Het was een krachtige waarschuwing aan de Europese Unie, die Meta-topman Mark Zuckerberg vorige week liet horen. En de waarschuwing is aangekomen.
Niet alleen kondigde Zuckerberg aan dat Meta in de Verenigde Staten de factcheckingoperatie voor sociale media zal ontmantelen. Hij zei ook dat Meta „samen met president Trump” de strijd zal aanbinden met de regels die de Europese Unie afgelopen jaren heeft opgesteld voor de grote techbedrijven.
Wie zich afvroeg of de EU is opgewassen tegen een gezamenlijke aanval op haar regels door de Amerikaanse president en Big Tech, kreeg deze dinsdag een eerste aanwijzing dat dit nog flink lastig kan worden – en dat Brussel dat beseft. De Europese Commissie, meldde de Financial Times, gaat nog eens goed kijken naar de onderzoeken die ze het afgelopen jaar heeft ingesteld naar het gedrag van de techreuzen Meta, Apple en Google – en naar de vraag of die bedrijven niet in strijd met de wet handelen. De heroverweging door de Europese Commissie kan leiden tot terugschroeven of aanpassing van de onderzoeken, aldus de Britse zakenkrant.
Het gaat hierbij om mogelijke overtredingen van de Digitale Marktenwet (DMA), die moet voorkomen dat techbedrijven misbruik maken van hun economische machtspositie. Maar met het afschalen van factchecking en moderatie kan Meta ook in botsing komen met de Digitale Dienstenwet (DSA), waarmee de EU sociale media verplicht gebruikers te beschermen tegen desinformatie, haatzaaien en misbruik van persoonlijke gegevens.
Voor het geval iemand mocht denken dat de EU nu op het punt staat om bij voorbaat al in te binden door de woorden van Zuckerberg, verzekerde een woordvoerder dinsdag dat de Europese Commissie naleving van de DMA en de DSA heus zal blijven afdwingen. Maar een gezamenlijk front van Silicon Valley en het Witte Huis zal het afdwingen van die naleving hoe dan ook een stuk moeilijker maken.
De Europese Unie opereert graag in een wereld van wetten en regels. Maar een grootmacht als Amerika heeft daar niet altijd een boodschap aan, en grijpt nu eenmaal eerder naar naakte machtspolitiek. Ook president Biden was daar niet vies van – en kon bijvoorbeeld dicteren dat ASML zijn export van geavanceerde chipmachines naar China staakte.
Het Europese streven naar privacy, veiligheid op sociale media en eerlijke concurrentie op digitale markten kan nu op gespannen voet komen te staan met goede relaties met de Verenigde Staten – en uiteindelijk ook met de militaire veiligheidsgaranties die daar sinds driekwart eeuw bij horen.
Dertig miljard aan boetes
Van een krachtmeting tussen de Europese Unie en de grote technologiebedrijven was de afgelopen jaren al sprake. De EU legde Big Tech soms hoge boetes op (volgens Zuckerberg in de afgelopen twintig jaar meer dan 30 miljard dollar). Met de regulering van Big Tech liep Europa niet alleen voorop, het leek de grote techbedrijven ook werkelijk tot aanpassing van hun gedrag te kunnen bewegen.
„Omdat Europa de grootste en rijkste consumentenmarkt ter wereld is, kunnen internationale techbedrijven het zich niet veroorloven om te zeggen: jullie regels bevallen ons niet, we vertrekken”, zei Anu Bradford, auteur van het boek Digital Empires, vorig jaar nog in NRC. „Ze hebben de Europese markt nodig, dus leven ze de Europese regels na. Zo moet Apple nu de opladers van zijn apparaten aanpassen aan de Europese eis van een universele kabel” [met standaard usb-C-stekker]. Bradford meende dat ook in de VS de publieke opinie verschoof, richting meer regulering.
Grote techbedrijven hebben de Europese markt nodig
Maar toen won Trump de verkiezingen. De publieke opinie in de VS bleek wel verschoven te zijn, maar de andere kant op: in de richting van mínder regulering. „Een cultureel keerpunt”, volgens Mark Zuckerberg.
Verdomhoekje
Big Tech mag de afgelopen jaren indrukwekkende winsten hebben gemaakt, de mannen aan de top hadden niettemin het gevoel dat ze in het verdomhoekje zaten. Niet alleen door de regels in Europa, maar ook omdat de regering-Biden via het mededingingsrecht de enorme machtsconcentratie bij de bedrijven probeerde tegen te gaan.
„Het is alsof de laars op de nek van de techindustrie weg is”, zo omschreef Marc Andreessen, groot tech-investeerder en lid van de raad van commissarissen van Meta, zijn opluchting na de nederlaag van Biden. Regulering, mededingingsregels en toezicht op wat op sociale media gezegd kan worden („censuur” volgens Zuckerberg) zien ze als louter obstakels voor innovatie.
Andreessen en de topmannen van de techbedrijven zijn afgelopen weken allemaal op bezoek geweest bij Donald Trump. Met royale bijdragen aan zijn inauguratiefeest hebben ze de banden aangehaald. Trump op zijn beurt heeft aangekondigd op cruciale posities in zijn regering voorvechters van meer vrijheid voor Big Tech te zullen benoemen.
Als bedrijven, hoe groot ook, konden de techreuzen weinig uitrichten tegen eenmaal aangenomen wetgeving in Europa (of in landen als Brazilië, India, Verenigd Koninkrijk en Australië – die ook proberen de techbedrijven regels op te leggen). Maar met de Amerikaanse president aan hun zijde veranderen de machtsverhoudingen.
Een voorproefje daarvan gaf JD Vance tijdens de verkiezingscampagne. Vance – binnenkort vicepresident – reageerde op een scherpe waarschuwing van toenmalig Eurocommissaris Thierry Breton aan Elon Musk, om de Europese regels voor sociale media te respecteren. Musk reageerde met karakteristieke directheid („Fuck your own face”). Vance had iets meer woorden nodig. Hij dreigde dat de VS niets meer in de NAVO te zoeken zouden hebben „als de alliantie niet meer pro vrije meningsuiting is”. Ofwel: blijf met je poten van onze techbedrijven af.
Met een laatste krachtinspanning legt de regering-Biden nieuwe beperkingen op aan de export van snelle AI-chips, die het rekenwerk voor kunstmatige intelligentie uitvoeren. Het ‘AI diffusion framework’ is een vergaande en complexe regulering, die maandag werd gepubliceerd, nog net voordat Donald Trump zijn intrek neemt in het Witte Huis.
De Verenigde Staten beschouwen AI-modellen zoals ChatGPT als een doorslaggevende factor om strategisch overwicht te houden in de strijd met de rivaliserende supermacht China. Dat land kan met AI zijn militaire capaciteit vergroten.
De rekenkracht voor AI-modellen komt nu hoofdzakelijk van snelle chips van de Amerikaanse marktleider Nvidia. Andere chipontwerpers zijn AMD en Intel – ook uit de VS.
De gespecialiseerde AI-chips mogen al niet naar landen als Rusland en China. Maar voortaan kunnen Amerikaanse bedrijven ze ook niet meer onbeperkt, zonder vergunning, exporteren naar 120 andere landen. Zo hopen de VS de smokkel van AI-chips naar China via tussenhandelaren te voorkomen.
Volgens de nieuwe exportregels kunnen alleen achttien Amerikaanse bondgenoten, zoals Nederland, Duitsland en Frankrijk, onbeperkt geavanceerde AI-processors kopen – zonder een stempel uit Washington. Maar 120 andere landen, waaronder ook Israël, Zwitserland of Singapore, kunnen slechts een beperkt aantal chips aanschaffen voor hun datacenters. Omgerekend gaat het per land om zo’n vijftigduizend van de snelste Nvidia-chips. Ter vergelijking: grote techbedrijven als Google of Microsoft bestellen honderdduizenden van zulke chips voor hun datacenters.
Sluipwegen afsluiten
China kan zelf beperkt AI-chips maken, omdat het land geen beschikking heeft over de EUV-chipmachines van ASML. Die exportrestrictie geldt al sinds 2020. Chinese techbedrijven proberen wel AI-chips uit het buitenland in te kopen via tussenhandelaren, of ze huren rekenkracht bij Amerikaanse datacenters. Die sluipwegen worden met de nieuwe exportregels beter afgesloten.
De meeste AI-chips worden gefabriceerd door de Taiwanese chipgigant TSMC. Dat bedrijf mag als gevolg van Amerikaanse exportbeperkingen geen AI-chips meer leveren aan Chinese klanten. De Chinese techreus Huawei probeert de sanctiemaatregelen te omzeilen via schaduwbedrijven, bijvoorbeeld in Singapore.
Ook de export van geavanceerde AI-modellen, zoals ChatGPT of Google Gemini, wordt door de nieuwe wetgeving aan banden gelegd. De ontwikkeling van AI gaat na de spectaculaire introductie van ChatGPT, twee jaar geleden, wat minder snel. Maar met de juiste hoeveelheid data en rekenkracht verwacht OpenAI opnieuw een sprong te kunnen maken. Afgelopen maand maakte het bedrijf de eerste testresultaten bekend van een nieuwe versie, O3 genaamd, die meer als een mens kan redeneren en zelfstandig nieuwe oplossingen zou kunnen verzinnen. De voorsprong van een mogelijke AI-doorbraak wil Amerika voor zichzelf behouden, en voor een aantal bondgenoten.
EU is bezorgd
De bondgenoten die Amerika onbeperkt toegang geeft tot snelle AI-chips zijn de volgende landen: Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, Italië, Japan, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Spanje, Taiwan, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zuid-Korea.
Het merendeel van de 27 EU-lidstaten staat op de lijst van landen die niet onbeperkt AI-chips kunnen kopen. De Eurocommissaris van handel en economische veiligheid, Maros Sefcovic, is teleurgesteld dat de VS EU-landen als Griekenland, Polen en Roemenië buitensluit: „Het is in het belang van de VS dat de hele EU ongelimiteerde toegang heeft tot geavanceerde AI-chips. We zijn geen veiligheidsrisico voor Amerika, maar een economische partner”, schrijft hij in een reactie.
Lees ook
De AI-datacenters van Musk, Microsoft en Meta verbruiken twee keer zoveel stroom
De VS willen de rekenkracht zoveel mogelijk op Amerikaanse bodem houden. Daarom kunnen techreuzen als Microsoft, Amazon en Google in andere landen wel AI-datacenters blijven bouwen, maar mogen ze alleen onbeperkt chips aanschaffen als de helft van hun datacenters in de VS blijft staan.
Een van de redenen dat de techreuzen hun toevlucht zoeken tot onder meer het Midden-Oosten, is dat AI-datacenters veel energie verbruiken. In Amerika is die lang niet altijd voorhanden, door capaciteitsgebrek van het netwerk en te stroperige wetgeving. Daarom zetten techbedrijven ook in op kernenergie.
„Besef dat u ook bij een geslaagde schikking altijd zult denken: ik heb niet gekregen wat ik dacht te krijgen.” Met deze woorden sloot de rechter afgelopen woensdag de drie uur durende zitting van de Ondernemingskamer, over een langer lopend conflict in een onderneming voor tuinmeubelen. Twintig jaar geleden begon de vader tuinmeubelen te importeren uit China. Drie kinderen drijven nu de zaak, die inmiddels uit vijf winkels en veertig werknemers bestaat.
Het bedrijf is onderdeel van een groep van verschillende vennootschappen. Twee aandeelhouders en bestuurders uit de groep hebben nu de Ondernemingskamer van het Amsterdamse gerechtshof ingeschakeld om beter beleid af te dwingen. Ze menen dat de tuinmeubelenzaak de laatste jaren almaar slechter presteert. De winst neemt af en in 2023/24 was er een verlies van drie ton. Ten tijde van corona was er een opleving, „omdat de mensen nergens anders heen konden, daarom kochten ze meer tuinmeubelen”, aldus de advocaat die de ontevreden aandeelhouders en bestuurders bijstaat. Volgens zijn cliënten werd er stelselmatig te positief begroot en te weinig bezuinigd op personeel en huisvesting van de winkels.
De advocaat die de oprichter van het bedrijf en zijn kinderen bijstaat, vindt dat het pleidooi van haar tegenstrever een „hoog moddergehalte” heeft. De groep van samenhangende vennootschappen om het bedrijf heen maakt steevast winst. Dat binnen die groep kapitaal heen en weer wordt geschoven – ook een van de verwijten – is een kwestie van normaal financieel beheer, en gebeurt niet omdat het bedrijf de andere vennootschappen zou „kannibaliseren”. De familie heeft onlangs ter oplossing van het geschil voorgesteld dat de ene ontevreden aandeelhouder/bestuurder 1,8 miljoen zou krijgen, voor zijn pensioen, en dat de andere zou worden uitgekocht. Maar daarover wilden de twee volgens de advocaat van de oprichter niet praten.
Een van de rechters vraagt de aandeelhouders: „Maar gaat het hier nu om wanbeleid? Is het zo erg dat wij als Ondernemingskamer in moeten grijpen? Wij zijn geen ondernemers…”
Ja, zegt de advocaat van de aandeelhouders, „binnen de groep functioneert de onderneming slecht en de bestuurders functioneren niet. Daarvoor moet een oplossing komen.”
Een andere rechter wil weten of de aandeelhouders, die een minderheid van de aandelen hebben, bij de onderneming betrokken willen blijven, dan wel uitgekocht zouden willen worden. Beiden willen blijven. De een is er vanaf het begin bij betrokken, de ander doet nog steeds samen met een familielid de „inkoop in het Verre Oosten. Maar ik ben meteen weg als dat in het belang van de onderneming zou zijn.” En de ander: „Ik ook.” Ook de kinderen, aanwezig op de zitting, willen de zaak voortzetten, en de vader wil voorlopig nog aan de zaak verbonden blijven.
De voorzitter schorst de zitting, zodat de partijen op de gang met hun advocaten, en misschien met elkaar, kunnen overleggen. Na een half uur meldt de advocaat van de oprichter: „We hebben helaas geen oplossing bereikt.” Anders dan gebruikelijk vertellen de advocaten van beide partijen vervolgens wat ze op de gang hebben besproken, over een mogelijke mediation.
De derde rechter: „U was op de gang dus heel dicht bij elkaar gekomen! Dat is een gemiste kans. Waar zit dan toch de pijn?” De eerste rechter: „Wilt u misschien ons voorlopig oordeel, over een onderdeel van het conflict?” De advocaat van de aandeelhouders: „Nee” – misschien omdat die partij nattigheid voelt. Maar dan ineens gaan ze overstag: tot 15 februari proberen de partijen met een mediator een schikking te bereiken. Als dat niet lukt, doet de Ondernemingskamer alsnog uitspraak.
Het commentaar
Herman Doeleman (Höcker advocaten) werd de afgelopen twintig jaar vaak door de Ondernemingskamer aangesteld als tijdelijk bestuurder bij familiebedrijven die intern overhoop liggen.
„De koppen raken soms zo verhit dat ze dan maar gaan procederen. Eenmaal bij de Ondernemingskamer vragen ze zich af of dat nou wel zo verstandig was. Want het is niet leuk als de Ondernemingskamer ingrijpt, dat je dan als bestuurder aan de kant wordt gezet en je aandelen tijdelijk worden geblokkeerd. Het is ook geen goed signaal als bekend wordt dat de Ondernemingskamer heeft ingegrepen. Daarom gaan ze, eenmaal bij de Ondernemingskamer, toch vaak weer met elkaar praten.”
Doeleman was ooit twee jaar bestuurder van een landelijk kinderopvangbedrijf en was ook betrokken bij een zaak in kantoorartikelen. „In al dat soort zaken probeer je alsnog een schikking te bereiken. In ongeveer acht van de tien zaken lukte dat ook wel. Als familieleden na jaren van ruzie weer met elkaar kunnen praten, is dat een mooie uitkomst.”
Tegenwoordig doet hij alleen nog zakelijke mediations, vaak het soort geschillen dat anders bij de Ondernemingskamer zou komen. „Als de partijen tijdens de zitting zeggen dat ze dat willen, kan de Ondernemingskamer ook verwijzen naar een mediator. En als dan blijkt dat het ze eigenlijk om een ontvlechting en uitkoop gaat, stimuleert de Ondernemingskamer hen al gauw om ter plekke te schikken of binnen een bepaalde termijn alsnog een compromis te bereiken.”
Ondernemingskamer Gerechtshof Amsterdam, 9 januari 2025
De pas aangetreden bijzonder hoogleraar Willem Janssen (Rijksuniversiteit Groningen en hoofddocent aan de Universiteit Utrecht) praat graag over de parallellen tussen zijn LEGO-hobby en zijn onderzoek. Dat onderzoek gaat over het Europees aanbestedingsrecht dat de kaders bepaalt waarbinnen overheden jaarlijks hun miljarden euro’s uitgeven aan zaken als infrastructuur, scholen, bushokjes, ict en zorg. En over hoe dat recht de verduurzaming van de wereld om ons heen kan aanjagen, maar dat nu nog niet doet.
Bij zijn huidige LEGO-bouwproject, het Leeuwenridderskasteel, vindt hij het leuk om te kijken of hij de blokjes ook anders in elkaar kan zetten, niet per se zoals het op de doos staat. Net als bij het aanbestedingsrecht. De regels daarin wil hij uit elkaar trekken en in een andere volgorde plaatsen, zodat overheden voortaan verplicht duurzaam moeten aanbesteden.
„Hoe belastinggeld via aanbestedingen wordt uitgegeven, bepaalt letterlijk hoe de wereld om ons heen eruitziet. Of gebouwen van gerecycled materiaal zijn gemaakt, of de bussen elektrisch rijden, of er ruimte is voor groen in een nieuwe speeltuin en of de printers in overheidsgebouwen worden gerepareerd of weggegooid. Zoals het aanbestedingsrecht nu is ingericht, vormt het een obstakel voor de groene transitie van die wereld om ons heen. De potentie van aanbestedingen als motor van verduurzaming is enorm, maar wordt te weinig benut.”
En dus – ook al was hij privé niet bijzonder veel bezig met het klimaat – drong het tot hem door: als Europa zijn klimaatdoelen wil halen, dan moet het aanbestedingsrecht anders. Half december vertelde hij in zijn oratie in Groningen hoe die wet, die regelmatig hervormd wordt en binnenkort weer aan de beurt is, volgens hem zou moeten veranderen. Hij vertelt er ook over in zijn eigen podcast en in dit gesprek met NRC in een rumoerig café met houten schommelstoelen en biologische koffie en appelsap in Utrecht.
Hoe vormt het aanbestedingsrecht een obstakel voor duurzaam aanbesteden?
„Het aanbestedingsrecht bestaat al sinds de jaren zeventig en is in een hele andere tijdsgeest ontwikkeld. Het heeft één doel: marktintegratie in Europa. Overheden moeten alle bedrijven die zich aanmelden voor een klus gelijk behandelen, dat is een recht geworden voor bedrijven. Ze mogen bijvoorbeeld geen bedrijven uit eigen land of regio voortrekken. In de wet staat inmiddels wel dat er ruimte is voor duurzaamheidsoverwegingen, maar die zijn nog steeds ondergeschikt aan marktwerking en dus ook aan de rechten van bedrijven.
„Als de gemeente Rotterdam een nieuwe school wil bouwen, zou het bijvoorbeeld duurzamer kunnen zijn om een aannemer uit de buurt te kiezen, zodat er minder transport nodig is en dus minder CO2-uitstoot ontstaat. Maar discrimineren op basis van locatie mag niet volgens de wet die gericht is op gelijke kansen voor bedrijven. Dus dan stapt een concurrent naar de rechter en zegt, waarom mocht ik niet meedoen?
„En besef: een aanbesteding is een groot feest van verliezers. De opdracht binnenhalen doet meestal maar één bedrijf, de opdracht níét krijgen doen talloze bedrijven. Het loont voor die bedrijven om te procederen. Dat doen ze ook, in honderden rechtszaken per jaar alleen al in Nederland. Dat leidt tot risico-aversie bij overheden. Duurzame eisen zijn moeilijker vorm te geven in een aanbesteding én te beoordelen. Onduidelijk is bijvoorbeeld nog wat duurzaam is in welke sector. Moet je daarvoor kijken naar CO2-uitsoot, of naar het soort materiaal dat een bedrijf gebruikt? Die onduidelijkheid geeft bedrijven de ruimte om naar de rechter te stappen als zij voelen dat ze op een oneerlijke manier een klus niet hebben gekregen. Kosten laten zich veel makkelijker vergelijken. Voor de goedkoopste optie kiezen is daarom nog altijd veiliger, dan kan een overheid tenminste hard maken waarom ze voor dat bedrijf heeft gekozen.”
Dus we moeten bedrijven minder rechten geven waarmee ze naar de rechter kunnen stappen, zei u in uw oratie.
„Ja. En in het hervormde recht zouden we overheden moeten dwingen duurzaam aan te besteden. Bijvoorbeeld dat overheden verplicht een percentage van hun totale budget duurzaam moeten uitgeven, en dat de wetgever dan ook vaststelt wat duurzaam is. Of zelfs een stap verder: dat je een opdracht zonder competitie mag geven aan een duurzaam of sociaal bedrijf. Dit klinkt nogal gek als je binnen de huidige kaders van gelijke behandeling voor alle bedrijven denkt. Maar de wet bevat nu al veel uitzonderingen. Als de nationale veiligheid in het geding is bijvoorbeeld. Waarom niet een uitzondering voor de grootste bedreiging: klimaatverandering?”
Met strenge eisen krijg je minder bedrijven die zich aanbieden. Een klassieke gedachte in de economie is dat concurrentie juist goed is om de prijzen onder controle te houden.
„Daar is nu ook veel discussie over. Mogelijk is het directe gevolg van strengere duurzaamheidseisen inderdaad dat er minder concurrentie is. Sommige bedrijven kiezen dan misschien niet meer voor overheidsopdrachten maar voor opdrachten uit de private sector. Maar het langetermijneffect is dat je er met die eisen voor zorgt dat de markt zichzelf verduurzaamt. Je zegt tegen bedrijven: hier heb je een zak geld van de overheid, maar je krijgt hem alleen als je duurzaam te werk gaat. De hoop is dat bedrijven dan zelf gaan verduurzamen om weer voor de overheid te kunnen werken.”
Kijkt u anders naar deze materie dan uw vakgenoten? En oud-studiegenoten?
„Afgelopen mei gaf ik een presentatie bij de Europese Commissie en daar zaten ze mij maar vreemd aan te kijken toen ik begon over het belang van lokaal aanbesteden, wat vaak duurzamer is. Daar vinden ze dat vloeken in de kerk. Dat snap ik wel. De Europese Commissie is verantwoordelijk voor de eenwording van de Europese markt. Maar na vijftig jaar marktintegratie bestaat die Europese markt niet, terwijl het streven ernaar de duurzame transitie wel beperkt.
„Toen ik twintig jaar geleden rechten studeerde, speelde duurzaamheid nog niet echt een rol in de studiematerie. Voor een advocatenkantoor was het een nice to have. Nu zijn er advocatenkantoren die zich volledig richten op de juridische kant van duurzaamheidsthema’s zoals circulariteit of de energietransitie. Dat moet ook wel, want de nieuwe generatie studenten dwingt dat af. Ik zie het ook wanneer ik zelf lesgeef: de nieuwe generatie juristen is heel maatschappelijk betrokken.”
Een oratie is ook altijd een moment om te reflecteren op de wetenschappelijke carrière tot dan toe.
„Ik ben anders naar de materie gaan kijken. In mijn publicaties van tien jaar geleden lees je zinnen als: het is goed dat we wat extra ruimte hebben gecreëerd om duurzaam aan te besteden. Maar nu realiseer ik mij dat ik toen nog binnen de kaders van marktintegratie en marktwerking dacht. Nu weet ik: er is nog meer ruimte nodig, en heb ik het zelfs over het verplichten van overheden om duurzaam aan te besteden.”
Lachend: „Na mijn oratie kreeg ik ook appjes van juristen op gerenommeerde functies en andere collega’s die durfden te zeggen dat ze ook met LEGO spelen. Ik ben bijna klaar met het Leeuwenridderkasteel. Mijn vrouw vindt dat ik de vierduizend blokjes als het af is weer moet afbreken, want er is nauwelijks ruimte voor in ons huis. Die discussie zal nog wel even duren.” Erg lastig bij LEGO is ook trouwens: we hebben er mooie herinneringen aan, spelen er graag mee, maar wat te doen met al dat plastic?
Met gepaste trots presenteerde de Amerikaanse fastfoodketen McDonald’s in de zomer van 2022 zijn eerste rapport over diversiteit, gelijkheid en inclusie. Onder een vrolijke illustratie van werknemers van verschillende achtergronden zette het bedrijf zijn strategieën en doelen uiteen om die waarden binnen het concern te bevorderen.
„We diversifiëren ons leiderschapsteam”, noteerde de multinational uit Chicago als doelstelling nummer één op weg naar „een meer gelijkwaardige toekomst”. Het bedrijf nam zich voor om het aandeel van „ondervertegenwoordigde groepen in leiderschapsposities in de VS per eind 2025 te verhogen tot 35 procent” – eind 2021 was dat 30 procent.
Inmiddels werkt de link onder die doelstelling niet meer. Vorige week verklaarde McDonald’s dat het sommige onderdelen van zijn diversiteitsbeleid beëindigt, waaronder specifieke doelen voor de vertegenwoordiging van minderheidsgroepen onder leidinggevenden. Ook stopt het met een programma om toeleveranciers aan te moedigen diversiteitstrainingen te ontwikkelen en meer leden van minderheidsgroepen in leidinggevende posities aan te stellen.
McDonald’s staat niet alleen. Een groeiend aantal grote Amerikaanse bedrijven, waaronder supermarktketen Walmart, vliegtuigbouwer Boeing, autoproducent Ford en bouwmarktketen Lowe’s, hebben de afgelopen maanden hun doelen op het gebied van zogeheten DEI (‘Diversity, Equity and Inclusion’) afgezwakt. Techgigant Meta liet vrijdag eveneens weten ze af te bouwen, omdat „het juridische en politieke landschap rondom diversiteit, gelijkheid en inclusie in de Verenigde Staten verandert.”
Mark Zuckerberg, bestuursvoorzitter van het moederbedrijf van Facebook, Instagram en WhatsApp, haalde vrijdag in de populaire podcast van Joe Rogan fel uit naar diversiteitsbeleid bij Amerikaanse bedrijven. Volgens hem is dat te ver doorgeschoten en wordt inmiddels „gesteld dat masculiniteit slecht is”. De wereld kan volgens Zuckerberg juist „meer mannelijke energie” gebruiken. „Ik denk dat een cultuur die agressie wat meer viert een heel eigen positieve waarde heeft.”
Daarmee is diversiteitsbeleid in het Amerikaanse bedrijfsleven op zijn retour, na een stevige opmars enkele jaren geleden in het kader van de ‘Black Lives Matter’-beweging, die volgde op de dood van George Floyd door politiegeweld in Minneapolis in 2020. Bedrijven buitelden toen over elkaar heen om ambities op het gebied van gelijke behandeling uit te dragen, trainingen rond vooroordelen te organiseren en ‘diversiteitsofficieren’ aan te stellen.
Trump uitgesproken tegenstander
De terugslag hangt samen met fel verzet in conservatieve kringen in de VS tegen die trend. Zij vechten DEI-beleid, dat ze hekelen als woke, juridisch aan, omdat ze vinden dat het ‘positieve discriminatie’ van minderheden aanwakkert. En ze voelen zich gesterkt door de herverkiezing van Donald Trump, een uitgesproken tegenstander van diversiteitsbeleid bij de overheid en in het bedrijfsleven. Naar verwachting zal zijn aankomende regering van de ontmanteling van DEI-initiatieven een prioriteit maken.
„De impact van de verkiezingen op DEI-beleid is enorm”, zei Jason Schwartz van advocatenkantoor Gibson Dunn in New York tegen persbureau AP. De firma heeft meer dan vijftig grote bedrijven geholpen hun DEI-programma’s juridisch door te lichten. „De tegenstanders van deze programma’s winnen de woordenstrijd en hebben veel momentum in de rechtszaal. Dus ik denk dat het een serieuze bedreiging is.”
Hoewel het verzet tegen diversiteitsbeleid door de terugkeer van Trump in een stroomversnelling is geraakt, begon het al eerder. Keerpunt was een uitspraak van het Amerikaanse Hooggerechtshof in juni 2023. Het Hof, dat wordt gedomineerd door conservatieve rechters, oordeelde dat positieve discriminatie bij de toelating van studenten door universiteiten en hogescholen op basis van ras ongrondwettelijk is. Daarmee maakte het een einde aan een decennialange praktijk van ‘affirmative action’, waarmee onderwijsinstellingen diversiteit van hun studenten waarborgden – een progressief stokpaardje.
Lees ook
Hof VS: onderwijs mag niet langer ‘positief’ discrimineren op basis van etniciteit of ras
Hoewel die uitspraak niet direct betrekking had op ondernemingen, liggen sindsdien ook DEI-programma’s in het bedrijfsleven onder een juridische loep. Conservatieve tegenstanders vechten diversiteitsprogramma’s aan die prioriteit geven aan historisch gemarginaliseerde groepen, omdat ze hen zouden bevoordelen ten koste van andere Amerikanen. Dat is volgens hen in strijd met anti-discriminatiewetgeving. Ze hebben de afgelopen anderhalf jaar tientallen zaken aangespannen tegen initiatieven die er bijvoorbeeld op zijn gericht dat contracten worden toegekend aan bedrijven die worden bestuurd door vrouwen of leden van minderheidsgroepen werken.
Zo kreeg het Fearless Fund, een fonds voor durfkapitaal in Atlanta, een proces aan zijn broek over een programma waarbij 20.000 dollar werd verstrekt aan kleine ondernemingen die werden geleid door minstens één vrouw van kleur. Volgens de conservatieve activist Edward Blum was dat discriminerend tegenover witte mensen. In september werd die zaak geschikt; het programma is beëindigd (durfkapitaal voor bedrijven van zwarte en latina vrouwen in de VS maakt volgens de belangenorganisatie digitalundivided ongeveer 1 procent uit van het totaal).
Bedrijven herzien nu hun DEI-beleid om ervoor te zorgen dat ze geen juridische risico’s lopen, zegt Allan Schweyer, onderzoeker bij The Conference Board, een onafhankelijke denktank in New York, telefonisch. „De uitspraak van het Hooggerechtshof heeft zijn weerslag op het bedrijfsleven, waarbij leiders inzien dat sommige programma’s – zeker alles dat te maken heeft met quota – juridisch riskant kunnen zijn. Dus als je een doelstelling hebt van 50 procent vrouwen in leiderschapsposities per 2028, kan dat worden opgevat als een quotum en juridisch worden aangevochten. Ondernemingen bekijken dat met hun juridische teams en doen aanpassingen. Tegenstanders vinden dat de slinger te ver is doorgeslagen, en nu vindt er een correctie plaats.”
Zo verklaarde Walmart, de grootste detailhandelaar ter wereld, eind november dat het geen voorrang meer zou geven aan leveranciers die eigendom zijn van vrouwen of leden van minderheidsgroepen. Daarnaast trok Walmart zich, evenals een aantal andere bedrijven, terug uit een prominente jaarlijkse rapportage van de Human Rights Campaign over de inclusie van lhbti-werknemers op de werkvloer.
‘Krankzinnige ideologie’
De stappen van Walmart volgden op een gesprek met de conservatieve activist Robby Starbuck, die bedrijven met progressief DEI-beleid aan de schandpaal nagelt op het sociale medium X. „Je zult zien dat de markt het komende jaar de bedrijven beloont die het juiste besluit nemen, en de bedrijven straft die vasthouden aan elk onderdeel van deze krankzinnige ideologie”, zei Starbuck tegen de Financial Times.
Want in het gepolariseerde politieke klimaat in de VS loopt het debat over diversiteitsbeleid hoog op. ‘DEI’ werd een verguisde term onder conservatieven, en ‘DEI hire’ een neerbuigende term voor een persoon die zou zijn aangenomen om kenmerken als etniciteit, geslacht of seksuele geaardheid, in plaats van kwalificaties. Zo werd Claudine Gay, de eerste zwarte vrouw aan het hoofd van Harvard, die vorig jaar ontslag nam na hevige kritiek over haar getuigenis tegenover het Congres over antisemitisme op de campus, door rechts aangevallen als een ‘DEI hire’.
Critici gaan zover om een volgens hen misplaatste focus op DEI de schuld te geven van een reeks debacles, waaronder de instorting van de Francis Scott Key-brug in Baltimore in maart, de val van de Silicon Valley Bank een jaar eerder en de IT-storing bij cyberveiligheidsbedrijf CrowdStrike die in juli onder meer het vliegverkeer ontregelde. Bewijs voor een direct verband ontbreekt daarbij. Momenteel wordt Kristin M. Crowley, de eerste vrouwelijke en openlijk lesbische commandant van de brandweer in Los Angeles, in die trant op sociale media bestookt met seksistische en homofobe haat. Ze zou meer bezig zijn met diversiteitsbeleid dan met het blussen van de vuurzeeën, tieren critici.
Lees ook
Brandweercommandant Los Angeles doelwit van seksistische en homofobe laster: ‘Het boeit ons niet dat je lesbisch bent, blus die brand!’
Door de herverkiezing van Trump maken vurige tegenstanders van DEI-beleid zich nu op om het Witte Huis te betrekken. Zo wordt Trumps voormalige adviseur Stephen Miller zijn plaatsvervangende beleidschef. Als hoofd van de organisatie America First Legal was Miller de drijvende kracht achter een strategie om diversiteitsprogramma’s juridisch aan te pakken. Aankomend vicepresident J.D. Vance, senator uit Ohio, diende vorige zomer een wetsvoorstel in om DEI-programma’s bij de federale overheid af te schaffen.
Positief over diversiteitsbeleid
Toch betekent dat nog niet dat alle inspanningen op het gebied van diversiteit in het Amerikaanse bedrijfsleven ten einde komen. Uit onderzoek blijkt dat Amerikaanse werknemers en zakelijke leiders vrij positief zijn over diversiteitsbeleid op de werkvloer. Zo concluderen Schweyer en zijn collega-onderzoekers van The Conference Board dat twee derde van hen vindt dat DEI een positieve invloed heeft op hun werkervaring. Ruim 75 procent van de bedrijven waar ondervraagden werken, heeft een actief diversiteitsbeleid. In totaal bleek 79 procent van de ondervraagden het met dat beleid eens: 58 procent vindt die inspanningen goed en 21 procent vindt zelfs dat er meer zou moeten worden gedaan. „Het lijkt erop dat DEI-waarden tot op zekere hoogte zijn ingebed in de activiteiten, het beleid en de cultuur van de meeste ondernemingen in de VS”, schrijven de onderzoekers.
Er zijn dan ook bedrijven die hun DEI-beleid niet terugschroeven. Zo verwerpt techgigant Apple een poging van het rechtse National Center for Public Policy Research om het concern daartoe te bewegen, werd zondag bekend. Die is overbodig, stelt het concern. „Apple is een werkgever die gelijke kansen biedt en niet discrimineert bij het werven, aannemen, opleiden of promoveren op welke basis dan ook die beschermd wordt door de wet.” Groothandelaar Costco wijst een soortgelijke campagne tegen dat bedrijf met kracht af. „Onze belofte van een onderneming die geworteld is in respect en inclusie is passend en noodzakelijk”, schrijft het.
Volgens Schweyer is het daarom „ook belangrijk om vast te stellen dat een meerderheid van bedrijven vasthoudt aan investeringen in DEI of ze uitbreidt.” Zij passen hun inspanningen op een subtielere wijze aan, constateert hij. „Misschien veranderen ze de benaming, om geen aandacht te trekken; het wordt gebruikelijker dat bedrijven het geen DEI meer noemen. Maar ze blijven het werk doen, want dat is belangrijk. Ik denk dat de meeste zakelijke leiders een cultuur van inclusie willen opbouwen.”
De trein van Manchester Piccadilly naar Crewe is geannuleerd vanwege een tekort aan personeel. De trein van Llandudno Junction, in Wales, naar Manchester Airport is vertraagd vanwege gladheid op het spoor. De trein naar Glasgow is geannuleerd „omdat meer treinen dan gebruikelijk tegelijk onderhoud nodig hebben”, volgens de omroeper.
Een paar uur rondhangen op Manchester Piccadilly maakt duidelijk waarom het in de topvijf staat van stations met de meeste treinproblemen in het Verenigd Koninkrijk. Vertragingen en annuleringen staan vermeld achter de eindbestemmingen op het elektronische informatiebord. De oorspronkelijke aankomst- en vertrektijden zijn in oranje vermeld, vertragingen knipperen erachter. Pub The Mill, boven in de stationshal, heeft volop klandizie.
Patrick Pell zit met een tupperwarebakje fruit op een bankje te wachten op zijn trein naar Saddleworth, een rit van ongeveer twintig minuten vanaf Manchester Piccadilly. Hij pendelt drie tot vier keer per week naar de bibliotheek waar hij werkt. „Op mijn route is bijna altijd tussen de tien en vijftien minuten vertraging. Voor de zekerheid pak ik altijd een trein eerder.”
Een alternatief voor de trein heeft Pell niet. Hij heeft geen auto en de bus doet anderhalf uur over de reis. Zijn treinkaartje kost 9,90 pond, omgerekend 12 euro. „En bij vertraging krijg ik 1,90 pond compensatie, nogal weinig. Treinen die op tijd komen lijkt me basic stuff, maar het is duidelijk lastiger dan ik denk. Anders zou het wel gebeuren.”
On Time Trains, een website die per Brits station alle vertragingen en annuleringen bijhoudt, berekende dat het afgelopen half jaar slechts 43 procent van de treinen op tijd op Manchester Piccadilly aankwam of vertrok. En 8 procent van de treinen viel er uit. Landelijk werd 4,2 procent van de treinen het afgelopen kwartaal geschrapt en was 67,7 procent op tijd. Of anders gezegd: drie op de tien treinen reden met vertraging.
Nationalisatie
Regeringspartij Labour wil de kwaliteit van de Britse spoorwegen verbeteren. Vanaf dit jaar komen de treinexploitanten waarvan de franchisecontracten verlopen weer in handen van de overheid. In mei wordt zo als eerste South Western Railway genationaliseerd. In de zomer en het najaar volgen C2C, een dochterbedrijf van het Italiaanse Trenitalia, en Greater Anglia. De laatste was onderdeel van NS-dochter Abellio, in 2023 verkocht aan het Britse management.
Uiteindelijk worden alle 28 spoorbedrijven zo weer publiek bezit. Onder een nieuw zelfstandig bestuursorgaan, Great British Railways, brengt Labour het management van spoor, treinen en stations weer bij elkaar, voor het eerst sinds de privatisering van de betrokken bedrijven dertig jaar geleden. De spoorlijnen en enkele tientallen treinstations waren al in overheidshanden en worden gemanaged door Network Rail.
Even klagen
De Britten hebben de stoomlocomotief en het spoor uitgevonden, begin negentiende eeuw. Daarom hangt er nog wel een zweem van nationale trots rond de spoorwegen. Evengoed klagen veel Britten nu maar wat graag over vertragingen en uitvallende treinen.
Vooral onder de Conservatieve regeringen werd de matige kwaliteit van het spoor de afgelopen jaren mikpunt van spot. Op sociale media verschijnen geregeld screenshots rond van absurd hoge prijzen voor relatief korte treinritten. De aanbieders van het vervoer bepalen hun tarieven aan de hand van de vraag en hoe ver tevoren passagiers hun reis boeken.
Reizigers bij Station Manchester Oxford Road in Groot-Brittannië.
Foto’sAdam Vaughan / EPA
Zo kostte een retour Londen-Manchester, twee keer ruim twee uur treinen, op een willekeurige maandag in oktober 369,40 pond, ongeveer 445 euro. Daar kun je ook een jaarlijks abonnement van de sportschool voor kopen, een all-invakantie naar Turkije of een kaartje voor het Glastonbury-festival, schreef socialemediadeskundige Jono Yates op LinkedIn. „Jammer dat wij Britten blijven betalen, wat ze ook vragen. Even klagen, gevolgd door ‘transactie goedgekeurd’.”
In 1994 werd onder premier John Major (Conservatieve Partij) het Britse spoor geprivatiseerd en ontstond een lappendeken aan bedrijven. De concurrentie moest efficiëntie en kostenvoordelen opleveren, maar dat liep anders. Investeringen bleven achter. Aandeelhouders kregen intussen wel dividend uitgekeerd, betaald van treinkaartjes en overheidssubsidie.
In de uithoeken van het land is er vaak maar één aanbieder van railvervoer. In drukkere gebieden overlappen netwerken van diverse bedrijven elkaar en dat kan leiden tot onduidelijkheid voor passagiers. In Manchester staan waarschuwingen op de treinen van Avanti: zorg ervoor dat je een kaartje hebt voor specifiek déze trein, want de kaartjes voor hetzelfde traject van een andere vervoerder zijn niet geldig.
Passagier Patrick Pell heeft wel eens dubbel betaald voor een rit naar Liverpool: „De trein was te vol, ik paste er niet meer bij. Ik sprong aan boord van de trein vijf minuten later, maar die was van een andere aanbieder dus moest ik opnieuw betalen.”
Geen magische oplossing
Tijdens de coronacrisis kregen vervoerders tientallen miljarden ponden steun van de overheid omdat hun inkomsten uit kaartjes in één klap wegvielen. Toch zag de Conservatieve regering zich gedwongen enkele spoorbedrijven met grote financiële problemen over te nemen. In die zin begon de nationalisatie waar Labour nu expliciet werk van maakt al in de vorige regeerperiode.
Nationalisatie betekent niet automatisch dat de punctualiteit verbetert of dat tarieven dalen, waarschuwt Paul Plummer. Hij is hoogleraar spoorstrategie aan de Universiteit van Birmingham en oud-voorzitter van de Rail Delivery Group, de koepel van treinexploitanten en Network Rail. „Dat straks alleen de overheid nog aandeelhouder is, vormt geen magische oplossing voor de problemen.”
Dat straks één instantie verantwoordelijk wordt voor de kwaliteit, op afstand van de verantwoordelijk minister, vindt Plummer wel een goed plan. „De politiek bemoeide zich tot in detail met de spoorwegen, tot het belachelijke aan toe. Ze micro-managen op het niveau van vertrektijden.”
67,7
In het laatste kwartaal van 2024 reed slechts 67,7 procent van de treinen in het VK op tijd
28
Er zijn 28 verschillende spoorbedrijven actief in het Verenigd Koninkrijk
4,2
In het laatste kwartaal van 2024 werd 4,2 procent van de treinen in het VK geschrapt
369,40
Een retour Londen-Manchester, twee keer ruim twee uur treinen, kostte in oktober 369,40 pond, zo’n 445 euro.
Door wetgeving die tijdens de coronacrisis werd ingevoerd, kreeg het ministerie van Transport daar de bevoegdheden voor. Maar alle aandacht ging volgens Plummer naar de korte termijn. „Terwijl juist structurele problemen, zoals personeelstekorten, innovatie en onderhoud, prioriteit zouden moeten krijgen. Er werken veel goede mensen bij het spoor, en die moet je de ruimte bieden verbetering te brengen.”
Great British Railways kan de manier van werken in een nu nog gefragmenteerde sector stroomlijnen, zegt Plummer. „Nu is alles fragiel. Er hoeft maar iets te gebeuren en het loopt mis met de dienstregeling.”
Als voorbeeld geeft hij de personeelsroosters. De regels ervoor verschillen per aanbieder en dat werkt problemen in de hand. Zo kunnen sommige spoorbedrijven hun personeel niet verplichten op zondag te werken. Tijdens het Europees kampioenschap voetbal afgelopen zomer hadden die vervoerders moeite hun zondagse dienstregeling rond te krijgen als Engeland speelde, en moesten ze tientallen treinen schrappen.
Hogesnelheidslijn
Op een winderig perron in Crewe, een stadje tussen Manchester en Birmingham waar veel spoorlijnen samenkomen, staat een blauw bordje: „Bestemming Crewe – HS2.” Deze High Speed Rail 2 is de nieuwe hogesnelheidslijn die hoofdstad Londen moet verbinden met Birmingham, en dan vertakt naar Leeds en Manchester.
Alleen: die HS2 komt niet meer langs Crewe. Vorig jaar oktober liet toenmalig premier Rishi Sunak (Conservatieve Partij) de aanleg van het noordelijke deel van de lijn annuleren, vanwege miljardenoverschrijdingen op de begroting.
Veel Britten zien die inkorting als ultiem voorbeeld van het wanbeleid van de Conservatieven. Vooralsnog gaat alleen de bouw door van het traject tussen Londen en Birmingham. De eerste treinen zouden ergens tussen 2029 en 2033 gaan rijden, en de kosten van het project zouden dan rond de 50 miljard pond uitkomen.
Om het noorden van het land beter bereikbaar te maken is HS2 „precies het soort infrastructuur dat we nodig hebben”, zegt Gavin Osborn. Hij wacht op perron 1 in Crewe op zijn aansluitende trein – die trouwens op tijd is. „Alleen is de lijn ons verkocht als droombeeld, zonder feitelijke onderbouwing – met die grote budgetoverschrijdingen dus als gevolg.”
Osborn vergelijkt de HS2 met een plan van oud-premier Boris Johnson, voor een brug vol bomen over de Theems in Londen. Die brug kwam er nooit, al gaf de gemeente meer dan 50 miljoen pond uit aan de voorbereiding.
De nieuwe regering van Labour staat onder druk van onder meer lokale bestuurders om geschrapte delen van het tracé toch aan te leggen, of op zijn minst een alternatief traject te bieden tussen Birmingham en Manchester. Heidi Alexader, de nieuwe Labourminister van Transport, erkent dat betere treinverbindingen in de Midlands nodig zijn, maar weigert HS2 daarvoor nieuw leven in te blazen. Gavin Osborn denkt dat het een geldkwestie is. „In dit land willen we graag topvoorzieningen, maar met zo laag mogelijke belastingen.”
Neerwaartse spiraal
Als het om de prioriteiten van Labour gaat, hebben de spoorwegen grote concurrentie van gezondheidszorg en huisvesting. En al bespaart nationalisering van het spoor de overheid door grotere efficiëntie en minder overlap op termijn zo’n 1,5 miljard pond per jaar, dit jaar stijgen de tarieven met 4,6 procent. Minister Alexander noemde het onlangs „onwaarschijnlijk” dat de kaartjes daarna goedkoper worden. Ze waarschuwde voor een „neerwaartse spiraal van lagere tarieven en slechtere dienstverlening”.
Als Great British Railways efficiënter uitpakt dan het huidige stelsel, zouden de tarieven wellicht naar beneden kunnen, zegt hoogleraar Paul Plummer. „Maar dat is altijd een politieke afweging: hoeveel laat je de belastingbetaler betalen en hoeveel de treinreiziger?” Meer dan de helft van de bekostiging van het spoor komt nu uit subsidies, de rest bestaat uit inkomsten van vrachtvervoer, treinkaartjes en catering in de trein.
Het is wel erg gemakkelijk om te roepen dat de prijzen omlaag moeten, zegt Plummer, zonder te kijken waar de belastingen dan omhoog moeten. „Uiteindelijk is het doel van beter openbaar vervoer ook duurzame economische groei en sneller klimaatneutraal worden.”
Britse rails Sporen tussen privatisering en nationalisatie
1825
Tussen Stockton en Darlington, in het noordoosten van Engeland, gaat ’s werelds eerste spoorlijn met stoomlocomotief open.
1843
De concurrentie in de sector is groot. Groot-Brittannië heeft zeventig spoorwegbedrijven.
1914
Tijdens de Eerste Wereldoorlog nationaliseert de regering het spoor, uit veiligheidsoverwegingen.
1923
De regering deelt na veel publiek debat de spoorwegen op in vier bedrijven, elk met een regionaal monopolie.
1940
Tijdens Tweede Wereldoorlog wordt het spoor weer genationaliseerd. Labour wint in 1945 de verkiezingen en belooft dat de spoorwegen een publieke voorziening blijven.
1944
Onder de Conservatieve premier John Major wordt het spoor opnieuw geprivatiseerd en komen er verschillende bedrijven voor reizigersvervoer.
2002
De fysieke spoorlijnen komen weer in publieke handen na enkele ongelukken door onvoldoende investeringen in de railinfrastructuur.
2024
Labour besluit de spoorbedrijven geleidelijk weer te nationaliseren.
Goedemorgen allemaal en welkom in een nieuw economieblog! Wie vandaag medicijnen moet ophalen, staat waarschijnlijk voor een dichte deur, want de apotheekmedewerkers staken. Met Kerst stak de rechter daar nog een stokje voor, maar vandaag zetten de vakbonden hun eisen kracht bij. Ze willen minimaal 6 procent loonsverhoging, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2024. Jorit Verkerk ging op bezoek bij apotheek Lindehof in Hazerswoude-Dorp. Daar hadden klanten wel begrip voor de staking. Voor spoedgevallen kunnen ze vandaag overigens wel terecht.
En hoe gaat het met de Blokker-medewerkers die door het faillissement van de winkelketen op straat stonden? Die hebben weinig moeite een nieuwe baan te vinden, zo lijkt het. Van de ongeveer 3.500 medewerkers hebben er tot nu toe 240 een uitkering aangevraagd. Het UWV leidt hieruit af dat de meesten snel werk hebben gevonden, want ook buiten de detailhandel zijn volop banen. Hoeveel mensen wachten op de doorstart van Blokker, nu Blokker-familielid Robert Palmer de zaak met een klein aantal franchisewinkels voortzet, is niet bekend.
Deze ochtend rapporteert het Centraal Planbureau over iets wat niet uit de lucht komt vallen: subsidies helpen nauwelijks om meer woningen uit de grond te stampen. Zolang de huizenprijzen stijgen, dragen woningbouwsubsidies nauwelijks iets bij, simpelweg omdat het ontwikkelaars ook zonder steun al nauwelijks lukt te bouwen wat ze willen. Het bekende verhaal: weinig ruimte, complexe regelgeving. Het enige dat je met subsidies – de komende jaren 5 miljard – bereikt, zijn hogere grondprijzen, en daar hebben alleen grondbezitters iets aan. Om 10 uur vanochtend brengen we een bericht over de ontwikkeling van de woningbouwprijzen.
Verder zijn vandaag de Amerikaanse beurzen gesloten, vanwege de staatsbegrafenis van oud-president Jimmy Carter.
Het economieblog van woensdag 8 januari kun je hier teruglezen.
Apotheken in Nederland beginnen vandaag een tweedaagse staking. Foto Laurens van Putten/ANP
Goedemorgen allemaal en welkom in een nieuw economieblog! Wie vandaag medicijnen moet ophalen, staat waarschijnlijk voor een dichte deur, want de apotheekmedewerkers staken. Met Kerst stak de rechter daar nog een stokje voor, maar vandaag zetten de vakbonden hun eisen kracht bij. Ze willen minimaal 6 procent loonsverhoging, met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2024. Jorit Verkerk ging op bezoek bij apotheek Lindehof in Hazerswoude-Dorp. Daar hadden klanten wel begrip voor de staking. Voor spoedgevallen kunnen ze vandaag overigens wel terecht.
En hoe gaat het met de Blokker-medewerkers die door het faillissement van de winkelketen op straat stonden? Die hebben weinig moeite een nieuwe baan te vinden, zo lijkt het. Van de ongeveer 3.500 medewerkers hebben er tot nu toe 240 een uitkering aangevraagd. Het UWV leidt hieruit af dat de meesten snel werk hebben gevonden, want ook buiten de detailhandel zijn volop banen. Hoeveel mensen wachten op de doorstart van Blokker, nu Blokker-familielid Robert Palmer de zaak met een klein aantal franchisewinkels voortzet, is niet bekend.
Deze ochtend rapporteert het Centraal Planbureau over iets wat niet uit de lucht komt vallen: subsidies helpen nauwelijks om meer woningen uit de grond te stampen. Zolang de huizenprijzen stijgen, dragen woningbouwsubsidies nauwelijks iets bij, simpelweg omdat het ontwikkelaars ook zonder steun al nauwelijks lukt te bouwen wat ze willen. Het bekende verhaal: weinig ruimte, complexe regelgeving. Het enige dat je met subsidies – de komende jaren 5 miljard – bereikt, zijn hogere grondprijzen, en daar hebben alleen grondbezitters iets aan. Om 10 uur vanochtend brengen we een bericht over de ontwikkeling van de woningbouwprijzen.
Verder zijn vandaag de Amerikaanse beurzen gesloten, vanwege de staatsbegrafenis van oud-president Jimmy Carter.
Het economieblog van dinsdag 8 januari kun je hier terug lezen.
In het veenbosgebied in West-Papoea rijden bulldozers af en aan. In razend tempo verdwijnen hier miljoenen bomen om de grond rijp te maken voor de teelt van rijst en suikerriet. De grootschalige ontbossing is nodig voor voedselzekerheid en economische groei, zegt de regering. Critici noemen het ecologische verwoesting.
De economische ambities van Indonesië zijn groot. Deze week werd bekend dat het land zich aansluit bij het internationale verbond dat bekendstaat als BRICS – een overlegorgaan van niet-westerse economieën, zoals Brazilië, Rusland en China.
Sinds de eerste tweeduizend graafmachines uit China naar West-Papoea kwamen – voor 258 miljoen dollar besteld door steenkoolmagnaat Haji Isam – is meer dan een miljoen hectare veenbos ontgraven. Een handvol rijst- en suikerriettycoons, onder wie Isam, ontgint samen met het Indonesische leger 2,3 miljoen hectare veengronden in het gebied. De komende jaren moet nog eens twintig miljoen hectare tropisch bos – een gebied twee keer zo groot als het eiland Java – wijken voor uitbreiding van de plantage-industrie. Dat leger en ook politie worden ingezet bij bescherming en uitvoering van dit voedselproject, is volgens de autoriteiten evident: voedselzekerheid is een kwestie van staatsveiligheid.
In het dorp Wanam, waar de graafmachines het eerst begonnen, is de vis al verdwenen uit het moeras, vertellen bewoners aan journalisten van het onafhankelijke weekblad Tempo. „Eerst werden we opgeschrikt door helikopters, toen kwamen onderzoekers met buisjes de grond testen en nu zijn de graafmachines gearriveerd”, zegt een pastoor. En met de graafmachines kwamen Indonesische troepen. „De militairen jagen de mensen angst aan”, vertelt dorpshoofd Kamilus Kahol uit het naburige Uliuli. Zijn dorpelingen zijn bang dat het lot van Wanam hen binnenkort ook treft.
Het aangewezen gebied van moerasbossen en savanne strekt zich uit over dertien districten, veertig dorpen met samen vijftigduizend bewoners van inheemse bevolkingsgroepen. Ze leven grotendeels van de jacht, voelen zich diep verbonden met het gebied en verzetten zich al maanden tegen de komst van de landbouwconglomeraten. Elke clan is via de geest van voorouders verbonden met specifieke dier- en plantsoorten.
„Het project wordt bruut uitgevoerd, zonder enige afspraak of overeenkomst met de lokale bevolking”, zei Pius Manu, die het woord voert namens de bewoners. Ze protesteerden vorig jaar oktober in Jakarta, gesteund door mensenrechten- en milieuactivisten. De demonstranten hadden zich ingesmeerd met witte klei, een inheemse duiding van verdriet.
Misoogsten en bosbranden
De lokale gemeenschappen vrezen niet alleen verdrijving van hun grond, maar met milieuactivisten voorzien ze ook een ecologische ramp. Door de ontginning van de veenbosgebieden komen op grote schaal broeikasgassen vrij en neemt de biodiversiteit af. Nu nog leven rond de rivier de Fly tachtig endemische vogelsoorten, naast unieke dieren als de De Bruijnpademelon, genoemd naar de Nederlander Cornelis de Bruijn die deze kangoeroeachtige in 1706 tekende.
Landbouwexperts zijn het niet eens over de haalbaarheid van de Indonesische plannen. Critici waarschuwen dat verandering van vegetatie de waterhuishouding van het moerasgebied mogelijk verstoort. Dit kan leiden tot uitdroging, waardoor misoogsten, bosbranden en grondverschuivingen kunnen ontstaan. In Kalimantan zijn hierdoor soortgelijke landbouwprojecten mislukt.
Ondanks beloftes van inspraak en compensatie hebben de protesten tot nu toe niets uitgehaald. Ook is de verplichte milieurapportage niet gemaakt. Inmiddels zijn meer militairen naar het gebied gestuurd. Dorpelingen vrezen door intimidatie te worden verdreven, schrijven Tempo-journalisten die het gebied verschillende keren bezochten.
De toegang tot West-Papoea is voor buitenlandse journalisten en onderzoekers beperkt. Al sinds 1963, toen het een Indonesische provincie werd, zijn er gevechten tussen onafhankelijkheidsbewegingen en het Indonesische leger. Hoewel het gebied rijk is aan grondstoffen, is de bevolking arm. Door achterstelling, discriminatie en repressie blijft zeggenschap over de exploitatie van de rijkdommen doorgaans uit.
Volgens het Indonesische onderzoekscentrum voor recht en economie Celios botst het juridische mandaat van het grootse voedselproject met de speciale status van West-Papoea. De aansturing vanuit Jakarta marginaliseert de regionale machtspositie en schendt lokale voorouderlijke landrechten, stellen juristen van het instituut. Afgelopen november raakte de Awyu-stam land dat deze stam claimt namens de voorouders kwijt aan het conglomeraat Indo Asiana Lestari. Dat wil er op 36.000 hectare palmplantages beginnen. Twee van de drie rechters van het Hooggerechtshof wezen de Aywu-eis af. Volgens de derde was niet aangetoond dat de plantage aan de milieueisen voldeed, maar deze rechter stond daarin alleen. Activisten vrezen dat de uitspraak de toon zet voor volgende landbouwprojecten.
Te weinig eten
Plannen daarvoor zijn er volop. De Indonesische regering maakte vorige week bekend voor de voedselproductie een duizelingwekkende twintig miljoen hectare bos- en veengebied op het oog te hebben voor grootschalige landbouw en palmplantages. Voedselzekerheid is speerpunt in het beleid van president Prabowo Subianto, die in oktober aantrad. Volgens het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties is dat noodzakelijk. In Indonesië hebben 23 miljoen mensen te weinig te eten. Een op de vijf kinderen heeft er door ondervoeding een groeiachterstand.
Studenten uit Papoea tijdens een demonstratie 1 december in Yogyakarta, Indonesië voor het recht op onafhankelijkheid van West-Papoea.Foto Devi Rahman / AFP
In 2027 wil het land niet meer afhankelijk zijn van voedselimport. Een groot deel van de rijst wordt geïmporteerd, en van die invoer wil president Prabowo af. Sterker, hij wil dat zijn land de regionale ‘voedselschuur’ wordt.
Tegen internationale verdragen in zet Indonesië met zijn landbouwplannen de deur wagenwijd open voor grootschalige ontbossing. Milieuorganisaties, zoals het Indonesische Walhi en Greenpeace, vrezen een ecologische en humanitaire ramp; afname van biodiversiteit, toename van geweldsconflicten, extra CO2-uitstoot en bosbranden die de klimaatverandering versnellen. „Voedselzekerheid klinkt goed, maar dit plan gaat niet om mensen, maar om geld verdienen”, stelt Walhi op zijn website.
Bosbouwexpert Aida Greenbury werkte twintig jaar in Indonesië als duurzaamheidsadviseur. „Ik wist niet wat ik hoorde”, zegt ze aan de telefoon vanuit Sydney. „Het is nota bene de minister van Bosbouw die twintig miljoen hectare bosgebied aanwijst om te kappen voor palmplantages. Ik zie de noodzaak van het opschalen van de voedselproductie, maar dat kan ook duurzaam. Er zijn wetten die landrechten, biodiversiteit en het milieu beschermen. Ik heb niet het idee dat die hier in acht worden genomen. Dit is absurd.”
In de clinch met de EU
Prabowo wil vooral meer palmplantages. Zijn land is nu al goed voor 40 procent van alle palmolie ter wereld. Palmplantages zijn van nationaal strategisch belang, benadrukt de president. Voor binnenlandse voedselvoorziening, maar ook voor werkgelegenheid en economische groei. Hij zet onder meer in op export van biobrandstof, belangrijk in de energietransitie. Indonesië ligt namelijk al jaren in de clinch met de EU over regulering van de palmolie-export, die ontbossing moet tegengaan. Europese voorwaarden voor duurzame productie zijn vorige maand van kracht geworden, zij het dat Indonesisch verzet het land een jaar respijt geeft.
„We moeten niet bang zijn voor ontbossing”, zei de president in zijn toespraak bij de presentatie van de landbouwplannen. „Ook palmbomen hebben bladeren die CO2 opnemen.”
Voor Europa, dat volgens hem onnodig moeilijk doet, had hij een boodschap. Importvoorwaarden? Prima. „Dan verkopen we toch niet aan jullie.”
Dat zal vooral leiden tot chaos in de Europese productie van chocolade, cosmetica en wasmiddelen, aldus Prabowo. „Indonesië redt zich wel.” Kopers genoeg. Zoals de partners in handelsblok BRICS waar Indonesië zich bij aansluit.
Indonesië is met bijna 280 miljoen inwoners de grootste economie van Zuidoost-Azië. Het heeft ambitieuze plannen voor een economische groei van 6 tot 7 procent. Waar westerse handelspartners het laten afweten, zal Indonesië zich richten op landen als China en Rusland.
De aansluiting bij BRICS is overigens geen grote politieke verschuiving: het land handhaaft zijn politiek van neutraliteit, bijvoorbeeld inzake de oorlog in Oekraïne. Indonesië wijst de invasie van Oekraïne af, maar zal niet de relatie met Rusland verbreken.
Meer corruptie
Critici vrezen dat de voedselprojecten tot meer corruptie leiden. Indonesië staat al hoog op internationale corruptieranglijsten. Afgelopen week werd oud-president Joko Widodo door het in Amsterdam gevestigde instituut Organized Crime and Corruption Reporting Project genomineerd als meest corrupte leider van 2024. Het voedselproject in West-Papoea begon in 2023 onder zijn regime, waarbij toenmalig minister van Defensie Prabowo Subianto de coördinatie kreeg. De exploitatie van de akkers wordt daarom uitgevoerd door het leger en een handvol industriëlen, onder wie steenkoolmagnaat Haji Isam.
Het Sentani-meer in West-Papoea. Een handvol rijst- en suikerriettycoons ontgint met het Indonesische leger 2,3 miljoen hectare veengronden in het gebied. De komende jaren moet nog eens twintig miljoen hectare tropisch bos wijken voor uitbreiding van de plantage-industrie. Foto Alain Compost / Biosphoto via AFP
Deze tycoon, afkomstig uit de provincie Kalimantan, speelde een belangrijke rol bij de verkiezingscampagne van Widodo in 2019 en bij de verkiezing van Prabowo in 2024. In de Indonesische wereld van diensten en wederdiensten, door politicologen geduid als crony capitalism (vriendjeskapitalisme), is het niet ondenkbaar dat Isam in ruil voor zijn campagnebijdragen kan profiteren van grote staatsprojecten.
Isam vergaarde zijn fortuin niet zonder schandalen. Zelf was hij in 2021 betrokken bij omkoping in een belastingzaak. Zijn oom Sahbirin Noor, gouverneur van Zuid-Kalimantan, werd beschuldigd van corruptie, waaronder gesjoemel met vergunningen. Afgelopen november achtte een rechter die beschuldiging onterecht. Een controversieel besluit, aldus de voorzitter van anticorruptiebureau KPK, die stelt dat het bewijs tegen Noor overweldigend is.
Mogelijk had Isam invloed op de uitspraak. Want zijn invloed is de laatste jaren aanzienlijk gegroeid. The Jakarta Post zette onlangs politieke benoemingen rond zijn persoon op een rij: neef Amran Sulaiman is nu minister van Landbouw, Isams zwager Sulaiman Umar is onderminister van Bosbouw. Minister van Transport Dudy Purwagandhi, minister van Publieke Werken Dody Hanggodo en minister van Milieuzaken Hanif Faisol Nurofiq zijn eveneens verbonden met Isam. Purwagandhi en Hanggodo werkten in zijn conglomeraat Johnlin Group en Nurofiq was ambtenaar bij het regionale overheidsdepartement voor Bosbouw in Zuid-Kalimantan, waar Isam veel contact mee had voor zijn mijnbouw- en plantagebedrijven in Kalimantan. Hij had een verdacht snelle carrière naar het ministerie van Bosbouw en Milieu, vermoedelijk vanwege zijn contacten met Isam.
Memes van een jongetje dat ijverig afkijkt en het huiswerk overpent van het jongetje naast hem, X staat er op dit moment vol mee. Ze verwijzen naar Mark Zuckerberg, de baas van Meta (Facebook, Instagram en Threads) die dinsdag aankondigde dat Meta stopt met externe factcheckers en moderatoren. Hij treedt daarmee in de voetsporen van Elon Musk, die daar op socialemediaplatform X al eerder mee begon.
Wat houdt die werkwijze van X precies in? En wat betekent het dat Meta die nu overneemt? Acht vragen over hoe X functioneert en welke weg Meta nu inslaat.
1 Wat heeft Musk dan gedaan op X?
Toen Musk ruim twee jaar geleden Twitter overnam en er X van maakte, voerde hij een aantal radicale veranderingen door. Het bedrijf moest hierdoor niet alleen veel efficiënter en innovatiever worden, maar vooral veel minder politiek. Er moest een einde komen aan ‘censureren’, zoals Musk het noemt. Een term die Donald Trump ook vaak gebruikt en die Zuckerberg dinsdag ook een aantal keer in de mond nam.
Mensen van wie het X-account was geblokkeerd, onder wie Donald Trump zelf, kregen onder Musk gelijk de toegang terug. Ook ontsloeg hij de teams die moesten beoordelen of inhoud over wettelijke en morele grenzen ging.
De beleving op X is sindsdien behoorlijk veranderd. Er wordt minder omstreden inhoud geweerd, zoals mogelijk discriminerende opmerkingen en propaganda.
2 Is dat erg?
Daarover kun je van mening verschillen. Sommige mensen vinden dat X vrijer is geworden en er daardoor op vooruit is gegaan. Anderen dat het een soort onoverzichtelijk open riool is geworden en daarmee geen plek meer voor grappig, snel en actueel debat.
Uiteindelijk tellen de gebruikersaantallen en daarover weten we weinig zeker. X is een bedrijf en het aantal (actieve) gebruikers is concurrentiegevoelige informatie.
Volgens de zelfrapportages aan de Europese Commissie heeft X ruim 100 miljoen gebruikers in de EU. De verschillende Meta-platformen bij elkaar opgeteld hebben zo’n 259 miljoen gebruikers in de EU.
3 Wordt er bij X dan niets meer gecontroleerd?
Jawel. X heeft – overigens net als andere grote online platformen – systemen die geautomatiseerd filteren op verboden uitingen, zoals het verspreiden van kindermisbruikmateriaal of het aanzetten tot terrorisme. Die systemen (algoritmen) kunnen geautomatiseerd posts onvindbaar maken en accounts blokkeren. Dat gebeurt met miljoenen posts per dag.
Bij twijfel of klachten kijkt er in uitzonderlijke gevallen nog een mens naar.
4 En hoe gaat dat bij moeilijkere categorieën zoals misinformatie (onjuiste berichten), desinformatie (opzettelijk onjuiste berichten) en bijvoorbeeld racisme?
Voorheen waren daar mensen voor ingehuurd, die konden ingrijpen als bijvoorbeeld een bericht viral ging met klinkklare en gevaarlijke onzin. Moeilijk werk, omdat er een grote grijze categorie is. Zowel Twitter als Meta kwamen om die reden tijdens de Covid-pandemie herhaaldelijk onder vuur te liggen en werden beschuldigd van censuur.
Direct na de overname van Twitter ontsloeg Musk zo’n 4.400 medewerkers die dit werk deden. Het is niet helemaal duidelijk hoeveel het er voor die tijd waren. Wel dat het ontslag een expliciete beleidswijziging betekende.
Nu zijn er geen mensen meer die voortdurend actief de inhoud monitoren en in de gaten houden of misinformatie groot wordt gemaakt.
Dat systeem is vervangen door wat X ‘Community Notes’ noemt. Dat komt er op neer dat een selecte groep vrijwilligers een briefje met context aan posts van andere gebruikers kan hangen, om op die manier duidelijk te maken dat de inhoud discutabel is. Zo’n notitie moet een bronvermelding hebben.
Of een notitie daadwerkelijk wordt toegevoegd, wordt beslist door een algoritme. Dat zou zo zijn geprogrammeerd dat het er steeds voor waakt dat verschillende perspectieven zijn gewogen.
5 Hoeveel moderatoren zijn er nog bij de grote socialemediabedrijven?
De belangrijkste bron van informatie voor dit soort aantallen zijn de transparantierapporten die grote online platformen moeten publiceren volgens de Europese Digitaledienstenwet (DSA). Daardoor is er iets meer informatie beschikbaar gekomen waardoor de bedrijven onderling te vergelijken zijn en over de werking van hun algoritmen.
Daaruit blijkt dat er voor X wereldwijd nu nog 1.275 mensen aan de inhoudmoderatie werken. Tot eind 2023 sprak één daarvan Nederlands, maar in mei 2024 bleek die ook geschrapt.
Meta heeft momenteel zo’n 40.000 mensen die werken aan ‘trust and safety’. Van hen zijn er zo’n 15.000 specifiek bezig met het beoordelen van inhoud, 54 daarvan voor het Nederlandse taalgebied.
6 Is Community Notes een effectief systeem?
Matig. Er zijn de afgelopen twee jaar veel voorbeelden gedocumenteerd waaruit blijkt dat het systeem te traag is om de verspreiding van desinformatie en misinformatie te stoppen, bijvoorbeeld over de oorlog in Gaza. Een groot deel van misleidende posts krijgt geen ‘note’. De berichten die dat wel krijgen, zijn tegen die tijd al zo vaak gedeeld en dus zo ver verspreid dat het briefje met context niet zoveel zin meer heeft. De kwaliteit van de notes en de bronvermelding is wel goed, blijkt uit steekproeven.
7 Hoe ging Meta de afgelopen jaren om met inhoudschecks?
Het is een langdurige worsteling gebleken. Daarbij is de achterliggende vraag voor alle online platformen: in hoeverre zijn ze slechts neutrale doorgeefluiken, en wanneer zijn ze ook verantwoordelijk voor de inhoud die ze helpen verspreiden? Vragen waar uitgevers van ‘traditionele’ media bekend mee zijn.
Na de verkiezingen van 2016 (waarbij Trump voor het eerst aan de macht kwam) kreeg Facebook veel kritiek vanwege de vele misinformatie en desinformatie , die in de verkiezingscampagne op het platform was verspreid. In reactie daarop zette het bedrijf een uitgebreid systeem van moderatie op. Het ging ook gebruikmaken van externe factcheckers, waaronder internationale persbureaus zoals AP en AFP.
Het werk van moderatoren kwam al snel onder vuur te liggen. Het bleken nare onderbetaalde banen. Terwijl het om complexe beslissingen gaat met soms veel impact voor betrokkenen. Met name rechtse en conservatieve opiniemakers klaagden de afgelopen jaren steen en been dat onder het mom van veiligheid en fatsoen eigenlijk censuur werd bedreven op hun meningen.
Meta deed voortdurend bijstellingen. Er werd bijvoorbeeld een toezichtsorgaan (Oversight Board) opgericht van vooraanstaande externe deskundigen, die achteraf over omstreden besluiten oordeelden, zoals over het blokkeren van accounts van publieke figuren. En de algoritmen worden voortdurend aangepast. Dan weer meer nieuws en actuele discussies, dan juist weer meer kinderfoto’s en kattenvideos.
8 Gelden de aankondigingen van Zuckerberg ook voor gebruikers in Europa?
Zuckerberg benadrukte in zijn boodschap dat de wijzigingen in eerste instantie alleen voor de VS zijn. Woensdag bleek echter dat het bedrijf ook een andere aanpak in de EU wil. Het heeft voornemens daaromtrent naar de Europese Commissie (EC) gestuurd, die daar nog op moet reageren, zo meldt de NOS.
De wetgeving in de VS is heel anders dan in de EU. De EU heeft sinds 2022 de Digitaledienstenwet. Onder die wet hebben vooral de grote online platformen (met meer dan 45 miljoen gebruikers per maand in de EU) een stuk meer verplichtingen en verantwoordelijkheden gekregen. Niet zozeer voor wat gebruikers publiceren, maar wel voor de manier waarop de bedrijven daarmee omgaan. Want het maakt nogal uit of je iemand ergens in een hoekje iets laat roeptoeteren, of dat je die persoon een megafoon geeft als blijkt dat mensen er graag op klikken.
De DSA eist transparantie over de werking van de algoritmen. En verantwoordelijke inzet daarvan. Dus bijvoorbeeld niet om kinderen commercieel te exploiteren en te bombarderen met op hen gerichte advertenties. De EC is tegen meerdere platformen een onderzoek gestart, vanwege vermoedelijke overtreding van de DSA. Daaronder X en Meta.
De EU hoopt dat de wetgeving in andere delen van de wereld wordt gekopieerd. Dat is gemakkelijker in de handhaving van mondiaal opererende bedrijven.
Zuckerberg gebruikte zijn videoboodschap ook voor een soort oorlogsverklaring aan andere jurisdicties, waaronder de EU, die hij als een soort vijanden van de vrijheid van meningsuiting typeert.
„Europa heeft een steeds groeiende hoeveelheid wetten die censuur institutionaliseren en het moeilijk maken daar iets innovatiefs te bouwen.”
Samen met de nieuwe Amerikaanse regering wil Meta daartegen ten strijde trekken. Het ziet er dus niet naar uit dat de VS op korte termijn Europese wetgeving zullen kopiëren.