Soms leek het erop dat Eric Rondolat nooit meer weg zou gaan, zo erg was hij verbonden met verlichtingsbedrijf Signify. De Frans-Italiaanse bestuurder leidde de onderneming al sinds 2012, toen het nog een divisie van Philips was. Vorig jaar kreeg hij bovendien nog een contractverlening voor enkele jaren. Maar vrijdagochtend maakte Signify dan toch bekend dat Rondolat vertrekt, eerder dan gepland dus.
Eerst even kort opfrissen: wat is Signify ook alweer?
Vandaag de dag kan je het maar aan weinig merken, maar Signify is in feite het restant van de bakermat van het ooit oppermachtige Philips. Het bedrijf omvat de voormalige lichtdivisie van de Eindhovense onderneming, waar het met Gerard Philips en zijn gloeilampfabriekje aan de Emmasingel eigenlijk allemaal mee begon in 1891. Philips bracht de tak in 2016 naar de beurs. Signify is onder meer bekend van de Philips Hue-lampen, die met een telefoon te besturen zijn.
Oké, duidelijk. Waarom gaat Rondolat weg?
Volgens een verklaring van het bedrijf zijn de raad van commissarissen en Rondolat (1966) het erover eens dat het „de juiste tijd is” voor een wissel aan de top. In een gesprek met analisten op vrijdagochtend zei Rondolat dat er vorig jaar een reorganisatie is afgerond en dat het bedrijf nu een nieuwe fase in kan gaan.
Vrijdag presenteerde Signify overigens geen hele goede cijfers over 2024. Zowel omzet (6,14 miljard euro) als winst (ongeveer 600 miljoen euro) kwamen lager uit dan in 2023.
Speelt dat geen rol bij zijn vertrek?
De lagere winst is zeker een tegenvaller, maar eerlijk gezegd krimpt Signify al jaren. Van oudsher verkoopt het bedrijf vooral gloeilampen, die het voor een belangrijk deel in Europa maakte. Door de opkomst van LED-verlichting is de markt echter compleet veranderd: deze lampen gaan langer mee en worden veelal goedkoop en op grote schaal gemaakt in Azië door allerlei partijen. Signify probeert zich daarom op te stellen als lichtdienstverlener, door bijvoorbeeld hele gebouwen te voorzien van lampen, of door de verkoop van ‘slimme’, digitale verlichting. Maar daarmee kan de grote krimp niet teniet gedaan worden.
Rondolat, over wie weinig bekend is en die zelden opzienbarende uitspraken deed, vervulde daardoor een opmerkelijke rol in het Nederlandse bedrijfsleven. Signify zat in een situatie van managed decline, zoals het wel heet: proberen zo goed mogelijk om te gaan met krimp. Aan Rondolat was dat wel besteed: hij was er een meester in door bezuinigingen de kosten sneller te laten dalen dan de omzet, waardoor de winstgevendheid van Signify vaak redelijk op peil bleef.
Rondolat voerde over de jaren meerdere ontslagrondes door en sloot ook een groot deel van de Nederlandse fabrieken, in Winterswijk en Maarheeze. „Fabrieken sluiten is een deel van mijn baan”, zei hij ooit tegen journalisten. Bij Signify werken nu ongeveer 29.000 mensen, in 2019 waren dat er nog 37.000. Het bedrijf degradeerde ook uit de AEX-index.
Een gemengde erfenis, dus.
Inderdaad waren vakbonden vrijdag niet erg rouwig over zijn vertrek. Ondertussen is de beurskoers van Signify ook nog bijna precies hetzelfde als bij de beursgang. Anderzijds is het de vraag of er bij dit moeizame bedrijf meer in had gezeten dan Rondolat eruit heeft geperst. Zijn opvolger mag dat nu gaan proberen, een naam is er nog niet.
‘Parkeren is een heel sexy onderwerp’, staat op de Powerpointslide van een – vrij taai – webinar dat het Kennisnetwerk Parkeren afgelopen zomer hield.
Het is in ieder geval een prikkelend onderwerp, want Nederland loopt voorop in stilstaan. In grote steden wordt meer dan 80 procent van de parkeeracties betaald via apps als EasyPark, ANWB, Yellowbrick of Flitsmeister. In andere landen moet je vaak per stad een andere app gebruiken, of zoeken naar munten en creditcards. Bij ‘ons’ werken de apps overal, als alternatief voor parkeerautomaten en bonnetjes.
Al betaal je per minuut, met negen miljoen auto’s op een kluitje is parkeren in Nederland wel duur (in 2023 gemiddeld 3,48 euro per uur) vergeleken met andere EU-landen. Dankzij de massale inzet van scanauto’s – en de drempelloze apps – neemt de betalingsbereidheid toch toe, en groeit het aantal geavanceerde parkeeropties. Hoe werkt dat, en wat verandert er dit jaar?
Eerst maar wat afkortingen. De scanauto’s en parkeer-apps zijn gekoppeld aan het Nationale Parkeerregister (NPR), dat per jaar 975 miljoen transacties verwerkt. De RDW beheert dit register, in opdracht van 125 gemeenten.
Elke gemeente heeft een eigen parkeerbeleid. Deze lappendeken van lokale regels wordt door een coöperatie, het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten (SPHV) tot één register gesmeed waar het hele land op leunt. Dat werk doen ze met amper vier mensen, vanuit huis, legt Wilco van de Vosse van SHPV uit.
Het NPR houdt de vergunningen en parkeeracties bij, voor naheffingen wordt het kentekenregister van RDW geraadpleegd. Zij weten waar je auto woont. Er zijn zeventien belproviders (jargon voor parkeer-apps). EasyPark, voorheen ParkMobile, is met ruim drie miljoen gebruikers veruit de grootste. Je betaalt een starttarief van een paar dubbeltjes, of abonnementsgeld.
De parkeerzones liggen vast in gps-data met een extra marge van tien meter, voor de zekerheid. Je app suggereert een zone op basis van de gps-data. Maar je telefoon kan ernaast zitten, dus check het zelf ook.
Vanaf vierduizend betaalde parkeerplaatsen loont het voor een gemeente om scanauto’s in te zetten, die wel tweeduizend auto’s per uur kunnen controleren. Daar kan geen boa tegenop. De foto’s gaan meteen naar een datacenter; als een kenteken onleesbaar is of de situatie op straat onduidelijk, kan er een parkeerwachter op af.
Op de scans zijn gezichten onherkenbaar gemaakt. Voor er een naheffing wordt verstuurd, controleert een mens de foto’s (vier tot acht plaatjes per voertuig) om te zien of een auto zonder te betalen parkeert, of kort stopt. Veel gemeenten besteden dit werk uit aan handhavingsbedrijven, die ook scanauto’s en software leveren. Zo werkt het, maar wat verandert er?
1. MEER BETALEN
De tarieven stijgen in 2025. In Amsterdam, volgens EasyPark de duurste parkeerstad in de EU, betaal je 7,76 euro per uur in het centrum. Het streven is 10 procent van de parkeerplekken vrij te houden. Anders raken de straten verstopt met ‘zoekverkeer’ – soms wel 30 procent van alle auto’s. De Zweed Michael Stark leidt EasyPark Nederland en woont in hartje Amsterdam. „Ja, het is duur, maar hier vind ik altijd een plek. Als ik in Stockholm probeer te parkeren word ik gek.”
De rechter verbood vorig jaar plekken met een maximale parkeerduur. Dat was een manier om publiek te laten rouleren, bijvoorbeeld in een winkelstraat. De opvolger is het progressieve parkeertarief: na twee uur betaal je meer.
2. VAKER BETALEN
Het aantal straten waar bezoekers moeten betalen voor parkeren groeit in sneltreinvaart. Utrecht, Eindhoven, Groningen en Amsterdam breiden uit, ook kleinere gemeenten gaan overstag. Dat betekent: meer scanauto’s, zelfs in Harlingen (16.000 inwoners).
3. MEER BEZWAREN, MEER COULANCE
Tegen één op de tien naheffingen wordt bezwaar gemaakt. Het gros daarvan wordt gehonoreerd, ontdekte tv-programma Kassa, omdat mensen een verkeerde kenteken in de app aanvinken of zeggen dat ze aan het laden of lossen waren (dat mag). Bezwaren behandelen kost de gemeenten geld, 12 tot 18 euro euro per geval. Met meer coulance kan het systeem twijfelgevallen filteren: je krijgt al een grace period van vijf of tien minuten (in sommige steden nog langer) als je de parkeeractie wat later start, of na afloop niet meteen wegrijdt. Sommige gemeenten doen ’s nachts nog een controle in het NPR, om te kijken of er transacties gemist zijn.
4. DE SCANAUTO ZIET MEER
De scanauto ziet alles. Ook of je auto op de stoep staat, er afval rondslingert of de straatverlichting kapot is. Elke nieuwe toepassing van de scanauto moet aan de privacyregels voldoen. Daarom kreeg Rotterdam een boete omdat scanauto’s tijdens de pandemie keken of groepen mensen samenschoolden.
De RDW testte in 2024 of ze met scanauto’s gestolen voertuigen konden opsporen, maar de juridische basis ontbrak. Dit plan wordt aangepast en kan straks ook gesloopte of geëxporteerde voertuigen traceren – die mogen niet langs de weg staan. Veertien grote Nederlandse gemeenten hanteren nu ook zero-emissiezones, waar alleen uitstootvrije bedrijfsauto’s en vrachtwagens mogen rijden, of auto’s met een ontheffing. Dat wordt gecontroleerd met vaste camera’s, maar scanauto’s kunnen ook meekijken.
5. MEER ACHTER DE SLAGBOOM
Slagboom, open u: je kunt in meer openbare parkeergarages met je parkeer-app terecht. Amsterdam begint er deze maand mee. Je betaalt per minuut, tot het moment dat je de garage verlaat (normaal gesproken krijg je wat minuten ‘cadeau’ om naar je auto te lopen). Parkeergaragebeheerder Q-Park heeft z’n eigen app waarmee je ook op straat kunt parkeren – zonder starttarief. Via diensten als ParkBee kun je ook terecht achter de slagboom van privéterreinen.
6. MEER QR-CODES
In parkeergarages of bij ziekenhuizen kun je mobiel betalen met een QR-code. WPS uit Eindhoven zo’n systeem aan parkeergarages, om de rij voor de betaalautomaat te mijden. Handig, maar kijk uit voor QR-codes op openbare automaten: het kan een sticker van oplichters zijn.
7. MEER TOEGANKELIJKHEID
Parkeren Plus is de digitale versie van de blauwe kaart, de vergunning voor gehandicapte autobezitters. Daarmee kunnen ze ook in gewone betaalvakken gratis parkeren. Alphen aan den Rijn had vorig jaar de primeur, in 2025 sluiten zich tientallen nieuwe steden aan. Het is complex: in sommige gemeenten mag je met zo’n vergunning overal en altijd gratis parkeren, in andere gemeenten maar twee of drie uur. Wilco van de Vosse van SHPV is supertrots dat de Parkeren Plus-app draait. „Hier heb ik twee jaar lang dag en nacht aan gewerkt.”
Tring, tring, tring. Iedere minuut scheert er wel een tram langs de hoge, moderne kantoorpanden op de Laan op Zuid in Rotterdam. Eenmaal de hoek om trekken ze energie uit de bovenleidingen om de Erasmusbrug op te klimmen, over de Nieuwe Maas heen, richting de binnenstad.
„Kijk… zie je dat zwarte, hoekige ding op het dak van de tram, gekoppeld aan de bovenleiding?”, vraagt Leo Vliegenthart, technisch systeembeheerder bij het Rotterdamse ov-bedrijf RET, terwijl weer een tram langsrijdt. „Dat is de pantograaf, waarmee de tram elektriciteit van de bovenleiding haalt. Een tram heeft energie nodig wanneer hij optrekt of een beetje meer snelheid nodig heeft voor bijvoorbeeld een brug.” Normaal krijgen bovenleidingen hun elektriciteit, 600 volt gelijkspanning, van een gelijkrichterstation via kabels onder de grond. Dat station, een gebouw van zo’n zeventig vierkante meter, is aangesloten op het stroomnet. Dat is het gangbare systeem.
Maar de tram die net voorbijkwam, krijgt op dit gedeelte van de Kop van Zuid zijn energie van een ‘powerbank’ in plaats van direct uit het stroomnet. De ov-energiebank staat om de hoek, vlak bij metrostation Wilhelminaplein. Hij slaat overtollige energie op die ontstaat wanneer trams remmen of buiten de spits rijden, en geeft deze terug aan trams die optrekken of een brug op gaan in een straal van zevenhonderd meter. De RET heeft er sinds afgelopen december één in gebruik, het systeem van Vliegenthart zit nog in een pilotfase.
Uiteindelijk hoopt hij dat ze voor het Rotterdamse ov-bedrijf, en ook voor ov-bedrijven in de rest van Europa, een oplossing zullen bieden voor de krapte op het elektriciteitsnet, oftewel netcongestie.
Om de klimaatdoelen te halen moet Nederland, net als omringende landen, af van olie en gas en overstappen op groene elektriciteit van bijvoorbeeld zon en wind. Alleen, er is nu lang niet genoeg infrastructuur om alle nodige elektriciteit van bron naar gebruiker te krijgen. Netbeheerders doen verwoede pogingen om die opstopping, zogenoemde netcongestie, te verhelpen door bijvoorbeeld meer kabels aan te leggen. Maar dat is een megaklus en gaat langzaam.
De RET heeft de komende jaren meer elektriciteit nodig: de trams en metro’s moeten frequenter rijden, er moeten nieuwe stations bij en de bussen moeten ook elektrisch worden. Maar als de RET daarvoor een nieuwe aansluiting wil op het net van de netbeheerder, komt het bedrijf door netcongestie, net als duizenden andere bedrijven in Nederland die ook moeten elektrificeren, op een ellenlange wachtlijst. Ov-bedrijven die niet willen of kunnen afwachten, moeten daarom zelf met creatieve oplossingen komen.
De nieuwe powerbank van RET.Foto Hedayatullah Amid
Op de Kop van Zuid loopt Vliegenthart naar zijn oplossing. De powerbank van ongeveer een megawatt is een grijsgroen gebouw van veertien vierkante meter. Hij is grotendeels gebouwd uit kunststof, alleen de platen aan de buitenkant zijn van metaal om hem qua kleur en stijl makkelijk te kunnen aanpassen aan de omgeving. „En voor als iemand er een steen tegenaan gooit”, zegt Vliegenthart. „Het blijft een stad.”
Warmte-energie
Binnenin laden batterijen op met warmte-energie wanneer trams remmen. Remenergie wordt al gebruikt in elektrische auto’s, en trams geven elkaar soms op die manier stroom: als toevallig een tram remt waar een andere tram moet optrekken, krijgt de optrekkende tram stroom van de remmende tram. Maar door de remenergie terug te laten stromen via de bovenleiding naar de powerbank, gaat remenergie niet verloren wanneer er niet toevallig een optrekkende tram in de buurt is.
De batterijen laden ook op vanuit de bovenleiding wanneer er minder of geen trams rijden. Ov-bedrijven kampen met dezelfde pieken en dalen in hun energieverbruik als de meeste huishoudens. In de ochtendspits, wanneer veel mensen in de tram of metro stappen om naar het werk te gaan, en aan het einde van de middag. Continu stroomt er een hoeveelheid elektriciteit over de bovenleidingen die is afgestemd om de pieken te kunnen opvangen, waardoor de RET met behoorlijk veel overtollig stroom zit buiten de spits. Hier op de Kop van Zuid gaat die overtollige stroom nu via een ondergrondse kabel van ruim driehonderd meter naar de powerbank. Tijdens piekuren stroomt hij via die kabel weer terug naar de bovenleiding, en uiteindelijk via de pantograaf de trams in.
„Op die manier scheren we de pieken er van af”, zegt Vliegenthart in het RET-kantoor vlak bij de powerbank. Achter hem hangt een enorme kaart van Rotterdam aan de muur, in het kantoor liggen hier en daar minitrams en minimetro’s. Oude modellen: de Rotterdamse geel-wit-zwarte vierasser, de paardentram en ook een moderne metro. „Door het opvoeren van de frequentie of voor het bouwen van nieuwe haltes gaat de totale piek in energievraag omhoog. Normaal zijn daarvoor extra aansluitingen nodig op het net. Maar als je op sommige plekken een powerbank inzet, kan de piek hierdoor worden gevoed en is er geen nieuwe aansluiting nodig bij de netbeheerder.”
Mooi meegenomen is dat de powerbanks veel kleiner zijn dan de gelijkrichterstations. Dat maakt het makkelijker om er plek voor te krijgen in een stad waar al veel competitie is om ruimte. De powerbank is ook verplaatsbaar.
Foto Hedayatullah Amid
Feyenoord City
De oorsprong van Vliegentharts idee ligt niet in het netcongestieprobleem. Zo’n acht jaar geleden werd bedacht dat het voetbalstadion van Feyenoord de Kuip moest verhuizen naar een ander gebied in Zuid. Feyenoord City: een mega-operatie. Het zou een levendig gebied worden met scholen, kantoren, winkels, en dus ook ov-haltes.
De RET had niet genoeg aansluitingen op het energienet voor die nieuwe verbinding. Dus moesten er nieuwe aansluitingen gekocht worden op het net, met acht grote gelijkrichterstations tussen de Erasmusbrug en station Beverwaard. Dat zou zo’n 29 miljoen euro kosten.
„Veel te gek voor die veertig evenementen in het stadion per jaar”, zegt Vliegenthart. Kon het niet goedkoper en efficiënter? Met die vraag ontstond zo’n vijf jaar geleden het idee voor de powerbank. „Volgens modelsimulaties was dit op te lossen met acht powerbanks, in plaats van acht gelijkrichterstations. De kosten van het nieuwe plan: 9 miljoen euro.”
Uiteindelijk kwam Feyenoord City er niet. Wel besefte Vliegenthart dat de powerbanks de toenemende netcongestie kunnen verlichten. Dus pitchte hij het idee alsnog bij zijn collega’s van de RET en andere Europese ov-bedrijven.
Steeds vaker proberen bedrijven zelf oplossingen te vinden voor hun netcongestieprobleem. In Amsterdam experimenteert ov-bedrijf GVB met het opvangen van remenergie van metro’s en het koppelen hiervan aan busladers. In Den Haag denkt ov-bedrijf HTM ook na over slimmer stroomgebruik. Nieuwe trams krijgen accus op hun daken die remenergie opslaan die trams vervolgens kunnen gebruiken om op te trekken. Andere soorten bedrijven beginnen energiehubs om hun stroomverbruik op elkaar af te stemmen en zo hun gezamelijke totale piek te verminderen. Op een bedrijventerrein in Utrecht, bijvoorbeeld, is afgesproken dat wanneer Picnic zijn witte elektrische busjes wil laden, de buurman, een gigantische vriesloods waarin diepvriesvoedsel klaarligt om naar de supermarkten te gaan, even wat minder hard koelt. En andersom.
Toen ik het idee pitchte, zeiden veel ov-collega’s: ‘Nee, dit kan niet.’ Het was te nieuw
Maar dat het huidige energielandschap lang niet altijd klaar is voor eigen energie-initiatieven, is duidelijk. „Toen ik het idee pitchte, zeiden veel ov-collega’s: ‘Nee, dit kan niet.’ Het was te nieuw. Maar uit de simulatie bleek dat het wel kon. En toen kwam de volgende stap: samenwerkingen aangaan met bedrijven waar wij als ov-bedrijf normaal niet mee werken.” Bijvoorbeeld bedrijven die zich bezighouden met batterijsystemen. „We moesten eerst allemaal deuren openen.”
Dit doet een beetje denken aan twee jaar geleden, toen de RET overtollige energie wilde doorverkopen aan buurbedrijven die door netcongestie geen nieuwe aansluiting konden krijgen op het net. „We liepen tegen de wet aan. Want we zijn een ov-bedrijf, geen energieleverancier. En dan mag je geen energie verkopen.”
Dat is inmiddels opgelost. Maandag was in het nieuws dat de RET sinds deze week overtollige stroom van buiten de spits doorverkoopt aan onder meer de gemeente Rotterdam. Bij Rotterdam Alexander wordt gewerkt aan een laadplein waar elektrische voertuigen zoals veegwagens kunnen laden met ongebruikte energie voor metro’s. De RET als een soort verlengsnoer.
Foto Hedayatullah Amid
Derde rail
Zoef. Op de Kop van Zuid stopt Vliegenthart bij het hek waar metro’s met een hoop kabaal de grond uit schieten – uit station Wilheminaplein, verder Zuid in. De metro’s hebben een derde rail, roept hij extra hard om boven het gerammel uit te komen. Waar de elektriciteit bij de trams uit de bovenleiding komt, krijgt een metro dat uit zo’n derde rail.
Over een paar jaar hoopt Vliegenthart meer powerbanks te realiseren, voor trams én metro’s. Eerst zal hij meer testen uitvoeren. Hij onderzoekt bijvoorbeeld wat er met de powerbank gebeurt als hij hem zwaarder belast.
Hoogleraar duurzame energie Pavol Bauer aan de Technische Universiteit Delft en betrokken bij het Amsterdamse GVB-experiment, ziet potentie in het systeem van de RET om netcongestie tegen te gaan. Hij ziet wel nog een aantal uitdagingen, waaronder de grote puzzel op welke plekken die batterijen het beste kunnen staan.
Af en toe vergaderen ov-bedrijven uit heel Europa online, met Vliegenthart als voorzitter, over onder meer netcongestie en de powerbank. „Spanje, Finland, Duitsland en Italië hebben al interesse in het systeem”, zegt Vliegenthart. Technici van een Fins ov-bedrijf zijn al op bezoek geweest in Rotterdam.
„De powerbank werd deels gefinancierd door de Europese Unie en dan is de afspraak dat je het project binnen twee jaar realiseert. Dat lukt bijna nooit.” Maar Rotterdam kon dat wel.
Goedemorgen allemaal en welkom in een nieuw economieblog! Het is een redelijk rustige ochtend qua economisch nieuws. Dit viel ons tot nu toe op:
Het doel van de overheid om jaarlijks 100.000 woningen te bouwen wordt de komende tijd nog niet gehaald, zo concludeert het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) donderdag. In 2029 zullen er 96.000 nieuw gebouwde woningen worden opgeleverd, in 2024 waren dat er 82.000. Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zei afgelopen maandag nog dat in 2027 het streefcijfer wel gehaald moet worden, maar dat lijkt dus niet te gaan lukken.
Op korte termijn heeft een stikstofuitspraak die de Raad van State in december deed flinke gevolgen voor de huizenbouw in Nederland. Volgens het EIB zorgt het oordeel voor een vertraging van minstens zes maanden bij de bouw van duizenden woningen. De Raad van State oordeelde dat er niet zomaar binnen bestaande nieuwbouwprojecten met stikstofruimte mag worden geschoven – het zogeheten intern salderen. Eerder mocht er nog gewoon door worden gebouwd door het wegstrepen van de stikstofuitstoot van een nieuw project tegen die in de oude situatie op die locatie, maar dat mag dus niet meer. Wat de gevolgen gaan zijn voor de woningbouw van de belangrijke uitspraak die de rechter gister deed in de zaak-Greenpeace, is nog niet bekend.
Nederlanders hebben opnieuw minder vertrouwen in de economie. Voor de vierde maand op rij is het zogeheten consumentenvertrouwen gedaald, zo meldt statistiekbureau CBS vanochtend. Dat cijfer lag in januari op min 28, in december was dat nog min 26. Daarmee is de consument net zo negatief als een jaar geleden, maar nog ver van het absolute dieptepunt in oktober 2022 – min 59. De koopbereidheid van Nederlanders nam af, ook zijn ze minder positief over de ontwikkeling van de economie in de komende twaalf maanden.
Vooruitkijken
We rollen langzaamaan het cijferseizoen in. Vooral de luxemerken zijn er dit jaar vroeg bij. Vorige week presenteerde het Zwitserse Richemont al goede cijfers, wat leidde tot een koersstijging voor onder meer luxeconcern LVMH. Beleggers verwachtten dat de resultaten van het bedrijf achter onder meer modemerk Louis Vuitton en de Moët-champagne ook goed zouden zijn. Dat moet vandaag blijken: het bedrijf van de Franse supermiljardairsfamilie Arnault komt deze donderdag met cijfers.
Lees ook
Luxemerk Cartier lijkt crisis te boven met beste kwartaal ooit
De verwachtingen zijn dus hooggespannen. Inmiddels is LVMH ook op de beurs weer het meest waardevolle bedrijf van Europa. De Franse onderneming ging deze week Novo Nordisk, producent van afslankmedicijn Ozempic, weer voorbij. LVMH is nu zo’n 355 miljard euro waard, het Deense bedrijf omgerekend net iets meer dan 340 miljard euro.
Woensdag bleek al dat de verkoop van westerse luxeartikelen in China in 2024 met 20 procent is gekelderd. Het is in de afgelopen veertien jaar niet voorgekomen dat consumenten zoveel minder uitgaven aan dure sierraden, horloges en andere luxewaren. De belangrijkste reden is de economische achteruitgang van het land en het gedaalde consumentenvertrouwen. Ook de eerste helft van 2025 wordt volgens adviesbureau Bain & Company lastig voor de spelers op de Chinese luxemarkt.
Foto Wouter de Wilde Een woning in aanbouw in Laren.
De techneuten van aardwarmtebedrijf Ennatuurlijk Aardwarmte voelen de bui al hangen. Door de slepende stikstofimpasse was het de afgelopen jaren soms al een „uitdaging” voor het bedrijf om projecten vooruit te krijgen, zegt directeur Alexander van Noort. Maar nu zou het weleens écht problematisch kunnen worden, vreest hij. „Als de regels nog strenger gaan worden, krijgen wij daar veel last van.”
Van Noort doelt op de uitspraak van de rechtbank Den Haag woensdag, in de rechtszaak die Greenpeace heeft aangespannen tegen de staat. De rechtbank oordeelde daarin dat het kabinet inderdaad in strijd met de stikstofwetgeving handelt, en gelastte de regering om maatregelen te nemen om er alsnog voor te zorgen dat de stikstofuitstoot snel fors daalt.
Voor Ennatuurlijk Aardwarmte, naar eigen zeggen de grootste aardwarmteproducent van Nederland, is dat een risico, zegt Van Noort. „Wij moeten zeer diepe putten boren. Dat doen we in principe met elektrische boorinstallaties, maar soms kan dat niet omdat er geen stroomaansluiting is. Het stroomnet zit vol. Dan wil je terugvallen op boren die met fossiele brandstoffen worden aangedreven. Maar dat is weer lastig als gevolg van de stikstofwetgeving. Op één van onze locaties, in Andijk in Noord-Holland, bemoeilijkt dat onze besluitvorming. Met nog strengere regels wordt het niet beter.”
Volgens Van Noort is dit een pijnlijk neveneffect van de stikstofzaak van Greenpeace: de natuur- en milieuorganisatie wil met die zaak afdwingen dat de natuur beter beschermd wordt, maar de energietransitie, die uiteindelijk via het tegengaan van klimaatverandering diezelfde natuur voor de lange termijn moet redden, wordt er juist door in de wielen gereden.
Van Noort: „Aardwarmte is een heel duurzame energievorm, veel schoner dan bijvoorbeeld gas, waarmee nu veel huizen worden verwarmd. Maar de overgang op zulke energiebronnen wordt zo bemoeilijkt. De intentie van Greenpeace is goed, maar zo snijden we onszelf en onze groene ambities in de vingers.”
De intentie van Greenpeace is goed, maar zo snijden we onszelf en onze groene ambities in de vingers
Breed gedeelde zorgen
In de hele duurzame-energiesector klinken dezelfde zorgen. Voorzitter Olof van der Gaag van de branchevereniging voor duurzame-energiebedrijven (NVDE) vreest voor een „stikstofslot op de energietransitie”, zegt hij. Ook hij vindt dat „zonde, omdat meer schone energie juist kan helpen de stikstofemissies structureel omlaag te brengen”.
Van der Gaag wijst op geplande windparken op land en zee, zonneparken, waterstoffabrieken, CO2-opslagprojecten, batterijen, verduurzamingsprojecten in woonwijken en individuele verduurzamingsinitiatieven van grote industriebedrijven die allemaal in de problemen zouden kunnen komen als de stikstofregels nog strenger worden – eigenlijk de hele duurzame-energiewereld dus.
Van der Gaag: „Het kleine beetje stikstofuitstoot tijdens de bouw valt in het niet bij de potentiële, structurele stikstofdaling, maar vormt nu wel een grote blokkade om energieprojecten te bouwen en om energie-infrastructuur uit te breiden. De impact op de energietransitie is moeilijk te onderschatten.”
Het grootste en venijnigste risico zit volgens hem bij de geplande uitbreiding van het stroomnet door de netbeheerders. In feite is dat de ruggengraat van de energietransitie, zegt hij. „De energievoorziening van de toekomst zal veel meer gebaseerd zijn op elektriciteit. Als de verzwaring van het stroomnet nog moeizamer gaat verlopen, dan komen veel andere projecten ook in problemen. Al die windparken op zee kunnen zonder kabels hun stroom niet kwijt.” Hij zegt dat er nu al drieduizend netverzwaringsprojecten vertraagd zijn als gevolg van de stikstofregels.
Tennet, en alle andere, regionale netbeheerders, zeggen hetzelfde. Twee jaar geleden stuurden zij een brandbrief naar het kabinet waarin ze waarschuwden voor het „stilvallen” van de energietransitie als gevolg van de stikstofproblematiek, en waarin ze wezen op een potentieel domino-effect. „Zonder stroomkabel geen laadpaal, nieuwbouwwijk of duurzame industrie. Als we niet de juiste vergunningen hebben, raken de woondeals en de klimaatdoelen uit zicht en wordt het nog lastiger om stikstofuitstoot te reduceren.”
‘Chaos compleet’
Een woordvoerder van Tennet zegt dat de exacte impact van het vonnis nog niet duidelijk is. Maar „de uitspraak […] maakt duidelijk dat de stikstof-duimschroeven verder worden aangedraaid. Er is steeds minder bewegingsruimte en om de doelen voor 2030 te halen, moeten er per direct maatregelen worden getroffen.”
Energiedeskundige René Peters van onderzoeksbureau TNO beaamt de zorgen in de sector. Ook hij noemt het vonnis „slecht nieuws” voor de energietransitie „Projecten die kunnen leiden tot een lagere CO2– én stikstofuitstoot kunnen mogelijk worden vertraagd door de stikstofemissie bij de aanleg. In die zin bijt de uitspraak zichzelf in de staart en werkt die het doel tegen.”
Deltalinqs, de branchevereniging voor Rotterdamse havenbedrijven – die ook een verduurzamingsopgave hebben – riep het kabinet op om „razendsnel aan de slag te gaan met haalbare plannen voor natuurherstel. We moeten nu alles uit de kast halen met elkaar om een verder vastlopend Nederland te voorkomen.”
Nog geen week geleden had diezelfde club al geconstateerd dat „de chaos en onzekerheid” rond stikstof „compleet” was. Dit naar aanleiding van een andere recente uitspraak, van de Raad van State, die ook al voor een verdere aanscherping van de stikstofregels had gezorgd.
Greenpeace Nederland-directeur Andy Palmen zegt in een reactie dat door de uitspraak het land juist van het ‘stikstofslot’ af gaat – en dat het de wetgever zelf is geweest die aanvankelijk dat slot heeft veroorzaakt.
Palmen: „De eerdere uitspraak van de Raad van State zorgde er inderdaad voor dat er niets meer kon dat de natuur schaadt. De laatste geitenpaadjes die de regering had bedacht, werden toen gebarricadeerd. Maar dat was dus omdat de regering de wet overtrad. De rechtbank wijst nu juist de oplossing aan, waardoor het probleem eerder kleiner wordt.
„De rechtbank zegt: geef de natuur de mogelijkheid om te herstellen, en dan ontstaat er weer ruimte voor bouwprojecten. Daarvoor moet de stikstofuitstoot inderdaad eerst naar beneden, en zullen allerhande projecten, niet alleen duurzame, misschien moeten wachten. Maar als je uitstoot in bijvoorbeeld de veeteelt – een van de grootste veroorzakers – terugdringt, kan de natuur weer terugveren en ontstaat er weer ruimte voor ontwikkeling.”
Als systeembeheerder Daniël Kollmer (51) naar zijn werkplek loopt, komt hij langs de voormalige bibliotheek op de tweede verdieping van het Amsterdamse onderzoeksinstituut Nikhef. In plaats van rekken met boeken staan daar tegenwoordig servers, achter een glaswand. Uit de computerkasten komen gele, groene, blauwe en rode kabels.
Kollmer moet er af en toe iets controleren, maar gaat de ruimte zo min mogelijk in. De temperatuur is er als in een bejaardenwoning. Via roosters in de vloer wordt lucht langs de kasten geblazen voor de koeling. De rekenkracht van de zoemende servers is voor de wetenschappers van het Nikhef, die onderzoek doen naar deeltjesfysica.
Vanuit hun werkkamers kijken Kollmer en afdelingshoofd Ronald Starink (53) op een bruine toren zonder ramen, een datacentrum op het Amsterdam Science Park. Aan de andere kant zit het Centrum Wiskunde en Informatica, dat in 1988 als eerste in Nederland aansluiting kreeg op het prille internet. Alles hier ademt data, rekenkracht en internetgeschiedenis.
Onderdeel van Kollmers werk is het beheer van de eigen mailserver van Nikhef. Hij vindt dat de gewoonste zaak van de wereld. Kollmer doet het ook voor zijn vriendengroep, die al sinds 1997 een server deelt.
Daarmee is hij een uitzondering geworden onder de systeembeheerders. E-mails ontvangen, versturen en vooral ook bewaren is bijna overal uitbesteed aan grote leveranciers van software en cloudopslag. Voor particulieren is dat in de regel Gmail van Google. Bedrijven en overheden doen het massaal bij Microsoft.
Kwetsbaar
Afgelopen week sloeg de Algemene Rekenkamer alarm. De Nederlandse overheid is in korte tijd te zwaar gaan leunen op commerciële buitenlandse clouddiensten en maakt zich daarmee kwetsbaar, vindt die. Hoe e-mailverkeer tegenwoordig wordt afgehandeld, illustreert die trend.
Lees ook
De Nederlandse overheid is gevaarlijk afhankelijk van buitenlandse clouddiensten, constateert de Rekenkamer
Statistieken zijn complex bij dit onderwerp. Het maakt nogal uit of je het aantal e-mails telt – de pakketbezorgdienst kan voor één bestelling meerdere mails op een dag sturen – of het aantal ontvangers van een en dezelfde mail, legt zelfstandig ict-expert Bert Hubert uit. Hubert waagt zich niettemin aan de voorspelling dat „ergens in 2026 Microsoft en Google 98 procent van onze e-mail in handen hebben”. Ook het e-mailarchief van het parlement staat inmiddels in de Microsoft-cloud, geeft hij aan.
In een rapport uit 2024 signaleert Clingendael, instituut voor internationale betrekkingen, een ‘naderend e-mailprobleem’. Veel overheden gebruiken Outlook van Microsoft, maar draaien die mailsoftware op eigen servers. Ze staan echter op het punt te verhuizen naar cloudservers van het Amerikaanse concern. Clingendael waarschuwt dat de communicatie van de overheid daarmee een nog verleidelijker doelwit voor hackers wordt.
Maaike Okano-Heijmans, verbonden aan Clingendael als onderzoeker naar geopolitieke aspecten van technologie en digitalisering: „Voor de gemiddelde slager en kapper is het waarschijnlijk prima. Maar als de overheid massaal zou overstappen, en dan ook nog naar één dienstverlener, gaat dat uiteindelijk ten koste van de nationale veiligheid.”
Internet begon als een ‘vrije ruimte’: de mensen die het bouwden, spraken met elkaar protocollen af waardoor digitale diensten met elkaar konden ‘praten’. Door deze protocollen worden bijvoorbeeld e-mails overal op dezelfde manier verwerkt. Alsof iedereen wereldwijd dezelfde taal spreekt en dezelfde munteenheid gebruikt – handig bij het zakendoen.
Bij e-mail is die taal SMTP, het Simple Mail Transfer Protocol uit 1980. Dit protocol vormt de basis voor alle maildiensten, of ze nu gebouwd zijn door een gigant als Microsoft of een hobbyist op een zolderkamer. Mensen met een beetje verstand van internet konden dankzij dit protocol allemaal een eigen mailserver laten draaien.
Foto Olivier Middendorp
Spam voorkomen
De protocollen bestaan nog steeds, maar de praktijk van dat vrije internet is aan erosie onderhevig. Zelfs het vrije e-mail, met een van de oudste protocollen, heeft het moeilijk.
Kollmer legt uit hoe dat werkt. Het is in de loop der jaren steeds complexer geworden een server zo in te regelen dat criminelen die niet kunnen misbruiken om spam en phishingmails te versturen. Dat is nodig, want als bij de ontvangende server ook maar de geringste twijfel is over een afzender, komen mails die je verstuurt niet meer aan.
De eisen zijn niet onredelijk, vindt Kollmer. „Spam en phishing zijn nu eenmaal grote problemen en continue dreigingen. Je wilt niet dat jouw server daaraan bijdraagt.” Dat dit vroeger anders was, komt vooral doordat veel minder mensen een e-mailadres hadden, wat phishing minder lonend maakte voor criminelen.
Met zijn decennialange ervaring vond Kollmer het niet zo ingewikkeld de server van Nikhef zo in te regelen dat die ontvangers een bewijs afgeeft waaruit blijkt dat de server te vertrouwen is. Hij legt uit: „In wezen moet je aantonen dat een e-mail echt afkomstig is van waar hij zegt dat hij vandaan komt – in ons geval dus echt van de server van Nikhef. En dat ik een gebruiker ben die daar legitiem gebruik van maakt. De ontvanger kan dat bewijs opvragen.” Hij vergelijkt het met naar het postkantoor gaan met een identiteitsbewijs als je een brief wilt posten, in plaats van gewoon iets in een brievenbus gooien.
Is dat automatische bewijs van een ‘schone reputatie’ niet op orde, dan worden mails teruggekaatst. Ze komen niet aan bij de ontvanger of belanden in de spambox. Het kan behoorlijk frustrerend zijn erachter te komen dat je daardoor geen antwoord kreeg. En het is tijdrovend ervoor te zorgen dat je van lijsten met verdachte afzenders wordt afgehaald.
Als je de afhandeling van e-mail uitbesteedt aan een grote softwareaanbieder, heb je dat probleem niet meer. Zulke bedrijven kunnen meer investeren in geavanceerde beveiliging. Mail met een Gmail-adres zal minder snel als verdacht worden behandeld dan die van een kleine, onbekende server.
Uitbesteden
Daarom hebben ict-beheerders de afgelopen jaren massaal voor uitbesteden gekozen. En dat heeft de positie van de grootste bedrijven in het e-mailuniversum verder versterkt. Heer en meester zijn Outlook van Microsoft, Gmail van Google en Mail van Apple.
Lees ook
Onderzoekers kiezen voor een alternatieve cloud: ‘Ik wil zelf kunnen kiezen met wie ik mijn bestanden deel’
Dat wereldwijd zoveel mensen e-mailadressen van Google, Apple en Microsoft hebben, geeft die concerns ook een voorsprong bij het trainen van hun spamfilters. En ze kunnen eisen stellen; tegenwoordig bepalen die grote bedrijven de facto waaraan een e-mail moet voldoen om hun beveiligingslagen te passeren. Als hun programma’s je mail weigeren, is je eigen mailserver vrijwel nutteloos. In de brontekst van je e-mails – de tekst die de computer leest – moet bijvoorbeeld te zien zijn dat je een bepaald spamfilter gebruikt. En de ontvanger moet identificatiekenmerken kunnen opvragen. „Je moet door het stof”, omschrijft Kollmer.
Nikhef heeft al decennia een eigen mailserver met een goede, veilige reputatie, én de capaciteit dat zo te houden; de ict-afdeling telt 26 man. Het instituut hanteert ook zwarte lijsten met malafide afzenders, wier mails worden geweerd. Daar staan vooral veel afzenders op die eindigen op .ru, zegt Kollmer grinnikend. Voor beheerders bij kleinere bedrijven en de meeste amateurs is een eigen mailserver geen optie meer.
Het besluit een eigen mailserver aan te houden, heeft Nikhef weloverwogen genomen, vertelt afdelingshoofd Starink (53). Dat hangt samen met het type onderzoeken dat er wordt gedaan. Die duren al snel tientallen jaren. Ondersteunende ict moet dus ook lang houdbaar zijn, om te voorkomen dat data tijdens lopend onderzoek moeten migreren. Dat brengt risico op verstoringen van het onderzoek met zich mee. Dan valt de keuze al snel op zelf doen.
Ronald Starink, afdelingshoofd ict bij Nikhef Foto Olivier Middendorp
Principieel ding
Behalve praktisch is het ook een ‘principieel ding’ om ict-toepassingen in eigen hand te houden, zegt Starink. Nikhef wordt gefinancierd uit publieke middelen. Daarom heeft het meer verantwoordelijkheid voor het bewaken van de publieke ruimte dan een commercieel bedrijf, vindt hij. En daarom werkt het onderzoeksinstituut zoveel mogelijk met software waarvan de broncode openbaar is. Het voorkomt afhankelijkheid van één bedrijf dat zijn code afschermt.
Starink gebruikt termen die je ook hoort in discussies over klimaat en landbouw. Er is behoefte aan diversiteit en keuzevrijheid, monocultuur is kwetsbaar. „We willen niet gebonden zijn aan één partij. Want commerciële partijen blijven nooit lang innovatief. Op een gegeven moment gaan ze vooral proberen geld te verdienen. Als je dan je databeheer aan ze hebt uitbesteed, kun je niet meer weg. Dan ben je in een fuik gezwommen.”
Ict is bij Nikhef een integraal onderdeel van de research. Energiefysica bestuderen zonder goede ict is onmogelijk, omdat er zoveel data bij worden verzameld en geanalyseerd. Dat maakt z’n werk leuk, zegt Kollmer. Hij is ‘al’ zeven jaar in dienst – een persoonlijk record. „Ict is iets wat bedrijven moeten doen, maar niet willen doen. Ik heb dat vaak genoeg meegemaakt: je mag als ict’er niet te veel vinden.”
Starink en hij begrijpen best dat kleinere bedrijven met andere prioriteiten andere keuzes maken. Starink: „Als je weinig medewerkers hebt en niet met gevoelige data werkt, vind je het zonde als je een ict’er in dienst moet nemen.”
Je geeft én je data uit handen, én je verliest expertise om het later nog eens terug te kunnen halen
De verleiding om ict-taken uit te besteden is bovendien groot: softwarebedrijven bieden voortdurend handige integrale oplossingen. Omdat enkele giganten de markt domineren, kúnnen die vaak ook heel goede producten tegen een aantrekkelijke prijs bieden. Het is best fijn vertoeven in hun cloud. Starink: „Maar je geeft én je data uit handen, én je verliest expertise om het later nog eens terug te kunnen halen.”
Kollmer is nog wat uitgesprokener: „Als je een instantie van enige omvang bent en niet zelf je systemen onderhoudt, vind ik dat je onvoorzichtig bezig bent.”
Beiden benadrukken dat een e-mailarchief, zeker als dat decennia teruggaat, ook veel persoonlijke informatie bevat. Die moet je dus goed beschermen.
Cloud Act
De Rekenkamer en Clingendael wijzen op de geopolitieke dimensie van al te grote afhankelijkheid van buitenlandse bedrijven. In dit geval betreft het hoofdzakelijk Amerikaanse softwarebouwers. Ook een groot deel van de data van de Nederlandse overheid staat bij Amerikaanse partijen.
Dit aspect weegt bij Nikhef ook mee. „Want die partijen kunnen wel zeggen dat ze er niets mee doen, maar er is ook zoiets als de Cloud Act”, zegt Kollmer. Die Amerikaanse wet bepaalt dat de Amerikaanse overheid toegang tot die data kan eisen, ook als de computers niet fysiek in de VS staan.
Zo’n principiële opstelling en het blijven hameren op behoud van autonomie en keuzevrijheid leiden geregeld tot irritatie bij systeembeheerders die andere afwegingen maken, blijkt uit discussies op LinkedIn. Net als het dorp van Asterix en Obelix eigenwijs standhouden tegen de machtige Romeinen wordt dan vooral gezien als een achterhoedegevecht. Starink, stoïcijns: „De buitenwereld kijkt wel eens wat meewarig.” Met die eigen e-mailserver, is dan de opvatting, maken hij en Kollmer het zichzelf alleen maar moeilijk. Bovendien ontzeggen ze zich de nieuwste snufjes, want die krijg je erbij als je behalve de server ook het softwareprogramma afneemt van de grote aanbieder.
„Dan proberen we uit te leggen wat onze overwegingen zijn”, zegt Starink. En Kollmer wenst anderen „succes om je data er nog uit te krijgen als de tarieven omhooggaan”.
Het is niet supergoed gesteld met het vertrouwen van werknemers in hun werkgever. Dat blijkt uit de zogeheten Workmonitor, een onderzoek van uitzendconcern Randstad onder 22.000 werkende mensen uit 35 landen, inclusief Nederland.
Bijna een kwart van de respondenten vertrouwt er niet op dat hun leidinggevende het beste met hen voorheeft, en bijna een derde zegt hun leidinggevende niet te kunnen vertrouwen als het gaat om hun loopbaanontwikkeling.
„Een aanzienlijk deel van de werknemers ervaart een gebrek aan vertrouwen”, zegt Oscar van Mourik, gedragswetenschapper bij Randstad. „Dat vormt een serieus probleem voor het werkklimaat binnen de organisatie.”
Met een slotsalvo van nieuwe exportmaatregelen voor de chipindustrie neemt de Amerikaanse president Joe Biden deze week afscheid van het Witte Huis. Woensdag publiceerde het Bureau of Industry and Security (BIS), dat toezicht houdt op de exportregels, een nieuwe lijst beperkingen.
Zo willen de VS de ontwikkeling van de Chinese chipindustrie verder afremmen, om te voorkomen dat China geavanceerde chips gebruikt voor de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie.
BIS heeft tientallen nieuwe namen toegevoegd aan de uitdijende lijst verdachte bedrijven (entity list), die volgens de VS gelieerd zijn aan het Chinese leger. Een van de nieuwkomers is chipontwerper Sophgo, die via de Taiwanese chipgigant TSMC onderdelen voor AI-chips liet maken die uiteindelijk weer bij Huawei terecht kwamen. Huawei staat al sinds 2019 op de verboden lijst van de VS. Chipmakers als TSMC en Samsung moeten beter controleren wie hun uiteindelijke klanten zijn, vinden de VS.
De Amerikanen voeren ook nieuwe restricties in voor leveringen aan fabrieken die zogeheten DRAM-chips maken, het werkgeheugen dat je in normale computers of telefoons vindt. Er golden sinds december al beperkingen voor extra snelle geheugenchips voor AI-chips.
De regering-Biden voegde ook tien Chinese AI-ontwikkelaars toe aan de entity list, omdat die technologie zouden ontwikkelen voor militaire toepassingen. Daartoe behoort ook Zhipu AI, wiens chatbot Apple had willen gebruiken voor iPhones die in China verkocht worden.
Voor de uitvoer van Amerikaanse AI-chips introduceerde de regering-Biden eerder deze week een nieuw exportstelsel, waarin alleen een select gezelschap van Amerikaanse bondgenoten onbeperkt AI-chips ‘mag’ kopen. Dat moet smokkel naar Chinese en Russische datacenters voorkomen. Ook toegang tot AI-datacenters van Amerikaanse bedrijven is straks gereguleerd. Het leverde – vrij zeldzame – openlijke kritiek op van bedrijven als Nvidia en Oracle, die vrezen voor hun marktpositie. De bedrijven lijken hun schroom te laten varen nu de regering-Biden vertrekt.
Nederlandse update
De afgelopen tweeënhalf jaar voerden de VS de druk op China’s chipindustrie op. In oktober 2022 werden de eerste exportrestricties gepubliceerd, die ook chipmachinefabrikant ASML raakten. In het najaar van 2023 en 2024 volgden nieuwe beperkingen die grotendeels door Nederland zijn overgenomen.
Dinsdag publiceerde minister voor Buitenlandse Handel Reinette Klever (PVV) nog een update van de exportrestricties, in grote lijnen een kopie van de Amerikaanse maatregelen van een maand geleden. Dat raakt de Chinese export van chipmachinemakers AMSL en ASM International. ASML, qua omzet (30 miljard euro) ruim tien keer zo groot als ASM, hield er al rekening mee dat de Chinese export dit jaar terugvalt. Dat komt ook doordat Chinese klanten de bui al zagen hangen en het afgelopen jaar bovenmatig veel chipmachines bestelden, om exportrestricties alvast voor te zijn.
De chipmarkt herstelt zich moeizaam van een langdurige dip, maar de Taiwanese chipgigant TSMC maakte woensdag positieve kwartaalresultaten bekend. De omzet in de laatste drie maanden van 2024 steeg met bijna 40 procent ten opzichte van het jaar daarvoor. Driekwart van TSMC’s omzet komt van geavanceerde chips. „De dalende vraag naar nieuwe telefoons wordt grotendeels goedgemaakt door een groeiende behoefte aan AI-chips”, zei TSMC’s financieel directeur Wendell Huang in een toelichting.
Het lijkt erop dat de Taiwanese overheid TSMC zal toestaan om de allernieuwste generatie chips in het buitenland te produceren, bijvoorbeeld in fabrieken in Arizona. Dat zou alvast een tegemoetkoming kunnen zijn aan de regering-Trump, die vindt dat Taiwan meer moet bieden in ruil voor bescherming van het eiland tegen een mogelijke Chinese invasie of blokkade. Of TSMC een groter deel van zijn productie verplaatst is onzeker: chips produceren in de VS is veel duurder dan in Taiwan en het technisch talent ligt er niet voor het oprapen.
Lees ook
Dankzij de dorstige chipindustrie herrijst de Amerikaanse stad Phoenix uit zijn as
Roy Beszelsen (26) wilde doen wat zoveel influencers doen: een beetje cashen met crypto. Op 1 december 2024 begon hij met een paar vrienden een eigen cryptomuntje. „Een grap.”
Beszelsen heeft sinds 2017 het YouTube-kanaal Royalistic. Daarop zie je hem – rode boerenzakdoek in zijn haar – Fortnite en GTA5 spelen. En hij loopt wat te geinen. Het kanaal heeft ongeveer een miljoen volgers. Het zijn vooral tieners, blijkt uit de reacties onder de video’s en op zijn Instagramaccount.
Een cryptomuntje is zo aangemaakt. En het is niets waard, tenzij mensen besluiten het te kopen. Influencers gebruiken vaak een populaire internetgrap om een muntje aan te koppelen. En door zelf heel hard om zo’n meme te lachen op hun YouTube-kanalen, sporen ze volgers aan hun ‘grap’ financieel te ondersteunen.
Munten weggeven
Als veel mensen dat doen, gaat de koers van zo’n ‘memecoin’ vanzelf omhoog en begint het speculeren erop. De bekendste in dat genre is de dogecoin, met als symbool een afbeelding van een hond. Het muntje begon ooit als persiflage op de cryptohype. Nadat Tesla- en X-baas Elon Musk het omarmde en beweerde de cryptomunt serieus te gaan gebruiken, stegen de koersen en werd de dogecoin een blijver. Inmiddels zijn hondenmuntjes een compleet subgenre binnen het memecoinuniversum.
De doge-meme heeft inmiddels zijn weg naar de Amerikaanse politiek gevonden. Kort nadat Donald Trump opnieuw tot president van de Verenigde Staten was verkozen 5 november 2024, maakte hij bekend dat Musk leiding gaat geven aan het Department of Government Efficiency, kortweg DOGE. Musk krijgt als taak flink te snijden in overheidskosten. De verkiezing van Trump en de nieuwe bijbaan van Musk hebben de belangstelling voor cryptomunten en daarmee ook voor speculatie op memecoins versterkt.
Beszelsen „vond het leuk om een eigen memecoin te maken, vergelijkbaar met andere memecoins, zoals Dogecoin of Pepe”, schrijft hij in een online verklaring. Hij noemde het muntje de UNOPETIT, naar een grap van hemzelf over het bestellen van Uno Petit Grande biertje, een terugkerend thema op zijn kanaal.
En zowaar, gelijk na zijn aankondiging dat investeren mogelijk was, ging de koers van de unopetit omhoog. De munt was te kopen en verkopen op Raydium, een gedecentraliseerde en geautomatiseerde online cryptobeurs.
Beszelsen beloofde iedere eerste dinsdag van de maand via zijn chatkanaal op de sociale media-app Discord munten weg te geven. Het dient geen doel, zei hij op zijn livestream. „Gewoon voor de meme, net als Dogecoin.”
Wild speculeren
Volgens Coinmarketcap, een platform dat cryptomunten registreert, bestaan er nu zo’n 3.600 memecoins. In werkelijkheid zijn het er meer, want niet ieder muntje wordt meteen op het platform geregistreerd. De marktwaarde van alle crypto’s samen is inmiddels zo’n 3.300 miljard dollar. Daarvan gaat 94 miljard om in speculatie op memecoins, die zichzelf ook als zodanig omschrijven en dus benadrukken dat ze geen enkel praktisch nut hebben.
Binnen 24 uur na het aanmaken van de unopetit werd er flink in gehandeld. Het is lastig exact te reconstrueren, maar de munt bereikte een koers van 0,001 euro per stuk. Er waren er zo’n 675 miljoen in omloop gebracht.
In een livestream, vlak voordat de marktwaarde van de muntjes de 1 miljoen aantikt, zegt Beszelsen dat hij de grote animo „niet per se verwacht” had, dat de coin „volledig voor de grap is aangemaakt” en dat het „volledig is geëscaleerd”. In de uren daarna gaat de koers steil naar beneden. Dat illustreert in de regel dat bezitters van de munt denken dat de koerspiek is bereikt en nu proberen winst te pakken. De eersten die dat lukt, hebben dan uit een muntje van niets geld ‘getoverd’. De anderen zijn het geld dat ze erin staken kwijt.
Niet zelden zijn de verkopers de oorspronkelijke ‘makers’ van de munt, die met elkaar afspreken haar plotseling te dumpen. Zo’n bedrieglijk opzetje wordt een rug pull genoemd; alsof een paar mensen met een ruk het tapijt onder anderen vandaan trekken.
Bedrieger
Beszelsen werd online al snel van een rug pull beschuldigd. Onder meer omdat uit de transactiegeschiedenis van de munt blijkt dat er bezitters zijn die winst hebben gemaakt op munten die ze rechtstreeks hebben gekregen toen de munt werd gemaakt. Ze hoefden ze dus niet eerst tekopen, wat zou kunnen duiden op voorkennis. Beszelsen verdedigt zich op 9 december in een verklaring op X die veel vragen openlaat. Volgens hem is er sprake van een ‘vriendengroep’ waarbinnen de munten in hun digitale portemonnees plotseling tienduizenden dollars waard werden en die „wat winst genomen hebben”. Hij zegt er zelf niets aan te hebben verdiend. Hij reageert niet op pogingen contact te krijgen.
De vermeende slachtoffers die op X klagen over Beszelsen spelen intussen hun eigen spel. Iemand die zichzelf James noemt en verschillende socialmedia-accounts beheert, opent op X het vuur op Beszelsen. Hij stelt 50.000 euro in diens munt te hebben gestoken. „50k verdampt Roy, ben je er nog? Heb je het project gerugged [leeggetrokken]?”, schrijft hij.
In de memecoinwereld mag onder het mom van ‘ironie’ bijna alles
James, eigenaar van fitness-, finance- en mindsetplatform VoorDeHeren, wil zijn posts in privéberichten toelichten, maar niet zeggen wie hij echt is. Hij verklaart met een groep mede-investeerders „nieuw leven te blazen” in ‘dode’ munten, waar niemand meer in handelt. Door die te hypen via hun sociale media – hij heeft zelf zo’n 30.000 volgers – en zo anderen te verleiden geld in de munten te steken, proberen ze er nog wat aan te verdienen.
Hoe serieus de aantijgingen van James zijn, is niet te zeggen. De schimmige spelletjes op sociale media zijn tekenend voor de mores in de memecoinwereld, waarin onder het mom van ‘ironie’ bijna alles mag.
Voor de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de toezichthouder op het gebied van financiële wetgeving, zijn memecoins een doorn in het oog. „Ze zijn vaak zeer volatiel en kwetsbaar voor misleiding en manipulatie”, zegt AFM-cryptowoordvoerder Yolanda Bieckmann. „De AFM houdt zelf geen toezicht op memecoins, maar wel op financiële producten en crypto-aanbieders. Wij houden toezicht op het naleven van de wetgeving. Als finfluencers beleggingen aanprijzen of advies geven aan consumenten, mag dat niet. Daarop kunnen we handhaven en bijvoorbeeld boetes uitdelen.”
Hoe de AFM daartoe over kan gaan? Dat kan op twee verschillende manieren, legt Bieckmann uit. Zo is er het Meldpunt Financiële Markten waar consumenten of andere belanghebbenden melding kunnen doen van het overtreden van wet- en regelgeving. Dat strekt zich uit van fraudemeldingen tot meldingen met betrekking tot een onjuist financieel advies. „Maar wij monitoren zelf ook de gehele markt. Dat doen we door middel van risico-gestuurd toezicht”, zegt Bieckmann. Daarbij kijkt de toezichthouder zowel naar het risico dat bepaalde doelgroepen lopen alsmede naar de grootte en omvang van bedragen die rondgaan.
Youp van ‘t Hek
Een beetje memecoin-bedenker doet zijn best zijn munt geregistreerd te krijgen bij een grote cryptobeurs, want dan kan de handel helemaal losgaan. Zo’n listing draagt bij aan de bekendheid en geldt gelijk als een soort stempel van goedkeuring, hoewel het eigenlijk niet zoveel zegt. Omdat zoveel met memecoins gespeculeerd wordt, hebben cryptobeurzen er belang bij ze aan te bieden, want die verdienen per transactie.
Of de Nederlandse cryptobeurs Bitvavo – met ruim 1,5 miljoen klanten in Nederland, volgens eigen opgave – een memecoin aanbiedt, wordt besloten op basis van een aantal criteria, vertelt chief financial officer Johan van Olffen. Er moet genoeg vraag naar zijn en de munt moet onomstreden zijn. Ook wil Bitvavo weten wie er achter de munt zit. Als de maker geheimzinnig doet, is dat meestal geen goed teken. Maar in de regel, zegt Van Olffen, achterhaalt Bitvavo die informatie wel. Die check is er ook om te voorkomen dat Bitvavo per ongeluk iets aanbiedt waar bijvoorbeeld Russen achter zitten die onder sancties vallen.
Als de seinen op groen staan, komt de munt op de beurs, met een duidelijke tekst erbij. Bijvoorbeeld: deze memecoin heeft geen functies, geen nut, geen intrinsieke waarde, geen belofte van winst of opbrengst. Oftewel: je kunt er niets mee en er is geen onderliggende waarde, zoals een klomp goud. En de munt kan extreem volatiel zijn. Als iemand er dan nog in wil handelen, is dat prima, zegt hij. „Het kan hard omhoog, maar ook hard naar beneden. En dat is wel je eigen verantwoordelijkheid.”
Van Olffen kent de unopetit van Beszelsen niet en die is ook niet via Bitvavo verhandeld. In het algemeen hebben memecoins „vooral een stukje amusementswaarde”, zegt hij. „Mensen vinden het leuk om erover te praten en eraan mee te doen. Ze kunnen ook naar het theater gaan. Naar Youp van ’t Hek. Daarvan kun je je ook afvragen wat je eraan overhoudt of ervan leert.”
Na verloop van tijd worden de meeste muntjes weer van de beurs gehaald. Er hebben wat mensen geld mee verdiend en er zijn wat mensen geld aan verloren. De lol is er weer af en het is wachten op de volgende grap.
Als betaal-goeroes zoals de voormalige baas van Mollie (Gaston Aussems), een directeur van Adyen (Robert Kraal) en een oud-voorzitter van MasterCard (Javier Perez) het zien zitten met je, dan doe je ‘blijkbaar’ (pun intended) iets goed. De Amsterdamse fintech Klearly maakte vanochtend bekend een investering van 6 miljoen euro te hebben binnengehaald, als groeikapitaal. En laten nou de drie genoemde investeerders onderdeel zijn van die impuls, net als Global PayTech Ventures, Antler Elevate en Shapers. De Nederlandse betaaldienst gaat de investering gebruiken om verder uit te breiden in Europa.
Klearly „vervangt verouderde en eenvoudige pinapparaten van banken door innovatieve, datagedreven technologie”, aldus het bedrijf zelf. Het heeft vooral veel horeca-ondernemingen als klant. Heel groot is het allemaal nog niet, aan de Amsterdamse Wibautstraat waar het bedrijfje is gevestigd: sinds de lancering in 2023 heeft Klearly vierduizend gebruikers aangemeld, waaronder dus veel horecaondernemers. Het aantal verwerkte betalingen schiet wel omhoog, het afgelopen jaar met vijfhonderd procent.
De kapitaalinjectie in Klearly past in een bredere trend, schrijft het FD vandaag. Nederlandse start-ups hebben vorig jaar ongeveer 2,3 miljard euro aan investeringskapitaal gekregen, bijna een kwart meer dan het jaar ervoor, aldus het Quarterly Startup Report. Het aantal deals liep wel terug vorig jaar. Er waren 342 investeringsrondes, tegen 417 in 2023. Ook liep het aantal investeringen in techstarters terug, met 18 procent. In die zin doet Klearly het knap.
De oprichters van Klearly zullen verlekkerd kijken naar hun investering. En nu maar afwachten of zij met de kennis en de centen van de betaal-goeroes eenzelfde succesverhaal weten neer te zetten als Adyen en Millie destijds.