Dankzij het grote succes van DeepSeek is tech-innovatie in China nu topprioriteit

Sinds de lancering van de nieuwste chatbot van Chinees AI-bedrijf DeepSeek een maand geleden, beleeft China een AI-hype. Jong en oud downloadde de app. „Mijn vader gebruikt hem ook”, vertelt de 41-jarige You Tianlong, die werkt aan een universiteit in het zuiden van China. Tijdens de recente vakantie rond het Chinese nieuwjaar was de chatbot het favoriete onderwerp van gesprek. Omdat er zoveel gebruikers tegelijk waren, kon de server het vaak niet aan. „Iedereen was er vol van, dat we ondanks alle beperkingen die de VS aan China hebben opgelegd, en zonder toegang tot de beste chips dus, zo’n goede AI-tool konden ontwikkelen.”

Lees ook

Toen de oprichter van DeepSeek jaren geleden chips inkocht nam niemand hem serieus. Nu is hij in China de nationale trots

DeepSeek-oprichter Liang Wenfeng (rechts) vorige week tijdens een symposium in Beijing.

DeepSeek verraste vorige maand de wereld door de hoge kwaliteit van zijn R1-model, generatieve AI die getraind werd op een goedkopere manier door spaarzaam gebruik te maken van chips. Vanwege Amerikaanse exportrestricties hebben Chinese bedrijven beperkt toegang tot de meest geavanceerde halfgeleiders. De innovatie kwam niet uit de koker van een groot staatsbedrijf, maar werd ontwikkeld door een start-up met geld dat topman Liang Wenfeng in de financiële sector verdiende, zonder staatssteun.

Daarmee leidde het succes van DeepSeek ook tot een politieke discussie in China, over de rol van de staat in China’s economie. Onder het huidige leiderschap werd overheidscontrole juist versterkt. Maar de Chinese overheid omarmt het fenomeen DeepSeek graag. Vorige week maandag schudde een minzaam glimlachende president Xi Jinping de hand van Liang. De veertigjarige, bebrilde programmeur zag er daarbij wat geïntimideerd uit.

De handdruk vond plaats tijdens een zeldzame ontmoeting van president Xi met ceo’s van een aantal van China’s belangrijkste private bedrijven, vooral uit de techsector. De boodschap: China’s private sector heeft de steun van Beijing – en tech-innovatie is een topprioriteit.

Staat op afstand

Ook in China kwam DeepSeek onverwachts. De afgelopen jaren maakten onderzoekers in China zich flink zorgen over de impact van de Amerikaanse exportrestricties op AI-innovatie in het land. Zonder toegang tot geavanceerde chips zou China veel moeite hebben de innovatie in Silicon Valley bij te benen. „Maar DeepSeek heeft dat narratief helemaal veranderd”, zegt Jinghan Zeng, die aan de Universiteit van Lancaster onderzoek doet naar China’s AI-strategie en „net als bijna iedereen in China” verrast werd door het bedrijf.

Het succes moet volgens Zeng niet worden toegeschreven aan de Chinese staat. Die heeft weliswaar allerlei plannen om China een supermacht op het gebied van kunstmatige intelligentie te maken, maar in de praktijk blijkt innovatie lastig te plannen, ook in China. DeepSeek stond in geen enkel plan. „Alle belangrijke digitale techbedrijven in China zijn private bedrijven. Dit is geen overwinning van een staatsstrategie, maar een succes van China’s private sector.”

Het bedrijf is gevestigd in Hangzhou, een megastad ten zuidwesten van Shanghai in een van China’s welvarendste regio’s. Ook andere beroemde Chinese private bedrijven, zoals Alibaba, hebben er hun hoofdkwartier. Online discussiëren mensen over het geheim van het succes van de stad. Veel mensen wijzen op de lokale overheid, die zich niet te veel met bedrijven bemoeit, maar wel helpt waar dat kan, bijvoorbeeld op het gebied van goede infrastructuur.

Chinese gezegden

Het is begrijpelijk dat de Chinese overheid het onwaarschijnlijke succes in haar propaganda verwerkt, vindt professor Zeng. „Dat zou elke regering doen.” Bovendien straalt het inderdaad positief af op het huidige economische klimaat. Blijkbaar heeft de overheid bepaalde dingen goed gedaan. Maar het is belangrijk dat daar de juiste conclusies uit worden getrokken. „De overheid moet wat meer afstand houden en goede randvoorwaarden voor innovatie creëren op wettelijk, commercieel, financieel en technologisch gebied. Niet nu miljarden staatssteun hierop zetten. Dat is niet de les die DeepSeek ons leert.”

De private sector kan het positieve signaal dat de centrale overheid vorige week gaf goed gebruiken. De afgelopen jaren hadden delen van de sector het zwaar te verduren, doordat Beijing strengere regelgeving invoerde, vooral in tech en vastgoed. Staatsbedrijven kregen het juist makkelijker.

Het afgelopen jaar was er ook veel onrust in de sector vanwege arrestaties. Meer dan tachtig leidinggevenden van beursgenoteerde bedrijven kregen in 2024 te maken met detenties, die vaak meer te maken hadden met financiële conflicten dan met echte overtredingen van de wet. Vanwege geldgebrek zetten lokale overheden, die worstelen met China’s kwakkelende economie, private bedrijven onder druk met hoge boetes of met gevangenisstraffen voor ondernemers die de overheid last bezorgen, bijvoorbeeld door onbetaalde rekeningen op te eisen.

De bijeenkomst van vorige week moet ondernemers in China het gevoel geven dat de centrale overheid dat soort praktijken afkeurt, en dat zij de cruciale rol van private bedrijven – goed voor zo’n 60 procent van China’s bbp – in China’s economie erkent. Tegelijk is die waardering er vooral voor bedrijven die aansluiting zoeken bij nationale prioriteiten op het gebied van technologische innovatie en de concurrentie met de Verenigde Staten. „De privésector is gewild, maar binnen de grenzen van de staat”, stelt economisch analist Lizzi Lee in Foreign Policy.

Lees ook

Miljardair Jack Ma is al maanden spoorloos verdwenen — ging hij te ver?

Ondernemer Jack Ma is al maanden van de radar verdwenen.

Een voorbeeld hiervan is de recente transformatie van techgigant Alibaba. Sinds 2020 hield ceo Jack Ma zich op de vlakte, na een tijdelijke verdwijning die gezien werd als politieke waarschuwing aan de uitgesproken zakenleider. In die jaren veranderde ook het bedrijf, van een e-commerceleider tot een bedrijf dat zich ook veel met cloud computing en kunstmatige intelligentie bezighoudt. Juist die infrastructuur is belangrijk voor de toekomst van China’s eigen AI-systemen, die veel rekenkracht nodig zullen hebben. Alibaba maakt zich zo nuttig voor de strategische prioriteiten van de Chinese overheid – en Jack Ma mocht vorige week voor het eerst in vijf jaar weer aanschuiven in Beijing. Maandag zegde Alibaba toe de komende jaren „ten minste” 380 miljard yuan (50 miljard euro) te investeren in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie en cloudopslag.

Nieuwe ideeën

Ondertussen begint het R1-model van DeepSeek de Chinese samenleving voorzichtig te veranderen, op eenzelfde manier als ChatGPT-4 dat deed in Europa. ChatGPT wordt in China geblokkeerd en veel mensen maken nu voor het eerst kennis met de voordelen van generatieve AI. „Bij eerdere Chinese chatbots had je te veel het gevoel met een robot te praten”, vertelt Ding, leraar aan een basisschool in Qingdao. „Maar DeepSeek is echt goed. Daardoor krijg je nieuwe ideeën.”

Lees ook

Een middag chatten met DeepSeek legt de worsteling van de chatbot bloot. Vrijheid in Hongkong? ‘Laten we het over iets anders hebben’

Het flatgebouw in Beijing waarin de kantoren van DeepSeek zitten.

Hij gebruikt de app nu ook in zijn literatuuronderwijs. „Een paar dagen geleden heb ik samen met mijn leerlingen DeepSeek instructies gegeven voor een gedicht over de lente, dat hij moest schrijven in de stijl van de Chinese dichter Du Fu. Er kwam iets moois uit. DeepSeek weet ook echt veel van de Chinese taal en geschiedenis.”

Ook steeds meer bedrijven en overheidsinstanties integreren de chatbot in hun producten. Merken als Huawei, Xiaomi en Lenovo zijn al overstag, en zelfs de concurrerende chatbot-app Yuanbao van het grote techbedrijf Tencent integreerde DeepSeeks model, dat zo nog sneller een groot publiek kan bereiken.

Maar met de snelle adoptie van generatieve AI komen ook zorgen over de risico’s opzetten. Wat gaat AI doen met de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld? De competitie in de Chinese banenmarkt is ook zonder grootschalig gebruik van AI al zo moordend. You, de universitair medewerker, ziet het met lede ogen aan. „De Chinese samenleving is zo competitief. Als er een nieuwe manier is om jezelf te versnellen, zullen mensen die met beide handen aangrijpen.”

„Het is onvermijdelijk”, voegt hij berustend toe. „Maar we zitten hier al decennia in een sociale transformatie. We zijn gewend aan razendsnelle verandering.”


Lang niet alle bedrijven zijn blij met versoepeling groene Europese regels

Helemaal onderaan een brief van 15 kantjes van de European Round Table for Industry aan de Europese Commissie stonden eerder deze maand twee korte verklaringen. Levensmiddelenbedrijven Nestlé en Unilever en cosmeticabedrijf l’Oréal distantieerden zich van veel van de bezwaren die hun collegamultinationals in de pagina’s daarvoor inbrachten tegen de nog maar net ingevoerde Europese duurzaamheidsregelgeving.

Dit gebeurt hoogst zelden bij gemeenschappelijke verklaringen van deze European Round Table, waarvan grote Europese bedrijven lid zijn als TotalEnergies, Shell, BMW, Nokia en Nederlandse ondernemingen als Heineken, ASML en Philips. De grote multinationals keerden zich in hun brief tegen onderdelen van drie Europese regelingen die voortvloeien uit de Green Deal: een richtlijn voor duurzaamheidsrapportages, een over maatschappelijk verantwoord ondernemen en een over groene taxonomie, waarin is vastgelegd welke investeringen als duurzaam mogen worden beschouwd, en welke niet. Onder de vorige Europese Commissie onder voorzitterschap van Ursula von der Leyen (2019-2024) zijn die regels na een lange voorbereidingstijd met veel gelobby en onderhandelingen door het Europees Parlement aangenomen.

De nieuwe Commissie wil deze regelingen samenvoegen in één zogeheten Omnibus-regeling. Met als motivatie: versimpeling van de regels. Dat zou het concurrentievermogen van Europese bedrijven moeten vergroten.

Rechtse partijen afkerig

Veel bedrijven zagen de afgelopen weken kansen om via hun lobby-organisaties druk te zetten op de Commissie om de regels te versoepelen, gesteund door regeringen van landen als Duitsland en Frankrijk. Bovendien heeft deze Commissie ook te maken met een nieuw Europees Parlement, waarin rechtse partijen de overhand hebben die zich al afkerig hebben getoond van strenge duurzaamheidsregels. Dit weekend lekten voorstellen uit die circuleren binnen de Commissie, waaruit blijkt dat de reikwijdte van de regelingen zal worden teruggebracht.

Lang niet alle bedrijven zijn blij met vergaande aanpassingen. „We moeten het kind niet met het badwater weggooien”, zegt Bart Vandewaetere van levensmiddelengigant Nestlé (dat merken heeft als San Pellegrino, Maggi, KitKat, Nuts, Nescafé en Nespresso). De communicatiedirecteur van Nestlé Europa wijst erop dat zijn bedrijf al meer dan tien jaar op vrijwillige basis veel onderzoek heeft gedaan naar de milieu-impact en de mensenrechtenissues in de keten van zijn producten. „Wij hebben er actieplannen voor ontwikkeld, omdat wij nu weten op welke issues wij een impact hebben en welke een bedreiging vormen voor onze business. We rapporteren daar zelf al jarenlang over. De Europese regelgeving zorgt ervoor dat meer bedrijven dat moeten gaan doen. Dat creëert een gelijk speelveld en dat juichen we toe.”

Unilever stelt in een aan NRC gestuurde verklaring dat het – net als Nestlé – vreest dat het gelijke speelveld verdwijnt als de wetgeving wordt aangepast. Dat zou volgens Unilever bovendien kunnen leiden „tot rechtsonzekerheid en een gebrek aan dringend benodigde planningszekerheid”.

Versoepeling

Nestlé en andere bedrijven die zich voorlopers achten met hun duurzaamheidsbeleid vrezen nu voor stevige aanpassing van drie richtlijnen. Volgens de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive) moeten grote bedrijven (meer dan 1.000 werknemers, omzet boven de 450 miljoen euro) vanaf dit jaar en kleinere beursgenoteerde bedrijven vanaf volgend jaar jaarlijks rapporteren over hun klimaat- , duurzaamheids- en sociaal beleid. Deze weken komen de eerste verslagen volgens deze nieuwe standaard uit. Ze tellen al snel 80 tot 100 pagina’s, het twee weken geleden verschenen CSRD-verslag van Nestlé zelfs bijna 200 pagina’s.

„Natuurlijk zien wij door deze exercitie ook in dat de regels vereenvoudigd zouden kunnen worden”, zegt Vandewaetere. „Maar daarvoor hoef je niet de basiswetgeving aan te passen. Daar zit vooral een agenda achter om die wetten voor een deel te blokkeren.”

Uit gelekte voorstellen blijkt dat de Commissie de CSRD alleen nog maar wil laten gelden voor de grote bedrijven die sinds dit jaar aan de nieuwe verslaggevingsrichtlijn moeten voldoen. Voor kleinere bedrijven zou de verplichting worden geschrapt.

De CSDDD (Corporate Sustainability Due Diligence Directive, ook wel aangeduid als de anti-wegkijkwet) verplicht bedrijven tot maatschappelijk verantwoord ondernemen door in hun hele keten onderzoek te doen naar mensenrechten, arbeidsomstandigheden en impact op klimaat en natuur. Ze moeten daarbij misstanden opsporen en aanpakken. Deze verplichting zou vanaf 2027 gelden voor grote en kleine bedrijven.

Die verplichting zou volgens de gelekte voorstellen nu beperkt worden tot bedrijven met meer dan 500 werknemers. Het onderzoek zou zich alleen nog hoeven uitstrekken tot de directe toeleveranciers van bedrijven, maar niet tot verder in de keten. En het zou nog maar eens in de vijf jaar moeten worden uitgevoerd, dat is in de huidige regeling nog jaarlijks.

Welke aanpassingen de Commissie in de groene taxonomie wil aanbrengen, is nog niet uitgelekt. Woensdag beslist de Europese Commissie over de Omnibus-wet.

Cacao

De vrees voor een ernstige versoepeling en vertraging van de groene wetgeving is groot bij bedrijven zoals Nestlé , Unilever, Signify en Primark. Deze bedrijven hebben al stevig geïnvesteerd om de nieuwe regelgeving in te voeren. Zij stuurden in verschillende samenwerkingsverbanden brieven aan de Europese Commissie, waarin ze aandrongen op vasthouden aan het ingezette beleid.

”Wij hebben een sterke behoefte aan voorspelbaarheid”, zegt hoofd Public Affairs Mario Giordano van Signify, de voormalige lichtdivisie van Philips. „Wij hebben ons huiswerk gedaan, investeringen gedaan, plannen op korte en lange termijn gemaakt en de klus geklaard. Als er enige overlap wordt gereduceerd en sommige regels worden versimpeld, zijn we daar niet op tegen. Maar we vrezen dat de doos van Pandora weer wordt geopend en de onderhandelingen worden heropend. Dat zou het onvoorspelbaar maken, en dat is slecht voor bedrijven.”

Zijn collega Maurice Loosschilder, hoofd duurzaamheid van Signify, benadrukt dat het CSRD-verslag dat deze week uitkomt naadloos past in het ‘klimaattransitieplan’ van het bedrijf. „Dat plan was niet gemotiveerd door de regulering die op ons afkwam, maar door ons doel om in 2040 net zero te zijn. Door te rapporteren volgens CSRD kunnen we transparant laten zien hoe we daar voortgang mee maken. Met alle stappen die we de afgelopen jaren al hadden gezet, was het voldoen aan CSRD niet zo ingewikkeld. Dat kan voor andere bedrijven complexer zijn en de investeringen kunnen dan hoger uitpakken. Vooral als ze een nog niet zo ver ontwikkelde duurzaamheidsstrategie hebben. ”

‘Heel gevaarlijk precedent’

Het zou een „heel gevaarlijk precedent” scheppen als die discussies over alle door het Europese Parlement al aangenomen regelgeving heropend worden, zegt Tsvetelina Kuzmanova van denktank Cambridge Institute for Sustainable Leadership. Die werkt nauw samen met bedrijven die zich als voorlopers beschouwen, zoals Signify, Ikea en Hennes & Mauritz. „Het gekke is dat weinig bedrijven in ons netwerk van ‘Corporate Leaders’ de afgelopen weken zijn uitgenodigd voor de consultaties die de Commissie heeft gehouden”, zegt zij. „Het wordt wel geframed alsof het gaat om concurrentievermogen, maar daar heeft het niets mee te maken. Er wordt verzocht om vertraging, maar vertraging helpt bedrijven helemaal niet als ze zich al jarenlang hebben voorbereid.”

Vertraging van de regelgeving is ook een grote vrees bij Vandewaetere van Nestlé: „Het gaat ons dan heel veel moeite kosten om bijvoorbeeld omstandigheden voor boeren daadwerkelijk te verbeteren. Wij weten op grond van alle verzamelde data dat 60 tot 70 procent van de emissies die wij veroorzaken, komt van landbouw en de landbouwproducten die wij gebruiken. Wij geven boeren premies om hun uitstoot te verminderen. Maar als een boer met zijn producten net zo makkelijk naar een concurrent van ons kan stappen die deze eisen aan zijn uitstoot niet stelt, dan is dat voor hem veel makkelijker. Hoe meer bedrijven dezelfde eisen stellen, hoe groter de kans is dat boeren hun manier van productie veranderen.”

Samen met bijna alle belangrijke concurrenten in de chocolade-industrie stuurde Nestlé een brief naar de Commissie. Die werd ook ondertekend door Amerikaanse bedrijven als Mondelez (met merken als Milka, Cote d’Or en Toblerone) en Mars Wrigley. „We hebben een aantal jaren geleden gezamenlijk met een aantal ngo’s als de Rainforest Alliance gepleit voor deze wetgeving”, zegt Vandewaetere. „Dan is het logisch dat we deze nu niet weer afgebroken willen zien worden.”

Ook Tony Chocolonely behoort tot de ondertekenaars, al hoeft het niet aan de nieuwe regelgeving te voldoen. Het jonge Nederlandse bedrijf maakt er een erekwestie van te bewijzen dat ook een kleiner bedrijf aan de regelgeving kan voldoen. „Natuurlijk hebben wij een grote voorsprong op andere bedrijven, omdat het sinds de oprichting in ons DNA zit om onderzoek in onze productieketen te doen”, zegt Belinda Borck. „Ons onlangs verschenen duurzaamheidsverslag is in grote lijnen al overeenkomstig de CSRD-richtlijn en wij willen laten zien dat ook met het volledig voldoen aan CSDDD het mogelijk is om een winstgevende business te runnen”, zegt zij. „Er zou geen onderscheid tussen grote en kleine bedrijven gemaakt moeten worden, het zou gewoon een basisnoodzaak moeten zijn om aan deze regels te voldoen. Zo goed gaat het niet in de wereld. We zien de ontbossing toenemen, de doelstellingen van het akkoord van Parijs worden niet gehaald en we zien verslechteringen in arbeidsomstandigheden.”

Ervaringen accountants

Voor kleine bedrijven kunnen de regelingen wel degelijk te gedetailleerd zijn, is de conclusie van accountants die deze weken de laatste hand leggen aan het goedkeuren van duurzaamheidsverslagen volgens de CSRD-richtlijnen. Zes grote accountantsorganisaties (Deloitte, EY, KPMG, PwC, BDO en Grant Thornton) stuurden deze maand ook een brief, waarin ze vooral voor kleinere bedrijven aandrongen op simpeler standaarden.

„Wij ronden nu de CSRD-verslagen af van veel grote bedrijven, die deze weken gepubliceerd zullen worden. Wij zien dat bedrijven aan heel veel punten moeten voldoen en een enorme hoeveelheid data moeten verzamelen. Het is nog gedetailleerder dan wij in eerste instantie hebben ingezien”, zegt Mark Vaessen, hoofd duurzaamheidsverslaggeving bij KPMG. „De echt grote bedrijven kunnen dat nog wel aan, maar kleinere en ook middelgrote bedrijven missen daarvoor de menskracht en moeten dan forse investeringen doen”, zegt hij.

Volgens KPMG zou het verstandig zijn om alleen kleine bedrijven uit te zonderen, maar niet de middelgrote. Wel zou het volgens de accountants goed zijn om het aantal standaarden waar deze aan moeten voldoen te beperken. „Je zou de CSRD voor die middelgrote bedrijven ook meer gefaseerd kunnen invoeren, zodat er eerst meer geleerd kan worden van de ervaringen van de grote bedrijven”, zegt Mariska van de Luur, lid van de raad van bestuur van KPMG Nederland. Maar van uitsluiten zijn Vaessen en zij geen voorstander. „Die middelgrote bedrijven dragen bijvoorbeeld ook voor een aanzienlijk deel bij aan de CO2-uitstoot in Europa.”

Bij de accountants leeft de zorg dat het principe van de zogeheten dubbele materialiteit op het spel wordt gezet. Dat houdt in dat een bedrijf de verplichting heeft in het duurzaamheidsverslag twee aspecten goed toe te lichten. Wat is de impact van klimaat- en andere duurzaamheidsissues op de eigen financiële resultaten? En welke activiteiten van het bedrijf hebben invloed op milieu, natuur en de samenleving? Er gingen geruchten dat de Commissie ook aan dat principe wilde tornen, maar in de uitgelekte voorstellen is dat nog niet terug te vinden. „Europa heeft daarmee een standaard gezet, die bijvoorbeeld door landen als China en Japan is overgenomen. Het zou echt zonde zijn als dat wordt opgegeven”, zegt Vaessen.

Ook de bedrijven die bij de Commissie hebben aangeklopt, hechten grote waarde aan dit principe van dubbele materialiteit. „Wij doen die analyse al jaren, al lang voor het inwerking treden van de CSRD”, zegt Maurice Loosschilder van Signify. „Het geeft goed aan over welke issues je bedrijf zich zorgen zou moeten maken en waar het aan zou moeten werken. Bovendien kun je als je daarop verschillende bedrijven vergelijkt, echt zien wat de impact van een hele sector is en wat een individueel bedrijf daaraan bijdraagt.”

Die mening deelt Vandewaetere van Nestlé. „Dit is bedrijfsvoering die de maatschappij van bedrijven in de 21ste eeuw verwacht. Ik heb tegenover concurrenten en tegenover andere leden van de European Round Table benadrukt dat deze wetgeving de goede richting heeft.”


‘Er is maar één logische uitkomst: met wind moet Nederland verder’

Op de werf van technisch dienstverlener Equans in Hoboken, een district van Antwerpen, staat een ‘stekkerdoos’ van bijzonder formaat: het apparaat is bijna 25 meter hoog, meer dan vijftig meter lang en weegt 3.900 ton. En hij kost een paar honderd miljoen euro.

Het gaat hier dan ook om een zogenoemd ‘transformatorplatform’ dat netbeheerder Tennet heeft laten bouwen om stroom van windparken op zee naar land te brengen. Aan de onderkant van het enorme gevaarte, dat over een paar maanden op een kilometer of vijftig voor de kust van Egmond aan Zee komt te staan, worden de kabels van tientallen windmolens erin ‘geprikt’.

Vandaar de vergelijking met een stekkerdoos, die de Tennet-top zelf vaak gebruikt. Al vinden de vaklieden die het platform hebben gebouwd dat dan weer wat oneerbiedig geformuleerd. „Er gaat een hoop techniek in zo’n ding, hoor”, zegt een van hen. Op het transformatorplatform wordt alle verzamelde windstroom naar een hoger spanningsniveau gebracht, zodat het vervolgens snel en efficiënt naar het vasteland kan worden getransporteerd.

Het platform ziet eruit als een nieuwe auto die op een vrachtwagen staat op weg naar de dealer. Alles zit nog in de folie, zelfs de brandblussers, en overal zijn relingen afgeplakt om ervoor te zorgen dat er geen krasjes op de nieuwe lak komen.

„Het schilderwerk alleen al kost een miljoen euro”, vertelt Annemarie Taris, die bij Tennet over de aansluiting van windparken op zee op nieuwe transformatorplatforms gaat. „Dus je wilt niet dat er op het laatste moment nog veel beschadigd raakt. Al het schilderwerk dat je buitengaats moet bijwerken, kost drie keer zo veel. Want je moet alles, de schilders en de spullen, daar met schepen naartoe brengen.”

Taris leidt, in gele overall en met witte veiligheidshelm op, enthousiast rond langs alle bijzondere plekken van het platform. Inclusief de controlekamer, de ruimte van waaruit de stroomkabels weer het platform uitgaan richting het vasteland („de verlengsnoeren naar de wal”) en het ‘verbrandingstoilet’ – vanwege de natuur mag je geen ontlasting lozen op zee. De transformatorruimte noemt ze het „hart” van het platform. „Het is magisch wat hier gebeurt.”

Ze is trots. Dit transformatorplatform is het laatste in een serie van zeven die Tennet heeft laten bouwen. De platforms moeten een bijdrage leveren aan een duurzamere energievoorziening van Nederland. Tweeënhalf jaar heeft ze er samen met 100 tot 150 collega’s met ziel en zaligheid aan gewerkt. En nu is het nagenoeg af. Op tijd en binnen budget.

Het is ook een belofte voor de toekomst, zeggen ze bij Tennet. Want als het aan de netbeheerder ligt, komen er nog veel meer van dit soort megastekkerdozen bij. Sterker, ze zijn al gereserveerd, zegt een woordvoerder. Veertien in totaal dit keer. En ook nog eens veel grotere. De volgende platforms kunnen 2 gigawatt (2.000 megawatt) aan windstroom verwerken, drie keer zoveel als de huidige. „Ze zijn net zo groot als een voetbalstadion”, illustreert de woordvoerder. Het is een project waar enkele tientallen miljarden euro’s mee gemoeid zijn.

Bij Tennet geloven ze dat windenergie de toekomst heeft. Het zou de beste manier zijn om de stroomvoorziening te vergroenen, en om tegelijkertijd onafhankelijk te worden van andere landen op energiegebied. Windenergie is, dankzij de Noordzee, uitbundig voorradig. En je kunt het daar ook nog eens gemakkelijk ‘oogsten’. De Noordzee is relatief ondiep en rustig, dus je kunt er goed bouwen. En het waait er veel. Bij Tennet voorspellen ze dat windstroom over vijf jaar goed is voor driekwart van het stroomverbruik.

Donkere wolken

Maar uitgerekend nu pakken donkere wolken zich samen boven de windenergiesector. Veel bouwers van windparken, zoals Eneco, Vattenfall, Orsted, Shell en Engie, zijn de laatste maanden huiverig geworden om nog meer geld te steken in nieuwe projecten. Een belangrijke aanbestedingsronde later dit jaar dreigt daardoor te mislukken. In Denemarken, het walhalla van de windsector, is recent zelfs een aanbesteding afgeblazen vanwege gebrek aan animo.

De windmolenbouwers wijzen op hun beurt op een ‘verslechterd verdienmodel’. Het bouwen van windparken is in korte tijd veel duurder geworden, vanwege schaarste aan van alles en nog wat (materialen en mensen) en hoge rentes.

Tegelijkertijd willen de klanten geen hogere prijzen betalen – als ze al stroom willen hebben. Het is de zware industrie waar veel van de windmolenbouwers op mikken, maar daar aarzelt men weer met de verduurzaming van de productieprocessen (elektrificeren in dit geval). Mede omdat dit miljarden aan investeringen vergt.

Het is een nogal dramatische ommekeer ten opzichte van hoe het er nog maar een paar jaar geleden aan toeging. Toen was wind een van de grote succesverhalen van de energietransitie. Het ging zelfs zo goed dat er op een gegeven moment geen subsidies meer aan te pas hoefden te komen.

Demonstratie van een robothond die op afstand inspecties uit gaat voeren.

Maar nu is de klad er toch weer ingekomen. Je zou kunnen zeggen dat de sector slachtoffer is geworden van zijn eigen succes. Er wordt dankzij al die nieuwe windparken op zee nu soms zoveel windstroom tegelijk geproduceerd, dat er een overschot ontstaat en stroomprijzen negatief worden. In dat geval moeten producenten bijbetalen.

Het zijn wolken die óók de plannen van Tennet bedreigen – en uiteindelijk de verdere verduurzaming van Nederland, als je Tennet mag geloven.

Zonder nieuwe windparken hebben de stekkerdozen van Tennet weinig zin. De veertien gereserveerde exemplaren zijn nu nog niet allemaal ‘afgedekt’ met windparken, erkent een woordvoerder. Tot de definitieve bouw daarvan moet nog besloten worden. Om te beginnen bij die aanbestedingsrondes.

Pijnlijk detail: de reden dat Tennet nu in één keer veertien platforms tegelijk heeft gereserveerd, en niet eerst een paar en later nog een aantal, is omdat het bij de bouw van de afgelopen serie wel ‘in stapjes’ was gedaan, maar de laatste platforms vervolgens veel duurder bleken dan de eerste. Omdat de prijzen in de tussentijd fiks waren gestegen.

Onafhankelijkheid

Voor Tennet zijn de ontwikkelingen reden alarm te slaan. Topvrouw Manon van Beek, die ook aanwezig was in Hoboken, waarschuwde daar dat Nederland „het momentum niet moet verliezen” als het gaat om de overgang naar een schonere energievoorziening.

Volgens haar zit de windsector in „een impasse”. Niet alleen doordat de vraag uit de industrie achterblijft, maar ook doordat de elektrificatie van de transportsector stokt. Overal in Europa worden subsidies op elektrische auto’s nu weer ingetrokken. Ook in Nederland. De transportsector is een grote stroomafnemer.

Het momentum vasthouden is volgens haar juist nu ongelooflijk belangrijk. Van Beek refereerde, in aanwezigheid van door Tennet uitgenodigde Europarlementariërs, expliciet aan de geopolitieke turbulentie van de afgelopen weken, waarbij de nieuwe Amerikaanse regering van president Trump in feite tegen Europa zegt: zoeken jullie het zelf maar uit.

De politieke discussie is daardoor in sneltreintempo gekanteld naar: is de EU wel in staat voor zichzelf te zorgen? De Tennet-baas meent dat het veiligstellen van een eigen energievoorziening – met zeewind in dit geval – een cruciale pijler is onder onafhankelijkheid. „Het gaat nu veel over meer investeren in een eigen, Europese defensie”, aldus Van Beek. „Maar eigenlijk zijn transformatorplatforms ook defensieprojecten.”

Van Beek pleit er daarom voor dat de overheid alles uit de kast haalt om de windsector te helpen. Ze vraagt onder andere om meer financiële steun voor de windmolenparkbouwers, en voor de industrie die de stroom uiteindelijk moet afnemen.

Concreet wil Van Beek dat de overheid garanties afgeeft dat als de stroomprijs onder een bepaald, niet meer rendabel niveau komt, zij het verschil ‘bijpast’. Zodat exploitanten toch voldoende geld kunnen verdienen. (En als de stroomprijs juist heel hoog wordt, moet de overheid weer geld terugkrijgen.)

Topvrouw van Tennet, Manon van Beek, was ook aanwezig in Hoboken.

Daarnaast wil ze dat de overheid alles op alles zet om tot meer ‘maatwerkafspraken’ te komen met grote industriebedrijven. De maatwerkafspraak is het beleidsinstrument waarmee de overheid die bedrijven wil stimuleren om sneller te verduurzamen. De overheid belooft daarbij financiële steun in ruil voor extra vergroeningsinspanningen.

Maar tot nu toe komen die afspraken nauwelijks van de grond. Er is vooralsnog slechts met één bedrijf een harde afspraak gemaakt. De industriebedrijven zeggen dat de regelingen niet aantrekkelijk genoeg zijn.

Nieuwe subsidies voor de zeewindsector zouden een ommekeer zijn. Eentje die de economische logica in zekere zin ook tart. De sector begon ooit met subsidies, net zoals veel nieuwe, innovatieve sectoren. Maar hij werd daarna al snel zo succesvol dat die subsidies niet meer nodig waren. Zoals het ‘hoort’ dus. Nu is er volgens Tennet echter opnieuw noodzaak toe.

Het is ook een politiek gevoelig verzoek. Coalitiepartijen BBB en PVV hebben grote moeite met windmolens. Volgens de BBB zitten ze vissers en boeren (bij molens op land) in de weg en de PVV vindt klimaatverandering onzin.

De VVD is nu de grootste voorstander van windenergie. Bij sommige groepen in de samenleving roepen windmolens ronduit haat op. De bijpas-steun waar Van Beek voor pleit kan op papier ook heel duur worden voor de overheid.

Korting op het nettarief

Dat Tennet zelf een rol speelt in de problematiek, beseffen ze bij Tennet ook. De investeringen die de netbeheerder in het stroomnet doet, onder andere dus in stekkerdozen, moeten worden terugverdiend via de ‘nettarieven’: de tarieven die klanten betalen voor gebruik van het net. Met die investeringen zijn tientallen miljarden euro’s gemoeid.

Dat betekent dat de nettarieven de komende jaren flink zullen stijgen, zegt Tennet – tot wel 5 procent per jaar. De ‘gewone’ stroomkosten zijn in Nederland nu al veel hoger dan in België, Duitsland, China en de VS, klagen industriebedrijven. Hogere nettarieven helpen daarbij niet.

Maar Tennet zegt dat het daar niets aan kan veranderen. Dit is nu eenmaal de manier waarop netuitbreidingen al jaren worden bekostigd, en die manier werkt goed, vindt Tennet. Financiering door de staat, een optie waarover sommige politici praten, vindt Tennet „minder voorspelbaar”, aldus de woordvoerder. Tennet heeft overigens recent nog wel een nieuwe contractvorm ingevoerd, waarbij klanten korting op het nettarief kunnen krijgen in ruil voor minder leveringszekerheid.

De beste route is volgens Tennet de totale stroomkosten meer ‘in lijn’ met andere landen te brengen, door bijvoorbeeld grootverbruikers opnieuw en nog meer te compenseren voor bepaalde ‘indirecte’ stroomkosten. Emissierechten die stroomproducten moeten kopen en doorberekenen aan klanten, in dit geval.

Deze compensatie (IKC-ETS) is omstreden, omdat critici er een ‘fossiele subsidie’ in zien. Stroom wordt immers ook met gascentrales geproduceerd. In 2023 werd ze tijdelijk niet uitgekeerd. Afgelopen jaar gebeurde dat wel weer, maar voor komende tijd is er nog geen duidelijkheid. Minister Sophie Hermans (Klimaat en Groene Groei, VVD) zal bij de Voorjaarsnota duidelijk maken wat zij wil. In de sector wordt reikhalzend naar dit moment uitgekeken.

De Europese Commissie lijkt open te staan voor de ‘bijpas’-maatregelen die Van Beek wil, alhoewel dat in principe een vorm van staatssteun is. Het ‘onafhankelijkheidsvraagstuk’ leeft op dit moment ook sterk in Brussel. Maar tegelijk groeit daar de politieke weerstand tegen extra verduurzamingsinspanningen, waardoor het afwachten is.

Voor de windsector zijn het dus spannende tijden. ‘Aansluitingsmanager’ Annemarie Taris blijft hoopvol in Hoboken. De ‘politiek’, daar moeten de bazen maar over beslissen. Maar kijkend naar de megastekkerdoos waar ze de afgelopen jaren mee bezig is geweest, is er volgens haar maar één logische uitkomst: met wind moet Nederland verder.

„Het is schoon, oneindig en als de infrastructuur eenmaal gebouwd is, kost het vrijwel niks om stroom op te wekken.” Nederland moet deze kans niet laten liggen, wil ze maar zeggen.


Gouden eieren voor Pasen

Het duurt nog twee maanden tot het Pasen is, maar nu al worden de eieren duur betaald. Amerikaanse toestanden liggen op de loer.

De eierprijzen blijven maar stijgen, je moet je best doen om in de supermarkt een ei onder de 30 cent per stuk te vinden. Wat is er aan de hand?

In het kort: van alles tegelijk. Vogelgriep in Europa, vogelgriep in de Verenigde staten, Pasen in aantocht – het drijft allemaal de prijs op. En je zou het misschien niet verwachten, maar zelfs ruimingen in de VS hebben invloed op de eierprijzen in Europa.

„Er is wereldwijd een systematisch tekort aan eieren”, zegt eierexpert Peter van Horne van Wageningen University & Research. „Normaal kun je bij een tekort in het ene land nog wel terecht in een ander land, maar de markt is nu totaal verstoord, overal zijn tekorten.” Als er in de VS of in Polen bedrijven geruimd worden, merkt de hele markt dat, omdat het soms om miljoenen kippen tegelijk gaat. Van Horne heeft in veertig jaar eierketenonderzoek nog nooit zoiets gezien. Overigens is het nergens zo’n gekkenhuis als in de VS. Een doosje met twaalf scharreleieren kost de klant daar al zo’n acht euro. Er worden zelfs eieren gestolen.

Eten we zoveel eieren met Pasen dat daardoor de prijs stijgt?

Kennelijk. Jumbo heeft weleens gemeld dat ze in de week voor Pasen de helft meer eieren dan normaal verkopen. De piek in de eierhandel ligt altijd zo’n twee weken voor Pasen, want supermarkten kopen ruim van tevoren in. Sinds januari is de prijs die de boer krijgt voor scharreleieren de lucht in gegaan: van minder dan 13 euro voor 100 stuks naar nu al 15 euro of meer. Dat is minder dan de winkelprijs, want handelaren, verpakkers en supermarkten vragen ook hun marge. En de prijzen zullen de komende weken vast niet dalen.

Het ei is trouwens ideaal lesmateriaal voor economiedocenten. Een prijs van eieren is inelastisch. „Als je de kipfilet te duur vindt, koop je gehakt. Maar voor een ei is geen alternatief.” Dat maakt, zegt Van Horne, dat de vraag nauwelijks afneemt als de prijzen stijgen. Mensen blijven eieren kopen. Van Horne zou zelfs niet gek opkijken als we straks tegen lege schappen aankijken, zo krap is de markt.

Maar sorry hoor. 50 cent voor een biologisch ei? De paashaas gaat failliet!

Ja, dus consumenten kopen niet minder eieren, maar wel goedkopere. Dat is dan weer ongunstig voor biologische pluimveehouders. Consumenten gaan van bio naar scharrel. En zelfs de kooi-eieren beginnen nu prijzig te worden – al vind je kooi-eieren in Nederland alleen terug in koekjes, beschuit en mayonaise. Voor doosjes in de supermarkt is het scharrelei nu de ondergrens.

Zijn witte eieren goedkoper dan bruine?

Van oudsher krijgen boeren iets meer geld voor bruine eieren. Bruine eieren hebben in Nederland een ‘natuurlijk’ imago, dat willen veel consumenten. Maar de kostprijs is ook hoger: kippen die bruine eieren leggen, hebben meer voer nodig. Nu het besef doordringt dat witte eieren iets duurzamer zijn – en niet minder gezond – groeit de vraag naar wit. Dat maakt ook dat het prijsverschil kleiner wordt, zegt Van Horne. „En als je met Pasen eieren wilt verven, kies je waarschijnlijk ook voor wit.”


Europese beurzen presteren verrassend goed, ondanks onzekerheden over het nieuwe Trump-tijdperk

De politieke stemming in Europa mag bedrukt, somber of zelfs ontgoocheld zijn sinds Donald Trump is begonnen aan zijn tweede termijn als president. Maar op de Europese beurzen is dat niet te merken.

Sterker nog: terwijl Trump onder het motto ‘America First!’ een wervelwind aan beleidswijzigingen en dreigementen heeft ontketend, presteren de Europese beurzen beter dan de Amerikaanse. De pan-Europese Stoxx 600-index is sinds 17 januari (de laatste handelsdag voor de inauguratie van Trump) gestegen met 5,5 procent. Op Wall Street kwam de S&P 500 in diezelfde periode niet verder dan een stijging met 1,35 procent.

De beleggers op de Europese beurzen lijken zich niets aan te trekken van de onzekerheid op het oude continent, die Trumps vicepresident JD Vance afgelopen weekend in München nog eens verder aanblies. In een veelbesproken toespraak las Vance Europa niet alleen hard de les, hij zaaide zelfs uitdrukkelijk twijfel over de vraag of Europa en VS nog wel gedeelde waarden hebben. Grote ontsteltenis in de Europese politiek. Maar beleggers in Europa keken liever naar de lichtpuntjes.

In Amsterdam had de AEX vorige week net de recordhoogte van 946,58 punten bereikt. Alsof er op het Europese continent niet nog altijd een bloedige oorlog woedt. Alsof de politieke toekomst in Nederlands grote buurland en handelspartner Duitsland aan de vooravond van verkiezingen niet ongewis is. En alsof het Amerikaanse dreigement om hoge importtarieven voor Europese producten te gaan heffen definitief van tafel is.

Goedkope Europese aandelen

Toch zijn er wel verklaringen voor de koersstijgingen in Europa. Een eerste: Europese fondsen kosten inmiddels zo weinig, dat beleggers erop duiken. „Eind 2024 was het punt bereikt dat Europese aandelen zó goedkoop waren, dat het verschil met de VS in koers-winstverhouding 40 procent was”, zegt Roelof Salomons, bijzonder hoogleraar beleggingstheorie in Groningen en hoofdstrateeg bij vermogensbeheerder BlackRock in Amsterdam. „Europese aandelen waren dus gemiddeld 40 procent goedkoper dan Amerikaanse – terwijl dat sinds de jaren negentig steeds zo’n 10 procent was geweest. Beleggers waren er eigenlijk al van overtuigd dat het niet meer goed zou komen in Europa. Alleen banken deden het nog goed.”

De banken doen het nu nog steeds goed, zegt Salomons, maar nu doet heel Europa het goed op de beurs. Veel van de negatieve sentimenten waren vorig jaar al in de koersen verdisconteerd. Dus stonden beleggers begin dit jaar open voor positieve signalen.

De negatieve factoren kunnen zo weer oppoppen

Martine Hafkamp
directeur Fintessa

„Bedrijven maken goede winsten en de verwachting heerst dat er in Duitsland meer stimulerende maatregelen komen. Mogelijk gaat men daar ook de rem op nieuwe overheidsschulden loslaten, de zogenoemde Schuldenbremse. En met de mogelijkheid van een wapenstilstand in Oekraïne komt de verwachting dat de energieprijzen mogelijk gaan dalen. En dat zou meer groei betekenen, en minder inflatie.”

Dit wil allemaal nog niet zeggen dat het structureel heel veel beter gaat in Europa, waarschuwt Salomons. „Je ziet vooral een verandering in de verwachtingen.’’

Martine Hafkamp, directeur van vermogensbeheerder Fintessa, stelt dat er op Europese beurzen een positieve kentering is opgetreden. „Maar de negatieve factoren kunnen zo weer oppoppen. De inflatie is nog steeds niet op 2 procent teruggebracht. Duitsland is in afwachting van verkiezingen, Frankrijk is politiek onzeker en Nederland loopt ook niet over van besluitvaardigheid.” Ze wijst erop dat de dreiging van een handelsoorlog bovendien nog „als een zwaard van Damocles” boven de markten hangt. „Maar beleggers zien dat misschien vooral als middel van de Amerikanen om betere onderhandelingsresultaten te bereiken.”

In Amerika, zegt Joost Schmets van de Vereniging van Effectenbezitters, zijn de koersen „zo nose bleeding hoog, zoals ze daar zeggen, dat veel beleggers het daar niet meer vertrouwen”. Europese beurzen, met hun lagere waarderingen, zijn daardoor aantrekkelijk. „En er is nog heel veel geld dat niet ‘actief’ is. Ook particulier geld, van mensen die in de coronaperiode veel gespaard hebben. Omdat de rentes op spaargeld zo laag zijn, vindt ook dat geld nu zijn weg naar de beurs.”

Schmets ontwaart een nieuw elan in de Europese economie. Het rapport waarin oud-ECB-president Mario Draghi in september de Europese landen waarschuwde dat „enorme investeringen” nodig zijn om te innoveren en om een „langzame doodsstrijd” van de economie te voorkomen, heeft volgens Schmets „de urgentie laten zien dat we nu moeten doorpakken”. En ook al zijn beursgenoteerde bedrijven geen gemiddelde afspiegeling van de reële economie, beleggers lijken toch tevreden met deze ontwikkelingen.

chart visualization

De stijging op de Europese beurzen karakteriseert Koen Bender, van Mercurius vermogensbeheer, als „een ‘yoyo-rally’.” Oftewel: „You’re On Your Own. Europa, je moet zelf voor je eigen defensie zorgen, Azië, je moet zelf voor je eigen kunstmatige intelligentie zorgen.” Zowel in Europa als in Azië, met name China, is het besef doorgedrongen dat nieuwe investeringen nodig zijn. Dat betekent meer geld voor – sommige – beursgenoteerde bedrijven, waardoor beleggers erop springen, en de koersen stijgen.

Bender: „In China heeft president Xi Jinping een ontmoeting gehad met grote technologie-ondernemers, onder wie Jack Ma [van internetbedrijf Alibaba]. Dat was een signaal van de communistische partij dat ze de techbedrijven nodig heeft, en daar profiteren de techaandelen in China van. Op de Amsterdamse beurs werkt dat door, in de koersstijging van investeringsmaatschappij Prosus.” (Prosus is grootaandeelhouder van het Chinese Tencent).

Beleggingsdeskundige Nico Inberg, van beursplatform deaandeelhouder.nl, vat de situatie voor Europa samen met de bekende stelregel, afkomstig van de Amerikaanse econoom Paul Romer: „A crisis is a terrible thing to waste.” Laat een crisis nooit onbenut.

Dat geldt voor heel Europa, dat door Trump, de tarieven waarmee hij dreigt, en de oorlog in Oekraïne genoeg aan crisissituaties heeft om in actie te komen. Om te beginnen het buurland met zijn haperende economie dat deze zondag naar de stembus gaat. „De Duitsers hebben het grootste probleem. Ze móeten nu hun portemonnee wel gaan trekken om te investeren.”

Ook dat helpt de stemming op de beurs.


‘Technofobe’ Duitsers verkeken zich op de roerige wereld

Wanneer de Duitsers deze zondag naar de stembus gaan, doen ze dat niet onder normale economische omstandigheden. Hun economie, lang de motor van Europa, staat al twee jaar in z’n achteruit. Vorig jaar kromp het Duitse bbp met 0,2 procent, in 2023 met 0,3 procent. Duitse kranten berichten bijna dagelijks over ontslagen, vooral in de industrie. In januari steeg de Duitse werkloosheid van 6 naar 6,4 procent.

Waar liggen de wortels van deze malaise? En trouwens: is ‘malaise’ het juiste woord om de Duitse situatie te omschrijven? Economisch journalist en commentator Wolfgang Münchau gebruikt in zijn eind vorig jaar verschenen boek herhaaldelijk een sterker woord: „neergang” (decline). In het boek Kaput. The end of the German Miracle [‘Kaput’ met één t, de Engelse spelling] betoogt Münchau dat het over en uit is voor het naoorlogse Wirtschaftswunder. Hij noemt de Duitse crisis „structureel”.

Münchau is Duitser, maar woont al jaren in het Verenigd Koninkrijk. Hij schrijft de nieuwsbrief Eurointelligence, waarin hij politici vaak in gepeperde taal verwijt de politieke en economische problemen in Europa te onderschatten.

In Kaput krijgen de Duitse politiek en het Duitse zakenleven ervan langs. Het Duitse bankensysteem is versplinterd, wars van risico en gepolitiseerd, schrijft Münchau. Bij zowel politici als ondernemingen in Duitsland signaleert hij een afkeer van, of zelfs angst voor, digitale technologieën („technofobie”, noemt hij het), waardoor Duitsland in de economische achterhoede belandde op het gebied van mobiele telefonie, glasvezel, de elektrische auto en kunstmatige intelligentie (AI).

Intussen, zo gaat Münchau verder, verkeek de Duitse elite zich op geopolitieke risico’s: autoritaire staten bleken noch betrouwbaar als energieleverancier (Rusland), noch als afzetmarkt (China). En de typisch Duitse fixatie op begrotingsdiscipline staat investeringen in infrastructuur in de weg.

Geen van deze punten is origineel of verrassend, maar dat wil niet zeggen dat Kaput geen waarde heeft. Münchau maakt met kleurrijke voorbeelden inzichtelijk hoe een land dat lang succesvol is geweest, vast kan komen te zitten in oude overtuigingen die niet meer voldoen.

Neem het idee bij Duitse politici en ondernemers dat het met digitalisering zo’n vaart niet zou lopen. Toen in de jaren negentig de glasvezel doorbrak, zette bondskanselier Helmut Kohl liever in op analoge kabeltechniek. Bondskanselier Angela Merkel noemde het internet in 2013 nog Neuland (onbekend terrein) en maakte investeringen in snelle internetverbindingen nooit waar.

Is deze opmerkelijke Duitse moeite met het digitale tijdperk cultureel geworteld? En hoe? Ook na lezing van dit boek blijven deze vragen onbeantwoord.

Met name boeiend zijn de hoofdstukken waarin Münchau de diepe verwevenheid beschrijft van de Duitse politiek en het zakenleven, inclusief de banken. Zij versterkten elkaar in de overtuiging dat Duitslands economische model – in het kort: maximale export van industriegoederen, vooral benzineauto’s – het enige juiste was.

De sociaal-democraat Gerhard Schröder, bondskanselier tussen 1998 en 2005, belichaamt voor Münchau die verwevenheid. Schröder kwam mede aan de macht doordat hij als premier van deelstaat Nedersaksen een staalbedrijf had gered. In die functie was hij ook commissaris bij Volkswagen. Als bondskanselier ging hij nauwe banden aan met Rusland – in de eerste twee jaar als bondskanselier ontmoette hij Vladimir Poetin liefst elf keer. Duitsland werd steeds afhankelijker van Russisch gas. En slechts weinigen wilden de aard van Poetins regime onder ogen zien. Duitse politici en zakenlieden lieten zich liever fêteren op feesten en partijen op de Russische ambassade in Berlijn.

Allerlei politiek-zakelijke netwerken, ook vanuit de deelstaten, diepten de relaties met Rusland en China uit. De Duitse overheid nam risico’s van bedrijven op de Chinese markt over via kredietgaranties. Wat niemand wilde zien, is dat China zijn markt verder afsloot én dat dit land de Duitse rol als exportkampioen van de wereld zelf wilde overnemen. „Het Duitse model kwam neer op een ontkenning van de geopolitiek in het tijdperk van de geopolitiek”, zo vat Münchau het samen.

Kort door de bocht

De auteur noemt dit economische model, gericht op maximalisatie van export, „neomercantilisme”. Die term overtuigt niet helemaal. Bij een ‘mercantilistisch’ beleid hoort inderdaad exportbevordering, maar ook actieve hinder van de import, bijvoorbeeld via importtarieven – iets wat Duitsland niet valt te verwijten.

Münchau laat ook de term „ordoliberalisme” vallen. Dat is een twintigste-eeuwse stroming onder Duitse economen die een vrijemarkteconomie propageert op basis van een strikt juridisch kader, onder meer inzake mededinging. Münchau gebruikt de term om de nauwe Duitse banden tussen staat en bedrijfsleven te kenschetsen, terwijl het ordoliberalisme nu juist een heldere scheiding tussen het publieke en het private domein voorschrijft.

Zo komen we op een breder bezwaar tegen het boek: Münchau is niet altijd even precies in zijn woordkeuze. En soms is hij ronduit kort door de bocht. Het neerslaan door de Chinese regering van de Tiananmenprotesten in 1989, schrijft hij, was „het begin van een verandering van de westerse houding ten opzichte van China” – maar Duitsland was hier „grotendeels immuun” voor. Dat is een karikatuur: álle westerse landen stuurden al snel na ‘Tiananmen’ weer zakendelegaties naar China.

Het boek lijkt soms haastig geschreven. Tegen het einde ervan koppelt Münchau de economische problemen van Duitsland in een paar snelle zinnen aan de opkomst van de nationaal-populistische partij AfD, maar hij werkt dit op zich interessante verband niet uit. Al met al is dit boek, over zo’n belangrijk onderwerp, net te slordig om echt goed te zijn.


Internationale nieuwsmedia gaan in zee met AI-bedrijven – ondanks grote risico’s

Steeds meer nieuwsbedrijven hakken de knoop door. Na soms lang geaarzeld te hebben, stellen ze hun artikelen – tegen betaling – ter beschikking aan de makers van kunstmatige intelligentie (AI). Afgelopen week waren het de Britse krant The Guardian en het grote Scandinavische mediabedrijf Schibsted die daar contracten voor sloten met het Amerikaanse OpenAI, maker van de populaire chatbot ChatGPT.

Bij de bekendmaking van zulke deals wordt de samenwerking steevast zonnig voorgesteld. Zowel The Guardian als Schibsted spreekt van „een strategisch partnerschap”. Het is een kans, zeggen ze, om hun kwaliteitsjournalistiek een bredere verspreiding te geven. Bovendien krijgen ze zelf de beschikking over ‘nieuwe innovatieve producten’ van OpenAI. Dat er voor de nieuwsbedrijven ook aanzienlijke risico’s aan zulke afspraken kleven, blijft bij voorkeur ongenoemd.

Eén van die risico’s is dat de nieuwsbedrijven de AI-makers helpen om zich tot geduchte concurrenten te ontwikkelen. Want als chatbots getraind en regelmatig gevoed worden met artikelen van kranten en andere nieuwsorganisaties, dan kunnen zij voor gebruikers een aantrekkelijk, goedkoop of zelfs gratis alternatief worden voor nieuwssites of een abonnement op een krant. De chatbots zouden de traditionele nieuwsorganisaties op den duur zelfs kunnen verdringen.

Betrouwbaarheid geschaad

Een ander risico is dat de chatbot journalistieke informatie verkeerd weergeeft, wat wel ‘hallucineren’ wordt genoemd. Daarmee wordt niet alleen de gebruiker op het verkeerde been gezet. Ook de betrouwbaarheid van het oorspronkelijke nieuwsmedium, als dat als bron wordt genoemd, wordt hierdoor geschaad. Uit recent onderzoek van de BBC naar ChatGPT, Copilot (van Microsoft), Gemini (Google) en Perplexity AI bleek dat de chatbots bij het samenvatten van BBC-berichten in 19 procent van de gevallen feitelijke onjuistheden introduceerden.

Toch zetten eerder onder meer de Financial Times, Le Monde, Time en de Duitse uitgever Axel Springer zich over zulke bezwaren heen om een deal met OpenAI te kunnen sluiten, net als het Spaanse Prisa (van onder meer El País), NewsCorp, het Amerikaanse tijdschriftenconcern Condé Nast, persbureau AP, en The Atlantic. Microsoft, Google, Meta en het Franse Mistral hebben ook nieuwsbedrijven aan zich weten te binden.

In sommige gevallen krijgt de AI-maker alleen toegang tot het archief van het nieuwsbedrijf, om daarmee zijn taalmodellen te trainen. Maar in andere gevallen krijgen ze ook ‘live’ toegang tot net gepubliceerde nieuwsartikelen, waarmee ze hun gebruikers van actuele ontwikkelingen op de hoogte kunnen houden.

De mediabedrijven die hun zogenoemde ‘content’ ter beschikking stellen aan de AI-makers, zien daarin niet alleen een welkome, extra inkomstenbron (uiteenlopend van 1 tot 5 miljoen dollar per jaar voor alleen het trainen van AI, tot tientallen of zelfs honderden miljoenen voor langer lopende contracten met grote concerns).

Lees ook

In de chatbot van de EO geeft bijbelfiguur Simson wijze levenslessen

In de 'AI-talkshow'  BijbelBabbels Live, ontwikkeld door de EO en het Bijbelgenootschap,   kunnen gebruikers vragen stellen aan „beroemde gasten uit de Bijbel”.

De nieuwsbedrijven beschouwen de deals met AI-bedrijven ook als een correctie van een in hun ogen onrechtvaardige situatie, waardoor ze de afgelopen jaren veel geld zouden zijn misgelopen. Zonder daarvoor toestemming te vragen, laat staan te betalen, hebben AI-bedrijven de taalmodellen die de basis voor hun chatbots vormen jarenlang getraind met teksten die ze van het internet schraapten (‘scraping’), ook auteursrechtelijk beschermde artikelen van nieuwsorganisaties.

Voor The New York Times was dat reden om een rechtszaak tegen OpenAI te beginnen, wegens inbreuk op het intellectuele eigendom van de krant. Een aantal andere media (waaronder een groep Indiase en een groep Canadese media) heeft ook gekozen voor de tijdrovende (en kostbare) weg van de juridische confrontatie met AI-bedrijven.

Nederlandse media

Nederlandse nieuwsmedia hebben nog niet besloten of, en zo ja hoe, ze hun journalistiek zullen openstellen voor AI-bedrijven. NDP Nieuwsmedia (de brancheorganisatie van uitgevers van kranten, opiniebladen, nieuwssites en ook RTL Nieuws en BNR) volgt de deals die AI-partijen met uitgevers sluiten naar eigen zeggen nauwgezet. Maar „met de huidige stand van de techniek vinden we het integreren van nieuwscontent in AI-engines – met of zonder deal – bijzonder problematisch”, zegt directeur Herman Wolswinkel. „Vooral omdat we zien dat AI-engines nieuwsgebeurtenissen vaak onjuist weergeven. Wat doet dat met het vertrouwen van het publiek in de nieuwsvoorziening?”

Ook het feit dat vooral grote nieuwsbedrijven profiteren van afspraken met AI-bedrijven, en de kleinere uitgevers het nakijken hebben, vindt Wolswinkel zorgwekkend. „Dat kan op termijn vergaande consequenties hebben voor de pluriformiteit van de nieuwsvoorziening, zeker als AI-partijen de concurrentie op de nieuwsmarkt aangaan.”

Toch wil dat niet zeggen dat de Nederlandse uitgevers de deur voor AI-bedrijven dichthouden. Als ze een deal sluiten, dan bij voorkeur gezamenlijk. The Guardian en Schibsted hebben in hun taalgebieden op eigen houtje een contract met OpenAI gesloten, waardoor de AI-bedrijven andere nieuwsmedia in die taalgebieden eigenlijk niet meer nodig hebben.

„In Nederland houden nieuwsuitgevers het front gesloten”, zegt Wolswinkel. „Over gezamenlijk licenseren is met ons zeker te praten, maar alleen als het gepaard gaat met voorwaarden die de journalistiek beschermen. Maar ook een rechtsgang sluiten we zeker niet uit. Feit is helaas dat tot op de dag van vandaag het vakwerk van journalisten illegaal van nieuwssites wordt gescrapet.”

Ondertussen verkennen nieuwsorganisaties ook hoe ze kunstmatige intelligentie in hun eigen organisaties kunnen gebruiken. Deze week werd bekend dat The New York Times voor intern gebruik een eigen AI-model heeft ontwikkeld, genaamd Echo. De redactie zal een training krijgen in het gebruik van AI (bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van ideeën en het maken van effectieve koppen). De krant zal kunstmatige intelligentie ook vaker gaan inzetten bij de ontwikkeling van nieuwe producten, zoals het toegankelijk maken van de eigen journalistiek in diverse talen.


Twee stikstofuitspraken en ook de duurzame boer kan niet verder

Inge Vleemingh (40) heeft net de varkens gevoerd. Grote, borstelige beesten zijn het, een kruising tussen het roodharige Duroc-ras en een wild zwijn. Dol op krentenbollen van de lokale bakker. Ze groeien langzamer dan de meeste vleesvarkens, maar ze zijn robuust en kunnen het hele jaar buiten lopen.

En dat is wat Inge en haar man Heimen Vos (43) voor ogen hebben op hun gemengde bedrijf, met 17 hectare grond. Tweehonderd varkens, scharrelend op het land of in een stal met stro als het buiten te nat is, waarvan ze de mest kwijt kunnen op hun eigen akkers, waarop ze granen en peulvruchten voor menselijke consumptie verbouwen.

Maar die tweehonderd varkens – een fractie van de drieduizend dieren op een gemiddeld Nederlands vleesvarkensbedrijf – hebben ze nog niet. Want de vergunningen zijn niet rond. Met de stikstofuitspraak van de Raad van State in december zullen die vergunningen er voorlopig ook niet komen voor De Goed Gevulde Boerderij, vreest Inge. De onzekerheid is bovendien alleen maar toegenomen sinds de rechter in een zaak van Greenpeace eind januari oordeelde dat de staat zijn wettelijke stikstofdoelen moeten halen.

Inge wil er graag over vertellen. Want hoewel elke boer een ander verhaal heeft, treft het ‘stikstofslot’ veel meer boeren. Zolang het kabinet niet met nieuw beleid komt om uit de impasse te komen, kunnen boeren die dáchten dat ze nog stikstofruimte hadden of konden kopen geen kant op.

Of boeren nu stikstofrechten van andere boeren hadden gekocht of in hun eigen bedrijf minder stikstof uitstoten om met die ‘ruimte’ iets anders te doen – zowel voor extern als intern salderen, zoals dat heet, blijven aanvragen nu liggen. Dat betekent: niet verbouwen, niet verhuizen, niet verduurzamen. Ongeveer de helft van alle Nederlandse veehouders zit naar schatting van de Rabobank nu in juridische onzekerheid.

Inge Vleemingh heeft de situatie van hun eigen bedrijf gisteravond nog even op een rijtje gezet. „Toen ik het aan Heimen liet zien, kreeg ik het wel even te kwaad.” Ze zijn al jaren bezig, zeker vier vergunningaanvragen staan nog uit, alleen al voor 160 varkens en de bouw van een nieuwe stal. „Alle seinen moeten op groen staan om door te kunnen.” Maar zolang het stikstofslot erop zit, zijn de andere vergunningen ook niets waard.

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Geen megastal

Het leek een toekomstbestendig plan. Heimens ouders hadden in het dorp Halle in de Achterhoek een bedrijf met tweeduizend varkens. Heimen stond als jonge boer al voor de vraag hoe hij het bedrijf zou voortzetten. Op de oude voet verder of de stal afbreken en een megastal in het dorp neerzetten, zag hij niet zitten.

Met Inge, landschapsarchitect en kleindochter van melkveehouders, kwamen in 2018 de eerste vijf zeugen op het erf. Samen kozen ze voor de transitie naar een natuurinclusief kringloopbedrijf, maar dan wel buiten het dorp. In de oude stal van Heimens ouders staan sinds 2020 geen varkens meer, maar de stikstofrechten hebben ze nog steeds.

Wat niet mocht: met 10 procent van de oude veestapel een gemengd bedrijf beginnen op een nieuwe locatie. Wat toen nog wel mocht, zegt Inge: „In de lege oude stal weer tweeduizend varkens neerzetten, dit twee jaar volhouden en dan verhuizen.”

Maar tweeduizend varkens houden in een dichte stal in het dorp, dat zagen Heimen en Inge niet zitten. „We kozen voor extern salderen: in 2022 kochten we stikstofrechten van de buurman op onze nieuwe locatie. Die waren nog geldig, want hij had nog koeien in zijn stal.” Van de rechten die ze van hem kochten, moest 30 procent worden afgeroomd. „Dat kwam ten bate van de natuur.”

De vergunning kregen ze, in juni vorig jaar. In eerste instantie voor slechts veertig varkens. Op die manier bleef de uitstoot zo laag dat ze de natuur in buurprovincie Overijssel niet zouden belasten en ze daar geen stempel hoefden te halen – want Overijssel zat al praktisch op slot. Met veertig varkens konden ze hun bedrijf in elk geval opstarten. Deze zomer deed Inge de aanvraag voor nog eens 160 varkens de deur uit.

De vleesproducten die Heimen Vos en Inge Vleemingh in het winkeltje op hun boerderij aanbieden.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Stil

En daar stopt het verhaal. Van de provincie Gelderland, die over de nieuwe aanvraag moest beslissen, hebben Heimen en Inge sinds de zomer geen uitsluitsel gekregen, en ook na de beide stikstofuitspraken bleef het stil. Sindsdien is ze er niet geruster op. Extern salderen, zoals De Goed Gevulde Boerderij doet, zou wel mogen, mits de vergunning nog in gebruik is – dus zolang de buurman zijn koeien heeft.

Maar grote onduidelijkheid is er nu over de toets die de provincie moet doen om te oordelen over de extra stikstofdepositie van hun bedrijf op overbelaste natuur – ook al is die minimaal, veel lager dan die van de koeien waarvan ze de rechten kopen. Voor die zogeheten ‘additionaliteit’ is nu geen beleid, en zolang er geen nieuw beleid is, blijven alle aanvragen liggen.

Hun aanvraag ligt op een „huizenhoge” stapel, zegt Inge. Wanneer zijn ze aan de beurt? En wat als blijkt dat de aangekochte stikstofruimte eerst nodig is voor natuurherstel? „Ik zie hoe slecht de natuur eraan toe is. Maar waar ik bang voor ben, is dat een bedrijf als dat van ons, dat juist met de natuur meewerkt, niet meer verder kan.”

Lees ook

Deze varkensboer zegt dat de stikstofuitspraak ‘laat zien dat we in Nederland tegen een betonnen muur aan zijn gelopen’

Varkensboer Twan Dirks met zijn dochter Gitte Dirks.

De Goed Gevulde Boerderij is niet het enige bedrijf in onzekerheid. Hoeveel boeren en andere bedrijven nu precies in dit niemandsland verkeren, weet niemand. De provincie Gelderland, centrum van de stikstofcrisis, schat dat zo’n driehonderd bedrijven aan de slag zijn gegaan met intern salderen, in de veronderstelling dat ze geen vergunning nodig hadden. Op de plank liggen nog circa vijfhonderd aanvragen waarover de provincie nu niet kan besluiten – en er ligt waarschijnlijk nog een veelvoud bij gemeenten in Gelderland.

De provincie heeft boeren hierover nog niet individueel geïnformeerd. „We onderzoeken nog hoe en wanneer we weer verder kunnen met vergunningverlening”, mailt een woordvoerder. Op de website van de provincie staat dat BBB-gedeputeerde Ans Mol wil „voorkomen dat Gelderland op slot gaat” – wat de facto al gebeurd is.

De stikstofuitspraken waar boeren nu tegenaan lopen, zijn generiek: ze gelden voor iedereen en er is nauwelijks ruimte om uitzonderingen te maken voor boeren die juist bezig waren met verduurzaming. Inge en Heimen kijken er met een dubbel gevoel naar.

Lees ook

‘De gemeente kiest liever voor geld dan voor grutto’s’

Biologisch melkveebedrijf De Eenzaamheid en de twee naastgelegen boerderijen Boterhuis en de Lakenvelder boerderij Boterhuispolder werken nauw samen om onder meer biologische kaas te maken en ruimte te scheppen voor weidevogels als de grutto. Vorige week werd duidelijk dat de pacht van de Boterhuispolder niet wordt verlengd.

Het valt moeilijk te verkroppen als de „botte bijl” ook op hun bedrijf valt. Alle mest gebruiken ze op hun eigen akkers. Dat is ruige mest bovendien – de varkens doen hun behoefte op stro, waardoor urine en poep gescheiden blijven en de ammoniak- en stikstofuitstoot minimaal is. Juist die grondgebonden veehouderij, waarbij de boer genoeg land heeft voor de eigen mest, wordt gezien als een van de wegen om uit de stikstofcrisis te komen.

„In mijn hart ben ik blij”, zegt Inge, dat de overheid wordt gedwongen de stikstofdoelen te halen. Maar als ze aan de toekomst van haar eigen bedrijf denkt, krijgt ze buikpijn. „Het slaat helemaal nergens op dat wij met een papierwinkel bezig zijn die niet op ons van toepassing is, en die ons toch de kop kan kosten. Ik ben alleen maar met die vergunningen bezig. ‘Wanneer kom je weer buiten’, zegt Heimen soms.”

Extensiveren raakt voor boeren die dat willen buiten bereik, schetst Inge. Boeren die zelf hun veestapel willen verkleinen, kunnen hun stikstofrechten niet meer verkopen. Een bestaand bedrijf kopen en dat extensiveren is onbetaalbaar. Minder produceren, zonder met nieuwe activiteiten het verlies aan inkomsten te kunnen compenseren, dat kan niet uit.

Aan de provincie en de gemeente Bronckhorst ligt het niet, zegt Inge. „Die zijn van goede wil, maar ze weten net zo weinig als wij. En het enige wat Wiersma [minister van Landbouw, BBB] zegt, is: ‘We gaan ons beraden.’ Maar waar blijft het plan? En wat wordt onze rol daarin? Achter ons soort boeren zit geen lobby van grote agrobedrijven. Ik vrees dat de strategie van de BBB is om dit uit te zingen, tot alle kleine boeren zijn gestopt en een paar grote boeren overblijven.”

Inge rekent voor wat het vergunningencircus hun tot nu toe heeft gekost: 15.000 euro voor de stikstofrechten van de buurman en advieskosten voor de eerste vergunning, en nog eens 10.000 euro voor de aanvraag die nu op de plank ligt. Veel geld voor een kleinschalig bedrijf.

Haar gezicht klaart op als ze de vraag krijgt waar ze de energie vandaan haalt om door te gaan. Enthousiast vertelt Inge hoe zij en Heimen een inkomen uit hun bedrijf halen. Met rondleidingen en workshops, en een boerderijwinkel waar ze hun honing en kip verkopen, en meel, olie en bier van eigen gewassen. Aan een kilo varkensvlees, zegt Inge, houden we tien keer meer over dan wanneer het naar de supermarkt zou gaan. „Alleen de slager in het dorp zit er tussen.”

Ze verbouwen quinoa, gerst, amarant en bonen, en huttentut, een plant met oliehoudend zaden. Gewassen waarvoor ze niet hoeven te ploegen – beter voor de bodem – en die door mensen gegeten kunnen worden. Geen kunstmest, geen pesticiden. „Alles wat erbij komt, moet iets bijdragen aan de kringloop.”

Beiden halen ze er hun inkomen uit, maar extensieve landbouw is voor de boer intensief. „Wat wij doen, kan je afdoen als Ot-en-Sienromantiek, of hobbyisme. Maar zoveel mensenwerk heeft waarde, het maakt ons gelukkig.”


Ontslag? Niet om het klokkenluiden

De zaak

Een jurist gaat begin 2021 aan de slag bij een omgevingsdienst, als adviseur toezicht en handhaving. Al binnen een jaar ontstaat onvrede over en weer. Zijn leidinggevende stelt het functioneren van de medewerker meermaals ter discussie, de man zelf dient klachten in tegen collega’s. Hij dreigt ook aangifte tegen medewerkers te doen vanwege grensoverschrijdend gedrag. Herhaaldelijk weigert de medewerker in gesprek te gaan met zijn collega’s. Toch wordt zijn tijdelijke contract begin 2022 omgezet in een vast contract.

Halverwege het jaar wordt de medewerker geschorst, omdat de situatie onhoudbaar is. Een paar maanden later zijn mediationpogingen vastgelopen. De omgevingsdienst wil de arbeidsovereenkomst beëindigen, maar een voorstel daartoe wijst de medewerker eind november af.

Nog voordat de situatie zo escaleert en de jurist wordt geschorst, meldt hij een misstand bij het Huis voor Klokkenluiders. Dat doet hij in april 2022. De omgevingsdienst hoort pas in juli van dat jaar dat een melding is gedaan van „een mogelijke (schijn van) belangenverstrengeling bij de inhuur van personeel door de Omgevingsdienst, een onjuiste voorstelling van zaken daarover alsook het niet naleven van eventueel van toepassing zijnde aanbestedingsregelgeving” – en dat besloten is de zaak te onderzoeken. Uit dat onderzoek zal later blijken dat inderdaad sprake is van een misstand. Op 1 december hoort de omgevingsdienst dat de medewerker degene is die de melding deed bij het Huis voor Klokkenluiders.

Eind december stapt de omgevingsdienst naar de kantonrechter van rechtbank Overijssel om de arbeidsovereenkomst te laten ontbinden, wegens een verstoorde arbeidsverhouding. De kantonrechter stelt vast dat de arbeidsverhouding inderdaad verstoord is en oordeelt dat de medewerker geen bescherming geniet als klokkenluider in deze zaak omdat duidelijk is dat zijn melding niet de reden was voor het ontbindingsverzoek.

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden komt in het hoger beroep tot dezelfde conclusie: ja, de man moet als klokkenluider worden beschouwd, en nee, de werkgever had duidelijk een andere reden om afscheid van de medewerker te willen nemen en wist op het moment dat dit ging spelen niet dat hij de klokkenluider was.

De man vecht door en zo belandt de zaak bij de Hoge Raad.

De uitspraak:
Geen verband met klokkenluidersmelding

Het is de eerste keer dat de Hoge Raad een uitspraak doet over de Wet bescherming klokkenluiders. De belangrijkste vraag die nu voorligt: moet er alleen voldoende twijfel zijn, moet „ontzenuwd” zijn dat het ontslag het gevolg zou zijn van de klokkenluidersmelding, of moet het tegendeel echt zijn bewezen?

Een klokkenluider geniet bescherming na zijn melding en als hij dan toch wordt benadeeld, zoals in dit geval door het ontslag, dan is het aan de werkgever om aan te tonen dat het ontslag niks met de melding te maken heeft. Wanneer heeft de werkgever dat voldoende gedaan? De Hoge Raad geeft in deze uitspraak aan dat echt bewezen moet zijn dat er geen enkel causaal verband is tussen de melding en het ontslag. Twijfel daarover is dus niet genoeg.

En, constateert de hoogste rechter, al in de behandeling van de zaak bij de kantonrechter heeft de omgevingsdienst dat voldoende bewezen en ook in het hoger beroep was er voor het hof geen twijfel: er is geen oorzakelijk verband tussen de klokkenluidersmelding van de jurist en de wens van de omgevingsdienst om zijn dienstverband te laten eindigen.

Het commentaar

Loes Wevers, advocaat en extern vertrouwenspersoon die zich heeft gespecialiseerd in integriteit in arbeidsrelaties: „Wanneer heb je nou als werkgever het zogenoemde bewijsvermoeden ontkracht? Wat moet je daarvoor doen? Met die vraag keek ik uit naar deze uitspraak van de Hoge Raad. Het bewijsvermoeden, zoals dat in de Wet bescherming klokkenluiders staat, gaat over het vermoeden dat de benadeling verband houdt met een gedane klokkenluidersmelding.”

Dat weerleggen legt de Hoge Raad dus zwaarder uit dan de procureur-generaal in zijn advies voor deze zaak. „Hier maakt het niet veel uit, de chronologie van de feiten was duidelijk.”

Dat maakt het tegendeel bewijzen in dit geval niet veel lastiger dan het vermoeden ontzenuwen. Maar voor toekomstige zaken is het wel van belang, zegt Wevers. „De impact van deze uitspraak is dat je je dossier echt goed op orde moet hebben, als werkgever en als klokkenluider. Nu was de tijdlijn heel duidelijk, maar stel dat de data dichter bij elkaar lagen, of dat bijvoorbeeld mondeling een melding was gedaan. Hoe bewijs je dan dat het ontslag niks (of juist alles) te maken heeft met de klokkenluidersmelding?”

Wevers maakt zich (al langer) zorgen over het voornemen om het ook mogelijk te maken anoniem misstanden te melden. „Hoe krijg je dan die bescherming? Dat is wel heel lastig.”

Overigens kun je de bescherming ook niet achteraf regelen als ontslag boven het hoofd hangt door snel een melding van een misstand te doen. „De bescherming geldt op het moment dat er een redelijk vermoeden van een misstand is. En het bewijsvermoeden geldt pas bij een benadeling, zoals ontslag, tijdens en na de behandeling van een melding.”

Uitspraak: Hoge Raad, 7 februari, ECLI:NL:HR:2025:190


Nederlandse export naar China groeit, SCP bezorgd over gemeentebezuinigingen

Goedemorgen! Het is dinsdag 18 februari. De vingers zijn hier nog koud van de buitenwereld, maar toch gaan we zo goed en zo kwaad als dat kan van start met het belangrijkste economische nieuws vanochtend. Dat komt met name uit Nederland.

  • Nederland heeft in 2024 voor 7 procent meer geëxporteerd naar China, meldt het CBS vanochtend. Het gaat vooral om machines, waarbij het bureau nog even specifiek chipmachines aanstipt. Lees: ASML. Het CBS contrasteert de Nederlandse gegevens met Duitsland, waar de export naar China afneemt. Het wegvallen van exportmarkt China geldt als één van de redenen voor de huidige recessie in Duitsland. (Een positief verhaal over de Duitse economie lees je vanochtend hier).
  • Ongeveer zes op de tien werkgevers hebben nog altijd last van krapte op de arbeidsmarkt, meldt het UWV vanochtend. Dat was een jaar geleden ongeveer hetzelfde. Ongeveer de helft van de werkgevers past het werk aan om met de krapte om te kunnen gaan, door bijvoorbeeld werknemers bij te scholen zodat ze meerdere functies kunnen vervullen.
  • En na het UWV en het CBS nog even een derde drieletterige afkorting: het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) waarschuwt dat aanstaande bezuinigingen op gemeentes het wantrouwen jegens de overheid kunnen aanwakkeren. Lees hier vanochtend een achtergrondstuk over de bezuinigingen.
  • Tot slot zijn er nog goede cijfers van zuivelcoöperatie FrieslandCampina: draaide het in 2023 nog verlies, in 2024 werd een winst van 321 miljoen euro genoteerd. Reden daarvoor is onder meer een hogere vraag van kindervoeding uit China, oftewel melkpoeder. En ook dat draagt dus weer bij aan die hogere export naar het land.

Lees hier het blog van gisteren terug:

Lees ook

Defensiebedrijven profiteren van ongekende onmin tussen VS en Europa

Een productielocatie van FrieslandCampina.
Foto Lex van Lieshout/ANP