning in de teerzanden de afgelopen jaren sterk is toegenomen, waardoor het halen van de klimaatdoelen ook lastiger is geworden.

Lees ook
Volkomen krachteloos of een bepalende wereldspeler? In de rechtszaal is de vraag: hoe machtig is Shell?

Directeur Donald Pols (l.) van Milieudefensie en advocaat Roger Cox dinsdag voor aanvang van het hoger beroep in de klimaatzaak van de milieuorganisatie tegen Shell.

De bedrijven zelf moeten opslag ook zien zitten, aldus politieke voorstanders van CO2-opslag. Want afvangen en opslaan van CO2 kost ook geld, en als dat duurder is dan ‘gewoon’ uitstoten (via de aanschaf van een emissierecht) begint geen onderneming eraan, is de gedachtegang. In Alberta kostte een emissierecht in 2022 bijvoorbeeld zo’n 50 dollar. De kosten die Shell zelf naar eigen zeggen maakte voor het afvangen en opslaan van een ton CO2, bedroegen daarentegen 167 dollar, zo blijkt uit een rapportage die Shell bij de plaatselijke autoriteiten heeft gedeponeerd.

Zonder subsidie zou Shell dus nooit aan de opslag begonnen zijn, is de idee. Shell denkt er net zo over. Een woordvoerder laat in een schriftelijke reactie weten dat voor „het realiseren van het potentieel van CO2-opslag marktprikkels vereist zijn”. Uit documenten die Greenpeace met een beroep op de Canadese wet voor openbaar bestuur opvroeg, blijkt zelfs dat Shell aanvankelijk inzette op een 3- voor-1-regeling, aldus de Financial Times.

3. Heeft de onthulling gevolgen voor andere CO2-opslagprojecten?

In ieder geval worden de schijnwerpers zo wederom gericht op een onzekere kant van CO2-opslag: het financiële plaatje. Voor critici een reden om niet al te veel hoop te vestigen op deze techniek. Steeds meer landen mogen dan vol inzetten op CO2-opslag – in Nederland is men net begonnen met de werkzaamheden voor een groot project in de Noordzee, Porthos geheten. Maar voorlopig moet er bij veel van die projecten overheidsgeld bij. Het aantal concrete projecten wereldwijd blijft nog steeds relatief beperkt, en veel projecten kampen met vertragingen en budgetoverschrijdingen. In Canada zou Shell met de verkoop van twee rechten in 2022 100 dollar hebben verdiend, waar de kosten voor afvang en opslag dus 167 dollar zouden hebben bedragen. Dan is er dus nog steeds een gat van 67 dollar (alhoewel dat deels weer werd afgedekt met andere subsidies).

Wel is het zo dat de prijs van een emissierecht, zowel in Canada als in Europa, naar verwachting komende jaren gaat oplopen, wat CO2-opslag weer aantrekkelijker zou maken. Voor het Nederlandse Porthos zou dat zelfs kunnen betekenen dat er uiteindelijk geen subsidie nodig is. Nu is de regeling dat de overheid het verschil bijpast tussen de CO2-prijs (nu circa 70 euro per ton) en het tarief voor opslag (circa 80 euro). Als de CO2-prijs boven die 80 uitkomt, is er geen subsidie nodig.

De fundamentelere kritiek blijft echter onveranderd: milieubewegingen zoals Greenpeace stellen dat CO2-opslag slechts een schijnoplossing is. De noodzaak om de uitstoot echt te verminderen, wordt zo namelijk kleiner. In Nederland benadrukt de stichting Natuur & Milieu daarom bijvoorbeeld dat opslag alleen zou moeten mogen zolang het een ‘tijdelijke’ oplossing blijft.

4. Heeft de Canadese regeling het halen van klimaatdoelen bemoeilijkt?

Het Canadese ministerie van Milieu stelt tegenover de Financial Times dat de subsidieregeling niet tot „extra emissies” heeft geleid door de grote vervuilers. Dat zou komen doordat erook in Canada een maximum aan verhandelbare emissierechten is vastgesteld. De bonusrechten voor Shell komen uit dat ‘potje’ en zijn er dus niet aan toegevoegd.

In Europa is er ook zo’n plafond voor emissierechten, dat wordt komende jaren stapsgewijs verlaagd. De bedoeling daarvan is dat de beschikbare rechten steeds duurder worden en uitstoten uiteindelijk niet meer te veroorloven is.

Lees ook
Volgens de Rekenkamer neemt de overheid te veel van de lasten op zich bij CO

De raffinaderij van ExxonMobil in de Rotterdamse haven. Het oliebedrijf is een van de bij Porthos betrokken bedrijven.


De Chinese energietransitie is van een andere orde dan in de rest van de wereld. Maar vervangt de molen er echt de kolen?

Met zijn uitgestrekte woestijnen als decor zet China vol in op hernieuwbare energie. Het doel om in 2030 de uitstoot van broeikasgassen omlaag te krijgen, wordt misschien dit jaar al gehaald. Maar is er nou echt sprake van een ommekeer?


Illustratie Mart Veldhuis

Dit is een verhaal over Chinese woestijnen. Over de afgelegen, uitgestrekte vlaktes in de noordelijke en westelijke uithoeken van het land, zoals de Kubuqi, de Taklamakan en de Badain Jaran. Ze zijn bepaald niet het centrum van de macht, maar wel het terrein van een ronduit imposante ontwikkeling, die zich in relatieve stilte voltrekt en van belang is voor de hele wereld.

Om de schaal ervan te kunnen bevatten is het handig in gedachten te houden dat een gigawatt (GW) het vermogen is om ruwweg een miljoen huishoudens van stroom te voorzien. Nederlandse windparken op de Noordzee hebben momenteel een vermogen van ongeveer 4,7 GW. Het streven is 21 GW in 2030. In datzelfde jaar willen de rijke industrielanden die de G7 vormen tezamen 150 GW aan windmolens op zee hebben bijgebouwd ten opzichte van 2023.

China pakt het op een andere schaal aan. Vorig jaar plaatste het in één jaar tijd voor 76 GW aan windmolens, veelal in de lege regio’s in het noorden en westen. Dat is een uitbreiding met 66 procent, en meer dan de Verenigde Staten in totaal aan windenergie in huis hebben.

Qua zonne-energie was de Chinese groei al net zo spectaculair: in de woestijnen van Binnen-Mongolië, Xinjiang en Gansu wordt het ene na het andere megazonnepark uit de grond gestampt. In de rest van het land worden daken volgelegd met zonnepanelen. In 2023 kwamen er ruim 500 miljoen zonnepanelen bij, goed voor 217 GW, een stijging van 55 procent ten opzichte van 2022.

China was al jaren het land met het grootste vermogen aan hernieuwbare energie. Vorig jaar bouwde het die voorsprong op „buitengewone” wijze uit, aldus het Internationaal Energie Agentschap (IEA), tot een totaal vermogen van ruim 1.400 GW. Ter vergelijking: de VS volgen ver daar achter, met 387 GW.

Hyperfocus op hernieuwbaar

In 2020 gaf president Xi het startschot voor deze hyperfocus op ‘hernieuwbaar’, toen hij besloot dat China voor 2030 zijn uitstoot aan broeikasgassen omlaag moet krijgen en voor 2060 klimaatneutraal moet zijn. Dat was het signaal voor provinciebesturen en (staats)bedrijven in het hele land om enorme investeringen in groene technologie te doen, ook in de productie van elektrische auto’s en accu’s. Zo’n 40 procent van de auto’s in China is nu elektrisch of hybride, tegenover 14 procent in Nederland.

Groene technologie was vorig jaar dan ook de belangrijkste factor in de groei van de Chinese economie. Dit jaar zet de uitbreiding door, mede door een grote toename aan waterkrachtcentrales. En voor wie kernenergie wil meerekenen: het aantal reactoren in China zal de komende jaren ruim verdubbelen. Bijna de helft van alle reactoren die wereldwijd worden gebouwd, is van China.

De ontwikkeling gaat nu zó snel dat het IEA de uitstootpiek al dit jaar verwacht, zes jaar eerder dan gepland. Zeker is het niet, omdat ook factoren als het weer en de industriële activiteit van invloed zijn. Maar ook het Finse onderzoeksinstituut CREA voorziet de piek dit jaar, omdat de groei van het vermogen aan hernieuwbaar voor het eerst de groei in het elektriciteitsgebruik zal overstijgen.

Toch zal Nis Grünberg, hoofdanalist van China-denktank Merics in Berlijn, niet erg onder de indruk zijn als de uitstootpiek inderdaad veel eerder komt. „Om te beginnen, moet je Chinese overheidsstatistieken altijd met een korrel zout nemen. Maar toen Xi deze deadline stelde, moet hij geweten hebben dat China die ruimschoots kan halen”, zegt hij telefonisch. „Niet alleen heeft China de capaciteit om een krankzinnige hoeveelheid hernieuwbare energie bij te bouwen, het kan ook nog een grote efficiency-slag maken in het gebruik van bestaande elektriciteitscentrales en in beter netwerkbeheer.”

Even zwartkijken is op dit punt van het verhaal overigens op zijn plaats. Want hoe mooi het ook klinkt, en los van de vraag hoe lokale gemeenschappen, natuur en milieu worden gekend in de bouwdrift: China’s klimaatdoelen zijn – ook als ze jaren eerder behaald worden – ruim onvoldoende om de opwarming van de planeet onder de 1,5 graden te houden. Om dat te bereiken zou de Chinese uitstoot de komende zes jaar evenveel moeten afnemen als zij de afgelopen twintig jaar is toegenomen.

De belangrijkste vraag is dan ook niet hoe de hernieuwbare sector zich zal ontwikkelen, maar juist wat er gaat gebeuren met fossiele energie. China is immers kampioen in beide: de meeste hernieuwbare energie én al jaren de grootste uitstoot, voor 70 procent afkomstig uit steenkool. China gebruikt meer steenkool dan de rest van de wereld bij elkaar.

En ondanks uitspraken van Xi dat de rol van kolencentrales vooral beperkt zal worden tot reserve voor momenten dat er onvoldoende zon, wind of waterkracht is, is er nog geen rem op de bouw van nieuwe koleninstallaties. Vorig jaar werd er voor 114 GW aan nieuwe centrales goedgekeurd. Slechts een fractie daarvan is ter vervanging van oude, vuilere installaties. De rest is allemaal extra.

Hoe valt dat te rijmen met China’s klimaatdoelen? Het ziet ernaar uit dat Xi’s deadline van 2030 twéé investeringsgolven heeft teweeggebracht: een in zon en wind, en een in steenkool, nu het nog kan, een laatste-ronde-effect.

Toespraken van Xi bestuderen

Volgens Grünberg is dat één verklaring, maar speelt hier vooral dat lokale overheden zoveel opdrachten uit Beijing krijgen – vaak tegenstrijdig bovendien – dat ze niet precies weten wat er van ze verwacht wordt. „Ze gaan dan de toespraken van Xi bestuderen om te bedenken wat prioriteit heeft. Op dit moment schatten ze in dat klimaat belangrijk is, maar dat innovatie, industriële ontwikkeling en zelfvoorzienendheid nog belangrijker zijn.” In de praktijk betekent het dat ze fossiele energie niet durven op te geven.

Een andere oorzaak ziet Grünberg in de manier waarop de overheid met bedrijven omgaat. „De Europese Unie dwingt bedrijven met regels hun uitstoot naar beneden te krijgen. Dat werkt, maar heeft als nadeel dat sommige bedrijven vertrekken. China hanteert veel meer de wortel dan de stok: het moedigt bedrijven aan [bijvoorbeeld met subsidies] om in groene energie te investeren, maar weerhoudt ze niet van het bouwen van kolencentrales.”

Het is dan ook onbekend wat er ná de piek zal gebeuren: daalt de uitstoot in een rechte lijn, blijft die min of meer gelijk of zal hij toch weer stijgen? Afhankelijk daarvan wordt pas duidelijk of al die groene technologie echt een ommekeer teweegbrengt.

Als het lukt, zal China niet nalaten dat als een overwinning op het Westen te presenteren, denkt Grünberg. Klimaatpolitiek is steeds meer ook een internationale krachtmeting. „China zal zeggen: Zie, onze methode werkt en die is beter dan dat van jullie. Als we hadden gewild, hadden we nog veel sneller kunnen gaan.”

Forse kritiek 270 wetenschappers op EU-wetsvoorstel om chats op kinderporno te scannen

Een nieuw Europees wetsvoorstel om chatberichten te scannen op beelden van kindermisbruik, gaat veel te ver. Dat stellen 270 wetenschappers in een open brief aan Europese wetmakers. Kinderrechtenorganisaties vinden juist dat die wet broodnodig is. Wat is er aan de hand?

1
Wat staat er in het wetsvoorstel?

Berichtendiensten zoals WhatsApp en e-mailproviders moeten, als de wet wordt ingevoerd, gaan controleren of er beelden van kindermisbruik verzonden worden. Daarvoor moeten ze de berichten scannen en vergelijken met databases van bekend misbruikmateriaal.

Daarnaast zou met de inzet van AI-systemen ook nieuwe beelden herkend moeten worden, die nog niet bekend zijn bij de politie en dus nog niet in opsporingsdatabases staan. En tot slot moet ‘grooming’ (digitaal kinderlokken) herkend worden.

Zodra een van die dingen gesignaleerd wordt, moet het bericht gerapporteerd worden aan een nieuw centraal Europees meldpunt.

2
Dit speelt toch al langer?

De discussie over een wet die beelden van kindermisbruik tegen moet gaan, loopt al een tijdje. De Europese Commissie deed in 2022 een eerste wetsvoorstel. In het jaar daarop kwam het Europees Parlement met een eigen variant, waarin bepaalde zaken afgezwakt werden. Ook de lidstaten, vertegenwoordigd in de Raad van de EU, werken nu aan een eigen voorstel. Pas als de Raad eruit is, kunnen de drie instituten tot een daadwerkelijke wet komen. In gelekte versies van het Raadsvoorstel staan wederom aanpassingen die zorgen weg moeten nemen. Dat is waar de wetenschappers nu op reageren in hun open brief.

3
Wat stellen de lidstaten voor?

In het voorstel van de Raad van de Europese Unie staan twee wijzigingen centraal. Het detecteren van kinderporno moet gerichter gebeuren en de versleuteling van berichten, zoals bijvoorbeeld op WhatsApp, mag niet aangetast worden.

Om het scannen gerichter te maken, worden communicatiediensten ingedeeld in 4 risicocategorieën. Dat gebeurt onder andere op basis van het soort gebruikers dat door een dienst aangetrokken wordt. Een rechter of toezichthouder heeft het laatste woord over de indeling.

Diensten waar het hoogste risico op misbruik is, krijgen een detectiebevel waardoor ze alle berichten moeten scannen. Bovendien moeten ze verdachte gebruikers identificeren. Iemand is verdacht als het systeem twee of drie keer denkt kinderporno te zien. Dat moet de kans op vals alarm verminderen, hoopt de Raad. Bij diensten waar het risico wat minder hoog is, wordt er net iets minder gescand.

Versleutelde berichten mogen alleen gecontroleerd worden bij hoogrisicodiensten. En ze mogen niet ontsleuteld worden. Dat klinkt vrij onmogelijk. In de praktijk komt het erop neer dat berichten al gescand worden vóór ze verzonden en daarmee versleuteld worden. Op het apparaat van de verzender, dus.

4
Wat is de kritiek van de wetenschappers?

Zij vinden de oplossing van de lidstaten een wassen neus. De indeling van diensten in risicogroepen heeft geen zin, omdat de verspreiding van kinderporno allang niet meer alleen op schimmige hoekjes van het internet gebeurt. Ook via chatgroepen op WhatsApp en Telegram kunnen misbruikbeelden uitgewisseld worden. WhatsApp zou daardoor al snel in de hoogste risicoklasse vallen, waardoor de berichten van vrijwel iedereen door de scanner gehaald worden.

Bovendien kunnen kwaadwillenden makkelijk overstappen naar een andere dienst. Die zou dan op zijn beurt ook weer in onder het verscherpte regime komen. In mum van tijd wordt zo elke chatdienst op die manier een hoogrisicodienst, zeggen de wetenschappers.

Het identificeren van verdachte gebruikers is eveneens problematisch, zeggen ze. Want daarvoor moet alsnog iedere gebruiker in de gaten gehouden worden. Bovendien wordt het risico op valse meldingen niet verkleind met een ondergrens van twee verdachte berichten. Want een ouder die foto’s van een ziek kind naar de huisarts appt, stuurt er al gauw meer dan één.

Ook van het idee dat versleutelde berichten prima vóór verzending gescand kunnen worden, maken ze gehakt. „Eind-tot-eind-versleuteling impliceert dat niemand anders dan de beoogde ontvanger van een bericht de inhoud te weten krijgt”, stellen ze. Het vooraf meekijken ondermijnt het hele idee van versleuteling.

Lees ook
Zij moet de bezem door het internet halen: ‘Meldingen van kinderpornografisch materiaal lopen weer op’

Arda Gerkens: „Je kunt niet zomaar zeggen: dit is terroristische content. Dan ga je naar staatscensuur.”

5
Is de bestrijding van kinderporno niet belangrijker dan versleuteling?

De verspreiding van kinderporno is een ernstig probleem. Daar is iedereen het over eens. Maar deze vorm van surveillance lost die problemen niet op, zeggen de briefschrijvers. „Beelden van kindermisbruik zijn het gevolg van kindermisbruik. Om kinderporno te bestrijden moet je dat misbruik aanpakken, niet alleen de beelden.”

Vooral het scannen op nieuwe beelden is problematisch. Dat zou met behulp van kunstmatige intelligentie moeten gebeuren. Maar die technologie is nog lang niet zo ver ontwikkeld en dat levert een enorme hoeveelheid aan vals-positieven op. De wetenschappers geven een rekenvoorbeeld aan de hand van WhatsApp. Daarop worden dagelijks 140 miljard berichten verzonden. Als dagelijks 1 procent gecontroleerd moet worden omdat er een afbeelding bij zit en het scansysteem een foutmarge heeft van 0,1 procent, leidt dat nog altijd tot 1,4 miljoen berichten per dag die ten onrechte als kinderporno worden gezien. Die zouden allemaal gecontroleerd moeten worden door een mens, waardoor echte meldingen ondergesneeuwd raken.

Ook het scannen op grooming zorgt voor problemen, omdat daarvoor ook tekstberichten gescand moeten worden. Het is ingewikkeld om vast te leggen wat onder grooming valt. Je zou dan ook de context waarin een bericht verzonden wordt moeten weten. Bovendien moeten berichtendiensten dan weten welke gebruikers minderjarig zijn en welke niet. Dat betekent dat al die diensten leeftijdscontroles moeten invoeren.

Lees ook
Het ‘hoofdpijndossier’ van de porno-industrie: controleren hoe oud je bezoekers zijn

Het ‘hoofdpijndossier’ van de porno-industrie: controleren hoe oud je bezoekers zijn

En dan is er het probleem dat een scanmechanisme, eenmaal geïntroduceerd, ook voor andere doeleinden gebruikt zou kunnen worden. Alleen al het bestaan ervan kan een „chilling effect” hebben op de vrijheid om jezelf digitaal te uiten.

De wetenschappers staan niet alleen in hun kritiek op het wetsvoorstel. Ook de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal, in Nederland belast met het opsporen en weghalen van beelden van kindermisbruik, is tegen. Net als kinderpornomeldpunt Offlimits, dat denkt dat het wetsvoorstel niet tot de juiste resultaten zal leiden.


Buy now, pay later is vooral onder jongeren niet meer weg te denken

Haar laatste aankoop? Elisa (18), zittend op een bankje in de winkelstraat in Almere, opent de Klarna-app op haar telefoon. De blauwwitte sneakers, die ze voor 140 euro kocht in een webwinkel, zijn net afbetaald. De schoenen vielen in de smaak.

Eerst kijken of het bevalt, dan komt de rekening later wel: zo doet de Almeerse het vrijwel altijd. Dat kan een valkuil zijn, weet ze. „Je koopt wel sneller iets als je niet meteen na hoeft te denken over de kosten. Soms is het gewoon makkelijk. Dan denk ik: ik stel het nog wel even uit, ik betaal het later wel. Na een paar weken krijg je vanzelf een herinnering.”

Buy now, pay later (BNPL) is vooral onder jongeren niet meer weg te denken. Het aantal transacties nam de afgelopen jaren een vlucht. Diensten als Klarna en Riverty bieden consumenten de mogelijkheid de rekening uit te stellen. Pas als de consument heeft besloten om de bestelling te houden, moet hij of zij het geld afdragen.

Bedenktijd

Maar van het uitstellen van je betaling kan afstel komen, laat ook deze trend zien. Uit een rondgang van BNR Nieuwsradio blijkt dat steeds meer jongeren te maken krijgen met deurwaarders. Incassobureaus en brancheverenigingen zien dat veel jongeren geld uitgeven dat ze niet hebben. Bij ophoping van kleine bedragen kan dat leiden tot serieuze schulden.

Dat er jongeren zijn die op deze manier in de problemen komen, verbaast Lotfy Zabda (25) – grijze joggingsbroek, wit T-shirt – niets. „Je bestelt iets en denkt: ik regel het wel, zonder dat je zeker weet dat je het gaat kunnen betalen.” Ook hij koopt zijn kleding en sportspullen het liefst via Klarna. „Dan kun je het later terugsturen en heb je geen gedoe met geld terugkrijgen. En je hebt af en toe dat iets niet binnenkomt. Dan is achteraf betalen gewoon fijner.”

Wie via een BNPL-aanbieder een aankoop heeft gedaan, heeft dertig dagen te tijd om te bedenken of het product bevalt. Als je het verstrijken van de datum mist, worden er extra kosten gerekend: die bedragen gemiddeld 15 euro boven op de prijs van je bestelling. Als ook dan nog niet wordt betaald, wordt een incassobureau ingeschakeld. Dat gebeurt bij 6 procent van de achterafbetalers, blijkt uit onderzoek van de Autoriteit Financiële Markten (AFM).

„Ik plan wel goed wanneer ik mijn uitgaven doe”, zegt Zabda. Hij staat twee dagen per week voor een basisschoolklas en werkt daarnaast als bagagedrager op luchthaven Schiphol. „Als ik nog een geldbedrag heb openstaan, weet ik: oké, ik mag twee weken niks uitgeven, want ik moet nog betalen. Toch is winkelen via Klarna anders, merkt hij. „Je geeft je geld wel makkelijker uit.”

Vanwege de risico’s die kleven aan het gebruik van BNPL is uitgesteld betalen voor minderjarigen verboden. In de praktijk speelt de leeftijdsbeperking echter nauwelijks een rol: leeftijdscontroles bij BNPL-aanbieders ontbreken of zijn makkelijk te omzeilen. Volgens AFM bleek dat vorig jaar 600.000 transacties te linken waren aan minderjarigen.

Minderjarigen zijn gevoeliger voor verleiding, zegt Karin Radstaak van budgetinstituut Nibud. „Het lastige is dat ze minder goed in staat zijn om het overzicht te bewaren. Dit soort diensten maakt het heel laagdrempelig om toch die dure sneakers te kopen. En dat is die jongeren niet verwijtbaar – het is er, dus er wordt gebruik van gemaakt. Maar het nadeel is dat de boetes behoorlijk kunnen oplopen als je rekeningen over het hoofd ziet.”

„Bij alle andere manieren van financiering wordt streng gecontroleerd”, gaat Radstaak verder. „En terecht, want we voorkomen dat mensen overkrediteren of overal maar leningen afsluiten. Maar van deze diensten kun je onder de achttien gewoon gebruikmaken. En als je niet goed weet hoe je daarmee om moet gaan, als je dat niet vanuit huis hebt meegekregen, dan kan dat tot problemen leiden.”

Lees ook
De AFM maakt zich ‘ernstige zorgen’ over uitgesteld betalen. Wat is het, en wat is er zo risicovol aan?

Een reclamebord voor achterafbetaaldienst Klarna. Achteraf betalen is niet nieuw, maar het heeft de afgelopen jaren wel een vlucht genomen – ook onder minderjarigen.

Verdienmodel

Onder een van de weinige bomen op het betegelde Stadhuisplein zoekt Rico (32) – gouden zonnebril, Adidas-slippers – met vrouw en dochter beschutting tegen de voorjaarszon. „Riverty”, zegt hij. „Daar betaal ik iedere maand aan. Niet voor mijzelf, maar voor mijn ex. Die bleef maar bestellen. Daar zit ik nu mee opgescheept.”

De Puttenaar, die zijn achternaam niet in de krant wil, heeft zijn mening over achteraf betalen wel klaar. „Ik zou het afschaffen. Het is een leuk systeem, maar zeker als je minderjarig bent moet je het niet doen. Toen wij jong waren, hadden we het ook niet. Met haar leeftijd”, wijst hij naar zijn 14-jarige dochter, „zaten we in de zandbak zand te eten. Toen wist ik niet eens wat een telefoon was.”

Het Nibud pleit voor strengere regelgeving en wil daarnaast dat consumenten tijdens de betaaltermijn vaker herinnerd worden aan hun rekeningen. Tot die tijd is het ook aan klanten zelf om hun koopgedrag te reguleren, zegt Radstaak. „Onder de achttien: blijf er vanaf. En boven de achttien: let gewoon goed op wat je doet. Realiseer je goed: als ik het nu niet kan betalen, wanneer kan ik het dan wel?”

Dat kan Imme Teunis (26), student civiele techniek, beamen. „Veel mensen weten niet hoe ze met geld om moeten gaan. Ze halen zich problemen op de hals waar ze niet meer van afkomen. Dat lijkt me niet verstandig. Het is gewoon een verdienmodel van bedrijven.”

Hij kent zichzelf en doet er niet aan mee. „Als ik iets koop, betaal ik het direct. Anders vergeet ik het. Ik heb al een flinke studieschuld, daar hoeft niet nog meer bij.”

<dmt-util-bar article="4197910" headline="Buy now, pay later is vooral onder jongeren niet meer weg te denken” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/05/03/buy-now-pay-later-is-vooral-onder-jongeren-niet-meer-weg-te-denken-a4197910″>

Bitcoin Jezus verkondigde het crypto-evangelie, behalve tegen zijn accountant

Van ‘Cryptokeizer zonder broek’ (Sam Bankman-Fried) tot Cryptocashkoning (Do Kwon) en CZ (Changpeng Zhao): het groepje gevallen hoogvliegers in de cryptowereld bestond al uit figuren met kleurrijke bijnamen. Vanaf deze week kunnen ze kwartetten: Roger Ver, alias Bitcoin Jezus, werd afgelopen weekend in Spanje gearresteerd op verdenking van belastingontduiking.

Wie is Roger Ver?

Een grote onbekende voor iedereen buiten de wereld van de cryptomunten. Des te bekender daarbinnen. De in Silicon Valley geboren Ver (45) investeerde al vroeg in bitcoins en had er in 2014 131.000 in handen. Deels in privébezit en deels via zijn bedrijven. De bitcoins waren op dat moment meer dan 114 miljoen dollar waard. Ver liet het ook niet na om zijn geloof in de cryptomunt in de media en tegen beleggers te verkondigen. Hij hield er de bijnaam ‘Bitcoin Jezus’ aan over – een verwijzing naar de predikende manier waarop hij het crypto-evangelie verkondigde. Later zette hij zich fel af tegen de fictieve munt omdat hij het niet eens was met de manier waarop de markt zich ontwikkelde. Hij publiceerde hierover begin dit jaar het boek Hijacking Bitcoin. In zijn jeugdjaren kwam Ver ook al met justitie in aanraking: hij moest in 2002 tien maanden de cel in vanwege het verkopen van explosieven op eBay.

Waarom is Ver gearresteerd?

Hij wordt ervan verdacht voor 48 miljoen dollar (44,8 miljoen euro) aan belasting te hebben ontweken. In 2014 vestigde Ver zich op de Carbische eilandenstaat Saint Kitts en Nevis. De investeerder moest desalniettemin over de fictieve waarde van zijn cryptomunten belasting betalen in de Verenigde Staten. Dat werd een probleem toen hij drie jaar later een deel van zijn – inmiddels flink in waarde gestegen – bezittingen verkocht voor ongeveer 240 miljoen dollar. Doordat hij zijn eigen accountant niet op de hoogte stelde van de winsten die hij boekte met deze transacties en de bitcoins die hij privé bezat, zouden de VS dus miljoenen zijn misgelopen. Naast belastingontduiking wordt hij ook verdacht van het verstrekken van misleidende informatie. Ver wacht na zijn arrestatie uitlevering naar de VS.

En Ver is dus niet de eerste?

Nee. De bekendste gevallen crypto-investeerder is de Amerikaan Sam Bankman-Fried. Die was directeur van cryptobeurs FTX. Hij bleek miljarden dollars van klanten te hebben weggesluisd. Het geld gebruikte hij om schulden van zijn eigen investeringsbedrijf af te lossen.

De Zuid-Koreaanse ondernemer Do Kwon wordt verdacht van fraude. Hij wist zijn cryptomunt terraUSD kunstmatig stabiel in waarde te houden waardoor die werd gezien als een rots in de branding in de volatiele cryptowereld. Kwon bleek dit echter te bereiken via een ingewikkeld mechanisme met een andere digitale munt. Toen die instortte, trok hij andere crypto’s mee in zijn val. Kwon bleek zijn investeerders te hebben misleid. Hij zit nu nog vast in Montenegro vanwege reizen met een vals paspoort.

De derde cryptofiguur die onlangs in aanraking kwam met justitie is de in China geboren Canadees Changpeng Zhao, voormalig topman van cryptobeurs Binance. Zijn platform bleek gebrekkige fraude- en witwascontroles uit te voeren waardoor er onder meer 900 miljoen dollar van de VS naar Iran kon stromen. Door sancties was dat verboden.


Hoe ‘verzetsmunt’ bitcoin onderdeel wordt van de oude financiële wereld

De koers van de belangrijkste crypomunt, de bitcoin, heeft het zwaar gehad afgelopen anderhalve maand. Halverwege maart tikte de munt nog een waarde aan van ruim 73.000 dollar voor één bitcoin, een nieuw record. Deze week schommelt ’s werelds grootste en bekendste cryptomunt rond de 58.000 dollar. Een daling van meer dan 20 procent. Naar de standaarden van de oude financiële wereld een desastreuze week.

Nu zullen veel beleggers in de wereld van de cryptomunten niet warm of koud worden van dergelijke koersdalingen. Volgende week kan de weg omhoog met dezelfde percentages immers weer gevonden worden. In die zin vormt bitcoin, en het imago van crypto als ‘verzetsmunt’, nog steeds een eigen universum met eindeloos veel op de incrowd gerichte analyses over ondergrenzen die getest moeten worden, over de onhoudbaarheid van de mondiale schuldenberg, en obscuurdere en cynischere theorieën over het naderend einde van het geldsysteem as we know it.

En toch is er de laatste jaren wel wat veranderd in de cryptowereld, zegt analist Bert Slagter van Bitcoin Alpha: „Helemaal in het begin, zeg tussen 2010 en 2015 waren bitcoinbezitters gewoon nerds, cyberpunks, speculanten en criminelen op het dark web. Ik was zelf toen ook zo’n nerd. Die waren gewoon met bitcoin bezig, niet met macro-economie, maar die tijd ligt al weer tien jaar achter ons.”

Het was de tijd dat bitcoin als alternatieve wereldmunt werd gezien, als antwoord op de financiële crisis van 2008. Als alternatief ook in tijden van inflatie, zoals goud dat al millennia is. Inmiddels zien ook velen buiten de harde kern van de cryptowereld de crypto’s, en dan met name de bitcoin, als een gewone, weliswaar risicovolle belegging die meebeweegt met liquiditeiten, rentes en geopolitieke onrust. Eigenlijk net als heel veel andere beleggingscategorieën dus.

Nieuwe munt, oude wereld?

Het roept de vraag op of bitcoin, zelfbenoemd exponent van een nieuwe financiële wereld, zich inmiddels niet ook gewoon laat leiden door diezelfde mastodonten van de oude financiële wereld, de centrale banken. Dat zou op zijn minst ironisch zijn, omdat crypto’s gebouwd werden op de principes van een decentrale mondiale munt die volledig transparant en zonder tussenkomst van centrale banken gebruikt kon worden. De ultieme munt van het volk, als het ware.

Lees ook
Feest voor bitcoinfans, de ‘halving’ komt eraan.

Feest voor bitcoinfans, de ‘halving’ komt eraan. De wat?

Deze week kwam die vraag nadrukkelijk in beeld. Financiële markten keken reikhalzend uit naar de bijeenkomst van het Amerikaanse stelsel van centrale banken, de Federal Reserve. Hoeveel ruimte of liquiditeit zou Fed-voorzitter Jerome Powell de markten bieden? Een aantal tegenvallende inflatiecijfers maakte de kans uiterst klein dat de Fed de rente zou verlagen. Markten in mineur dus, want minder liquiditeit om mee te ‘spelen’.

Ook de cryptowereld tikte zich de vingers blauw over het op handen zijnde rentebesluit. Begrijpelijk, vindt Jeroen Blokland, crypto-expert en eigenaar van Blokland Smart Multi-Asset Fund, een fonds dat belegt in een mix van aandelen, goud en bitcoins: „Hoe meer de bitcoin geïntegreerd raakt in de bredere financiële markten, des te meer impact een besluit van de belangrijkste centrale bank ter wereld heeft, ook op bitcoin.”

Rente hoog, maar toch meer geld

In zijn algemeenheid geldt op de financiële markten dat als de rentes omhoog gaan, de koersen van aandelen en andere financiële producten omlaag bewegen, en vice versa. Dat komt doordat de hogere rentes van centrale banken zich vertalen in hogere rentes op (staats)obligaties, die daarmee meer rendement opleveren tegen een heel laag risico. Immers: een staatsobligatie is veilig want wordt (nagenoeg) altijd terugbetaald, terwijl iemand die in aandelen of crypto belegt, het risico loopt een deel van zijn inleg te verliezen. Hoe hoger het rendement op veilige beleggingen is, des te minder appetite beleggers hebben om elders hoge risico’s te nemen.

Terug naar de persconferentie van Powell, afgelopen woensdag. Zoals verwacht liet de Fed de rente ongewijzigd, op het hoge niveau van tussen de 5,25 en 5,5 procent. Daarbij gaf Powell ook aan dat de inflatie hardnekkiger bleek dan verwacht en dat een renteverlaging er dus nog even niet in zou zitten. De koers van bitcoin daalde na afloop van het nieuws, net als bijna alle andere financiële beleggingscategorieën.

De Fed trapte dus op de rem, maar gaf ook een beetje gas. Powell zei namelijk óók dat de Fed de markten van meer liquiditeit zou gaan voorzien. Dat doet hij door het tempo waarmee de centrale bank haar balans terug aan het dringen is, het zogenoemde kwantitatieve verkrappen, te vertragen. Daardoor blijft er meer geld in de markten zitten. Financiële markten herstelden zich na woensdag inderdaad, en ook de bitcoin klom weer op.

Een gewone belegging?

Analisten van kredietbeoordelaar Standard & Poors (S&P’s) doken vorig jaar in de veronderstelde correlatie tussen macro-economische factoren zoals de rente en crypto’s. De onderzoekers vonden een behoorlijk sterke negatieve correlatie tussen de rentes en de waarde van crypto’s (-0,63), die in de pandemie nog eens verder toenam (naar -0,75). Ging de rente omlaag, dan nam de waarde van crypto’s toe en omgekeerd. Ook het verruimen of verkrappen van de geldhoeveelheid via de balansen van de centrale bank vertoonde een correlatie met de cryptokoersen, zij het minder eenduidig. De conclusie was dan ook: crypto-activa zijn niet vrijgesteld van het effect van macro-economische veranderingen, ook al worden de koersen meer gedreven door andere factoren, zoals technologie en marktsentiment. „De relatie van de cryptomarkt met macro-economische indicatoren kan sterker worden – en meer in lijn met die van traditionele financiële activa – naarmate meer institutionele beleggers zich tot crypto gaan wenden”, aldus S&P’s.

Institutionele beleggers staan nog niet in de rij, maar een verbreding van het cryptopubliek vond begin dit jaar wél plaats: op 10 januari dit jaar gaf de Amerikaanse financieel toezichthouder SEC groen licht voor het makkelijker verhandelbaar maken van crypto’s. Sindsdien zijn er zogenoemde ETF’s, (exchange traded funds, makkelijk verhandelbare beleggingsmandjes met bitcoins). Jeroen Blokland ziet in de ETF’s dan ook de werkelijke gamechanger voor de crypto’s: „Mensen die wat minder kaas hebben gegeten van de bitcoin maar er wel in willen beleggen, konden dat ineens doen. Dat heeft voor een substantiële instroom gezorgd van nieuw kapitaal in bitcoin en verklaart de enorme koersstijging van de afgelopen maanden.” De munt werd sinds de goedkeuring in januari omarmd door gevestigde financiële conglomeraten als BlackRock en BNP Paribas en steeg van 40.000 dollar naar de top in maart van 73.000 dollar.

Doordat crypto’s – en dan met name bitcoin en ether (de munt van de blockchain Ethereum) – mede dankzij ETF’s vaker onderdeel worden van reguliere portfolio’s van beleggers, wordt de correlatie tussen de munten en de traditionele financiële wereld verder versterkt. Slagter legt uit: „De redenen waarom beleggers de samenstelling van hun portfolio wijzigen, wordt ook op bitcoin toegepast. Stel: ze brengen het risicoprofiel van hun portefeuille omlaag, dan doen ze bijvoorbeeld minder aandelen en bitcoin en meer obligaties. Zo ‘praat’ bitcoin dus met andere beleggingen en ontstaan ook correlaties.” Ook dergelijke wijzigingen zorgen voor schommelingen. Niet voor niets probeert het Financial Stability Board, de mondiale organisatie die de stabiliteit van het financiële systeem probeert te waarborgen, crypto’s strenger te reguleren. Zo zullen crypto-platformen aan dezelfde soort regels moeten voldoen als banken als het gaat over het beschermen van hun klanten. Het signaal is helder: crypto’s worden domweg te veel gemeengoed om hun effect níét te erkennen.

Een bijzondere relatie

Zo bezien is de relatie tussen crypto en centrale banken, tussen de nieuwe en de oude wereld, dus van twee kanten aan verandering onderhevig. Naarmate de verwevenheid toeneemt, zal ook de afhankelijkheid toenemen. Beslissingen van centrale banken over rente en liquiditeit zullen zwaarder wegen op de cryptomarkt, en omgekeerd zullen schokken in de cryptowereld hun echo’s meer laten doorklinken in het traditionele financiële systeem.

Toch moet je crypto niet helemaal afdoen als aparte, ietwat eigenzinnige beleggingscategorie, zegt zowel Slagter als Blokland. Slagter van Bitcoin Alpha: „Het interessante is dat bitcoin soms met tech-aandelen meebeweegt, maar zich soms ook veel meer als goud gedraagt. Een voorbeeld zijn de problemen met Sillicon Valley Bank in maart 2023.” Toen bewoog bitcoin veel meer met goud mee, was het echt een vluchtheuvel in tijden van paniek. En soms trekt het helemaal zijn eigen plan. „Als je uitzoomt en naar de correlatie op 30 of 90 dagen kijkt, dan blijkt bitcoin helemaal niet zo’n hoge correlatie te hebben met andere beleggingscategorieën. Het is voldoende onafhankelijk om op zichzelf te staan.”

En Blokland wil de bitcoin als alternatief voor het financiële stelsel ook niet helemaal uitvlakken: „Ik ben niet van de school dat het oude stelsel ineen gaat storten, maar in een economie die gedreven wordt door schulden, zal de druk om de rente laag te houden enorm blijven, met de bijbehorende inflatierisico’s. Dat zorgt voor een enorme vloed aan potentiële liquiditeit, aan een enorme berg geld die op zoek gaat naar rendement. Mensen die zich zorgen maken over de waarde van traditionele munten als de dollar en de euro, die hierdoor onder druk komen te staan, zullen hun heil blijven zoeken in goud en bitcoin als tegenhanger van die waardedalingen. Goud heeft zich al 6.000 jaar bewezen als middel tegen die onzekerheid, bitcoin is er pas vijftien jaar, maar kan daar prima naast bestaan.”


‘+15% fooi?’ Pinscherm met percentages maakt vrijgeviger, maar de klant heeft een grens

Terwijl hun betaalapp of -kaart al boven het pinapparaat zweeft, zien veel klanten in de horeca opeens dat ze een extra stap moeten doorlopen om af te rekenen. Bij steeds meer cafés en restaurants in Nederland wordt bij het pinnen namelijk direct om fooi voor het personeel gevraagd, vaak met percentages als suggestie. Wie geen fooi wil geven, zal actief het schermpje moeten wegklikken.

Fooien lopen al jaren terug, signaleert FNV Horeca in eigen onderzoek, omdat de meeste consumenten nu pinnen. Daardoor is er geen wisselgeld meer dat de klant makkelijk als fooi kan geven, en mist een bewust moment van afrekenen. De afgelopen jaren zouden consumenten door hoge prijzen bovendien kritisch kijken naar de service en ‘beleving’ die ze daarvoor terugkrijgen, zegt een woordvoerder van de vakbond.

Daar is de Limburgse Goof Koster (56), die samen met zijn vrouw Mirjam (57) een dagje in Amsterdam is en voor café Staalmeesters zit, het mee eens. „Het gaat om het algehele plaatje”, zegt hij. „Is het eten goed, en de bediening?” Hij geeft dus geen vaste percentage fooi, maar rondt bedragen liever af, „naar waarde”.

In Nederland komen er geen verplichte bedieningskosten bovenop de prijs, zoals in andere landen, bijvoorbeeld Frankrijk, wel het geval kan zijn. Klanten hóéven dus ook geen fooi te geven. Zorgt de directe vraag om fooi op het pinapparaat ervoor dat de fooienpot weer vol raakt?

Het Britse SumUp, dat mobiele pinautomaten levert aan ondernemers (4 miljoen klanten in 36 landen), ziet een „opmerkelijke toename” in het gebruik van de fooifunctie onder zijn Nederlandse afnemers. Tussen maart 2023 en maart 2024 ging het om een toename van 28 procent.

Er zijn weinig sociale alledaagse fenomenen met zo veel complexiteit en gelaagdheid als het geven van fooiOlav Velthuis hoogleraar sociologie

SumUp noemt de fooitechnologie een „reddingslijn” voor kleine ondernemers, omdat de gemiddelde fooi volgens het betaalbedrijf is afgenomen van ruim 5,31 euro tot ruim 4,23 euro (tussen november en maart). „De statistieken zijn ontnuchterend: nu consumenten kampen met een krimpend besteedbaar inkomen, dalen hun bijdragen [fooi]”, schrijft een woordvoerder in een e-mail.

Goof Koster is in Nederland nog geen suggestiescherm tegengekomen, maar heeft de percentages weleens in het buitenland gezien. „Ik voelde me min of meer verplicht. Je wordt eigenlijk voor het blok gezet.” Mirjam Koster denkt er simpeler over: „Kinderen die vragen worden overgeslagen.” Waar ze het over eens zijn, is dat het beter is om contant fooi te geven, ook als je pint voor de rekening. „Ik vind dat zo’n fooienpot zwart moet zijn, niet dat het dan nog langs de belasting gaat”, zegt Goof.

Extra beloning

Koffiezaak Screaming Beans in Amsterdam (drie vestigingen in het centrum van de stad) experimenteert sinds een maand met de fooisuggesties. „Sinds we anderhalf jaar geleden besloten om geen cashbetalingen meer aan te nemen, kwam er nauwelijks fooi meer binnen”, zegt eigenaar Thijs Boon.

De hoge kwaliteit koffie die Screaming Beans verkoopt en de specialistische kennis van het personeel rechtvaardigen volgens Boon de prijs én het fooisuggestiescherm. „Als je ’s ochtends iemands dag maakt met een lekkere koffie en de klant vertrekt met een glimlach op het gezicht, dan mag je daar ook iets voor vragen, vind ik. Dan mag er ook ruimte zijn voor een extra beloning voor het personeel. Medewerkers worden doorlopend getraind om het beste uit die machine te halen.”

Er komt sinds de invoering aanzienlijk meer fooi binnen, merkt Boon. „De horecasalarissen in Nederland zijn inmiddels goed, zeker met de verhogingen van de afgelopen jaren. Maar een extraatje is wel aantrekkelijk voor het personeel.”

Ongemak

Voor de klant maakt digitalisering het geven van fooi misschien nog wel ingewikkelder dan het al was. „Er zijn weinig sociale alledaagse fenomenen met zo veel complexiteit en gelaagdheid als het geven van fooi”, zegt hoogleraar sociologie Olav Velthuis (Universiteit van Amsterdam). Zo spelen in de eerste plaats abstracte sociale normen over wat je als mens hoort te doen een belangrijke rol, aldus Velthuis. „Net zoals je mensen dient te begroeten en de deur open hoort te houden, dien je soms fooi te geven.”

Daarnaast, zegt de hoogleraar, is de directe interactie tussen de klant en de barista, barvrouw of ober een factor. Van iemand aankijken tot hoe de dienstverlener eruitziet: onderzoek wijst keer op keer uit dat de kleinste gebaren, gedragingen en percepties mede bepalen of iemand wel of geen fooi geeft, of hoeveel. Nu we betalen met pin en bestellen via apps en QR-codes bij medewerkers die we niet kunnen zien, is de rol die menselijk contact speelt veel minder dwingend.

Bovendien zijn er culturele verschillen. Velthuis: „In de Verenigde Staten hoort 15 procent fooi erbij. Wie geen fooi geeft, wordt daar echt op aangekeken. In Nederland is dat niet zo, en is de norm bovendien minder precies. Er lijkt geen consensus te bestaan over hoeveel extra je dient te geven.”

De complexe sociale verhoudingen maken fooi voor de klant zowel iets negatiefs als positiefs. Velthuis: „Enerzijds is er het verlangen om iets goeds te willen doen, om dankbaarheid te tonen. Een ober die jou de hele avond goed heeft bediend, wil je graag iets extra’s geven. Anderzijds zijn schaamte en schuldgevoel [in het scenario dat je niks zou geven] een sterke beweegreden om fooi te geven.”

Foto’s: Folkert Koelewijn

Verwachting van fooi

De oude normen rond fooi gelden simpelweg niet meer, zegt Nathan Warren, die aan de BI Norwegian Business School onderzoek doet naar fooien. „De aanname dat mensen die tevreden zijn meer fooi geven, is niet meer van toepassing.” Warren is uiterst kritisch op de pinschermen met de percentages: „Dat fooi hiermee een vrijwillige keuze zou zijn, is een illusie. Het enkele feit dat er om de fooi wordt gevráágd, schept een verwachting van fooi. Zal de klant anders niet een slecht mens zijn of slechtere service krijgen?”

Julien Cols (35), die een koffie drinkt bij espressobar Puccini in Amsterdam, voelt zich inderdaad sneller verplicht fooi te geven met de suggestieschermen. „Ik denk dat het moeilijker is om ‘nee’ te zeggen, dan denken ze dat je onbeleefd of gierig bent.” De druk die Cols ervaart om fooi te geven hangt wel af van het soort horecagelegenheid. „Bij de Starbucks voel ik me bijvoorbeeld niet verplicht, maar bij een restaurant is het wel meer standaard.”

De klant voelt zich misschien verplicht, maar volgens Warren zitten er voor de ondernemer weinig nadelen aan de fooisuggestieschermen. „Waarom zou je niet om fooi vragen? Je medewerkers krijgen meer geld en zullen misschien loyaler en blijer zijn. Dat is de logica.”

Uit onderzoek blijkt dat hoe hoger de percentages die gesuggereerd worden, hoe meer fooi klanten geven. Maar dat is tegelijkertijd niet zonder risico, zegt onderzoeker Warren.

„Als de percentages hoger beginnen, bij 10 procent of 20 procent, zullen klanten meer fooi geven. Maar de groep die zich verzet en helemaal niets geeft, groeit ook.” En wat klanten ook kiezen, ongemak geeft het vanwege de sociale druk toch. Warren: „Mensen geven meer, maar voelen zich er slechter over.”

Naast Cols bij de espressobar zit Jill van de Wiele (29). Zij ervaart de schermen als confronterend. „Soms vind ik het heel dwingend. Het zet je on the spot om kleur te bekennen.” Als ze een slechte ervaring heeft in de horeca zegt ze daar zelden wat van. „Ik zeg liever niks, maar [met het suggestiescherm] moet je laten zien dat je ’t niet top vond.”

Volgens Warren zullen consumenten moeten besluiten waar de bovengrens ligt: „Een van de adviezen van mijzelf en mijn mede-onderzoekers is dat voordat je de deur uit gaat, voordat je naar de kassa loopt, bepaalt hoeveel fooi je gaat geven. En wat zijn voor jou de criteria om überhaupt fooi te geven? Dat helpt mij in ieder geval om mijn schuldgevoel te verlichten, als ik niets geef.”

Terwijl de proef bij Screaming Beans met het fooischerm nog loopt, trekt eigenaar Boon voorzichtig de eerste conclusies. Zo kijkt hij naar de mogelijkheid om klanten die alleen koffie to-go halen een betaalscherm zónder fooioptie te tonen. Ook zou hij de knop ‘geen fooi’ het liefst een prominentere plek op het scherm geven. „Die optie moet het eerste zijn dat de klant ziet. Ik wil niet dat fooi in your face is. Het mag nooit zo zijn dat we mensen pushen.”

Kim Advocaat (28)Barista en manager bij koffiezaak Screaming Beans in Amsterdam

„Sinds we geen cash meer aannemen, was de vraag: hoe doen we dat met fooi? We merken dat gasten vaak fooi willen geven. Het pinapparaat van Lightspeed [de fabrikant] bood de optie aan om zelf fooi aan te klikken. Tot nu toe bevalt het goed. Het personeel is er heel blij mee.

„Ik vond het wel dubbel: gaat iemand dan bij afhalen ook fooi geven? Maar bij ons gaat het wel om de hele beleving van het baristavak. Bij het maken van bijzondere filterkoffie, bijvoorbeeld, komt de nodige kennis en kunde kijken. Het is leuk als mensen die moeite kunnen belonen.

„Dat mensen geërgerd zijn door de percentages, heb ik niet ervaren. Ik denk dat mensen in Amsterdam het scherm al gewend zijn. Maar als mensen op ‘geen fooi’ drukken, vind ik dat zelf niet raar. Oudere mensen of toeristen die dat scherm niet kennen, help ik door zelf op ‘no tip’ te drukken. Of ik leg uit hoe het werkt.”


Shaun Cheah (32)Voormalig fietskoerier voor Gorillas in Groningen

„Fooi krijgen is voor mij een boost voor de moraal. Het gaat niet echt om het bedrag, maar om het gebaar. Als het hard regent en mensen aan de deur uit compassie nog snel wat muntjes tevoorschijn halen, helpt je dat om door de volgende paar orders te komen. Het is fijn om als mens gezien te worden.

„Het zijn de uitschieters die je altijd onthoudt. Op een dag met fantastisch weer, toen ik niet eens zo ver hoefde te fietsen voor de bestelling, gaf een klant mij 20 euro extra. Dat geeft een positief gevoel, je voelt een soort verbinding.

„Wanneer mensen fooi gaven, kon je dat vroeger als rider meteen zien in de app. Dan reed je wat sneller en ging je extra zorgvuldig met de producten om. Na een wijziging in het systeem zag je pas later dat iemand fooi had gegeven. In mijn ervaring stopten veel klanten toen met fooi geven, want de rider erkende hun gebaar niet meer aan de deur. Nu leken we zelfs onbeleefd.

„Niemand is verplicht om fooi te geven, het is iets extra’s om waardering te laten blijken. Een systeem waarin van klanten wordt verwacht dat zij het lage inkomen van medewerkers compenseren door fooi te geven, vind ik pervers.”


Karin van Engelen (22)Bediening bij NAR Café der Kunsten in Utrecht

„Ik werk hier nu anderhalf jaar. Ik heb een tussenjaar en werk zeker dertig uur per week. Ons café is een culturele hub en een gezellige plek om te borrelen, geen formele tent. Het ligt een beetje buiten het centrum, er komen meer vaste gasten dan dagjesmensen.

„Of fooi belangrijk is voor mijn inkomen? Het is een extraatje. In de zomermaanden, als het drukker is en mensen lang op het terras zitten, is het een heel fijn extraatje. Het is niet zo dat ik fooi verwacht, dat is niet het goede woord. Ik hoop er op. Het is hier niet zoals in Amerika, waar 15 procent erbij hoort. De algemene regel is meer: 5 of 10 procent extra als je de service goed vond.

„Als iemand alleen een theetje bestelt, vind ik het logisch dat je geen fooi geeft, hoewel dat nog best vaak gebeurt. We zijn pin-only en ik denk dat de drempel bij cash lager ligt om fooi te geven. Dan zeg je gewoon: houd het wisselgeld maar. Nu moet je zelf eerst nadenken en een berekening maken.

„Wanneer een grote groep komt eten voor honderden euro’s en geen fooi geeft, vind ik dat wel een beetje asociaal, zeker als ik veel service heb verleend. Toch geef ik zelf ook niet altijd fooi, bijvoorbeeld als de bediening langzaam was of totaal geen aandacht aan me schonk. Een ober ziet dat ik rook maar zet geen asbak neer, of er wordt totaal niet gezellig gedaan aan tafel. Ja, dan kan ik als gast ook hard zijn.”


Het lachen is westerse automerken vergaan nu Chinees automerk BYD niet te stoppen lijkt

In 2011 schoof Elon Musk, topman van Tesla, aan bij een tv-interview van Bloomberg. Gevraagd naar de kansen van het Chinese BYD als concurrent van Tesla, begon hij hard te lachen. „Heb je hun auto gezien?”, zei Musk.

In het laatste kwartaal van 2023 verkocht BYD voor het eerst meer volledig elektrische auto’s dan Tesla: 526.000 tegenover 484.500. „Ik denk eerlijk gezegd dat ze de meeste andere autobedrijven zullen vermorzelen als er geen heffingen komen”, zei Musk in januari.

Het lachen is de auto-industrie nu wel vergaan. Met de goedkope, elektrische auto’s in alle prijssegmenten, maakt BYD westerse autobouwers het leven zuur. Overheden en automerken proberen een antwoord te vinden op de Chinese gigant, die in nauwelijks een paar jaar van onbekende schlemiel tot veelbesproken angstgegner is geworden. Hoe kon het zo groot worden, en wat wil het?

De afgelopen dagen werd goed duidelijk hoe fel de strijd tussen BYD en westerse merken inmiddels is. In China is een felle prijzenoorlog op de markt voor elektrische auto’s gaande, waarin BYD – het grootste automerk van het land – de kwelgeest is van merken als Volkswagen en Tesla.

Zij vechten terug. Volkswagen wist met prijsverlagingen de verkopen in China op de elektrische markt te verhogen, bleek dinsdag uit de verkoopcijfers over het eerste kwartaal.

Vorige week regelde Elon Musk in een bezoek aan premier Li Qiang in Beijing voorlopige toestemming om Tesla’s zelfrijdsoftware op de markt te brengen, en kondigde het een samenwerking aan met superapp Baidu. Analisten zagen hierin een poging van Tesla om bij te blijven op de Chinese markt, waar lokale producenten als BYD klanten aan zich weten te binden met allerlei technische snufjes, van spelletjes tot karaokefuncties.

De felle strijd in China met BYD, dat in 2023 77 miljard euro omzette, komt op het moment dat deze ook in Europa losbarst. BYD is een groot exportoffensief begonnen en levert bootladingen auto’s af in havens als Vlissingen. De vrees op het continent groeit dat het merk met z’n goedkoop te produceren elektrische modellen Europese fabrikanten gaat raken. Hoewel het van het model afhangt, zijn elektrische auto’s van BYD vaak net goedkoper dan Europese tegenhangers. Ze zitten vervolgens vol met techfuncties waar je niet voor hoeft bij te betalen, concludeerde Reuters eind april in een uitgebreide analyse.

In een poging een slachting te voorkomen overweegt de Europese Commissie importtarieven te heffen op Chinese auto’s. Daarover moet binnen enkele weken een besluit vallen. Ondertussen denken sommige autofabrikanten, zoals Renault en Volkswagen, zelfs voorzichtig aan samenwerking om de strijd aan te kunnen met de Aziatische concurrentie.

Bezoekers van een autobeurs in Beijing maken foto’s van een BYD-automodel.

Foto’s: Pedro Pardo / AFP, Tingshu Wang/Reuters

Mislukking

Wie aankomt bij het hoofdkantoor van BYD in Shenzhen, treft een gigantisch scherm met een vraag: „Waar is de ark van Noach die de mensheid redde?”

Het antwoord is duidelijk, zo noteerde Financial Times in een reportage eind april: hier.

De Bijbelse proporties die BYD zichzelf lijkt aan te meten hangen samen met het zelfbeeld van de autobouwer. Het bedrijf ziet zich meer als megaconcern dat met allerlei producten – bussen, batterijen, transportsystemen, zonnepanelen software – een bijdrage levert aan het vergroenen van de wereld. Als BYD zichzelf iets vindt, dan is het een energiesysteembedrijf met de batterij als middelpunt.

In dertig jaar tijd heeft het daarmee een enorme ontwikkeling doorgemaakt. BYD is in 1995 opgericht door Wang Chuanfu, die nog altijd aan de top staat. Hij was een voormalig professor in de metallurgie, en besloot een bedrijf op te zetten dat kleine batterijen maakt: oorspronkelijk voor telefoons van Nokia en Motorola.

De naam was een weergave in het Latijnse alfabet van de Chinese naam van het bedrijf: Biyadi, genoemd naar een straat waar de onderneming gevestigd was. Dat BYD voor ‘Build Your Dreams’ staat, zoals vandaag de dag het verhaal is, werd pas later bedacht. BYD werd in de markt voor kleine batterijen snel groot. Aan het begin van de eeuw besloot het zich ook te richten op grotere batterijen. En, opvallend: brandstofauto’s.

Chuanfu wilde altijd al graag een auto maken. In 2003 kocht het daarvoor een fabriek in Xi’an. Maar net als bij andere Chinese merken die zich richtten op verbrandingsmotoren, ging dit compleet mis. Het was een stap te ver, de auto’s waren van vreselijke kwaliteit. In een reportage in The New York Times uit 2006 staat beschreven hoe het in de fabriek van BYD een complete chaos was. Overal stonden motoren opgestapeld en een file van auto’s aan het einde van de productielijn belette nieuwe auto’s van die lijn af te komen. Iedereen in de industrie lachte om de slordig gespoten voertuigen waar de deuren bijna vanaf vielen.

Uiteindelijk was deze mislukking juist deels de reden waarom de huidige Chinese auto-industrie succesvol is. Merken als BYD besloten het brandstofauto-experiment grotendeels achter zich te laten en richtten zich vroeg op het verwerken van batterijen in voertuigen – zoals auto’s, vorkheftrucks en bussen. BYD nam mede daarvoor voormalig Audi-ontwerper Wolfgang Egger aan, die de auto’s fraaier maakte. Tegelijkertijd kwamen in het Westen automerken juist traag op gang met elektrificatie: daar bleef de aandacht lang liggen op de brandstofmotor.

Lees ook
De Europese havens staan vol met elektrische auto’s – maar wie wil ze nog?

De ICO-autoterminal in de haven van het Belgische Zeebrugge.

Gecombineerd met de eigenzinnige visie van Chuanfu leidde dat tot het succes van BYD. De zakenman staat bekend om zijn grote focus op technologie en onderzoek, een heilig vertrouwen in de gouden toekomst van de batterij, alles zelf in de hand houden om prijzen te drukken en goede toegang verzekeren tot grondstoffen. BYD heeft aandelen in mijnen op meerdere continenten, waardoor het zeker is van voordelige toegang tot lithium – cruciaal voor de batterij waar bijna alle producten op gebaseerd zijn.

„BYD is heel anders dan andere autobouwers”, zegt Rico Luman, die voor ING de automarkt in de gaten houdt. „Ze hebben de hele keten geïntegreerd, ze produceren de batterijen, ze produceren zelfs voor een deel hun eigen onderdelen.” Dat is goedkoper, omdat BYD zo eventuele winstmarges zelf kan houden. De batterijen verkoopt het ook nog altijd los, onder meer aan concurrerende autobouwers.

Ondertussen stopt Chuanfu graag geld in onderzoek. BYD rekruteert enorm onder Chinezen die afstuderen aan de universiteiten in het land en vraagt aan de lopende band patenten aan. Beroemd is een speciale techniek waarmee de batterij in een autochassis gemonteerd kan worden. Ook ontwierp het zelf een goedkopere batterij.

Het gebeurde de afgelopen decennia allemaal grotendeels onder de radar van het Westen. Maar het ontging niet iedereen: al in 2008 wist Charlie Munger zijn zakenpartner Warren Buffett, een van de succesvolste en bekendste beleggers ter wereld, te overtuigen om samen een belang van 10 procent in BYD te nemen. Ze deden dat voor 230 miljoen dollar. Nu bezit het 8 procent voor ongeveer 2,3 miljard dollar.

Foto AFP

Munger, zo gaat het verhaal, zag in Chuanfu een combinatie van Thomas Edison – de uitvinder van de gloeilamp – en Jack Welch, de iconische topman van General Electric die een enorme focus had op kostenbesparing.

Het succesverhaal van BYD heeft ook kanttekeningen. De belangrijkste: staatssteun. Het is een publiek geheim dat Chinese fabrikanten van elektrische auto’s enorm hebben geprofiteerd van directe en indirecte subsidies vanuit de Chinese overheid. Het Kiel Instituut, een Duitse denktank, schat dat BYD alleen al tussen 2018 en 2022 3,4 miljard euro aan steun kreeg.

Dit is een van de redenen – naast bijvoorbeeld het controleren van de toeleveringsketen – waarom Chinese elektrische auto’s relatief goedkoper zijn dan die uit het Westen. Daarom kijkt de Europese Unie ook naar het instellen van importtarieven op Chinese auto’s.

Imagogevaar

In China is 40 procent van de automarkt al elektrisch. BYD bezit daarvan het grootste marktaandeel, meer dan een derde. In 2023 produceerde het meer dan 3 miljoen voertuigen, bijna allemaal voor binnenlands gebruik.

Het manifesteert zich pas enkele jaren nadrukkelijk op andere continenten. Dat begon in Europa met bussen: in Nederland mengt het zich al enige tijd op de markt voor stads- en streekbussen. Dat leidde in 2019 tot ophef, toen Wim van der Leegte van de Eindhovense busfabrikant VDL een boos opiniestuk in Het Financieele Dagblad schreef: waarom gingen overheden voor Chinese bussen die met staatssteun waren gemaakt?

Dat het nu ook met auto’s naar Europa komt, komt onder meer doordat het in China te veel fabriekscapaciteit heeft. Maar inmiddels heeft BYD ook het voornemen een autofabriek te bouwen in Hongarije, waar het al een bussenfabriek heeft. Daarmee zou het in de toekomst mogelijk Europese importtarieven kunnen vermijden. Eenzelfde strategie overweegt het voor de Verenigde Staten, via Mexico, waarmee de VS een handelsverdrag hebben. Zo kan het de zware tarieven vermijden die de VS nu al heffen op auto’s uit China.

BYD onthult in 2022 een elektrische auto op de autoshow van Parijs.
Foto Michel Euler/AP

Met de expertise in batterijen voor energie-opslag én in zonnepanelen, is het doel van het bedrijf om uiteindelijk zoveel mogelijk ‘energie-oplossingen’ te verkopen. Maar daarbij heeft het wel een paar uitdagingen.

Bijvoorbeeld: blijven de producten van BYD verkopen? Onder de batterijklanten zijn veel merken met wie het bedrijf zelf concurreert op de automarkt. Een grote vraag is of zij op termijn wel zo happig zullen zijn op producten kopen bij een concurrent.

Een ander probleem is de dreiging van importheffingen, en het feit dat BYD probeert de wereld te veroveren op het moment dat China en Chinese bedrijven onder een vergrootglas liggen. Het wantrouwen tussen het Westen en het land groeit, en het is de vraag of Europese consumenten zo gemakkelijk onbekende Chinese merken zullen aanschaffen. Wat gebeurt er bijvoorbeeld met de data die een BYD-auto verzamelt?

BYD zelf lijkt dit imagogevaar ook te zien. In de Verenigde Staten doopte het de bussentak al om tot Ride, om de associatie met het moederbedrijf minder sterk te maken.

Lees ook
‘Trump, China en Poetin schudden Europa nu wakker. Maar Europeanen zouden liever nog even doorslapen’

‘Trump, China en Poetin schudden Europa  nu wakker. Maar Europeanen zouden liever nog even doorslapen’

Duidelijk is wel dat het bedrijf niet makkelijk te verslaan is voor de concurrentie. Uit de uitgebreide analyse van Reuters van eind april bleek dat BYD in China auto’s nog veel goedkoper verkoopt dan in Europa. Een goedkoop model kost daar maar 16.000 dollar, tegenover 37.000 in Europa.

Met andere woorden: in Europa verkoopt het nu auto’s tegen enorme marges, en het kan de prijzen nog veel verder laten dalen dan nu het geval is. Om deze reden concludeerden onderzoekers van Rhodium maandag dat importtarieven minstens 50 procent moeten bedragen om Chinese merken echt onaantrekkelijk te maken. De strijd in Europa komt pas net op gang.


OESO stelt groeiverwachting naar boven bij vanwege ‘buitengewoon hoge’ migratiecijfers

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) rekent dit jaar op een iets grotere groei van de wereldeconomie dan eerder was voorspeld. De wereldeconomie zal in 2024 met 3,1 procent groeien, in plaats van met de eerder geraamde 2,9 procent, aldus de samenwerkingsorganisatie van 38 industrielanden donderdag. Belangrijke reden voor de bijstelling van de groeiverwachting zijn de hoge immigratiecijfers in verschillende OESO-landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Spanje, de VS, Australië en Canada. Ook de opverende Amerikaanse economie en de dalende inflatie dragen bij aan de aangepaste voorspelling.

De prognoses lopen sterk uiteen tussen bijvoorbeeld de VS en landen in de eurozone. Terwijl de VS dit jaar op een groei van 2,7 procent kunnen rekenen, ligt de gemiddelde groei in de eurozone naar verwachting op 0,7 procent. De OESO meldde in oktober vorig jaar al dat humanitaire crises en tekorten aan arbeidskrachten in ontvangende landen de migratie naar een recordhoogte hadden gestuwd. In 2022 migreerden 6,1 miljoen mensen naar OESO-landen en die cijfers liggen over het afgelopen jaar vermoedelijk nog hoger.

Volgens Clare Lombardelli, hoofdeconoom van de OESO, dragen de hoge immigratiecijfers bij aan een hogere arbeidsproductiviteit en -mobiliteit. In landen die kampen met personeelstekorten kunnen de nieuwkomers de productie stimuleren en de arbeidskosten drukken, schrijft de OESO. „Dat is ongelooflijk welkom en op de lange termijn zal het onderdeel zijn van hoe we omgaan met demografische uitdagingen”, aldus Lombardelli.

De inflatie daalde het afgelopen jaar sterk in OESO-economieën, onder invloed van de door centrale banken verhoogde rentes, lagere energieprijzen en de afgenomen druk op toeleveringsketens. De inflatie bij voedselprijzen nam in de meeste landen af omdat de prijzen van onder meer tarwe en maïs door goede oogsten snel daalden. Na de Russische invasie van Oekraïne begin 2022 – een van de belangrijkste graanproducenten ter wereld – piekten die prijzen juist, waardoor voeding snel veel duurder werd.

Naar verwachting van de OESO zal de gemiddelde inflatie in de eurozone van 2,34 procent dit jaar dalen naar 2,16 procent in 2025. Voor Nederland voorspelt de OESO een economische groei van 0,7 procent in 2024 en van 1,3 procent in 2025. De inflatie in Nederland bedraagt dit jaar naar verwachting 2,8 procent en zal volgend jaar dalen naar 2,3 procent.


Van ethische hackers tot snel groeiend cybersecuritybedrijf Hadrian: ‘Wij willen een Europese cybergiant worden’

Computersystemen hacken is voor Rogier Fischer (28 jaar) een vorm van ontspanning. Het heeft veel weg van gamen, zegt hij. Net als in een videogame jaagt een hacker een bepaald doel na en blijft hij manieren zoeken om dat te bereiken. En als hij eenmaal binnen is, geeft dat een kick, omschrijft de twintiger het gevoel op het Amsterdamse kantoor van zijn bedrijf Hadrian.

De mensen die hij aanneemt, herkennen dit. Zij zijn ook, zoals Fischer het zegt, „creatieve nerds die het leuk vinden een systeem te doorgronden”. Het jonge cybersecuritybedrijf heeft ruim twee jaar na de oprichting al 75 mensen in dienst, het merendeel in Amsterdam en Londen. Types als Fischer. Gedreven techneuten in no-nonsense-outfits die kunnen hacken. Het bedrijf is gespecialiseerd in ‘offensieve’ cybersecurity. Gaten in de digitale beveiliging opsporen, dus. Daar is een snel groeiende markt voor.

Fischer begon daar zelf mee toen hij nog in Utrecht naar de basisschool ging. Als hij zijn weektaak af had, kreeg hij van een leerkracht ‘plus-taken’. Daar zat ook een module website bouwen bij. Daarna was het volgens hem een kleine stap naar thuis puzzelen met computercodes en online inbreken.

Net als veel games kent de hackerswereld ranglijsten. Het geeft een dopaminerush om hoog in een overzicht van de beste ‘bug hunters’ van grote bedrijven te komen – hackers die jagen naar fouten in software. Die lijsten vind je online met de zoekterm ‘Hall of Fame’ en de naam van het bedrijf, zoals Microsoft, Google of Facebook.

En er zijn beloningen. Als klein jochie vroeg Fischer als bedankje een balpen van de bedrijven waaraan hij meldde dat hij door hun beveiliging was gedrongen. Zijn latere zakenpartner bij Hadrian, Olivier Beg – ze leerden elkaar als twaalfjarigen kennen op een online hackersforum – vroeg om T-shirts.

Tegenwoordig betalen veel bedrijven ervoor als ethische hackers een lek bij hen melden. Dat loopt uiteen van 50 dollar voor een simpel foutje in de software tot tienduizenden dollars voor een groot lek. Ze hebben de voorwaarden daarvoor op hun website staan. Wie meer wil verdienen, kan er ook voor kiezen zaken te doen met inlichtingendiensten. Voor digitale oorlogsvoering en spionage hebben die ‘zero days’ nodig – dat zijn fouten in de software van een doelwit die nog niet zijn gerepareerd, waardoor bijvoorbeeld de encryptie omzeild kan worden. „Die markt is extreem groot”, vertelt Fischer.

Rogier Fischer Door echt bij bedrijven binnen te komen bewijzen we dat het risico reëel is

Fischer en zijn vroegere hackersmaatje Beg bedienen een ander deel van de cybersecuritymarkt. Beg noemt zich nu ‘Chief Hacking Officer’ of ‘Head of Hacking’. Het bedrijf verkoopt hacken als een geautomatiseerde dienst aan bedrijven en instellingen die het belangrijk vinden het zo snel mogelijk te weten als er een lek in hun digitale buitenmuur zit. Eerst bepaalt software van Hadrian met behulp van AI waar een bedrijf kwetsbaar is. Vervolgens simuleert het bedrijf op maat gemaakte aanvallen om de verdediging te testen.

„Door echt binnen te komen, bewijzen we dat het risico reëel is. Bedrijven beseffen vaak niet hoe kwetsbaar ze zijn. Dat gaat veel verder dan hun website. Ook via een klok of een klimaatbeheersingssysteem dat online wordt bediend, kan een router bereikt worden en daarmee het hele netwerk.”

De twee begonnen de onderneming tijdens de coronapandemie. De MBA-opleiding die Fischer in Londen volgde, ging vervelen. Hij had zin en energie om er iets naast te doen. Startkapitaal was bovendien geen probleem, want hij had het merendeel van zijn aandelen in cryptobeurs LiteBit verkocht. Die had hij als middelbare scholier gebouwd.

Binnen een half jaar na oprichting van Hadrian haalden ze 14 miljoen euro op, vooral bij Duitse en Amerikaanse investeerders. Hoewel de eerste klanten ook in de VS zaten, zegt Fischer nadrukkelijk met Hadrian een „Europese cybergiant” te willen worden. „We hebben hier meer ingenieurs, meer talent, dan er in sommige andere landen is. De lonen liggen bovendien 2,5 keer lager dan in de VS. Nergens voor nodig om alles van de Israëliërs en Amerikanen te kopen.”

Voor investeringen moest je niettemin zelf ook naar de VS. Wat zegt dat?

„Als start-up kun je daar veel gemakkelijker met bedrijven praten. Een bank heeft daar een innovatietak die voortdurend bekijkt wat interessant is om in te investeren. Wat ook speelt: ze zijn daar al meer gefocust op cyber en hebben er meer in geïnvesteerd. Daar is Nederland wat conservatiever in.

„Er is ook altijd een beetje scepsis over Nederlandse technologie, of die wel net zo goed is als Israëlische of Amerikaanse. Inmiddels blijkt uit onafhankelijke rapporten dat wij het beter doen dan wat een IBM of [het cybersecuritybedrijf] Palo Alto bouwt. Bedrijven investeerden tot nu toe nog vooral defensief, in virusscanners, VPN’s, firewalls. Dat verandert.”

Kan dat wel, jezelf echt goed aanvallen? Is het niet logisch dat de nadruk meer op verdediging ligt?

„Ja, dat kan wel. Dat kan wel. En het is ook heel verstandig het te doen en niet te wachten tot je gehackt wordt. Nederlandse banken hadden tien jaar geleden al behoefte aan wat wij nu doen. Zij hebben in die periode zwaar geïnvesteerd om alles zelf te bouwen en dus offensief de beveiliging te testen. Nu is het duur dat te blijven onderhouden.”

Hadrian heeft een aantal banken in de VS en Europa als klant, meerdere winkelketens en onder meer bedrijven in de energiesector, voor wie de schade enorm is als ze stil komen te liggen door een aanval met gijzelsoftware.

Omdat hacken een belangrijke functie kan hebben, wordt het in Nederland al jaren gedoogd. Computervredebreuk staat in het Wetboek van Strafrecht, maar wordt niet vervolgd als de inbraak vervolgens niet crimineel is gebruikt, zoals voor het stelen van gegevens of om iemand af te persen. Dat is het verschil tussen ethisch en crimineel hacken.

Hackers die veel willen verdienen kunnen terecht bij inlichtingendiensten, een ‘extreem grote’ markt

Mede hierdoor is er een levendige gemeenschap van vrijwilligers ontstaan. Die werken onder meer samen in het Dutch Institute for Vulnerability Disclosure (DIVD) en het online platform voor hackers HackerOne. Dat begon in Groningen en is inmiddels een Amerikaans bedrijf waarbij een leger van meer dan een miljoen hackers is aangesloten. Ze melden voortdurend kwetsbaarheden bij bedrijven en overheden.

Lees ook
interview met de Nederlandse oprichters van HackerOne

HackerOne-oprichters   Jobert Abma (links) en Michiel Prins  in San Francisco. Gebruik van AI door bedrijven betekent een kans op meer werk voor HackerOne.

In zekere zin zijn de vrijwilligers concurrenten van Hadrian, maar zo ziet Fischer dat niet. Het zijn ook vrienden, en bovendien: „Bij vrijwilligers moet je altijd maar afwachten of je beveiliging echt getest wordt. De belangen zijn zo groot dat bedrijven het zeker willen weten. Die nemen onze dienst af.”

De overgrote meerderheid van de hackers doet het niet voor het geld, maar voor de sport en de eer, benadrukt Fischer. De meeste computercriminaliteit, zoals bedrijven aanvallen met gijzelsoftware of chantage met gestolen data, wordt niet door hen verricht maar door wat Fischer ‘script kiddies’ noemt: mensen die vaardig genoeg zijn om de gaten in de beveiliging die anderen hebben gevonden te misbruiken, maar die niet in staat of te lui zijn zelf iets nieuws te vinden. In de hiërarchie een sport lager op de ladder.

En een klein deel van de hackers ontspoort. Ook die wereld heeft hij leren kennen.

Op 24 januari 2023 om half vijf ’s middags sommeerde de politie Fischer telefonisch om onmiddellijk naar het kantoor van Hadrian te komen. Anders zouden ze de deur intrappen voor een huiszoeking. Hij herinnert zich de exacte datum, want Hadrian maakte net die dag wereldkundig dat ABN Amro miljoenen in hun bedrijf stak.

Eenmaal op kantoor bleek dat twee dagen eerder een arrestatieteam een van zijn werknemers had opgepakt. De jongen van twintig was thuis overmeesterd terwijl hij op zijn computer aan het werk was en met een zwarte zak over zijn hoofd afgevoerd. Hij werkte sinds een jaar voor Hadrian en was daarnaast ook actief als vrijwilliger bij de DIVD. Een begaafd hacker. „Hij heeft duizenden bedrijven over bugs geïnformeerd. Bij ons stonden alle seinen op groen. Aanvankelijk dachten we echt dat het een misverstand was.”

De werknemer zat een maand lang in beperkingen. Het duurde daardoor weken voordat bekend werd dat hij hoofdverdachte was in een grootschalig internationaal onderzoek naar datadiefstal, datahandel en afpersing. Hij had samen met twee medeverdachten miljoenen persoonsgegevens gestolen en verhandeld. Hij had dus precies het omgekeerde gedaan van ethisch hacken. Slecht nieuws voor een bedrijf dat naam probeert te maken in de beveiliging. De medewerker werd op staande voet ontslagen.

Toen doordrong dat het echt niet goed zat, was Fischer op vakantie. Vanaf zijn vakantieadres belde hij alle klanten van Hadrian. Die wilden vooral weten of de werknemer ook hun bedrijf was binnen geweest. Hij kon ze geruststellen.

„We waren bezorgd over onze reputatie en de impact op het bedrijf, maar we zijn blijven groeien. Na verloop van tijd gaat het gewoon weer beter.” Op het team was de impact groot. „Je vertrouwt iemand en dan kom je erachter dat je dit af en toe toch niet zo gemakkelijk kunt doen. We hebben vooral veel open gesprekken hierover gevoerd.”

De inmiddels ex-werknemer werd in november veroordeeld tot vier jaar cel, waarvan één voorwaardelijk.

Briljante markt

Het heeft de groei van Hadrian gelukkig niet gehinderd, zegt Fischer. Het aantal klanten in Europa groeit, onder meer doordat Italiaanse banken de dienst zijn gaan gebruiken. „Zeker op boardniveau vinden bedrijven het leuk dat we eindelijk zo ver zijn dat ze geen Amerikaans of Israëlisch bedrijf meer hoeven in te schakelen. De eerste twee, drie jaar zijn heel moeilijk in Europa, maar als je eenmaal een bepaald niveau hebt bereikt, is het een briljante markt om achteraan te gaan.”

Tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak tegen zijn werknemer door de rechtbank van Amsterdam zat Fischer in de zaal. Daar bleek dat hacken de werknemer hielp om beter om te gaan met moeilijkheden uit zijn jeugd en zijn psychische problemen. „Hij had verschillende trauma’s. Zijn coping mechanisme was obsessief hacken”, vertelde zijn advocaat in een podcast. Toen hij bij Hadrian ging werken, stopte hij met de criminele activiteiten en stortte hij zich net zo obsessief op het ethische hacken.

Er zijn indicaties dat hacken, net als gamen, verslavend kan zijn. Dat blijkt onder meer uit een verkennende studie in opdracht van de Europese politieorganisatie Europol.

Het proces was „intens”, zegt Fischer. De ex-collega „heeft heel veel potentie. Het is heel jammer dat het fout is gegaan. Eigenlijk herkende ik mezelf een beetje in hem. Ik heb altijd steun en mensen om me heen gehad die me op het padje hebben gehouden. Ik denk dat hij wel heel veel goed had kunnen doen als hij een betere jeugd had gehad.”

Als de oud-werknemer vrijkomt, is hij 24 jaar. Dan zijn er nog genoeg bedrijven en inlichtingendiensten geïnteresseerd, verwacht Fischer. „Ik denk dat hij nog steeds heel veel goed kan doen.”

<dmt-util-bar article="4197547" headline="Van ethische hackers tot snel groeiend cybersecuritybedrijf Hadrian: ‘Wij willen een Europese cybergiant worden’” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/04/30/veel-bedrijven-weten-niet-hoe-kwetsbaar-ze-digitaal-zijn-a4197547″>