Caja Stenzler en haar vriend snuffelen geïnteresseerd rond op een vervallen camping in het Noord-Hollandse dorp Hauwert. De regionale omroep had een verhaal over een vrouw die daar is neergestreken met haar tiny house. Toen ze dat hadden gelezen, sprongen ze in de auto en reden ernaartoe vanuit Hoorn, waar ze beiden bij hun ouders wonen.
Kennelijk zijn hier mogelijkheden voor zo’n kleine woning, en misschien dus ook voor Stenzler (21). Tijdens haar studie investeerde ze in een mobiel huisje, nu zoekt ze nog een plek ervoor.
Het uitgestrekte campingterrein ligt langs een weg tussen twee dorpen en oogt verlaten. Op een deel staan, dicht op elkaar, houten huisjes voor ruim honderd arbeidsmigranten. Daar is niemand te zien – in de omgeving zijn veel landbouwbedrijven. Op een ander stuk van de camping, met vooral bomen, brandnetels en bramen, zijn een paar caravans en huisjes neergezet.
Daar vinden ze de eigenaar, van oorsprong timmerman. Hij loopt met hen mee over het terrein, dat modderig is door de aanhoudende regen. Met Stenzler klikt het wel. Ze praten over de gestegen prijzen voor bouwmaterialen. „Hout is goud”, zegt Stenzler. Ze werkt, naast haar opleiding tot docent beeldende kunst en vormgeving twee dagen per week bij bouwmarkt Gamma.
De man heeft zijn terrein verdeeld in kavels van driehonderd vierkante meter. Een deel daarvan wil hij verpachten, een ander deel verkopen. Alles in onderling overleg en vertrouwen, zegt hij ontspannen. Als er dikke boeken met regels en dichtgetimmerde contracten nodig zijn, stelt hij, zit het in de regel niet goed.
Afvoer en elektra is er niet. Stenzler laat zich er niet door afschrikken. Ze ziet vooral mogelijkheden. Op haar zestiende raakte ze verslingerd aan de YouTube-serie Living Big In A Tiny House. Daarin laten mensen wereldwijd hun mini-huizen op vaak mooie plekken zien. En ze delen tips hoe te leven met weinig spullen en ruimte. Ze was meteen verkocht.
„Het past bij me”, vertelt ze. „Ik wil gewoon graag mijn eigen plekje. Dat had ik vroeger op vakantie met mijn ouders al. Dan bouwde ik gelijk ergens een hut.” Ze is een fanatieke waterscout die graag buiten is, en een klusser. Daar komt bij dat haar generatie ervan doordrongen is dat woonruimte vinden niet makkelijk is. De meeste van haar studiegenoten wonen nog thuis.
Vanaf haar achttiende leende ze het maximum aan studiefinanciering om een huisje te kunnen kopen. Toen ze genoeg gespaard had, kocht ze een zeven meter lange en drie meter brede houten woonwagen. Inclusief onderstel 30.000 euro. Binnen past net een woonkeuken, met daarnaast douche, toilet en een verhoogd tweepersoonsbed. Er is een houtkacheltje en op het dak liggen twee zonnepanelen. „Zelf geïnstalleerd.” De omvormer heeft ze naast de boiler onder het bed weggewerkt. Daar zit ook nog wat bergruimte.
Ik wil mijn eigen plekje. Dat had ik vroeger op vakantie met mijn ouders al. Dan bouwde ik gelijk ergens een hut
De afgelopen twee jaar had ze voor haar woonwagen een staplek in de ruime achtertuin van vrienden van haar ouders, in het oosten van het land. Dat is geen handige locatie als je in Amsterdam studeert, maar ze kon het huisje verhuren aan iemand die wilde uitzoeken of buiten en klein wonen iets voor hem is. „Zo heb ik er gelijk wat passief inkomen uit”, zegt ze. Anders zou ze verhuur via Airbnb hebben geprobeerd.
Hogere rente
Spijt van haar investering heeft ze niet, maar haar aanvankelijke euforie is wel verdwenen. Dat komt onder meer doordat de voorwaarden voor de studielening zijn veranderd. In plaats van 0,46 procent rente, die gold toen ze begon met lenen, wordt het percentage jaarlijks opnieuw vastgesteld. Momenteel betaalt Stenzler 3,5 procent. „Nu wil ik het dus zo snel mogelijk afbetalen in plaats van verspreid over dertig jaar.”
En intussen zoekt ze nog een goede plek voor haar tiny house, want de afspraak over de locatie in het oosten des lands loopt af. Ze had haar zinnen gezet op een project op twintig kilometer van Hoorn. Daar zou een gemeenschap van tiny houses komen met idealistische bewoners, die ook samen voor het groen en de gemeenschappelijke tuin zouden zorgen. Maar de initiatiefnemer en landeigenaar trok ruim een jaar geleden de stekker eruit.
Een paar weken na het eerste bezoek blijkt de camping in Hauwert een serieuze optie. Stenzler heeft een van de kavels die te koop staan gereserveerd. Ze kosten 60.000 euro voor driehonderd vierkante meter. Haar broer van 24 overweegt het ook. Echt officieel wonen op de camping mag niet, langdurig recreëren wel. Op de parkeerplaats staat een woontrailer van een moeder en zoon, die er op goed geluk naartoe gereden zijn en niet meer zijn weggegaan. Stenzler: „Mijn pa heeft een berekening gemaakt. Als ik tien jaar lang vijf- tot zeshonderd euro per maand kan afbetalen, heb ik daarna vrijwel geen kosten meer.”
De ultieme droomplek is het niet, zegt ze eerlijk. „Dat zou eerder in echte natuur in Duitsland of Frankrijk zijn.” Maar het is mogelijk geen slechte investering. Ze gaat opnieuw op zoek naar geld.
Hoge bergen uienschillen, resten van cacaodoppen en maïskiemen liggen klaar langs de muur van een grote loods in Alkmaar om te worden verwerkt tot groen gas. Deze loods is van het Franse energiebedrijf Engie. De doorloop is hier hoog. Al dit restafval, tientallen tonnen, zal binnen enkele dagen in de vergisters even verderop drijven én de bergen zullen opnieuw zijn aangevuld. De maïskiemen moeten snel aan de beurt zijn, weten de medewerkers van Engie, want hierbij is het vergisten al begonnen: de korrels voelen broeierig aan.
Engie (96.000 medewerkers wereldwijd, 82,5 miljard euro omzet in 2023) wil de komende jaren gaan inzetten op groen gas. Het verwacht tot 2030 3 miljard euro erin te investeren. Bij de productie van groen gas breken bacteriën restafval af in vergisters, waarbij luchtbellen van methaan en koolstof vrijkomen. Die gassen worden vervolgens gezuiverd en in de juiste verhouding gemixt.
Daarna stroomt het groene gas het aardgasnet op als vervanger van (of aanvulling op) aardgas. Bij Engie willen ze dat groen gas een grotere rol gaat spelen in de energietransitie. De installatie in Alkmaar, waar ze vorige week een groepje journalisten rondleidden, is een van de twee Nederlandse groengasinstallaties van het energiebedrijf. De andere staat in Hardenberg. Engie is van plan een derde te openen aan de rand van Emmen.
En Engie is niet de enige producent van groen gas in Nederland. Volgens Milieu Centraal stonden in Nederland in 2020 zo’n 250 kleinschalige vergisters. Die stonden voornamelijk bij boerenbedrijven die zelf groen aardgas maken van hun eigen restafval. De laatste jaren investeren ook grote bedrijven als Engie, Varo Energy en Shell in de productie van groen gas.
Hoe werkt een groengasinstallatie? En gaat dit inderdaad een grotere rol spelen in de Nederlandse energietransitie?
De groengaseconomie komt nog niet echt op gang. Vergunningstrajecten en de stikstofproblematiek zorgen voor vertraging, volgens Evert Mollema, die bij Engie over groen gas gaat. Daarmee is groen gas geen uitzondering in de energietransitie. De bouw van wind- en zonneparken en de uitbreiding van het stroomnet lopen ook vast door bijvoorbeeld gebrek aan ruimte.
Bijkomend probleem voor de opschaling van groen gas zijn de hoge kosten. Groen gas is duurder dan aardgas. Nu stroomt jaarlijks ongeveer 280 miljoen kuub groen gas door het aardgasnet. Het vorige kabinet was van plan om vanaf 2030 op te schalen naar 1,1 miljard kuub per jaar. Dat komt neer op ongeveer 10 tot 20 procent van het gasverbruik door huishoudens.
Bij Engie gaan ze ervan uit dat deze bijmengverplichting doorgaat, maar zeker is dit nog niet. Als gevolg daarvan zou in 2030 de energierekening naar schatting maximaal 17 cent per kuub gas (exclusief btw) duurder worden voor huishoudens, al is dat bedrag nog onzeker. Volgens Milieu Centraal gebruikt een Nederlands huishouden jaarlijks zo’n 1.169 kuub gas.
Omdat de prijsprikkel voor de overstap op groen gas dus ontbreekt, zijn bedrijven als Engie afhankelijk van ingrepen van de overheid – bijvoorbeeld in de vorm van de genoemde bijmengverplichting – om de vraag op te stuwen en te kunnen opschalen. Dat geldt overigens ook voor biokerosine, waarvoor de bijmengverplichting momenteel nog slechts 2 procent is. Vorige week nog maakte Shell bekend dat de bouw van hun biobrandstoffenfabriek voor biokerosine bij Pernis voor lange tijd op pauze wordt gezet.
Mollema: „De Tweede Kamer gaat nog debatteren over de hogere kosten ten gevolge van het bijmengen van groen gas en zoekt naar mogelijkheden om de kostenstijging te beperken.” En, benadrukt hij, met groen gas bespaart een huishouden kosten die anders gemaakt zouden zijn voor bijvoorbeeld het installeren van een warmtepomp. „Voor groen gas kan de bestaande infrastructuur blijven staan: de gasnetten en cv-ketels.”
Circulair
Wat maakt groen gas groen? Bij de verbranding van groen gas komt – net als bij de verbranding van aardgas – wel kooldioxide (CO2) vrij, maar die CO2 is niet lang voor de verbranding nog opgenomen door bijvoorbeeld het plantafval. In die zin is groen gas dus circulair, zeggen voorstanders. Er komt geen ‘extra’ CO2 in de lucht, in tegenstelling tot bij de verbranding van fossiel gas. Bij het verbranden van fossiel gas wordt CO2 de lucht in gestuurd dat honderden miljoenen jaren geleden uit de lucht is opgenomen en zonder menselijke ingrepen nog lang onder lagen aarde zou zijn opgeslagen.
Tegenstanders zeggen dat er toch tijdelijk CO2 de lucht in gaat bij de verbranding van groen gas en er dus toch een tijdelijk klimaateffect is, omdat het even duurt voor het weer is opgenomen door planten. En zij vinden ook dat de opschaling van groen gas de overstap vertraagt op groene stroom uit wind- en zonneparken. wat zij betere alternatieven vinden.
Voorstanders zeggen dan weer dat het mooie aan groen gas is dat het in theorie altijd beschikbaar is. Zo’n installatie kun je, ook al waait het niet of is er geen zon, namelijk altijd aanzetten. „Dat maakt het een goede aanvulling op dagen dat de weersafhankelijke zonnepanelen en windmolens niet genoeg groene stroom opwekken”, zegt Mollema. Voorwaarde is wel dat je een voortdurende stroom van restafval nodig hebt – iets wat op dit moment geen probleem is, maar in de toekomst wel zou kunnen veranderen.
Dampende GFT-bak
In de loods in Alkmaar piept de gasdetector op het gele hesje van Dave de Koster, operationeel manager bij Engie. De piep is een teken dat het apparaat dat moet waarschuwen voor gaslekken goed werkt. Vanuit de verte komt een blauwe vrachtwagen vloeibaar plantaardig restafval brengen: een soort pap van aardappelrestanten uit de patatindustrie. Via een slang door de muur giet de chauffeur de aardappelresten in een grote, overdekte, vierkante mengbak in de loods. In de installatie gebruikt Engie altijd een mengsel van vast en vloeibaar plantaardig restafval. Een shovel met cacaoafval in zijn schep rijdt in een rechte lijn naar de mengbak. Een vierkante klep boven op de mengbak gaat open. Stof waait op terwijl de tractor de cacaoresten erin giet. De lichtbruine vloeistof in de mengbak kolkt.
Mensen uit de omgeving maken zich zorgen over de geur in de groengasinstallatie. In de omgeving van de installatie ruik je niks, bezweert Engie. Maar binnen de loods, vooral naast de mengbak, ruikt het alsof je met je hoofd boven een dampende GFT-bak hangt.
Het bruine mengsel restafval is nu klaar om naar de vergisters achter de loods te stromen. Die vergisters zijn indrukwekkend grote grijze tenten met een hoogte van zo’n vijftien meter en een bolstaand dak van zeil. De temperatuur daarin wordt constant gehouden op ongeveer 40 graden Celsius, zodat de bacteriën die van nature aanwezig zijn in het mengsel efficiënt hun werk kunnen doen. Zij breken glucose in het restafval af voor hun eigen energievoorziening. Bij dat chemische proces komen bellen methaan en koolstof vrij.
De laatste jaren zijn er stappen gezet in het stabiel krijgen van de reacties in de vergisters. De input van restafval in de vergisters varieert per seizoen, omdat de oogst waar het restafval vandaan komt ieder seizoen varieert. Nu weten ze bij Engie beter hoe het afval het best gemengd kan worden om ervoor te zorgen dat de chemische reacties in de vergister stabiel blijven.
Aan de ene kant van een tent wordt continu restafval toegevoegd, aan de andere kant wordt het eruit gezogen. Het restafval dat de tenten verlaat, waar energie uit is gehaald, brengt Engie met vrachtwagens naar tuinders in de omgeving als meststof.
Net buiten de stad
De installatie van Engie is gelegen op een industrieterrein net buiten de stad. Die plek is bewust gekozen, zegt Mollema, in een poging zorgen van omwonenden weg te nemen. Die vrezen namelijk het vele vrachtverkeer van en naar het complex.
Even verderop waarschuwen zwarte letters in gele driehoeken op een grote groene kast: ‘explosiegevaar, schadelijke of irriterende stoffen, vlambaar!’ De Koster opent de kast met een sleutel. Binnenin staan grijze compressors waar blauwe en gele draden langs lopen. Vanuit de vergisters stroomt hier het opgewekte gas naartoe. Hier wordt CO2 gescheiden van methaan. De Koster: „Het gas uit de vergisters bestaat voor ongeveer 55 procent uit methaan. Dat moet ongeveer 90 procent worden [wat in de tank gebeurt], want daarop is het bestaande gasnet afgesteld.” Wat gebeurt er met de overgebleven CO2? Nu gaat dat nog de lucht in, maar uiteindelijk willen ze dit bij Engie opvangen en vloeibaar maken, voor tuinders in de omgeving om hun tomaten mee te laten groeien, of voor de frisdrankindustrie.
De gele waarschuwingsborden gemonteerd op kasten vliegen het groepje journalisten om de oren. Eentje waarschuwt zelfs voor explosiegevaar voor wanneer een bezoeker vanaf te dichtbij een foto maakt met een telefoon, omdat dan de batterij kan gaan vonken.
Wat is verder het ergste dat fout kan gaan? „Dat koolstof en methaan de lucht in lekken”, zegt De Koster. „Dat is zonde, want de uitstoot van beide gassen draagt bij aan klimaatopwarming. Maar als dat gebeurt, fakkelen we het af om te voorkomen dat die gassen de lucht in ontstappen. Dat affakkelen gebeurt enkele keren per jaar.”
Eenmaal gezuiverd en in de juiste verhoudingen moet er nog één ding gebeuren. Groen gas is – net als fossiel aardgas – geurloos. In een grijze kast naast de loods, van ongeveer een meter bij een halve meter, wordt de typische geurstof tetrahydrothiofeen toegevoegd, zodat mensen het thuis merken wanneer ze het gas open hebben laten staan.
Na de geurstofkast wordt het groene gas vanuit de installatie het aardgasnet onder de grond in gestuurd. Daarna stroomt het – gemengd met fossiel aardgas – naar huishoudens en bedrijven. Als het aan Engie ligt, gebeurt dat in de toekomst nog meer.
Titanic, The Godfather, Transformers, Shrek, Forrest Gump: de rij bekende films van het Amerikaanse mediabedrijf Paramount Pictures is haast eindeloos. Decennialang al is de producent – met het bekende logo met een met sneeuw bedekte berg – een van de toonaangevende studio’s in Hollywood. De films krijgen binnenkort een ander onderkomen: het relatief jonge en eveneens Amerikaanse Skydance neemt Paramount over, zo maakten de bedrijven maandag bekend.
Paramount, waarvan de geschiedenis teruggaat tot 1912, is sinds begin jaren negentig in handen van de familie-Redstone. Via een ingewikkelde, getrapte constructie komt daar nu verandering in. Voor 2,4 miljard dollar (2,2 miljard euro) neemt Skydance het belang van Redstone-familiebedrijf National Amusements in Paramount over. National Amusements heeft slechts 10 procent van de aandelen in de mediaonderneming in handen, maar dat belang vertegenwoordigt wel een stemrecht van bijna 80 procent. Daarmee krijgt Skydance Paramount het de facto voor het zeggen.
Voor de overige aandeelhouders biedt Skydance 15 tot 23 dollar per aandeel – afhankelijk van het type aandeel. Met deze complexe constructie wordt onderscheid gemaakt tussen aandelen met meer en minder stemrecht. Uiteindelijk verwacht Skydance ruim 70 procent van de aandelen en tussen de 80 en 100 procent van het stemrecht in handen te krijgen. Het is nu aan aandeelhouders om hun stukken aan te bieden als ze de deal zien zitten.
Onder Amerikaanse financiële wetgeving hebben concurrenten nu nog 45 dagen om met een hoger bod te komen
De bedoeling is dat de twee bedrijven daarna fuseren. Daarnaast trekt Skydance nog eens miljarden uit om de flinke schuldenlast van Paramount terug te dringen en te investeren in de mediaonderneming.
Moeizame onderhandelingen
Aan de overname gingen maanden van gesprekken vooraf. Begin juni leek een deal nog te klappen toen president-commissaris van Paramount Shari Redstone de onderhandelingen staakte. Zij had sinds het overlijden van haar vader Sumner Redstone in 2020 de touwtjes in handen binnen het familiebedrijf. Terwijl Skydance dacht al een deal te hebben, liet Shari Redstone op het laatste moment weten dat de familie toch geen heil zag in de deal.
In de tussentijd meldden zich ook nog andere gegadigden zoals de combinatie van filmstudio Sony Pictures en private equity-investeerder Apollo. Skydance verhoogde daarom het overnamebod. Daardoor ging Shari Redstone een maand later alsnog akkoord. De overeenkomst kan nog wel klappen. Onder Amerikaanse financiële wetgeving hebben concurrenten nu nog 45 dagen om met een hoger bod te komen.
MTV en Nickelodeon
Hoewel Paramount een befaamde geschiedenis kent, gaat het al langere tijd niet goed met het bedrijf. Zo doet streamingplatform Paramount+ (dat niet beschikbaar is in Nederland) het aanmerkelijk slechter dan onder meer Netflix en Amazon Prime. Daarnaast heeft Paramount ook verschillende tv-zenders in handen, zoals MTV, Comedy Central, Nickelodeon en CBS. Zij kampen al jaren met teruglopende advertentie-inkomsten. Vorig jaar bedroeg het nettoverlies 1,3 miljard dollar. Dit jaar wil het bedrijf voor 500 miljoen dollar aan kosten besparen, onder meer door een nog onbekend aantal banen te schrappen.
Topman Bob Bakish liet vorig jaar weten de dividenduitkering van het kwakkelende bedrijf te verlagen, tot onvrede van de familie-Redstone. Die begonnen daarop te zoeken naar alternatieve inkomstenbronnen waarna een verkoop als serieuze optie op tafel kwam. Dat leidde dan weer tot het vertrek van Bakish en vier andere bestuursleden die het niet eens waren met die plannen.
Zoon van multimiljardair
Skydance daarentegen draait beter. Het mediabedrijf is in 2010 opgericht door David Ellison. Hij is de zoon van Larry Ellison, de man achter IT-bedrijf Oracle en een van de rijkste personen ter wereld met een geschat vermogen van 178 miljard dollar.
Hoewel het mediabedrijf niet beursgenoteerd is en daardoor veel minder over de resultaten hoeft te rapporteren, gaat Skydance uit van een winst voor belastingen in 2024 van 90 miljoen dollar en 322 miljoen dollar in 2025.
Skydance produceerde afgelopen jaren onder meer de films Top Gun: Maverick, Star Trek Into Darkness en World War Z. Het bedrijf werkte daarbij al veel samen met Paramount Pictures. Het is de bedoeling dat David Ellison ook de topman wordt van het nieuwe fusiebedrijf.
Sandra: „Ik woon in Amsterdam en Daniel in Haarlem. We zijn allebei gescheiden. Ik sinds twee jaar, Daniel iets korter. Gelukkig kunnen mijn kinderen Amélie (11) en Sem (6) het goed vinden met die van Daniel, Amaya (12) en Rosalie (7). En de leeftijden komen ook mooi uit; ze hebben allemaal een speelmaatje van hun eigen leeftijd.”
Daniel: „We zijn een samengesteld gezin op twee locaties. En we hebben allebei een eigen bedrijf. Dat maakt het wel uitdagend alle schoteltjes in de lucht te houden.”
Sandra: „De weekplanning is een puzzel.”
Daniel: „Op dinsdag heb ik de kids, dus dan slapen we in Haarlem.”
Sandra: „Woensdag heb ik mijn kinderen, dus dan slapen we in Amsterdam.”
Daniel: „Op donderdag hebben we allebei de kinderen niet, dus dan is het wisselend waar we slapen.”
Sandra: „En soms slapen we allebei in ons eigen huis zonder elkaar.”
Daniel: „We zouden elkaar het liefst vaker zien.”
Sandra: „Ik werk een wisselend aantal uren per week, maar wel meer dan gemiddeld. Een ondernemer staat in principe altijd aan. Daarom moet je jezelf soms bewust even uitzetten. Anders ben je alleen maar aan het doorbuffelen.”
Daniel: „Ik sta elke minuut aan, of ik nu aan het werk ben of met de kinderen in de weer. Ik heb de helft van de tijd de kids alleen. Dus die dagen kan ik minder werken. Maar zodra de kinderen naar bed zijn, gaat de laptop weer aan.”
Sandra: „Je moet er soms bewust voor kiezen echt iets leuks te gaan doen. Je bent geen robot. Binnenkort gaan we vijf dagen naar Montpellier zonder kinderen. En deze zomer een week naar Burning Man in Californië, een festival in de woestijn. Een week geen smartphone, geen laptop. Geen verantwoordelijkheden. Zo kun je helemaal disconnecten.”
Daniel: „Het is een soort speeltuin voor volwassenen. Ik ben er zeventien jaar geleden ook al eens geweest.”
Sandra: „En ik ook al eens, maar nu gaan we voor het eerst samen.”
Talenten met een beperking
Sandra: „Vijftien jaar geleden ben ik begonnen met Ctaste, een restaurant in Amsterdam waar je dineert in het donker en bediend wordt door mensen die blind of slechtziend zijn. Daarna heb ik de Sign Language Coffee Bar opgericht, waar je je koffie in gebarentaal bestelt bij dove of slechthorende barista’s. In die jaren heb ik heel veel superslimme en getalenteerde mensen ontmoet, vaak hoger opgeleid, die vanwege hun visuele of auditieve beperking werkloos waren of ver onder hun niveau werkten.
„Zo kwam ik op het idee voor een nieuw bedrijf, waarmee ik negen jaar geleden gestart ben. Ctalents is een detacheringsbureau voor talentvolle, hogeropgeleide mensen met een visuele of auditieve beperking. Werkgevers weten niet dat deze mensen dankzij nieuwe technologie even efficiënt kunnen werken als een ander. Ze zijn extreem gemotiveerd en werken harder dan gemiddeld. Uit de cijfers blijkt ook dat het een succes is, want 90 procent van onze talenten werkt na een jaar nog steeds bij de werkgever waarmee we hen gematcht hadden. Via ons hebben 570 mensen een vaste baan gevonden. Mijn doel is dat dit er minstens 5.000 worden.”
Daniel: „Ik heb Sandra ontmoet op de ondernemersvereniging waar we allebei lid van zijn. Zelf heb ik het evenementenbedrijf UP Events. We hadden al een locatie in Amsterdam-West. Nu hebben we een locatie erbij gekocht in Weesp. Het is een golfbaan, maar de bedoeling is dat we daar ook allerlei soorten evenementen gaan organiseren. Mijn bedrijf is geen social enterprise zoals Ctalents, maar ik vind mijn bedrijf ook maatschappelijk betrokken en duurzaam. We hebben de Green Key-certificatie en zijn bezig met een nog beter keurmerk voor groene bedrijven in de toeristische en evenementensector.”
Sandra: „En ik vind natuurlijk dat het nóg socialer zou moeten.”
Daniel: „Ondernemers zijn mensen die het beter denken te weten. Wij hebben allebei de neiging ons te bemoeien met het bedrijf van de ander. Maar daar wordt het niet altijd gezelliger van. We denken allebei dat we het bedrijf van de ander beter zouden kunnen runnen dan diegene zelf.”
Sandra: „Misschien zouden we moeten ruilen!”
Watergevecht
Sandra: „We hebben best een goeie balans tussen werk en privé. Daarbij helpt het dat je als ondernemer flexibel bent. Dus ik kan maandagmiddag om drie uur gewoon mijn kids van school halen.”
Daniel: „En ik doe dat met mijn kinderen op dinsdagmiddag. Eens per twee weken haal ik ze ook op vrijdag van school. En toen het laatst 30 graden was, stond ik om vier uur een watergevecht te voeren met mijn kinderen. Het is fijn dat je die vrijheid hebt.”
Sandra: „Ik word weleens gevraagd om te spreken aan de andere kant van het land. Zeg ik dan ja? Dat hangt ervan af. Gelukkig heb ik een hele rits oppasmeisjes en een lieve moeder.”
Daniel: „Als ik de kinderen heb, wil ik ze graag zien. Dus dan regel ik niet graag een oppas, tenzij het moet.”
Daniel: „Of we dromen hebben? Ik wil gewoon gelukkig zijn met de kinderen en Sandra en mooie reizen maken. Daarnaast wil ik mezelf blijven ontwikkelen.”
Sandra: „Ik wil graag Ctalents verder uitbouwen. 71 procent van mensen met een beperking is nu werkloos. Dat moet maximaal 20 procent worden. En ik zou graag mijn missie wereldwijd neerzetten.”
N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Luister naar
08:13
Geld betalen als je stroom teruglevert, dat is vanaf deze zomer praktijk. Moet je je zonnepanelen dus maar uitzetten als je op vakantie gaat? Een rondje langs de experts.
Nee, het is het geen beste zomer tot nu toe. Toch sneuvelde het Nederlandse duurzaamheidsrecord al: de eerste helft van dit jaar kwam 53 procent van alle gebruikte elektriciteit uit hernieuwbare bronnen.
Daarvan komt een vijfde van zonne-energie, dankzij de salderingsregeling. Dat is een riante vergoeding voor de drie miljoen Nederlandse huishoudens die zonnestroom opwekken. De regeling werd in 2004 ingevoerd om de terugverdientijd van zonnepanelen te verkleinen. Ze stopt in 2027, wegens (te) groot succes.
Saldering is een fictieve spaarpot; goedkope stroom die je in de zomer opwekt kun je wegstrepen tegen dure stroom in de winter. Dat kost de elektriciteitsleverancier geld. Bijkomend probleem: de meerderheid van de zonnepanelen ligt op het zuiden (voor de hoogste opbrengst) en dat kan onbalans veroorzaken. Vraag en aanbod lopen op het stroomnet dan uit elkaar, vooral in de middag. Het kost ook geld om die onbalans op te lossen.
Jarenlang smeerden energiemaatschappijen de onbalanskosten en salderingsverliezen uit over al hun klanten, maar aan die oneerlijke situatie komt een einde. Zonnepaneelbezitters met een vast contract moeten geld betalen zodra ze stroom terugleveren, nu ook bij grote energiemaatschappijen.
Neem de rekenvoorbeelden van Eneco: leveren je zonnepanelen meer stroom terug dan je zelf verbruikt, dan betaal je daarvoor 11,5 cent per kWh. Vattenfall en Essent rekenen per 1 juli een teruglevertarief, verdeeld in ‘schalen’. Je krijgt nog wel een vergoedinkje voor elke extra kWh (kilowattuur) die je, na aftrek van saldering, aan het net leverde. Het gevolg van deze aanpassingen: de standaardtarieven dalen. En daarvan profiteren alle klanten.
Verschil van dag en nacht
De elektriciteitsrekening verandert in hogere wiskunde, toch is de les simpel, vindt Sanne de Boer, analist energietransitie bij RaboResearch. Het teruglevertarief is geen boete maar een stimulans om eigen stroom te gebruiken op het moment dat je het opwekt.
Om slim stroomverbruik aan te moedigen rekent Greenchoice bijvoorbeeld overdag een lager tarief dan ’s nachts – het omgekeerde van wat gebruikelijk was. De standaardtip: laat rond het middaguur de vaatwasser en de wasmachine draaien. Of laad je elektrische auto op (nu 5 procent van alle auto’s in Nederland). Dat kan met apps, maar het werkt ook – voorbeeld uit de eigen praktijk – met een hybride stekkerauto en een schakelklok van de Blokker.
Expert Dennis van der Meij van Solar-engineering heeft een zwak voor zulke ‘low-tech’ oplosssingen. Zijn tip: gebruik je zonnestroom om overdag een boiler met water te verwarmen, waarmee het hele gezin ’s avonds kan douchen. De boiler fungeert als een accu waarin je energie opslaat. Dat is veel goedkoper dan een elektrische auto of een thuisaccu.
Zo’n thuisbatterij betaalt zich terug als je actief handelt in stroom. Je hebt daarvoor een dynamisch energiecontract nodig, waarbij de stroomprijzen per uur verschillen. Je slaat stroom op als de prijzen laag of negatief zijn en levert terug als de prijzen oplopen. Dat vergt wel een investering van duizenden euro’s en ruimte in huis – maatje wasmachine. Slapend rijk word je er niet van: onafhankelijke onderzoekers betwijfelen of thuisaccu’s ooit renderen.
Trek de stekker eruit
Als je je eigen stroom niet kunt verbruiken of opslaan, kun je overwegen de stekker uit je zonnepanelen te trekken, om terugleverkosten te mijden. Geen gek idee, als je op vakantie gaat en er niemand in huis is om de vaatwasser aan te zetten of de auto in te pluggen. Aan de andere kant; het gaat maar om een paar dubbeltjes per dag.
Sommige mensen met een dynamisch contract (4 procent van de Nederlandse huishoudens) en eigen zonnepanelen zetten bewust hun omvormer uit – het apparaat dat zonne-energie omzet in bruikbare stroom. Ze dimmen het systeem tijdens de uren met negatieve energieprijzen, dan draaien de panelen niet op volle kracht.
In een land dat al twintig jaar gewend is aan saldering voelt dat als ‘zonde’ – alsof je kostbare stroom weggooit – maar het voorkomt juist een hogere rekening. Een amendement in de nieuwe Energiewet (deze week in de Eerste Kamer) beschermt huishoudens tegen negatieve energieprijzen. Wie teruglevert, krijgt altijd een ‘redelijke vergoeding’, ook voor waardeloze stroom. Zo’n garantie levert wel kosten op, die de energieleveranciers zullen uitsmeren over alle klanten. Net als bij de saldering.
Sommige energieleveranciers betalen tegenwoordig hun klanten om te helpen onbalans in het netwerk tegen te gaan. Je verdient dan een bonus als je je auto oplaadt of je zonnepanelen even uitschakelt. Energiespecialist Zonneplan doet dat op afstand voor je, zodat je niet zelf gaat lopen knutselen.
Al te bruut afschakelen is niet goed voor je apparatuur, maar soms schakelt de omvormer zichzelf uit, ter beveiliging. Dennis van der Meij legt dat fenomeen uit door stroom met water te vergelijken. „Als je water terug de kraan in wilt pompen, dan moet de druk hoger zijn dan de druk van wat er uit de waterkraan komt. Dat geldt ook voor elektriciteit: om stroom te leveren aan het net moet de spanning in je omvormer hoger zijn dan op het net.”
Zodra op een zonnige dag het stroomnet in de wijk vol zit, loopt de spanning in de omvormer op om terug te kunnen leveren. Boven de 253 volt schakelt het systeem uit, om schade aan apparaten in huis te voorkomen.
Dwarsliggers gezocht
De zonnepanelenleggers klagen dat de saldering stopt en de markt inzakt. Voor consumenten is dit juist het perfecte moment om te investeren in zonnestroom, vindt Isabelle van der Ende van Milieu Centraal: je kunt nog twee jaar van saldering profiteren en door de lage aanschafprijs heb je het snel terugverdiend. Per vierkante meter is een zonnepaneel inmiddels goedkoper dan een houten schutting in je tuin, rekent Dennis van der Meij voor.
Leg je al je panelen op het zuiden, dan dreigen wel die terugleverkosten. Kies je voor een noord, oost en/of west ligging, dan spreid je de opbrengst over de hele dag, niet alleen het middaguur. Dan lever je terug op momenten dat er meer vraag is naar elektriciteit en je consumeert automatisch zelf meer zonnestroom. Zo kun je ‘s zomers de avondmaaltijd koken op eigen stroom, dat smaakt extra lekker. Volgens Van der Meij zouden meer mensen hun panelen dwars moet leggen. „Vraag anders je aannemer of-ie je huis een kwartslag wil draaien.”
Sanne de Boer denkt dat de stroomprijzen uiteindelijk meer afhankelijk zullen worden van windenergie. Haar sommetje: er staat nu voor 4,5 gigawatt aan windmolens op zee, in 2032 moet het 21 gigawatt zijn, in 2050 70 gigawatt. Als het dan hard gaat waaien, dalen de prijzen vanzelf of worden zelfs negatief. Hoe dwars je je panelen ook legt, dan moet alsnog de stekker eruit.
Vlees in de bouillon, liever nog vis. Voor Carlo van Kemenade is het vaste prik om op de vrijdagavond te fonduen met zijn vrouw, en dat deden ze al voordat ze 32 jaar geleden trouwden. „Eerst in een restaurant in Eindhoven, in de Kruisstraat. De week evalueren. Op een gegeven moment hield dat restaurant op te bestaan en toen hebben we de fondue verhuisd naar de huiskamer.”
Van Kemenade komt graag op die manier thuis. „In mijn vorige baan was ik 40 procent van de tijd aan het reizen. De vrijdag is er om bij te komen van de week.”
Sinds april reist hij niet meer de wereld over, zoals hij deed als topman van Rabobanks internationaal opererende leasedochter De Lage Landen. Nu hoeft hij voor de vrijdagse fondue alleen nog de afstand te overbruggen tussen Utrecht, waar het hoofdkantoor van Rabobank staat, en zijn huis in Acht, een dorp ingeklemd tussen de A2 en Eindhoven. Als directeur Retail Nederland is Van Kemenade verantwoordelijk voor het binnenlandse bankbedrijf van Rabobank. Daarmee is hij ook verantwoordelijk voor de reorganisatie die de bank nu doorvoert.
Voordat Van Kemenade in deze functie aantrad, vielen particuliere klanten onder een andere bestuurder dan de zakelijke klanten. Nu vallen ze allemaal onder hem. Het idee is dat Rabo-klanten zo beter bediend worden; voorheen liepen beslissingen over kredieten of nieuwe producten over te veel schijven. Dat kostte marktaandeel. Tegelijkertijd komen er wijzigingen in de coöperatieve structuur van de bank. Over die hervorming was afgelopen maanden veel discussie – juist daarom wil Van Kemenade nu zijn eerste interview geven in zijn nieuwe functie.
Onder anderen Kees Cools, oud-hoogleraar ondernemingsfinanciering en -bestuur, betwijfelde of Rabobank nog wel een coöperatie zou zijn, omdat lokale ledenraden volgens hem veel minder te zeggen hebben. Ook binnen het hoogste orgaan van de coöperatie, de Algemene Ledenraad, waarin de ledenraden van de 78 lokale banken vertegenwoordigd zijn, leek aanvankelijk tegenstand. Eerder dit jaar stemde bijna een kwart van die raad tegen of neutraal over de hervorming. Bij de laatste benodigde stemming, over de statuten, ging uiteindelijk 91 procent akkoord met de hervorming die Van Kemenade nu uitvoert.
De bankier verwachtte de ruime meerderheid al – dit interview had een halve week voor die laatste stemming plaats. Hij baseerde zijn optimisme op gesprekken die hij en zijn managementteam voerden met leden en ledenraden van lokale banken, waarvan ze er zoveel mogelijk bezochten. „Er is echt geloof dat het nu menens is voor de Rabobank. En er is echt superbrede steun om de klantreis [de ‘weg’ die klanten afleggen om een product af te nemen] en de coöperatie te verbeteren. Dat is gaaf.”
Zouden mensen niet in uw gezicht durven zeggen dat ze het er niet mee eens zijn?
„Nee, want wij luisteren ook naar de mensen die intern hun zorgen hebben geuit. Daar ben ik ook naartoe gegaan. En die vroegen dan of ik hun stem kwam winnen. ‘Nee’, zei ik dan, ‘ik kom jouw stem niet winnen. Ik kom hier zitten om naar jouw zorg en emotie te luisteren, om die beter te begrijpen.’ Daarmee is het sentiment echt ten positieve gedraaid. En nu moeten we het laten zien.”
Een kritiekpunt van oud-hoogleraar Cools is dat de functie van lokaal directeur verdwijnt. In plaats daarvan worden regionale directeuren, die bijvoorbeeld in een van de vijf Rabo-regio’s verantwoordelijk zijn voor particulieren of bedrijven, ook boegbeeld van een lokale vestiging. Daarvoor is een ‘prestatiedoel’ geformuleerd: aan die nieuwe rol moeten zij een kwart van hun tijd besteden.
Lees ook
Wat betekent het nog dat Rabobank een coöperatie is?
Is de angst terecht dat hiermee de lokale binding van Rabobank verslechtert?
„Die regiodirecteuren hebben een bancaire rol én een rol als lokaal directeur. Ze krijgen meer dan genoeg ruimte om de lokale netwerken te onderhouden. En dat lossen we ook op met prestatiedoelen.”
Dus ze worden erop afgerekend als ze niet genoeg lokaal directeur zijn?
„Ze krijgen verschillende doelstellingen. Meer klantfocus. Meer aandacht voor leden en meer ledenbetrokkenheid. Ze krijgen een heldere rol en verantwoordelijkheid. Daar horen duidelijke prestatiedoelen bij. Het mag, zo zou Stefaan zeggen, ‘performanter’.”
De Belg Stefaan Decraene is sinds anderhalf jaar bestuursvoorzitter van Rabobank. Performanter is Vlaams voor ‘productiever’.
Van Kemenade: „Mijn insteek is echt dat dit een nog betere coöperatie wordt. Wij doen al zo veel coöperatief.”
We mogen ook gerust een keer de stap naar voren zetten en het land laten weten wat er allemaal gebeurt
Binnen de Rabobank lijkt het begrip coöperatief synoniem aan heel actief zijn in lokale netwerken en financieel bijdragen aan clubs en verenigingen. Elk jaar gaat daar 40 miljoen euro van de winst naartoe. Vanwege de hoge winst over 2023, 4,4 miljard euro, werd 360 miljoen euro extra opzijgezet voor verduurzamingsprojecten van bedrijven, medewerkers, huiseigenaren en verenigingen. Van Kemenade: „We mogen ook gerust een keer de stap naar voren zetten en het land laten weten wat er allemaal gebeurt. We zijn soms een beetje bescheiden, als bank. Soms past mooie bescheidenheid, soms mag je ook een beetje trotser zijn op wat er allemaal gebeurt.”
Coöperaties ontstonden ooit als verenigingen van mensen die elkaar voordelen konden bieden. Wat heb ik er nu nog aan om lid te zijn van de coöperatie Rabobank? Ik krijg geen rentekorting. Toezichthouder ACM constateerde laatst zelfs stilzwijgende afstemming tussen de grootbanken als het gaat om rentetarieven.
„We geven geen korting aan leden, nee.”
Wat heb ik er dan aan om lid te worden?
„We betrekken de leden bij de toekomst van de coöperatie, en dat doen we via de ledenraden. En die leden zijn superbevlogen en denken mee over de maatschappelijke impact van de bank. Ze denken mee over onze producten en hoe we die verkopen. En daar hebben we ook echt iets aan. Dus leden hebben wel degelijk impact.
„En wat niet-klanten betreft: we moeten daarover nadenken. Daar is een wereld te winnen. We hebben 2,3 miljoen leden. Waarom geen 4 miljoen? Daar denken we over na. Nu.”
Wat vindt u van het verwijt dat Rabobank deel uitmaakt van een stilzwijgend kartel?
„De Nederlandse Vereniging van Banken heeft erop gereageerd. Daar doe ik verder geen mededeling over. Wat ik wel wil zeggen is dat Rabobank [toen de Europese Centrale Bank rente in rekening bracht voor gestald geld bij banken] tot 100.000 euro nooit de negatieve rente heeft doorberekend. Die kosten hebben wij zelf genomen.
„Op dit moment zit ons spaarrentetarief op 1,7 procent. Daarmee zitten we aan de bovenkant van de markt. En we hebben een product, zeer populair, dat heet Tijdslotsparen. Dan zitten we op 2,4 procent. Dus dan komen we er vrij goed uit.
„En er wordt puur gekeken naar spaartarieven, maar die zijn onderdeel van het verdienmodel van de bank. En dat dient weer de klantreizen, investeringen erin, dient KYC [know your customer, de plicht van banken klanten te screenen op witwas- en terrorismerisico’s]. We hebben achtduizend mensen op KYC. Dat kost geld. En we moeten beantwoorden aan kapitaaleisen. Gelukkig zijn we beter gekapitaliseerd dan het bare minimum. Dat vinden we belangrijk. We kunnen een stoot hebben.”
Die achtduizend mensen zijn er deels om achterstanden weg te werken; Rabobank had een tijd de zaken niet op orde. Beetje jammer als de klant dat moet betalen.
„Ben ik het mee eens. Sommige dingen rekenen we wel door, sommige dingen niet.”
Leden hebben flinke inbreng bij de bank, zegt u. De bank heeft zich ook gecommitteerd aan de klimaatdoelen van Parijs. Hoe gaan de agrarische leden daarmee om? Is het niet moeilijk hier als Rabobank het voortouw te nemen als een deel van de leden niet wil?
„Als bank geloven wij in ‘Parijs’. Volgens mij gelooft de Nederlandse samenleving daar in het algemeen in. Maar we hebben ook gewoon boeren die klant zijn en die morgen geholpen moeten worden. Dat verbinden is heel relevant. Daar roepen ook onze ledenraden toe op. Daar zijn we mee bezig, daar zitten we middenin.
„Zo hebben we 3 miljard euro vrijgemaakt voor rentekortingen bij investeringen in bijvoorbeeld extensivering [meer grond per dier]. Dat wordt al gebruikt. En dan helpt duidelijkheid in het politieke landschap. Want boeren willen duidelijkheid voor ze een besluit nemen over hun toekomst.”
Was het niet beter geweest als de Rabobank boeren had geholpen door eerder te waarschuwen voor de nadelen van schaalvergroting? De kritiek is dat de bank nog lang megastallen heeft gefinancierd, terwijl men had kunnen weten dat dit niet de juiste weg was.
„Ik denk dat de bank vooropliep in de vaart der volkeren richting Parijs. Ze heeft zich daar op allerlei manieren aan verbonden, met beleid en plannen. En die voeren we uit. We zitten midden in dat proces. Ik denk niet dat de bank sneller kan. Sterker, de bank moet heel goed nadenken over de snelheid waarmee we naar Parijs willen, ten opzichte van hoe we morgen willen boeren. Dat is geen makkelijke route.”
Maar al vóór Parijs was bekend dat het niet de goede kant op ging met klimaat en milieu.
„Parijs is wel echt het momentum geweest dat banken zich zijn gaan verbinden aan doelen als net zero-uitstoot.”
De bank moet nadenken over de snelheid waarmee we naar Parijs willen, ten opzichte van hoe we morgen willen boeren
Dat had niet eerder gekund?
„Dan overvraag je mij. Ik was toen geen bestuurder, ik was daar toen niet bij betrokken. Ik kan wel zeggen: de tijdgeest is veranderd. En toen de tijdgeest veranderde, is de Rabobank meegegaan.”
Het gesprek met Van Kemenade vindt plaats in Soesterberg, in een lunchpauze tijdens de tweede en laatste dag van een bijeenkomst met zijn managementteam. „Teambuilding is voor mij heel belangrijk. Het echt samen gaan doen.” Die avond voetbalt het Nederlands elftal tegen Frankrijk – na de fondue gaat hij er met zijn vrouw naar kijken. „De vrijdag is echt voor ons twee, behalve als er eens een feestje is of zo. Vroeger was ik veel van huis. Dan worden de weekenden wel heilig.”
Aja Hruska had de elektriciteitsbedrijven in de Canadese provincie Quebec nog zó gewaarschuwd. De zonnestorm waar de natuurkundige op een winterse vrijdag in maart 1989 in haar observatorium in Ottawa gegevens over binnenkreeg via de ratelende telex, was ongekend hevig. En zette koers richting de aarde.
Hruska probeerde voor het weekend nog snel tien bedrijven, waaronder elektriciteitsbedrijf Hydro-Québec, op de hoogte te stellen over die aankomende zonnestorm via fax. Hevige zonnestormen die de aarde raken, kunnen apparatuur en onderdelen van het stroomnet beschadigen, wist ze op basis van natuurkundige theorieën. „Maar ik werd genegeerd”, vertelt ze aan de telefoon vanuit Canada. Inmiddels is ze al dertig jaar met pensioen.
Hruska verliet het observatorium en ging naar huis. Toen ze zich maandagochtend klaarmaakte om naar het observatorium te gaan en op de radio hoorde dat de stroom in heel Quebec was uitgevallen om „een onbekende reden”, probeerde ze Hydro-Québec te bellen om uit te leggen wat de stroomuitval had veroorzaakt: de zon had een gigantische plasmawolk naar de aarde geslingerd. Dat zorgde voor meer spanning op het net waardoor onderdelen oververhit waren geraakt. Maar het was al te laat. „Geen verbinding.”
Zes miljoen mensen zaten negen uur in de kou. Duizenden bedrijven moesten sluiten. Mensen zaten vast in liften. Scholen gingen dicht.
Veertien jaar later, in 2003, zaten mensen in Zweden een uur lang zonder stroom, ook door een hevige zonnestorm. De kosten van zulke blackouts zijn enorm. De directe materiële schade in Quebec alleen bedroeg al 6,5 miljoen Canadese dollar (ruim 4 miljoen euro). De totale kosten worden geschat op 13,2 miljoen Canadese dollar. Een team van onderzoekers, onder andere van de Universiteit van Cambridge, becijferde dat als zo’n stroomuitval tweederde van de Amerikaanse bevolking zou treffen, de kosten kunnen oplopen tot tientallen miljarden euro’s. Daarin namen zij indirecte buitenlandse kosten, bijvoorbeeld door problemen in de productie van goederen, ook mee.
Zes miljoen mensen zaten negen uur in de kou. Duizenden bedrijven moesten sluiten
Wilde fase
Astronomen waarschuwen al jaren: in 2025 gaat de zon weer door een wilde fase. De zon zal dan relatief vaak zonnestormen meemaken en die zullen ook extra hevig zijn. Dat het poollicht – veroorzaakt door diezelfde zonnestormen – in mei zelfs in Nederland te zien was, is daarvan een voorbode. Zitten we straks in het donker? Gaat de stroom uitvallen, zoals destijds in Quebec, terwijl de maatschappij nog afhankelijker is geworden van elektriciteit?
Het korte antwoord: er zijn belangrijke verschillen tussen landen als Canada en Nederland, zeggen Nederlandse netbeheerders, en elektriciteitsbedrijven hebben maatregelen genomen sinds de blackout in Quebec. Daarover later meer. Eerst: vanwaar die zonnestormen en wat doen die met ‘ons’ stroomnet?
De zon is een grote bol van elektrisch geladen deeltjes die lokaal talloze magnetische velden opwekken. Die deeltjes kleven aan de opgewekte magneetlijnen. Waarom precies weet niemand, maar voortdurend draaien en reorganiseren die magneetlijnen binnen in de zon. Soms prikt zo’n magneetlijn door het zonne-oppervlak naar buiten. Daar ontstaat dan even een donkere ‘koelere’ vlek (soms groter dan de aarde). Van daaruit kunnen wolken van ruim een miljard ton deeltjes en hun magnetische velden uit de zon ontsnappen. Astronomen noemen dat coronal mass ejections (CME’s).
Op zich zijn die niet bijzonder. De zon gaat door een elfjarige cyclus, waarin de noord- en zuidpool om een raadselachtige reden eens per cyclus van plek wisselen. Aan het begin en eind van de cyclus zijn er wekelijks CME’s, in het midden van de zonnecyclus soms wel tien per dag.
Het poollicht dat in mei in Nederland te zien was, is een voorbode van heftige zonnestormen
Zo nu en dan stuurt de zon toevallig zo’n wolk richting de aarde. Soms reizen die deeltjes zo snel dat ze de aarde – zo’n 150 miljoen kilometer verderop – binnen vijftien uur bereiken. En áls ze zo snel reizen, weten astronomen: dit wordt indrukwekkend.
Om de aarde hangt ook een magneetveld dat zonnedeeltjes wegkaatst. Alleen hevige zonnestormen kunnen het indeuken en erdoorheen reizen. Zo ontstaat poollicht. Luchtmoleculen op honderd kilometer hoogte nemen de energie op die ontstaat door de zonnestorm. Zuurstof gloeit dan groen en rood. Stikstof blauw en paars. Normaal gebeurt dit dicht bij de polen, maar bij een extreem hevige storm is het spektakel ook in Nederland te zien. Zoals afgelopen mei.
Fatale spanningswisselingen
„Prachtig”, zegt Hruska over het noorderlicht dat te zien was in Canada de avond voor die ene dag in 1989. Maar voor het elektriciteitsnet in Quebec waren de geladen deeltjes dus fataal. Elektrische stroom die werd opgewekt toen de zonnestorm tegen het aardmagnetisch veld beukte, was over elektriciteitsnetten gaan stromen. Dat zorgde voor een hogere spanning op het net.
„Spanningswisselingen zijn meestal niet problematisch”, zegt Jan Vorrink. Hij is manager van het controlecentrum van Tennet, de beheerder van de Nederlandse hoogspanningsnetten. „Dat zien we in Nederland voortdurend nu zonne-energie van zonnepanelen in verschillende spanningsniveaus het net op stroomt.”
Normaal wordt overtollige spanning via spoelen aan de transformatoren naar de grond geleid. Maar Quebec is een langwerpige provincie. De elektriciteitslijnen strekken zich honderden kilometers uit en er zitten weinig spoelen tussen. Ter vergelijking: in Nederland zijn de lijnen maximaal zo’n negentig kilometer lang. In Quebec kon de overbelasting zich voor langere tijd opbouwen waarbij onderdelen oververhit raakten. Daarom smolten transformatoren.
Canada is ook extra kwetsbaar voor zonnestormen door de noordelijke ligging, net als Zweden waar de stroom in 2003 uitviel na problemen met transformatoren. Via de noord- en zuidpool komen de zonnestormdeeltjes binnen.
Beláchelijk, dachten Canadezen toen Hydro-Québec de zon de schuld gaf. Het bedrijf had in de periode voor de grote uitval al vaker problemen. „Het leek erop dat we er marsmannetjes bijhaalden”, zei Léonard Bolduc, ingenieur van Hydro-Québec later tegen NRC. De meeste mensen geloofden gewoon niet dat een zonnestorm tot zulke dramatische problemen op aarde kon leiden, zei hij. Hruska: „Zelfs de kranten die er de volgende dag over schreven, namen het niet serieus. Niemand kon het zich voorstellen.”
Het leek erop dat we er marsmannetjes bijhaalden
Vonken uit de telegraafpalen
Maar aanwijzingen dat de zon invloed heeft op apparatuur op aarde, gaan veel verder terug: tot 1859. Een zonnestorm was toen zó sterk dat het noorderlicht helemaal zichtbaar was in de tropen. Achteraf werd geschat dat bij de explosie op de zon vermoedelijk evenveel energie vrijkwam als de explosieve energie van 10 miljard megaton TNT. Ter vergelijking: de bom op Hiroshima had een energie (een yield) van 15 TNT. In Europa en in de Verenigde Staten sloegen vonken uit de telegraafpalen en telegrafisten kregen schokken: het Carrington Event. Amateur astronoom Richard Carrington zag een paar dagen eerder donkere vlekken op de zon ontstaan, gevolgd door een felle flits. Hij bracht de zonneactiviteit in verband met de op hol geslagen telegraafpalen.
Toch duurde het na de uitval in Quebec een paar dagen voordat elektriciteitsbedrijven de gevolgen van zonnestormen serieus namen. Dat was pas toen collega’s van Hruska en experts van de elektriciteitsbedrijven naar de gegevens van het observatorium in Ottawa hadden gekeken, zegt ze.
Inmiddels gaat er veel aandacht naar het voorspellen van zonnestormen. Elektriciteitsbedrijven houden voorspellingen van het Space Weather Prediction Center van het Amerikaanse weerinstituut NOAA en lokale stations nauwlettend in de gaten.
Tennet en Enexis
Voor die voorspellingen gebruiken astronomen telescopen op de grond en satellieten in de ruimte. De Deep Space Climate Observatory bijvoorbeeld, stuurt vanaf 1,5 miljoen kilometer afstand ongeveer een half uur van tevoren waarschuwingen naar de aarde wanneer een zonnestorm de satelliet passeert. NASA’s Parker Solar Probe – vernoemd naar de Nederlandse astronoom Eugene Parker – komt dichter bij de zon dan ieder ander instrument, om de zon continu in de gaten te houden.
„Netbeheerders wereldwijd vergaderen met elkaar en daarbij komen zonnestormen ook ter spraken”, zegt Vorrink van Tennet. „En netbeheerders hebben noodplannen klaarliggen.”
Hydro-Québec mailt vanuit Canada dat het sinds de grote uitval in 1989 verstoringen op het net continu monitort en apparatuur op het stroomnet heeft gemonteerd om het net stabieler te maken. Enexis, het bedrijf dat het stroomnet in het noorden van Nederland beheert, mailt dat ze reserves hebben klaarliggen, mocht er onverhoopt iets kapot gaan. „Een defect leidt daarom niet meteen tot stroomuitval voor klanten.” Elektriciteitsbedrijven kunnen uit voorzorg delen van het stroomnet uitzetten wanneer verwacht wordt dat een zware zonnestorm de aarde raakt. En omdat er meer onderdelen zijn dan écht nodig, hoeft dat niet voor problemen te zorgen.
De elfjarige zonnecyclus is niet exact, maar vermoedelijk zit de zon in 2025 weer in haar piek. Astronomen zien het aantal zonnevlekken toenemen. Die storm van afgelopen mei was de zwaarste zonnestorm die de aarde trof, gemeten sinds 2003. Het was een G5-storm, de zwaarste in de klassen die het Space Weather Prediction Center hanteert. Het bureau stuurde waarschuwingen uit.
Uitgeschakeld
Toen hebben zich geen grote problemen voorgedaan, maar werden er wel de nodige maatregelen getroffen. Het Nieuw-Zeelandse elektriciteitsbedrijf Transpower schreef in een persbericht als voorzorgsmaatregel enkele circuits verspreid door het land te hebben uitgeschakeld „om de omvang van de stromen te verminderen”. Dit is op zo’n manier gebeurd dat het geen effect had op de energievoorziening.
De verwachting is dat het aantal zonnestormen komend jaar, in de piek in 2025, alleen maar toeneemt. Dat betekent niet meteen dat we ons zorgen moeten maken. Vooral niet in Nederland, zeggen ze bij Enexis en Tennet. Door de zuidelijkere ligging en minder lange lijnen is Nederland minder kwetsbaar dan Canada. Vorrink: „Maar ook in de rest van de wereld is het stroomnet sinds de gebeurtenissen in Quebec en Zweden beter beveiligd, energiebedrijven zijn nu veel beter voorbereid. De normale pieken in de zonnecyclus zijn vermoedelijk – door alle extra maatregelen – nu niet krachtig genoeg voor grote uitval zoals in Quebec.”
Is de wereld dus klaar voor zonnestormen? Toch niet helemaal, zegt Vorrink. Wat er gebeurt bij een écht hevige zonnestorm – heviger dan die tijdens normale, voorspelbare pieken zoals die in 2025 – weet niemand. „De zonnestorm die het Carrington Event veroorzaakte, was een uitschieter en honderd keer sterker dan de zonnestormen die we zien bij de voorspelbare pieken.” De moderne wereld is steeds afhankelijker geworden van elektriciteit, technologie en satellieten. Sommige wetenschappers denken dat bij een extreme storm satellieten vlam kunnen vatten en internet- en stroomkabels op hol kunnen slaan bij zulke uitschieters, andere experts denken juist dat het allemaal wel mee zal vallen. Zulke extreme varianten laten zich moeilijk voorspellen, en passen niet eens in de G-schaal het Space Weather Prediction Center hanteert.
Sommige wetenschappers denken dat bij een extreme storm satellieten vlam kunnen vatten en internet- en stroomkabels op hol kunnen slaan bij zulke uitschieters
Een heel kleine kans
De kans op zo’n extreme zonnestorm is wel heel klein. Er zijn slechts enkele aanwijzingen gevonden voor zulke dramatische zonnestormen in het verleden. Analyses van ijskernen en jaarringen van oude bomen onthullen dat er mogelijk in 774 n. Chr ook een gigantische zonnestorm de aarde heeft geraakt, die tot zeventig keer sterker was dan Carrington. In 2012 stootte de zon een plasmawolk uit met een vergelijkbare hoeveelheid energie als die van het Carrington Event, maar die was niet naar de aarde gericht.
En wat als dat wel gebeurt? Moeten energiebedrijven wereldwijd uit voorzorg alle stroom uitschakelen? „Nee”, denkt Vorrink „Bij een zeer extreme zonnestorm zouden we bijvoorbeeld een aantal extra centrales aan het net kunnen laten draaien om de spanningsvariaties beter op te vangen.”
Tegenover zulke dramatische varianten was de zonnestorm die in 1989 de uitval in Quebec veroorzaakte, nog bescheiden. Maar die storm ontketende wel een reeks veranderingen. Hruska: „Vóór de grote stroomuitval moest ik de voorspellingen in Ottawa nog in mijn eentje doen, zonder financiering. Mijn collega’s vonden het toen maar hekserij en zagen het nut er niet van in voor de maatschappij.” Destijds waren zonnestormen voor de meesten een ver-van-je-bed-show, waar alleen astronomen in geïnteresseerd waren. „Gelukkig is dat nu wel anders.”
Ook 2024 lijkt een jaar te worden waarin de lonen fors stijgen. In de eerste helft van dit jaar spraken vakbonden en werkgevers in 335 cao’s af om de lonen met gemiddeld 5,7 procent te laten groeien, zo berekende werkgeversvereniging AWVN. Dat is een lagere loonstijging dan de 7,1 procent van vorig jaar, maar het is nog steeds uitzonderlijk hoog. In de jaren vóór 2023 stegen de lonen met tussen de 1 en 3 procent.
Vakbond FNV is tevreden. Volgens de bond is voor veel werknemers de hoge inflatie van de afgelopen jaren volledig gerepareerd. Maar dat geldt niet voor iedereen: „macro-economisch” resteert nog een gat van 2 à 3 procent, zei FNV-vicevoorzitter Zakaria Boufangacha half juni in Het Financieele Dagblad. Dat resterende verlies aan koopkracht moet ook gerepareerd, vindt de grootste bond.
Bedrijven denken daar anders over. Vakbonden zouden meer moeten kijken naar de draagkracht van bedrijven, vindt AWVN. Want „tegenover de afgesproken hoge loonstijgingen staat onvoldoende verbetering van de productiviteit.” AWVN wil dat in collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) afspraken worden gemaakt om die productiviteit te verbeteren. Dat is de economische waarde die werkenden per gewerkt uur creëren. Als die waarde toeneemt, zouden normaal gezien ook de lonen moeten stijgen.
Dit meningsverschil is exemplarisch voor de strijd tussen werkgevers en werknemers die losbarstte nadat de energieprijzen in 2022 sterk stegen. Werkenden gingen daardoor in koopkracht achteruit, terwijl de winsten van bedrijven stegen. Vakbonden spraken van „graaiflatie” en eisten hogere lonen.
„Na de Russische inval in Oekraïne is de energie die we in het buitenland kopen duurder en zijn we als land wat armer geworden”, zegt Bas ter Weel, directeur van SEO Economisch Onderzoek en hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam. „Dat kunnen werkgevers niet volledig compenseren, want dat geld is Nederland kwijt. Je zou willen dat die rekening een beetje eerlijk wordt verdeeld tussen werkgevers en werknemers”, aldus Ter Weel , die ook kroonlid is van adviesorgaan SER.
Gebeurt dat? Trekken werknemers aan het langste of het kortste eind?
„Op dit moment zijn werknemers voor een groot deel gecompenseerd voor de inflatie. Mensen die het minst verdienen zijn zelfs volledig gecompenseerd voor alle ellende. Het minimumloon is gestegen en in veel cao’s krijgen de laagste inkomens de hoogste loonstijgingen. Bij de middeninkomens is nog wel ruimte voor compensatie, maar de AWVN heeft wel gelijk dat de groei van de arbeidsproductiviteit erg laag is. Dat maakt verdere loonsverhogingen minder logisch. Tegelijk moet je niet naar de nominale loonstijging kijken zoals AWVN doet, maar naar de reële loonstijging ten opzichte van de productiviteitsgroei. Na aftrek van inflatie dus. Vandaag bleek dat de inflatie in juni weer boven de 3 procent is uitgekomen. Er is dus wel wat aan de hand waarmee je kan verantwoorden dat de lonen stijgen. De boodschappen worden steeds duurder.”
De winsten van bedrijven zijn gestegen in het nationaal inkomen.
„In de ramingen van het Centraal Planbureau gaat dat winstaandeel dit jaar dalen. Dat is zoals het altijd na een crisis gaat: winsten stijgen eerder dan lonen. Dat is logisch, omdat eerst de vraag naar producten en diensten aantrekt, vóórdat bedrijven meer mensen inhuren of hun bestaande mensen meer loon geven. Die hogere productie draaien bedrijven dus even met eigenlijk te weinig mensen. Zie daar hogere winsten. Tegelijk was er nu wel wat speciaals aan de hand. Uit onderzoek blijkt dat sommige bedrijven de prijzen de afgelopen jaren extra hebben verhoogd.”
Lang bleef de loongroei in Nederland achter bij de groei van de productiviteit. Is dat nu ingehaald?
„Tot 2015-2016 bleven de lonen achter. Dat is nu wel voorbij. Maar of de achterstand is ingehaald, is een goede vraag.”
Waarom is de groei van de arbeidsproductiviteit laag?
„De arbeidsproductiviteit is in Nederland hoog: we produceren per uur veel. Maar de groei is laag. Dat komt doordat we ons hebben gericht op zoveel mogelijk werk en niet op technologische vernieuwing, op meer doen met minder mensen. Dat had de overheid in de publieke sector kunnen doen. Die had kunnen zeggen: als er taken bij komen, gaan er ook taken af. Nu zijn de mensen op en dan stijgen de lonen. Omdat de overheid zoveel personeel nodig heeft, moet er in de private sector meer betaald worden.”
Hoe kan de arbeidsproductiviteit meer groeien?
„Je kan werknemers meer opleidingen geven, waardoor ze productiever worden. En het kabinet zou in de publieke sector de vraag kunnen verminderen.”
Ze hoeven voor de deur van het hoofdkantoor ’s ochtends niet op appèl, de ambtenaren van Rijkswaterstaat. Maar dat sinds januari voormalig luitenant-generaal Martin Wijnen er de dienst uitmaakt, moet wel overal voelbaar worden. Een overzichtelijke organisatie waar iedereen „in rij en gelid moet staan om productie te halen”, was in de eerste drie maanden zijn credo. Waar „rust, reinheid en regelmaat regeert. Om tot resultaat te komen”.
En dat resultaat is hard nodig. Want Rijkswaterstaat moet de komende jaren meer opdrachten aan marktpartijen gaan uitgeven. Ter waarde van jaarlijks twee naar minstens drie miljard euro tot 2030 – en dat is alleen nog maar om de bestaande infrastructuur in stand te houden. Ondanks personeelstekorten bij bouwbedrijven en bij Rijkswaterstaat zelf moet het tempo omhoog. Meer verouderde bruggen, wegen en sluizen moeten toekomstbestendig worden gemaakt.
Tegelijk wordt er op onderhoud bezuinigd. De komende tien jaar wordt er 95 miljoen euro bespaard op de ‘basiskwaliteit’ van de Nederlandse auto- en waterwegen, zo bleek vorige week uit een van de laatste Kamerbrieven van voormalig Infrastructuurminister Mark Harbers (VVD). Zo zal graffiti onder viaducten minder vaak worden weggehaald. Er komen minder verkeersborden en minder wegverlichting langs snelwegen, de bermen zullen minder vaak gemaaid worden. Dit alles tot zover de verkeersveiligheid dat toelaat.
Deze opgave kan Rijkswaterstaat alleen uitvoeren als de uitvoeringsorganisatie slimmer en efficiënter werkt. Grote wegwerkzaamheden zullen bijvoorbeeld vaker overdag en doordeweeks plaatsvinden. Door „korte en hevige” wegafsluitingen kunnen infra-aannemers effectiever werken en kan de weg sneller weer open. Wie afgelopen weekend in Amsterdam was kreeg daarvan een voorproefje. Door gelijktijdige spoorwegwerkzaamheden bij Amsterdam Centraal en de gedeeltelijke afsluiting van de zuidelijke ringweg A10 stond het verkeer in de hoofdstad op veel plekken muurvast. Het zal niet voor het laatst zijn: automobilisten moeten vaker omrijden en rekening houden met files, zo stelt Wijnen.
Meer hinder voor automobilisten, dat is geen fijne boodschap om mee te beginnen.
„Ik geloof dat duidelijkheid hierover helpt. Ik zeg het eerlijk: we gaan met onze werkzaamheden hinder veroorzaken. Door het werk dat wij doen, zullen Nederlanders langer onderweg zijn. Rijkswaterstaat is er niet om de automobilist en de burger te pesten, we doen dit omdat het niet anders kan. Daar gaan we heel helder over communiceren, en dan past Nederland zich vanzelf aan. Bij de grote afsluiting van de A12 tussen Den Haag [begin juni] en Utrecht ging dat prima, daar reed op vrijdag minder dan de helft van het normale verkeer.”
De opgave waar Rijkswaterstaat de komende jaren voor staat, is fors. Denkt men intern dat dit gaat lukken?
„In mijn eerste honderd dagen heb ik veel gesproken met mensen hier. Wat bleek: Rijkswaterstaters zijn trots op hun werk, maar vinden dat er te weinig uit onze handen komt. We blijven nog te veel hangen in discussie, en onze processen zijn soms heel lang. Dat gaan we dus anders doen. Het moet duidelijker worden wie waarvoor verantwoordelijk is. Alles in de organisatie moet erop gericht zijn om meer opdrachten in de markt te zetten. Wat daarbij goed is, is dat we voor de komende acht jaar weten hoeveel budget we beschikbaar hebben. Dat geeft niet alleen ons, maar ook de marktpartijen duidelijkheid, zodat we daarop kunnen plannen. En dat heeft Nederland nodig.”
Duidelijkheid, efficiëntie. Hier spreekt een militair.
Wijnen, lachend: „Noem het wat je wilt, maar in tijden van grote dynamiek zijn we gebaat bij duidelijkheid.”
Groots en meeslepend zullen de komende jaren voor Rijkswaterstaat niet zijn. Want nieuwe wegen, bruggen en sluizen komen er nauwelijks bij. Door de stikstofbeperkingen staan veel nieuwe aanlegprojecten op pauze. En dan spelen personeelstekorten en stijgende bouwkosten de overheidsdienst ook nog parten. Minister Harbers koos ervoor om geld dat bestemd was voor nieuwe aanleg toe te wijzen aan een grote onderhoudsbeurt van snelwegen, bruggen, waterwegen en sluizen.
Extra geld ertegenaan gooien om toekomstige ministers toch lintjes te laten doorknippen, heeft ook weinig zin, aldus Harbers in zijn afscheidsbrief. Want de capaciteit bij aannemers staat nauwelijks toe dat met dat geld ook nieuwe projecten ‘in de markt’ worden gezet. Waarmee niet gezegd is dat Wijnen de komende jaren weinig te doen heeft. Want de noodzaak van het in stand houden van de bestaande infrastructuur is topprioriteit, benadrukt een door het ministerie ingestelde adviesgroep: „Anders lopen de achterstanden verder op en kan later alleen nog met rigoureuze maatregelen en tegen enorme kosten worden ingegrepen.”
Hoeveel eer valt er nog te behalen voor Rijkswaterstaat de komende jaren?
„Iedereen ziet dat bij een steeds groter deel van onze bruggen, viaducten en sluizen het einde van de levensduur in zicht komt. Dit zijn grote, complexe renovaties. We moeten tegelijk ‘standaardiseren’. Dus zo bouwen dat niet bij elke brug een nieuw gespecialiseerd ontwerp nodig is. Daarnaast moeten we zoveel mogelijk rekening houden met een veranderend klimaat. Hoe ziet onze omgeving er tussen 2050 en 2090 uit, en wat betekent dat voor onze infrastructuur? En dan is er nog de digitalisering van de systemen. Die ook nog eens goed beveiligd moeten zijn.”
Zien net afgestudeerde ingenieurs nog wel toekomstperspectief bij Rijkswaterstaat als ze alleen maar de boel mogen opknappen?
„Vergis je niet, ook bij vervanging van bruggen komt veel hoogwaardige techniek kijken. De Haringvlietbrug is duizend meter lang, maar de liggers worden op tienden van millimeters nauwkeurig ingemeten en met een laser op maat gemaakt. En neem de sluis in het Maas-Waalkanaal bij Weurt. Die is bijna honderd jaar oud, maar omdat de Waal tegenwoordig lager staat komen schepen vaak niet meer over de drempel. Zo’n sluis herstellen is niet een kwestie van even de sluisdeuren en de hydrauliek vervangen; de hele kolk moet helemaal opnieuw ge-engineerd worden. Een extra uitdaging: we weten vaak niet wat we aantreffen als we zo’n sluis openmaken.”
Toen zijn voorganger Michèle Blom in 2023 na vijf jaar afzwaaide, kreeg Wijnen het verzoek om te solliciteren. Door het aantal missies dat de toen 57-jarige landmachtcommandant had volbracht, had hij eigenlijk al met vervroegd pensioen gekund. Toch koos Wijnen ervoor een nieuwe klus aan te nemen.
Wijnen verdeelt zijn tijd tussen de kantoren van Rijkswaterstaat in Den Haag en Utrecht, en werkbezoeken in het land, zoals aan de Merwedebrug bij Gorinchem. De komende vijf jaar wordt daar een nieuwe brug naast de oude bijgebouwd en krijgt de A27 er een aantal rijstroken bij. Het is een van de weinige aanlegprojecten waarvan de vergunning al rond was voordat de stikstofcrisis in 2019 de bouw stillegde.
Bij Rijkswaterstaat is men te spreken over zijn vakkennis en zijn technische achtergrond. Wijnen studeerde weg- en waterbouwkunde en zat bij de genie, de ingenieurstak van de krijgsmacht.
Tijdens het werkbezoek oogt Wijnen comfortabel in zijn nieuwe rol. Terwijl een Rijkswaterstaat-manager het kantelmechaniek van de Merwedebrug uitlegt, luistert Wijnen aandachtig. De rechterhand op een stalen reling, de linkerhand losjes in de jaszak van zijn oranje veiligheidsjas – een militair bij de landmacht zou er een uitbrander voor hebben gekregen.
Als de druk eraf is, zijn ze bij defensie net zo Nederlands als elders
Een hoge militair aan de top van Rijkswaterstaat. Dat is toch iets anders dan het bekende kringetje topambtenaren van de Algemene Bestuursdienst.
„Defensiemanagers zijn in trek bij de overheid. Toen ik in 2019 begon bij de leiding van de landmacht, was het beeld: te veel missies, te weinig spullen, te weinig mensen. Het was een uitgemergelde organisatie, waar de stemming er niet in zat. Maar sinds de coronacrisis en de val van Kaboel wordt er weer geïnvesteerd en samengewerkt met andere landen. Wat bij defensie in gang is gezet, is niet onopgemerkt gebleven. En Rijkswaterstaat is geen uitgemergelde organisatie, maar er moet wel wat veranderen. De focus moet verlegd worden. En het beeld dat een topmilitair niet zou passen in dat Haagse circuit is onjuist. Of dat defensie hiërarchischer zou zijn dan Rijkswaterstaat. De lijnen bij defensie zijn strak als we onder druk staan van de vijand. Maar als die druk eraf is, zijn ze daar net zo Nederlands als elders en is een besluit van de leiding ook maar het begin van de discussie.
En ook Rijkswaterstaat kan hiërarchisch zijn als het moet. Het besef is er in ieder geval dat we existentieel zijn voor Nederland, een land dat voor de helft onder water ligt en in de benedenstroom van twee grote rivieren. Met een grote stadstaat die bereikbaar moet zijn voor de economie. En bovenal, veilig.”
Wat betekent het voor u dat er nu een nieuw kabinet zit, met een nieuwe koers?
„Om ons werk te kunnen doen, hebben we bewindspersonen nodig die keuzes maken. En topambtenaren op hun ministeries die daar uitvoering aan geven. Dan kunnen wij intern aan de slag én in zee gaan met de bouwers, installateurs, waterbouwers en met de onderzoekscentra. Daar moet iedereen een welbegrepen eigenbelang in zien. De ministers met hun politieke ambities, de topambtenaren met hun beleidsdoelstellingen, de bouwers die een paar euro willen verdienen en de onderzoeksinstituten die willen uitblinken in de prachtigste vormen van civiele techniek.”
Is ‘130 kilometer per uur op de snelwegen’ niet een wat magere ambitie voor de infrastructuur?
„Dat Hoofdlijnenakkoord is leidend, maar wetten en vergunningsruimte zijn dat ook. We gaan het doen waar het kan; dus alleen daar waar het verkeerskundig en vergunningstechnisch mogelijk is. De touwtjes worden dus niet overal losgelaten. De politieke wens is ons helder, maar het beeld dat er straks overal 130 gereden mag worden, moet ik wegnemen. Voorlopig gaat het alleen nog maar om een passage in het Hoofdlijnenakkoord en is er nog weinig uitgewerkt. Zolang dat het geval is, blijven de snelheidsboetes nog steeds hoog.”
U wil ook de digitale infrastructuur terreurbestendig houden. En ervoor zorgen dat grote militaire transporten mogelijk zijn, als een potentiële oorlogssituatie dat nodig maakt.
„De integriteit van onze netwerken moet inderdaad robuust zijn. Op de keringen en de kritieke infrastructuur moeten we goede, betrouwbare systemen hebben. Daar zijn ook wettelijke eisen voor, waar scherp op wordt toegezien. We leunen op de onderzoeksinstituten die dat in de gaten houden. Oorlogsdreiging is een extra dimensie, dat zit in ons pakket. De NAVO-eisen waren er altijd al, maar die gingen uit van een idee van vrede dat nu fragiel blijkt te zijn. We houden nu rekening met scenario’s die vijf jaar geleden ondenkbaar waren. Bij alle denkbare calamiteiten is er nu die van een militaire dreiging bij gekomen. We konden bij calamiteiten altijd al snel handelen, maar dat is nu wel geïntensiveerd.”
Ons land is een grote toonzaal, en zulke projecten voelen voor ons allemaal als Neerlands trots
De zoektocht naar een aannemerscombinatie voor het herstel van de Van Brienenoordbrug, mislukte onlangs. En de kostenoverschrijdingen bij de Afsluitdijk brachten aannemer BAM op het randje van faillissement. Hoe gaat u nieuwe miskleunen bij aanbestedingen voorkomen?
„Over de Afsluitdijk is veel gezegd en geschreven, over wie er nou schuldig was en waarom. Ik zou zeggen: water under the bridge. We moeten vooruitkijken. Ik heb de top van de grote bouwbedrijven ontmoet en heb ze, als nieuwkomer, de hand toegestoken. Het is mij nu duidelijk wat zij willen: minder financiële risico’s bij grote projecten. Ik heb ook gezegd waar ik sta. Wat mij betreft gaan we per project kijken naar wat de beste aanbestedingsvorm is, zodat de risico’s tussen de bouwers en de opdrachtgever – wij dus – eerlijk zijn verdeeld. En of je nou aandeelhouders tevreden moet houden of niet: we willen ons allemaal verbinden aan mooie infrastructuurprojecten. Ons land is een grote toonzaal, en zulke projecten voelen voor ons allemaal als Neerlands trots.”
Een man heeft PSMA, een zenuw-/spierziekte die veel lijkt op ALS. Hij is volledig afhankelijk van zorg, waaronder beademing. Sinds 2020 woont hij in een woonzorginstelling.
Die instelling kampt met personeelstekort. Beademing is gespecialiseerde, arbeidsintensieve zorg. In 2023 was de kwaliteit ervan bij de instelling al eens beneden peil. In november 2023 besluit het bestuur met de beademingszorg te stoppen, uit vrees dat de zorg anders weer tekort zal schieten, en ook om strategisch-financiële redenen.
Twee van de drie beademingspatiënten stemmen in met overplaatsing, maar de man met PSMA wil niet. Artsen drukken zijn levensverwachting uit in maanden. Hij vreest een verhuizing niet te overleven en wil de weinige energie die hem rest aan vrienden en familie besteden. Als hij moet worden overgeplaatst, wil hij euthanasie.
De patiënt vraagt de voorzieningenrechter de zorginstelling te verbieden de zorgovereenkomst vóór zijn dood te beëindigen. De zorginstelling vordert van haar kant dat de patiënt meewerkt aan overleg over overplaatsing.
De uitspraak: Vordering patiënt toegewezen
De voorzieningenrechter wijst erop dat de instelling de zorgovereenkomst alleen kan beëindigen „wegens gewichtige redenen” en dat zeker moet zijn dat de zorg elders door kan gaan. Daarvoor moet de overplaatsing in de eerste plaats medisch verantwoord zijn, maar dat heeft de zorginstelling volgens de rechter niet aangetoond. Een rapport over het medische effect van de beoogde overplaatsing ontbreekt, en de geriater die met de patiënt heeft gesproken, vindt juist dat diens wens om te blijven moet worden gerespecteerd. De patiënt accepteert dat hij mogelijk eerder zal sterven door tekortschietende beademingszorg.
Het bestuur stelt veilige en goede zorg volgens protocollen voorop, maar lijkt geen oog te hebben voor het effect van de hele discussie op de patiënt, die regelmatig paniekaanvallen heeft en sterk is afgevallen na het besluit. „Dat bevreemdt waar veilige zorg als drijfveer voor de besluitvorming wordt opgevoerd”, aldus de rechter.
Zelfs als overplaatsing medisch verantwoord zou zijn, kan van de patiënt niet worden verlangd dat hij daaraan meewerkt, vindt de rechter. Het belang van de patiënt bij optimalisatie van het comfort in zijn laatste dagen weegt zwaarder dan de belangen van de zorginstelling. De zorgkwaliteit is weer op peil en dat moet tot het eind van het jaar wel vol te houden zijn. En een aanzienlijk deel van de zorgverleners lijkt gemotiveerd om de patiënt tot het eind te begeleiden, ook als ze daardoor hun verlof pas later kunnen opnemen.
Ook financieel heeft de zorginstelling het besluit onvoldoende toegelicht, vindt de rechter.
Hij wijst de vordering van de patiënt toe en die van de zorginstelling af, maar adviseert de partijen wel te overleggen hoe de last voor het personeel kan worden verlicht. Zo zou de patiënt kunnen instemmen met eerder naar bed gaan om de nachtdienst te ontlasten.
Het commentaar
„Een goede en interessante uitspraak”, vindt Corrette Ploem, hoogleraar gezondheidsrecht aan de Universiteit van Amsterdam. „Ik ken zo gauw geen andere zaak waarin een rechter zich zo expliciet uitspreekt over de vraag of een patiënt kan instemmen met suboptimale zorg. Het is een nieuwe benadering. Die is normaal gesproken: als zorginstelling moet je geen zorg aanbieden als je weet dat je niet aan de kwaliteitsstandaarden kan voldoen. Maar in dit geval ligt het accent op het belang van de patiënt bij voortzetting van de zorg, overigens een heel invoelbare wens.
„Het was natuurlijk ook een bijzondere situatie. De patiënt had niet lang meer te leven en had een band met het personeel opgebouwd.”
Wim van Minkelen, bestuurslid van de ALS Patiëntenvereniging, die ook PSMA- en PLS-patiënten vertegenwoordigt, ziet veel problemen rond de zorgverlening aan deze patiënten. „Er bestaan bijvoorbeeld speciale ALS-zorgunits, die in de tuin kunnen worden geplaatst en waar alle zorg inclusief beademing kan worden geleverd. Niet elke gemeente vergoedt dat, en de procedure duurt zo lang dat de unit er soms pas is als de patiënt al bijna overlijdt. Ambtelijke molens gaan langzaam, maar zeker voor ons is elke dag die verstrijkt er eentje minder.”
Als de hulp niet aan huis kan worden gegeven, moeten patiënten soms hun toevlucht zoeken tot een gespecialiseerd verpleeghuis of een instelling voor palliatieve zorg, terwijl ze eigenlijk nog niet zover zijn. „Dan neem je weer de plek in van iemand die wel in die fase is”, zegt Van Minkelen.
De schaarste aan zorgpersoneel zal verder groeien, volgens een prognose die het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in december 2023 publiceerde. Hoogleraar Ploem: „Deze uitspraak gaat over een bijzondere situatie, maar roept de meer algemene vraag op: wat is de positie van de patiënt als de zorg niet volgens de standaard kan worden verleend? Kan hij die suboptimale zorg dan toch van de zorginstelling verlangen?”