Is het duet voorbij? En moeten ze nu solo verder? Veertien jaar nadat het Amerikaanse ministerie van Justitie de fusie goedkeurde van Live Nation en Ticketmaster, gaat het ministerie nu alsnog proberen de muzikale partners te scheiden.
Live Nation Entertainment is de grootste organisator van concerten in de wereld. In Nederland verzorgt het bedrijf onder meer de festivals Lowlands, Pinkpop en North Sea Jazz. Het Nederlandse bedrijf Mojo Concerts is sinds 2006 onderdeel van Live Nation. Ook de Amsterdamse concertzalen AFAS Live en Ziggo Dome behoren tot de groep. Bedrijfsonderdeel Ticketmaster is ’s werelds grootste verkoper van toegangsbewijzen voor concerten en sportwedstrijden.
Dat betekent heel concreet: wie een concert van Live Nation wil bezoeken in een zaal van Live Nation, kan vrijwel altijd alleen kaartjes kopen bij Live Nation.
Die koppelverkoop is voor muziekfans wereldwijd al jaren een grote ergernis. Ze klagen over slechte service, hoge prijzen en slappe maatregelen tegen clandestiene kopers van grote hoeveelheden kaartjes die de tickets tegen woekerprijzen doorverkopen.
In november 2022 bereikte de kritiek een hoogtepunt. De aanleiding: de kaartverkoop voor de ‘Eras Tour’, de eerste tournee in vijf jaar van de Amerikaanse superster Taylor Swift. De website van Ticketmaster kreeg zoveel bezoekers dat de site crashte. Volgens Live Nation kwam dat door de ongekende en overweldigende interesse in de concerten van Swift. Volgens critici had het bedrijf te weinig maatregelen genomen om de belangstelling te verwerken.
Die ergernissen bereikten ook het Amerikaanse ministerie van Justitie. De Federal Trade Commission (FTC), onderdeel van het ministerie dat toeziet op eerlijke concurrentie in de VS, zou deze week bekendmaken dat ze een rechtszaak aanspant tegen fusiebedrijf Live Nation Entertainment. Het bedrijf zou misbruik hebben gemaakt van zijn marktmacht en afspraken rond de fusie in 2010 meerdere malen hebben geschonden. De FTC zou al sinds 2022 onderzoek doen naar machtsmisbruik van Live Nation Entertainment.
In 2010 waren er al grote bezwaren tegen het samengaan van de concertorganisator en de ticketverkoper. Als de twee grootste partijen in aangrenzende sectoren samengaan, stelden critici, krijg je een gigant die kleinere concurrenten simpel uit de markt kan drukken. Ook in Nederland klonken dergelijke klachten, onder meer van ticketwederverkoper TicketSwap.
Destijds keurde de regering-Obama de fusie echter goed na afspraken met beide partners. Concertorganisator en ticketverkoper mochten hun diensten niet bundelen. Live Nation mocht niet bepalen dat concertzalen, poppodia en stadions exclusief hun tickets moesten verkopen via Ticketmaster. Die afspraken, stelde het ministerie van Justitie laatst, werden keer op keer geschonden. En nu is dus de maat vol.
‘Overwinning voor de fans’
In de VS geldt de rechtszaak tegen Live Nation Entertainment als een van de belangrijkste mededingingszaken die de FTC is gestart onder de Amerikaanse president Joe Biden. Bij diens aantreden beloofde Biden dat hij strenger de anti-concurrentiewetten in de VS zou gaan handhaven. „Kapitalisme faalt als er geen gezonde concurrentie is”, stelde Biden.
De federale toezichthouders hebben de afgelopen jaren onder meer zaken gevoerd tegen Apple, Amazon en Google. Volgens president Biden zorgt de toenemende concentratie in het Amerikaanse bedrijfsleven dat consumenten meer moeten betalen voor allerlei producten en diensten, bijvoorbeeld toegangsbewijzen voor concerten en sportevenementen.
„Dit nieuws is een overwinning voor de miljoenen Amerikaanse fans die zijn uitgebuit, genaaid, opgelicht en regelrecht beroofd door deze corrupte en hebzuchtige entiteit”, aldus congreslid Bill Pascrell op X. De Democraat uit New Jersey strijdt al langer tegen het de facto monopolie van Live Nation Entertainment. „Live Nation en Ticketmaster hadden nooit mogen fuseren.” Als er een bedrijf is dat het dichtst komt bij de belichaming van Darth Vader (de slechterik uit Star Wars) en Lord Voldemort (Harry Potter), dan is het Live Nation, aldus Pascrell.
De gewenste opsplitsing van het bedrijf is niet voldoende om de rechten van concertbezoekers te verbeteren, stelden critici in de Amerikaanse pers. Het ministerie van Justitie zou ook maatregelen moeten nemen om exclusieve afspraken tussen concertorganisatoren, podia en ticketverkopers te voorkomen.
Bij de koop van een vliegticket of een huis, opening van een bankrekening en soms het aanmaken van een online account is belangrijk dat vaststaat wíé dat doet. En dan wordt een proces dat digitaal begon weer fysiek. Met een bezoek aan een notaris, die kijkt wie ze voor zich heeft, meesturen van een paspoortkopie met andere documenten, of met een paspoort waarvan een scanner de chip uitleest en iemand die de foto vergelijkt met de persoon voor zich.
„We hebben nog allerlei handmatige checks en controles”, zegt Guus Stigter, als ondernemer volop bezig met beveiliging van digitale identiteit. „Omdat we geen manieren hebben om online met zekerheid iemands identiteit vast te stellen.”
In de online wereld kunnen identiteiten gekopieerd zijn of vervalst. Mensen kunnen zich voordoen als een ander. In een fysiek paspoort zit tenminste een unieke chip, die het door de koppeling met de basisadministratie van de overheid mogelijk maakt met zekerheid vast te stellen wie bij die chip hoort, en dus bij het paspoort.
Stigter (39) en zijn zakenpartner Boris Goranov (48) werken met hun bedrijf Ubiqu in Delft aan de beveiliging van digitale identiteiten. „Wij bootsen digitaal na wat fysiek al gebeurt. Bij de notaris komen met je paspoort, bijvoorbeeld – dat kun je straks digitaal ook doen”, zegt Stigter.
Hoogste beveiligingsniveau
Bij Ubiqu doen ze dat door een ‘wallet’ met documenten op een telefoon te koppelen aan een chip buiten die telefoon, die op een beveiligde plek is opgeslagen en met cryptografie is versleuteld. Op hun techniek daarvoor hebben Goranov en Stigter patent voor Europa en de VS. Ze is binnen de EU gecertificeerd en daarmee goedgekeurd voor het hoogste digitale beveiligingsniveau.
De behoefte aan veilige digitale identiteiten groeit. Mensen en bedrijven regelen steeds meer online. Tegelijk nemen, mede door allerlei gratis en laagdrempelige toepassingen van kunstmatige intelligentie, misleiding en misbruik daar toe. Stemmen en foto’s kunnen gemakkelijk worden vervalst. „Voor data die ertoe doen, is het daardoor steeds belangrijker de herkomst ervan te kunnen herleiden”, zegt Goranov. „De kosten om fake te genereren zijn naar nul gegaan. Je moet nu juist kosten maken om te kunnen bepalen of iets nep is.”
Goranov, Stigter en hun twintig medewerkers zitten in Delft in een bedrijfsverzamelgebouw met andere techstartups van onderzoeksinstituut TNO, de gemeente en de Technische Universiteit. In 2023 was Ubiqu’s omzet voor het eerst meer dan een miljoen euro.
Tot nu toe verdienen ze vooral aan digitale ‘sleutels’. Dat is het specialisme van Goranov, de techneut van de twee, die het bedrijf in 2010 begon. Met zo’n unieke cryptografische sleutel kun je een digitaal slot openen. De sprong naar identiteitsdocumenten is kleiner dan hij misschien lijkt: ook die moeten uniek en veilig zijn.
Naar de VS
Goranov en Stigter kregen onlangs te horen dat het Amerikaanse ministerie van Binnenlandse Zaken Ubiqu heeft toegelaten tot een overheidsprogramma om een digitaal identiteitssysteem te ontwikkelen voor de VS. Aan zes bedrijven is daarvoor elk 1,7 miljoen dollar toegekend voor een periode van twee jaar. Goranov: „De Amerikanen zoeken naar een app voor op hun mobiele telefoon die open source is [software waarvan de broncode publiek is], en die tegelijkertijd net zo veilig moet zijn als die chip op een paspoort. Iedereen is nu bezig dat soort dingen te bouwen, maar doet dat dan steeds mét de Amerikaanse techreuzen – die ook de mobiele telefoons maken. Wij ontkoppelen dat. En zelfs de Amerikaanse overheid vindt die onafhankelijkheid wel interessant.”
Lees ook Veilig gegevens delen? Straks heeft iedereen zijn digitale identiteit in een ‘wallet’ op zijn telefoon
Deze week werd de Europese verordening voor een digitale identiteit van kracht, die elke EU-lidstaat verplicht zijn burgers uiterlijk per mei 2026 een veilige digitale ‘portemonnee’ voor hun persoonsgegevens te bieden. Die kunnen ze dan gebruiken om online diensten af te nemen. Goranov: „In Amerika zijn ze op hun eigen manier bezig hetzelfde aan te pakken.”
Tussen Europa en de VS bestaan grote historische en culturele verschillen op identificatiegebied. Zo missen de Amerikanen een centrale basisadministratie, waarmee een nationale overheid bijvoorbeeld paspoorten kan verstrekken. Veel identificatie gaat er met rijbewijzen, verstrekt door lokale overheden. In de EU hebben de meeste landen, waaronder Nederland, sinds Napoleon wel zo’n centrale registratie. Nu werken de EU en de VS allebei aan systemen voor digitale identificatie en groeien ze op dit vlak naar elkaar toe, schetsen Stigter en Goranov. Die ontwikkeling is versneld door de coronapandemie, toen een groot deel van het leven noodgedwongen digitaliseerde.
De coronapandemie heeft ook de angst voor een surveillancestaat aangewakkerd. De weerstand tegen centrale databases en overheden die online alles kunnen volgen is groot.
Gornanov: „Ja, maar dat heeft de EU wonderbaarlijk goed opgepakt. Ze hebben lessen getrokken uit de ervaringen tijdens de pandemie. Om die vaccinatiepassen met QR-codes op mobiele telefoons te krijgen, bleek toestemming van Apple en Google nodig. Mede daardoor hoor je EU-leiders nu voortdurend over digitale soevereiniteit. En mede vanwege de toen ervaren weerstand tegen centrale databases is het technologisch concept voor het bouwen van de IT fundamenteel anders bij het Europese digitale paspoort.”
Dat moeten jullie uitleggen. In kleine stapjes graag.
„Nu is het nog zo dat al die grote databases met informatie over jou met elkáár over jou kletsen. Organisaties hebben voortdurend toegang nodig tot data van andere organisaties. In verband met privacy en beveiliging moet je dat weer beperken met regels en handhaving. Omdat je nooit kunt garanderen dat databases niet worden leeggetrokken door onbevoegden, moet bijvoorbeeld worden geregistreerd wie inlogt. Die moet je dan weer inspecteren, et cetera.
„Met de Europese digitale identiteit bepaal jíj straks met wie je jouw data uitwisselt. Jij gaat naar een database toe, bijvoorbeeld van het Kadaster of een zorginstelling, en je zegt: ‘hoi, ik ben burger, ik ben Boris, mag ik al mijn data?’ Die bewaar je vervolgens zelf, in je wallet. En jij bepaalt met wie en waartoe je die data deelt. Bijvoorbeeld omdat je je ergens moet identificeren.
„Zelf je data ophalen, beheren en delen heeft twee grote voordelen. Eén: je stemt zelf altijd expliciet in met het delen ervan. En twee: je houdt zelf een log bij van wat je hebt gedeeld en wat niet. Je kunt toestemming dan ook gemakkelijk weer intrekken.”
Goranov praat enthousiast over de mogelijkheden die ontstaan door identiteitswallets. Die kunnen een eind maken aan de machtige positie die centrale databases de afgelopen zestig jaar hebben gekregen in de digitale infrastructuur, en die in zichzelf een beveiligingsprobleem vormt. Want als een hacker toegang tot zo’n database weet te krijgen en data wijzigt, kan dat ingrijpende gevolgen hebben.
Als mensen straks hun data zelf veilig beheren, aldus Goranov, is de database gewoon weer een van de bronnen van basisinformatie en „kun je op schaal heel complexe processen digitaliseren, zonder daarvoor te centraliseren en databases te combineren”. Als voorbeeld noemt hij het elektronisch patiëntendossier. „Als je zelf je medisch dossier bezit en bepaalt met wie je het deelt, hoeft dat niet centraal, met alle moeilijke privacyvragen. Maar daarvoor is dan wel zo’n stelsel met identiteits-wallets nodig.”
Wat is jullie bijdrage daaraan?
Goranov: „Wij zorgen dat het veilig kan.” Stigter: „Als je echt onbetwiste veiligheid wilt, heb je een fysieke chip nodig die exclusief bij jou hoort en beschermd is tegen stelen of klonen.” Denk aan die chip in het paspoort. „Je ziet het ook bij bankenapps”, zegt Stigter. „Bij grote transacties is toch een reader nodig, omdat ze de sleutel in hun betaalapps niet helemaal vertrouwen.”
Mobiele telefoons hebben ook beveiligde chips, maar die zijn dus gebouwd door de bedrijven die ook de telefoons maken. Daardoor beheren die bedrijven, en niet de gebruikers zelf, de toegang tot de digitale identiteit van de gebruiker.
Stigter: „Wij kunnen op afstand een chip aan een telefoon koppelen, met dezelfde securitygaranties alsof die chip lokaal zit. Gebruikers hebben hierdoor controle over hun eigen identiteit, zonder dat Apple of Google daar invloed op heeft. Die koppeling, dat is onze innovatie’.”
Maar als die chip en die telefoon moeten communiceren, is er toch een verbinding die je kunt hacken?
Goranov: „Dat probleem is opgelost. Het is niet zo moeilijk die technologie veilig te maken. Het moeilijke is juist het fysieke. Een lokale chip kun je hacken. Maar door de koppeling die we maken, beschermen ze elkaar. De telefoon beschermt de servers – de beveiligde datacenters met de gekoppelde chips – en de servers beschermen de telefoons. Je hebt allebei nodig om te kunnen handelen.”
Ik word nog banger mijn telefoon kwijt te raken. Hoe zit het met het risico op identiteitsdiefstal als iemand toegang tot jouw telefoon heeft?
Goranov: „Dat bestaat. Dwang tot het delen van persoonlijke informatie is altijd een probleem, ongeacht of de opslagmethode fysiek, digitaal, centraal of decentraal is.
„Identiteitsdiefstal begint overigens meestal met simpele kwetsbaarheden, zoals een rondslingerend burgerservicenummer of een fysieke paspoortkopie. Goed beschermde digitale kluizen voorkomen veel ouderwetse datalekken en onnodig delen van gevoelige gegevens.”
Maar de impact wordt groter. Als iemand je dwingt toegang te geven tot je digitale identiteit in je telefoon, kan die er ook je huis mee verkopen.
Goranov: „Ja. De consequenties zijn gigantisch als het misgaat. Iemand die over jouw identiteit beschikt, kan bij wijze van spreken je kinderen ter adoptie aanbieden, je huis verkopen en duizend langlopende abonnementen afsluiten.
„We digitaliseren nu processen en transacties die er echt toe doen. Daar moet maatschappelijk debat over zijn. Je kunt bijvoorbeeld ook besluiten dat voor sommige transacties een fysiek bezoek aan de notaris nodig blijft.
„Maar net als in fysieke wereld zijn onder dwang of door misleiding tot stand gekomen overeenkomsten nietig. En met je toekomstige sterke digitale identiteit kun je juist ook je eigen data herstellen en beheren. Bijvoorbeeld op een nieuwe telefoon. Dat is de andere, prettiger kant van de medaille.”
De maatschappelijke veranderingen zijn onomkeerbaar, benadrukken Goranov en Stigter. Online en offline zijn vermengd. De jongste generaties zijn ‘digitale nomaden’, waar hun ouders nog ‘digitale immigranten’ waren.
„In de offline, fysieke wereld hebben we een leger dat onze territoriale soevereiniteit beschermt”, zegt Goranov. „Digitaal werkt dat helaas niet zo. Hoewel er mogelijk ook een overheidstaak ligt.”
Waar de overheid faalt, slaagt het bedrijfsleven. Het was het veelvuldig getwitterde mantra van opiniemaker Sywert van Lienden, toen hij in 2020 midden in de coronacrisis beweerde samen met KLM en CoolBlue het nationale mondkapjestekort op te gaan lossen. Ook minder omstreden partijen hanteerden de afgelopen jaren dit uitgangspunt. Denk aan de stichting Open Nederland bij het opzetten van een ‘coronatestsamenleving’ in 2021. Of aan de gezamenlijke energiebedrijven bij het uitvoeren van de subsidieregeling voor gestegen energiekosten, vorig jaar. Het zijn private partijen, maar ze losten een publiek probleem op.
Nu dient zich een nieuwe private speler aan, op een terrein waar niemand aan het falen van de overheid twijfelt: de hersteloperatie na het Toeslagenschandaal. De stichting (Gelijk)waardig Herstel, met prinses Laurentien als voorzitter, nam via een pilot met ruim duizend ouders de afgelopen maanden vrij geruisloos een deel van het contact met getroffenen over, en streeft naar een grotere rol in de hersteloperatie.
De stichting zegt haar activiteiten snel te kunnen opschalen, maar of dat gaat gebeuren, is sinds deze week onzeker. De NOS berichtte eerder deze week dat door de gulle methode van de stichting om ouders te compenseren, ook wel omschreven als de ‘methode-Laurentien’, de totale kosten van de hersteloperatie met 5 miljard euro zouden kunnen oplopen, tot een astronomische 14 miljard euro in totaal.
Demissionair staatssecretaris Aukje de Vries (Toeslagen, VVD) liet daarop weten dat het voortzetten van de samenwerking met de stichting na de pilot, die net is afgerond, nog geen uitgemaakte zaak is: „We hebben bij de aankondiging van deze pilot altijd gezegd dat het uitlegbaar moet zijn.”
Het demissionaire kabinet neemt er later deze maand een besluit over. Tot het zover is, geeft De Vries geen verdere toelichting, laat ze via een woordvoerder weten.
Nederland uit de klem
„We hebben geen keuze”, zei Ingrid Thijssen, voorzitter van werkgeversorganisatie VNO-NCW en een van de initiatiefnemers, in het eerste verslag van de stichting dat afgelopen maart verscheen. „Het wordt tijd dat we Nederland uit de klem halen van de Kinderopvangtoeslagaffaire.” Volgens Thijssen wilde het Nederlandse bedrijfsleven „vanuit intrinsieke motivatie” de schouders onder de hersteloperatie zetten: „We zijn het aan onze mede-inwoners verplicht.” Bij het initiatief zijn veel grote bedrijven betrokken, waaronder banken als ING en ABN Amro, verzekeraars Nationale-Nederlanden en Aegon en letselschade-experts van onder andere KPMG en Eiffel.
De ambities zijn immens. De stichting van Laurentien „vaart op de inschatting” de komende twee jaar ongeveer 25.000 gedupeerde ouders te kunnen helpen met het vaststellen van een definitief schadebedrag, zo is in het verslag te lezen. Dat komt neer op vrijwel alle slachtoffers met zogeheten aanvullende schade, die menen dat ze méér schade hebben geleden dan de 30.000 euro die het ministerie van Financiën na de eerste beoordeling heeft uitgekeerd. Volgens (Gelijk)waardig Herstel kan dat werk al in de zomer van 2026 klaar zijn.
Of de pilot een vervolg krijgt, is volgens het ministerie van Financiën niet zeker
Vergelijk dat met de hersteloperatie van de overheid, die in 2020 begon en die zoals bekend volledig is vastgelopen. De Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT), onderdeel van het ministerie van Financiën, heeft inmiddels ruim 35.000 ouders als gedupeerde aangemerkt, maar bij slechts een fractie van hen is het schadebedrag definitief vastgesteld. De afhandeling van bezwaarschriften verloopt moeizaam, de Commissie Werkelijke Schade die het definitieve eindbedrag moet vaststellen, krijgt maar een handvol dossiers per week verwerkt. Volgens de Inspectie Toeslagen worden ernstig gedupeerde ouders en hun kinderen door het uitblijven van fatsoenlijk rechtsherstel opnieuw geschaad.
Ook gemeenten, die aanvullende ondersteuning bieden aan gedupeerden, kunnen het aantal aanvragen van gedupeerden niet meer aan, waarschuwde Peter Heijkoop, wethouder in Dordrecht en bestuurder bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), onlangs in NRC. De gemeenten vrezen dat de hele hersteloperatie tot 2030 duurt, al hoopt het demissionaire kabinet dat de operatie sneller kan worden afgerond.
Vaste bedragen
„Hoe wij dat zoveel sneller kunnen? Omdat we het samen met verzekeraars, advocaten en de wetenschap aanpakken als een probleem van massale letselschade”, zegt letselschade-advocaat Derk-Jan van der Kolk, namens het Rotterdamse kantoor Van Traa betrokken bij de stichting. „Wij hebben een model ontwikkeld waarbij we op basis van iemands levensverhaal schadeposten toekennen. Zoals in de letselschadepraktijk gebruikelijk is”, zegt Van der Kolk vrijdag tijdens een gesprek op het kantoor van de stichting in Den Haag.
Wie na het intrekken van toeslagen een relatie zag stranden, krijgt 5.000 euro. Wie last kreeg van mentale klachten, 3.000 euro. Wie discriminatie heeft ervaren, ook 3.000 euro. Enzovoort. Aan de hand van een lijst met 96 vragen vertelt de ouder zijn of haar verhaal aan getrainde vrijwilligers, die daaruit het feitenrelaas opstellen. Op basis hiervan worden de schadeposten vastgesteld en berekend. In de pilot zijn de eerste honderd ouders op die manier geholpen.
Of de samenwerking met het ministerie na de pilot wordt voortgezet, zegt Van der Kolk echt nog niet te weten. „Alles is denkbaar. Maar we hebben laten zien wat we kunnen en zijn er juist klaar voor om verder op te schalen.” Dat de kosten voor de hersteloperatie door hun betrokkenheid met 5 miljard euro zouden toenemen, zeggen medewerkers van de stichting „niet te herkennen”.
letselschadeadvocaatDerk-Jan van der Kolk Wij zijn er juist klaar voor om verder op te schalen
De aanpak van de stichting is radicaal anders dan die bij UHT, waar medewerkers tot achter de komma het dossier van de ouders proberen de reconstrueren: hoeveel toeslag is er precies teruggevorderd, hoeveel aantoonbare financiële schade is er geleden? „Wij hebben nagedacht over een model waarin eveneens alle levensaspecten aan bod komen: wonen, werk, gezin, maar waarbij je sneller tot uit te keren bedragen kunt komen”, zegt Van der Kolk. „Het verhaal van de ouder moet wel logisch zijn. En zeker bij de zwaardere aspecten ervan geldt dat ze het moeten kunnen onderbouwen met documenten.”
Na het gesprek met de gedupeerde stelt de stichting een vaststellingsovereenkomst op met daarin het eindbedrag. Geen bezwaarschriften, geen rechtszaken meer, is het idee. En stel dat de overheid later deze maand besluit de samenwerking met de stichting uit te breiden, dan stellen de betrokken bedrijven medewerkers beschikbaar om – gratis of tegen een beperkt tarief – werk voor de stichting te doen. Op deze manier denkt te stichting op termijn 350 dossiers per week te kunnen verwerken, een veelvoud van wat de overheid tot nu toe aankan.
Zorgen bij Financiën
Dat zou ook de overheid kunnen ontlasten. Toch leven er bij Financiën grote zorgen over de aanpak van de stichting, blijkt uit gesprekken van NRC met betrokken ambtenaren. De stichting zou te gemakkelijk schadeposten toekennen. Zij zou gedupeerden te weinig om onderbouwing van hun relaas vragen en schade toekennen voor leed dat werd geleden ruim voordat de Kinderopvangtoeslag werd ingetrokken. Iemand die jaren eerder zijn baan verloor, zou daarvoor soms een vergoeding krijgen, terwijl een causaal verband met het Toeslagenschandaal ontbreekt.
Op het ministerie leeft het beeld dat de stichting soms wel erg gul is voor getroffen ouders. Het gemiddelde bedrag dat de stichting tijdens de pilot aan slachtoffers toekende was 128.000 euro, terwijl de uitkering via het ministerie meer dan de helft lager ligt. Dat de ernstigste gedupeerden ruimhartig geholpen moeten worden, vindt iedereen, maar er is ook een groep gedupeerden die ooit een bedrag moest terugbetalen zonder dat dit ingrijpende gevolgen had. Zou de stichting daarop niet wat kritischer moeten zijn?
De vrees dat er via de stichting mogelijk extra miljarden naar getroffen ouders gaan, is misschien begrijpelijk, maar het ministerie heeft die situatie ook over zichzelf afgeroepen. Staatssecretaris De Vries benadrukte meerdere keren dat ouders zelf moeten kunnen kiezen op welke manier ze geholpen willen worden. „Men moet de vrije keuze kunnen maken welke route ze willen inzetten”, zei ze vorige maand nog tijdens een debat.
Veel ouders zien de route via de stichting wel zitten: tot begin deze week hadden zich 2.300 gedupeerden bij de stichting gemeld. Door de onrust na de NOS-berichtgeving zette (Gelijk)waardig Herstel nieuwe aanmeldingen voorlopig stop, maar de stichting zegt te hopen dat die situatie tijdelijk is.
Lees ook Van de toeslagen zijn politiek en burger nog lang niet af
Dat geldt ook voor advocaat Suzanne Arakelyan, die met haar kantoor ongeveer vijfhonderd gedupeerden bijstaat. „Ik adviseer bijna al mijn cliënten om naar de stichting te gaan. De route via de commissie Werkelijke Schade is een nachtmerrie, daar moet je zoveel aannemelijk maken met stukken uit een ver verleden, dat werkt helemaal niet. Voor zover ik kan overzien zijn de bedragen die de stichting vaststelt ook niet onevenredig groot ten opzichte van de schade die geleden is. De stichting geeft ouders voor het eerst een beetje perspectief op het einde van hun traject.”
Een reisbemiddelaar neemt begin juli 2021 77 winkels en de onlineactiviteiten over van een reisorganisatie die drie maanden eerder failliet is gegaan. De heropening van een van die winkels betekent voor een medewerker van die winkel een vast contract bij de nieuwe reisbemiddelaar.
Ze kampt dan al met gezondheidsproblemen en is sinds eind 2020 met tussenpozen ziek geweest. Haar laatste ziekmelding dateert van februari 2022. Een maand later krijgt zij een brief van haar nieuwe werkgever, die onvrede uit over veelvuldig te laat komen, erg veel ziekteverzuim en bovendien onbereikbaar zijn voor werkgever en bedrijfsarts. De werkgever wijst de vrouw erop dat zij op werkdagen telefonisch bereikbaar moet zijn voor leidinggevende en bedrijfsarts. Als zij zich niet aan de verzuimvoorschriften houdt, zal haar loon worden opgeschort.
Meteen de volgende dag spreekt de vrouw met de bedrijfsarts. Die concludeert dat van „gebrek” sprake is. „Betrokkene heeft op dit moment medische beperkingen. (…) Momenteel zijn de benutbare mogelijkheden te marginaal om te kunnen reïntegreren.” Ook schrijft de bedrijfsarts dat werkgerelateerde zaken spelen „die in de toekomst aandacht behoeven”.
Als de vrouw dan opnieuw niet bereikbaar is, schort de werkgever in mei haar loon op. Intussen wordt ook mediation geadviseerd, omdat een arbeidsconflict zou meespelen bij de ziekte.
De communicatie blijft stroef verlopen, onder meer omdat over en weer van verouderde (e-mail)adressen gebruik wordt gemaakt. Het loon wordt een paar keer gestopt en hervat. De mediation komt uiteindelijk wel op gang en daarna moet de vrouw een coachingstraject in. Ook daar lijkt een verkeerd e-mailadres voor vertraging te zorgen.
De werkgever is er dan klaar mee. Op 10 november rond 12.00 uur krijgt de vrouw een mail dat ze voor 15.00 uur contact moet opnemen met de coach. Anders zet de werkgever het loon weer stop en komt er een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Die drie uur reactietijd haalt de vrouw niet, maar een paar dagen later heeft ze een intake voor het coachingstraject. De werkgever stapt alsnog naar de rechter om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
De uitspraak: Toch ontslag
In eerste instantie wijst de kantonrechter het ontslag af. Er is onvoldoende komen vast te staan dat de vrouw niet wilde meewerken aan haar reïntegratie, ook omdat er veel misging in de communicatie, wat buiten haar macht lag.
De werkgever gaat in hoger beroep en de bedrijfsarts neemt kort na de eerste uitspraak weer contact op met de vrouw om de reïntegratie op te pakken. Deze keer gaat de brief per e-mail, per post én per aangetekende post. De vrouw reageert niet en meldt zich ook niet op de voorgestelde datum. Nu ze weer onbereikbaar is voor de werkgever en ook uit zichzelf niets laat horen, oordeelt het gerechtshof ’s-Hertogenbosch dat ze nu wel verwijtbaar haar reïntegratie belemmert. Daardoor geldt het opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid niet meer. De arbeidsovereenkomst mag alsnog worden ontbonden.
De vrouw zelf stelt de loonstops ter discussie. Een eerste loonopschorting was terecht, oordeelt het hof. De laatste loonstop, waarbij de vrouw wel erg snel moest reageren en waarbij ook weer een verkeerd e-mailadres speelde, wijst de hogere rechter af.
Het commentaar
Een paar dingen vallen op in deze zaak, zegt advocaat Vincent de Groot van Kienhuis Legal. De rechter in hoger beroep oordeelt anders dan de kantonrechter, niet door een andere weging van dezelfde feiten, maar op basis van nieuwe ontwikkelingen. „Dat kan. Een hoger beroep is een herkansing om alles nog een keer te bespreken, maar het is ook een nieuw toetsingsmoment, waarin kan worden meegenomen wat na de eerste uitspraak gebeurt.” Misschien dacht de vrouw na het afgewezen ontslag dat de buit binnen was en ze achterover kon leunen, maar dan heeft ze zich te vroeg rijk gerekend.
Al blijft het bij lezing van de uitspraak naar sommige dingen gissen, meent de advocaat. Zo is onduidelijk hoe arbeidsbeperkend de ziekte van de vrouw is. En is er een arbeidsconflict? Ze zinspeelt daar op en ook is mediation aangeraden, maar na twee mediationgesprekken geven beide partijen aan dat er geen conflict (meer) is. En als het er is, wat was er dan eerder? De ziekte of het conflict?
Zijn sympathie ligt in een zaak als deze, geeft De Groot meteen toe, iets sneller bij de werkgever. Hij staat vooral werkgevers bij en weet daardoor hoe lastig het kan zijn als iemand niet bereikbaar is en de werkgever wel verantwoordelijk is voor de inspanningen van de zieke medewerker zelf om diens reïntegratie vorm te geven. „Terwijl je sanctiemiddelen beperkt zijn.”
Wat ook opvalt, is dat de hogere rechter de arbeidsovereenkomst ontbindt terwijl de vrouw ziek is. „In principe kan ontslag tijdens ziekte niet, maar in een situatie als deze juist wel. Het opzegverbod geldt niet omdat de vrouw verwijtbaar niet meewerkt aan reïntegratie, maar ook omdat er sinds haar laatste ziekmelding meer dan twee jaar zijn verstreken. Het opzegverbod geldt, uitzonderingen daargelaten, alleen de eerste twee jaar.”
De Nederlandse gamemaker Hermen Hulst (53) wordt de nieuwe baas van gamegigant Sony Interactive Entertainment (SIE), beter bekend als PlayStation. Hij was sinds 2020 hoofd van PlayStation Studios, de SIE-divisie die de verschillende studio’s van Sony aanstuurt waar games worden gemaakt. Hulst weigerde bij zijn aanstelling daar om Nederland te verlaten en oefent zijn functie nog altijd uit vanuit zijn kantoor aan de Nieuwezijds Voorburgwal in hartje Amsterdam. Daar huist ook Guerrilla Games, maker van games voor PlayStation en het bedrijf waarmee Hulst groot werd (en mede oprichtte).
Sony kondigde dinsdagochtend vroeg aan dat hij samen met de Japanse Hideaki Nishino de afzwaaiende baas van SIE, de Brit Jim Ryan, gaat vervangen. De aanstelling betekent niet alleen nieuw leiderschap voor de Japanse gamegigant, maar ook een volledig nieuwe leiderschapsstructuur. Lang was de leider van Sony’s gametak een alleenheerser. Vanaf nu kent SIE twee koppen. Nishino zal zorg dragen voor de hardwarekant van het bedrijf, terwijl Hulst de eigen gamemakers en gameverfilmingen onder zijn hoede neemt. De verantwoordelijkheid voor gameverfilmingen – waaronder de populaire HBO-serie op basis van gamereeks The Last of Us – was de afgelopen jaren al stilletjes steeds meer bij Hulst komen te liggen.
Verschuivingen gamebeleid Sony
Het Japanse Sony kiest voor topposities liever geen outsiders. Hulst heeft zich dan ook steeds moeten bewijzen. Sinds ‘zijn’ Guerrilla Games in 2005 werd gekocht door Sony klom hij langzaam omhoog binnen PlayStation. Hij werd eerst vicepresident van PlayStation Studios, daarna hoofd van de hele studiodivisie. „En nu, met de promotie tot hoofd van SIE, maakt Sony duidelijk dat ze vertrouwen hebben in de door hem ingezette koers”, zegt JP van Seventer, hoofd van Dutch Game Garden, een broedplaats voor gamebedrijven.
Wat die koers is? Onder Hulst vonden er grote verschuivingen plaats in het gamebeleid van PlayStation Studios. Lang was PlayStation specialist in offline actiegames, met emotionerende verhalen van enkele tot tientallen uren, maar de afgelopen jaren poogde het bedrijf onder Hulst het oeuvre uit te breiden naar online spellen voor veel spelers, die gamers jarenlang kunnen teruglokken met updates.
Een nieuwe game ontwikkelen duurt alleen lang – en de strategie heeft nog weinig opgeleverd. Een andere koerswijziging heeft wel merkbaar effect gehad: waar de gamer vroeger een originele PlayStation-spelcomputer nodig had om PlayStation games te spelen, worden er nu steeds vaker goedverkopende versies voor ‘gewone’ pc’s uitgebracht. Mede dankzij Nixxes, het Nederlandse gamebedrijf dat na Hulsts aanstelling werd aangekocht door Sony.
Bedachtzame polderaar
Zwollenaar Hermen-Ard Hulst studeerde technology management aan de Universiteit Twente en behaalde later aan de Universiteit van Amsterdam een bachelor filosofie. Bekenden noemen hem ‘bedachtzaam’ en loyaal aan zijn medewerkers. Zo volgden verschillende Nederlandse Guerrilla-collega’s hem naar PlayStation Studios na Hulst zijn promotie.
In zijn tijd als leider van Guerrilla stond Hulst bekend om zijn ‘Nederlandse’, op consensus gerichte stijl van leidinggeven. „In mijn wereld is een dialoog altijd beter dan een scorebord”, merkte hij in 2017 op toen hij voor de promotie van zijn nieuwe game geïnterviewd werd door Neil Druckmann, een andere bekende PlayStation-gamemaker.
Beroemd is het verhaal van de totstandkoming van Horizon Zero Dawn (2017), de game die Guerrilla wereldwijd op de kaart zette. Hulst vroeg al zijn medewerkers ideeën te leveren voor een nieuwe game en koos er in overleg een uit. „Zo zouden jullie dat niet gedaan hebben, denk ik”, lachte hij erover tegen Druckmann. Het team zoveel invloed geven, dat doet lang niet iedereen. Als hoofd van alle PlayStation-studio’s voelde hij zich „een kind in een snoepwinkel”, omdat hij diepgaande gesprekken mocht voeren met andere grote creatievelingen uit de sector, zei hij in 2020 tegen NRC.
Hulst neemt het roer over in een moeilijke tijd voor de game-industrie. Door tegenvallende omzetten sinds de coronapiek sloten het afgelopen jaar verscheidene gamestudio’s de deuren. Bij PlayStation volgde een ontslaggolf, waarbij ook bij Hulsts eigen Guerrilla tientallen werknemers hun baan verloren.
Ted Duijvestijn (59) kijkt vanuit een zaaltje door een groot raam naar duizenden paarsverlichte tomatenplanten. Daarboven bewegen zwarte stipjes in de lucht. Het zijn de kleinste ‘werknemers’ van het tomatenbedrijf: hommels. De kas is vijf hectare groot, indrukwekkend misschien voor een buitenstaander. Voor Duijvestijn is het slechts een van de zes kassen van het bedrijf.
Ruim zestig jaar geleden, twee jaar voor Ted werd geboren, begon zijn vader Leo Duijvestijn een tomatenteeltbedrijf in het Westland. Nu is Duijvestijn Tomaten (omzet in 2023 bijna dertig miljoen) vijftien keer zo groot en produceert het zo’n tweehonderd miljoen tomaten per jaar. Vorig jaar werd het gekocht door Cibus Fund II, een Brits investeringsfonds. Het bedrijf moet als blauwdruk dienen voor uitbreiding in het buitenland.
Warmte voor de kassen wordt meer dan twee kilometer diep uit de aarde gehaald
Niet alleen de schaal van Duijvestijn Tomaten, gelegen aan de Komkommerweg in Pijnacker, is opvallend. De tuinbouwsector is van oudsher een grootverbruiker van gas. Maar Duijvestijn was een van de eerste telers die overstapte op aardwarmte. Het grootste deel van de warmte voor de kassen wordt meer dan twee kilometer diep uit de aarde gehaald. Daarbij komt de elektriciteit van 2.500 zonnepanelen op het dak. De tuinder wist ook verspilling van tomatenoverschotten te voorkomen, draait bijna volledig op regenwater en probeert met innovatieve oplossingen groenafval terug te dringen.
Ted Duijvestijn herinnert zich het tomatenplukken uit zijn jeugd. Vrienden, klasgenoten, buren – als het druk was kwam iedereen helpen. Samen oogsten, schoonmaken, of de tomaten ‘trillen’ (bewegen met de hand, zodat het stuifmeel vrijkwam).
Hij was jong, een jaar of twintig, toen zijn vader door de ziekte MS steeds minder kon doen. Voor zijn gezondheid was het beter naar het warme Spanje te gaan, en zijn moeder ging mee. „Op een gegeven moment kon hij niet meer. Hij zei: jongens, die dromen die jullie hebben voor het bedrijf. Ik kan het niet meer doen, jullie moeten het zelf gaan doen.”
Op zijn 23ste kreeg hij officieel de leiding over het bedrijf, met zijn jongere broers Peter en Ronald. Later sloot ook de jongste broer Remco aan. Gebr. Duijvestijn, heet het bedrijf dan.
Duijvestijn heeft een krantenknipsel meegenomen. In de Westlander Courant van 1996 is een jonge Ted te zien. Gefotografeerd in de kas zit hij gehurkt tussen jonge tomatenplantjes. „We willen de energiediscussie op gang brengen”, zegt hij in het artikel over energiebesparende maatregelen in de kassen, om geld te besparen en voor een beter klimaat.
Misschien was het wel mede omdat ze zo jong op eigen benen moesten staan, dat de broers zo durfden te innoveren. „Er zat al jong veel zelfstandigheid in. En een drive om nieuwe dingen te doen. We gaven elkaar daar veel ruimte voor.”
Ted Duijvestijn is nog verbonden aan het bedrijf als ambassadeur, maar in 2016 nam Ad van Adrichem (nu 43) het dagelijks bestuur over. Van Adrichem wilde na de Hogere Tuinbouwschool eigenlijk zijn eigen ‘tuin’ beginnen, net als zijn vader die in de komkommers en orchideeën zat. „Peter Duijvestijn belde mij op, of ik een paar weken de teelt kon komen doen.” Hij lacht. „Dat was in 2005.”
Het klikte gewoon met de broers, zegt hij. „Misschien omdat we altijd openstonden voor nieuwe dingen.” En in dit bedrijf moet je ook de techniek leuk vinden. „Het is een heel technisch vak geworden. Aardwarmte bijvoorbeeld, dat is een business op zichzelf. Andere bedrijven doen alléén aardwarmte, en leveren dat vervolgens aan tuinders. Wij doen het allebei.”
Duurzamer, maar niet biologisch
In de tomatenkassen loopt de aardwarmte via bruingrijze buizen onder de tomaten door. Met 21 graden is het aangenaam warm in de kas. Met zijn bruine haar onder een blauw haarnetje en over zijn kleren een witte overall, laat Van Adrichem een van de kassen zien. Er staan honderden rijen tomatenplanten, elk met honderden planten achter elkaar. Ze groeien een klein stukje boven de grond uit doosjes, tot wel veertien meter. In de lucht worden ze weer naar beneden geleid, en dan weer omhoog. Zo ontstaan er een soort lussen van stengels. De tomaten zelf – lichtgroen, oranje en rood – hangen op schouderhoogte zodat ze makkelijk te plukken zijn.
Van Adrichem wijst naar boven. „Het licht lijkt paars, maar eigenlijk is het rood met een klein beetje blauw en wit. Dat bleek het minste energie te kosten.” Door één van de kassen in de winter te verlichten kunnen ze het hele jaar rond produceren, vertelt Van Adrichem. „Deze zijn in september geplant en oogsten we sinds december. Vandaag gaat het licht uit tot volgend jaar.”
Hoewel dit bedrijf prat gaat op z’n duurzaamheid, zijn de tomaten die hier groeien niet biologisch. „Als je biologisch wil zijn in Nederland, moet je per se in de volle grond telen”, zegt Van Adrichem. „Als je in de grond teelt, moet je steeds aan vruchtwisseling doen. En wij zijn gespecialiseerd in de tomaat.”
Toch is de bestrijding die de tuinder gebruikt meestal wel biologisch. „Uit deze eitjes komen de vliegjes. Dat zijn de natuurlijke vijanden van bepaalde insecten die hier vliegen.” Van Adrichem wijst omhoog. „We hebben hier kaarten hangen waar insecten op blijven plakken met een camera erop. Er wordt elke dag een foto van gemaakt en die gaat naar de cloud. De computer berekent of er een toename is van bepaalde insectensoorten. Alleen als we het verliezen met onze biologische bestrijding proberen we het kortdurend met een ander middel. Maar dat gebeurt eigenlijk heel zelden. We hebben er speciaal een bioloog voor in dienst.”
Van achter Van Adrichem zwelt een waarschuwingssignaal aan. Het is een robotkarretje dat over het pad rijdt. „Geen zorgen: hij stopt automatisch als-ie je ziet”, zegt Van Adrichem. „Hij rijdt de lege dozen naar het personeel, en dan oogsten ze die vol en rijdt hij weer terug.”
In de winter werken er ongeveer 75 mensen bij Duijvestijn Tomaten, vertelt Van Adrichem, in de zomer 150. De verschillende tomatensoorten (denk aan trostomaten, pruimtomaten en ronde tomaten) van het bedrijf liggen onder meer in grote Nederlandse en Britse supermarkten.
Twee kilometer diep
De aardwarmte wordt opgepompt op het terrein zelf. Van Adrichem wil dat wel laten zien. Maar eerst pakt hij witte helmen uit een kast. „Vanaf hier is het officieel een mijnbouwlocatie, daar gelden weer andere regels.” Langs grote installaties loopt hij naar de plek buiten op het terrein waar een flinke zwarte buis de grond uit komt. Een rode pijl naar boven laat zien dat hier warmte omhoog komt. „Elke honderd meter dat je dieper in de grond gaat, wordt het ongeveer drie graden warmer. Dit water komt uit een zandlaag ruim twee kilometer diep.”
Hiernaast, Van Adrichem wijst naar een andere buis een paar meter verderop, met een blauwe pijl erop, gaat de warmte weer de grond in. „Hier ligt het naast elkaar. Onder de grond gaat het schuin uit elkaar, om een grote afstand te creëren. Op het diepste punt liggen de buizen 1.600 meter uiteen. Het duurt tussen de dertig en vijftig jaar voordat het water onder de grond is teruggevloeid naar de plek waar wij het weer onttrekken. In die tijd is het opgewarmd.”
Het bedrijf werkt al sinds 2011 met aardwarmte. Het balletje ging jaren eerder rollen toen Ted Duijvestijn door de ruimtelijke visie van de gemeente zat te bladeren voor de locatie waar het bedrijf wilde nieuwbouwen. Duijvestijn: „‘De ondergrond is geschikt voor aardwarmte’, stond er. Dat zinnetje, en verder niks. Toen zei ik tegen Ad van: dit heb ik gelezen. En ik hoor dat er bij de TUDelft een bijeenkomst is over aardwarmte. Zullen we gaan?”
Pionieren gaat niet vanzelf, zegt Duijvestijn. Zo brak de pomp een keer af. „Die stortte naar beneden, kilometers diep, en moesten we er weer uitvissen. We belden allerlei bedrijven die zeiden: ‘Dit is klaar, pech, stop er maar mee’. Maar de mensen van onze eigen technische dienst hebben zelf een soort grijpinstrument gemaakt en hem eruit gevist. Terwijl de professionals zeiden: die vent is helemaal gek.”
Kartonnen dozen van tomatenvezels
De jacht op duurzaamheid gaat niet alleen over energie, maar ook over verspilling. Van water, bijvoorbeeld. Duijvestijn gebruikt de grond niet alleen voor warmte, maar ook voor de opslag van regenwater. „Wij gebruiken eigenlijk bijna alleen regenwater in het bedrijf”, zegt Van Adrichem. „In de winter valt er heel veel, meer dan we nodig hebben. Dat vangen we op in grote silo’s, maar op een gegeven moment zitten die ook vol. Er zit hier ook een zandlaag op ongeveer veertig meter diep. Daar pompen wij het water in. Zo creëren we ons eigen zoetwaterbassin. In de zomer pompen we het terug omhoog.”
Een andere missie van het bedrijf is het tegengaan van groenafval. Overschotten van tomaten zijn er niet meer, overbodige tomaten worden op het bedrijf in een eigen oven gedroogd voor tapenades. Maar dan zijn er nog de duizenden kilo’s tomatenstengels die naar het groenafval gaan. Het is een grote ergernis voor het bedrijf. Liever zouden ze die ook hergebruiken.
Daar zijn ze ook uitermate geschikt voor, vertelt Van Adrichem. „Tomatenplanten kan je versnipperen en drogen. Als je tomatenvezels toevoegt aan oud papier, maak je het sterker”, zegt hij. „Daardoor kan je papier zeven keer vaker recyclen. Wij hebben wel eens honderdduizend verpakkingsdozen laten maken met oude tomatenvezels, dus het is de moeite.”
Duijvestijn Tomaten produceert zo’n 200 miljoen tomaten per jaar.
Foto’s: Merlin Daleman
De zoektocht naar een manier om tomatenstengels nieuw leven te geven, loopt al twaalf jaar en is weerbarstig. Er is een poging gedaan er kleding van te maken. Een hogeschool in de regio lukte het T-shirts te maken met tomatenvezels. Maar dat bleef bij een pilot. Doosjes voor tomaten met tomatenvezels zijn eenvoudiger te maken en duurzaam, maar verpakkingsbedrijven wilden er geen extra geld voor betalen. „Het laat ons niet los”, zegt Van Adrichem. „Inmiddels werken we samen met een grote afvalverwerker en papierfabrikant om er hopelijk op grote schaal papier van te maken, als alternatief voor bomen.”
Andere droomprojecten? Het bedrijf onderzoekt of het CO2 kan onttrekken aan de buitenlucht om in de kassen te brengen voor de planten. Ook doet de Wageningen Universiteit er een proef om te zien of ze al het grasland rond de kassen kunnen inzaaien met inheemse planten, zonder dat tomaten in de kassen daardoor last krijgen van ongewenste insectenbezoekers.
Die projecten komen, als ze slagen, straks onder een nieuwe eigenaar tot stand. Duijvestijn Tomaten werd vorig jaar voor een bedrag dat niet bekend is gemaakt overgenomen door The Flavour Farm, een portfoliobedrijf van Cibus Fund II, een Brits investeringsfonds met agrarische roots. De ambitie is om op andere plekken in Europa vergelijkbare teeltbedrijven op te tuigen met eenzelfde duurzame productiewijze. Door overnames, of door nieuwe vestigingen te openen.
„We zijn op zoek naar locaties in Europa waar de duurzame energie aanwezig is”, zegt Van Adrichem. „Ik mag er nog niet te veel over vertellen, maar we hebben al een aantal plekken op het oog.”
Een verpletterde trompet, een vermorzelde piano en uit elkaar spattende sculpturen. In de reclamevideo voor de nieuwste iPad van Apple staan allerlei symbolen van menselijke creativiteit – televisies, mixapparatuur, verfblikken, muziekinstrumenten, boeken, games – onder de hydraulische drukpers. Stuk voor stuk worden ze samengeperst, en dan, als de pers weer opengaat: de flinterdunne iPad Pro. Op de achtergrond het nummer All I Ever Need is You, van Sonny en Cher.
De gedachte: al die dingen zitten ín die iPad – en zijn daarmee dus niet meer nodig. „Stel je voor wat voor dingen hier allemaal mee gemaakt kunnen worden”, schrijft bestuursvoorzitter van Apple Tim Cook erbij op X.
De verwoesting van de menselijke ervaring, vindt acteur Hugh Grant. Op X, waar hij die boodschap deze week na de lancering van de video plaatste, kreeg hij dusdanig veel bijval dat Apple zich genoodzaakt zag zijn excuses aan te bieden voor het spotje. Hartverscheurend, ongemakkelijk en egoïstisch, noemen sommigen op sociale media de video. Respectloos richting makers uit de creatieve industrie, zegt de een. „Deze advertentie heeft me ervan overtuigd dat ik minder technologie nodig heb in mijn leven”, reageert weer een ander.
Een vergelijkbare reclame van LG in 2008 leidde toen tot weinig ophef. Het kan betekenen dat Apple de tijdgeest verkeerd beoordeeld heeft
Ook vinden mensen het filmpje „toondoof” in een tijd waarin kunstmatige intelligentie al steeds meer menselijke taken overneemt. Het spotje voelt daardoor wat onheilspellend aan. Opmerkelijk is dat elektronicafabrikant LG in 2008 al met een soortgelijke video kwam als reclame voor een nieuwe telefoon, waarin onder meer een drumstel, muziekboxen en analoge camera’s samengeperst worden tot het mobieltje. Daar ontstond destijds weinig ophef over, wat inderdaad kan betekenen dat Apple de tijdgeest niet goed heeft aangevoeld met deze reclame. Apple trekt de reclame, met de toepasselijke titel Crush, niet terug maar haalt hem wel van de televisie. De post op X van Apple-bestuursvoorzitter Tim Cook is inmiddels bijna zestig miljoen keer bekeken, op YouTube staat de teller op ruim 21 miljoen weergaven.
De misser is pijnlijk voor Apple, dat juist nauwe banden heeft met de creatieve industrie. Creativiteit zit in het dna van Apple, zei de marketingvicepresident van Apple Tor Myhren tegen het tijdschrift Ad Age. Het wil de verschillende manieren waarop gebruikers zich uitdrukken via de iPad juist vieren, maar sloeg de plank mis met deze reclame, aldus Myhren. Ad Age schrijft over advertenties en marketing in de technologiebranche, en noemt het spotje een „zeldzame blunder” van Apple, dat juist bekend staat om zijn creatieve en toonaangevende advertenties die vaak ook een maatschappelijke boodschap uitdragen.
Vorig jaar won Apple nog een Emmy met de reclamevideo The Greatest, waarin mensen met een beperking gebruikmaken van technologische innovaties van Apple (zoals geluidsherkenning en spraakbesturing), om aandacht te vragen voor toegankelijkheid. Apple’s promotiefilmpje Fuzzy Feelings stond in de Ad Age-toptien van beste reclames uit 2023 vanwege het onderliggende „pleidooi voor een aardigere wereld”. De video, waarin animatie en videobeelden elkaar afwisselen, laat de worsteling van een jonge vrouw met haar norse baas zien, en hoe ze haar frustraties op creatieve wijze uit door stop-motionvideo’s te maken – met een Apple-product, uiteraard.
Drommen mensen schuifelen door de nauwe straatjes naar de Vishalakshi-tempel, om een offer te brengen aan een van de belangrijkste hindoegodinnen. De tempel in Varanasi, de beroemde heilige stad in het noorden van India, trekt pelgrims die steun zoeken voor onder meer huwelijk en vruchtbaarheid.
Gelovigen kunnen niet met lege handen bij de moedergodin aankomen. In de steegjes passeren ze tal van winkeltjes met offermandjes, bloemen en aandenkens. Om die aan te schaffen, hoeven ze met hun telefoon alleen maar de zwart-witte QR-codes te scannen tussen de manshoge religieuze schilderingen op de winkelpuien.
Digitaal betalen is tegenwoordig de norm in India. Dat zelfs tuktuk-chauffeurs en chaiwala’s, de theeverkopers op straat, er gebruik van maken, toont volgens betrokken bedrijven dat fintech tot alle uithoeken en economische lagen van het land is doorgedrongen. Online betalen met zo’n app is praktischer en veiliger dan contant geld gebruiken, klinkt het, en bovendien handig voor wie niet goed kan lezen of een ‘echte’ bankrekening kan betalen. De Indiase overheid hielp de opkomst een flink eind op weg door een universele interface te ontwikkelen voor directe transacties tussen bankrekeningen, de Unified Payments Interface. Op die UPI zijn de meeste Indiase banken en ook andere financiële apps aangesloten.
Maar terwijl het digitale betalen floreert, verkeert een van de nationale pioniers in zwaar weer.
Het Indiase Paytm ontwikkelde al voordat het overheidssysteem bestond een app voor online transacties en bankdiensten. Maar moederbedrijf One97 Communications kwam in februari van dit jaar in problemen, nadat de toezichthouder het app-bedrijf en de bank waarmee dat verweven was geraakt, Paytm Payments Bank, op de vingers tikte.
De Reserve Bank of India, de centrale bank, had al in 2022 vermoedens dat de Paytm Payments Bank de regels voor fraudebestrijding en identiteitscontrole van klanten schond en legde een klantenstop op. Per 1 maart van dit jaar werd de banklicentie Paytm Payments Bank ingetrokken. Ook adviseerde de toezichthouder het app-bedrijf Paytm om te stoppen met de samenwerking met de bank. Zo raakte de toezichthouder in één klap een online betaaldienst en de meer traditionele bank. Het aandeel van moederbedrijf One97 Communications verloor sinds februari meer dan de helft van zijn waarde.
Deze harde ingreep wekte onrust onder de talloze start-ups die inmiddels in de voetsporen van Paytm zijn getreden. Sommige analisten zien het optreden van de toezichthouder als teken dat branche én autoriteiten volwassen worden. Anderen vrezen dat de bemoeienis van de centrale bank innovatie zal remmen – vooral als het projecten betreft buiten het UPI-systeem van de overheid.
Brutale start-up
Paytm, gevestigd in Noida, een satellietstad van New Delhi, begon in 2010 met een digitale portemonnee waarin klanten geld konden opslaan. Een „brutale start-up”, volgens Zennon Kapron, directeur van het in Aziatische economieën gespecialiseerde consultancybedrijf Kapronasia. „Technische jongens die iets wilden maken wat in India nog niet bestond. En ze hadden een herkenbare smoel: je zag hun blauw-witte logo overal op straat, in alle winkels. Dat was zeer effectieve marketing. Het leek er echt op dat Paytm de Indiase economie verder tot ontwikkeling zou brengen.”
Dat geloof bestond ook bij beleggers; de beursgang van One97 in 2021 was de grootste van een Indiaas bedrijf tot dan toe. De markt waardeerde het bedrijf destijds op ruim 18 miljard euro. Het beursdebuut viel echter tegen en het aandeel verloor op de eerste dag een kwart van zijn waarde. Ook lukte het Paytm niet om winstgevend te worden. In 2023 had het bedrijf een omzet van nog geen miljard en draaide het netto een verlies van ruim 186 miljoen euro. Toch bleef het imago van Paytm als veelbelovend fintechbedrijf overeind. Het bedrijf had vele miljoenen klanten en Indiërs gebruikten het werkwoord ‘Paytm’en’ als synoniem voor digitaal betalen.
Parallel aan de opmars van Paytm werkte de nationale overheid aan een infrastructuur voor digitale betalingen die het land vooruit kon helpen. De overheid lanceerde in 2016 het naadloze netwerk UPI: een gedeelde interface, zodat alle banken en fintech-bedrijven hun apps op hetzelfde systeem kunnen laten draaien. Inmiddels betalen 260 miljoen Indiërs via UPI, en ze gebruiken daarvoor allerlei verschillende apps.
Foto’s: Divyakant Solanki/EPA
Leidende positie kwijt
Hoe sterk het imago van Paytm ook is, zijn leidende positie in digitale betalingen is het intussen kwijt. Een universeel systeem nodigt immers uit tot concurrentie, en GooglePay en PhonePe (opgericht in India, eigendom van het Amerikaanse Walmart) voeren op UPI nu veel meer betalingen uit dan Paytm. „Als iedereen gebruikmaakt van hetzelfde spoor, UPI dus, kan Paytm zich niet meten met de echte fintechreuzen. De échte grote, internationale bedrijven hebben veel meer ervaring en kennis”, stelt Kapron. Doordat alle betalingen nu direct plaatsvinden op hetzelfde ‘spoor’, zijn de ‘wallets’ waarmee Paytm begon en van waaruit gebruikers betalingen kunnen doen aan andere banken of apps dan zijzelf gebruiken, niet meer nodig.
Wie op straat in Varanasi goed oplet, ziet dat ook. De Paytm-stickers zijn verschoten. Op de toonbanken liggen ook geplastificeerde kaartjes met daarop de QR-codes van veel andere apps. Winkelier Prajapati Manomaj: „Ja, je kunt hier betalen via UPI. Ik heb alle opties genomen, omdat klanten mij per se digitaal wilden betalen. Het maakt mij niet uit of ze nou GooglePay gebruiken, PhonePe of een Chinese app. Zolang ik maar het geld ontvang, ga ik als zakenman altijd mee met de vraag. Het kost helemaal geen moeite een nieuwe app te nemen, en alle betalingen komen uiteindelijk op mijn rekening.”
Niet meer buiten UPI
Om zich van andere betaalapps op UPI te onderscheiden, en nieuwe inkomstenbronnen aan te boren, richtte moederbedrijf One97 Communications in 2017 de Paytm Payments Bank op. Zo kon het meer financiële diensten aanbieden – spaarrekeningen, verzekeringen – buiten het uniforme betaalnetwerk. Kapron: „One97 wilde alles gaan doen, niet alleen doorgeefluik zijn voor betalingen, waarvoor de tech relatief simpel is. In de fintech-wereld heerst het idee: je begint met betalingen, en dan volgen complexere activiteiten. Leningen, welvaartsmanagement.”
Aan zulke diensten valt meer te verdienen dan de bescheiden marges op digitale betalingen. Maar de regels voor de dienstverleners zijn ook strenger, om financiële fraude en witwassen tegen te gaan.
Bij onderzoek naar deze activiteiten door de centrale bank bleek Paytm Payments Bank nieuwe klanten onvoldoende te controleren. Volgens bronnen van Bloomberg en Reuters werden zo in de afgelopen jaren mogelijk „honderdduizenden bankrekeningen” geopend, zonder dat daarbij de juiste procedure was gevolgd. Klanten konden ook meerdere rekeningen openen, zonder extra controle. Bovendien zouden veel rekeningen amper in gebruik zijn, wat de toezichthouder deed vermoeden dat ze niet bedoeld waren voor reguliere bankzaken, maar veeleer voor witwaspraktijken. Op grote transacties werd onvoldoende controle uitgevoerd.
Hierdoor verloor de Paytm Payments Bank in maart zijn bankvergunning. Ook de betaalapp Paytm werd aangepakt: die mag geen bankrekeningen meer aanbieden, en klanten ook niet meer geld laten opslaan op de ‘wallets’, de digitale portemonnees in de app. Daardoor is het ook niet meer mogelijk om in de app doorlopende betalingen in te stellen die vanuit de wallet worden betaald, zoals van abonnementen of de aanvulling van betaaltegoed op tolwegenkaarten.
Paytm kreeg van de toezichthouder op één terrein het voordeel van de twijfel: het bedrijf mag de app nog laten draaien op het universele UPI-‘spoor’, voor digitale betalingen tussen grote Indiase banken. De klanten van de Payments Bank moesten daarvoor overgeheveld worden, om een rekening te openen bij die ‘traditionele’ banken.
De problemen, en wekenlange onduidelijkheid over het lot van de bankentak, hadden ook een nadelig effect op de app. Volgens cijfers van de nationale autoriteit achter UPI nam het aantal betalingen op het netwerk via de Paytm-app in de maanden na het ingrijpen van de toezichthouder af. In april voltooide Paytm 1,1 miljoen transacties op UPI; in februari waren dat er nog 1,4 miljoen.
Het ministerie van Financiën maakt zich niet zo’n zorgen over de bredere gevolgen van die afname; de fintech-sector biedt inmiddels veel andere opties. Een woordvoerder benadrukt dat de regering geen bemoeienis had met de ingreep van de centrale bank. „De Reserve Bank houdt toezicht op de banken en doet dat in het belang van consumenten en de economie. Het is de taak van Paytm om goed om te gaan met de eisen van de toezichthouder.”
Hoewel de Reserve Bank onderstreept dat fintechbedrijven die de regels respecteren zich geen zorgen hoeven maken, is de sector flink geschrokken. Topmannen van enkele start-ups sprongen voor Paytm-topman Vijay Shekhar Sharma in de bres, en vroegen om clementie voor diens bedrijf. In een gezamenlijke brief schreven ze: „De overdreven strenge regelgeving voor prominente fintech-vernieuwers als Paytm en zijn bankonderdelen is nu inconsistent en onvoorspelbaar. Het kan potentiële investeerders ervan weerhouden de Indiase markt te betreden.”
Ook de Indiase econoom Ajay Shah vreest voor een rem op innovatie in de fintech-sector door het optreden van de toezichthouder. „De overheid heeft het UPI-systeem gebouwd – dat is prima. Maar er zijn ook andere manieren om digitale betalingen te faciliteren. Bedrijven willen proberen een eigen app te bouwen, of een eigen netwerk. Juist zulke innovaties lijken te worden beperkt, als je ziet wat er na deze afstraffing van Paytm over is.”
Vijay Shekhar Sharma maakte eind april bekend dat de migratie van app-gebruikers naar de Indiase banken waarvoor de Paytm-app betalingen via de UPI gaat faciliteren is voltooid. Paytm en de Payments Bank staan nu volledig los van elkaar, stelde hij: die laatste is niet meer aangesloten op de Paytm-app, en zal zelf moeten kijken of ze aan de eisen van de toezichthouder kan voldoen om weer een banklicentie te krijgen.
Paytm geeft zich ondertussen niet gewonnen, en zal blijven proberen relevant te zijn in de fintech-sector. Zo kondigde Sharma aan dat het bedrijf komt met vernieuwde geluidsboxen, die een gelukte Paytm-transactie ‘uitspreken’. Zo hoeven drukke winkeliers, of mensen die niet kunnen lezen, niet zelf voortdurend hun rekening of mobiel in de gaten houden. „Onze nieuwe boxen zijn volledig gebouwd in India, zoals onze app. Paytm is altijd sterk geweest op straat – dáár wisten we de eerste gebruikers te overtuigen. Dat gaan we weer doen.”
Murray Auchincloss, de baas van BP, had dinsdag een duidelijke boodschap voor zijn aandeelhouders. Financieel mocht het afgelopen kwartaal voor het Britse olie- en gasbedrijf dan iets minder lekker zijn geweest dan de afgelopen tijd – de hoge energieprijzen van eerder zijn inmiddels weer wat gedaald – maar de belegger zou daar niet al te veel van gaan merken.
Ondanks een lager dan verwachte winst (2,7 miljard versus 2,9 miljard dollar) verklaarde Auchincloss gestaag door te zullen gaan met het op grote schaal inkopen van eigen aandelen. Ook al kost dat BP handenvol geld. De komende drie maanden koopt BP voor 1,75 miljard dollar aan eigen aandelen in. Beleggers worden doorgaans blij van zulke acties, omdat eventuele winsten in latere kwartalen dan over minder aandeelhouders hoeven te worden verdeeld – en zij dus meer krijgen per aandeel.
Aan het dividend over de afgelopen periode wordt in principe ook niet gemord, aldus Auchincloss. Dat blijft even hoog als het kwartaal daarvoor. Auchincloss kondigde ten slotte een nieuwe bezuinigingsronde aan die beleggers het vertrouwen moet geven dat hij zijn beloftes ook echt gaat waarmaken. De komende tweeënhalf jaar wil de BP-topman voor 2 miljard dollar aan kosten besparen. Hoe dat precies moet gaan gebeuren, zei hij er niet in detail bij.
Dat Auchincloss zijn beleggers koste wat kost tevreden wil houden, heeft een duidelijke reden – en het is een fenomeen dat je ook ziet bij andere Europese oliebedrijven, zoals het eveneens Britse Shell en het Franse Total. Ten opzichte van hun Amerikaanse concurrenten Exxon en Chevron presteren zij een stuk minder op de beurs. Hun koers-winstverhouding is fors lager dan die van de Amerikaanse concerns, wat in feite betekent dat beleggers de Amerikaanse bedrijven veel aantrekkelijkere beleggingen vinden.
BP, Shell en Total zien dit als een risico: als hun beurskoers te lang achterblijft ten opzichte van die van hun Amerikaanse concurrenten, lopen ze het risico overgenomen te worden, zeggen ze.
En dus moet de kloof zo snel mogelijk gedicht, onder andere door cadeautjes uit te delen aan hun beleggers. Ook Shell en Total zeiden bij de bekendmaking van hun cijfers afgelopen dagen door te gaan met aandelen inkopen. Auchincloss van BP zei zelf tegen persbureau Bloomberg: „Wij worden sterk ondergewaardeerd vergeleken met sommige van onze Amerikaanse collega’s. Zolang die kloof bestaat, moeten we doorgaan met aandelen terugkopen.”
Lees ook 1 ton CO2 opslaan, 2 ton mogen uitstoten: de controversiële ‘Canada-kwestie’ van Shell
Strategie onder de loep
Met cadeautjes uitdelen alleen zijn de Europese ‘olies’ er echter niet. Ze hebben de afgelopen tijd ook hun strategie onder de loep genomen en nieuwe accenten gelegd om de winstgevendheid te verhogen. Want wie meer winst maakt, kan ook meer geld uitkeren aan beleggers.
De verklaring die de Europese oliebedrijven zelf mede aanvoeren voor hun achterblijvende beurskoersen, is dat zij de afgelopen jaren sterker dan hun Amerikaanse concurrenten hebben ingezet op vergroening van hun activiteiten. Dat is nu ineens een financieel nadeel geworden. De laatste tijd is met hernieuwbare energie minder geld te verdienen dan met olie en gas (onder andere door de gestegen energieprijzen).
De Amerikaanse oliebedrijven, die minder publieke en politieke druk zouden ervaren om te verduurzamen, zouden juist wel vol op ‘fossiel’ inzetten, en daarom rendabeler zijn.
BP, dat zichzelf eerder de groenste van de Europese oliebedrijven noemde, kondigde mede om die reden vorig jaar aan dat het een doelstelling om de olieproductie tot 2030 met 40 procent te verminderen, afzwakte tot nog ‘maar’ 25 procent. Shell liet een soortgelijk maar minder vergaand oliedoel vorig jaar eveneens los (al was dat volgens Shell omdat het bedrijf de doelstelling voortijdig al zou hebben gehaald).
En tijdens het recente hoger beroep in de rechtszaak die Milieudefensie had aangespannen tegen Shell, omdat het bedrijf niet snel genoeg zou vergroenen, bleek dat Shells olieproductie komende jaren naar verwachting stabiel blijft. De productie van gas gaat zelfs stijgen.
Milieubewegingen mag die trend een doorn in het oog zijn, de oliebedrijven zelf lijken het steeds moeilijker te vinden om niet ‘pragmatisch’ te zijn. De energiecrisis van twee jaar geleden heeft de kaarten opnieuw geschud, zeggen zij, en betaalbaarheid en leveringszekerheid van energie staan nu ineens bovenaan de agenda van velen, van huishoudens en bedrijven tot politici. Die betaalbaarheid en zekerheid moeten wel van voortgaande olie- en gaswinning komen, aldus de oliebedrijven, want hernieuwbare energiebronnen zijn er nu simpelweg nog niet genoeg.
Verder afzwakken
Mogelijk volgen er nog meer verschuivingen. De Britse zakenkrant Financial Timesmeldde deze week dat verschillende grote aandeelhouders verwachtten dat BP zijn vergroeningsplannen nog verder gaat afzwakken.
Een van die (anonieme) aandeelhouders zei: „Murray [Auchincloss] zegt naar buiten toe dat er geen verandering is, maar achter de schermen is hij veel pragmatischer, rendementsgerichter en nuchterder. We zouden allemaal graag zien dat ze meer gaan werken aan duurzame energie, maar vanuit het perspectief van de aandeelhouders is er geen rendement.”
Auchincloss zei eerder niet van plan te zijn de vergroeningsplannen verder af te zwakken. Maar de druk is groot (al zijn er ook groepjes aandeelhouders die juist willen dat BP meer vergroent). De beleggers van BP reageerden in ieder geval dinsdag niet bijster enthousiast op nieuwe cijfers en de aankondigingen. De beurskoers stond einde middag bijna 2 procent lager.
Blokker-eigenaar Mirage Retail Group was er dit weekend open over: Nederlandse banken waren niet bereid geld uit te lenen om de kwakkelende huishoudketen te redden. De Amerikaanse durffinancier Gordon Brothers was dat wel, na uitgebreid onderzoek te hebben gedaan in de boeken en de voorraden van Blokker. „Ze bieden een oplossing die Nederlandse banken niet aanbieden”, zei Mirage-topman Ynse Stapert zaterdag tegen NRC.
De casus-Blokker is geen uitzondering. Verscheidene herfinancieringsexperts met wie NRC sprak zien dat Nederlandse banken minder vaak betrokken zijn bij financieringen van bedrijven in Nederland dan vroeger. Een belangrijke oorzaak daarvan ligt in de kredietcrisis van 2008 en de nasleep daarvan. Toezichthouders zijn sindsdien strenger geworden voor banken om te voorkomen dat zij opnieuw gered moeten worden door overheden. Een bank die een risicovolle lening wil afsluiten, moet daarom nu meer kapitaal aanhouden als ‘verzekering’ tegen eventuele verliezen op die lening.
Dat maakt het voor een bank duur om bedrijven die het wat minder goed doen – Blokker heeft al jarenlang geen winst gemaakt – van een lening te voorzien. „Dat is de boodschap die wij vaak horen als we voor bedrijven die behoefte hebben aan herfinanciering contact zoeken met banken”, vertelt Jantine Hak van adviesbureau Kruger.
Harde klappen
„De bank heeft last van de regelgeving”, constateert ook leenadviseur Ludovic Beukers van EY, die Blokker bijstond in de zoektocht naar een financier en die zelf veertien jaar bij de Rabobank heeft gewerkt. „Er moet bij banken veel meer dan vroeger binnen vaste kaders worden gewerkt. Waar er vroeger nog wat flexibiliteit voor bankiers was om een lening voor een klant te regelen, is dat nu niet meer zo.”
Voor de sector waarin Blokker actief is, de retailbranche, geldt dan ook nog eens dat daar de afgelopen jaren harde klappen zijn gevallen. De overgang naar online winkelen was voor veel bedrijven niet gemakkelijk en daar kwam de coronaperiode nog bij, en de hoge inflatie als gevolg van de oorlog in Oekraïne.
„Veel retailers hebben in de coronaperiode hun buffers opgegeten en schulden gemaakt bij de Belastingdienst”, zegt retailexpert van ING Dirk Mulder. „De enorm hoge inflatie zorgt er vervolgens voor dat het moeilijk is om weer rendement te maken, omdat de kosten enorm zijn opgelopen.” Ook adviseur Hak ziet dat: „Het is voor retailorganisaties best lastig om goede herstructureringsplannen te maken. Zij kampen met dure huurcontracten, hoge personeelskosten, minder mogelijkheden om er een flexibele schil van personeel op na te houden. Dat maakt het moeilijk om de winstgevendheid te verhogen.”
Lees ook De redder van Blokker en Intertoys? ‘Echt níémand had er vertrouwen in dat dit nog goed zou komen’
Mulder van ING benadrukt dat er zeker nog wel retailers zijn die ING graag financiert, omdat die het wel goed doen. Maar bedrijven die het structureel moeilijk hebben, krijgen eerder nul op het rekest. „Je hoort dan vaak: banken hebben ook een sociale verantwoordelijkheid. Ja, maar het is niet de taak van banken om dit soort bedrijven in de lucht te houden. Het is juist onverantwoord als je ondernemers schulden laat aangaan die ze later misschien niet kunnen terugbetalen.”
Dankzij Gordon Brothers is Blokker, ondanks de verliezen van afgelopen jaren, toch aan financiering gekomen. De Amerikaanse durfinvesteerder voorziet Blokker de komende drie jaar van krediet om voorraden in te kopen en om de renovaties van verouderde winkels te betalen.
De leenfaciliteit van Gordon Brothers is bijzonder omdat, anders dan bij klassieke leningen, het leenbedrag niet is gebaseerd op omzet en kasstromen, maar op de waarde van de voorraad. Dit zogenoemde asset based lending dient sinds twee jaar steeds vaker als alternatief voor de klassieke banklening, aldus de leenadviseurs die NRC sprak.
Asset based-financiering kan zoals bij Blokker gebaseerd zijn op de waarde van de voorraden. Die voorraden vormen dan het onderpand voor de lening, zoals een huis dat is bij een hypotheeklening. Als het alsnog misgaat met het bedrijf, kan de financier die voorraden te gelde maken en het verlies beperken – of zelfs alsnog verdienen op het faillissement.
Een andere ‘asset’ op basis waarvan gefinancierd wordt zijn de debiteuren van een bedrijf: de rekening die nog moeten worden voldaan, vormen dan het onderpand. Ook machines, vastgoed en vervoersmiddelen worden vaak als onderpand ingezet.
Lagere rente
Ook banken maken vaker gebruik van asset based-leningen dan vroeger. Als er namelijk een onderpand beschikbaar is, hoeft er van de toezichthouders minder kapitaal worden aangehouden als veiligheidsbuffer. Dat maakt dit soort leningen voor banken makkelijker te bekostigen, wat voor bedrijven aantrekkelijk is omdat de rente dan lager is.
Wel is dit soort leningen bij banken alleen beschikbaar voor verder gezonde bedrijven. Uiteindelijk zit een bank er niet op de te wachten om een bedrijf failliet te laten gaan en de winkelvoorraden te verkopen. Mulder van ING: „Wij hebben niet de kennis en expertise om die voorraden te gelde te maken.” De huivering van banken heeft ook te maken met het risico voor het imago van de bank. Beukers van EY: „Banken zijn er echt wel huiverig voor om retailbedrijven failliet te laten gaan. Dat vindt het publiek en de overheid niet leuk.”
Partijen als Gordon Brothers lijkt daar minder last van te hebben. De Amerikaanse durffinancier heeft een hard imago, als keiharde uitbater van voorraden van failliete bedrijven. Adviseur Jantine Hak: „Dit soort Angelsaksische partijen zitten er echt strak in. Zij zijn hard aan de voorkant en hard aan de achterkant. Je hebt met zo’n partij niet een relatie zoals je met een bank hebt.”
Volgens Martijn Mouwen van Avaxa Debt Advisors moet je je als lener echt houden aan de voorwaarden die zo’n durffinancier oplegt. „Want als je dat niet doet, is het ook echt snel over. Ze zijn gewoon hard, dit soort partijen.”
Die ‘strakheid’ zorgt er wel voor dat Gordon Brothers bereid was om het jarenlang verlieslatende Blokker ook daadwerkelijk van geld te voorzien, nu de winkelketen bijna geen verlies meer draait. Stapert van Mirage: „Zij hebben hele specifieke kennis over hoe om te gaan met voorraden en hoe die te monitoren. Daardoor voelen ze zich meer op hun gemak bij wat grotere risico’s.”
Het proces om Gordon Brothers aan boord te krijgen had wel heel wat voeten in de aarde, zegt Stapert. „Ze zijn echt heel diep de boeken ingedoken. Daar is niks mis mee, maar dat maakte het wel een taai proces.”
De financiering heeft wel een prijs: Gordon Brothers rekent een hogere rente en hogere vaste kosten dan bij een gemiddelde Nederlandse standaardlening, erkende Stapert van Mirage, zonder de precieze rente bekend te maken. Een bedrijf betaalt voor een gemiddelde lening in Nederland nog geen 5 procent rente, aldus cijfers van de Europese Centrale Bank. De kredietexperts verwachten dat de rente van Gordon Brothers eerder rond of boven de 10 procent zal zijn. „Maar ja, wat was het alternatief voor Blokker? Eigen geld was er niet meer en verkoop aan een nieuwe eigenaar was ook geen serieuze optie,” zegt Mouwen van Avaxa.
De hoge prijs van durffinanciers zorgt er wel voor dat banken die wél bereid zijn om te financieren nog altijd de geprefereerde partij zijn. Beukers van EY: „Het is fijn dat er alternatieve financiers zijn, maar ze zijn wel heel duur. Een bank is uiteindelijk echt goedkoper.”
Dat merkte hij toen hij vorige maand voor Mirage-dochter Intertoys een nieuwe kredietlijn zocht – en die vond bij de Rabobank. Ook andere banken waren nog lang in de race. „Intertoys heeft een prima balans, maakt prima winst en heeft een goed verkoopbare voorraad van bekende speelgoedmerken. Dat kan een bank goed financieren.”
Lees ook De webwinkels hebben het zwaar nu ook zij zich naar de regels van het kapitalisme moeten voegen