Gezocht: twee nieuwe kopermijnen per jaar

Dat de energietransitie nu echt op gang komt, is goed te merken op een stoffige weg op 4.000 meter hoogte in de Peruviaanse Andes. Via deze ‘mijnbouwcorridor’ rijden vrachtwagens af en aan met kopererts uit de gigantische mijnen die hier in de hoogvlakte liggen. De grootste zijn de Antapaccay-mijn van het Zwitserse Glencore, de Constancia-mijn van het Canadese Hudbay en Las Bambas van het Chinese MMG, die in zijn eentje goed is voor 2 procent van het wereldwijde koperaanbod.

De weg wordt geregeld geblokkeerd door omwonenden die lijden onder lucht- en watervervuiling of een groter aandeel van de opbrengsten eisen. Toch werken alle drie de bedrijven aan uitbreiding van hun mijnen, investeringen die in de miljarden dollars kunnen lopen. De afweging is dat die zich dik zullen terugverdienen, ondanks de sores met de lokale gemeenschappen. Door de wereldwijde elektrificatie van de energievoorziening is de vraag naar koper enorm.

Sinds begin dit jaar is de weg overvol, meldde persbureau Reuters onlangs. Sommige bewoners zien kansen in de hoge marktprijzen en zoeken werk in de kleine, vaak illegale mijnen die ook langs de corridor te vinden zijn. „Ze rijden met net zo veel vrachtwagens als wij”, zegt een anonieme bron van Las Bambas tegen Reuters. Het leidt tot opstoppingen overdag en ongelukken in de nacht, wanneer veel van het illegale transport plaatsvindt.

Wat zich momenteel hoog in de Andes afspeelt, laat zich al jaren uittekenen. Koper is immers hét metaal van de energietransitie. Niet lithium – het hoofdbestanddeel van de accu’s van elektrische auto’s – of nikkel of kobalt, maar good old koper zal als enige metaal altijd onvervangbaar blijven voor elektriciteit, verwachten ingenieurs. Andere metalen kunnen door innovatie op den duur overbodig worden: de eerste accu’s die geen nikkel of kobalt bevatten zijn al op de markt, het Zweedse Northvolt werkt aan zoutbatterijen zonder lithium. Maar koper, dat al 10.000 jaar door mensen wordt gebruikt, zal blijven. Op het duurdere zilver na is er geen metaal dat even goed elektriciteit geleidt.

Sterker, door alle elektrische auto’s, zonnepanelen, windmolens en netwerkuitbreidingen zal de vraag naar koper in 2035 zijn verdubbeld, raamde onderzoeksbureau S&P Global in 2022. Het Internationaal Energieagentschap is opvallend minder alarmistisch: dat verwacht een groei met 50 procent, en pas in 2050.

Niet lithium – het hoofdbestanddeel van de accu’s van elektrische auto’s – of nikkel of kobalt, maar good old koper zal als enige metaal altijd onvervangbaar blijven voor elektriciteit, verwachten ingenieurs

In beide scenario’s blijft het aanbod hoe dan ook ver achter. Uitbreidingen van bestaande kopermijnen zoals in Peru zijn er wel, maar nieuwe mijnen bijna niet. Dat komt doordat investeerders koper niet zien zitten, zei Tommy Horton, directeur business development bij Ivanhoe Mines, dit voorjaar in een webinar. Ivanhoe is de Canadese mede-eigenaar van de Kamoa-Kakula-mijn in Congo. In de periode 1995-1999 werden er wereldwijd nog 64 nieuwe kopervoorraden ontdekt, zei hij, in de periode vanaf 2020 slechts twee.

De uitgaven aan verkennend onderzoek zijn de afgelopen tien jaar gehalveerd, ziet Horton. „Dus waarom is het moeilijker om koper te vinden? Omdat we een decennium bezig zijn geweest met er niet naar zoeken.” De koperjacht was altijd al „risky business”, vertelt hij. Een vondst kan bijvoorbeeld tegenvallen in omvang of moeilijk te exploiteren zijn. De laatste jaren zijn er bovendien vaker grillige overheden, strenge milieu-eisen of problemen met de bevolking. Dit terwijl het al snel tien tot vijftien jaar duurt voordat een mijn operationeel is en de marktprijs tegen die tijd zomaar veel lager kan liggen dan bij aanvang.

Hier komt bij dat de makkelijk rendabel te maken kopervoorraden op zijn. Kopermijnbouw is ontzettend intensief, omdat slechts een fractie van het gesteente uit koper bestaat. Twintig jaar geleden was het kopergehalte van het gesteente in actieve kopermijnen nog 1 procent, zegt Horton, nu is dat 0,6 procent. Koperproducenten moeten steeds vaker uitwijken naar dieper gelegen voorraden die alleen met ondergrondse mijnen te delven zijn, in plaats van de grote, open groeves zoals die in Peru.

Ook techmiljardairs doen hieraan mee. Bill Gates en Jeff Bezos behoren tot de investeerders in KoBold Metals, dat volgens de directeur „een van de grootste ondergrondse mijnen met een van de hoogste kopergehaltes ter wereld”, gaat openen in Zambia. Het zou gaan om „de grootste kopervondst in Zambia in een eeuw”, met dank aan AI-gestuurd speurwerk. KoBold trok er aanvankelijk tien jaar voor uit om de mijn operationeel te krijgen, maar zegt nu dat te willen versnellen.

Als er niet jaarlijks een of twee grote nieuwe mijnen in gebruik worden genomen, wordt het „hoogstonwaarschijnlijk” dat er voldoende koper zal zijn om in 2035 uitsluitend nog elektrische auto’s te verkopen, zoals het doel is in de rijke westerse economieën.

Dit berekenden Lawrence Cathles en Adam Simon, twee Amerikaanse (emeritus-)hoogleraren van Cornell University en de Universiteit van Michigan. Ze deden dit op basis van historische productiecijfers en een reeks aannames over onder andere de toekomstige productie van bestaande mijnen, de benodigde netwerkverzwaringen en de mate van recycling van gebruikt koper.

Hun aanbeveling aan overheden: in plaats van 100 procent elektrisch kunnen ze beter inzetten op 100 procent hybride rijden in 2035. Dat kost minder koper per auto en vereist een veel beperktere netwerkverzwaring. Deze oplossing is „veel realistischer”, vinden ze.

Maarten Steinbuch, hoogleraar systeem- en regeltechniek aan de Technische Universiteit Eindhoven, denkt hier heel anders over. „De elektrische auto wordt vaak als een deel van het probleem gezien, maar hij kan heel goed een deel van de oplossing worden”, zegt hij telefonisch. „Als we tenminste slim gaan laden.” Dus: niet bij thuiskomst uit het werk de auto aan de stekker, maar de beschikbare stroom van zonnepanelen gebruiken voor de inductiekookplaat en de vaatwasser. Dan is er minder verzwaring van het elektriciteitsnetwerk nodig en dat betekent minder koperen kabels. Netbeheerder Stedin riep hier al toe op.

Wanneer de elektrische auto bidirectioneel kan laden, dus ook elektriciteit terug kan leveren aan het huishouden op momenten dat er energie over is in de accu, hoeft er nog minder elektriciteit te worden aangevoerd. De eerste modellen die dit kunnen komen nu op de markt, zegt Steinbuch. Deze aanpak is wel voorbehouden aan de 40 procent Nederlanders met een eigen oprit.

Ook voor laden onderweg heeft Steinbuch een oplossing. Als laadstations hun eigen energie opwekken met zonnepanelen en die opslaan in lokale batterijen, scheelt dat weer dikke elektriciteitskabels naar het stroomnetwerk. „De toekomst van elektriciteit is decentraal”, zegt de hoogleraar. „Dat geldt voor opwekking, opslag en consumptie.”

Het is mooi dat dit technisch allemaal kan, maar bidirectioneel laden vereist wel wat organisatie. Zijn mensen daartoe te bewegen? „Dat ligt eraan of het ze geld oplevert”, zegt Steinbuch. „Kijk naar het succes dat de salderingsregeling voor zonnepanelen is geweest. Dit is heel makkelijk te incentiveren met geld.”


Franse schuldenstress kan ook probleem voor Europa worden

De hoop van politiek links in Frankrijk was groot toen de socialist François Mitterrand in 1981 onverwacht en nipt tot president werd verkozen. Vlak daarna won Mitterrands coalitie van socialisten en communisten ook de parlementsverkiezingen. Nu kon het radicale sociaal-economische programma worden uitgevoerd waarvan op links al jaren werd gedroomd.

De nieuwe regering begon aan grootscheepse stimulering van de economie. Er kwamen 55.000 nieuwe overheidsbanen, het minimumloon en de uitkeringen gingen omhoog. Banken werden genationaliseerd. Om de grote nieuwe uitgaven te kunnen doen, gingen de belastingen voor bedrijven en voor rijken omhoog. Toch steeg het Franse overheidstekort naar een recordhoogte.

En toen drukten de financiële markten de Franse politiek met de neus op de feiten: kapitaal stroomde het land uit, de Franse franc moest meermaals worden gedevalueerd ten opzichte van andere Europese valuta, waardoor Frankrijk veel meer voor zijn import moest betalen. Het handelstekort explodeerde, de inflatie liep in de dubbele cijfers. Frankrijk dreigde uit het Europees Monetair Stelsel (de voorloper van de euro) te vallen.

Mitterrand en zijn regering beseften: het roer moet om. In 1983 kondigde hij een enorme politieke draai aan, naar een beleid van rigueur: bezuinigingen en belastingverhogingen.

De herinnering aan 1981-1983 wordt dezer dagen vaak opgehaald in de Franse pers. Want ook nu weer dreigt in Parijs een regering aan de macht te komen die geen rekening houdt met de realiteit van de internationale financiële markten.

Zondag heeft in Frankrijk de eerste ronde plaats van de vervroegde parlementsverkiezingen die president Emmanuel Macron uitriep vlak na de Europese verkiezingen. De EU-verkiezingen liepen uit op een klinkende overwinning voor radicaal-rechts. Macron leek erop te hopen dat de Fransen bij de nationale stembusgang zullen terugkeren naar het politieke midden.

Maar afgaand op de peilingen zal het radicaal-rechtse en eurosceptische Rassemblement National (RN) de grootste partij worden in de Assemblée Nationale. Het scenario van een door RN aangevoerde regering zou niet alleen een politieke aardschok betekenen voor Frankrijk en voor Europa. Het is ook een recept voor onrust op de financiële markten. Ook als Frans links – dat volgens peilingen in de eerste ronde als tweede eindigt – na de tweede ronde op 7 juli de regering gaat vormen, kan het link gaan worden.

Tweede economie van de eurozone

Wat is er aan de hand? In het kort: Frankrijk leeft al jaren financieel boven zijn stand en met radicaal-rechts (of met links) in de regering dreigen de overheidsfinanciën van de tweede economie van de eurozone helemáál uit het lood te worden geslagen. Daarnaast stuurt het RN aan op conflicten met de Europese Unie, onder meer over Frankrijks afdracht aan de EU. Ook dat doet de financiële stabiliteit geen goed.

De spanning rondom Frankrijk was de afgelopen weken zichtbaar in de grafiekjes die beleggers op hun schermen zien. De kosten om je, als obligatiehouder, te verzekeren tegen het risico van niet-terugbetaling door de Franse staat (credit default swaps) zijn de voorbije weken opgelopen, net als de rente die Frankrijk moet betalen op zijn staatsschuld. Wat dat laatste betreft, is vooral het verschil in rente tussen Frankrijk en Duitsland een veelbekeken stressindicator. Deze spread – in feite de risicopremie die beleggers eisen van Frankrijk, bovenop het Duitse rentetarief – bedraagt voor tienjarige staatsobligaties nu ruim 0,8 procentpunt, tegen minder dan 0,5 procentpunt een paar maanden geleden.

De spread ligt nog niet op paniekniveau. Op het hoogtepunt van de eurocrisis, eind 2011, liep deze op tot meer dan 1,7 procentpunt. Maar geruststellend is de situatie evenmin. Frankrijk betaalt nu meer risicopremie dan Portugal, een land dat tijdens de eurocrisis (2009-2015) alleen dankzij noodsteun van IMF en EU op de been kon blijven. In Frankrijk komt politieke onzekerheid bovenop een huishoudboekje dat de voorbije jaren alleen maar is verslechterd.

Hoge schuld, hoog tekort

De Franse staatsschuld bedraagt zo’n 110 procent van het bbp, terwijl die in Duitsland 65 procent van het bbp bedraagt en die in Nederland 49 procent. Dit beeld is relatief nieuw: tot medio-jaren 2000 lag de Franse schuld nog op het niveau van de Duitse.

Het Franse begrotingstekort blijft hoog: het kwam uit op 5,5 procent in 2023, fors boven het EU-maximum van 3 procent en fors boven de tekorten in de meeste andere lidstaten (Italië doet het nog slechter). De Europese Commissie startte vorige week een zogeheten tekortprocedure tegen Frankrijk, Italië en vijf andere landen, om begrotingsdiscipline af te dwingen. In het uiterste geval kan die procedure tot boetes leiden.

Toen in mei bleek dat het Franse tekort wéér hoger uitviel, verlaagde kredietbeoordelaar S&P het stempel van kredietwaardigheid van Frankrijk, van ‘AA’ naar ‘AA-’. Aan die stempels zie je goed de verslechtering van de Franse overheidsfinanciën door de jaren heen. Tot in 2011 had Frankrijk nog dezelfde rating als Duitsland en Nederland (AAA, de hoogste rating die er is).

De verantwoordelijkheid voor die slechte cijfers ligt bij opeenvolgende presidenten en hun regeringen, zeker ook bij president Macron, aan de macht sinds 2017.

Macron voerde de voorbije jaren een begrotingsbeleid dat doet denken aan het vroege beleid van Mitterrand: het aanjagen van de economische groei via de overheidbegroting, (een ‘keynesiaans’ beleid, naar de Britse econoom John Maynard Keynes). Weliswaar trokken alle westerse overheden de afgelopen jaren grootscheeps de portemonnee om de schokken van de pandemie en de energiecrisis op te vangen, maar Frankrijk deed daar nog een schep bovenop en schaalde de uitgaven vervolgens amper terug.

Campagnecadeautjes

Waar beleggers bang voor zijn, is dat de financiële positie van Parijs alleen maar verslechtert als radicaal-rechts, of de alliantie van links, in de regering terecht komt. In de verkiezingscampagne wordt gestrooid met cadeautjes.

Jordan Bardella, de 28-jarige partijvoorzitter en premierskandidaat van RN, wil een reeks belastingen verlagen, waaronder de btw op energie, en wil Macrons pensioenhervormingen ongedaan maken. Het zal vele (volgens sommige schattingen tientallen) miljarden euro’s kosten. Bardella heeft de voorstellen al afgezwakt, maar de vaagheid over de precieze dekking ervan blijft. De linkse alliantie Nouveau Front Populaire, die ook nog kans maakt de grootste te worden, wil sociale uitgaven verhogen en dit betalen door rijken en bedrijven zwaarder te belasten – alleen blijft er dan nog steeds een miljardengat over.

Lees ook

Het programma van ‘premier Bardella’ staat vol onbetaalbare en onhaalbare beloftes

Een Frans stemlokaal in opbouw met alvast een verkiezingsposter van de radicaal-rechtse partij Rassemblement National met voorvrouw Marine Le Pen en partijvoorzitter Jordan Bardella.

Het kamp-Macron heeft in de campagne de onwaarschijnlijke rol van bewaker van de begrotingsdiscipline op zich genomen. Over het linkse programma zei Macrons minister van Financiën, Bruno Le Maire: „Dit is 1981, maar dan tot de tiende macht”, Hij sprak ook van de „ondraaglijke financiële lichtheid” van de plannen van radicaal-rechts en links en waarschuwt voor een staatsschuldencrisis: ‘Brussel’ en het IMF zouden Frankrijk dan onder toezicht moeten stellen.

Handelaren aan het werk op het hoofdkwartier de beurs Euronext in Parijs, maart 2023.
Foto Christophe Petit Tesson/EPA

Zover is het nog lang niet, maar verdere financiële stress rondom Frankrijk ligt op de loer, en een schuldencrisis is niet ondenkbaar. Obligatiebeleggers kunnen veel hebben, maar als ze het financiële vertrouwen in een land echt verliezen, kan het snel misgaan: dan doen ze obligaties van het land massaal van de hand, loopt de rente van het land snel op, en worden de kosten van de staatsschuld onhoudbaar.

En dán moeten politici vaak alsnog fors de broekriem aanhalen. Denk aan de Griekse crisis (2009-2015). Of aan de kortstondige crisis krap twee jaar geleden in het Verenigd Koninkrijk. Toenmalig premier Liz Truss wilde miljarden aan ongedekte belastingverlagingen doorvoeren, maar moest die plannen schrappen toen de rente plots omhoog knalde (en kort daarna trad ze af).

Een nieuwe eurocrisis?

Wat het huidige Franse speelveld anders maakt dan dat in 1981, en ook dan het Britse speelveld, is dat Frankrijk lid is van de eurozone. Dat maakt de Franse schuldenstress in potentie tot een Europees probleem.

Als de Franse spread na de eerste en/of de tweede ronde van de parlementsverkiezingen scherp oploopt, nemen de risico’s voor de eurozone toe: de stress kan zomaar overslaan naar, bijvoorbeeld, Italië (staatsschuld: 137 procent van het bbp) en dan is een nieuwe eurocrisis dichtbij.

Een Franse tournure in het begrotingsbeleid, zoals die van 1983, zou dan noodzakelijk zijn, alle verkiezingsbeloften ten spijt. Tenzij andere lidstaten, of de Europese Centrale Bank, de Fransen te hulp schieten. Maar de animo daarvoor is, na jaren van kwistig Frans gedrag, zeer gering.


Hongarije ‘heeft zichzelf uitverkocht aan Rusland’ – en maandag wordt het voorzitter van de EU

Het zou een unicum zijn binnen de Europese Unie. Mogelijk prijkt er op de groen-witte shirts van voetbalclub Ferencváros, genoemd naar een wijk in het zuiden van de Hongaarse hoofdstad Boedapest, binnenkort een blauw, cyrillisch logo met een vlammetje: dat van Gazprom.

Hongaarse media meldden eind april dat de club en het Russische gasbedrijf in een ver stadium van onderhandelingen waren over een sponsordeal. Dat is onder het Europese sanctieregime niet verboden, maar op zijn minst opmerkelijk. De Europese voetbalbond UEFA en de Duitse club Schalke 04 namen daags na de oorlog afstand van het Russische energiebedrijf.

De keuze voor Gazprom als sponsor past in een patroon dat sinds de oorlog steeds zichtbaarder is geworden. Waar ook EU-lidstaten hun banden met het gasbedrijf verbraken sinds de Russische inval in Oekraïne, ruim twee jaar geleden, neemt Hongarije nog steeds evenveel Russisch gas af als daarvoor. Viktor Orbán bracht in 2022 als eerste Europese leider sinds het uitbreken van de oorlog een vriendschappelijk bezoek aan Moskou, voor de begrafenis van oud-Sovjet-leider Michail Gorbatsjov. En een jaar later was Orbán de eerste EU-leider sinds de invasie die handenschuddend met Vladimir Poetin werd gefotografeerd.

Keer op keer benadrukte de Hongaarse premier publiekelijk dat hij goede banden met het Kremlin wilde houden, en steeds opnieuw verzette hij zich tegen Europese sancties. Vorige maand blokkeerde Hongarije nog een Europees plan voor wapensteun aan Oekraïne.

Orbán bij de begrafenis van Gorbatsjov in september 2022.
Foto Alexander Zemlianichenko/EPA

Orbáns houding tegenover Rusland komt niet uit de lucht vallen, zegt Krisztina Lajosi, universitair docent Europese studies aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in Hongarije. Na de val van de dictatuur in 1989 was Hongarije beducht voor Moskou, dat decennialang in Boedapest communistische leiders in het zadel hield – met behulp van het Rode Leger. Maar Lajosi zag hoe het land zichzelf de afgelopen decennia economisch steeds afhankelijker maakte van Rusland: net als voor de rest van Europa lonkte goedkope Russische energie.

Lees ook

‘Mijn naam is Viktor Orbán, ik word de volgende premier van Hongarije’

Viktor Orbán bij het kanovaren in South Carolina in 1992.

Met name premier Ferenc Gyurcsány (2004-2009) stond bekend als vriend van het Kremlin. Hij sloot, net als andere Europese leiders in deze tijd, een aantal langlopende energiedeals met Rusland, zoals voor de aanleg van gaspijpleidingen. „Er zijn destijds grote protesten gehouden tegen Gyurcsány’s beleid, met het verwijt dat hij de Hongaarse economie aan Poetin verkocht én dat hij dit deed zonder toestemming van het parlement”, zegt Lajosi. „Grappig genoeg was het [oppositieleider] Orbán die de demonstraties organiseerde. Maar toen Orbán zelf aan de macht kwam [vanaf 2010], deed hij precies hetzelfde als premier Gyurcsány.”

Russische lening van 10 miljard euro

In 2014 tekende premier Orbán zonder parlementaire goedkeuring een contract met Rosatom, het Russische staatsagentschap voor kernenergie, voor de uitbreiding van een al bestaande Sovjet-kerncentrale in het zuidelijke dorpje Paks. Hongarije ging een lening aan ter waarde van meer dan 10 miljard euro. Rusland zou de twee nieuwe reactoren bouwen. Die moeten vanwege veiligheidseisen de oude reactoren vervangen, die nu zo’n 40 procent van de in Hongarije verbruikte elektriciteit leveren.

Door de jaren heen werd Hongarije sterk afhankelijk van Russische energie: voor de grootscheepse invasie in Oekraïne kwam 80 procent van het gas en 65 procent van de olie uit Rusland. Terwijl de rest van de EU sinds de oorlog hard op zoek ging naar andere energiebronnen, veranderde de Hongaarse energie-import nauwelijks.

De handelsbanden tussen Rusland en Hongarije lijken ook de komende tijd niet te verslappen. Eerder dit jaar schreef de Hongaarse minister voor Buitenlandse Zaken Péter Szijjárto nog op sociale media dat hij de „Hongaars-Russische economische betrekkingen” verder wil ontwikkelen. In 2022 was Rusland de 23ste exportpartner voor Hongarije, het exporteerde zo’n 1,9 miljard euro aan goederen naar Rusland – met name medicijnen, wc-papier en pesticiden. En waar Finland een vergelijkbaar project rond kernenergie na februari 2022 afblies, tekende Hongarije vorig jaar juist een extra verdrag met Rosatom om de bouw van de nieuwe reactoren veilig te stellen.

Tegelijkertijd begint het land maandag met het voorzitterschap van de Europese Unie. Wat betekent dat voor de EU?

Hoeder van de Hongaarse economie

Orbán maakte zich vanaf het moment dat hij aan de macht kwam populair als hoeder van de Hongaarse economie. Salarissen en de gemiddelde levensstandaard gingen omhoog. Lage energieprijzen waren een belangrijk onderdeel van zijn Orbanomics: vanaf 2013 begon hij energie fors te subsidiëren. „Dat was een duidelijk propagandamiddel”, zegt Lajosi. „Hongaren krijgen elke maand een brief van de overheid op de mat, naast de rekening van hun energieleverancier. Daarin staat uitgelegd waarom hun maandelijkse afrekening zo laag is.”

Orbán verknoopte zijn politieke lot daarmee aan de belofte van een goede economie en lage energieprijzen, zegt Lajosi. Maar de afgelopen twee jaar kwakkelde de Hongaarse economie. Geen enkel ander land kampte met zo’n hoge inflatie. Orbán kan nauwelijks van goedkope Russische energie af zonder ook politieke schade op te lopen.

Ook nepotisme, wijdverbreid in Hongarije, speelt mee in Orbáns beleid handel te blijven drijven met Rusland, zegt politicoloog Edit Zgut-Przybylska, verbonden aan het CEU Democracy Institute in Boedapest. Ze wijst erop dat bijna alle grote Hongaarse bedrijven en instellingen worden geleid door vrienden van de premier. Hiervoor tuigde hij de NER op, een systeem van organisaties en personen die loyaal aan hem zijn en daarvoor worden beloond.

„Hongarije is momenteel het corruptste land binnen de EU”, zegt Zgut-Przybylska. De EU houdt vanwege schendingen van de rechtsstaat nog altijd tegen dat Hongarije miljarden euro’s uit gezamenlijke fondsen krijgt. „Daardoor moest Orbán op zoek naar andere geldstromen. De handel met Rusland, en ook in toenemende mate die met China, dient dit cliëntelisme.”

Zo is het belangrijkste Hongaarse bedrijf dat betrokken is bij de kernreactoren van Paks eigendom van Lorinc Mészáros, een jeugdvriend van Viktor Orbán en een van de allerrijkste Hongaren. Het bedrijf verdient waarschijnlijk tientallen miljoenen aan de deal, onthulden Hongaarse onderzoeksjournalisten van Direkt36 eerder.

Met de verregaande economische afhankelijkheid heeft Hongarije zich ook politiek aan Rusland verbonden, zegt onderzoeker Lajosi. Dat bleek onder meer uit het blokkeren van steun aan Oekraïne en het traineren van Mark Ruttes benoeming bij de NAVO. Ze verwacht dat dit alleen maar zichtbaarder wordt als Hongarije het EU-voorzitterschap heeft overgenomen.

„Ik denk dat Hongarije het komende halfjaar de kwestie-Rusland uit de weg zal gaan”, zegt Lajosi. Zo zal Boedapest volgens haar proberen te voorkomen dat de EU zich hard uitspreekt tegen Rusland of nieuwe sancties oplegt. Ook zal het de gesprekken over de toetreding van Oekraïne tot de EU proberen te vertragen, terwijl het een bevriend land als Servië er wel bij zou willen halen. „Als je kijkt naar de pro-Russische propaganda in Servië, kan dat ook nog een hoofdpijndossier worden.”

Lees ook

Orbán kan de EU-toetreding van Oekraïne nog op heel veel momenten blokkeren

De Oekraïense plaatsvervangend premier Olha Stefanisjyna (links in het wit) zei dinsdagavond dat haar land al veel vooruitgang heeft geboekt en hoopt dat het eerder dan 2030 lid kan worden van de EU.

Politicoloog Zgut-Przybylska ziet in de innige banden tussen Orbán en Poetin ook een gevaar voor de Unie. De Russische ambassade in Boedapest telde twee zomers geleden 56 diplomaten, fors meer dan in de omringende EU-hoofdsteden als Praag (zes) en Warschau (dertien). Het land zette mede daarmee de Europese deuren open voor Russische spionage en sabotage, zegt Zgut-Przybylska.

Hongaarse onderzoeksjournalisten van Direkt36 onthulden in 2022 dat Russische hackers toegang hadden tot de systemen van het Hongaarse ministerie van Buitenlandse Zaken, en daarmee ook tot geheime documenten. De regering-Orbán maakte hierover niks openbaar. Dit maakt Boedapest op veiligheidsgebied een onbetrouwbare partner, zegt Zgut-Przybylska. „Hongarije is het Trojaanse paard binnen de EU en de NAVO.”

De kerncentrale van Paks toont bovendien dat Hongarije zelf ook niet alleen maar baat heeft bij de economische afhankelijkheid van Rusland. Na elf jaar is de bouw van de twee reactoren nog altijd niet begonnen en door de oorlog in Oekraïne is alleen maar onzekerder geworden of en wanneer ze gebouwd worden. Zo zijn er voor het project duizenden lassers nodig, waarover Hongarije eerder zei die uit Oekraïne te willen halen. Ook moeten bepaalde materialen en installaties volgens het contract over land van Rusland naar Hongarije worden getransporteerd, en de kans lijkt klein dat Polen of Oekraïne dat toestaat. Tot overmaat van ramp moet Hongarije in 2026 beginnen met het terugbetalen van de monsterlening aan Moskou van 10 miljard euro, terwijl het project nog geen forint heeft opgebracht.

„Het is belangrijk te begrijpen dat de Hongaarse economische afhankelijkheid van Rusland geen natuurwet is, zoals Orbán deze presenteert, maar een politieke keuze”, zegt Lajosi. „En het Hongaarse volk betaalt uiteindelijk de prijs. Het is pijnlijk om te zien op welke schaal het land is uitverkocht aan Rusland.”


In het Schotse Aberdeen heerst scepsis over klimaatbeloftes: ‘Laten we de olie gebruiken die er nog is’

Vanuit zijn slaapkamerraam kan hij de hele haven van Aberdeen overzien, vertelt Denis Mitchell. De grote ronde tanks voor olieopslag, de tankers, de kranen. „En de rijen windmolens op zee. Geweldig uitzicht.”

Mitchell en zijn maat Gary Duncan nemen de wereld door aan de bar van hun buurtpub The White Cockade, met een pint Tennent’s voor hun neus. Ze wonen in Torry: ooit was dit een welvarend vissersdorp, nu een niet zo heel welvarende wijk van Aberdeen in het noordoosten van Schotland. De huizen zijn gebouwd met graniet in allerlei tinten grijs, de ramen zijn vaak enkel glas en de kozijnen kunnen wel een verfbeurt gebruiken.

Komende donderdag zijn in het Verenigd Koninkrijk verkiezingen voor het Lagerhuis. De twee Schotten zijn sceptisch over alle beloften die politieke partijen doen tijdens de verkiezingscampagne – al helemaal als die gaan over klimaatbeleid en de rol van olie en gas daarin. „Ze zeggen wat ze denken dat werkt om stemmen binnen te halen, of ze nou van Labour, de Conservatieven of de Groenen zijn”, denkt Gary Duncan. Hij werkt in de oliesector, bij een onderhoudsbedrijf.

Toch verschillen de partijen scherp van mening over de klimaatdoelen en dan vooral over welke concrete maatregelen daarbij horen. In Aberdeen is dit een extra relevant thema: het stadje kwam sinds de ontdekking van olie in de Noordzee eind jaren zestig bekend te staan als de oliehoofdstad van Europa. Shell heeft hier een kantoor in de grote winkelstraat. Eén van de controverses is de vraag of bedrijven in het Britse deel van de Noordzee de komende jaren nieuwe olievelden mogen aanboren.

Eerste met netto-nulwetgeving

Het VK was de eerste grote economie wereldwijd die wettelijk vastlegde dat uitstoot van broeikasgassen in 2050 tot netto nul moet zijn teruggebracht. Die wet werd in juni 2019 aangenomen onder premier Theresa May (Conservatieve Partij), maar in de loop der jaren zijn de Conservatieven een pragmatischer standpunt gaan verkondigen. Officieel blijft net zero het doel, maar huidig partijleider Rishi Sunak heeft de maatregelen om dat te bereiken verzacht of uitgesteld. Verduurzaming moet burgers niet op kosten jagen, is de gedachte.

De Conservatieven willen ook nieuwe vergunningen afgeven voor boringen naar olie en gas in de Noordzee, zonder duidelijk te maken hoe de extra uitstoot die daarmee gepaard gaat gecompenseerd zal worden. De belangrijkste argumenten die de partij hiervoor geeft, zijn de garantie van de energievoorziening – minder afhankelijkheid van andere landen – en de bescherming van banen in de energiesector. „Als we moeten kiezen tussen schone energie en het warm en veilig houden van burgers, kiezen wij ervoor om het licht aan te houden”, staat in het verkiezingsprogramma.

Na de ontdekking van olie in de Noordzee groeide de olie- en gassector in Aberdeen explosief.

De grootste oppositiepartij Labour – die naar alle waarschijnlijkheid de verkiezingen wint en gaat regeren – is tegen het verstrekken van nieuwe vergunningen. Labour wil een nieuw staatsbedrijf opzetten, Great British Energy. Dat moet met miljardeninvesteringen de overgang naar duurzame energie versnellen en tegelijk de energieprijzen voor Britten verlagen. Het hoofdkantoor moet in Schotland komen, waarschijnlijk heeft Labour daarvoor Aberdeen in gedachten.

Lagere prijzen

Hoe Great British Energy ervoor zal zorgen dat de energieprijzen dalen, daar heeft Karen Turner nog wel wat vraagtekens bij. Turner is hoogleraar en directeur van het Centrum voor Energiebeleid aan de universiteit van Strathclyde in Glasgow. De gasprijzen worden op de internationale markten bepaald. En bij elektriciteit is het lastige dat opslag ‘in het net’ niet mogelijk is en dus vraag en aanbod steeds met elkaar in balans moeten zijn: „Zon- en windenergie zijn niet altijd op afroep beschikbaar. Dus om een piek in de vraag naar stroom op te lossen wordt vaak bijgestookt in gascentrales.” Zeker, zegt Turner, overheden zouden moeten investeren in hernieuwbare energie en de opslag daarvan. „Maar dat brengt niet automatisch de prijs naar beneden.”

Lees ook

Na de oliewinsten willen de Shetlandeilanden nu profiteren van de wind van zee

Na de oliewinsten willen de Shetlandeilanden nu profiteren van de wind van zee

Een vaak gebruikt argument van voorstanders van nieuwe boorvergunningen is dat het VK voorlopig toch nog fossiele brandstoffen gebruikt, dus dat ze die net zo goed zelf kunnen produceren. Hoogleraar Turner begrijpt die redenering wel. „Waarom die obsessie met vergunningen, als we toch nog olie en gas gebruiken, maar dan geïmporteerd? We verliezen banen en economische groei als we geen vergunningen meer afgeven.”

In The White Cockade denkt Gary Duncan er precies zo over. „Laten we de olie gebruiken die er nog is, dan zien we daarna verder. Ik zeg niet dat we het maar moeten vergeten om klimaatneutraal te worden, maar dat is niet van de ene op de andere dag geregeld.” En verduurzaming kost de samenleving veel geld, zegt Denis Mitchell. „Sociale voorzieningen lijden eronder. Er ligt hier overal vuilnis, de straten worden vergeten, omdat al het geld naar klimaat gaat. We hadden de Noorse weg moeten kiezen.” Noorwegen stopt zijn gaswinsten in een staatsinvesteringsfonds.

In de olie- en gassector werken goed opgeleide mensen, die naar het buitenland vertrekken als ze hier geen kansen zien

Karen Turner
directeur Centrum voor Energiebeleid

De ideale transitie naar duurzame energie, zegt hoogleraar Turner, zou er een zijn waarbij energiebedrijven die nieuwe vergunningen helemaal niet meer wíllen aanvragen, omdat ze genoeg winst maken met hernieuwbare energie. „Het stoppen met nieuwe vergunningen zou wel een richting aangeven, je laat daarmee zien dat je sneller wilt verduurzamen. Maar de timing en wat je ertegenover stelt, is heel belangrijk, vooral voor de werkgelegenheid. In de olie- en gassector werken veel goed opgeleide mensen, die zo naar het buitenland vertrokken zijn als ze hier geen kansen zien.”

Over de gevolgen van verduurzaming voor het aantal banen in de sector verschillen de partijen nogal van mening. De Conservatieven zeggen dat Labour 200.000 banen riskeert door te stoppen met boorvergunningen. Labour beweert juist dat zij met hun verduurzamingsplannen 650.000 nieuwe banen creëert. Cruciaal hierin is de productieketen, zegt Turner. „Het grote succes van de oliewinning was dat de productie, het onderhoud en de dienstverlening eromheen allemaal lokaal gebeurde. Bij hernieuwbare energie is dat veel minder het geval. We maken hier niks.” Als Great British Energy zich ook op de aanvoerketen richt, kan het zeker kans van slagen hebben, denkt ze.

Park wordt industriegebied

In Torry moesten de vissersboten in de jaren zeventig plaatsmaken voor de industriële haven. Pal naast de woonwijk is een overslagplaats, liggen tankers aangemeerd en staan grote loodsen voor onderhoud. En nu de overgang naar duurzame energie in Aberdeen gaande is – met bijvoorbeeld grote windmolenparken op zee – merken de inwoners ook daar de gevolgen van. Er zijn vergevorderde plannen om een industriële ‘Energy Transition Zone’ te bouwen, waar onder andere leidingen aan land zouden kunnen komen voor offshore waterstofproductie. De locatie: pal op de plek van Torry’s laatste stuk groen, het St. Fittick’s Park.

Politici praten vaak over een „rechtvaardige transitie,” zegt Nicola Twine, „maar dat gaat alleen maar over de zakelijke kant, over technologieën en banen. We moeten ook kijken naar de gevolgen voor lokale inwoners”. Twine werkt voor Nescan, een netwerkclub in Aberdeen gericht op klimaatverandering en verduurzaming, en ze is projectmanager van het Just Transition Communities Project. Neem landgebruik, zegt ze: Schotten zien hun landbouwgrond, hun parken en hun bossen veranderen in windmolenparken of schakelpunten voor de stroom die vanaf zee aan land komt. „En die energie is vervolgens niet eens bedoeld voor de lokale economie hier, die gaat naar het zuiden van Engeland.”

Straatbeeld in Aberdeen met zicht op de haven, waar een bevoorradingsschip in de energie-industrie ligt afgemeerd.
Foto’s ANDY BUCHANAN/AFP

In de jaren zeventig en tachtig zijn bijvoorbeeld de vissers van Torry, vertelt Twine, ook niet ‘meegenomen’ toen de olie- en gassector zo explosief groeide. Zij hadden de juiste capaciteiten niet om die omslag ook te maken en werden daar ook niet bij geholpen. „Nu ligt er een kans om het anders aan te pakken. Maar het voelt niet alsof beleidsmakers daarmee bezig zijn. Ook al gaat het nu over duurzame energie, opnieuw worden lokale omstandigheden en inwoners uitgebuit, zonder dat zij profiteren.”

In de pub zijn Gary Duncan en Denis Mitchell op de hoogte van de plannen voor het nieuwe industriegebied, in wat praktisch hun achtertuin is. Ze maken er grappen over: er liggen hier ook al een afvalverbrandingsfabriek en een rioolwaterzuiveringsinstallatie, daar kan wat nieuwe industrie ook nog wel bij.  Duncan: „Hier wonen vooral arbeiders. Het maakt niet uit hoeveel we klagen, het gaat toch wel gebeuren.”

Lees ook

In Glasgow geloven ze niet meer in een onafhankelijk Schotland

Kinderen voetballen in Dennistoun, een arme woonwijk in Oost-Glasgow.


Adverteren op TikTok: meer entertainment dan producten aanprijzen

Adverteerders roerden zich de afgelopen weken in internationale marketingvakbladen en in de Financial Times: ze maken zich zorgen over adverteren op TikTok. Niet om privacyredenen, wat voor bijvoorbeeld de Rijksoverheid reden was om in 2022 al te stoppen met de app, maar omdat het zeer de vraag is of de filmpjesapp volgend jaar nog bestaat in de Verenigde Staten, een van de belangrijkste consumentenmarkten.

Eind april werd in Washington een wet aangenomen die het Chinese moederbedrijf van TikTok, Bytedance, dwingt om de app te verkopen aan een Amerikaans bedrijf. Anders wordt de app in de VS verboden. De wet komt voort uit vrees dat de Chinese overheid toegang zou kunnen krijgen tot gegevens van gebruikers, iets wat door TikTok altijd met klem is ontkend. Het bedrijf lijkt niet voornemens TikTok te verkopen en klaagde begin mei de Amerikaanse overheid aan over de wet.

De onzekerheid over de uitkomst van die zaak maakt dat sommige internationale adverteerders terughoudender zijn geworden bij het inkopen van reclameruimte en het investeren in nieuwe campagnes.

Lees ook

Toekomst TikTok onzeker, nu Amerikaanse Senaat heeft ingestemd met uitzonderlijk strenge aanpak

Op Capitol Hill sprak de Democratische Afgevaardigde Maxwell Frost, uit Florida, zich in maart geflankeerd door medestanders  uit tegen een gedwongen verkoop van TikTok en een eventueel verbod van de app.

Bij Nederlandse adverteerders lijkt er vooralsnog niet zoveel veranderd te zijn. Op TikTok komen advertenties voorbij van consumentenmerken zoals Listerine, Swiss Sense, Pepsi en Rivella.

Just Eat Takeaway.com, het Amsterdamse moederbedrijf van zowel Thuisbezorgd.nl als het Amerikaanse Grubhub, zegt dat het in beide regio’s momenteel niet overweegt te stoppen met TikTok als reclamekanaal. „We houden natuurlijk de ontwikkelingen wel nauwlettend in de gaten om onze strategie te veranderen als dat nodig is”, laat een woordvoerder weten.

Ook het wereldwijd opererende reclame- en mediabureau GroupM merkt nog geen terughoudendheid bij adverteerders, zegt Guus Beekmans, de chief digital officer van de Nederlandse tak. „Een aantal klanten heeft de ontwikkelingen in de VS zeker gevolgd, maar hebben daar nog geen acties aan verbonden waardoor ze de uitgaven op TikTok verminderen.” Ook bij Nederlandse klanten die in de Verenigde Staten adverteren merkt GroupM „vooralsnog geen substantiële veranderingen”.

Hoofdzakelijk advertentie-inkomsten

Er is TikTok veel aan gelegen om de advertentie-inkomsten ondanks de onrust op peil te houden. Het bedrijf boekte vorig jaar in de VS een omzet van 16 miljard dollar, hoofdzakelijk afkomstig uit de reclameverkoop, schrijft de FT. Het bedrijf doet zelf geen uitspraken over zijn financiën.

Wel claimt TikTok vorig jaar 629 miljoen euro te hebben toegevoegd aan het Nederlandse bruto binnenlands product (bbp). Het gaat daarbij om kleine ondernemers die via TikTok hun publiek weten te bereiken en zo kunnen groeien. Als voorbeeld wordt een account aangehaald van een bedrijf dat autotheorielessen verkoopt.

TikTok wil advertentie-inkomsten ondanks de onrust op peil houden

Om de gemoederen te sussen was het socialemediabedrijf eerder deze maand aanwezig op marketingconferentie Cannes Lions. Daar repte TikTok met geen woord over het dreigende verbod en wilde het zo doen voorkomen alsof er geen enkele zorgen bestaan, zo schrijft vakblad Digiday.

Onopvallende reclame

Een deel van de advertenties op TikTok verschilt weinig van die op andere sociale media, zoals Instagram of YouTube. Dat geldt zeker voor campagnes die in één keer over meerdere kanalen verspreid worden. Mediabureau GroupM verwacht dan ook dat de advertentiedollars bij een verbod verschuiven naar andere platforms. Bijvoorbeeld naar de TikTok-klonen: Instagram Reels en YouTube Shorts.

Maar niet alle advertenties op TikTok vallen in de categorie van overduidelijke reclame. Juist op sociale media willen merken opgaan in de beeldenstroom die gebruikers voorgeschoteld krijgen. Native advertising heet dat, inhoud waarbij de manier waarop een product wordt aangeprezen meer in lijn is met wat kijkers gewend zijn van influencers. Deze categorie reclame is veel afhankelijker van de specifieke mores en internetcultuur die op een platform gelden en kan daardoor niet zomaar worden verplaatst.

Zo’n advertentie voelt voor gebruikers minder als een vervelende onderbreking. Dat is belangrijk, want op TikTok en andere platforms kunnen gebruikers een reclame die hen niet interesseert direct wegswipen. Volgens TikTok betekent dit dat gebruikers meer betrokken zijn bij advertenties die ze wél uitkijken.

Instagram experimenteert sinds begin juni juist met advertenties die gebruikers niet kunnen overslaan. Onder het reclamebeeld verschijnt een aftelklok die bepaalt wanneer gebruikers weer verder mogen naar andere inhoud. Gebruikers geven online bijzonder negatief commentaar op die test.

Bijkomend voordeel van native advertising: bedrijven kunnen met hun video’s viraal gaan en zo gratis in de feed van gebruikers terechtkomen, terwijl voor reguliere advertenties betaald moet worden. Soms gebeurt dat op een onverwachte manier: eerder dit jaar ging een totaal onbekende Chinese producent van industrieel aminozuur viraal met zijn promotiefilmpjes.

Bedrijven gaan voor fimpjes samenwerkingen aan met influencers, of ze maken zelf video’s die lijken op die van populaire makers.

Hema-soapserie

Dat is goed te zien bij de socialemedia-accounts van warenhuisketen Hema. Op Instagram hanteert het merk weliswaar een losse toon met ‘inhakers’ op de actualiteit, de focus ligt nog altijd op het onder aandacht brengen van producten. Een windbestendige paraplu op de door regen geplaagde eerste zomerdag, een pooltafel op de dag van de EK-voetbalwedstrijd Polen-Nederland.

Op TikTok doet Hema iets heel anders. Daar zijn sketches te zien over het leven van winkelmedewerkers. De winkelketen heet daar ineens Slayma (naar slay, een positieve krachtterm) en maakt soapseries vol drama. Her en der worden weliswaar producten gepromoot, maar ook dat gaat op een losse TikTok-manier die sterk lijkt op wat influencers doen. Op Instagram staan de producten in een strak kader en is informatie netjes vormgegeven volgens de Hema-huisstijl, op TikTok wordt niet eens altijd een prijs vermeld.

„Juist door vaak ons winkelbeeld als decor te gebruiken houden we het dicht bij de winkelervaring”, zegt een woordvoerder van Hema. Met de filmpjes wil het bedrijf merkbekendheid genereren bij doelgroepen die lastiger te bereiken zijn via traditionele kanalen zoals folders en televisiespotjes.

„Met onze TikTokvideo’s richten we ons vaak iets meer op entertainment en trends.” Hema past de inhoud van berichten op sociale media aan naar wat passend is op het desbetreffende platform. „Juist door het niet té commercieel te maken, maar het toch dicht bij het merk te houden gaan we een dialoog aan in plaats van eenzijdig zenden vanuit ons merk.”

Lees ook

‘Ciao tutti!’: modeboetieks gaan viral op social media

Instagram-hit: eigenaresse Karin Crom (links) en content creator Marije Hendriks van Oak Fashion, Noordwolde.


Wat betekent het nog dat Rabobank een coöperatie is?

Maakt het voor haar klanten uit of Rabobank in de regio binnenkort in vijf regio’s is georganiseerd, naast de veertien sterk uitgeklede ‘kringen’? En of de lokale Rabobanken niet langer een officiële eigen directeur hebben, maar dat iemand die rol erbij doet, in 25 procent van zijn of haar tijd?

De structuurwijziging waar deze veranderingen onderdeel van zijn, geïnitieerd door de nieuwe topman Stefaan Decraene, is deze woensdag onderwerp van een cruciale stemming in de Algemene Ledenraad. De Rabobank is namelijk geen beursgenoteerde bank, zoals concurrenten ING en ABN Amro, maar een coöperatie. En binnen die coöperatie hebben de 78 leden van de Algemene Ledenraad de beslissende stem als het gaat over strategie en de identiteit van de coöperatie.

De Rabobank is een van de grootste coöperaties van Nederland.

Critici vragen zich in stukken in de Volkskrant en Het Financieele Dagblad echter af of na de structuurwijziging de bank nog wel echt coöperatief te noemen is: hebben de leden nog wel genoeg te zeggen in hun lokale bankfiliaal? En hebben de lokale bankmedewerkers nog wel genoeg binding met hun regio? De bank zelf meent de coöperatie juist te versterken met de huidige plannen.

Vijf vragen over de coöperatieve structuur van de Rabobank.

1
Wat is een coöperatie eigenlijk?

Een coöperatie is strikt gezien een vereniging die een bedrijf uitbaat. Het idee: door samen te werken kunnen de leden economisch meer bereiken dan ieder voor zich. De eerste coöperaties zoals we die nu kennen zijn ontstaan in de negentiende eeuw in Engeland, waar een aantal textielarbeiders het zat was om uitgebuit te worden door hun baas, die hen verplichtte alle boodschappen bij hem te doen. De oplossing: een gezamenlijke winkel met redelijke prijzen waarvan de winsten onderling werden verdeeld.

„Een coöperatie vult eigenlijk het gat dat ontstaat als de markt het laat afweten, maar de overheid ook”, zegt voormalig hoogleraar bestuurlijke vernieuwing Kees Cools. Hij is een van de critici van de huidige Rabobank-hervorming. „Door gezamenlijk op te trekken als burgers, doordat er een gedeeld gezamenlijk belang is, kunnen aan de ene kant de onmenselijke uitwassen van de vrije markt worden tegengegaan. En aan de andere kant kan worden ontkomen aan de bureaucratie en de traagheid van een overheid.”

De eerste coöperatie was een vereniging van consumenten, maar er zijn sindsdien nog veel meer soorten coöperaties ontstaan in alle soorten en maten. Er zijn ondernemerscoöperaties, zoals van FrieslandCampina, waar bijna 15.000 melkveehouders de eigenaar van zijn. Of FloraHolland, waar 3.300 kwekers lid van zijn. Er zijn werknemerscoöperaties, zoals het grote industriële collectief Mondragón in Spaans Baskenland. En klantcoöperaties, zoals veel (niet met elkaar verbonden) supermarktketens in verschillende landen onder de naam Coop.

Lees ook

Uniek samenwerkingsmodel in Baskenland wordt op de proef gesteld door vertrek topbedrijven

Plasticfabrikant Erreka, gevestigd in Antzuola, is een van de coöperaties binnen Mondragón.

2
Waar moet een coöperatie aan voldoen?

Een coöperatie is niet alleen maar een juridische variant op een nv of een bv. Er zit een hele reeks van principes achter. „Toen die textielarbeiders in Engeland een coöperatieve winkel begonnen, is dat de start geweest van een omvangrijke coöperatieve beweging in de negentiende eeuw, ook in Nederland”, vertelt antropologisch onderzoeker Ton Duffhues, die meeschreef aan boeken over de coöperaties Achmea en Plus/Coop. „Het frappante is dat de principes die toen internationaal zijn vastgelegd nog steeds, met wat kleine aanpassingen, overeind staan.”

De principes worden bewaakt door de Internationale Coöperatieve Alliantie. Die vat het idee van een coöperatie als volgt samen: „Een autonome organisatie van personen die zich vrijwillig verenigen om hun gemeenschappelijke economische, sociale en culturele behoeften en ambities te behartigen door middel van een onderneming waarvan ze samen eigenaar zijn en die ze democratisch controleren.”

Achter een coöperatie zit een hele reeks principes, het is niet slechts een juridische variant op een nv of een bv

Hoe die principes in de praktijk worden uitgewerkt, is echter niet in beton gegoten. Hoe de ledeninspraak precies te organiseren? Is een financieel belang van leden essentieel? Nergens staat voorgeschreven hoe dat geregeld moet worden. Of een coöperatief bedrijf zich voldoende inzet voor sociale en maatschappelijke waarden, naast winst maken? Er is geen commissie die daar een oordeel over velt. En dus gaat het om zelf gekozen interpretaties van het ondernemen ‘in de geest’ van de coöperatieve gedachte.

3
Hoe werkt het bij de Rabobank?

Wie een bankrekening heeft bij de Rabobank, kan het makkelijk aanzetten in de bankapp op zijn of haar telefoon: het lidmaatschap van de coöperatieve vereniging Rabobank. Ruim 2 miljoen van de in totaal ruim 9 miljoen klanten zijn lid. 2.800 van die leden zitten in de ledenraden van de 78 lokale banken. Die ledenraden kiezen weer hun eigen, lokale raad van commissarissen, die de lokale bankdirecteur controleert. De voorzitters van die 78 rvc’s vormen de Algemene Ledenraad.

Zo simpel als het omzetten van een knop in de app was lid worden van de Rabobank vroeger niet. De voorgangers van de bank werden eind negentiende eeuw opgericht door ondernemers. Boeren die op zoek waren naar krediet om te kunnen ondernemen regelden dat door samen een bank op te richten, net als ze eerder gezamenlijke melkfabrieken hadden opgericht. Zo werden financiële risico’s, maar ook de baten gedeeld. Om de lokale banken te ondersteunen in financiering en kennis, werd een centrale bankorganisatie opgetuigd in Eindhoven (Boerenleenbank) en Utrecht (Raiffeisen Bank). In 1972 fuseerden die tot Rabobank.

De oorzaak van de huidige worsteling van de Rabobank met haar organisatie en coöperatieve karakter ligt in 2016. Tot dan was de oorspronkelijke organisatie grotendeels intact gebleven: de destijds nog 108 lokale Rabobanken hadden elk hun eigen bankvergunning, hun eigen financiën, hun eigen directeur en hun eigen ledenraad die een lokale raad van commissarissen benoemde. Het hoofdkantoor van Utrecht stond in dienst van die lokale banken.

Onder dwang van toezichthouders is dat omgedraaid, omdat de kwaliteit van klantdossiers te wensen overliet en de financiën niet bij elke bank op orde waren. Sinds 2016 is er één bankvergunning voor de bank als geheel en ligt de eindverantwoordelijkheid voor de financiën in Utrecht. De inmiddels 78 lokale banken hebben nog wel een eigen directeur, maar die heeft veel minder zeggenschap dan vroeger. De aan die banken gekoppelde ledenraden en rvc’s daardoor óók.

4
Waarom gooit de Rabobank haar organisatie nu om?

Sinds 2016 worstelt de bank met hoe lokaal voldoende wortels te houden en tegelijk genoeg slagkracht te hebben om concurrerend te zijn. De reorganisatie waar het deze woensdag om draait, is de derde sinds dat jaar. Het hoofddoel ervan is om Rabobank concurrerender te laten worden. De bank ervoer afgelopen jaren druk op haar marktaandeel in bijvoorbeeld de hypotheken en mkb-leningen. „Onze structuur is vrij complex. Dat leidt tot hoge kosten. We kunnen efficiënter worden”, aldus bestuursvoorzitter Decraene tegen Het Financieele Dagblad vlak na zijn aanstelling eind 2022.

De gehele organisatie, ook die van de bankorganisatie in Utrecht, wordt op dezelfde manier ingedeeld, met een directeur particulier, een directeur bedrijven, een directeur verzekeren en een directeur private banking. Om efficiënter te zijn wordt een tussenlaag van veertien ‘kringen’ van lokale banken grotendeels opgedoekt en vervangen door vijf regio’s.

Lokaal bankdirecteur zijn wordt een bijrol van een van de directeuren uit de regio. Een regiodirecteur bedrijven kan dan bijvoorbeeld lokale bankdirecteur worden in Eindhoven. Hij wordt dan geacht 25 procent van zijn tijd te besteden aan het onderhouden van de lokale netwerken van de Rabobank en het contact met de ledenraad.

5
Wat is de kritiek?

Daarvoor is het nuttig om terug te keren naar de ‘geest van het coöperatieve ondernemen’. „Het klinkt misschien een beetje romantisch, maar in feite gaat het om via de leden het rumoer van de straat naar binnen te halen, de blik van buitenaf te krijgen, wat leeft er daar?”, aldus Duffhues. „Dat moet je organiseren, door ervoor te zorgen dat je ledenraden een brede afspiegeling zijn van je leden.”

„Voor alle moderne, grote coöperaties is het voortdurend zoeken hoe de cultuur van de coöperatie zo goed mogelijk is vorm te geven. Hoe kan je het oorspronkelijke idee van wederkerigheid en solidariteit eigentijds organiseren en het individuele belang in balans brengen met het collectieve belang? Dat is waar het over gaat. Want als het uiteindelijk alleen over de getallen onder de streep gaat, dan ben je op een gegeven moment geen coöperatie meer.”

Een werkruimte in een kantoor van Rabobank in Eindhoven, 1987. Rabobank kwam in 1972 voort uit een fusie van de Boerenleenbank en de Raiffeisen Bank.
Foto Flip Franssen/Hollandse Hoogte

Bij de Rabobank is lid zijn geen verplichting meer voor klanten. Dat werd in 1979 voor gewone klanten afgeschaft, in 1998 voor bedrijfsklanten. De leden hebben ook geen direct financieel belang meer: in 2000 werd geschrapt dat een lid ook een ‘aandeel’ moest hebben in de bank, en daarmee ook een deel van de winst uitgekeerd kreeg én een (beperkt) deel van het financiële risico droeg. Sindsdien krijg je voor je lidmaatschap een magazine en kortingen op uitjes en producten. En de kans om in de app mee te bepalen aan welke lokale verenigingen een deel van de winst van de bank wordt uitgekeerd, jaarlijks rond de 40 miljoen euro. Leden krijgen geen rentekorting of andere directe financiële voordelen.

De meerwaarde van de coöperatie voor de Rabobank en haar leden moet nu vooral komen uit „maatschappelijke waarde”. Bij de bank lijkt ‘coöperatief zijn’ synoniem geworden met lokaal geworteld zijn, actief zijn in lokale netwerken van ondernemers en maatschappelijke actieve klanten. Daarin verslaat de bank naar eigen zeggen de concurrenten ING en ABN Amro.

Voormalig hoogleraar Cools vreest juist dat de huidige herstructurering een gevaar vormt voor de lokale wortels. Omdat ‘lokaal directeur’ zijn nog maar slechts een ‘rol’ is voor de regiodirecteuren. „De organisatorische veranderingen doen afbreuk aan het coöperatieve karakter van de Rabobank en vormen zeker geen oplossing voor de echte problemen: de matige kwaliteit van de klantbediening, het dalende marktaandeel en de afnemende betrokkenheid van de leden. De coöperatie met een sterke lokale verankering waarin leden veel zeggenschap hebben, is een potentieel veelbelovend organisatiemodel voor de toekomst. Het is daarom cruciaal dat de Rabobank als grootste Nederlandse coöperatie daadwerkelijk wordt verstevigd.”

In de nieuwe structuur wordt lokaal bankdirecteur een bijrol van een van de directeuren uit de regio

De bank zelf meent de coöperatie juist te versterken met de aanstelling van vijftien coöperatieve directeuren door het hele land en in Utrecht, die als hoofdtaak krijgen de ledeninbreng „vitaal” te krijgen. En door de lokale medewerkers meer mandaat te geven om hun lokale klanten te bedienen, zonder dat voor een wat groter krediet of ingewikkelder hypotheekaanvraag eerst een fiat moet komen van het hoofdkantoor in Utrecht. De bank verwacht dat deze woensdag de Algemene Ledenraad het hier mee eens is. Het bestuur van de bank verwacht dat de vereiste 75 procent van de stemmen gemakkelijk wordt gehaald.


‘Redder’ van Vitesse Guus Franke: multimiljonair en grote onbekende

Wie dinsdag de website van de Arnhemse voetbalclub Vitesse opende, kreeg twee tegenstrijdige boodschappen te zien. Naast de mededeling dat voetbalbond KNVB maandagavond vanwege aanhoudende financiële problemen de proflicentie heeft ingetrokken, stond er nog altijd de uitnodiging toch vooral een seizoenskaart te bestellen.

De reden dat de gevallen club uit 1892 – na Sparta de oudste club in het Nederlandse profvoetbal – nog hoop koestert, heet Guus Franke. De 48-jarige ondernemer, geboren in het Gelderse Ewijk, heeft zich opgeworpen als redder van Vitesse.

Lees ook

Hoe Vitesse slachtoffer werd van mannen die een plek in de voetbalhemel beloofden

Merab Jordania maakt in 2010 bekend dat hij de nieuwe eigenaar wordt van Vitesse

Franke heeft, volgens onder meer De Gelderlander, een deal gesloten met de grootste schuldeiser van de club, de Amerikaan Coley Parry. Franke zou de volledige schuld van Vitesse aan de Amerikaan – ruim 14 miljoen euro – voor zijn rekening nemen, in ruil voor het eigenaarschap van de Arnhemse club, die afgelopen seizoen uit de Eredivisie degradeerde. Hij zou ook bereid zijn enkele miljoenen euro’s over te maken zodat Vitesse komend seizoen over een sluitende begroting beschikt. Voor de KNVB is dat een voorwaarde om het intrekken van de proflicentie te heroverwegen.

De Vitesse-directie toonde zich gematigd positief dat een hoger beroep tegen het afnemen van de licentie de komende weken zal slagen: „Met Guus Franke hebben we een fantastische Gelderse ondernemer gevonden, met sympathie voor de club, die het verleden voor ons wil oplossen”, verklaarde interim-directeur Edwin Reijntjes op de clubsite.

Warren Buffett als jeugdheld

De typering ‘Gelderse ondernemer’ moet wel met een korreltje zout worden genomen , want Franke woont en werkt al jaren voornamelijk in Zwitserland. Axiom Partners, de investeringsmaatschappij die hij eind 2018 oprichtte, is gevestigd in Zürich. Tot een paar dagen geleden was de multimiljonair voor de buitenwereld een grote onbekende. Hij gaf in Nederland nog nooit een interview, over de precieze omvang van zijn vermogen is niets bekend.

Franke droomde als kind al van het ondernemerschap, zo vertrouwde hij FinTech Magazine twee jaar geleden toe. De Amerikaanse investeerder Warren Buffett, een van de rijkste mensen op aarde, was zijn jeugdheld – ook omdat hij net als Franke dyslectisch is. Franke doorliep de mavo én havo aan het Lindenholt College in Nijmegen. Een opvallend goede leerling was hij niet; alleen voor de lessen economie maakte hij altijd zijn huiswerk, zo wist De Gelderlander te achterhalen.

Als twintiger specialiseerde Franke zich in het adviseren bij bedrijfsovernames. Eind 2018 richtte hij zijn eigen investeringsfonds Axiom Partners op. Volgens de Zwitserse Kamer van Koophandel zijn de meeste aandelen nog altijd in zijn bezit. Axiom nam de afgelopen jaren elf bedrijven over, met name aanbieders van personeelsdiensten en enkele fintech-startups. Axiom hoeft naar eigen zeggen, anders dan veel andere private-equityfondsen, overgenomen bedrijven niet per se binnen een jaar of vijf weer door te verkopen.

Naar verluidt zijn de bedrijven in de portefeuille van Axiom samen meer dan 1 miljard euro waard, maar concrete financiële cijfers zijn in het Zwitserse handelsregister niet te vinden. Axiom belegt niet alleen eigen geld, maar ook dat van ruim honderd andere investeerders, waaronder pensioenfondsen en rijke individuen. Onder de Nederlandse tak vielen eind 2022 deelnemingen in bedrijven ter waarde van ruim 82 miljoen euro, al had Axiom het merendeel van het geld voor die overnames zoals gebruikelijk geleend – het eigen vermogen bedroeg ongeveer 170.000 euro.

Donateur van FVD

Hoe groot het privé-vermogen van de beoogde redder van Vitesse precies is, blijft dus onduidelijk. Op Instagram toont hij zijn liefde voor mooie huizen, auto’s en de Formule 1 – een van de bedrijven in zijn portefeuille, Circle8, sponsort sinds kort het Formule 1-team van Aston Martin. Overigens verandert niet alles wat Franke aanraakt in goud: een pand aan het Amsterdamse Vondelpark dat hij eind 2021 voor 2,65 miljoen euro kocht, verkocht hij afgelopen jaar voor iets minder dan 2 miljoen.

Behalve in voetbal en Formule 1 is Franke ook geïnteresseerd in politiek. Hij behoorde in 2021 en 2022 tot de grootste donateurs van Forum voor Democratie (FVD), beide jaren stortte hij 50.000 euro in de partijkas. De laatst bekende donatie dateert volgens het financieel jaarverslag van FVD uit februari 2022.

Het belangrijkste advies dat Franke kreeg: los nooit andermans problemen op, maar focus op die van jezelf

Het belangrijkste advies dat hij ooit kreeg, aldus Franke tegen FinTech Magazine: los nooit andermans problemen op, maar focus op die van jezelf. Bij Vitesse komt hij nu wel degelijk problemen oplossen die anderen veroorzaakt hebben. Althans, als de KNVB hem die kans geeft. Of Franke dan echt een ander soort eigenaar zal zijn dan de ondernemers die de Arnhemse club de afgelopen decennia aan de rand van de afgrond brachten, zal moeten blijken.


De stille ramp van een lawaaiige Noordzee

Soms komen bij het heien voor windmolens hele scholen vissen dood bovendrijven. „Tot op grote afstand kunnen vissen doof worden, terwijl ze geluid gebruiken om te overleven”, zegt zeebioloog Jeroen Hubert van Wageningen University. Bruinvissen, kleine walvisachtigen waarvan er tienduizenden in de Nederlandse Noordzee zwemmen, gebruiken geluidskliks voor communicatie en navigatie en zwemmen van schrik kilometers weg. Zeehonden hebben ook op tientallen kilometers afstand nog stress. „Zeedieren ondervinden fysieke schade”, zegt Hubert. „Zelfs schelpdieren planten zich door hard geluid meetbaar minder voort”, zegt Merel den Held, onderzoeker bij Stichting De Noordzee. „Wie zijn hoofd onder water zou steken in de Noordzee, zou zich rot schrikken.”

Het was er al langer lawaaiig door visserij en scheepvaart. Maar nu de energietransitie in de hoogste versnelling belandt, verandert Nederlands grootste ecosysteem in één grote bouwplaats.

Wie nu op het strand staat, ziet al veel windturbines. En dat is nog maar het begin. Nederland wekt nu zo’n 5 gigawatt op in windparken op de Noordzee, in 2032 moet dat verviervoudigd zijn, en in 2050 verveertienvoudigd tot 70 gigawatt. Andere landen rond de Noordzee hebben vergelijkbare plannen. Dat betekent dat de komende jaren vele duizenden windmolenfunderingen de zeebodem in worden gestampt. Letterlijk. Het heien gebeurt met grote hamers.

Even hard als een luide motorboot

Daar zijn sinds enkele jaren wel normen voor: maximaal 170 decibel, onder water gemeten, op 750 meter afstand van de werkzaamheden. Dat is even hard als een luide motorboot op één meter afstand. Zelfs tien kilometer verderop is het heien te horen, omdat water zo ver draagt.

De energietransitie is belangrijk voor het klimaat, maar de zeenatuur delft nu te vaak het onderspit, waarschuwden Natuur & Milieu, Stichting De Noordzee, Vogelbescherming Nederland en het Wereld Natuur Fonds eind mei gezamenlijk. Ook de Europese Rekenkamer waarschuwde vorig jaar al voor het ‘groene dilemma’ dat de massale bouw van windturbines op zee met zich meebrengt. Effecten op de natuur worden veel te weinig meegewogen tot nu toe, volgens het rapport.

Waar geluidsnormen op land al decennia gebruikelijk zijn, zijn die er onderwater pas sinds enkele jaren. En die zijn ook nog volop in ontwikkeling. „Het was lang een blinde vlek, misschien ook wel omdat het een gevoelig thema is”, zegt Jeroen Hubert. Veel natuurorganisaties zijn kritisch op windmolens maar tegelijkertijd positief over de energietransitie. Dat is vaak een lastige balanceeract.

Het ís ook een complex onderwerp. Er zijn evengoed studies die laten zien dat als windmolenparken er eenmaal liggen, ze juist kraamkamers kunnen zijn voor onderwaterleven, bijvoorbeeld omdat in de windparken niet gevist mag worden. Daarnaast kunnen de windmolens dienen als harde ondergrond voor de groei van oesterbanken, waar veel soorten vissen, week- en schaaldieren beschutting en voedsel vinden. Maar er is over de langetermijneffecten van windmolenparken vooral nog veel onbekend.

Door de oproepen van natuurorganisaties en de Europese Rekenkamer, en het groeiende onderzoek naar zogeheten anthrofonie (geluid afkomstig van menselijke activiteit), werken offshorebedrijven sinds kort wel aan technieken om de geluidsvervuiling tegen te gaan. Zo werkt Heerema aan een manier om de funderingspalen van windparken niet in de bodem te hameren, maar ze erin te duwen of draaien. Dat maakt veel minder geluid en werkt technisch heel anders.

„Dan gebruik je bijvoorbeeld vier kleinere funderingspalen in plaats van de ene grote die nu gebruikelijk is”, zegt ingenieur Marius Ottolini van Heerema Marine Contractors. Hij won er vorig jaar een innovatieprijs mee van de IMCA, de internationale organisatie van offshorebedrijven. „Uiteindelijk hopen we niet alleen geluid te verminderen, maar de aanleg helemaal stil te maken”, zegt hij. „We zijn te gast op de zee, dan moeten we ons ook zo gedragen.” Wel erkent hij dat deze technieken alleen nog experimenteel worden gebruikt, en dat lage kosten een belangrijke drijfveer blijven in de offshore. „Het zal hoe dan ook tijd en moeite kosten om dit op schaal in te voeren.”

Heerema en andere offshorebedrijven zoals Van Oord, Seaway7 en Cape Holland werken ook aan andere technieken als stillere heihamers, prefab funderingen die zwaar genoeg zijn om zonder te heien neer te zetten op de zeebodem en zogeheten suction buckets. Bij die laatste wordt een soort enorme omgedraaide emmer op de zeebodem gezet, waar het water wordt uitgezogen zodat er ook een stevige fundering ontstaat, zonder heien.

Stillere schepen

Er komt ook steeds meer Europese wetgeving en de aanbestedingseisen op het gebied van natuur worden strenger. Pensioenfonds ABP, pensioenbelegger APG en windmolenparkbouwer SSE Renewables kondigden in juni aan dat ze voor de aanleg van een groot nieuw windmolenpark gaan samenwerken met Naturalis Biodiversity Center, voor windparken die kunnen bijdragen aan de biodiversiteit, bijvoorbeeld door de inzet van stillere schepen en het stimuleren van de groei van oesters.

Sinds enkele jaren worden daarnaast bij veel heiwerkzaamheden ‘bubbel-schermen’ ingezet. Daarbij creëren buizen een gordijn van luchtbellen in het water, dat ervoor zorgt dat het geluid wordt gedempt. Ook wordt het op de Noordzee steeds gebruikelijker om mildere pulsen te laten horen vóór het heien om vissen en zeezoogdieren te waarschuwen. „Voor sommige soorten, zoals bruinvissen, lijkt dit te werken, maar voor vissen niet”, zegt Jeroen Hubert. Er is volgens hem vooral meer onderzoek nodig naar hoe specifieke soorten reageren op geluid en naar het cumulatieve effect van al die werkzaamheden tegelijk.

Onderzeelawaai komt dus wel degelijk steeds meer op de radar. Maar is het genoeg? Nee, vreest Merel den Held van Stichting De Noordzee. „Het gaat ook om voortdurend draaiende windturbines en scheepsmotoren van de onderhoudsboten.” Het is de vraag of innovaties op tijd komen om een verschil te maken.

De natuurorganisaties pleiten, net als de Europese Rekenkamer, voor een veel beter doordachte langetermijnvisie van de landen rond de Noordzee; om te voorkomen dat kortetermijnbelangen het blijven winnen. Hoeveel plek is er nodig voor industrie, visserij, scheepvaart, energie? En hoe bescherm je de primaire functie: het vitale ecosysteem dat de zee is? Kortom, wat wíllen we als Nederland met het grootste natuurgebied dat we hebben? „Als alle plannen doorgaan, hebben we wel drie Noordzeeën nodig”, waarschuwt Stichting De Noordzee consequent.

En er ligt er toch echt maar één.


Cybercriminelen op de EU-sanctielijst, want Nederland wil geen vrijplaats meer zijn

Michael Michaelovitch Tsarev (35) en Maksim Sergeovich Galochkin (42) zijn ervaren cybercriminelen. Ze runnen – vermoedelijk vanuit Rusland – platformen waarop andere cybercriminelen software kopen waarmee ze vervolgens data gijzelen van bedrijven of overheden. De criminele organisaties van Tsarev en Galochkin begeleiden hackers vervolgens tegen een percentage van de opbrengst bij het afpersen van de slachtoffers.

„Ze zijn een soort projectleiders”, zegt Wieteke Koorn van het landelijk parket van het Openbaar Ministerie. De twee mannen huren bijvoorbeeld freelance softwarebouwers in voor klussen voor organisaties als Conti, TrickBot en LockBit. Dat zijn grote namen in de wereldwijde gijzelsoftwarebranche.

Via hun software veroorzaken deze bendes wereldwijd voor miljarden euro’s aan schade per jaar. Behalve veel bedrijven zijn ook ziekenhuizen en, in Nederland, een woningbouwcorporatie aangevallen. Bij zo’n aanval dringt een hacker binnen en zorgt er met de gijzelsoftware voor dat niemand anders meer bij de data komt. Een boekhouder niet meer bij de facturen en een arts niet meer bij patiëntgegevens. Tegelijk worden alle data gestolen. De ‘gijzelaars’ dreigen die te publiceren, tenzij fors wordt betaald. Dat kunnen criminelen vanuit onder meer Rusland relatief ongestoord doen, omdat Rusland geen onderdanen uitlevert.

Via het strafrecht valt daardoor niet zoveel tegen ze uit te richten, merkte het Openbaar Ministerie de afgelopen jaren. En dat frustreert, omdat Nederland een internetknooppunt is waar ook veel criminelen gebruik van maken. Er komen veel internetkabels aan land en er zitten in Nederland veel hostingbedrijven, die er bovendien in slagen de identiteit van hun klanten geheim te houden. Dat maakt dat veel illegale online handel – waaronder kinderporno, maar ook gijzelsoftware – via servers in Nederland loopt.

Lees ook

Van Abusehosting tot Fuckservers: ‘We kennen de deals en de namen, maar ingrijpen is lastig

Datacentrum van Serverius in Dronten.

„Internationale samenwerking is ontzettend belangrijk hier. We hebben relatief weinig Nederlandse verdachten voor het hekje. We gaan weinig naar zitting”, schetst Koorn tijdens een videobelgesprek. „Maar we hebben wel de kabels liggen. We kunnen dus wel vaak systemen neerhalen of data veiligstellen. We zijn samen met de politie en Buitenlandse Zaken op zoek gegaan naar een breder palet om dit aan te pakken en deze dadergroepen te ontwrichten.”

Cybercriminaliteit is vrijwel altijd internationaal. Dat maakt het aanpakken van cybercriminelen „een teamsport”, zegt Ernst Noorman. Hij is ambassadeur cyberaangelegenheden bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vanuit die gedachte is geprobeerd cybercriminelen op de sanctielijst van de EU te krijgen. Iets wat in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk al eerder gebeurde, maar in de EU meer tijd kost omdat 27 lidstaten overtuigd moeten worden van de kwaliteit van het bewijsmateriaal.

En dat is nu voor het eerst gelukt. Tsarev en Galochkin staan sinds maandagmiddag op de sanctielijst en krijgen daardoor per onmiddellijk een inreisverbod voor EU-landen. Banken moeten hun tegoeden bevriezen. En bedrijven die zaken met ze doen, kunnen daarvoor bestraft worden.

Dat is met name relevant voor bedrijven die serverruimte verhuren. „De hostingbedrijven krijgen nu de verantwoordelijkheid om te checken wie hun klanten écht zijn, vergelijkbaar met regels voor banken tegen witwassen. Dat is een vorm van regulering die we eerder niet hadden. We hopen dat het ertoe leidt dat mensen die nu met hen werken zich terugtrekken, omdat ze anders beboet kunnen worden. Of ervoor kiezen niet met ze te gaan werken, omdat er sancties zijn opgelegd. Het maakt serverruimte huren in Nederland minder aantrekkelijk.”

De verhuur van serverruimte gaat vaak via tussenhandelaren, en de criminelen doen dat vaak op naam van anderen. Maken twee namen op een sanctielijst dan iets uit?

Koorn: „Die ‘reseller-problematiek’ is er. Maar we zien dat er een grote groep hostingbedrijven is die wel wil investeren in betere controles op wie hun klanten zijn als er duidelijke verplichtingen zijn. Die helpen we hier mee. Zo is duidelijk wat je moet doen om geen boetes te riskeren. Je hebt ook een x-percentage van wat wij de bad hosters noemen. De bulletproof hosters, die alleen op ondergrondse fora voor cybercriminelen adverteren en die verder nergens op reageren.

„En dan heb je de grijze groep die zal moeten kiezen waar ze bij wil horen. Die kijken nu de andere kant op. ‘Er staat niets op mijn servers. Ik hoef niets.’ Met name voor die grijze groep is relevant dat sinds kort de Europese digitale dienstenwet van kracht is. Daardoor hebben we ook een toezichthouder die kan handhaven op illegale content, de Autoriteit Consument en Markt.”

Wie hield daarvoor dan toezicht op de inhoud op die servers?

Koorn: „Er was geen toezichthouder. Dit is een verbetering. Het is een meersporenbeleid tegenover de criminelen, die ook inventief zijn. Via sancties, via strafrecht en een bestuurlijke aanpak van hostingbedrijven met de ACM die kan beboeten. Van bijna een vrijplaats gaan we naar wet- en regelgeving op verschillende manieren.”

Lees ook

Dit hostingbedrijf staat bovenaan de zwarte lijst van Grapperhaus

Dit hostingbedrijf staat bovenaan de zwarte lijst van Grapperhaus

Het gaat ook om de afschrikkende werking, vult Noorman aan. „Met iedere stap maak je het een tandje moeilijker. Deze groepen zijn gewoon een soort multinationals. Doordat je ze isoleert, worden de kosten voor hun bedrijfsvoering hoger. Dat maakt ze minder aantrekkelijk om zaken mee te doen.”

Is Nederland binnen de EU voortrekker op dit dossier omdat we iets goed te maken hebben?

Noorman: „Dat we een knooppunt zijn met zo’n grote sector geeft ook extra verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat het veilig is.”

De diplomaat benadrukt dat Nederland sinds 2016 binnen de Europese Unie het onderwerp cyberdreiging op de agenda houdt. „We willen veel minder aantrekkelijk worden.”

Nu het is gelukt individuen te sanctioneren is de volgende ambitie om te onderzoeken of dat ook met kwaadwillende staten kan. Noorman noemt als voorbeeld de cyberaanval op het hoofdkantoor van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens OPCW in Den Haag in 2018. Daar waren mannen van de Russische militaire inlichtingendienst GROe bij betrokken. Zij zijn zelf wel gesanctioneerd, maar het land Rusland niet in verband met deze aanval.

Heeft het zin te proberen Poetin aan te pakken?

Noorman wijst erop dat binnen de VN is afgesproken dat je moet zorgen dat jouw territorium niet wordt gebruikt voor cybercrime. „Dat is ook door Rusland ondertekend. Elkaar daar vervolgens op aanspreken is ook een diplomatiek signaal. Door elkaar aan te spreken laat je andere landen waar dit ook relevant voor is zien dat bepaald gedrag niet aanvaardbaar is.”


En wat als rechts in Frankrijk en de VS lak heeft aan de staatsschuld?

De staatsschuld van de industrielanden dreigt uit de hand te lopen, óók in de VS. Maar wat als Trump dezelfde tactiek toepast als bij zijn probleembedrijven? Door


Animatie Anne van Wieren

Goed dat ze er met zijn zevenen even op gewezen werden. De staatshoofden en regeringsleiders van de zeven grootste industrielanden, de G7, kregen vorige week in Italië van Larry Fink te horen dat hun staatsschuld onhoudbaar hoog aan het worden is. Voor de G7 gemiddeld is dat 129 procent van het bbp – een getal dat zal zijn afgeleid van de IMF-prognoses van april voor het jaar 2024.

Fink is niet de eerst de beste, anders krijg je deze zeven mensen niet aan tafel. Zijn beleggingsmaatschappij Blackrock is, met 10.500 miljard dollar (10.000 miljard euro) aan belegd vermogen, met afstand de grootste ter wereld. Dus als hij ongerust begint te worden, dan kan je er van op aan dat die stemming in een groot deel van de beleggingswereld leeft.

Staatsschuld wordt verhandeld op de financiële markten in de vorm van staatsleningen (obligaties). Die markt is in omvang zo’n beetje vergelijkbaar met de gehele mondiale aandelenmarkt. Maar omdat, zeg, de Duitse tienjarige lening per 2032 lang niet zo sexy is als een aandeel in Apple, vliegen obligaties grotendeels onder de radar van het nieuws.

Een staatslening kent een vaste rente, die regelmatig aan de belegger wordt uitbetaald. Als de koers van die staatslening daalt, dan wordt die vaste rente relatief hoger ten opzichte van de nieuwe, lagere koers. En als de staat opnieuw wil lenen, verwacht de markt die nieuwe, hogere, rente te ontvangen.

Recent voorbeeld van obligatiezenuwen: begin deze maand schreef de Franse president Macron plotsklaps parlementsverkiezingen uit, die al op 30 juni worden gehouden. Beleggers herinnerden zich de presidentsverkiezingen van 2022 en vooral 2017, toen een aanvankelijke nek-aan-nek-race tussen Macron en zijn rechtse rivale Marine Le Pen onrust zaaide op de financiële markt.

Vanuit de vrees dat Le Pens Rassemblement National het misschien niet zo nauw neemt met de overheidsfinanciën, verkochten beleggers Franse staatsleningen en dreven zo de rente op. Het verschil tussen de rente die Duitsland (het stevige anker van de eurolanden) betaalt en de Franse rente liep op tot meer dan 0,7 procent, iets boven de piek van 2017. Frankrijk betaalt nu plots meer rente dan het kleine Portugal, en dat kwam de laatste twintig jaar niet voor.

Een hogere rente maakt de overheidsschuld minder goed houdbaar, en over die overheidsschuld bestaan – zie Fink – toch al zorgen. Japan heeft de allerhoogste schuld, maar die wordt grotendeels gefinancierd door de sparende burgers. De échte olifant in de kamer is Amerika. De Amerikaanse staatsschuld is, vooral door allerlei lastenverlichting en stimuleringspakketten onder de presidenten Trump en Biden, flink gestegen. Ten opzichte van begin deze eeuw zijn de VS in de ranglijst van de grote industrielanden verhuisd van een relatief lage schuld naar een hoge schuld. Dat kun je hier zien:

Italiaanse toestanden in Washington, zou je zeggen. En dat maakt nerveus. De Amerikaanse dollar is nog steeds de spil van het internationale financiële systeem, en Amerikaanse staatsleningen zijn het wereldwijde ijkpunt voor allerlei rentetarieven en transacties – vooral ook omdat ze zo betrouwbaar zijn én een extreem verhandelbaar onderpand. Zonder functionerende Amerikaanse markt verliest de wereldeconomie een belangrijke anker.

Maar de verhandelbaarheid (de liquiditeit) laat de laatste tijd soms te wensen over. Het is meermalen voorgekomen dat de markt een beetje vastliep – zoals nog eerder deze maand, toen een veiling van Amerikaanse staatsleningen dreigde te mislukken door een gebrek aan belangstelling.

Los van de gezondheid van de markt is er simpelweg de vraag of de Amerikaanse schuld niet uit de hand loopt. Het Congressional Budget Office, een onpartijdige organisatie die de overheidsfinanciën volgt, is er niet gerust op. Hier zie je drie recente scenario’s voor de staatsschuld. En die loopt voor je het weet volledig uit de hand.

Wat te doen? Fink, de topman van Blackrock, zei tegen de G7 dat meer economische groei eigenlijk de enige mogelijkheid is. Want hoe je ook de belastinginkomsten verhoogt, of de bestedingen kort, het zal volgens hem niet genoeg zijn.

Maar groei zal dan weer niet extra ten koste van het klimaat moeten gaan. En wat belastingverhoging of bestedingsbeperking betreft, lijken de politieke mogelijkheden in de VS beperkt.

Er is een alternatief scenario, trouwens. De Amerikaanse econoom WilliamSilber, van de Newyorkse Stern School of Business, opperde in april de mogelijkheid dat Donald Trump als hij in november de presidentsverkiezingen wint, zou kunnen overgaan tot zijn gebruikelijke tactiek. Dreigen met bankroet is Trumps modus operandi, tenslotte. In 1991 zocht hij zijn heil in een faillissementsprocedure om excessieve schulden van het Trump Taj Mahal-casino te herstructureren. In 1991 deed hij dat met het Trump Plaza Hotel, in 2004 met Trump Hotel and Resorts en in 2009 met Trump Entertainment Resorts.

Wat zou hem tegenhouden, zegt Silber, om hetzelfde te doen met de staatsschuld? Eerst niet betalen, dan onderhandelen met beleggers om een deel van de schuld af te schrijven. Ondenkbaar en volkomen catastrofaal. Maar er gebeuren de laatste tijd genoeg gekke dingen.

.fl-scrolly-caption {margin: 0px auto 80vh !important;}
.fl-scrolly-caption div {
border: 2px solid #e52321;
padding:0.5em !important;
text-align: left !important;
border-radius:0 !important;
font-family: “LFT Etica”; font-weight: 300;
color:rgb(26,26,26) !important;
}