Met de TaxSolver lijkt het aanpassen van het belastingstelsel op het bouwen van een Formule 1-auto

„Jij mag het zeggen. Hoe hoog zullen we de marginale druk maximaal zetten?” Het scherm in een werkkamer op de derde verdieping van het ministerie van Financiën staat vol computercodes: gekleurde lettertjes en cijfertjes op een zwarte achtergrond. Gesneden koek voor mensen als data-scientist Romée Lind, abracadabra voor leken. Op tafel ligt de vraag aan welke voorwaarden een nieuw belastingstelsel moet voldoen. De verslaggever mag zich voor heel even de staatssecretaris voor Fiscaliteit wanen.

De marginale druk, het verschil tussen een euro brutoloonstijging versus wat daar netto van overblijft, moet omlaag, van maximaal 0,93 nu naar 0,6. „Oké.” Lind tikt in: 0,6. „En hoeveel mogen mensen er maximaal op voor- of achteruitgaan?” Ah, de koopkrachtplaatjes. Maximaal 5 procent inkomensverlies? „Prima, en dan ten slotte: hoeveel mag een nieuw stelsel de staat structureel kosten?” Even denken hoor: de laatste grote stelselherziening kreeg 5 miljard gulden mee als ‘smeergeld’, maar dat was 24 jaar geleden. We zetten de kosten op 10 miljard euro. Lind: „Goed, dan gaat-ie nu aan de slag.”

‘Ie’, dat is TaxSolver, een revolutionair nieuw systeem dat volgens het ministerie van Financiën kan bijdragen aan een hervorming van het belastingstelsel. Aan de hand van vooraf gestelde doelen kraakt het programma het Nederlandse stelsel van inkomstenbelastingen en toeslagen. Belangrijkste doel: versimpeling van het woud aan regels. Aanvullende doelstellingen: dat mag de politiek nader bepalen.

Directeur Algemene Financiële en Economische Politiek (AFEP) Gijs van der Vlugt is enthousiast over het nieuwe programma van zijn afdeling. Maar, haast hij zich erbij te zeggen: „Het is pas versie 1.0. We zitten nog in de fase van validatie. We leggen de uitkomsten van TaxSolver naast de modellen die elders bij de overheid gebruikt worden – het Centraal Planbureau, Sociale Zaken. Zo checken we of waar TaxSolver mee komt ook echt overeenkomt met hoe we het tot nu doen bij de overheid.”

Als je aan één regel gaat sleutelen, begint het al snel te knellen

Romée Lind
data-scientist

Van der Vlugt en Lind kijken nieuwsgierig naar het scherm, waar nu in rap tempo de coderegels overheen scrollen en cijfers verspringen. Na twee minuten, de tijd die het systeem voor deze test gekregen heeft, spuugt TaxSolver een reeks grafieken uit met koopkrachteffecten – gemiddeld gaan mensen er financieel op achteruit – alsmede een lijst met veranderingen in tarieven, schijven en toeslagen. Een greep uit de ‘oplossingen’ die TaxSolver vond aan de hand van de gegeven doelstellingen: de maandelijkse inkomensafhankelijke zorgtoeslag verdwijnt en wordt vervangen door een eenmalige uitkering aan elke verzekerden van zo’n 5.000 euro. De huurtoeslag wordt inkomensonafhankelijk en 49 procent van de huur. En, een verrassende: de 10 miljard aan kosten die ingeboekt zijn, blijken niet nodig. In plaats daarvan houdt het systeem 1,5 miljard euro over.

Van der Vlugt, tevreden: „Het is work in progress en kan tot heel verschillende stelsels worden gekomen.” Lind: „Als we het systeem meer rekentijd en randvoorwaarden meegeven, gaat het verder verfijnen en zullen er andere uitkomsten uitrollen. Hoe meer tijd het heeft, des te beter de antwoorden.”

Doelen en beperkingen

Vragen om versimpeling van het stelsel bestaan al zo lang als het huidige stelsel (sinds 2001). En de noodzaak tot een vergaande versimpelingsslag neemt elk jaar toe.

Van der Vlugt legt uit: „Elk jaar spitten wij hier in augustus met ellenlange lijsten beleidsvoorstellen door. De een geeft een koopkrachtplusje voor minima van 0,2 procent, de ander een minnetje voor gepensioneerden van 0,1 procent en ga zo maar door. In die besluitvorming worden bijna altijd weer nieuwe elementen toegevoegd aan het bestaande stelsel, om iedereen er goed uit te laten komen op Prinsjesdag.” Hij wil maar zeggen: elk jaar wordt het fiscale stelsel complexer.

De stapel zwaarwichtige rapporten met voorstellen voor een simpeler fiscaal stelsel is inmiddels vele meters hoog. Het probleem van al die rapporten was steeds: de samenhang tussen de regels ontbrak. Plus: de Belastingdienst kon een grootschalige wijziging van het stelsel, met nieuwe regels in plaats van bestaande wetten, niet aan. Lind: „Als je aan één regel gaat sleutelen, begint het al snel te knellen op een van de andere doelen van ons belastingstelsel.”

Als voorbeeld noemt ze de huurtoeslag. Die is inkomensafhankelijk; huurders met een laag inkomen krijgen veel steun, huurders met een hoger inkomen krijgen wat minder. Een versimpeling kan zijn de regeling niet meer inkomensafhankelijk te maken. Maar dan krijgen huurders met een hoger inkomen ineens ook meer toeslag, en dat kost veel geld. Je kunt de huurtoeslag ook verlagen, maar dat raakt dan de huurders met lage inkomens die de regeling juist hard nodig hebben. En als je hem verhoogt en niet inkomensafhankelijk maakt, kun je huurders die dan ‘te veel’ krijgen zwaarder belasten via de inkomstenbelasting bijvoorbeeld. Maar dan worden ook huizenbezitters zwaarder belast. Die zou je weer kunnen compenseren door het eigenwoningforfait te verlagen, et cetera. Zo grijpt alles dus in elkaar.

Enter TaxSolver. Vanwege de vele opties, doelen en wensen, is het moeilijk ‘uit het hoofd’ een belastingstelsel te bedenken dat aan alle voorwaarden voldoet. Daarom is een wiskundig optimalisatiemodel ontwikkeld voor het box-1-deel (de inkomstenbelasting) en de toeslagen in het belastingstelsel.

TaxSolver werkt via het constrained optimization principe, vertelt mede-ontwerper Mark Verhagen aan de telefoon. De econometrist is verbonden aan het Centre for Information Technology Policy van Princeton University en werkt ook aan Oxford University. Financiën huurde hem als academic fellow – „een soort stagiair dus” – in om mee te denken én te bouwen aan TaxSolver. „In feite gaat het programma op zoek naar haalbare oplossingen uit een zeer grote reeks mogelijkheden, waarbij het rekening moet houden met een paar hele harde randvoorwaarden.”

Verhagen vergelijkt het met een Formule 1-auto: „Er zijn eindeloos veel mogelijkheden om zo’n auto te tunen, te verbeteren: de balans, het gewicht, de aerodynamica, de motor. Maar er is uiteindelijk ook een keiharde grens waar je niet overheen kunt. Als je dat wel doet, ontploft de auto. In het geval van het fiscale stelsel zou dat bijvoorbeeld kunnen zijn dat een deel van de bevolking onder het sociale minimum terecht komt. Dat is een harde grens waar je niet doorheen mag.”

1,2 quadriljoen opties

Bij het Nederlandse belastingstelsel gaat het om ongeveer tachtig regelingen die invloed hebben op de koopkracht van Nederlanders. Denk aan de hoogte van de inkomensschijven, de bijbehorende tarieven, maar ook aan heffingskortingen, toeslagen, aftrekposten. Romée Lind, van Financiën: „Dat betekent dat je 2 tot de macht 80 verschillende stelsels kunt maken, ofwel 1.208.925.819.614.629.300.000.000 [1,2 quadriljoen] mogelijkheden. Je begrijpt dat het onbegonnen werk is om daar handmatig het ideale model uit te destilleren.”

Dat lukt wel met de methode die het data-team van AFEP en Verhagen ontwierpen. De fiscale regels worden allemaal ingevoerd in het programma, en dat wordt gecombineerd met data van een groot aantal huishoudens. Financiën gebruikt nu 10.000 ‘voorbeeld-belastingplichtigen’. Het ministerie wil dat opvoeren naar 100.000, om de werkelijkheid nog beter na te bootsen.

Het programma mag niet zelf nieuwe belastingwetten verzinnen

Iedere belastingplichtige krijgt een eigen ‘lijntje’ in het stelsel, legt Verhagen uit: „Je hebt een x-as met inkomen en een y-as met wat je aan belasting betaalt. Dat lijntje begint vlak, dankzij allerlei kortingen en zo, en dan gaat het omhoog bij de eerste schijf, en zo verder. Instrumenten als de zorgtoeslag veranderen de loop van de lijn. Iedereen heeft zo een individuele belastingfunctie, een lijntje.”

Als alle data is ingevoerd worden doelen en randvoorwaarden voor het nieuwe stelsel geformuleerd. Het belangrijkste doel was versimpeling van het stelsel: het samenvoegen van individuele lijntjes dus. Daarbij zijn er randvoorwaarden, zoals: de stelselwijziging mag maximaal zoveel euro kosten, huishoudens mogen er maar voor zoveel procent op voor- of achteruitgaan, de arbeidsparticipatie mag niet dalen. TaxSolver zal ook beperkingen meekrijgen; de ‘knoppen’ waaraan het systeem al dan niet mag draaien. Simpel gezegd moet de optimale fiscale oplossing gevonden worden binnen de meegegeven opties: het programma mag niet zelf nieuwe belastingwetten verzinnen. Dat voorkomt dat de Belastingdienst met een onuitvoerbaar stelsel wordt opgescheept.

Om TaxSolver wat vrijheid te geven, is besloten dat het programma wel de ruimte heeft om bijvoorbeeld toeslagen af te schaffen en in plaats daarvan inkomensonafhankelijke uitkeringen te doen. De kans op een simpeler stelsel wordt daardoor fors vergroot. Verhagen: „Daarmee is het een zogenoemd deterministisch model, en nadrukkelijk geen AI waarbij een computer op basis van grote hoeveelheden data zelf leert. AI is niet geschikt voor het soort harde beperkingen dat wenselijk is binnen een versimpeling. Die gaat zoeken naar wat gemiddeld genomen het beste is, maar daar kun je noch bij een Formule 1-auto noch bij een belastingstelsel iets mee.”

Dat klinkt als een uiterst ingewikkeld proces. Maar dat valt wel mee, zegt Verhagen. „Het Nederlandse fiscale stelsel is vanuit wiskundig perspectief betrekkelijk simpel als je het vergelijkt met het modelleren van een golfslag.”

Praktische meerwaarde

Financiën is nu bezig een gebruiksvriendelijke ‘schil’ om het programma te bouwen. Dan kunnen ook anderen dan experts als Lind en haar collega’s ermee werken.

Intussen loopt het testen van de betrouwbaarheid van TaxSolver door. Van der Vlugt hoopt tegen de zomer de validatie van het systeem rond te hebben. „De nieuwe stelsel en koopkrachteffecten waar TaxSolver mee komt, leveren we in bij Sociale Zaken, dat altijd de koopkrachteffecten van beleid doorrekent. Die rekenen het ook door met hun methode en dan kijken we of we op dezelfde resultaten uitkomen”, vertelt hij. De volgende stap is dan verschillende fiscale stelsels te laten uitrekenen vanuit verschillende doelstellingen. Denk aan werken lonender maken of de bestaanszekerheid vergroten.

De eerste bruikbare resultaten van TaxSolver zullen na de zomer beschikbaar zijn. „Het is aan de politiek om te beslissen aan welke doelen en voorwaarden een nieuw stelsel moet voldoen. Moet de kinderopvangtoeslag eruit, moet de marginale druk omlaag? Dat soort vragen. Als TaxSolver goed gaat werken, kunnen wij, binnen die doelen en randvoorwaarden, optimale stelsels voor inkomstenbelasting en toeslagen te voorschijn halen”, aldus Van der Vlugt.

Mark Verhagen vult aan: „Daarin ligt ook een belangrijke praktische meerwaarde van TaxSolver: iedereen kan binnenkort van tevoren samen vaststellen wat wel en niet wenselijke uitkomsten van beleid zijn. Dit is echt een breuk met de huidige cyclus van het doen van voorstellen op specifieke regelingen, die vervolgens laten doorrekenen en dan uiteindelijk een suboptimaal resultaat behalen.”

En kan TaxSolver uiteindelijk ook helpen de puinhoop in box 3, de vermogensbelasting, op te lossen? Van der Vlugt moet lachen. „Ik denk dat het probleem daar niet zozeer de complexiteit van de regels is, als wel de juridische houdbaarheid van het oude stelsel. Dat zullen we zelf moeten oplossen.”


Angst voor migratie door klimaat is overdreven

In het Vluchtelingenverdrag van de Verenigde Naties lees je niets over klimaatverandering. Zo gek is dat niet, want het verdrag stamt uit 1951, toen de gevolgen van de opwarming van de planeet nog nauwelijks voelbaar waren. Maar ook ruim een halve eeuw later bleek Ioane Teitiota zich niet op dat verdrag te kunnen beroepen. Hij zag zichzelf als klimaatvluchteling en vroeg in 2013 asiel aan in Nieuw-Zeeland voor zijn gezin, omdat het kleine eilandstaatje Kiribati waar hij vandaan kwam in rap tempo onder de zeespiegel verdwijnt.

Een Nieuw-Zeelandse rechter ging niet mee in die redenering en stuurde Teitiota en zijn gezin in 2015 terug naar Kiribati. Twee jaar later heeft Nieuw-Zeeland zijn wetgeving veranderd en experimenteert het land met een „humanitair visum” om bescherming te bieden aan mensen uit de eilandstaatjes in de buurt die door klimaatverandering (tijdelijk) hun huis uit moeten.

In een extreem scenario zouden volgens de Wereldbank rond 2050 mogelijk 216 miljoen mensen huis en haard moeten verlaten, veelal om in eigen land een veilig heenkomen te zoeken

Wanneer kun je zeggen dat iemand gevaar loopt door klimaatverandering? Nu de gevolgen van de opwarming toenemen, worden die vragen relevanter. En omdat hulp voor arme landen, waar die gevolgen het hardst aankomen, wordt teruggeschroefd, is ook de discussie over klimaatvluchtelingen actueel. Veel programma’s van het Amerikaanse USAID en van ontwikkelingssamenwerking in Nederland zijn gericht op hulp aan slachtoffers van klimaat-gerelateerde ellende. Als die stoppen, waarschuwen activisten, kunnen miljoenen klimaatmigranten onze kant op komen. Schieten rijke landen zichzelf in de voet door nu de geldkraan dicht te draaien?

Toenemende ontheemding

In zijn meest recente rapport over de gevolgen van klimaatverandering erkent het IPCC, het wetenschappelijk klimaatpanel van de Verenigde Naties, dat klimaat- en weersextremen wereldwijd „in toenemende mate bijdragen aan ontheemding”. Het IPCC verwacht dat er „met de intensivering van hevige neerslag en bijbehorende overstromingen, tropische cyclonen, droogte en, in toenemende mate, zeespiegelstijging” op termijn nog veel meer mensen ontheemd zullen raken. Het rapport is voorzichtig met getallen – die hangen mede af van andere sociale omstandigheden en de bereidheid om met klimaatbeleid de opwarming een halt toe te roepen.

Een artikel in het wetenschappelijk tijdschrift npj Climate Action waagde zich in juni vorig jaar aan een schatting: „Alleen al in 2020 werden meer dan 40,5 miljoen mensen gedwongen te verhuizen, van wie 30,7 miljoen als gevolg van natuurrampen. Overstromingen en stormen waren beide verantwoordelijk voor de ontheemding van 14 miljoen mensen, waarbij Azië en de Pacific zwaar getroffen regio’s waren, met aanzienlijke menselijke ontheemding en schade aan gebouwen en infrastructuur.”

Onheilspellende getallen

Maar er circuleren ook onheilspellender getallen. In een extreem scenario zouden volgens de Wereldbank rond 2050 mogelijk 216 miljoen mensen huis en haard moeten verlaten, veelal om in eigen land een veilig heenkomen te zoeken. Het Institute for Economics and Peace gaat nog een stap verder. Deze denktank concludeert dat in 2050 1,2 miljard mensen ontheemd kunnen zijn, van wie een groot aantal door natuurrampen en klimaatverandering.

Ingrid Boas, die volgende maand aan de Wageningen Universiteit haar oratie houdt als hoogleraar klimaatverandering en mobiliteit, is voorzichtig met woorden als klimaatmigrant en klimaatvluchteling. Er zijn vaak meerdere redenen voor mensen om hun leefomgeving te verlaten, legt ze uit in een videogesprek. En zelden gaan ze ver weg. Ze trekken naar de stad, blijven in de regio. Boas gebruikt daarom liever ‘klimaatmobiliteit’, dat het handelingsperspectief benadrukt. „Het belangrijkste is dat de meesten vaak helemaal niet weg willen”, zegt Boas. „En als ze vertrekken, keren ze zo snel mogelijk terug zodra de omstandigheden dat toelaten.” Boas noemt Chili als voorbeeld. In Patagonië werd een dorp door modderstromen compleet weggevaagd. „De overheid wilde de mensen naar een veiliger plek verhuizen, maar de bewoners waren hun dorp alweer aan het opbouwen. Ze weigerden te vertrekken en namen de risico’s voor lief.”

Kun je klimaatfinanciering door rijke landen eigenlijk wel hulp noemen?

Dat merkt ook Elly Urban, programmahoofd van humanitaire organisatie ZOA, die in 2023 aandacht voor klimaatverandering tot een prioriteit verklaarde. „Wij werken in gebieden waar veel armoede heerst en waar conflicten zijn. Veel mensen zijn daardoor op de vlucht. Klimaatverandering komt bovenop de problemen die ze al hebben. Toch blijven ze het liefst in de eigen regio, zo dicht mogelijk bij huis. Daar komt bij dat de allerarmsten het meest kwetsbaar zijn voor klimaatverandering. Zelfs als ze zouden willen, hebben ze helemaal niet de middelen om bijvoorbeeld richting Europa te vluchten.”

Net als Boas vindt Urban het lastig om klimaatverandering een-op-een te relateren aan migratiestromen; het is eerder een katalysator. Neem Congo, waar ZOA met lokale partners een klimaatprogramma opzet. „In een toch al conflictrijk gebied maken grillige neerslagpatronen en periodes van droogte het nog lastiger om landbouw te bedrijven. Toegang tot water, tot voedsel, tot land nemen af. En dus ook toegang tot iets van stabiliteit. Mensen raken ontheemd omdat de levensomstandigheden zo ingewikkeld en moeilijk worden dat ze geen andere keuze meer hebben.”

Jongeren zien volgens Urban vaak geen toekomst in hun geboortestreek. Zij vertrekken naar grote steden als Bukavu, maar ook daar is weinig perspectief. „Sommigen trekken verder, de grens over naar Rwanda of Burundi. Maar veel jongeren blijven in de steden hangen. Ze sluiten zich aan bij een rebellenbeweging omdat ze dan wel inkomen hebben. Dat versterkt onrust en instabiliteit.”

Ten koste van de weerbaarheid

Klimaatfinanciering door rijke landen draagt dan misschien niet bij aan het voorkomen van vluchtelingenstromen, het geld is wel bitterhard nodig, concluderen zowel Boas als Urban. Bezuinigen op ontwikkelingshulp gaat ten koste van de weerbaarheid van gemeenschappen die de gevolgen van klimaatverandering dagelijks ondervinden. Zeker omdat rijke landen volgens Boas toch al geneigd zijn hun klimaathulp vooral te besteden aan wat ‘mitigatie’ wordt genoemd: het voorkomen van klimaatverandering met bijvoorbeeld duurzame energie uit zon en wind. De programma’s van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking zijn vanouds meer gericht op ‘adaptatie’, aanpassing aan de gevolgen van klimaatverandering.

Urban ziet tegenstrijdigheden in de bezuinigingsplannen van minister Klever (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp, PVV). „Er mag geen ontwikkelingsgeld meer naar klimaat, maar Nederland blijft zich wel richten op watermanagement en voedselveiligheid – thema’s die rechtstreeks afhankelijk zijn van klimaat.”

Kun je klimaatfinanciering door rijke landen eigenlijk wel ‘hulp’ noemen? „Als we onszelf eerlijk in de ogen kijken, gaat dit over verantwoordelijkheid nemen voor de klimaatschade die Europa, de VS en andere rijke landen hebben veroorzaakt”, zegt Urban. „We hebben een schuld te vereffenen”, vindt Boas.


Trump: we voegen crypto’s toe aan de deviezenreserve

De Amerikaanse president Donald Trump geeft de cryptokoersen weer een opkontje. Hij kondigde zondag op zijn eigen sociale medium Truth Social aan cryptovaluta’s op te nemen in de Amerikaanse deviezenreserves. Dat betekent dat ze voor langere tijd bewaard zouden worden als een soort onderpand voor de dollar, vergelijkbaar met de goudvoorraad.

Daar hintte Trump al eerder op, maar nu zijn de plannen concreter. Hij noemde een aantal verschillende munten, zoals SOL (van de blockchain Solana), ADA (van Cardano) en XRP (van Ripple). Opvallend genoeg vergat hij eerst bitcoin en ether te noemen, de grootste en belangrijkste munten. Een uur en de nodige onrust op de cryptomarkten later volgde een bericht om dat recht te zetten. Die twee munten zouden juist ‘het hart’ van de strategische cryptoreserve moeten gaan vormen. „I also love bitcoin and ethereum!” Uiteraard ging de koers van veel cryptomunten in reactie omhoog, na een aantal slappe weken.

Ronde tafel over crypto

Waarschijnlijk worden de plannen op vrijdag 7 maart nader ingevuld. Dan is er een door het Witte Huis georganiseerd rondetafelgesprek over crypto. Deelnemers zijn de leden van de door de president ingestelde werkgroep voor digital assets (digitale bezittingen) en nog niet nader genoemde sleutelfiguren uit de cryptoindustrie. De cryptotop wordt voorgezeten door David Sacks, die consequent ‘Crypto-tsaar’ of AI-tsaar wordt genoemd. Trump spreekt de bijeenkomst toe.

Als de Amerikaanse regering echt besluit met belastinggeld cryptovaluta te gaan kopen en te behandelen als een stabiel onderpand, vergelijkbaar met de goudreserves, dan zou dat een grote en veelbetekenende stap zijn.

Het is ook een stap die veel vragen oproept. Cryptovaluta bestaan sinds 2009 en zijn onder meer gemaakt als alternatief en concurrent voor de dollar. Ze zijn gebaseerd op technologie die banken overbodig maakt en die grote verantwoordelijkheid bij gebruikers legt, die in feite hun eigen bank zijn. Naarmate de virtuele financiële wereld groeide nam ook de behoefte van overheden toe om die te reguleren en om consumenten te beschermen tegen de uitwassen. De EU heeft daarom voor het eerst een cryptowet, die sinds 1 januari van kracht is. Onder de vorige Amerikaanse regering werden voortdurend onderzoeken opgestart tegen cryptobedrijven die de regels zouden overtreden en werden prominenten uit de cryptoindustrie vervolgd. De afgelopen tijd heeft beurswaakhond SEC die zaken een voor een gepauzeerd.

Trump lijkt crypto niet (meer) als concurrent voor de dollar te zien, maar juist als een strategische bondgenoot; een digitaal instrument dat hij kan gebruiken om de Amerikaanse macht te stutten in de virtuele wereld. Hij kiest daarbij radicaal voor een alliantie met de cryptoindustrie, die meebetaalde aan zijn campagne. En net zo radicaal tegen alternatieven vanuit centrale banken.

Afkeer van digitaal centralebankgeld

Trumps omarming van cryptovaluta kan niet los worden gezien van zijn afkeer van digitaal centralebankgeld, zoals de digitale euro. Centrale banken wereldwijd ontwikkelen een digitale versie van hun munt. Dat doen ze om de positie te verstevigen van het geld dat ze uitgeven. Doordat ze zich tot nu toe beperken tot het drukken van contante munten en bankbiljetten, is die verzwakt. Er is grote concurrentie van de virtuele wereld, onder meer van cryptovaluta’s.

Maar digitaal centralebankgeld wordt gewantrouwd, vooral in rechts-populistische kringen. De centraal uitgegeven digitale munten (de afkorting en hashtag is CBDC) worden daar gezien als gereedschappen voor digitale surveillance. De vrees is bijvoorbeeld dat de centrale banken het geld gaan ‘programmeren’, zodat het alleen kan worden besteed aan door de overheid goedgekeurde doelen. De tegenstanders laten zich niet geruststellen door ingebouwde wettelijke en technische beperkingen om het geld neutraal te houden.

In dat narratief zou crypto het transparante en anti-elitaire alternatief zijn. Alle transacties zijn te volgen op de blockchain, de online database. En mensen hebben geen banken nodig. Ze vertrouwen op een decentraal netwerk van samenwerkende computers.

Trump is een uitgesproken tegenstander van digitale centralebankgeld. In januari legde hij de ontwikkeling van de digitale dollar stil. Hij is tegelijk een groot voorstander van zogenaamde stablecoins. Dat zijn cryptomunten die zijn gekoppeld aan traditioneel (dus door banken uitgegeven) geld. In de praktijk is dit meestal de Amerikaanse dollar. De grootste stablecoin ter wereld is de USDT, oftewel tether. In ruil voor 1 dollar krijg je van dat bedrijf 1 USDT, waarmee je in de cryptowereld kunt handelen.

Bedrijf Tether heeft veel macht

Trump lijkt daarbij een rol te zien voor het bedrijf Tether. Dat bedrijf, dat mede is opgericht en grootgemaakt door de Nederlander Ludovicus Jan van der Velde, is een centrale speler in een industrie die draait om decentraliteit. Het heeft veel ongecontroleerde macht en grote financiële belangen. Op het moment van schrijven zijn er ruim 142 miljard USDT’s in omloop. Dat wil zeggen dat er ruim 142 miljard dollar aan onderpand voor crypto’s bij dat bedrijf ligt (en nog eens ruim 25 miljard aan euro’s).

Het bedrijf claimt de toekomst van het geld te belichamen en belooft gebruikers digitale soevereiniteit. Het zijn termen waar Trump op aanslaat. Aan de onafhankelijke Amerikaanse centrale bank lijkt intussen niets te worden gevraagd.

Lees ook

Een ongrijpbare Nederlander achter een ongrijpbare munt van een ongrijpbaar bedrijf

Illustratie Sjoerd van Leeuwen


Hoofdeconoom BNP Paribas: ‘Het Europese duurzaamheidsbeleid was vooral stok. Terwijl we weten dat een wortel veel beter werkt’

Stomverbaasd kijken economen in de hele wereld toe hoe de internationale economische orde waarin ze groot zijn geworden, helemaal op zijn kop wordt gezet door de Amerikaanse president Donald Trump. „Het is een enorme schok voor het systeem om te zien dat de Verenigde Staten, een belangrijke architect en aanjager van de globalisering die we vandaag de dag kennen, plots zeggen: wij willen dit niet meer. En het systeem actief ondermijnen”, zegt Isabelle Mateos y Lago. Sinds september vorig jaar is ze de hoofdeconoom van BNP Paribas, een van de grootste banken in Europa.

Door haar vorige functies heeft ze een enorm netwerk onder economen in de hele wereld. Vijftien jaar werkte de Française bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Ze was daarna negen jaar hoofd beleggingsstrategie bij BlackRock, de grootste vermogensbeheerder ter wereld. „Ik hoor niet alleen van Europese beleidsmakers en zakenmensen, maar ook uit Azië, Canada en Latijns-Amerika veel geluiden van mensen die zeggen: ‘Nee, nee, nee, wij moeten doorgaan met globalisering!’. De wereld zal nieuwe vormen van samenwerking moeten uitvinden. Wat we nu zien is meer een terugtrekken van de VS dan een ineenstorting van globalisering.”

Mateos y Lago stelt dan ook strijdvaardig dat de Europese Unie de economische acties van Donald Trump – de tarievenoorlog die hij wil ontketenen, de nadruk op bilaterale ‘deals’ in plaats van brede internationale handelsverdragen – niet als een bedreiging moet zien en niet in haar schulp moet kruipen. Er ligt volgens haar juist een enorme kans voor Europa. Het beleid van Trump kan een katalysator zijn voor een sterker Europa, maakt ze duidelijk in een videogesprek vanuit haar kantoor in Parijs.

„Een van de sterke punten van de Europese Unie is dat ze altijd stabiel is geweest. Sommige mensen zullen het slaperig noemen. Of te stabiel. Maar wat wil je liever als je de keuze hebt tussen beleidsstabiliteit, rechtsstatelijkheid en duidelijkheid van processen aan de Europese kant en aan de andere kant – zoals nu in de VS – beleid dat erg onvoorspelbaar is of gaandeweg wordt verzonnen? Dat lijkt me duidelijk. Zeker als je als bedrijf belangrijke investeringsbeslissingen moet nemen.”

De inschattingen van een hoofdeconoom van BNP Paribas doen er toe. BNP is een van de weinige Europese banken die sinds de financiële crisis van 2008 mondiaal de concurrentie aangaat met de grootste Amerikaanse banken. En de scenario’s die haar team maken, hebben bijvoorbeeld invloed op de kredietvoorzieningen van de bank: hoeveel geld moet opzijgezet worden voor het geval dat leningen niet worden terugbetaald? De scenario’s hebben ook invloed op het risicomanagement van de bank, en daarmee op hoeveel kapitaal de bank moet aanhouden als veiligheidsbuffer als het leningen verstrekt.

Dankzij Trump eerder ‘Draghi’

Volgens Mateos y Lago is er momenteel bij haar team een zeker gevoel van back to the future, vanwege de ervaringen tijdens de vorige presidentstermijn van Donald Trump vier jaar geleden. Net als toen begint de dag met bijlezen en verwerken van alle tweets en maatregelen die vanuit Washington van de ene op de andere dag worden aangekondigd. „Maar we hebben in die vorige ronde ook wat geleerd: het is nuttig om een stap terug te doen en de ruis uit te filteren: je moet een soort centraal scenario vormen. Het meest waarschijnlijke scenario, en daar op voortbouwen.”

De onzekerheid in de VS is fnuikend voor de economie daar, voorziet Mateos y Lago. „Wanneer gaan de tarieven in? Wat is het effect van de DOGE-maatregelen van de heer Musk? Wat gebeurt er met de overheidsbegroting? Dit komt bovenop al verzurend consumentenvertrouwen, mensen die achterlopen op creditcardbetalingen en het uitstel van investeringsbeslissingen door bedrijven. De groei in de VS zal in onze verwachting dit jaar nog afvlakken.”

Voor Europa voorziet BNP Paribas juist een opleving van de economie, en zelfs sneller dan eerder verwacht. „Juist door het besef dat Europa op eigen benen moet staan, zullen er zaken sneller worden geregeld. Alles wat er in de VS gebeurt, versterkt de noodzaak voor Europa om zijn eigen huiswerk te doen. Maak de eigen economie sterker en concurrerender. Ga meer handel met elkaar drijven.”

De econome verwacht dat de voorstellen uit het vorige zomer verschenen Draghi-rapport nu een veel grotere kans hebben om ingevoerd te worden dan zes maanden geleden. De voormalige president van de Europese Centrale Bank Mario Draghi deed in zijn rapport 170 aanbevelingen om Europa concurrerender te krijgen.

Stok en wortel

Maar Mateos y Lago is niet alleen maar positief over Europa. Op de vraag of het Concurrentiekompas, dat de nieuwe Europese Commissie naar aanleiding van het Draghi Rapport als beleidsagenda presenteerden, genoeg is, zegt ze: „Nou ja genoeg, op dit moment is het niet meer dan woorden op papier. Ja, alles is aanwezig. Voorstellen over het verdiepen van de kapitaalmarkt. Over groei en concurrentievermogen. De agenda is er, maar nu moeten we actie zien.”

Wat voor actie wil de Franse econome dan zien? Dit gesprek vond begin deze week plaats, een dag voor de Europese Commissie kwam met voorstellen voor een Clean Industrial Act om vergroening van de industrie te stimuleren en met een omnibuswet die de vergaande Europese regels rond duurzaamheidsrapportages en investeringen moeten versimpelen. De voorstellen waren ten tijde van het interview al uitgelekt.

Mateos y Lago juicht de aanpassing van de duurzaamheidsregels toe. „Ik denk dat er consensus bestaat dat, hoewel het doel [van de wetgeving] goed is en we deze niet mogen opgeven, de realiteit is dat ze enorme rapportagelasten hebben gecreëerd. Zonder iets vreselijks zinvols te bereiken.”

De afgelopen weken waarschuwden grote multinationals als Unilever, Nestlé en Signify voor een afzwakking van de duurzaamheidsregels. Dat zou volgens hen verduurzaming van de economie vertragen en juist zorgen voor een ongelijk speelveld voor bedrijven die er al veel in geïnvesteerd hebben. „Ze hebben gelijk dat we alert moeten zijn”, zegt Mateos y Lago. „Je moet het kind niet met het badwater weggooien. Maar evengoed moet je jezelf serieus afvragen wat je echt doet voor de planeet als je formulieren invult en rapporten produceert.”

Lees ook

Lang niet alle bedrijven zijn blij met versoepeling groene Europese regels

Het hoofdkwartier van de Europese Commissie in Brussel. Foto Nicolas Tucat/AFP

Volgens haar heb je zowel een stok als een wortel nodig in het groene beleid. Oftewel strenge regels om bedrijven tot verandering te dwingen, naast positieve stimulering via het verstrekken van subsidies. „Tot nu toe was de Europese aanpak overwegend de stok. Terwijl het beleid van de vorige Amerikaanse regering, de Inflation Reduction Act van Joe Biden, meer wortel was. En we hebben gezien hoe goed dat in de VS uitpakte. Subsidies zijn duur, maar ze werken. En steeds die stok? Tsja, als je al een groei- en concurrentieprobleem hebt, is dat niet zo’n geweldig idee.”

De EU heeft nog wel meer huiswerk volgens Mateos y Lago. Zo is volgens haar het feit dat tussen de lidstaten er nog veel te veel verschillen zijn in de nationale regelgeving, een enorme rem op de economie. Er is te veel ruimte om zelf allemaal extra’s toe te voegen aan Europese verordeningen. Een voorbeeld: „Als je een zak ontbijtgranen wil verkopen in de hele EU, moet je vrijwel in elk land een ander etiket op die zak hebben. Dat is van de zotte, het voegt alleen maar heel veel kosten toe.”

Haar punt is niet zozeer dat alles per se moet worden geharmoniseerd, maar dat in ieder geval elkaars regels moeten worden erkend: een zak met een Duits etiket moet ook gewoon in Nederland kunnen worden verkocht – iets wat Nederlandse supermarkten recent ook hebben gepleit.

De econome kijkt ook kritisch naar het feit dat Europa op „eigen houtje” doorgaat met het verder invoeren van strengere bankenregels. Na de kredietcrisis was afgesproken met onder meer de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk dat de zogenoemde Basel-regels, waarin eisen staan over hoeveel kapitaal een bank moet aanhouden, strenger zouden worden. De VS en het VK hebben de verdere invoering daarvan echter recent uitgesteld, in Europa is een deel van de regels al wél ingevoerd.

„Niemand vraagt om die regels helemaal niet meer in te voeren. De vraag is op welk tempo je ze implementeert. Als twee grote, concurrerende jurisdicties besluiten tot uitstel, dan is het echt contraproductief als Europa dat negeert. Want als je gewoon doorgaat met invoering, dan is het onvermijdelijk dat banken uit die landen de kaas van ons brood eten.”

Mateos y Lago wijst erop dat de banken heel belangrijk zijn voor de Europese economie. Anders dan in de VS, waar bedrijven groeifinanciering kunnen ophalen met obligaties op de kapitaalmarkt, leunen bedrijven hier voornamelijk op bankfinanciering. „Ja, er wordt nu gesproken over verbreding van de Europese kapitaalmarkt. Maar zolang dat nog niet op gang is, zijn banken de belangrijkste financier van veel bedrijven.”

Dat sluit niet uit dat Europa de komende jaren wel naar een kapitaalmarktunie zou moeten streven. Maar die stuit volgens de Française op heel veel wantrouwen binnen de EU-lidstaten. „Men ziet vooral de risico’s in het openstellen van de spaarmarkt en de kapitaalmarkt. Terwijl in werkelijkheid gaat het om het geven van kansen aan de eigen burgers om meer gediversifieerd te beleggen. Openstelling geeft bedrijven een breder scala aan financiering.”

Als je daarin in de EU in het midden- en kleinbedrijf wil investeren, dan kan dat volgens haar eigenlijk alleen per land. „Die belegging zou een stuk veiliger zijn als je mandjes zou hebben met mkb-financieringen uit verschillende Europese landen.”


Wen er maar aan: lege koffie- en theeschappen in de supermarkt

Blauwe letters op een wit bordje. „Deze producten zijn momenteel minder leverbaar.” Excuses voor het ongemak, meldt het filiaal van Albert Heijn in het Alkmaarse winkelcentrum Ringers bij het behoorlijk lege schap met koffie van Douwe Egberts. Alleen de groene variant van DE (Mild & Zacht) is nog verkrijgbaar. Elders in de winkel maakt AH opvallend reclame voor zijn huismerkkoffie.

Dit is de koffieruzie tussen de grote Nederlandse supermarkten en JDE Peet’s, het moederconcern van Douwe Egberts, op de grond.

Een paar straten verderop, bij de nieuwe Jumbo in het oude pand van V&D, geen bordjes of excuses bij het koffieschap. Wel valt op: hier ‘spiegelt’ het winkelpersoneel de rode pakken Douwe Egberts niet meer. Het rommelige schap lijkt een stil protest tegen de prijsverhogingen die JDE Peet’s wil doorvoeren. De pakken huismerkkoffie staan wél keurig uitgelijnd op het rek. In de webwinkel geeft Jumbo 25 procent korting op zijn eigen koffie – maximaal twee kilopakken per bestelling.

Conflict speelt al maanden

Dit was de week dat koffie en thee langzaam verdwenen uit de schappen van de grote supermarkten. Dat wil zeggen, niet alle koffie en thee, maar louter de producten van JDE Peet’s. Dat is de eigenaar van Douwe Egberts, Senseo, L’Or, Kanis & Gunnink en Pickwick.

Het koffie- en theeconflict speelt inmiddels al maanden. JDE Peet’s – dat woensdag een 5 procent hogere omzet van 8,8 miljard euro en een verdubbeling van de winst naar 543 miljoen meldde over 2024 – zou de inkoopprijzen voor supermarkten fors willen verhogen. Volgens Michiel Muller, mede-oprichter van internetkruidenier Picnic, gaat het om een stijging van 20 tot 30 procent.

JDE Peet’s wijst onder meer naar de sterk gestegen prijzen voor koffiebonen (groene, nog ongebrande koffiebonen). Een woordvoerder van het concern wil de percentages die Muller noemt niet bevestigen maar het bedrijf noemt de verhogingen „eerlijk en redelijk in de huidige omstandigheden”. Het concern zegt alleen door te berekenen „wat onvermijdelijk is”.

Albert Heijn, Jumbo en Picnic vinden de stijgingen onredelijk. Ook de supermarkten die inkopen via Superunie, zoals Plus, Spar, Dirk en Dekamarkt, hebben een conflict met JDE Peet’s maar willen daar niets over kwijt. Klanten van deze ketens melden dat producten van Douwe Egberts en Pickwick ontbreken in de winkels.

Niet alleen in Nederland heeft JDE Peet’s het aan de stok met grote supermarktketens; dat geldt ook voor België, Duitsland en Frankrijk

De grote supermarkten branden ook zelf koffie en weten hoe hoog de werkelijke stijgingen van (productie- en transport)kosten zijn, zeggen ze. „Voor de buitenwereld klinken de verklaringen voor kostenstijgingen heel redelijk”, zegt Muller van Picnic. „Door allerlei factoren is de prijs voor green coffee sterk gestegen. JDE Peet’s noemt klimatologische omstandigheden in Brazilië en Vietnam, hogere transportkosten, geopolitieke ontwikkelingen.” Maar daarvan hebben grote koffiebranders volgens Muller veel minder last dan kleinere partijen. Concerns als JDE Peet’s sluiten contracten voor de zeer lange termijn. „Dan kan je dus niet wijzen naar de hogere spot-markt.” Dat is de kortetermijnmarkt, waar de nu beschikbare koffie wordt verhandeld.

De supermarkten zagen de bui al hangen. „Het werd onaangenaam”, zegt Muller over de onderhandelingen met JDE Peet’s. Daarom kochten winkels de afgelopen tijd meer koffie en thee dan ze direct konden verkopen – ‘front-loading’ in vakjargon. Nu raakt dat buffertje leeg. En dat merkt de consument in de, hier en daar, lege winkel.

De topman van JDE Peet’s, Rafael Oliveira, stelde woensdag bij de presentatie van de jaarcijfers dat veel van de onderhandelingen „spoedig worden afgerond”. Wanneer is nog onduidelijk. AH, Jumbo en Picnic zijn in gesprek met JDE Peet’s, maar melden nog geen voortgang.

Twee derde drinkt dagelijks koffie

De huidige inkoopruzie over koffie en thee krijgt veel aandacht in de pers. Logisch, de dranken zijn populair. Als melk de witte motor is, dan is koffie de zwarte motor waar de samenleving op draait. Volgens brancheorganisatie Koffie & Thee Nederland drinkt twee derde van de Nederlanders dagelijks koffie, en een derde drinkt dagelijks thee.

Maar prijsconflicten tussen supermarkten en leveranciers zijn niet nieuw. En die leiden ook regelmatig tot lege schappen. ‘Wegens inkoopdiscussies niet leverbaar’, stond er weleens op een bordje in de winkel.

Zo ruziede Jumbo vorig jaar met het Amerikaanse voedingsmiddelenconcern Kraft Heinz over de prijzen van het broodbeleg van De Ruijter. Ook ontbraken enige tijd producten van Danone, Dr Oetker en Mondelez (Oreo, Lu, Milka) in de Jumbo-winkels.

In totaal waren vorig jaar zo’n 250 productsoorten tijdelijk niet verkrijgbaar in Nederlandse supermarkten, stelt Marleen Hermans. Zij is universitair docent marketing aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Ze deed onderzoek naar de vraag waarom supermarktschappen soms ‘expres’ leeg blijven.

Hermans verwacht dat conflicten tussen met name A-merk-fabrikanten en supermarkten steeds vaker zullen voorkomen. Zie de huidige koffie- en theeruzie. „Dat is een conflict op grote schaal. Tussen twee machtige blokken. Er zijn meerdere supermarkten bij betrokken en het conflict breidt zich uit over Europese grenzen.” Niet alleen in Nederland heeft JDE Peet’s het aan de stok met grote supermarktketens; dat geldt ook voor België, Duitsland en Frankrijk.

Ook econoom Thijs Geijer van ING, gespecialiseerd in ‘food & agri’, heeft de indruk dat prijsconflicten tussen supermarkten en leveranciers nu vaker voorkomen dan vroeger. „De strijd verhardt”, zegt hij. „Supermarkt en A-merk hebben een verstandshuwelijk. Ze kunnen niet zonder elkaar, maar ze gaan zeker niet meer tegen elke prijs met elkaar in zee.”

Muller van Picnic: „Onderhandelingen met A-merken zijn ingewikkeld. Als je een A-merk niet in je winkel hebt dan gaat de consument mogelijk naar de buurman. Dat raakt niet alleen de verkoop van een pak koffie, maar van de hele inhoud van het boodschappenmandje. Dat is het listige.”

‘Groot tegen groot’

De machtsverhouding tussen A-merken en supermarkten is wel gelijkwaardiger geworden, stelt Marleen Hermans. „Vroeger waren veel ‘kruidenierswinkeltjes’, noem ik ze maar, heel afhankelijk van leveranciers. Nu hebben supermarktketens de inkoop veel meer geprofessionaliseerd.”

Het is inmiddels „groot tegen groot”, zegt ook Geijer van ING. Jumbo haalde in 2024 een omzet van 10,6 miljard euro, die van JDE Peet’s steeg zoals gezegd naar 8,8 miljard. De veranderde machtsverhoudingen komen in de eerste plaats door de consolidatie in de Nederlandse supermarktbranche, zegt Geijer. Na een flink aantal fusies en overnames is nu slechts een beperkt aantal ketens over. Na Albert Heijn en Jumbo volgen Plus en de kleinere leden van Superunie – naast discounters als Aldi en Lidl.

Wij kunnen meer een vuist maken

Michiel Muller
mede-oprichter van internetkruidenier Picnic

„De Nederlandse markt voor levensmiddelen groeit niet of nauwelijks”, zegt hoogleraar Laurens Sloot (Ondernemerschap in de detailhandel, Rijksuniversiteit Groningen). „Supermarkten kunnen vooral groeien door elkaar marktaandeel af te pakken; 0,1 procent is al belangrijk. Bedenk dat niet alle ketens een goed jaar hebben gedraaid: Jumbo en Plus verloren marktaandeel. Dit leidt tot heel grote druk op de onderhandelingen met leveranciers.”

Internationale allianties

Die onderhandelingen beperken zich niet tot nationaal niveau. De strijd verhardt met name doordat sinds enkele jaren de inkoop van A-merkproducten via internationale allianties gaat.

Zo zit AH-moeder Ahold Delhaize in een inkoopgroep met de Franse marktleider E.LeClerc en het Duitse Rewe. En namens Jumbo en Picnic onderhandelen de organisaties Everest en Epic Partners met circa vijftig grote, wereldwijde leveranciers over inkoopprijzen. Bij Everest is de Duitse marktleider Edeka aangesloten, evenals de Franse supermarkten Intermarché, Auchan en Casino. „Wij kunnen meer een vuist maken”, zegt Muller van Picnic.

De afspraak binnen Everest is: als één supermarkt het oneens is met de tarieven die een fabrikant vraagt, dan heeft die leverancier een conflict met de hele groep. Dat Jumbo zich in 2023 aansloot bij Everest zou de keten al 50 miljoen euro aan inkoopvoordelen hebben opgeleverd.

„Supermarkten staan hierdoor steviger in hun schoenen bij de onderhandelingen”, zegt Marleen Hermans. „Dat kan leiden tot meer conflicten waarin producten uit de schappen worden gehaald. Daarnaast kan dit ook leiden tot ‘verharding’ van de onderhandelingen; een inkooporganisatie staat wat verder af van het bedrijf, wat de onderhandelingen op prijs harder maakt.”

Met name Everest heeft de reputatie scherp op de prijs te onderhandelen. „Everest is kampioen boycotten”, zegt hoogleraar Sloot. En universitair docent Hermans zegt: „Dit kan twee kanten op gaan; op korte termijn kan dit qua prijs voordelig zijn, maar wat het betekent voor de langetermijnrelaties tussen supermarkten en fabrikanten is nog onduidelijk.”

JDE Peet’s heeft het niet zo op de inkoopallianties, blijkt uit de reactie van de woordvoerder. Zij wijst erop dat „machtige allianties, waarvan sommige een omzet van meer dan 200 miljard euro vertegenwoordigen” een negatief effect kunnen hebben op de „gezonde concurrentie in de markt, zoals minder keuze voor de consument en gebrek aan innovatie”. „Consumenten kunnen ook te maken krijgen met lege schappen in het ene Europese land, veroorzaakt door gesprekken tussen een retailer en een fabrikant in een ander land.”

Muller van Picnic noemt zulke reacties „krokodillentranen” van de A-merken. Die verdienen volgens hem een veelvoud van wat de supermarkten verdienen. De A-merken werpen bovendien nationale ‘inkoopmuren’ op waardoor Picnic bijvoorbeeld niet flessen Coca-Cola mag inkopen in Duitsland en mag verkopen in Nederland. Een fles cola is veel goedkoper in Duitsland dan in Nederland. „Ook al geldt in Europa een vrij verkeer van goederen en diensten.”


Een van de meest gevraagde commissarissen, Antony Burgmans

Er zijn van die namen in economisch Nederland die iedereen die de afgelopen dertig jaar een nieuwe commissaris zocht voor zijn, haar of hun bedrijf wel in de telefoon had staan. Denk aan mensen als Hans Wijers, Dick Boer, Jeroen van der Veer, Wilco Jiskoot of wijlen Karel Vuursteen. Een van de meest gevraagde commissarisen door grotere Nederlandse ondernemingen was wel Antony Burgmans (78). Donderdag maakte Jumbo bekend dat hij, samen met Jiskoot (74), na zestien jaar vertrekt bij het supermarktbedrijf. Daarmee lijkt er een einde te komen aan een lange loopbaan langs bedrijvig Nederland.

Antony Burgmans, waar kennen we die ook alweer van?

Burgmans werkte sinds 1972 jarenlang bij Unilever, waar hij uiteindelijk opklom naar de raad van bestuur en in 1999 benoemd werd tot medebestuursvoorzitter – het destijds Brits-Nederlandse bedrijf had nog een duale structuur met twee hoofdkantoren en dus ook twee voorzitters. Onder de naam ‘Weg naar Groei’ bracht hij de ongeveer 1.600 merken, die het levensmiddelenconcern begin deze eeuw nog had, terug naar 400. Tegelijkertijd was er veel kritiek, omdat Burgmans de door hemzelf gestelde doelen van 5 tot 6 procent omzetgroei per jaar niet haalde. In 2005 kreeg hij een andere rol binnen het bedrijf, twee jaar later vertrok hij.

En toen werd hij dus multicommissaris?

Dat kun je wel zeggen. Burgmans duikt op bij onder meer Aegon, Jumbo, ABN Amro, BP, FedEx, Intergamma (Gamma en Karwei) en investeerder SHV. Het meest in het oog springend is het president-commissarisschap bij verfproducent AkzoNobel. Daar wordt Burgmans op late leeftijd nog het middelpunt van een enorme ruzie met beleggers. Het Amerikaanse PPG wil in 2017 AkzoNobel overnemen, maar de commissarissen zien het Nederlandse bedrijf liever zelfstandig blijven. Als voorzitter van de raad van commissarissen is Burgmans voor een activistische aandeelhouder hoofdschuldige. Hij eist zijn vertrek. De rechter wijst dat af, maar heeft wel kritiek op de manier waarop AkzoNobel zich opstelt.

Hoe deed Burgmans het bij Jumbo?

Burgmans en Jiskoot werden in 2009 benoemd bij Jumbo op het moment dat het bedrijf bezig was flink te groeien. Zij worden gezien als belangrijke krachten die op de achtergrond met adviezen hielpen bij de overnames van onder meer Super de Boer en C1000. De laatste jaren was Jumbo negatief in het nieuws door witwas- en corruptieverdenkingen tegen voormalig topman Frits van Eerd. Dat gebeurde via sponsorcontracten, waarop ook de raad van commissarissen moest toezien. Een extern onderzoek vrijwaarde Jumbo weliswaar van schuld, maar merkte wel op dat er kritischer vragen gesteld hadden moeten worden – vooral door de commissarissen.

Is dit nu het einde van de lange loopbaan van Burgmans?

Burgmans heeft op dit moment geen grote commissariaten meer, dus daar lijkt het wel op. Maar we kunnen het hem ook gewoon zelf vragen. Een belletje naar Burgmans geeft geen definitief uitsluitsel, maar in een – op zijn verzoek – kort gesprek mijmert hij: „Ik zit in een fase dat er alleen maar dingen af gaan en er niets meer bijkomt. Ik loop tegen de tachtig, dan word je niet meer zo vaak gevraagd hè. Dan wordt het ook een keer tijd andere dingen te gaan doen.” Burgmans heeft dus meer tijd voor zijn hobby’s, een daarvan is vliegvissen, zo vertelde hij enkele jaren terug aan NRC.


‘Koop Europese waar’, is de koers van de EU om de industrie te redden

Het klimaat redden, dat leek al een ambitieuze missie voor de Europese Unie. Daar komt nu een tweede missie bij: de Europese industrie, die het op een aantal vlakken moeilijk heeft, overeind houden. En dat zonder af te doen aan de klimaatplannen, als het even kan.

Deze dubbelslag is de inzet van de Clean Industrial Deal, die de Europese Commissie deze woensdag zal presenteren. De onlangs gestarte Commissie wil met een plannenregen laten zien dat ze het bedrijfsleven tegemoet komt. Op dezelfde dag komt de Commissie met de eerste van een serie omnibuswetten, die regels rond duurzaamheidsrapportages en investeringen moeten versimpelen en versoepelen. De boodschap: we hebben jullie gehoord, bedrijven.

Als Europa niets doet, zeggen de industriebonzen, heeft het continent straks geen industrie meer over

De Clean Industrial Deal is een product van dezelfde koerswijziging, gericht op de economische sector die het van alle sectoren het moeilijkst heeft: de industrie. De energieprijzen, cruciaal voor veel industriegiganten, zijn in Europa veel hoger dan in de VS en China. Oude Europese bedrijven in de zware industrie lopen op tegen dreigende Amerikaanse tariefmuren voor staal en aluminium. Autobouwers en ‘groene’ bedrijven vrezen voor hun concurrentiepositie door subsidiegeweld uit China. Als Europa niets doet, zeggen de industriebonzen zelf, heeft het continent straks geen industrie meer over.

Op deze problemen moet de Clean Industrial Deal een antwoord bieden. Dat is niet zomaar geregeld, blijkt uit gelekte conceptversies van de plannen die de afgelopen week al in Brussel circuleerden. Het meest in het oog springt de ruimte die de Commissie, doorgaans terughoudend als het gaat om overheidsinterventies, wil creëren om op de markt in te grijpen en de eigen bedrijven van het continent een handje te helpen.

Japans model

Zo zou in nieuwe aanbestedingsregels moeten worden vastgelegd dat overheidsinstanties vaker in de EU orders plaatsen als die overheden groene investeringen doen. Zulke criteria „kunnen de nationale uitgaven beter afstemmen op de bredere agenda van de EU voor CO2-reductie en concurrentievermogen”, aldus de concept-tekst.

‘Koop Europese waar’, anders gezegd, om op die manier de Europese industrie meer klandizie te geven en te voorkomen dat Europese industriebedrijven worden weggeblazen door de concurrentie uit China en de VS. De Commissie wil ook de private sector stimuleren om meer op eigen, Europese bodem aan te schaffen.

Lees ook

Koop Europees! – is dat een goed idee?

Koop Europees! – is dat een goed idee?

Daarnaast wordt het de EU-landen eenvoudiger gemaakt staatssteun te verlenen, als het aan de Commissie ligt, zodat ze investeringen in schone industrie financieel aantrekkelijk kunnen maken. Ook wordt gekeken naar staatssteun om burgers te beschermen tegen hoge energieprijzen.

Energie speelt een hoofdrol in nagenoeg ieder hoofdstuk van de industriestrategie. Bovenop de plannen uit de Clean Industrial Deal heeft de Commissie zelfs nog een extra actieplan opgesteld om de energieprijzen in de komende jaren te drukken. Daarvoor kijkt Brussel in de eerste plaats naar de nationale hoofdsteden: „Lidstaten kunnen de elektriciteitsrekeningen vandaag al verlagen”, klinkt het, enigszins vermanend. Daar worden immers hoge energiebelastingen geheven; die van Nederland behoren tot de hoogste van Europa.

In de verdere toekomst heeft de Commissie de hoop gevestigd op vloeibaar gas (lng). Importeurs uit Europa zouden weer langetermijncontracten voor vloeibaar gas moeten kunnen afsluiten, om hen „beter te beschermen tegen prijsschommelingen en hen toegang te geven tot lagere prijzen, zodat de prijzen in de EU dichter bij de prijzen op de wereldmarkt komen”.

De Commissie wil nog verder gaan, zo blijkt, door te kijken of het loont om zelf te investeren in de wereldwijde infrastructuur. Bij deze opzet, geïnspireerd door het model waarmee de Japanse regering zijn lng tegen gunstige prijzen importeert, zouden de EU-landen of de EU leveranciers onder meer met leningen kunnen helpen, in ruil voor langdurige toegang tot betaalbare lng.

Acceptabele tussenweg

De focus op lng is niet verbazingwekkend: vloeibaar gas is al jaren aan een opmars bezig. De timing is tegelijkertijd pikant: de afgelopen weken zette de Amerikaanse president Donald Trump Europa herhaaldelijk onder druk om meer vloeibaar gas uit Amerika te importeren.

En de erkenning dat het zinvol is langdurig op vloeibaar gas in te zetten is een breuk met de filosofie van de voorbije jaren. Al bij de totstandkoming van de Green Deal erkenden politici dat duurzame energiebronnen op de lange termijn weliswaar energiezekerheid tegen lage prijzen boden, maar dat de overbruggingsperiode tussen fossiele en nieuwe energie nog lastig kon worden.

Dat werd helemaal duidelijk toen Europese landen na de Russische invasie in Oekraïne zo snel mogelijk hun afhankelijkheid van olie en gas uit Rusland wilden afbouwen. Vloeibaar gas – dat minder vervuilend is dan olie en steenkool – is daarom wat langer dan voorzien een acceptabele middenweg, zegt de Commissie nu.

De Clean Industrial Deal kan daarmee wel gezien worden als de opvolger van de Green Deal waar de vorige Commissie mee kwam, en toch ook weer niet. Ja, de nieuwe Europese Commissie zet een koerswijziging in waarbij de economie weer wat meer gewicht krijgt en de scherpste randjes van het klimaatbeleid worden geschaafd.

Maar: de Green Deal bestond uit een waslijst van wetten, terwijl zijn industriële tegenhanger geen enkele wet bevat. Het is eerder een actieplan. En zó radicaal is de koerswijziging ook niet, benadrukt de Commissie zelf graag. Het doel om in 2050 klimaatneutraal te zijn, blijft overeind.

Wopke Hoekstra, Eurocommissaris voor Klimaat en Schone Groei, mag de uitvoering van de Clean Industrial Deal op zich nemen, samen met twee van zijn collega’s in de Europese Commissie: Teresa Ribera, een Spaanse sociaal-democraat, en Stéphane Séjourné, een Franse liberaal.

De drie vertegenwoordigen alle smaken uit het politieke midden. Dat zal geen overbodige luxe zijn, als de landen en het Europees Parlement zich moeten mengen in het debat over de koorddans-act tussen industriepolitiek en klimaatdoelen.


De netbeheerder moet inbinden bij de komst van zonnepanelen

De zaak

In het plaatsje Hemmen in de Betuwe wilde het Landgoed Hemmen zonnepanelen aanleggen. Dat landgoed is eigendom van de Stichting het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending. Nu had die stichting in 1986 een overeenkomst gesloten met de toenmalige netbeheerder om hoogspanningslijnen en vier hoogspanningsmasten toe te staan op een strook grond van ongeveer 70 bij 1.700 meter. Wegens de „hinder en schade die een gewoon gevolg is” van de leidingen en de masten, betaalde de netbeheerder de stichting ruim 40.000 gulden.

Toen de zonnepanelen eraan kwamen, in 2018, beriep de opvolgende netbeheerder (Tennet) zich op dat contract. Daardoor zou een aanzienlijk deel van het geplande ‘zonnepark’ zelfs buiten die strook niet door kunnen gaan. De hoogspanningsmasten moesten bereikbaar blijven, en uit onderzoek dat de stichting op last van Tennet moest uitvoeren, bleek bovendien dat je bij hoogspanningsleidingen vanwege elektromagnetische verschijnselen minder zonnepanelen kunt plaatsen.

Een groot deel van het zonnepark is nu aangelegd, maar niet alle panelen konden worden gelegd, wat de opbrengsten drukte. Was met deze opbrengstenderving rekening gehouden bij de schadevergoeding in 1986? Volgens Tennet wel, de stichting beweerde van niet.

Na veel overleg volgde een procedure bij de rechtbank Gelderland. En die besliste najaar 2023 dat de stichting onvoldoende had onderbouwd dat de extra hinder en schade niet was „voorzien/verdisconteerd in de reeds uitgekeerde vergoeding”.

De uitspraak: Toegewezen

In hoger beroep komt het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden tot een heel ander oordeel. In de voorwaarden bij de overeenkomst is sprake van toekomstschade: schade die ten tijde van de uitgekeerde vergoeding „niet kon worden voorzien of bepaald”.

Dit artikel zou betekenisloos worden als álle mogelijke latere schade onder de vergoeding voor gewone hinder en schade zou vallen.

Tijdens de zitting noemde Tennet als voorbeeld van mogelijke toekomstschade „lucratieve ontwikkelingen” die niet door zouden kunnen gaan omdat „kabels in de weg zitten” – daarop zou die bepaling wel van toepassing zijn. Maar dat voorbeeld wijkt volgens het hof nauwelijks af van de zonnepanelen in Hemmen.

Ook uit andere verklaringen krijgt het hof de overtuiging dat beide partijen in 1986 ervan uitgingen dat onvoorzienbare schade later aan de orde zou moeten komen – en ook vergoed moeten worden. Dus „het beroep slaagt”.

Het commentaar

Voor het hoger beroep heeft de stichting veel extra stukken boven tafel gehaald, zegt advocaat Els Harbers (Vangoud Advocaten), die voor de stichting optrad. „Daaruit bleek wat toentertijd is besproken, onder andere over eventuele toekomstige schade. Het onderzoek naar zonnepanelen bij hoogspanningsleidingen kostte bovendien veel geld, maar Tennet bleef nee zeggen tegen extra vergoedingen.”

Volgens Harbers speelt het probleem bij meer contracten uit de jaren tachtig en negentig. En de elektriciteitsverbinding waar het hier om gaat is lang. „Die loopt van Dodewaard via Doetinchem en Twente naar Groningen – als daar, net als in Hemmen, agrarische grond anders wordt geëxploiteerd, heeft het arrest zeker gevolgen bij vergelijkbare overeenkomsten.”

Woordvoerder Jorrit de Jong van Tennet is er niet bang voor. Hij mailt: „De uitkomst van deze procedure is nauw verbonden met de specifieke omstandigheden van dit bijzondere geval.” De fysieke ruimte wordt wel schaarser, en er moet „dichter bij de directe leefomgeving van mensen” worden gewerkt. Maar door leidingen bijvoorbeeld met drones te inspecteren in plaats van met hoogwerkers, kan de netbeheerder met grondeigenaren andere afspraken maken dan voorheen. Niettemin beraadt Tennet zich op cassatie bij de Hoge Raad.

Björn Hoops, hoogleraar privaatrecht en duurzaamheid in Groningen, vindt het een „interessant arrest als stok achter de deur” voor bedrijven als Tennet om zich soepeler op te stellen. „Zo ontwikkelen we hier aan de universiteit, samen met de rechtspraktijk, modelcontracten waardoor zonnepanelen sneller en goedkoper kunnen worden gefinancierd. Dit arrest kan ook dat makkelijker maken.”

Volgens Hoops moeten netbeheerders en elektriciteitsbedrijven de ruimte behouden om de infrastructuur te onderhouden en het elektriciteitsnet te verzwaren, ook gezien de noodzakelijke verduurzaming. „Maar er is altijd een grijze zone waarin je meer of minder kunt meewerken met de andere partijen. Je moet aan tafel gaan en er samen uit komen.”

Verduurzaming is volgens Hoops een actueel, en controversieel onderwerp. Samen met notarissen hebben wetenschappers van diverse universiteiten sinds 2016 een serie breed gedragen voorstellen gedaan om wetten aan te passen, mede met het oog op duurzaamheid. „Op basis van de huidige wetgeving is een kantoor in een hoog gebouw verplicht te verduurzamen, een supermarkt in hetzelfde gebouw is dat niet. Dit is maar één voorbeeld van een probleem waarop de wet nu geen antwoord heeft. Hoe kun je dat beter regelen en geld besparen voor iedereen? Maar vorige regeringen deden niks met de voorstellen – en deze regering heeft duurzaamheid ook niet hoog in het vaandel.”

Uitspraak: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 21 januari 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:286


Het aantal bierbrouwers neemt af. ‘Het wordt een totaal andere tak van sport als je met Heineken moet concurreren’

De bottelmachine die zojuist nog om de paar seconden een rij vers gevulde bierflesjes afleverde, staat ineens stil. Een probleempje met de aandrijfriem, waardoor de lopende band die de lege flesjes moet aanvoeren niet meer werkt. „Zet ze er dan maar met de hand in”, zegt bierbrouwer Garmt Haakma (61) tegen de twee medewerkers die de machine bedienen. „De tank moet vandaag wel leeg.”

Het is dinsdagochtend. Op woensdag moet de tank waar dit bier uit komt weer vrij zijn voor de volgende ronde bierbrouwen. Dat is het vaste ritme hier bij brouwerij De 7 Deugden in Sloten, een dorp vastgeplakt aan Amsterdam: van woensdag tot vrijdag brouwen, maandag en dinsdag bottelen, etiketten plakken en klaarmaken voor verzending. Afgelopen jaar produceerden de twaalf grote brouwketels van De 7 Deugden ongeveer 100.000 hectoliter (zo’n 2,5 miljoen glazen) bier: van witbier tot tripel en van ‘gewoon’ pils tot speciale seizoensbieren.

Haakma richtte de brouwerij in 2010 op. Omdat hij van bier houdt, maar meer nog omdat hij een sociale onderneming wilde opzetten waar mensen met een beperking, die elders lastig werk vinden, aan de bak zouden kunnen. Inmiddels werken er twintig mensen bij De 7 Deugden. Het merendeel van het bier wordt via de slijter aan de man of vrouw gebracht; een kleiner deel verkopen ze via de horeca.

De 7 Deugden was een voorloper in de brouwershausse die Nederland de afgelopen jaren overspoelde. Op een gegeven moment leek op elke verjaardag wel iemand rond te lopen die z’n eigen bier brouwde. Waren er in 2010 slechts 75 geregistreerde Nederlandse brouwers, op 1 januari dit jaar was dat aantal vertienvoudigd tot 740.

Doormodderen

Maar, zo bleek dinsdag uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek: de brouwhype lijkt zijn top te hebben bereikt. Voor het eerst sinds 2010 daalde in 2024 het aantal actieve bierbrouwers. Vooral kleine brouwers met een of twee werknemers stopten ermee, maar volgens Haakma hebben ook de wat grotere brouwers het momenteel moeilijk: „Het is gewoon heel lastig om hier je brood mee te verdienen.”

Verschillende soorten bier van brouwerij De 7 Deugden.

In feite kregen brouwers te maken met een perfect storm, legt hij even later uit in het kantoor boven de brouwerij. „Het was al dringen op de markt toen de coronapandemie uitbrak, waardoor de verkopen in de horeca tijdelijk stil kwamen te liggen. Vervolgens stegen vanaf 2022 de grondstoffenprijzen hard én werd de accijns op bier vanaf 2024 verhoogd,” vertelt Haakma. „En door de inflatie kochten klanten in de supermarkt vaak liever een IPA van het huismerk voor 99 cent, in plaats van de onze voor 3,50. Zo kwam bij heel veel brouwers het water aan de lippen te staan.” Bovendien loopt de bierconsumptie al jaren terug: in 2023 dronken Nederlanders volgens het CBS jaarlijks gemiddeld 4,1 liter minder bier dan tien jaar eerder.

Een gegeven moment werden we links en rechts ingehaald door allerlei andere craft brewers

Garmt Haakma
bierbrouwer

Wat ook niet hielp is dat veel brouwers vanaf 2015, het hoogtepunt van de markt, fors in hun onderneming geïnvesteerd hadden. Zo ook Haakma zelf. „We hadden in de beginjaren leuk geëxperimenteerd met kruiden en allerlei varianten, maar op een gegeven moment werden we links en rechts ingehaald door allerlei andere craft brewers [kleine onafhankelijke brouwerijen]. Ik dacht: als we in een schuurtje blijven doormodderen, houden we het niet vol.”

Dankzij zes ton aan leningen uit zijn eigen netwerk, geld uit een aantal fondsen en steun van de bank kon De 7 Deugden uitbreiden naar een gloednieuwe brouwerij naast de oude molen van Sloten. Die opende in 2018 zijn deuren. De eerste jaren ging het goed en groeide de productie – die van zijn eigen bieren, maar ook die van andere ambachtelijke brouwers die de tweeduizendliterketels huurden om er hun bier in te laten brouwen. Haakma: „Dat zijn vaak eenpersoonsbrouwerijen. Zij leveren een recept en het etiket aan, wij brouwen vervolgens het bier voor ze.”

Reddingsoperatie

Maar Haakma zag in 2023 de markt instorten. Er meldden zich nauwelijks nog brouwers om zijn ketels te huren, zelf moest hij de productie ook terugschalen wegens tegenvallende verkopen. Wat niet hielp, was dat grote brouwers Heineken en Bavaria enkele producenten van ambachtelijk bier hadden opgekocht en deze biermerken volop in de etalage zetten bij slijterijen en cafés.

„Het wordt een totaal andere tak van sport als je met Heineken moet concurreren”. zegt Haakma. „Het maakt de distributie van ons bier uitermate lastig. Als ik bij een café kom en ik zie dat ze er merken van Oedipus verkopen, dan denk ik: ik hoef er niet meer aan te kloppen, Heineken is er al.” (Het Amsterdamse Oedipus Brewing werd in 2023 door Heineken overgenomen.)

Oprichter van de De 7 Deugden, Garmt Haakma: „De crisis is nog niet helemaal voorbij.”

Een jaar geleden kwam De 7 Deugden in de financiële problemen, vertelt Haakma. „Alles werd minder, maar we hadden veel geïnvesteerd – dan krijg je problemen met je vaste lasten.” Een fonds dat had geïnvesteerd in de nieuwe brouwerij, eiste de contractuele betalingen op, een faillissement dreigde. Haakma ontkwam niet aan een reddingsoperatie: aan alle geldschieters werd gevraagd hun lening om te zetten in aandelen, van zijn twee verkopers in vaste dienst nam hij afscheid om kosten te besparen.

Wat zijn bedrijf redde: een private geldschieter verstrekte een nieuwe lening, en De 7 Deugden ging samenwerken met een andere brouwer die zijn bier nu ook in Sloten laat produceren. Na twee jaar van teruglopende productie kan hierdoor het aantal hectoliters in 2025 weer omhoog, verwacht Haakma.

„De crisis is nog niet helemaal voorbij, maar de directe dreiging is er nu wel vanaf”, zegt hij op kantoor. „Dat is ook goed nieuws voor de mensen die hier een fijne werkplek hebben gevonden. Ik zie het inmiddels wel weer zitten en denk dat we in de loop van dit jaar weer zwarte cijfers zullen schrijven.”


Nederlander Schumacher plots weg als baas Unilever

De Nederlander Hein Schumacher stopt in maart onverwacht als topman van Unilever, zo maakte het bedrijf vandaag bekend in een persbericht. Hij wordt opgevolgd door de huidige financieel topman van het Britse concern, Fernando Fernandez. De redenen voor Schumachers plotse vertrek – hij zat nog maar op deze plek sinds juli 2023 – zijn niet direct duidelijk. In het persbericht staat dat het besluit in „wederzijdse overeenstemming” is genomen.

Een verdere greep uit het economische nieuws van vandaag:

  • Het is een spannende beleggingscategorie: Chinese tech-aandelen. AI-bedrijf DeepSeek zorgde vorige maand met zijn lancering van een geavanceerde, goedkoop ontwikkelde chatbot voor bewondering (in China zelf) en ongerustheid (in het Westen). Gisteren kondigde webwinkelgigant Alibaba aan „ten minste” 380 miljard yuan (50 miljard euro) te investeren in de ontwikkeling van kunstmatige intelligentie en cloudopslagHet kan niet op? Nou, beleggers hebben zo hun twijfels. Aandelen Alibaba staan in Hongkong 3,2 procent lager en ook andere Chinese tech-aandelen staan fors in de min. De verpester van het feestje heet Donald J. Trump. Hij kondigde aan de Amerikaanse uitvoer van chiptechnologie naar China, en Amerikaanse investeringen in China in deze sector, verder aan banden te zullen leggen. „De markt is zo geobsedeerd geweest met China’s AI-verhaal dat Trump is vergeten”, aldus Qi Wang, techinvesteerder, in Hong Kong, volgens persbureau Reuters.
  • Je krijgt soms de indruk dat de verkoop van elektrische auto’s een beetje in het slop zit, maar deze cijfers, die we lezen bij persbureau ANP, vertellen iets anders: Het aantal verkochte elektrische auto’s in de EU steeg in januari met 34 procent op jaarbasis, tot ruim 124.000, zo meldt de Europese autobrancheorganisatie ACEA. Het grootste aandeel had Duitsland (34.498), met een stijging van ruim 53 procent. In Nederland ging het om ruim 11.000 stekkersauto’s (plus 28 procent).
  • Hou toch maar vast aan die huurwet, zeggen grote beleggers en ontwikkelaars tegen het FD. De huurwet, van oud-minister van Volkshuisvesting Hugo de Jonge (CDA), is weinig populair, omdat deze zou leiden tot minder woningaanbod voor huurders. Veel beleggers doen hun woningen in de verkoop, omdat de wet het verhuren onaantrekkelijker maakt. Maar huidig minister Mona Keijzer kan maar beter aan de wet vasthouden, zeggen de brancheverenigingen voor institutionele vastgoedbeleggers (IVBN) en projectontwikkelaars (Neprom) nu tegen het FD. „Als je er nu weer aan gaat sleutelen, ontstaat er opnieuw heel lang onduidelijkheid. Dat schrikt investeerders af en remt de bouw van huurwoningen”, zo klinkt het.

Liveblog
Economieblog


Economieblog 25 februari