Vandaag gepind, morgen in een economisch onderzoek

Wat doen jonge vaders en moeders met hun financiën als ze een kind hebben gekregen? Gaan ze minder of meer uitgeven, gaan ze sparen of trekken ze spaarpotten open? En vooral, vertonen vrouwen en mannen ander gedrag?

De IJslandse Arna Olafsson, universitair hoofddocent aan de Universiteit van Kopenhagen, doet al jaren onderzoek naar verschil in gedrag tussen vrouwen en mannen bij persoonlijke financiële beslissingen. Ze was ontevreden over resultaten uit enquêtes, omdat ze die als onbetrouwbaar beschouwde. . Al in 2012 begon ze als pionier met onderzoek op basis van transactiegegevens. Bij banken kon ze nog niet terecht voor deze data. Die zagen het toen nog niet zitten om gegevens te delen over betalingen van klanten zoals PIN-betalingen, digitale overboekingen en opnames van contant geld.

Daarom zocht ze haar toevlucht bij jonge fintechbedrijven die veel betaaldata verzamelden en in de samenwerking met de wetenschapper een mogelijkheid zagen hun naamsbekendheid te vergroten. „Met de resultaten van dat onderzoek kon ik banken overtuigen dat deze onderzoeksmethode echt werkt”, zegt ze.

Mannen blijven sparen

Het verschil in de manier waarop mannen en vrouwen financiële beslissingen nemen tussen vrouwen en mannen is vrij groot, zo blijkt uit haar lopende onderzoek waarvoor ze de data kreeg van een van de drie grootste IJslandse banken. Zo doen vrouwen na de geboorte van hun kind meer een beroep op hun spaargeld, terwijl mannen blijven sparen. Ook hebben vrouwen tot de geboorte vaak lagere consumentenkredieten dan mannen, maar verhogen ze die nadat er een kind is gekomen. Mannen doen dat niet.

Onderzoek naar financieel consumentengedrag was altijd lastig, vertelt Olafsson. „Enquêtes zijn niet betrouwbaar, omdat de herinneringen van mensen heel anders kunnen zijn dan wat ze in werkelijkheid hebben gedaan. En ze kunnen vooral de wenselijke antwoorden geven. Door de [geanonimiseerde] data van banktransacties krijgen we eindelijk informatie over het feitelijke consumptiegedrag, dat anders zo moeilijk te meten is.”

Bij het CBS of andere statistiekbureaus duurt het een paar maanden of zelfs een jaar voor zij met de data over consumentengedrag komen

Sandra Phlippen
hoofdeconoom ABN Amro

Coronapandemie

De coronapandemie heeft voor een doorbraak gezorgd in het gebruik van data van banktransacties voor economisch onderzoek. Consumenten gingen zich door de pandemie op een radicaal andere manier gedragen. Het gedrag paste op geen enkele manier in de bestaande economische modellen.

Economen op de onderzoeksafdelingen van banken gingen aan ‘nowcasting’ doen, voorspellingen zo dicht mogelijk op de snel veranderende actualiteit. „Bij het CBS of andere statistiekbureaus duurt het een paar maanden of zelfs een jaar voor zij met de data over consumentengedrag komen. De data van miljoenen rekeninghouders heb je direct de volgende dag”, zegt hoofdeconoom Sandra Phlippen van ABN Amro.

Bankeconomen ontdekten zo op welke rijke bron van gegevens ze eigenlijk zaten. „Er is veel meer economisch onderzoek op basis van de data uit betalingstransacties mogelijk dan de snelle ramingen uit de Covidtijd. We kunnen de effecten van beleidsmaatregelen directer meten”, zegt ze. Ze noemt als voorbeeld een onderzoek naar hoe snel de energietoeslagen tijdens de energiecrisis in de weken na ontvangst door consumenten werden uitgegeven. Of een onderzoek dat bekijkt of mensen die werkloos worden hun uitgaven al voor hun ontslag aanpassen, omdat ze het voelen aankomen.

Phlippen weekte binnen ABN Amro de investeringen los om een goede data-infrastructuur op te bouwen. Ze keek naar voorbeelden van banken in het buitenland zoals de grote Spaanse bank BBVA, het Franse BNP Paribas en het J.P. Morgan Institute, het onderzoeksinstituut van de grootste Amerikaanse bank. Ze zocht samenwerking met wetenschappers van onder meer het Tinbergen Instituut, de Universiteit Groningen en Rotterdam School of Management.

We kunnen met deze data veel sneller de effectiviteit van beleid evalueren, zeker als dat invloed heeft op inkomens en consumptie

José Garcia-Montalvo
Universitat Pompeu Fabra in Barcelona

Vorige week organiseerde ze een symposium in Amsterdam, waar onderzoekers uit Europa en de VS hun ervaringen en resultaten deelden over onderzoek op basis van banktransacties. Olafsson was een van hen. De Spaanse hoogleraar José Garcia-Montalvo van de Universitat Pompeu Fabra in Barcelona heeft samen met de Catalaanse Caixabank een reeks onderzoeken gedaan om de impact van nieuw beleid op inkomens en werkgelegenheid te onderzoeken. „We kunnen met deze data veel sneller de effectiviteit van beleid evalueren, zeker als dat invloed heeft op inkomens en consumptie.”

Pionier

Onder de Europese banken geldt BBVA als pionier. . „Wij begonnen er twee jaar voor corona serieus mee”, zegt Alvaro Ortiz. Hij toonde op het symposium hoe BBVA samen met universitaire wetenschappers onderzoekt hoe snel bedrijven en consumenten reageren op monetaire maatregelen zoals aanpassingen van de rente. Daaruit blijkt onder andere dat consumenten veel sneller op dergelijke ‘monetaire schokken’ reageren dan vaak wordt aangenomen in de economische theorie.

„We kunnen met deze data veel fijnmaziger onderzoek doen”, zegt Ortiz. „We kunnen veel meer conclusies trekken dan alleen maar over gemiddelde huishoudens en meer zeggen over verschillende type huishoudens. Zo kan beleid slimmer en efficiënter gemaakt worden..”

Ortiz, Olafsson en Montalvo denken dat het economisch onderzoek op basis van transactiedata zich steeds verder zal uitstrekken. „Het groeit nu exponentieel”, zegt Ortiz.

Privacy

Kan de bankenklant zich wel veilig achten? Spelen er geen privacy-issues bij het delen van deze gegevens? Er is een hoge mate van bescherming van de gegevens, stellen de onderzoekers. Je moet wel vijftig of zestig pagina’s ondertekenen, geven universitaire wetenschappers Olafsson en Montalvo aan. „Alles is geanonimiseerd. Wij mogen ook zelf de data niet bewerken en kunnen nergens individuele gegevens uit halen.”

Phlippen vertelt dat ze veel met de juridische afdeling van ABN Amro heeft overlegd over afscherming van gegevens en anonimisering. Ze benadrukt dat er geen commerciële doeleinden aan het onderzoek verbonden zijn. „En we denken wel drie keer na of we iets kunnen doen. Als we ook maar twijfelen of we achteraf het schaamrood op de kaken kunnen krijgen, doen we een onderzoek niet.”

Lees ook

Pinbetalingen zijn een goudmijn voor economen

Pinbetalingen zijn een goudmijn voor economen


Minder warmtepompen verkocht, seksspeeltjes te krijgen via Thuisbezorgd

Welkom in dit liveblog! De economieredactie van NRC houdt je hier vandaag op de hoogte van het belangrijkste economische en financiële nieuws.

De dag begint met de kwartaalcijfers van ABN Amro en Spotify. Ook is er pikant nieuws over Thuisbezorgd en zakt na de zonnepanelen de verkoop van warmtepompen in. Dit viel ons op vanochtend:

  • ABN Amro had een goed kwartaal. Het deed onder meer goede zaken met het aan de man brengen van hypotheken. Ook de rente-inkomsten stegen met 7 procent tot ruim 1,6 miljard euro. De bank maakte 690 miljoen euro winst.
  • Klanten van Thuisbezorgd in Groningen en Den Haag kunnen niet alleen een warme maaltijd bestellen bij Thuisbezorgd, maar ook condooms, glijmiddel of seksspeeltjes. Dat komt door een eerder aangekondigde samenwerking met EasyToys. De bestellingen worden discreet verpakt, schrijft persbureau ANP, en mocht de ontvanger niet thuis zijn, dan gaat het pakketje niet naar de buren – maar retour naar de winkel.
  • CATL, ’s werelds grootste batterijproducent, overweegt een Amerikaanse fabriek te bouwen, meldt persbureau Reuters. Althans, als bijna-president Donald Trump het zou toestaan. Volgens de topman wilde hij al eerder in de VS bouwen, maar zou de overheid het niet hebben toegestaan. De markt voor batterijen en elektrische auto’s heeft te maken met importtarieven van 100 procent.
  • Nadat de vraag van zonnepanelen al kelderde, zakt ook de vraag naar warmtepompen in. Na recordjaar 2023, waarin 154.000 warmtepompen werden verkocht, zakt de verkoop in 2024 naar 103.000 stuks, staat in het nieuwe Nationaal Warmtepomp Trendrapport. Het kabinet-Schoof schrapte de verplichting om vanaf 2026 bij vervanging van de cv-ketel een hybride warmtepomp te nemen.
  • Spotify had een goed kwartaal. In totaal hebben nu 252 miljoen mensen een betaald abonnement op de muziekstreamingsdienst. Dat is 12 procent meer dan een jaar eerder. In totaal luisteren 640 miljoen mensen maandelijks naar muziek via het platform.

Liveblog
Economieblog


Minder warmtepompen verkocht en seksspeeltjes via Thuisbezorgd


Rabobank daagt Greenpeace voor de rechter om ‘Wanted’-posters van topman

De advocaten van Rabobank doen er dinsdagochtend allerminst lichtzinnig over: „Met deze campagne zakt Greenpeace onder een morele ondergrens.” Volgens hen maakt de milieuorganisatie zich schuldig aan een trend van ‘demonisering’ waardoor publieke figuren steeds vaker doelwit worden van intimidatie. „Eerst waren het burgemeesters en Kamerleden, maar nu dus ook bankbestuurders.” De advocaten verwijzen hierbij naar eerdere incidenten, zoals de fakkeldrager die in 2022 op de stoep stond van Sigrid Kaag, destijds D66-leider.

Dat de gemoederen tussen Rabobank en Greenpeace zo hoog zijn opgelopen, komt door een recente campagne van de milieuorganisatie. Greenpeace heeft een portret van Rabobank-topman Stefaan Decraene gebruikt op onder meer stickers, posters en ansichtkaarten met de tekst „Wanted” erboven. De meest in het oog springende actie vond plaats op 15 oktober, toen activisten met behulp van abseilers een gigantisch spandoek van vijftien meter met zijn beeltenis aan de Vinoly-toren op de Zuidas ophingen. Onder zijn portret prijkte de tekst: „Verantwoordelijk voor ontbossing”.

Daarop volgde het kort geding waar dinsdag de vraag centraal staat: mag Greenpeace het portret van Decraene gebruiken in hun campagne tegen wereldwijde ontbossing? Rabobank eist dat Greenpeace stopt met het gebruik van zijn beeltenis in campagnemateriaal, waar hij te zien is als een cowboy die ‘wanted’ is, of met een kettingzaag te midden van een gekapt oerwoud.

Pr-strategie

Greenpeace startte de actie nadat Rabobank weigerde een verklaring over ontbossing te ondertekenen. Volgens Greenpeace levert de bank „de brandstof voor de ontbossing” door in 37 landen financiering te verlenen aan bedrijven en personen die betrokken zijn bij het kappen van bossen. Rabobank wil de verklaring niet ondertekenen omdat, zo herhaalt het bedrijf dinsdag, „onduidelijk is wat die verklaring precies inhoudt”.

Nog voor de zitting goed en wel van start is, richt de rechter zich tot de campagneleider van Greenpeace: „U zult het vandaag vast druk hebben.” Ze doelt hiermee op een andere zaak die Greenpeace dezelfde dag voert, waarin de milieuorganisatie van de Nederlandse staat eist de stikstofuitstoot rond kwetsbare natuurgebieden snel terug te dringen.

Bij de Rabobank-zaak is de ceo in kwestie niet in de zittingszaal. Zijn advocaten verklaren dat zijn aanwezigheid de aandacht voor Greenpeace’ pr-strategie alleen maar zou vergroten. „We houden hem liever in de luwte”, aldus de advocaten, die stellen dat Greenpeace vooral media-aandacht zoekt met dergelijke acties.

Veiligheid

Volgens de advocaat van Greenpeace moet Rabobank zich niet achter „een rechtspersoon verschuilen”. Uiteindelijk zijn het mensen die keuzes maken, en iemand in een dergelijk hoge positie mag daarop aangesproken worden, aldus de milieuorganisatie. „Daarvoor verdient hij dan ook meer dan genoeg.” Volgens Greenpeace wil Rabobank met deze rechtszaak de milieuorganisatie „kaltstellen”. In deze zaak beroept Greenpeace zich op het recht op vrije meningsuiting en het recht op betoging.

Rabobank geeft aan dat de bank altijd openstaat voor een gesprek, maar dat de „persoonlijke lastercampagne” onterecht is. De topman wordt volgens de advocaten onterecht afgeschilderd als een „internationale misdadiger”. De bank stelt dat de campagne daarmee niet alleen de reputatie van Decraene schaadt, maar ook zijn veiligheid in gevaar brengt.

Greenpeace-campagneleider Meike Rijksen stelt dat de investeringen van Rabobank die bijdragen aan ontbossing juist zeer gevaarlijk zijn voor miljoenen mensen. „Bovendien hebben we zijn portret gebruikt, niet zijn naam”, voegt ze eraan toe.

De Rabobank wil dat alle afbeeldingen van Decraene die op internet en op straat circuleren worden verwijderd, op straffe van een dwangsom van tienduizend euro per dag. Dat bedrag zou vervolgens worden overgemaakt naar een door de milieuorganisatie gekozen goed doel.

De uitspraak van het kort geding wordt verwacht op 26 november.


Economieblog 12 november

Welkom in dit liveblog! De economieredactie van NRC houdt je hier vandaag op de hoogte van het belangrijkste economische en financiële nieuws.

Het belangrijkste nieuws van de dag speelt zich af in de rechtbank in Den Haag. Het gerechtshof Den Haag heeft zojuist Shell in hoger beroep in het gelijk gesteld in de zaak tegen Milieudefensie.

Shell spande de zaak aan nadat het bedrijf was veroordeeld tot vergaande milieumaatregelen. Collega’s Chris Hensen en Laura Bergshoef zitten in Den Haag de rechtszaal.

Dit viel ons verder op:

  • Rabobank stapt naar de rechter omdat Greenpeace op een kantoortoren aan de Zuidas eerder twee reusachtige portretten uitrolde van Rabobank-topman Stefaan Decraene. Hij staat daarop afgebeeld als cowboy op een ‘Wanted’-poster uit het Wilde Westen. Greenpeace voerde de actie, vorige maand, omdat Rabobank bedrijven financiert die verantwoordelijk zijn voor ontbossing in de Amazone.
  • Het relatief onbekende Nederlands IT-bedrijf Schuberg Philis is voor honderden miljoenen gekocht door het Britse private-equitybedrijf Bridgepoint, meldt het FD. Met hulp van de nieuwe eigenaar wil het bedrijf uitbreiden naar het buitenland. 
  • Exxon Mobil-topman Darren Woods vindt Trumps plan om uit het klimaatakkoord van Parijs te stappen een ‘slecht idee’, zegt hij in een interview met The Wall Street Journal. „Dit creëert veel onzekerheid.”
  • Apothekersassistenten leggen vandaag landelijk het werk neer voor een beter salaris en onvrede over moeilijk leverbare medicijnen. In elke regio blijven wel een paar apotheken open voor noodsituaties, meldden de vakbonden.

Lees hier het blog van gisteren terug.

Foto : ANP/ Hollandse Hoogte / Berlinda van Damt

‘Elf wetten, honderden pagina’s aan wettekst: het Belastingplan voor 2025 is onverantwoord groot’

Tweede Kamerlid Senna Maatoug (GroenLinks-PvdA) is midden in haar twee uur durende betoog als ze haar bril afzet en die op de papieren stapel voor zich legt. Ze pauzeert in een scherp relaas over het belastingplan van het kabinet, waarin zij en haar collega-Kamerlid Luc Stultiens een grotere economische visie missen. „Eigenlijk”, liet Maatoug zich net ontvallen, „is dit onverantwoord”.

De Tweede Kamer spreekt en stemt deze week in de grote debatzaal over het Belastingplan voor 2025 – de wetten waarin de overheid regelt hoe het voor het komende jaar belastingen int. Een pakket van elf wetten is dat dit jaar, goed voor 425 miljard euro aan inkomsten en honderden pagina’s aan wettekst en uitleg óver de wettekst. Die teksten gaan over wie op welke manier belasting betaalt. Hoeveel btw je betaalt op cultuur, sport en hotels. Hoe hoog de eerste schijf in de inkomstenbelasting is. En voor welke tarieven je belasting betaalt op aandelen.

Aan het debat van deze week gingen lange sessies in commissiezaaltjes vooraf. De fiscaal woordvoerders van de Tweede Kamer hielden een technisch overleg met ambtenaren en twee voorbereidende mondelinge overleggen met het kabinet, die in totaal meer dan een etmaal duurden. Midden in die voorbereidende overleggen vertrok staatssecretaris van Fiscaliteit, Folkert Idsinga (NSC) na vragen over zijn beleggingen.

Voor het algemeen belang heeft niemand de capaciteiten om effectief te lobbyen

Senna Maatoug
Kamerlid GroenLinks-PvdA

Waarom is dit proces onverantwoord?

Luc Stultiens: „Elk jaar opnieuw denk je: waar zíjn we aan begonnen. Het zijn te veel wetten over de héle inkomstenkant van de overheid, die behandelen we in een paar maanden tijd. Bovendien krijgen we meestal op het laatste moment allerlei brieven met wijzigingen. Het is heel lastig om overzicht te houden in die chaos.”

Senna Maatoug: „Wij kunnen dit met zijn tweeën doen, omdat we een grote fractie zijn, en dan lukt het nét om alles gelezen te hebben. Kleine fracties met leden die bredere portefeuilles hebben en meer debatten moeten voeren in een week, kúnnen alles niet eens lezen. En wat het proces trouwens nog extra onverantwoord maakt, is dat de staatssecretaris is vertrokken en wij niet weten wie de nieuwe staatssecretaris wordt.”

Maatoug (35) en Stultiens (31) zijn beiden Tweede Kamerlid voor GroenLinks-Pvda. Ze werkten eerder allebei voor het ministerie van Financiën. Beleidseconoom en politicoloog Maatoug behandelde drie andere Belastingplannen als Kamerlid, wiskundige Stultiens is sinds 2023 Kamerlid en bestudeerde in het verleden acht belastingplannen, als financieel medewerker van GroenLinks.

Wat is het gevaar dat jullie hierdoor zien ontstaan?

Maatoug: „Ik zie een patroon als ik de wetsgeschiedenis induik. Problemen die na verloop van tijd aan het licht komen, belastingconstructies waar geld mee wordt weggesluisd, zijn vaak langs het parlement geglipt omdat ze in een groot belastingplan werden gestopt. Als ik dan terug zoek hoeveel discussie erover is geweest, dan blijkt die amper gevoerd, omdat het pakket zo groot is.”

Stultiens: „Doordat het zo snel gaat, krijgen bovendien bepaalde lobbyisten meer ruimte. Academische experts, vakbonden, ngo’s hebben geen tijd en capaciteit om Kamerleden in korte tijd goed te adviseren. Daartegenover zie je de Zuidas, waar veel meer geld is en veel meer expertise om de belangen die zij vertegenwoordigen te verdedigen. Vanuit die hoek worden lange uitleggen gestuurd met vragen, suggesties en amendementen.”

Maatoug: „Maar dat zijn lobbyisten met specifieke belangen. Voor het algemeen belang, de schatkist en de werkende Nederlander, heeft niemand de capaciteiten om effectief te lobbyen. Het is eng als alle expertise bij een kleine groep mensen zit, die ook nog eens maar één deel van de belangen vertegenwoordigen en dat er geen andere kant is.”

De meeste belasting wordt betaald door werkenden, veel minder door bedrijven. En die verhouding wordt steeds oneerlijker

Luc Stultiens
Kamerlid GroenLinks-PvdA

Stultiens: „Gevolg is dat er daardoor te weinig maatschappelijke discussie is en mensen niet weten op welke manier de overheid aan geld komt: de meeste belasting wordt betaald door werkenden, veel minder door bedrijven. En die verhouding wordt steeds oneerlijker. De coalitiepartijen geven belastingcadeau’s aan beleggers en buitenlandse aandeelhouders met bijvoorbeeld een vrijstelling van een dividendbelasting als een bedrijf eigen aandelen koopt. Voor werkenden gaat de belasting omhoog door bijvoorbeeld de verlaging van de belastingkorting die de meeste mensen jaarlijks krijgen.”

U merkt weinig boosheid bij Nederlanders over de manier waarop lasten verdeeld worden, zei u tijdens het belastingoverleg voorafgaand aan het debat deze week. Waarom lukt het u niet om dat debat aan te zwengelen?

Maatoug: „In alle eerlijkheid is dat ook een vraag waar ik veel over nadenk. Wat meespeelt: de ingewikkeldheid schrikt af. Als ik constructies ontdek waarmee belasting wordt ontweken dan heb ik drie zinnen nodig om het uit te leggen. Andere onderwerpen zijn gemakkelijker over te brengen.”

Stultiens: „Bovendien is het ook voor het kabinet fijner om te praten over die behapbaardere onderwerpen, zoals pestbordjes bij azc’s, regenboogpaden. Dan gaat het niet over de vraag: wie betaalt de rekening? Maar als jij mensen vraagt op straat ‘Vind jij het eerlijk dat hoe rijker je bent, hoe lager je effectieve belastingdruk is?’, dan vindt niemand dat een goed idee.”

Hoe verloopt een verantwoorde behandeling van het Belastingplan volgens jullie?

„Echt niet alle wetsvoorstellen hadden nu in één keer behandeld hoeven worden. Sommige wetten hadden best een paar maanden eerder of later gekund. Of in een apart debat. Maar als je het op één grote hoop gooit in een korte tijd, met veel maatregelen in één wet dan krijg je minder kritische vragen van de oppositie.”

Dat geldt bijvoorbeeld voor de btw-verhoging. Die wil het kabinet niet in een aparte wet behandelen, terwijl de Raad van State dat wel adviseert, onder meer omdat de maatregel omstreden is. Maar het kabinet legt dat advies naast zich neer. De manier waarop geld opgehaald wordt, door btw te verhogen, hangt samen met lastenverlichtingen op andere punten in de plannen. Daarom dient het kabinet het in als één geheel, zegt minister van Financiën Eelco Heinen (VVD).

Budgettaire samenhang is geen mooi argument, maar in de huidige politieke werkelijkheid misschien wel nodig om een compromis door de Kamer te loodsen.

Maatoug: „Niet alle wetten hangen samen met de begroting. In het pakket zit nu ook het belastingplan voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daar hebben we nu geen rondetafelgesprekken over kunnen voeren, daar kunnen we nu niet rustig bij stilstaan, omdat we het meenemen in het grote pakket.”

„Daarnaast is er die andere kant. Waarom voegt het kabinet maatregelen samen? Zodat plannen niet worden weggestemd. Maar dat zorgt er óók voor dat lelijke, technisch niet kloppende en niet goed uitgewerkte maatregelen erdoorheen glippen.”


Afghanistan is straatarm én een schatkamer

Hoe het leven een wending kan nemen. Jarenlang stuurde moellah Baradar vanuit de schaduw de gevechten aan die de Taliban voerden tegen de westerse troepen in Afghanistan. Daarna zat hij lange tijd weggestopt in een Pakistaanse cel, zonder te weten of hij ooit nog zou vrijkomen. En nu beslist hij als de Afghaanse vicepremier voor Economische Zaken over vergunningen voor lithiummijnen.

Sinds de Taliban in 2021 de macht heroverden, en van Afghanistan weer dat ene land ter wereld maakten waar muziek verboden is, is de internationale aandacht geleidelijk weggeëbd. Het ís natuurlijk ook deprimerend om naar te kijken. De extreme regels van de moellahs overheersen het hele leven. Daarnaast is de economie min of meer weggevaagd en leeft 85 procent van de bevolking van minder dan een dollar per dag. Het wereldbeeld van de Taliban wijkt zó af van een democratische rechtsstaat, dat toenadering van hun kant niet snel wordt verwacht. Afghanistan is min of meer opgegeven.

Nu er bijna geen bommen meer afgaan in Afghanistan, laten Chinese ondernemers hun oog op vallen op de bodemschatten van het land

Maar wie toch kijkt, ziet ook een kant van Afghanistan die tijdens de oorlog onderbelicht is gebleven: het land is niet alleen vreugdeloos en straatarm, maar ook een schatkamer. Nu er bijna geen bommen meer afgaan, laten Chinese ondernemers daar hun oog op vallen.

In 2010, tijdens het hoogtepunt van de oorlog, was er al kortstondig aandacht voor de rijkdom van het land. Toen werden de resultaten bekend van een bodemonderzoek dat de Amerikaanse geologische dienst onder militaire bescherming had uitgevoerd. Westerse landen geloofden destijds in nation building, het idee dat ze een functionerende democratische overheid konden installeren. Die zou de eerste jaren internationale steun krijgen bij het opzetten van onderwijs, gezondheidszorg, rechtspraak en een economie.

Goud, zilver, uranium

Het bodemonderzoek was onderdeel van die theorie: wie weet zou Afghanistan geld kunnen verdienen aan zijn grondstoffen. De resultaten waren zo verbluffend dat de Amerikaanse overheid zich er geen raad mee wist. De Afghaanse bodem bevat door het hele land heen waardevolle mineralen: ijzer, koper, lithium, goud, zilver, uranium, zeldzame aardmetalen, robijnen, smaragden en meer. „Het Saoedi-Arabië van het lithium”, was de kwalificatie van het Pentagon.

Bij elkaar waren de bodemschatten misschien wel duizend miljard dollar waard, schreef The New York Times. Een Afghaanse minister sprak zelfs van drieduizend miljard. Het onderzoek verdween in een la, vermoedelijk uit vrees voor de verdenking dat het Amerikaanse leger daar niet primair was voor de democratie, maar voor de buit.

In de praktijk was de waarde nul. Het land was veel te onveilig om de grondstoffen te ontginnen. Er werd één poging gedaan, die destijds symbolisch was voor de verhoudingen tussen de Verenigde Staten en China. Onder bescherming van Amerikaanse militairen zetten Chinese ingenieurs de eerste stappen om de kopermijn Mes Aynak operationeel te krijgen. De kosten waren voor de VS, de opbrengsten voor China, zo leek het even. Het project werd echter al snel stilgelegd: te onveilig.

Sinds de val van Kabul is veiligheid een veel kleiner probleem. Daar is een ander obstakel voor in de plaats gekomen. In een laatste poging om de Taliban tot concessies te dwingen, heeft ‘de internationale gemeenschap’ Afghanistan tot paria gemaakt. Geen enkele staat erkent officieel het Islamitische Emiraat, zoals de Taliban het land nu noemen. Dit terwijl de Taliban niets liever willen dan als volwaardige machthebbers kunnen aanschuiven bij de Verenigde Naties. De VS hebben het regime sancties opgelegd, waardoor Amerikaanse bedrijven geen zaken met Afghanistan mogen doen.

Chinese bedrijven mogen dat wel. Al snel na de machtsovername in 2021 doken er overal verkenners van Chinese mijnbouwers op. De Taliban zijn echter nog niet zo ver dat ze precies weten onder welke voorwaarden ze de belangrijkste vergunningen willen verstrekken, dus tot nu toe gebeurt er weinig.

Dat zal voorlopig zo blijven, schamperen sommige westerse waarnemers. Afghanistan is zo slecht ontwikkeld dat de waarde van de bodemschatten nog jarenlang nul zal blijven. Zo zijn er maar weinig verharde wegen, nauwelijks spoorlijnen en, bij gebrek aan kust, geen zeehavens. Er zal heel veel geïnvesteerd moeten worden voordat iemand er geld kan verdienen. Ook is het maar de vraag of de veiligheid niet weer verslechtert.

Pijnboompitten

Dit is allemaal waar, maar als er één land is dat vooruitkijkt en stap voor stap alvast doet wat er wel kan, is het China. Vorig jaar benoemde China, als eerste land sinds de machtsovername, een nieuwe ambassadeur in Kabul. Deze man drinkt vele kopjes thee met de Taliban-ministers en belooft dat wat zij het allerbelangrijkst vinden: dat China zich, in tegenstelling tot het Westen, nooit zal bemoeien met binnenlandse aangelegenheden.

Onlangs maakte de ambassadeur op X bekend dat China alle importheffingen voor goederen uit Afghanistan opheft. Niet dat het om enorme bedragen gaat. Vorig jaar bedroeg de Afghaanse export naar China slechts 64 miljoen dollar, bijna geheel bestaande uit pijnboompitten. In de toekomst kan dat veranderen in lithium en goud.

Vorig jaar verklaarden de Taliban hun steun aan de Nieuwe Zijderoute, het infrastructuurprogramma waarmee China wereldwijd wegen, stuwdammen en internetverbindingen aanlegt. Een dezer dagen komt er voor het eerst in jaren een Chinese goederentrein uit Nantong (nabij Shanghai) aan in de Afghaanse grensplaats Hairatan.

Lees ook

Vrouw zijn kan in Afghanistan alleen nog onder elkaar

Een gezin dat onlangs uit Pakistan is gedeporteerd, heeft zich tijdelijk gevestigd in een buitenwijk van Jalalabad in het oosten van Afghanistan. Honderdduizenden Afghanen zijn gedwongen Pakistan te verlaten door de recente maatregelen tegen illegale buitenlanders, sommigen na tientallen jaren daar gewoond te hebben. Vrouwen en meisjes worden door deze gedwongen verplaatsing naar het land van de Taliban het zwaarst getroffen, kindhuwelijken komen veel voor.

En sinds deze zomer heeft het Chinese staatsbedrijf MCC het werk aan de kopermijn Mes Aynak weer opgepakt. In 2008 betaalde het ruim 3 miljard dollar voor een concessie van dertig jaar, zonder er iets aan te hebben. Nu is het begonnen met de aanleg van een weg. „Er is geen tijd meer te verliezen”, zei moellah Baradar bij de ceremoniële start, in het bijzijn van de Chinese ambassadeur.

Hoewel China nergens op kan rekenen, legt het nu als enige land een basis om uiteindelijk toegang te krijgen tot de Afghaanse bodemschatten. Of de Afghaanse bevolking daar te zijner tijd ook van zal profiteren, weet nog niemand.

De Taliban profiteren in elk geval wel. Ook als er nooit koper uit Aynak komt en de export beperkt blijft tot pijnboompitten, werken de grondstoffen als politiek smeermiddel. Begin dit jaar mochten de Taliban een ambassade in Beijing openen. De Chinese regering haastte zich te zeggen dat dit iets anders is dan officiële erkenning, maar je kunt je afvragen hoe groot het verschil nog is.


De hele wereld kijkt in spanning mee met klimaatzaak

Hij zat al in de zaal, tijdens de zittingen in april. Zonder dat veel aanwezigen het door hadden en zonder dat hij officieel deel uitmaakte van de verdediging van Shell: advocaat Freerk Vermeulen van de Amsterdamse firma NautaDutilh.

Wie zijn aanwezigheid wel had opgemerkt, had toen al kunnen zien dat Shell nog lang niet van plan was de strijd op te geven. Ook niet als het in hoger beroep weer zou verliezen. Vermeulen is namelijk hoofd van de cassatiepraktijk van NautaDutilh. En in cassatie gaan, is wat je doet als je ook in hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld, en het daarmee oneens bent. Shell had hem toen al ingehuurd voor een eventuele cassatieprocedure. Het is typisch Shell. Als er iets op het spel staat, denkt het altijd twee stappen vooruit, en bereidt het zich voor.

De zaak zelf is die tussen Shell en Milieudefensie. Die dateert van 2018 en gaat over de volgens Milieudefensie ernstig tekortschietende vergroeningsambities van het olie- en gasbedrijf. In april dit jaar diende het hoger beroep in deze internationaal spraakmakende zaak.

Shell had dit beroep aangespannen nadat het drie jaar eerder op vrijwel alle punten had verloren van de milieuorganisatie, tijdens de eerste behandeling van de zaak. De rechtbank legde Shell toen een fikse reductieplicht op voor zijn eigen CO2-uitstoot én die van zijn klanten, van 45 procent (ten opzichte van 2019). Dat reductiedoel moet uiterlijk in 2030 zijn gehaald.

Het was een baanbrekend vonnis. Voor het eerst legde een rechtbank een reductieplicht op aan een individueel bedrijf. En dan ook nog eens aan het soort bedrijf dat door velen – wetenschappers, politici en milieuactivisten – in zeer hoge mate verantwoordelijk wordt gehouden voor gevaarlijke klimaatverandering: een producent van fossiele brandstoffen.

De CO2 die vrijkomt bij de verbranding van onder meer diesel, benzine en kerosine geldt als belangrijkste veroorzaker van het broeikaseffect. En Shell is met zijn totale uitstoot daarvan goed voor 3 procent van de wereldwijde uitstoot. Dat is een uitstoot waarbij die van menig land verbleekt. Volgens Milieudefensie stoten alleen China, de VS, Rusland en India meer uit.

Mensen die het vonnis toejuichten, zoals de voormalige Amerikaanse vicepresident Al Gore, zagen er een keerpunt in voor de strijd tegen klimaatverandering. En in het bijzonder voor de verantwoordelijkheid van de fossiele industrie daarin. Milieudefensie-advocaat Roger Cox werd door Time uitgeroepen tot een van de honderd meest invloedrijke mensen ter wereld.

Anderen, met name mensen in het bedrijfsleven, schrokken zich juist rot. Het was toch niet aan de rechter om dit soort regels aan bedrijven op te leggen? Dat horen politici te doen. Voor alle duidelijkheid: ook Shell betwist niet dat er een klimaatcrisis is en dat daar dringend actie tegen moet worden ondernomen. Maar het verschilt wel fundamenteel van mening met Milieudefensie over hoeveel daarbij van oliebedrijven mag worden gevraagd, door wie, en hoe snel het moet gebeuren. Vandaar het hoger beroep – en wellicht dus straks ook cassatie.

Klimaatzaak geldt als de belangrijkste sinds het Urgenda-vonnis in 2019

In Nederland geldt de klimaatzaak als de belangrijkste sinds het Urgenda-vonnis van 2019, waarin de staat ook een CO2-reductieplicht opgelegd kreeg. Ook die zaak was aangespannen door advocaat Cox, namens de stichting Urgenda toen. Pikant detail: Shells cassatieadvocaat Vermeulen werkte in die zaak nog voor het team-Urgenda. Hij deed het hoger beroep. Ook die zaak was gebaseerd op dezelfde juridische argumenten die Cox nu tegen Shell gebruikt. Vermeulen kent die redenering dus door en door – en de zwakke plekken vast ook.

Komende dinsdag doet het gerechtshof in Den Haag de langverwachte uitspraak. Wat het oordeel precies gaat worden, is afwachten. Maar beide kampen, ook Milieudefensie, hebben zich de afgelopen tijd voorbereid op verschillende mogelijke uitkomsten. Dat het vonnis opnieuw bekrachtigd wordt dus. Of misschien toch van tafel gaat. Of wellicht iets ertussenin.

President-directeur Frans Everts van Shell Nederland voor aanvang van het hoger beroep.
Foto Freek van den Bergh/ANP

In alle gevallen zal de betekenis opnieuw groot zijn. Als Milieudefensie weer wint, zal dat een nog sterker signaal zijn dat olie- en gasbedrijven (en andere ondernemingen) niet zomaar hun eigen gang kunnen gaan en (aanzienlijk) meer moeten doen dan ze zelf willen.

Maar als Shell alsnog gelijk krijgt, zal dat een klap zijn voor de klimaatbeweging. De rechtszaken van Cox hebben internationaal navolging gehad. De olie- en gasindustrie zal een overwinning vieren als bewijs dat de wereld voorlopig echt niet zonder fossiele energie kan – een argument dat Shell frequent in de rechtszaal aanvoerde. De sector heeft wat dat betreft de wind toch al in de rug, omdat sinds de energiecrisis van 2022 ‘energiezekerheid’ weer hoog op de politieke agenda staat in veel landen.

Wie krijgt gelijk? Wat zegt het gerechtshof dinsdagochtend? En wat gebeurt er daarna? Een vooruitblik aan de hand van drie scenario’s. Eén ding is al (vrijwel) zeker: het eindigt hier niet.

Scenario 1 Shell verliest opnieuw

Dit is de uitkomst waarvan ze bij Shell het meest gruwen en waar ze bij Milieudefensie het vurigst op hopen. Bij het gerechtshof schetste Shell begin dit jaar een zwart beeld van wat bekrachtiging van het vonnis precies zou betekenen: risico’s voor het voortbestaan van Shell, voor andere bedrijven in Nederland, voor het vestigingsklimaat in Nederland en – opmerkelijk genoeg – ook voor het klimaat zelf.

Shell redeneert daarbij, in hoofdlijnen, als volgt: de oorspronkelijke uitspraak verplicht Shell ook de uitstoot van zijn klanten (verreweg het grootste deel van het totaal, meer dan 90 procent) terug te dringen. Shell zegt daarvoor geen andere route te zien dan die klanten minder fossiele brandstoffen te verkopen, want er zouden onvoldoende schonere (en betaalbare) alternatieven zijn. En dat betekent dus onvermijdelijk krimp voor de onderneming. Als het bedrijf maar klein genoeg wordt, riskeert het vanzelf een keer overgenomen te worden.

Klanten, zoals KLM, krijgen juist een groot probleem, stelt Shell. Er zijn bijvoorbeeld nog geen vliegtuigen die op stroom kunnen vliegen. En landen als China, waar Shell nu veel vloeibaar gas (lng) aan levert, zullen weer naar kolen moeten grijpen, die nog veel slechter voor het klimaat zijn. Concurrerende oliebedrijven zullen in het gat springen dat Shell achterlaat, waardoor het klimaat ook niet geholpen is. Als die nog ‘viezer’ werken dan Shell, dan werkt het vonnis zelfs „contraproductief”, aldus Shell.

Shell waarschuwt ten slotte dat dit soort klimaatzaken slecht zijn voor het ‘vestigingsklimaat’, een waarschuwing die door werkgeversorganisatie VNO-NCW wordt geëchood. Vanwege het risico op dit soort zaken zouden bedrijven huiverig zijn om te investeren, of zelfs overwegen te vertrekken naar het buitenland.

Milieudefensie gaf in de rechtbank verschillende redenen waarom het allemaal wel mee zou vallen met die risico’s. De milieuorganisatie stelt onder andere dat concurrenten helemaal niet zo gemakkelijk de plek van Shell zouden kunnen innemen, omdat de eigen productie verhogen bijvoorbeeld lang duurt. Het ‘risico’ van fossiele brandstoffen verkopen wordt bovendien groter, want andere oliebedrijven hangen dan ook rechtszaken boven het hoofd.

Het wees verder op ogenschijnlijke tegenstrijdigheden in de redenering van Shell. Dat klanten van Shell niet én in problemen kunnen komen doordat Shell hun niets meer kan verkopen, én concurrenten van Shell tegelijkertijd de verkoop van Shell zouden kunnen vervangen.

Shell gaat bij verlies niettemin in cassatie. Shell-baas Wael Sawan kondigde dit afgelopen zomer ook nog expliciet aan, in een interview met NRC. Hij wees daarbij ook op een mogelijke rol voor het Europese Hof van Justitie, de allerhoogste rechtbank in de EU. Alles bij elkaar kan zo’n traject zomaar meerdere jaren duren. Misschien wel meer dan er resteren voordat het vonnis daadwerkelijk uitgevoerd moet zijn.

Een vertragingstactiek? Bij Shell ontkennen ze dat met klem. Het bedrijf zou al „in lijn” met het vonnis handelen, met allerlei reductieplannen. Maar in het interview met Sawan werd wel duidelijk dat Shell tot het allerlaatst wacht om de bulk van de ingrepen te doen om aan de zwaarste bepaling van het vonnis te voldoen: de reductie van de uitstoot van zijn klanten.

Directeur Donald Pols van Milieudefensie zei tijdens een ‘briefing’ voor journalisten deze week dat Shell juist steeds minder snel vergroent. Over de uitspraken van Sawan zei hij dat hij het „schokkend” vindt „dat een bedrijf dat zo’n grote rol speelt in het veroorzaken van gevaarlijke klimaatverandering op voorhand al zegt de uitspraak naast zich neer te leggen”.

Scenario 2Shell wint alsnog

Voor Milieudefensie zou dit een enorme nederlaag zijn. En voor het klimaat vooral ook, denken ze daar. Milieudefensie vreest dat deze uitkomst ertoe zal leiden dat Shell zijn vergroeningsplannen verder gaat afzwakken, omdat er dan helemaal geen enkele reductieplicht meer zou zijn (Shells eigen doelen zijn niet bindend). Er zijn ook aandeelhouders die willen dat Shell minder snel vergroent, omdat groene investeringen minder rendement zouden opleveren dan ‘fossiele’ projecten. Onder die druk heeft Shell eerder al enkele doelen afgezwakt.

Het ‘verdwijnen’ van een juridisch precedent maakt het winnen van andere klimaatzaken mogelijk ook lastiger. Wereldwijd groeit het aantal klimaatzaken snel, inmiddels zijn er ruim tweeduizend zaken aangespannen tegen bedrijven en overheden. Milieudefensie vraagt zich ook af wie, als de rechter het niet doet, dan nog grote multinationals zoals Shell kan dwingen om meer te doen tegen klimaatverandering. Shell is de afgelopen decennia zo groot en machtig geworden (meer dan duizend vennootschappen in zeventig landen), dat zowel nationale als internationale overheden het bedrijf eigenlijk niet meer kunnen reguleren, zegt de milieuorganisatie. De rechter is dan „het laatste bastion” om Shell tot de benodigde klimaatactie te dwingen.

Dat Milieudefensie in dit scenario in cassatie gaat, lijkt voor de hand te liggen. De milieuorganisatie heeft (net als Shell) veel tijd en geld gestoken in de zaak. Maar directeur Pols wilde vorige week niet in zijn kaarten laten kijken. „Wij gaan niet op de zaken vooruitlopen.” Shell zal deze uitkomst in elk geval toejuichen. En ook bij veel andere hoofdkantoren zal er opluchting zijn. Niet in de laatste plaats bij ING, waar Milieudefensie inmiddels ook tegen wil procederen.

Scenario 3Iets ertussenin

Het kan ook zijn dat het Gerechtshof het vonnis een beetje, of veel, afzwakt. Mogelijk blijven de eisen voor de reductie van de eigen uitstoot van Shell bijvoorbeeld overeind, maar wordt de verplichting om die van zijn klanten terug te dringen geschrapt. Of die verplichting (nu dus 45 procent) wordt verlaagd, naar bijvoorbeeld 25 procent. Er zijn tal van variaties denkbaar.

Maar ook dan is de juridische strijd naar alle waarschijnlijkheid niet voorbij. Shell wil sowieso de verplichting om de klantuitstoot te verlagen van tafel. Maar ook als de andere eisen blijven staan, overweegt het in cassatie te gaan. Omdat Shell dan een juridische plicht heeft om die reductie te realiseren. Shell is goed op weg om zijn eigen uitstoot (een zeer klein deel van de totale uitstoot, 5 procent) te verminderen, zegt het. Maar het wil liefst geen dwang om dat te doen. Voor het geval er zich in de toekomst omstandigheden voordoen waardoor Shell juist denkt dat het weer even meer moet uitstoten. De energiecrisis in 2022 zag ook niemand aankomen, maar leidde wel tot een schreeuwende behoefte van overheden aan extra olie en gas.

Of afzwakking van de eisen rond de klantuitstoot voor Milieudefensie een ‘rode lijn’ is, en dus tot cassatie leidt, is onduidelijk. Directeur Pols wilde hierop geen antwoord geven tijdens de briefing deze week. Maar deze eis is wel altijd ontzettend belangrijk geweest voor Milieudefensie, omdat zoveel van de uitstoot van oliebedrijven nou eenmaal bij klanten ‘zit’.

Zelfs de manier waarop aan de eisen moet worden voldaan, zou kunnen veranderen dinsdag. Shell heeft volgens het eerdere vonnis veel vrijheid gekregen om te bepalen hoe het precies aan de eisen gaat voldoen, zegt het. Dat zou dus ook kunnen door kort voor de deadline, in 2030, een aantal olie- en gasvelden te verkopen. Dan daalt Shells CO2-uitstoot snel, maar is het klimaat niet geholpen. Die velden worden dan door een ander oliebedrijf overgenomen. Sawan zei in het interview met NRC dus al dat Shell pas op het allerlaatste de bulk van de maatregelen gaat nemen.

Milieudefensie is bezorgd hierover en vroeg in de rechtszaal om „verduidelijking” van het hof over welke vrijheid Shell precies heeft. Het zou voor het klimaat beter zijn als Shell velden sluit in plaats van doorverkoopt, aldus Milieudefensie. Vond de rechter dat ook? Shell zelf vindt dat een juridisch affront, een oprekking van het eerdere vonnis. In hoger beroep mag je immers nooit slechter af zijn dan daarvoor.

Aan het hof om daar al dan niet iets over te zeggen. Alsof het nog niet spannend genoeg is.

Tijdlijn
Proces tegen Shell

April 2018
Milieudefensie kondigt aan naar de rechter te stappen als Shell zijn activiteiten en investeringen niet aansluit op het Klimaatakkoord van Parijs. Shell kreeg acht weken de tijd om te reageren en de klimaatzaak te voorkomen.
Mei 2018
Shell laat via een brief aan Milieudefensie weten niet in te gaan op de eisen van de milieuorganisatie.
Februari 2019
Milieudefensie stuurt een brief naar Shell, waarin staat dat andere organisaties, zoals Greenpeace, zich zullen aansluiten bij de rechtszaak. In diezelfde periode geven ook ruim 17.000 mensen zich op als mede-eiser.
April 2019
Een jaar na aankondiging is het juridisch proces begonnen. Milieudefensie dient de dagvaarding in.
April 2019
Shell verschijnt voor de rechter.
November 2019
Shell reageert op de dagvaarding, een Conclusie van Antwoord in juridische termen, met een document van 271 pagina’s.
December 2020
Vier hoorzittingsdagen vinden plaats.
Mei 2021
Milieudefensie wint. Shell bedrijf moet zijn uitstoot sneller terugschroeven dan het zelf van plan was. Dat is wereldnieuws.
Juli 2021
Shell zegt in hoger beroep te willen gaan. Ze vinden het geen goede oplossing dat de rechter één bedrijf verplicht om te verduurzamen. Wél belooft toenmalige topman Ben van Beurden dat Shell zijn reductie zal versnellen.
Maart 2022
Shell opende het hoger beroep met een 220 pagina’s tellende ‘memorie van grieven’.
Oktober 2022
Milieudefensie volgde met een ‘memorie van antwoord’ van 248 pagina’s.
April 2024
De wereld kijkt toe wanneer Shell en Milieudefensie opnieuw tegenover elkaar staan, nu in het hoger beroep.
November 2024
Uitspraak hoger beroep in Den Haag.

Illustraties Pepijn Barnard


Het Verenigd Koninkrijk moet onder Labour veel productiever worden: ‘In Engeland hebben we een heleboel Oude Pekela’s’

De nieuwe Labourregering zou het Verenigd Koninkrijk aantreffen „in de slechtste economische omstandigheden sinds de Tweede Wereldoorlog”. Grote woorden van Rachel Reeves, sinds 5 juli minister van Financiën van het Verenigd Koninkrijk. Ze kenschetste er voor en na de verkiezingen de stand van de economie én de opgave voor de nieuwe regering mee.

Deze historische vergelijking, die moet uitdrukken hoe slecht de Britse economie ervoor staat, zou je kunnen afdoen als politieke retoriek. Maar niet alleen politici zeggen het. Zo noteerde de denktank Resolution Foundation dat de Britten de afgelopen vijftien jaar een ongekende periode meemaakten van stagnatie of zelfs achteruitgang van de lonen. De laatste keer dat lonen zo lang achteruitgingen, was ten tijde van de napoleontische oorlogen, begin negentiende eeuw.

Sinds 2008 heeft de economie van het Verenigd Koninkrijk te kampen gehad met meerdere buitengewone schokken: de grote financiële crisis, Brexit, de coronapandemie en een piek in de inflatie, met hoge prijzen voor energie en voedsel.

Opeenvolgende Britse regeringen hebben geprobeerd de verschillende economische problemen aan te pakken. Afhankelijk van hun politieke opvattingen zullen Britten zo hun mening hebben over beleid en resultaten. Het gezaghebbende Institute for Fiscal Studies, dat de Britse publieke financiën onderzoekt, was er in een recent rapport in elk geval glashelder over. De eerste zin: „De economische prestaties van het Verenigd Koninkrijk in de afgelopen twee decennia zijn werkelijk niet anders te omschrijven dan als een politiek falen.”

Groei voorop

Dat er iets met de economie moet gebeuren, staat voor de Labourregering die deze zomer aantrad als een paal boven water. Vorige week woensdag presenteerde minister Reeves haar eerste begroting en in het Lagerhuis verkondigde ze dat „economische groei” Labours belangrijkste missie is. Premier Keir Starmer zei het eerder zo: „Welvaartscreatie is prioriteit nummer één, groei is onze corebusiness.”

De vraag is hoe de regering dat denkt te bereiken. Wat kan ze doen om de Britse economie weer te laten groeien?

Bart van Ark, hoogleraar economie aan de Universiteit van Manchester, waardeert het dat de regering met een langetermijnvisie is gekomen. Premier Starmer spreekt regelmatig van een „decennium van vernieuwing” om het Verenigd Koninkrijk weer op te bouwen. Wel waarschuwt Van Ark dat effecten van groeibeleid op zich zullen laten wachten: „Tien jaar is het minimum dat je nodig hebt.” Ook Richard Davies, hoogleraar publiek begrip van economie in Bristol, denkt dat het „een enorme uitdaging” is om groei te bewerkstelligen.

Beide economen zijn expert op het gebied van economische groei en arbeidsproductiviteit. Zij weten: de economie van een land kan groeien als mensen meer uren gaan werken, of als het aantal inwoners groeit – dan wordt er meer geproduceerd, verdiend en uitgegeven. Zowel in het Verenigd Koninkrijk als in Nederland is de economie de afgelopen tien jaar met name gegroeid door toename van het aantal gewerkte uren.

Sneller, slimmer

Maar economische groei kan ook veroorzaakt worden door per gewerkt uur productiever te worden, per uur meer waarde toe te voegen: door sneller, effectiever, slimmer of beter te werken. Dan stijgt wat economen de arbeidsproductiviteit noemen. En dus onderzoeken ze hoe je die arbeidsproductiviteit kan laten toenemen, om zo economische groei te bewerkstelligen: met minder inspanning of tegen lagere kosten dezelfde of zelfs grotere waarde creëren.

chart visualization

Dat is in het Verenigd Koninkrijk nodig, want het land kende in de twee à drie decennia tot de financiële crisis van 2008 een jaarlijkse groei van die arbeidsproductiviteit van zo’n 2 procent. Erna daalde die groei tot gemiddeld 0,5 procent, een veel diepere val dan westerse landen als de Verenigde Staten, Duitsland of Frankrijk kenden.

Omdat meer uren werken en/of hogere immigratie voor een samenleving niet altijd aantrekkelijk zijn, moet economische groei komen van hogere arbeidsproductiviteit. Voldoende economische groei is nodig, zegt Van Ark, „als we als samenleving alle dingen willen bereiken die we willen, inclusief bestrijding van klimaatverandering, betere gezondheidszorg en hoger welzijn”. De urgentie is volgens hem groot: „Het laten versloffen is iets waar de volgende generatie een enorme prijs voor moet betalen.” Zonder grotere groei van de arbeidsproductiviteit wordt een hogere levensstandaard lastig haalbaar, of die nu tot uitdrukking komt in een hoger inkomen, meer vrije tijd of betere publieke voorzieningen.

In brede zin, zo legt Van Ark uit, gaat het er bij een stijging van de arbeidsproductiviteit om „hoe we onze beperkte bronnen – arbeid, en ook kapitaal, energie, materialen, grondstoffen – zo kunnen combineren dat we betere resultaten bereiken voor de samenleving”.

Onderinvestering

Van Ark, directeur van The Productivity Institute, waar economen van meerdere Britse universiteiten onderzoek doen naar arbeidsproductiviteit, ziet drie oorzaken voor de lage groei. „De eerste is dat Engeland systematisch en langdurig heeft ondergeïnvesteerd – in machines en gebouwen, maar ook in menselijk kapitaal, in onderwijs en training. Ondergeïnvesteerd in kennis, in R&D [onderzoek en ontwikkeling], in infrastructuur.”

Het niveau van de Britse private investeringen lag tussen 1997 en 2022 op in totaal 14,8 procent van het bruto binnenlands product, waar dat in de meeste andere G7-landen zo’n 17 tot 19 procent was. Ook de publieke investeringen bleven achter.

Een tweede oorzaak is dat de verspreiding van kennis en technologie, wat economen ‘diffusie’ noemen, moeizaam verloopt. Dat komt onder meer door afwezigheid van goed werkende instellingen die kennis uit de wetenschap en de praktijk bij elkaar brengen, zegt Van Ark – zoals Duitsland de Fraunhofer-instituten heeft en Nederland bijvoorbeeld TNO. Een gevolg daarvan is een onevenwichtige structuur in een aantal bedrijfstakken. Zo kent de Britse economie sectoren met een klein aantal heel sterke bedrijven, zoals farmacie en financiële en zakelijke dienstverlening, en daaronder „een lange staart van bedrijven die het niet zo goed doen ten opzichte van de leiders”.

Bestuurlijke inrichting

Een derde oorzaak van de geringe Britse productiviteitsgroei in de laatste vijftien jaar hangt met de tweede oorzaak samen, maar is niet-economisch: de bestuurlijke inrichting van het land. Het Verenigd Koninkrijk, stelt Van Ark, is „het meest gecentraliseerd geleide land” van de 38 democratische markteconomieën die zijn aangesloten bij de OESO. De nationale overheid heeft enorm veel macht, en daarnaast is er „een enorme fragmentatie van bestuurlijke instellingen op lokaal niveau”. Waar het de Britten aan ontbreekt is een tussenbestuurslaag, zoals Nederland de provincies heeft en Frankrijk de regio’s.

Van Ark: „Die tussenlaag doet twee dingen die zowel de centrale overheid als de lokale overheid niet goed kunnen: ruimtelijke ontwikkeling en infrastructuur.” In Londen kan niet voor het hele land worden besloten waar de bouw van huizen of kantoren de economie op regionaal niveau verbetert. Als lokale autoriteiten een brug of een spoorlijn willen aanleggen, moeten ze wel nagaan of naburige gebieden daar ook op zitten te wachten: infrastructuur moet op elkaar aansluiten. Volgens Van Ark doet zo’n tussenlaag „very boring, but very important stuff voor economische groei en productiviteit”.

Gebrek aan dynamiek

Hoogleraar Davies, ook directeur van een onderzoeksverband aan de London School of Economics dat zich op economische groei richt, ziet nog een aspect dat groei van de arbeidsproductiviteit hinderde: gebrek aan dynamiek in de economie. Daardoor bewegen personeelsaantallen onvoldoende mee de productiviteit van hun bedrijven.

Lees ook

De groei van de Nederlandse arbeidsproductiviteit daalt. Hoe komt dat?

De arbeidsproductiviteit wordt sterk beïnvloed door de economische waarde van het werk dat wordt uitgevoerd. Zo telt een pakketbezorger, hoe hard die ook zwoegt, als minder productief dan een werknemer van ASML die bouwt aan chipmachines die voor honderden miljoenen euro’s verkocht worden.

Stel, zegt Davies, dat een autofabrikant een nieuw type batterij uitvindt dat beter is dan die van concurrenten. Daardoor is het bedrijf in staat meer auto’s te verkopen, en wordt het personeelsbestand productiever. „Maar daardoor zullen ze ook meer mensen willen aannemen.” Dat noemen economen ‘herallocatie van arbeid’ en door dit proces „komen mensen uiteindelijk bij de productievere bedrijven terecht”. Bedrijven die het slechter doen, doordat ze bijvoorbeeld verouderde technologie gebruiken, verliezen hun arbeidskrachten, die naar groeiende bedrijven toetrekken.

„Dit proces is trager geworden in het VK”, zegt Davies. Daar zit een waaier aan verklarende factoren achter, van belastingvoordelen voor kleine bedrijven die groei onaantrekkelijk maken tot lage werkloosheidsuitkeringen, waardoor mensen al te gauw genoegen nemen met minder aantrekkelijk werk en zich niet de tijd gunnen een passende nieuwe baan te zoeken.

De analyse mag helder zijn, maar welk beleid het beste is voor hogere arbeidsproductiviteit is vaak niet 100 procent duidelijk, zegt Davies. En als dat wel zo is, kan dat beleid best „politiek onverteerbaar” zijn. Waar ‘diffusie’ „een vriendelijk proces” is, waarbij bedrijven leren van hun innovatieve branchegenoot, kan het er in een dynamische economie ook darwiniaans of evolutionair aan toe gaan, aldus Davies. Daarbij gaan zwakkere bedrijven failliet. „En het is soms moeilijk voor politici om te zeggen: falende bedrijven moeten maar sluiten.”

Helpen stoppen

Voor meer dynamiek heb je volgens Davies simpelweg regulering nodig die het voor bedrijven eenvoudig maakt om te starten, kapitaal aan te trekken, personeel in te huren, enzovoort. Maar ook, „en dat is waar een politicus liever niet over praat: beleid dat bedrijven die het niet goed doen helpt te stoppen, zoals bijvoorbeeld faillissementswetgeving en afwikkelingsprocedures”.

Andere oplossingen zijn evenmin eenvoudig. Hoe zorg je ervoor dat bedrijven meer investeren? Economen wijzen erop dat Britse bedrijven zich meer op kortetermijnwinst en minder op de lange termijn richten dan Nederlandse of Duitse. Dat komt doordat werknemers in het VK minder zeggenschap hebben, en omdat er minder langetermijnaandeelhouders zijn zoals grote pensioenfondsen.

Je hebt hoe dan ook een brede aanpak nodig, stelt Van Ark, zeker in het Verenigd Koninkrijk waarin de ongelijkheid tussen regio’s zo groot is. „Er zijn zoveel regio’s waar het productiviteitsniveau laag is dat het niet makkelijk is die plekken eruit te halen met één interventie.”

Eén investering in infrastructuur of één nieuw bedrijf is dan niet genoeg. „Neem Oude Pekela in Groningen. Als we daar morgen Google neerzetten, gaat dat echt niks veranderen aan Oude Pekela. Daar moet heel veel meer gebeuren. Nou, in Engeland hebben we een heleboel Oude Pekela’s.”

Minstens zo belangrijk: het beleid moet voor langere tijd vastliggen, zegt Van Ark. Het VK had de afgelopen jaren „om de haverklap nieuwe regeringen, nieuwe ministers. En waar je in veel andere landen, inclusief Nederland, ziet dat zelfs bij een andere regering beleid eigenlijk maar langzaam verandert, bestaat in Engeland een neiging om bij een nieuwe regering, of zelfs maar een nieuwe minister, het roer helemaal om te gooien.”

Van Ark schat dat het VK sinds de Conservatieven aan de macht kwamen (2010), elf vormen van industriële politiek hebben gehad. „Dat creëert een hoop onzekerheid bij bedrijven om te gaan investeren.”

Stabiliteit bieden was een van de kernboodschappen van Labour in de campagne, die het nu moet zien waar te maken. Een groeistrategie is er ook, en minister Reeves kondigde bij de begroting vorige week de eerste miljardeninvesteringen aan. Het is voor de Britten te hopen dat die de gewenste effecten gaan hebben.


Amerikaanse beurzen naar recordhoogte na zege Trump

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Om dit formulier te kunnen verzenden moet Javascript aan staan in uw browser.


Maximaal 120 woorden a.u.b.

Vul je naam in

‘Je moet kijken naar wat er nodig is om mensen een duwtje in de rug te geven’

Eigenlijk moest de Participatiewet zoveel mogelijk mensen aan het werk helpen. Maar dat de in 2015 ingevoerde wet niet functioneert zoals die is bedoeld, werd vijf jaar geleden al geconcludeerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau. Gemeenten werden verantwoordelijk voor de begeleiding van hun inwoners naar werk – van mensen in de bijstand tot mensen met een beperking. Maar simpelweg niet iedereen kán meedraaien in een betaalde baan, concludeerde het planbureau destijds.

In een dinsdag gepubliceerd rapport stelt het SCP nu dat bredere ondersteuning voor mensen in de bijstand nodig is, waarbij het krijgen van een betaalde baan niet voor iedereen het uitgangspunt is. Dat is in lijn met een door voormalig minister van Armoedebeleid Carola Schouten (ChristenUnie) ingediende wijziging van de Participatiewet. SCP-onderzoekers spraken met mensen die onder de wet vallen, beleidsmakers en klantmanagers, die namens gemeenten het contact met uitkeringsgerechtigden onderhouden.

SCP-directeur Karen van Oudenhoven vindt dat burgers vaker en in een eerder stadium bij beleid betrokken moeten worden. „We zien heel vaak dat beleid anders uitpakt voor mensen dan bedoeld. Hoe mooi zou het zijn als mensen de problemen waar zij tegenaan lopen, in kunnen brengen als het beleid gemaakt wordt.”

Jullie constateren dat een aanzienlijk deel van de mensen in de bijstand eigenlijk niet naar betaald werk kan komen. Een deel moet zich vooral op maatschappelijke participatie als vrijwilliger richten, een andere groep komt noch voor een betaalde baan, noch voor vrijwilligerswerk in aanmerking. Hoe kunnen deze mensen geholpen worden?

„Het gaat om mensen die bijvoorbeeld vanwege hun gezondheid of financiële problemen kwetsbaar zijn. Zij hebben vaak weinig sociale contacten, gaan niet of nauwelijks naar bijvoorbeeld een sportvereniging en staan daardoor weinig in verbinding met andere mensen. Deze mensen zijn vooral geholpen bij contacten met anderen. Als je die mensen onmiddellijk oproept om allerlei dingen te doen om aan betaald werk te komen, is dat twee bruggen te ver. Als mensen een actieve bijdrage aan de samenleving leveren, bijvoorbeeld in het buurthuis, of door chronisch zieken te helpen, voelen ze zich de moeite waard.”

Klantmanagers onderhouden namens gemeenten contact met de uitkeringsgerechtigden. Krijgen zij te maken met het gebrek aan vertrouwen in de overheid?

„Het SCP heeft regelmatig rapporten naar buiten gebracht waarin we concludeerden dat het vertrouwen van burgers in de overheid niet hoog is, en dat is inderdaad een belemmerende factor. Mensen denken: als ik mij meld bij de overheid voor zorg en ondersteuning, dan loop ik het risico dat ik bepaalde toeslagen kwijtraak, of dat de overheid mij op allerlei manieren gaat korten. Dat betekent dat mensen zich heel moeilijk laten helpen.

Klantmanagers moeten veel moeite doen om eerst een relatie te krijgen waarin iemand ruimte geeft om zorg en ondersteuning te bieden. Dat wordt bij de Participatiewet versterkt, omdat daar ook een handhavingscomponent in zit: de overheid kan iemand korten op een bijstandsuitkering. Er kunnen dwangmaatregelen genomen worden, zoals iemand die verplicht naar een GGZ moet, of moet verhuizen.”

Bij de herziening van de Participatiewet wil de overheid meer ruimte geven aan uitvoerders om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden, iets dat jullie ook voorstaan. Wat is er voor zo’n cultuurverandering nodig?

„Je moet beginnen vanuit vertrouwen. Er zijn mensen die om welke reden dan ook moeilijk aan werk komen. Je moet kijken naar wat er nodig is om mensen dat duwtje in de rug te geven, waardoor ze wel aan het werk komen, betaald of onbetaald. Dat is voor de samenleving goed, maar de mensen voelen zich ook de moeite waard. Als dat het vertrekpunt is, dan helpt dat ook in de manier waarop burgers naar de overheid kijken.

Het is natuurlijk voor de politiek altijd een afweging dat je niet wil dat mensen misbruik maken van bepaalde voorzieningen. Tegelijkertijd willen de meeste mensen toch heel graag werken. Als je actief bent in de samenleving, heeft dat een heel positief effect op je kwaliteit van leven. Dat zou de uitwerking van de wet moeten zijn. Als een wet bedacht is vanuit de gedachte dat mensen eigenlijk liever niet willen werken, heel erg vanuit sancties en dwang, dan staat dat op gespannen voet met elkaar.”

Zijn beleidsmakers uit het oog verloren hoe deze mensen bij de samenleving betrokken kunnen blijven anders dan via werk?

„We moeten niet de illusie hebben dat alle mensen een betaalde baan kunnen doen. Neem bijvoorbeeld mensen in longcovidsituaties, die kunnen in vrijwilligerswerk misschien wel gedijen omdat het daar niet zo erg is als je de ene dag niet kan omdat je onvoldoende energie hebt, en de volgende dag wel. Die mensen zijn dan niet afgeschreven. We hebben die mensen enorm nodig de komende tijd, ook bijvoorbeeld in mantelzorgsituaties. Vaak worden mensen die geen betaalde baan hebben gestigmatiseerd, maar ons pleidooi van dit onderzoek is: waardeer mensen ook om hun activiteiten en bijdragen, waar en op welk niveau die zich ook afspeelt.”

Waarom is het zo moeilijk gebleken het perspectief van burgers mee te nemen in beleid?

„Onder het vorige kabinet heeft Carola Schouten wel veel moeite gedaan om met burgers te spreken. Het is niet uit kwade wil, maar het zit niet in de dynamiek van beleidsmakers om die stap te zetten. Het zou veel vanzelfsprekender moeten zijn. Vanuit ons is het een de aanbeveling om dat gesprek niet pas te voeren als je merkt dat het niet goed werkt, maar om dat meteen aan het begin te doen. Want dat scheelt ook beleidsmakers ontzettend veel tijd en energie, en helpt ook in die verbinding tussen burger en overheid.”