Acties op komst voor behoud vroegpensioen bij zwaar werk

Vakbond FNV verwacht deze maand bij zeker twintig bedrijven en instellingen actie te voeren tegen het verdwijnen van vroegpensioen voor mensen met zwaar werk. Onder meer in de bouw- en zorgsector voeren werknemers protestacties. Bij het spoor, in de Rotterdamse haven en op Schiphol vinden stakingen plaats.

De huidige Regeling Vervroegde Uittreding (RVU), waarbij mensen met zwaar werk al met 64 jaar kunnen stoppen, loopt tot eind 2025. Over verlenging zijn geen afspraken gemaakt.

De regeling is opgenomen in tientallen cao’s – ook in de cao uitgeverijbedrijf, waar werknemers van NRC onder vallen. Volgens het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gelden die voor zo’n 2,9 miljoen mensen. Hoeveel van hen in aanmerking komen voor vroegpensioen is niet bekend, wel dat de afgelopen drie jaar circa 25.000 werknemers via de RVU met vroegpensioen gingen.

Lees ook

Voor zware beroepen dreigt doorwerken tot de AOW-leeftijd. ‘De laatste maanden voor de eindstreep voelen loodzwaar’

Lawaaiactie dinsdag bij Tweede Kamer van de FNV en Politiebond, voor de verlenging en verbetering van de Regeling Vervroegd Uittreden.

Na protesten uit de bouwsector en van de politie zei minister Eddy van Hijum (SZW, NSC) vorige week dat hij wil praten over een blijvende vroegpensioenregeling. Vakbond FNV is van plan de acties door te zetten.

De Nederlandse Politiebond heeft laten weten dat zijn leden volgende week niet ingrijpen bij een demonstratie van Extinction Rebellion. Ook bij NS zal personeel staken, op woensdag 11 september tussen vier en acht uur ’s ochtends. De grootste vakbond voor rijdend personeel, VVMC, doet niet mee aan de actie. Het is daarom onduidelijk hoeveel treinen er zullen rijden.

Alle 17.000 NS-werknemers vallen nu onder de vroegpensioenregeling. Daar is volgens Karel de Buijzer, bestuurder bij FNV Spoor, genoeg reden voor: „Conducteurs, machinisten en onderhoudsmedewerkers draaien onregelmatige diensten, van ’s ochtends vroeg tot laat in de nacht.” Daar komt bij dat reizigers conducteurs en veiligheidsmedewerkers vaak „ronduit onbeschoft” behandelen. „Dat houd je echt niet vol tot je 67ste.”

Verschillende criteria

Aan welke criteria een werknemer moet voldoen voor vroegpensioen verschilt per cao. De cao voor verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg en jeugdgezondheidszorg bepaalt dat iemand ten minste 45 jaar in de zorg moet hebben gewerkt. Bij deze cao zijn ongeveer 463.000 werknemers aangesloten. Voor de 213.000 werknemers die onder de ziekenhuis-cao vallen, is dat tien jaar.

In de metaal- en technieksector geldt een ander criterium, vertelt FNV-onderhandelaar Peter Reniers. „Werknemers mogen nu de RVU gebruiken als ze onregelmatige werktijden hebben of een uitvoerende functie.” Volgens Reniers is een regeling in de metaalsector meer dan nodig. „We komen veel versleten gewrichten tegen. 28 procent van de 66-jarigen die onder onze cao vallen, is arbeidsongeschikt. Dat cijfer liegt er niet om.”


Tennet moderniseert 350 hoogspanningsstations, liefst zonder dat iemand het merkt

Gehamer, gezaag en geroep van mannen in witte helmen en gele hesjes klinkt tussen de talloze elektriciteitsmasten van het hoogspanningsstation in Diemen. Technici in twee hoogwerkers torenen boven de kabels uit. Een busje piept terwijl het strak achteruit rijdt. Normaal gesproken is dit een stil, onbemand station van netbeheerder Tennet, bestemd om hoogspanning om te zetten in lagere spanning voor huizen en bedrijven in de regio en verder in het land. Nu is dit een drukke bouwplaats.

Bijna een jaar lang werken hier zeventig mensen in een strak schema. Het station moet op de schop om de gigantische groeiende vraag aan elektriciteit aan te kunnen. Dat geldt ook voor de andere ruim 350 Nederlandse hoogspanningsstations.

Om de klimaatdoelen te halen, moet Nederland overstappen op groene elektriciteit, opgewekt door bijvoorbeeld zonnepanelen en wind. Maar dan moeten er wel genoeg kabels en andere transportinfrastructuur zijn om al die elektriciteit van bron naar gebruiker te vervoeren. Dat is nu niet het geval. De 13.264 hoogspanningsmasten van Tennet kunnen de elektrificatie van Nederland niet aan. Een kleine tienduizend bedrijven staan in de wachtrij voor afname van elektriciteit. Nog eens tienduizend voor de levering. Het elektriciteitsnet zit propvol.

Lees ook

Tennet verzint een list om toch meer klanten aan te sluiten op het overvolle stroomnet

Met behulp van een grote batterij kunnen bedrijven hun stroomverbruik flexibeler inrichten en dus ook een flexibeler contract afsluiten, redeneert netbeheerder Tennet.

De komende jaren legt Tennet daarom 1.350 kilometer aan nieuwe, modernere kabels aan en bouwt het bedrijf 55 nieuwe hoogspanningsstations. Bestaande stations moeten worden uitgerust met de nieuwste technologie om al die extra energie te kunnen omzetten van hoge naar lage spanning zonder overbelast te raken.

Met dat laatste is Tennet nu dus begonnen, zoals hier in Diemen. Geleidende blokken die zorgen voor aarding, schakelaren, transformatoren – veelal uit de jaren zeventig – worden allemaal vervangen door varianten die veel meer spanning aankunnen. Kosten voor alleen dit station: zo’n 20 miljoen euro.

Geknetter

In strakke lijnen lopen eindeloos veel kabels van de ene naar de andere mast.Een man in een hoogwerker verbindt de kabels aan de nieuwe onderdelen bovenaan de mast. Aan geknetter is te horen dat de kabels een paar meter naast hem wél onder spanning staan. Een toezichthouder met witte helm en portofoon in zijn broekzak kijkt geconcentreerd naar de hoogwerkers, of die niet per ongeluk te dicht bij een deel komen waar wel spanning op staat. Ertegenaan botsen is dodelijk.

De uitbreiding is als banden plakken en fietsen tegelijk, zeggen ze bij Tennet. Om nog wel stroom te kunnen leveren aan de omgeving moet een deel van de infrastructuur in dit station aan blijven. Normaal wordt de energie hier vervoerd over twee ‘banen’. Op die manier is er een back-up-baan. Mocht een van de twee banen uitvallen, dan kan alle elektriciteit door één baan stromen. Tijdens de verzwaring van dit station worden de werkzaamheden van iedere mast en kabel zo gepland dat één route altijd beschikbaar blijft. Tijdens andere werkzaamheden in 2015 ging dat hier mis. Hoewel de storing in dit station in Diemen maar een uur duurde, waren gevolgen dagen later nog voelbaar. Metro’s stonden stil, mensen zaten vast tussen deuren die niet meer opengingen en stoplichten vielen uit, vliegtuigen die op Schiphol zouden landen, moesten uitwijken.

De uitbreiding is als banden plakken en fietsen tegelijk, zeggen ze bij Tennet

De grijze lucht wordt steeds donkerder. Bij een eerste donder moet iedereen direct het terrein verlaten, dat is de regel. Gelukkig blijft het onweer uit, anders was de strakke planning in de knel gekomen. Om 17.00 uur moeten ze hier klaar zijn. Dan komen mensen thuis van werk, zetten ze de lampen, het elektrische fornuis en de tv aan, en gaat de auto aan de lader. Op zo’n moment is er extra risico op overbelasting en wil Tennet alle transportcapaciteit beschikbaar houden als back-up. De mensen thuis mogen niks merken van wat hier gebeurt.

In de bouwkeet van twee verdiepingen herinnert een poster de technici aan de risico’s en veiligheidsmaatregelen. Over een paar weken wordt deze keet afgebroken en weer opnieuw opgebouwd bij een ander station. Tot heel Nederland aan de beurt is geweest.


Marokko springplank naar EU voor Chinese fabrikanten

Op de luchthaven van Nador, in het noorden van Marokko, komt net een groep Chinezen aan. Met de koffers in de hand kijken ze om zich heen, terwijl Marokkanen hen aanstaren. „Nog meer Chinezen”, zegt een jonge medewerker van Maroc Telecom, die mensen op het vliegveld simkaartjes met internet aansmeert. „Do you want internet?”, vraagt hij een Chinees die voorbijloopt. De man schudt vriendelijk zijn hoofd en voegt zich bij zijn groep.

Wat doen al die Chinezen ineens in Marokko, vragen de Marokkanen zich af.

Nu de Verenigde Staten en de Europese Unie handelsbarrières opwerpen om China buiten de deur te houden, zoekt het land strategieën om toegang tot die markten te houden. In mei verviervoudigden de VS de heffing op elektrische voertuigen (EV’s) uit China, tot 100 procent. De Europese Commissie presenteerde kort daarop eveneens voorstellen de tarieven op EV’s uit China te verhogen. Die nieuwe opslag kan tot 38 procent bedragen. Maar in Marokko lijkt China nu de ideale partner te hebben gevonden om die barrières te omzeilen.

In Boundouha, een stadje in het Rifgebergte dat uitkijkt op de Middellandse Zee, is een gigantisch pand in aanbouw, afgezet met hekken en beveiligd met camera’s. Op een lichtblauw plakkaat staat in witte Chinese letters: China Construction America. De bouwer is een dochteronderneming van een Chinees staatsbedrijf. „Je mag hier geen foto’s maken”, zegt een strenge beveiliger, gekleed in zwarte jas en met een petje waar ‘security’ op staat. „Dit is privéterrein.”

Wat doen al die Chinezen ineens in Marokko, vragen de Marokkanen zich af

„Ze bouwen een fabriek”, zegt Hamza, die er langs de weg vijgen verkoopt. „Hier is de laatste weken veel beweging. Dat bouwwerk stond er in een oogwenk.” Wat voor fabriek het wordt, is hem niet helemaal duidelijk. „Iets met elektriciteit of zo.”

Handelsovereenkomsten

Marokko is geen vreemde in de auto-industrie. Het land produceert jaarlijks zo’n zevenhonderdduizend voertuigen voor het Franse Renault en de Amerikaans-Italiaanse fabrikant Stellantis (van onder meer Fiat, Jeep en Peugot). En de sector blijft er rap groeien: vorig jaar steeg de export van auto’s – voornamelijk naar Frankrijk, Spanje en Italië – tot 14 miljard dollar, 27 procent meer dan in 2022. Het land zoekt verdere groei, met name in de productie van elektrische auto’s.

Vorige maand tekende Marokko een contract ter waarde van ruim een miljard euro met Gotion High-tech uit Beijing. Dat bedrijf gaat Marokko’s eerste grote fabriek voor autobatterijen bouwen. Of dit het gebouw is dat nu in Boundouha verrijst, willen de Marokkaanse autoriteiten niet zeggen. „Marokko’s handelsovereenkomsten met Europese landen en de VS hielpen de Gotion-deal rond te krijgen”, zei minister Mohcine Jazouli (Investeringen) tijdens de ondertekeningsceremonie. Door zich in Marokko te vestigen, profiteert China van die handelsakkoorden én van de nabijheid tot Europa.

De Marokkaanse overheid gaf een halfjaar eerder de Chinese fabrikant BTR New Material Group groen licht om een fabriek te bouwen in havenstad Tanger. En in El Jadida, 100 kilometer ten zuiden van Casablanca, slaat het Chinese CNGR Advanced Material de eerste paal voor een batterijfabriek.

In 2035 mogen in de EU geen nieuwe auto’s meer worden verkocht die CO2 uitstoten. Met hulp van China wil Rabat er dan voor hebben gezorgd dat minstens 60 procent van auto-export uit elektrische voertuigen bestaat, zei minister Riad Mezzour (Industrie en Handel) in april. Ook ziet het land perspectief voor zijn enorme fosfaatvoorraden. Fosfaat is een grondstof voor de goedkopere modellen autobatterijen. Inclusief de bezette Westelijke Sahara beschikt Marokko over 70 procent van de mondiale fosfaatreserves.

Cruciaal voor infrastructuur

Buitenlandse investeerders, onder anderen Chinezen, hebben de afgelopen jaren bijgedragen aan de ontwikkeling van de Marokkaanse economie. Vorig jaar groeide die met 3,4 procent.

Professor Najoua Hammouch, van de handelsuniversiteit Ibn Zohr in Agadir: „De strategische ligging van Marokko, op het kruispunt van Europa en Afrika, en de goede banden met de Arabische wereld maken ons land aantrekkelijk voor regionale en internationale handel.” Volgens haar is Marokko al langer bezig zijn internationale partnerschappen uit te breiden door investeerders aan te trekken uit Midden-Oosten en Oost-Azië.

De Chinezen zijn niet alleen in het Rifgebergte te vinden, maar ook rond Casablanca

De Chinezen zijn niet alleen in het Rifgebergte te vinden. Ook rond Casablanca zijn Chinese bedrijven te zien. En in het noorden van Marokko, in Tanger en Tetouan, duiken investeerders uit de Verenigde Arabische Emiraten en Saoedi-Arabië op. Deze nieuwe geldschieters zijn cruciaal geweest voor de ontwikkeling van de infrastructuur van Marokko, met name in sectoren als transport, energie en logistiek – grote projecten zoals de haven van Tanger Med, hogesnelheidslijnen en bijvoorbeeld de zonne-energiecentrale in Ouarzazate. Dit kon worden gerealiseerd door kapitaal uit landen als China en de Emiraten.

Onafhankelijk

Professor Hammouch noemt het openen van deuren voor bijvoorbeeld China een geslaagde poging van Marokko onafhankelijk te worden van de traditionele handelspartners. „Frankrijk en Spanje waren lange tijd primaire handels- en investeringspartners van Marokko. Door staatsbedrijven uit China en het Midden-Oosten aan te trekken, kan Marokko zijn economische kwetsbaarheid verminderen.”

Van de ruim 12 miljoen Marokkanen grote beroepsbevolking is 13,7 procent werkloos. De komst van Chinezen en Arabieren gaat gepaard met groeiende werkgelegenheid, maar niet iedereen ervaart dat. Straatverkoper Hamza in Boundouha: „Ik zou graag voor de Chinezen willen werken, maar ze brengen hun eigen mensen mee. Dit is onze grond, maar we kunnen er niet van profteren.”

Hammouch kijkt daar anders naar. „De komst van buitenlandse bedrijven biedt verschillende voordelen, zelfs als ze hun eigen personeel meenemen.” Zo doen die bedrijven vaak kapitale investeringen. Voor Marokko is dat aantrekkelijk, omdat het in 2030 enkele grote infrastructurele projecten wil hebben afgerond. In dat jaar houdt het samen met Spanje en Portugal het wereldkampioenschap voetbal. En die grote projecten kan Marokko zelf niet financieren.

Hammouch: „Daarnaast werken deze staatsbedrijven vaak met materialen, diensten en producten van lokale leveranciers. Dit stimuleert de groei van lokale industrieën. En wat China ook meebrengt, is kennis en geavanceerde technologieën die ons land kunnen helpen moderniseren.”

Land in de verkoop

Maar de opmars van China bezorgt Marokkanen ook angst – hoewel niemand die hardop durft te uiten. „Het land wordt verkocht aan buitenstaanders”, wordt gefluisterd. En: „Straks verliezen we onze identiteit.”

Volgens professor Hammouch is die vrees niet terecht. „Zorgen over het verlies van land en identiteit, met name in gevoelige regio’s als de Rif, zijn begrijpelijk. Maar ook deze buitenlandse investeerders dienen zich te houden aan de strikte wetten voor grondeigendom die Marokko kent.”

Ze wijst erop dat haar land geen grond verkoopt, maar dat de overheid met investeerders leasecontracten sluit. „Daarnaast worden vaak voorwaarden gesteld, zoals het in dienst nemen van een X percentage lokale werknemers, of samenwerking met lokale ondernemers en overdracht van technologie of kennis aan Marokkaanse partners.”

Volgens Hammouch lijkt de komst van China nu misschien intimiderend. Maar op de lange termijn, is haar overtuiging, verbetert het perspectief van de Marokkaanse bevolking en zal de economie floreren.

Daar merkt vijgenverkoper Hamza voorlopig weinig van. Hij loopt met zijn emmers vijgen naar een potentiële klant, in de hoop nog wat te kunnen verdienen voor een avondmaal.


In Zuid-Afrika dooft het licht niet meer

Net toen begin dit jaar de verkiezingscampagnes begonnen, sprong in Zuid-Afrika het licht weer aan. Dat was verdacht. Oppositiepolitici wisten het zeker: de dag na de verkiezingen van 29 mei zou het systeem van load shedding – gepland uitschakelen van de elektriciteit wegens capaciteitstekort – vast weer beginnen. „Zo makkelijk laten we ons niet voor de gek houden”, oreerde de populistische politicus Julius Malema bij een campagne-evenement in Soweto. De op ondernemend Zuid-Afrika gerichte liberale partij Democratische Alliantie liet weten ervan overtuigd te zijn dat generatoren op grote schaal diesel verstookten om het ANC, sinds 1994 aan de macht, opnieuw de verkiezingen te laten winnen.

Beide veronderstellingen bleken onjuist. Het ANC verloor de verkiezingen, en het licht bleef op 30 mei en daarna gewoon branden. Het geplaagde nationale elektriciteitsbedrijf Eskom liet vorige week trots weten dat het nu al 150 dagen aan een stuk door aan de vraag naar stroom heeft kunnen voldoen. Rond de verkiezingen werd weliswaar nog steeds veel diesel verbrand, maar aanzienlijk minder dan een jaar eerder. Gaf Eskom in april 2023 nog 2,3 miljard rand (zo’n 116 miljoen euro) aan diesel uit, een jaar later was dat in dezelfde maand 583 miljoen rand (zo’n 29 miljoen euro). Diesel wordt volgens het bedrijf nu weer gebruikt zoals het bedoeld is: om tijdens ochtend- en avondpieken de stroomlevering stabiel te houden. Volgens Eskom-president-commissaris Mteto Nyati zijn de acute capaciteitsproblemen van Eskom „opgelost”.

En van politieke inmenging was geen sprake, zei Nyati eind mei al tegen de Britse zakenkrant Financial Times. In februari kondigde het bedrijf aan dat de stroom ook uit moest tijdens de jaarlijkse ‘troonrede’ van de Zuid-Afrikaanse president, de State of the Nation-toespraak in het parlement in Kaapstad. Nyati: „Mensen waren geïrriteerd, maar we zeiden dat we moesten doen wat goed is voor Eskom.”

Corruptie en wanbeleid

Jarenlang had Eskom door achterstallig onderhoud, corruptie en wanbeleid te weinig stroom kunnen produceren om aan de vraag van particulieren en bedrijven te voldoen. Eind 2023 was sprake van een dieptepunt toen fase 8 van load shedding bereikt werd: nog maar de helft van de tijd was er stroom. De app waarin je kunt zien wanneer in jouw wijk de stroom eraf gaat, stond in Zuid-Afrika vorig jaar vrijwel permanent bij de meest gedownloade apps. De corruptie in het bedrijf was haast niet te stoppen, schreef voormalig bestuursvoorzitter André de Ruyter in een opzienbarend boek. Volgens hem waren er criminele „kartels” die goede kwaliteit steenkool stalen en inruilden voor kool waar Eskom niets aan had. ‘Klokkenluider’ De Ruyter heeft Zuid-Afrika inmiddels verlaten nadat hij op kantoor bij Eskom naar eigen zeggen vergiftigd is met cyanide in zijn koffie.

Dat het met het bedrijf nu beter gaat, is vooral het resultaat van beter management, zei Nyati, eerder succesvol bestuursvoorzitter van de Zuid-Afrikaanse telecomreus MTN. Ongeveer driekwart van de problemen werd veroorzaakt door wanbeleid bij zes van de vijftien steenkoolcentrales. De leiding werd daar vervangen, fraude en corruptie rond de steenkoolaanvoer werden aangepakt.

Dat beaamt energie-analist Chris Yelland in Johannesburg. Maar het succes kent meer vaders dan Eskom alleen, zegt hij telefonisch. In juli 2022 kwam president Cyril Ramaphosa met een Energy Action Plan dat de nationale energiecrisis moest aanpakken. Advies 1 van dat plan: „Fix Eskom”.

Economie van grootverbruikers

Daarvoor is vanuit het kantoor van de president en door de speciaal aangestelde minister voor Elektriciteit, Kgosientsho Ramokgopa (zelf ingenieur), nauw samengewerkt met het machtige Zuid-Afrikaanse bedrijfsleven, dat kennis en middelen ter beschikking stelde. De staat maakte 12,8 miljard euro vrij om het onderhoud aan de verouderde kolencentrales te verbeteren en om de immense schuldenlast van het bedrijf (21 miljard euro) te verlichten. Inmiddels heeft Ramaphosa ook een wet getekend die een eind moet maken aan het monopolie dat Eskom sinds de jaren vijftig heeft. „Dit is allemaal lang voor de verkiezingen begonnen”, zegt Yelland. „Het kost tijd, maar uiteindelijk zie je de positieve gevolgen.”

Een generator levert stroom voor deze winkel en koffiebar in Johannesburg, zodat die ook tijdens de stroomuitval open kon blijven.

Foto’s: Kim Ludbrook/EPA

En dat zijn niet alleen brandende lampen. Door de betrouwbaarder levering van stroom laat Zuid-Afrika voor het eerst in heel lange tijd betere economische vooruitzichten zien. De waarde van de rand is tegenover de euro de laatste zes maanden met 5 procent toegenomen. De beurs van Johannesburg ging er diezelfde periode 15 procent op vooruit.

Eskom liet trots weten dat het nu al 150 dagen stroom heeft kunnen leveren

Alleen al in 2023, schatte minister Ramokgopa, was de schade van load shedding voor de Zuid-Afrikaanse economie 81 miljard euro. In dat jaar zou onbetrouwbare stroomlevering volgens hem 860.000 banen hebben gekost. Volgens de laatste cijfers van het Zuid-Afrikaanse CBS, StatsSa, zit een derde van de Zuid-Afrikanen op dit moment zonder werk.

chart visualization

Ironisch genoeg heeft die zwakke economie geholpen Eskoms problemen op te lossen. De vraag naar stroom nam af, zegt Yelland, ook doordat de prijs door Eskoms problemen omhoog ging. „Zuid-Afrika was een economie van grootverbruikers, met veel mijnbouw en bijvoorbeeld aluminiumsmelters. We zijn langzaam aan het overgaan van een energie-intensieve economie naar een diensten- en maakeconomie.”

Emissies verdubbelen

Die kleinere stroomverbruikers in het bedrijfsleven hebben, net als particulieren, de laatste jaren alternatieven gezocht voor het onbetrouwbare Eskom. Duizenden bedrijven en rijke huishoudens zijn nu off the grid. Vorig jaar alleen al werd, volgens cijfers van Eskom, voor 2.600 megawatt aan zonnepanelen geïnstalleerd. In totaal komt nu 5.900 megawatt van de stroom in Zuid-Afrika uit zonlicht.

Dat betekent niet dat de Zuid-Afrikaanse energiesector opeens helemaal groen is geworden, waarschuwt politiek wetenschapper Frans Cronje. Oud-bestuursvoorzitter De Ruyter ging daar volgens hem iets te snel in. „Van steenkool rechtstreeks naar groene energie werkt niet. Het ANC was bang dat dat de economie verder onderuit zou halen”, zegt Cronje. „Als de huidige strategie wordt voortgezet, is er geen beperking aan de groei van Zuid-Afrika. Om ons werkloosheidscijfer van 33 naar 10 procent terug te brengen en op een groei te komen die bij een opkomende economie past, zullen we de emissies moeten verdubbelen.”

Waarmee we terug zijn bij de verkiezingen. Uit onderzoek van de Social Research Foundation, waarvan Cronje directeur is, bleek vorig jaar al dat voor 41 procent van de ANC-kiezers load shedding de reden was naar andere partijen te kijken. Inmiddels is een coalitieregering aangetreden met naast het ANC onder andere de Democratische Alliantie. „Het overleven van die regering is afhankelijk van economische successen”, zegt Cronje. Dat vereist volgens hem een meer geleidelijke vergroening. „Op dit moment kunnen we hier nog niet zonder steenkool. Ik probeer Europese diplomaten uit te leggen dat we over twintig jaar pas aan net zero kunnen gaan werken, dat je niet met een Europese blik naar dit land kunt kijken.”

Tegen die tijd, erkent Cronje, zijn de Zuid-Afrikaanse steenkoolreserves vrijwel uitgeput.

Foto Per-Anders Pettersson/Getty Images


Gaat vooral Big Tech profiteren van de digitale euro?

Betalingsverkeer kent vele gezichten. Neem de invloed van de culturele verschillen tussen landen: stuur een Griek of een Italiaan zo’n Nederlands Tikkie en hij voelt zich geschoffeerd. Dwing een Duitser met pin te betalen en de kans is groot dat die een tirade afsteekt over het recht op contant betalen en financiële privacy. Ieder EU-land heeft ‘eigen’ banken en voorkeuren.

Ook zijn er grote verschillen tussen mensen die opgroeiden met cash en mensen – vooral 35-minners – die liefst elke transactie per telefoon doen en bijvoorbeeld Apple Pay gebruiken. „Geef ze een bankbiljet en ze kijken je aan alsof het een kleurplaat is”, zegt Edwin Sanders, hoofd retail-innovatie bij Rabobank.

De digitale realiteit is een stuk uniformer en een stuk minder Europees. Bijna alle niet-contante en niet-iDeal-betalingen in Europa lopen via de infrastructuur van twee grote Amerikaanse bedrijven: Visa en Mastercard. Dat zijn de enige die wereldwijd betalen faciliteren. Ook Nederlandse banken zijn er in hoge mate van afhankelijk.

Zowel de banken als de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) vinden die afhankelijkheid van een Amerikaans duopolie onwenselijk. Betalingsverkeer draait immers ook om macht en geopolitiek. Het zou zomaar een machtsmiddel van Trump kunnen zijn in een ruzie met Brussel.

Afhankelijkheid

De Europese Commissie en de Europese Centrale Bank (ECB) willen een alternatieve infrastructuur opzetten voor online transacties in Europa. Daarin speelt de invoering van een digitale versie van de euro een hoofdrol.

Op dit moment geeft de ECB alleen contante euro’s uit: de munten en bankbiljetten. Commerciële banken maken daar digitale euro’s van via hun rekeningen en kredietverschaffing.

Vooruitlopend op politieke besluitvorming over de invoering van een digitale euro buigt de ECB zich nu over technische specificaties en wet- en regelgeving.

Lees ook

‘Het is tijd om bankbiljetten in een digitaal jasje te hijsen’, zegt DNB-directeur Van Dijk

DNB-directeur Betalen en Marktinfrastructuur Inge van Dijk: "We willen helemaal niet weten wie wat koopt met zijn nieuwe digitale euro."

Een breed Europees debat over de digitale euro is nog niet gevoerd, maar de ECB heeft al wel een richting aangegeven. Zo heeft zij een grote rol toegedicht aan commerciële banken. Zij moeten klanten een betaalrekening met digitale euro’s bieden, naast de bestaande rekening. Winkels worden verplicht de digitale euro te accepteren. Daarnaast kunnen ook andere bedrijven (denk aan Apple en Meta) toegang gaan bieden tot de digitale betaalinfrastructuur.

Consumentenorganisaties zijn warm voorstander van de digitale euro. „In een wereld die steeds minder cash gebruikt, is het belangrijk dat consumenten beschikken over een digitale betaalmethode die overal wordt geaccepteerd”, aldus een woordvoerder van de koepel BEUC, waarin 44 Europese consumentenorganisaties verenigd zijn. „Een methode die persoonlijke data beschermt, waarvan het gebruik gratis is en gemakkelijk, ook voor mensen met beperkingen en ouderen.”

Meestribbelen

De opstelling van de commerciële banken laat zich het best omschrijven als ‘meestribbelen’. Ook zij willen af van de afhankelijkheid van Visa en Mastercard. Ze werken zelf ook aan een Europees alternatief. En ze vrezen dat de digitale euro ‘Big Tech’ in de kaart speelt.

Sanders van de Rabobank: „In het huidige ontwerp rolt de ECB de rode loper uit voor de grote techbedrijven. En ook zij zijn in de regel niet-Europees.”

Het probleem in een notendop: niet alleen banken kunnen straks een app aanbieden voor de digitale-eurorekening, voor betalingen en overboekingen. Ook andere partijen mogen via digitale portemonnees (wallets) toegang tot de betaalinfrastructuur verzorgen. Zoals techreus Apple nu al Apple Pay aanbiedt, gekoppeld aan een rekening bij een bank.

Over de onbedoelde gevolgen is nog niet goed genoeg nagedacht

Edward van der Woerd
Nederlandse Vereniging van Banken

Een grotere rol in het betalingsverkeer is heel interessant voor techconcerns, zoals de partijen achter Google, Facebook, Instagram, PayPal en TikTok. Sanders: „Die hebben wereldwijd allemaal al heel veel klanten, en ze kunnen betalen combineren met andere diensten.”

De Nederlandse Vereniging van Banken heeft eveneens reserves, aldus beleidsadviseur en digitale-eurospecialist Edward van der Woerd. „Over de onbedoelde gevolgen is nog niet goed genoeg nagedacht.”

Twee soorten euro’s in bankapps

De banken worden straks waarschijnlijk verplicht de digitale euro aan te bieden en via hun apps toegankelijk te maken. Daarvoor krijgen ze een vergoeding van de ECB.

Naast de bestaande betaal-, spaar- en beleggingsrekeningen komt in de bank-app dan een betaalrekening te staan (zonder rente) met digitale euro’s, die dus gegarandeerd zijn door de Europese Centrale Bank.

Maar ook andere bedrijven kunnen zo’n digitale-eurorekening in hun app aanbieden en de vergoeding krijgen. Hoewel de digitale euro de Europese autonomie moet versterken, wordt in de Europese plannen geen verschil gemaakt tussen Europese en niet-Europese bedrijven.

Sanders van de Rabobank voorziet een scenario waarin de digitale euro een succes wordt en de ECB aanbieders van apps grote bedragen als vergoeding betaalt. Die gaan naar zowel banken als techbedrijven, waarbij het verschil is dat de banken intussen ook de lasten blijven dragen van het overige betalingsverkeer.

Verdienmodel

Het verdienmodel van zulke bedrijven is anders dan dat van traditionele banken als ING, Rabo en ABN Amro . Die banken verdienen weinig aan het betalingsverkeer zelf, maar wel aan het geld dat daarvoor bij hen op rekeningen is gestald. Zo hebben ze een stabiele en goedkope stroom aan kapitaal, dat ze kunnen uitlenen voor hypotheken en bedrijfskredieten.

Grote technologiebedrijven lenen in de regel geen geld uit. Voor hen telt de datastroom. Hoe meer interactie ze met hun gebruikers hebben, hoe meer ze van hen weten en hoe beter ze hen als klant kunnen binden. Hun gelikte apps draaien veel meer dan die van banken om gebruiksgemak.

Erica Kostelijk, directeur transaction banking van ABN AMRO, noemt de concurrentie van de grote techconcerns onvermijdelijk, ook zonder digitale euro: „Voor betalen is veel en vaak contact met een klant nodig. Daar zit waarde aan vast, voor Big Tech meer dan voor ons. Zij zullen dat gebied dus altijd verkennen. Hun winstmodel is gebaseerd op data, algoritmes en reclame. Wij gaan anders met de data van onze klanten om.”


Eigenlijk wilde chipgigant TSMC ‘nee’ zeggen tegen een nieuwe fabriek in Europa

Eén dag lang is de lap grond ten noorden van Dresden het best bewaakte weiland van Europa. Op dinsdag 20 augustus gaat veiligheid voor alles: politiebusjes sluiten de toegangswegen af, agenten wachten met hun hand op hun holster, wijsvinger tegen het oor. Dan arriveert een stoet geblindeerde busjes en auto’s en stappen de hoofdrolspelers uit: de Duitse bondskanselier Olaf Scholz, president van de Europese Commissie Ursula von der Leyen en C.C. Wei, topman van TSMC, de grootste chipfabrikant ter wereld.

Over drie jaar staat op deze plek een geavanceerde chipfabriek van TSMC, gesponsord met 5 miljard euro aan Duitse staatssteun. Deze European Semiconductor Manufacturing Company, zoals de officiële naam luidt, is het eerste resultaat van een strategische omwenteling binnen de EU. In de Chips Act trekken de Europese lidstaten samen 43 miljard euro uit om chipbedrijven te lokken. Dat maakt, zo is het idee, de belangrijke Europese auto-industrie minder kwetsbaar: tijdens de coronacrisis zorgde een acuut chiptekort voor stilvallende productielijnen. Dat had weinig met TSMC te maken, maar vooral met inkoopmissers van de auto-industrie zelf. Toch was het een les voor Europa: sinds 2021 zien politici het strategisch belang in van de halfgeleidersector en betrouwbare productieketens. De oorlog in Oekraïne deed de rest.

Chips zijn onmisbare bouwstenen voor (elektrische) auto’s, de klimaattransitie, slimmere AI en krachtigere wapens. Op dit moment produceert de EU zelf minder dan 10 procent van alle halfgeleiders ter wereld. De productieketen is geconcentreerd in Azië, met een hoofdrol voor marktleider TSMC. Dit Taiwanese bedrijf (77.000 medewerkers, marktwaarde 775 miljard dollar) is de grootste chipfabrikant ter wereld. Het is een foundry, een gespecialiseerde drukkerij die zelf geen chips ontwerpt maar wel andermans ontwerpen vermenigvuldigt, op grote silicium schijven of wafers.

Lees ook

Waarom de hele wereld rekent op chips uit Taiwan

Waarom de hele wereld rekent op chips uit Taiwan

Dat is een complexe klus waarbij structuren van een paar nanometer doorsnede (een nanometer is een miljoenste van een millimeter) precies boven op elkaar gelegd worden, op hoge snelheid. Van heel dichtbij ziet een moderne chip eruit als een taart die uit tientallen lagen is opgebouwd, in soms wel duizend productiestappen – allemaal geautomatiseerd met ingewikkelde ‘recepten’. Het resultaat: miljarden schakelaars op een piepklein oppervlakte.

Zo’n 60 procent van alle chips ter wereld en 90 procent van alle geavanceerde halfgeleiders komt uit een TSMC-fabriek. Apple en Nvidia zijn de grootste klanten, maar ook Europese chipontwerpers die veel aan de auto-industrie leveren. De verregaande concentratie in Taiwan brengt risico’s met zich mee: China beschouwt Taiwan immers als een ‘afvallige provincie’ en zint op een gedwongen hereniging. Zoals de Europese Eurocommisaris Thierry Breton (interne markt) het eerder in NRC verwoordde: „Als Taiwan door China wordt geblokkeerd, hebben we hier in twee weken tijd geen chips meer.”

Foto Sebastian Kahnert

Verstandshuwelijk

Het lijkt wel een bruiloft. Op het terrein van de toekomstige chipfabriek staat een witte feesttent met Duitse jazz en een lopend buffet. Het publiek zit al klaar, op witte stoeltjes: veel TSMC’ers, lokale politici en kopstukken van Europese chipbedrijven en toeleveranciers. Ook Christophe Fouquet en Hichem M’Saad, de topmannen van ASML en ASM International, zijn naar Dresden gekomen. Hun chipmachines zullen straks op deze plek draaien.

Er klinkt een aarzelend applausje als Von der Leyen, Scholz en C.C. Wei gezamenlijk hun entree maken. Ze lopen naast elkaar over het middenpad naar het podium, daar staat een bak met rul zand voor de ceremoniële eerste schop in de grond. Von der Leyen heeft diezelfde ochtend de officiële goedkeuring voor de Duitse staatssteun getekend, om de dag een extra historisch tintje te geven. „Het is een win-winsituatie, voor Europa én voor TSMC”, zegt de EU-president in haar speech.

Toen Scholz vertelde dat de subsidie geregeld was, moest ik wel ‘yes sir’ zeggen

C.C. Wei
topman van TSMC

De vestiging in Dresden is voor TSMC wel een verstandshuwelijk – geen liefde op het eerste gezicht. Voordat hij de schop ter hand neemt, vertelt C.C. Wei de zaal dat hij het Duitse aanbod had willen weigeren. „Ik had me zo voorgenomen om ‘nee’ te zeggen, dat antwoord brandde in mijn borst. Maar toen Olaf Scholz me vertelde dat hij de subsidie had geregeld, moest ik wel ‘yes, sir!’ zeggen.”

Wei verpakt zijn boodschap in een vriendelijke glimlach: „We zijn toegewijd aan dit stuk grond, al kost het ons een hoop geld en maakt het de productie duurder. Daar moeten we het een andere keer maar over hebben.”

TSMC reageerde beduidend minder happig op de EU Chips Act dan Intel, de Amerikaanse chipfabrikant die zich begin 2022 al meldde met nieuwbouwplannen in Duitsland. In de ogen van TSMC druist uitbreiding buiten Taiwan tegen de economische logica in. De chipindustrie is extreem kapitaalintensief; moderne fabrieken kosten 10 tot 20 miljard euro en verdienen zichzelf alleen terug door maximale efficiency. Het succes van TSMC is gebaseerd op schaalvergroting en concentratie: alle toeleveranciers, voor onderhoud van de chipmachines en toevoer van chemicaliën, zitten in Taiwan op een steenworp afstand, al decennialang. Dat ecosysteem elders dupliceren is onbegonnen werk, vandaar dat TSMC de bulk van de productie in Taiwan houdt. Maar de chipgigant ontkomt niet aan de geopolitieke werkelijkheid: door de oplopende spanningen tussen de VS en China en de oorlog in Oekraïne eist het Westen meer controle over de productieketens. Chips zijn onmisbaar, en dus de fabrieken van TSMC.

chart visualization

Specialisme

Morris Chang, de nog altijd invloedrijke 93-jarige oprichter, liet zich in het openbaar laatdunkend uit over de expansie van TSMC in de VS. In de woestijn van Arizona investeert TSMC maar liefst 65 miljard dollar in drie geavanceerde fabrieken maar de bouw verloopt moeizaam. De constructie van chipfabrieken is een specialisme dat ze in Taiwan tot in de puntjes beheersen, maar in de VS niet echt. Het ontbreekt aan vaklieden en Amerikaanse vakbonden leggen beperkingen op aan het aantal werkuren – dat schiet niet op, in de ogen van TSMC. Ook het ontwerp van de fabrieken is anders; in Taiwan moeten chipfabrieken bestand zijn tegen aardbevingen, in de woestijn van Arizona dreigen de haboobs, allesverzengende stofstormen.

TSMC had al vestigingen in China (Nanjing, Shanghai) en Singapore, maar maakt nu meer vaart met de regionale spreiding. De Taiwanezen bouwen ook een nieuwe fabriek in Japan, gelokt door Japanse miljardensubsidies. De verwachting is dat die al in 2024 met de productie begint. Japan, ooit een grootmacht in halfgeleiders, heeft veel ervaring met het bouwen van chipfabrieken. Ter vergelijking: de fabriek in Dresden draait pas in 2029 op volle kracht.

Lees ook

Hoe Duitsland de leemte van Europese chipindustrie opvult, op de fundamenten van de DDR

Hoe Duitsland de leemte van de Europese chipsector vult, op een fundament van de DDR

TSMC koos in Duitsland voor een joint-ventureconstructie met de Europese chipmakers Infineon, Bosch (beide uit Duitsland) en het Nederlandse NXP. Elk van die bedrijven heeft een belang van tien procent. Meerdere EU-landen probeerden om de Europese TSMC-fabriek binnen de landsgrenzen te halen; ook Nederland deed een (kansloze) poging. Maar Dresden heeft het beste netwerk aan toeleveranciers en ervaren kenniswerkers, omdat hier al de nodige chipindustrie zit. In de DDR-tijd werd hier de basis gelegd voor de Duitse halfgeleiders; nu plukt de EU daar de vruchten van.

NXP speelde een belangrijke rol bij de totstandkoming van de deal, bijvoorbeeld via Peter Bonfield. Deze Brit – officieel sir Peter Bonfield – was tot voor kort voorzitter van de raad van bestuur van NXP en is daarnaast commissaris bij TSMC. Toen in 2023 op het hoofdkantoor van TSMC in Hsinchu het besluit werd genomen om in Duitsland te gaan bouwen, stapte hij even uit de vergadering om zich van stemming te onthouden. „Je wilt natuurlijk geen belangenverstrengeling”, aldus Bonfield, die in Dresden ook een symbolische schop in de grond mag steken. Volgens hem is het logisch dat TSMC zijn fabrieken wereldwijd uitbreidt. „Niet alleen vanwege de Chinese dreiging, maar ook omdat een aardbeving of watertekort de productie kan verstoren.”

Foto Axel Schmidt

Tweelingfabriek

TSMC kiest ervoor in het buitenland ‘tweelingfabrieken’ te bouwen: zo is de fabriek in Dresden een kopie van een fabriek in de Taiwanese stad Taichung. De chipgigant verdeelt opdrachten van klanten over die twee vestigingen, waarbij het merendeel – ruim 80 procent – toch nog in Taiwan blijft. Die verhouding is volgens TSMC genoeg om het risico op eventuele verstoringen in de productie op te vangen. Een beetje flexibiliteit, genoeg om politici tevreden te stellen en zelf ook wat speelruimte te hebben als er weer een onverwachte piek in de vraag naar chips optreedt, zoals tijdens de pandemie.

De geografische uitbreidingen van de Taiwanese chipgigant zijn dus relatief beperkt. In de VS zegt TSMC 20.000 wafers per maand te gaan produceren, in Dresden zijn het er 40.000 per maand. Ter vergelijking: TSMC maakt per jaar meer dan 16 miljoen wafers. Alleen de vier ‘gigafabs’ in Taiwan zijn samen al goed voor 12 miljoen wafers.

De allermodernste chiptechnologie houdt Taiwan voor zichzelf, als garantie

Vergeleken met de Amerikaanse vestigingen zal TSMC in Dresden niet de allermodernste chips maken, maar wel de halfgeleiders die Europa kan gebruiken – vooral voor de auto-industrie. In cijfers: de fabriek in Dresden maakt chips met 28- en 16-nanometertechniek, die nog verder te verkleinen is naar 22 en 14 nanometer. Dat zijn de chips die de komende tien jaar nodig zijn voor industriële toepassingen of elektrische auto’s met geavanceerde rij-assistenten.

In de VS wil TSMC chips produceren met 2 nanometer nauwkeurigheid. Dat is nu het neusje van de zalm en geschikt om snelle AI-chips en iPhone-processors te maken, maar de meest geavanceerde chiptechnologie houdt TSMC toch in eigen land. Dat is een garantie dat de rest van de wereld toch nog van Taiwan afhankelijk blijft. Een soort verzekering, een ‘silicon shield’, die garandeert dat het eiland westerse bescherming krijgt in het geval dat China zijn armen uitstrekt naar Taiwan.

Lees ook

Dankzij de dorstige chipindustrie herrijst de Amerikaanse stad Phoenix uit zijn as

Een van de grote fabrieken die TSMC bouwt in het noorden van Phoenix.

Penibel Intel

Europa hoopt met de Chips Act vanaf 2030 een vijfde van de wereldwijde productie aan chips te kunnen leveren. Het is een ambitieus plan, dat mede gestoeld is op de komst van Intel naar de Duitse stad Maagdenburg. Daar wil Intel een hypermoderne chipfabriek bouwen met een prijskaartje van 30 miljard euro, gesteund met een subsidie van 10 miljard uit de EU Chips Act, gefinancierd door de Duitse overheid.

Maar met Intels eigen financiën gaat het niet zo goed. Het bedrijf zit midden in een transformatie: het wil, net als TSMC, ook een foundry worden die opdrachten van andere chipontwerpers gaat uitvoeren. Om klanten te winnen wil Intel technologisch leiderschap herwinnen door als eerste de meest geavanceerde chipmachines te gebruiken van ASML. Dat is een gewaagd plan, maar de enige manier waarop de Amerikanen weer uit de penibele situatie kunnen komen waar het bedrijf nu in zit.

Intel leunde te lang op zijn marktaandeel in computers en datacenters, en miste nieuwe groeimarkten als smartphones en AI-chips. Vertrouwend op zijn eigen productieprocessen zag de Amerikaanse chipmaker de achterstand op TSMC groeien; het bedrijf laat zelf inmiddels ook zijn meest geavanceerde chips in Taiwan maken. Op dit moment lijdt Intel zwaar verlies en de beurswaarde is in het afgelopen jaar gehalveerd. Om de hooggeavanceerde productielijnen te financieren, verkoopt Intel zijn bestaande fabrieken in Ierland en Arizona deels aan private-equitypartijen. Dat levert, in het geval van Ierland, 11 miljard dollar op. Daarnaast schrapt het bedrijf (125.000 medewerkers) 15.000 banen en pauzeert het de uitbetaling van dividend. Of dat genoeg is om de Europese expansieplannen te betalen, is niet zeker – de 10 miljard subsidie is ook nog niet door de Europese Commissie geaccordeerd. De kansen op een comeback worden met het jaar kleiner en in de chipindustrie wordt hardop getwijfeld of Intel in staat is om TSMC op technologisch gebied te evenaren, laat staan in te halen.

Lees ook

High-NA: zo bouwt ASML het grootste kopieerapparaat ter wereld. Wie gaat ‘m kopen?

De High-NA-chipmachine, het nieuwste project van ASML.

In de buurt

Ook Maarten Dirkzwager steekt zijn handen uit de mouwen. Hij is verantwoordelijk voor de strategie van de Nederlandse chipfabrikant en mag namens NXP zijn schop in de Duitse zandbak zetten. „Het gaat nu echt beginnen”, zegt hij enthousiast.

Al heeft NXP een aandeel van 10 procent in de Dresdense chipfabriek, dat wil niet zeggen dat NXP daar al zijn chips laat maken. Veel chips reizen sowieso via Azië omdat ze daar ‘verpakt’ worden en verwerkt in elektronica. „Het mooie is wel dat TSMC fabrieken over de hele wereld heeft; in de VS, China, Japan, Taiwan en Europa. We kijken waar onze klanten zitten en kiezen voor de regio die het dichtst in de buurt is”, zegt Maarten Dirkzwager. „Deze joint-ventureconstructies zijn een uitkomst voor NXP: zo kun je een veel grotere fabriek bouwen dan je in je eentje zou kunnen en profiteren van de schaalgrootte.”

NXP bouwt ook in Singapore een nieuwe chipfabriek, waarin het een aandeel van bijna 50 procent heeft. En het bedrijf gaat uitbreiden in Arizona, maar wacht nog op toekenning van subsidies uit de ruif van de US Chips Act.

De NXP’er is niet bang dat er, door de komst van al die nieuwe chipfabrieken over de hele wereld, overcapaciteit ontstaat die de sector weer in een crisis stort. Op dit moment zit de chipindustrie in een tijdelijke dip, deels omdat de vraag uit de auto-industrie scherp is afgenomen. Dirkzwager: „Dit is een cyclische industrie, met ups en downs. Maar de grote trends zijn positief: er zijn meer chips nodig voor elektrische auto’s, kunstmatige intelligentie en de energietransitie. Als je een nieuwe fabriek bouwt, lijkt het in het begin altijd alsof er te veel capaciteit is. Maar na een tijdje zit iedereen toch weer om extra chips te springen.”

Lees ook

Duizend miljard transistoren: zo wordt de chip van de toekomst gemaakt

Duizend miljard transistors: zo wordt de chip van de toekomst gemaakt


‘Zuinig leven gaat vanzelf’

Frankie: „In coronatijd gebeurde bij ons alles tegelijk. Een baby op komst terwijl we nog niet samenwoonden, als evenementenorganisator had ik geen werk, en mijn huisgenoot die dj was verloor zijn werk en ging elders wonen. Toen kwamen we op het idee om het huis waar ik woonde te verbouwen, ik had toch niets te doen. Mijn vader had het gekocht toen ik ging studeren in Rotterdam.”

Fieke: „Maar nu hebben we het te koop gezet, want we groeien eruit. We hebben maar één etage. We hebben een nieuwbouwwoning gekocht in dezelfde wijk. Nog steeds geen tuin, want ja, we willen graag in de stad blijven. Maar we hebben straks wel een balkon en meer ruimte.”

Frankie: „Dat betekent wel dat we met onze zoon Woody van drie veel naar buiten moeten.”

Fieke: „Naar de speeltuin, de dierentuin, naar Jeugdvakantieland in Ahoy…”

Frankie: „Als je van veel prikkels houdt, moet je daarheen, maar Woody vindt het geweldig.”

Fieke: „We zijn ook veel in het café-restaurant dat Frankie met een compagnon runt. Even lunchen of koffiedrinken met bekenden. Het is echt onze tweede huiskamer.”

Frankie: „Ja, ik ben horeca-ondernemer en evenementenorganisator.”

Fieke: „Nou, het is breder. Ik zie jou vooral als een hardwerkende Rotterdammer die iets wil geven aan zijn stad.”

Frankie: „Ja, je zou kunnen zeggen dat ik dingen organiseer waar ik zelf blij van word en die een verrijking zijn voor de stad. Zo organiseren mijn compagnon en ik sinds dit voorjaar de Wolly Morning Run op zondagochtend. Sinds corona is hardlopen mijn hobby. Met de Run willen we leuke mensen samenbrengen en zorgen voor een fittere stad. We lopen een rondje van zo’n negen kilometer door de stad en ontbijten na afloop samen. Het voelt een beetje als uitgaan, maar dan anders. Want sinds we een kind hebben, weet ik wel dat uitgaan en ouder zijn geen ideale combinatie is.”

Fieke: „Jij bent altijd goed geweest in het bedenken van nieuwe dingen.”

Frankie: „Ja, en Fieke is daarbij mijn beste raadgever. Ze snapt heel goed wat de behoeften van mensen zijn en hoe problemen ontstaan. En ze is veel diplomatieker dan ik.”

Emmer water

Fieke: „Ik heb een opleiding gedaan tot social worker en begeleidde jonge moeders met een licht verstandelijke beperking. Ik groeide door van teamleider tot aandachtsfunctionaris huiselijk geweld en kindermishandeling. Ik had toen zelf net een kind en de hoge werkdruk en de intensiteit van het werk, die herinneringen aan mijn eigen jeugd terugbrachten, leidden ertoe dat ik overspannen werd. Toen ben ik op zoek gegaan naar een baan waarin ik minder voor anderen hoefde te zorgen. Nu ben ik sales assistant bij een bedrijf dat tassen en meubels maakt van restmateriaal. Het is een bedrijf met veel oog voor mensen en duurzaamheid, dat past bij mij. Binnenkort ga ik aan de slag als vertrouwenspersoon, doe ik toch nog iets met mijn opleiding.”

Frankie: „Na de havo heb ik een tussenjaar genomen. Maar ik lag vooral te slapen. Zodanig, dat mijn moeder een keer een emmer water over me heen heeft gegooid. Toen ben ik hbo communicatie gaan doen. Meer vanuit het idee dat ik weer naar school moest dan vanuit een passie voor communicatie. Samen met een vriend deed ik dj-klussen en zo ben ik de evenementenwereld ingerold. We hebben Blijdorp Festival opgezet en hadden net een nieuwe nachtclub geopend toen corona uitbrak. Gelukkig waren we goed verzekerd en konden we gebruikmaken van steunmaatregelen.”

Fieke: „Het is handig dat ik een vaste baan heb, want zijn inkomen fluctueert nogal. Als er een project niet zo lekker gaat, zegt-ie: we moeten even op rantsoen.”

Frankie: „Dan eten we kikkererwten en stamppot, helemaal niet erg.”

Niet heilig

Fieke: „We hebben nu een dubbele hypotheek, dus daar gaat een groot deel van ons inkomen naartoe.”

Frankie: „Het inkomen dat ik mezelf uitkeer is best laag, dus zuinig leven gaat vanzelf. Elk jaar bij het zomerfestival Blijdorp komt het meeste geld binnen. Dan koop ik bijvoorbeeld een designlamp.”

Fieke: „We zijn geen big spenders. Van winkelen houden we niet, van koopjesjagen al helemaal niet en kleding boeit ons ook niet zo erg. We hebben ook geen auto. Dat is niet praktisch in de stad en ook niet duurzaam.”

Frankie: „We hebben wel een bakfiets.”

Fieke: „Vakantie doen we wel met het vliegtuig. Eigenlijk staat dat haaks op hoe we leven. Ik vind dat wel lastig, hoor, het geeft me een schuldgevoel. Dat ik iets fout doe.”

Frankie: „Dat heb ik minder. We zijn niet heilig. Ik let bijvoorbeeld in mijn werk weer op duurzaamheid. Zo betrekken we zuivel van een zorgboerderij. Maar het blijft lastig om de juiste balans te vinden tussen duurzaamheid en de wensen van je gasten. Hoeveel vegetarische gerechten zet je op de menukaart bijvoorbeeld? Het is de kunst om mensen mee te nemen in je verduurzamingsproces.”

Fieke: „Thuis eten we veel biologisch en vegetarisch.”

Frankie: „Qua toekomst zou ik mezelf graag opsplitsen. Zó veel nieuwe ideeën heb ik nog. Ik wil nog iets met sport en bewegen en nog meer doen om mensen bij elkaar te brengen.”

Fieke: „Ik ben blij met mijn leuke baan, ons fijne gezinsleven en het nieuwe huis. Dat geeft structuur.”

Frankie: „In elk geval blijven we in Rotterdam. Ik kan mezelf hier niet wegdenken. Deze stad voelt als een warm nest.”


Onder leiding van financiële man Maestri explodeerde de beurskoers van Apple

Het zou wel eens een leuke vraag kunnen zijn voor een bedrijfseconomische pubquiz: noem twee bestuurders van Apple uit de periode 2014-2024. Tim Cook zal op ieders lippen liggen, maar hoeveel kandidaten zouden uitkomen bij Luca Maestri? Vermoedelijk een stuk minder. Terwijl hij toch minstens zo belangrijk was voor het bedrijf als Cook. Deze week kondigde Maestri zijn afscheid aan.

Allereerst: wie is hij?

De in Rome geboren Maestri (60) kwam voor een managementstudie naar de VS en is daar altijd blijven hangen. Via General Motors en Nokia Networks kwam hij in 2009 als financieel directeur bij printerbedrijf Xerox. Daar plukte Apple hem in 2013 weg, om een jaar later diezelfde functie bij de technologiereus te gaan vervullen. In die functie schoof hij jarenlang aan bij de presentatie van de kwartaalresultaten naast bestuursvoorzitter Tim Cook. Maestri staat bekend als een vertrouweling van de Apple-topman.

Heeft Maestri het goed gedaan bij Apple?

Over het algemeen kun je zeggen dat Maestri zijn waarde voor Apple wel bewezen heeft. Onder zijn leiding groeide de omzet van het bedrijf van ongeveer 200 miljard dollar in 2014 naar 385 miljard dollar in 2024. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat de inkomsten sinds 2021 niet heel hard meer gegroeid zijn en het laatste jaar zelfs een lichte krimp kenden.

Ook andere cijfers staven de financiële vooruitgang onder Maestri: de beurskoers van Apple is nu 226 dollar (203 euro), waar dat in 2014 bij zijn aantreden nog 20 dollar was. In 32 van de 43 kwartalen sinds begin 2014 boekte Apple op jaarbasis groei, maar ook hier geldt: de laatste jaren waren er vooral verliezen. Afgelopen mei kondigde Maestri, tot vreugde van beleggers, nog aan dat de onderneming voornemens is om voor 110 miljard dollar aan aandelen terug te kopen – het grootste terugkoopprogramma van een bedrijf ooit. Dat betekent dat Apple veel geld in kas heeft.

Maar net zoals succes niet alleen op zijn conto geschreven kan worden, geldt dat ook voor de verliezen. De wereldwijde inflatie ging niet aan Apple voorbij: consumenten gaven afgelopen jaren minder uit aan duurdere producten, zoals iPhones en iPads. Daar komt nog bij dat Apple vorig jaar rond de feestdagen zijn smartwatches niet mocht verkopen vanwege een patentenkwestie.

Waarom gaat Maestri weg?

Maestri vertrekt begin 2025. Hij is dan elf jaar de hoogste financiële man bij Apple geweest. Vaak zit een bestuurder maximaal twee termijnen van vier jaar. Maestri zit daar dus al ruim overheen. Het feit dat hij bij Apple blijft en zijn opvolger Kevan Parekh al enige tijd aan het klaarstomen is, duidt erop dat de Italiaan niet vanwege een conflict het veld ruimt. Bij de aankondiging van zijn afscheid liet Maestri weten de eindverantwoordelijkheid voor de financiën bij Apple als „het grootste voorrecht in mijn professionele leven” te beschouwen.

Zijn opvolger Parekh werkt ruim tien jaar voor het technologiebedrijf en was de afgelopen jaren al de rechterhand van Maestri. De keuze voor een interne kandidaat moet „de overgang vlotter laten verlopen”, stelt een Amerikaanse financieel analist tegenover krant Financial Times. „Maar”, zo voegt die eraan toe: „dit soort grote veranderingen zorgt altijd voor wat onzekerheid, vooral gezien de stabiliteit onder meneer Maestri.”


Hoe Driehoek zeep werd losgeknipt uit een multinational en nieuwe klanten vond

Het was in 2017 nog enig gedoe: op flessen die in Etten-Leur werden gevuld met groene zeep van Driehoek moest de U van Unilever worden vervangen door GSC, van Green Soap Company. En voor de emmers waarin geconcentreerde groene zeep gaat, moest zelfs op stel en sprong een nieuwe fabrikant gevonden worden. Maar het lukte: het traditionele schoonmaakmerk Driehoek was losgeknipt. Door Marcel Belt, bekend als oprichter van Marcel’s Green Soap.

Waarom? Belt, al dertig marketeer in schoonmaakmiddelen, zag in Driehoek een kans. Zijn eigen lijn handzepen en schoonmaakmiddelen draaide aardig, voor een net nieuw merk. Onder meer Ekoplaza en Loods 5 verkochten het. Maar Belt kreeg het niet voor elkaar een plek te veroveren in de grote supermarkten.

Toen hij de labels bestudeerde van duurzame concurrenten die dat wel was gelukt, ontdekte hij dat Driehoek bij zijn voormalig werkgever Unilever hoorde. Het merk, dat ook sodazout in plastic zakjes verkocht, had in 2010 bij het pakket consumentenmerken gezeten dat Unilever overnam van Sara Lee. Ruim twintig jaar eerder had Sara Lee Driehoek gekocht van chemiebedrijf Akzo. Een rechtsvoorganger ervan, Kortman & Schulte, was eind 19de eeuw in Delfshaven uitvinder van groene zeep uit een restproduct van touwslagerijen.

Voor Unilever was Driehoek bijvangst geweest, en dat was te merken. Het merk had niet eens een eigen website.

Belt had nog telefoonnummers van oud-collega’s, en deed een voorstel: mocht hij het schoonmaakmerk overnemen?

Dat mocht.

De ruimte waar de verschillende vloeistoffen worden afgetapt.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Schapruimte

En daarmee kwam het succes. Doordat Belt als verkoper van Driehoek opeens maandelijks sprak met grote retailers over aanbiedingen en schapruimte, kreeg hij voor zijn eigen merk ook een voet tussen de deur. Elke keer nam hij een tasje met producten van Marcel’s Green Soap mee. Inkopers van Albert Heijn durfden het als eerste aan het merk te proberen.

„Als klein merk is de drempel om in een grote supermarkt terecht te komen echt hoog. Ik had dat onderschat”, vertelt hij op het hoofdkantoor in het centrum van Haarlem, zittend tussen verpakkingen van Driehoek en vooral van Marcel’s Green Soap. „Je moet aan allerlei eisen voldoen, bewijzen van certificering overleggen, andere gegevens aanleveren. Ben je wel een betrouwbare leverancier? Door Driehoek kon ik dat veel makkelijker bewijzen.”

Oudere klanten klommen in de pen: waar was die oranjebloesemgeur
voor nodig?

Marcel Belt
mede-eigenaar van Driehoek zeep

Marcel’s Green Soap kwam daarmee in een stroomversnelling, maar Belt ging ook aan de slag met Driehoek, dat vooral onder ouderen bekend was. Pakweg vijf jaar terug koos hij voor innovatie: het sodazout, dat in zakjes en flesjes altijd klonterde, kreeg een ander recept, werd geconcentreerder en voortaan verpakt in handige kartonnen doosjes.

Op de bijna volledig geautomatiseerde productielijnen van fabrikant Kompak Driehoek in Etten-Leur draait een robot nu doppen op de klassieke gele flessen vloeibare groene zeep en op flessen vloeibare soda. En daar is nog een noviteit: flessen azijngel. Die liggen begin september voor het eerst in de winkel. Belt: „We zullen daar wellicht wat opmerkingen over krijgen, maar wij noemen dat de heilige drie-eenheid voor schoonmaak: groene zeep, soda en azijn.”

Commentaar kreeg het hoofdkantoor al eerder: toen Driehoek groene zeep op de markt bracht met oranjebloesemgeur. Daarmee wilde het merk jongere gebruikers aantrekken: „Die zijn anders geurende schoonmaakproducten gewend. Ze associëren de klassieke groenezeepgeur niet met schoonmaken, zoals ouderen. Maar die oudere klanten klommen in de pen: waar was die geur voor nodig? Die hebben we gerustgesteld: ook de vertrouwde groene zeep blijft gewoon bestaan.”

Tankers schoonmaken

Driehoek én Marcel’s Green Soap zijn sinds hun samenkomst in 2017 flink gegroeid, vertelt Belt. Met zijn ene arm geeft hij een geleidelijk stijgende lijn aan en met zijn andere wijst hij naar het dak. „Voor ons was die miljoen jaaromzet van Driehoek in het begin echt veel. Nu is Driehoek verdubbeld in omzet. Maar Marcel’s Green Soap is vertienvoudigd.” Green Soap Company als geheel had vorig jaar zo’n 20 miljoen euro aan omzet.

Belt, die Green Soap bedacht uit ergernis over het ontbreken van duurzame schoonmaakmerken, zag in Driehoek niet alleen een entree naar de supermarkt voor zijn eigen merk, maar ook extra potentieel. „Driehoek is altijd duurzaam geweest. Alleen, dat vertelde niemand. En het maakt heel goed schoon. Een van onze eerste orders was een pallet groene zeep voor de Rotterdamse haven. Daar werden complete tankers mee schoongemaakt.”

Zeker nu natuurlijke materialen oprukken in keuken en badkamer, denkt marketeer Belt dat Driehoek „weer echt relevant kan worden voor consumenten”. Groene zeep is namelijk zacht voor dat soort materialen en laat een beschermlaagje achter.

Het productieproces.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Autonomie

De Green Soap Company, waar Driehoek en Marcel’s Green Soap deel vanuit maken, zijn sinds kort niet helemaal zelfstandig meer. Belt heeft een aandeel – hoe groot en voor hoeveel is niet bekendgemaakt – verkocht aan het Franse Altaïr. Het bedrijf – met een jaaromzet van 150 miljoen euro en 400 man personeel wel flink groter dan GSC maar nog steeds een kleine speler tussen Unilever en Proctor & Gamble – produceert onder meer de Franse evenknie van Driehoek, Briochin.

Reden: de ambitie van Belt om zijn eigen merk ook uit te breiden naar het buitenland. Een plek veroveren in de schappen van een Franse of Spaanse supermarkt gaat sneller onder de Franse vleugels, hoopt Belt.

Belt is niet bang dat het aloude Driehoek-merk – dat alleen in Nederland te koop zal blijven – onder een groter concern opnieuw ondersneeuwt. „Zij geven hun merken veel autonomie. Ze zien potentie voor Marcel’s Green Soap in Frankrijk en andere Europese landen. En wat Driehoek betreft: Altaïr erkent de enorme naamsbekendheid ervan in Nederland: 80 procent kent het merk. Zomaar wat anders op de verpakking zetten, zou betekenen dat ze miljoenen weggooien.”


Hoe veilig is de identificatiewallet eigenlijk?

Wie een hypotheekaanvraag wil doen, een huurcontract wil tekenen of een auto wil leasen, moet daarvoor tegenwoordig vaak een zogeheten datadeler-app gebruiken. Er zijn echter zorgen over de hoeveelheid data die een aantal van die apps over klanten verzamelen en delen. Dat blijkt uit een advies van de Autoriteit Persoonsgegevens op verzoek van het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat deze week openbaar is gemaakt.

1 Wat is een datadeler-app?

Een datadeler-app, ook wel identificatiewallet genoemd, is een applicatie waarmee mensen gegevens over zichzelf kunnen (laten) verzamelen om die vervolgens te kunnen delen. Het kan gaan om gegevens om ergens in te loggen, maar ook om bijvoorbeeld gegevens die nodig zijn om je identiteit of kredietwaardigheid te bewijzen. Je zou de app kunnen omschrijven als een digitale kluis voor het bewaren en delen van geverifieerde persoonsgegevens. Daartoe moet die app communiceren met de verstrekkers van die gegevens. Overheden, banken, het UWV en bijvoorbeeld onderwijsinstellingen kunnen betrouwbare certificaten afgeven over je inkomen, diploma’s en adres, die je vervolgens via die app kunt delen.

2 Waar worden dit soort apps voor gebruikt?

Met name bij hypotheekverstrekkingen en het afsluiten van huurcontracten worden dit soort apps vaak gebruikt. Dat zijn processen waarbij veel gevoelige informatie moet worden opgevraagd en gecontroleerd. Dat kan via e-mail, op papier of via het uploaden van bestanden naar een server van bijvoorbeeld een hypotheekadviseur of bank, maar dat is arbeidsintensief en fraudegevoelig. Bovendien staan in die bestanden vaak veel meer gegevens dan strikt noodzakelijk. Datadelerapps stroomlijnen dat proces en maken het minder fraudegevoelig. Bedrijven zijn er daarom dol op en vragen klanten steeds vaker dit soort apps te gebruiken.

Er zijn verschillende ID-wallets in omloop. De Rabobank gebruikt sinds twee jaar de app Datakeeper op momenten waarbij veel uitwisseling van gegevens noodzakelijk is, zoals bij een hypotheekaanvraag of bij het invullen van een financieel plan. Mogelijk wordt die binnenkort ook geïntegreerd in de app voor het bankieren.

Woning- en autoverhuurders en verzekeraars maken ook geregeld gebruik van apps zoals Ockto en MyQii. Ockto is volgens eigen opgave door 1,5 miljoen Nederlanders gebruikt. MyQii heeft het op de website over meer dan 350.000 gebruikers. Een kleinere speler is Yivi.

3 Wat heeft dit te maken met de Europese digitale identiteit?

Volgens een Europese wet die in 2025 van kracht wordt heeft iedere EU-burger recht op een identificatiewallet. Nationale overheden moeten ervoor zorgen dat die voor iedereen beschikbaar zijn en overheden en tal van organisaties zijn dan verplicht ze te accepteren. Aan deze EU-ID-wallets worden strenge privacy-eisen gesteld. De informatie moet bijvoorbeeld bij de gebruiker zelf (op zijn telefoon) staan en niet in een cloud. Zodat de persoon over wie het gaat zijn data zelf kan beheren en bijvoorbeeld de toestemming om zijn data te gebruiken ook weer kan intrekken.

De meeste ID-wallets halen onnodig veel gegevens over hun klanten binnen

4 Wat is nu het probleem?

De meeste ID-wallets die nu worden gebruikt voldoen niet aan die EU-voorwaarden en ook niet aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Ze halen onnodig veel gegevens over hun klanten binnen en zijn niet transparant genoeg over wat daarmee gebeurt.

Verschillende wallets, zoals Datakeeper en Ockto, vragen de gebruiker met DigiD in the loggen op hun app. Vervolgens wordt hun DigiD-inlog door de app gebruikt om namens de gebruiker in te loggen bij bijvoorbeeld Mijnoverheid en de RDW. De app krijgt dan in één keer toegang tot alle gegevens van de gebruiker die op die overheidswebsite staan. De apps halen al die informatie binnen. Ze filteren die voor ze die delen met bijvoorbeeld een woningverhuurder of hypotheekverstrekker, maar hoe ze dat doen is weinig transparant. Door deze werkwijze worden volgens de Autoriteit Persoonsgegevens veel meer gegevens over gebruikers binnengehaald dan strikt noodzakelijk. Bovendien heeft de consument er geen grip op.

Daar komt nog bij dat de datadelerapps niet samen kunnen werken met de populaire DigiD-app, die gebruik maakt van tweestapsverificatie. In plaats daarvan gaat het met de wat minder veilige oudere inlogmethode met een wachtwoord. Dat ondermijnt dus de DigiD-beveiliging.

5 Is het dan niet verstandiger helemaal te stoppen met die datadeler-apps?

Nou, nee. Dat is gezien de digitalisering van de samenleving en de ontwikkeling van de Europese digitale identiteit niet realistisch. Daarvoor bieden de apps te veel praktische voordelen. Ze zouden de privacy van burgers bovendien juist kunnen helpen beschermen, maar dan moeten ze wel aan de regels voldoen.

Het ministerie van BZK wilde daarom een convenant met de sector afsluiten. Een soort gedoogconstructie voor de overgangsperiode tot de EU-wet en -wallet er is. Maar dat wordt door de AP ontraden. Die vindt dat de bestaande privacyregels gewoon moeten worden gehandhaafd en de datadeler-apps op deze manier dus niet mogen.

6 Wat vinden de bedrijven?

Volgens de grootste aanbieders ligt de oplossing bij de overheid zelf. Die zou betere digitale koppelingen moeten aanbieden, waardoor de huidige DigiD-route niet nodig is. Dan kunnen ze veel gerichter informatie opvragen. Dat die koppelingen er nog niet zijn dwingt ze in hun ogen tot privacyschendingen. „Een onwenselijke situatie”, beamen vertegenwoordigers van de sector in een recente brief aan het ministerie, „maar nog altijd veiliger dan het delen van bijvoorbeeld paspoortkopieën, salarisstroken en UWV-verzekeringsberichten via e-mail of bijvoorbeeld een aanbieder van online opslagruimte zoals Dropbox. Daar zou de kans op hacks veel groter zijn.

Vincent Kolijn van Rabobank-onderdeel Datakeeper „herkent de problemen ook niet echt”. „Onze klanten vinden dat het een hoop gehannes scheelt. En als bank zijn wij blij met minder fraude en meer efficiëntie. Dat is een kostenvoordeel.” Hij benadrukt dat de bank heeft geïnvesteerd in een privacyvriendelijke app, waarbij de gebruiker zijn eigen data beheert. „Beste overheid, maak wat voort. We hebben ervaring en denken graag mee. We hobbelen nu achter landen als België en Zweden aan.”