De bio-based basisschool kan straks mogelijk niet open zonder dat er een generator in de tuin staat te dieselen

De glijbaan in de vorm van een tunnelbuis staat al klaar in de hal. De wc’tjes met de drukkers op kleuterhoogte zijn al betegeld. In een zijkamer smeert een werkman de kit voor het tapijt op de vloer. De lamphouders zijn afgedekt met een karton waarop staat: ‘Make your carbon footprint tip-toe’. De stopcontacten, de bio-based stopcontacten, zitten al in de wanden. Op 3 juni, zegt de beheerder, kan het nieuwe schoolgebouw in een nieuwbouwproject in de Hanzewijk van Kampen worden opgeleverd. Dan hebben de leerlingen van twee basisscholen, een christelijke en een openbare, weer goede klaslokalen, een naschoolse opvang en een gezamenlijke gymzaal.

Maar de kans is groot dat er op 3 juni geen stroom zal zijn in ‘het meest circulaire kindcentrum van Nederland’. En zelfs niet op maandag 1 september, als het nieuwe schooljaar in Kampen van start gaat, ook nog niet. Netbeheerder Enexis kan de aanvraag van de ‘bouwheer’, de gemeente Kampen, voor energie in de categorie grootverbruik niet honoreren. Overmacht, zegt woordvoerder Cyriel Hamstra. „Dit gebied heeft transportschaarste.” Wanneer dan wel stroom zal worden geleverd, kan Enexis niet zeggen.

De achtergrond van de schaarste is een grote renovatie van het stroomnet in Nederland. In het hele land, in alle gradaties van energie – hoog-, midden- en laagspanning – wordt het netwerk vernieuwd om te kunnen voldoen aan de toenemende behoefte aan capaciteit voor zowel teruglevering als afname van stroom. Enexis moet bijvoorbeeld de komende acht jaar 800 verdeelstations voor middenspanning plaatsen, zegt Hamstra. Het gaat tussen de vijftien en twintig jaar duren voor de hele vernieuwingsoperatie is voltooid, verwacht Enexis. Tot die tijd zal de netbeheerder regelmatig ‘nee’ moeten verkopen aan aanvragers.

In Kampen botsen twee maatschappelijke belangen op elkaar: dat van een robuust energienetwerk en dat van broodnodige nieuwbouw. Dat geldt niet alleen voor Kampen of alleen voor Enexis; ook in de rest van Nederland komen andere netbeheerders regelmatig in het nieuws als ze ‘nee’ moeten zeggen tegen een aanvraag met een maatschappelijk belang. Vorige week liet de Noord-Hollandse netbeheerder Liander aan de gemeente Medemblik weten dat een nieuwe wijk, met vijftig woningen, waarschijnlijk nog zeven jaar moet wachten op stroom. „De vanzelfsprekendheid dat je iets bouwt en dan meteen stroom geleverd krijgt, bestaat niet meer”, zegt Hamstra.

Papieren probeem

Deze week werd duidelijk dat Kampen dit ‘nee’ niet accepteert. De gemeente stapt naar de rechter om de leverantie van stroom af te dwingen. Wethouder energietransitie Erik Faber (GroenLinks) vraagt zich hardop af of het klopt wat Enexis zegt. Of er écht geen stroom valt te leveren. „Als je vijf woningen zou bouwen, dan krijgen die woningen gewoon een stroomaansluiting. Wij vragen hetzelfde volume voor dit gebouw aan, en wij krijgen het niet.”

Een deel van de netcongestie is volgens Faber een papieren probleem. „We weten dat bedrijven in hun contract soms meer stroom aanvragen dan ze daadwerkelijk afnemen.”

Wat hem het meest dwars zit, zegt Faber in zijn werkkamer op het stadhuis, is de weinig flexibele houding die hij ervaart van Enexis – en hij zegt dat hij van collega-bestuurders dezelfde klacht hoort. De gemeente heeft allerlei alternatieven aangedragen. „En dan mis je het meedenken in oplossingen en mogelijkheden.” Juist voor maatschappelijke instanties, zoals de gemeente (die bovendien met andere gemeenten en provincies medeaandeelhouder van de netbeheerder is). „Van een gemeente wordt ook verwacht dat ze op vragen van bewoners redeneren vanuit ‘ja, tenzij’. Enexis heeft een bureaucratische bril op.”

Dit bracht de gemeente onder meer naar voren: de Dr. H. Bouwmanschool is al gesloten, deze zomer gaat ook basisschool Scala dicht. Die aansluitingen worden afgesloten. De gebouwen gesloopt. Er komt geen nieuwe voorziening voor in de plaats. Misschien komt er hier en daar nog een huisje bij, maar de wijk is áf.” Dan moet er toch stroom óver zijn? Een kwestie van ‘intern salderen’, zegt Faber met een knipoog naar de discussie over stikstof-uitstoot. Maar Enexis wilde er niet aan. „We moesten gewoon in de wachtrij”, zegt Faber.

Een stopcontact van gerecycled plastic.

Op de capaciteitskaart die Netbeheer Nederland bijhoudt, is de regio rond Kampen, net als vrijwel het hele westen van Overijssel, rood gekleurd. ‘Tekort aan transportcapaciteit met wachtrij’ betekent dat volgens de legenda. Hamstra zegt dat die wordt weggewerkt op basis van de prioriteringslijst van de Autoriteit Consument en Markt. Bovenaan de lijst van grootverbruikers staan instellingen als ziekenhuizen en brandweer. Onderwijsinstellingen staan lager. Hamstra wil nog gezegd hebben dat hij het kindcentrum in Kampen ook een „schrijnend geval” vindt. „Het is een heel mooi project.”

Het laatste voorstel van Kampen, bedacht door een inventieve ambtenaar van Faber: laten we dan de aanvraag voor die ene grootverbruikersplek schrappen en switchen naar drie kleinverbruik-aanvragen. Daar is nog wel ruimte voor op het net, en het gebouw bestaat volgens de gemeente straks uit drie verschillende entiteiten. Als jullie nieuwe aanvragen indienen, komen die weer onder op de stapel, hoorde Faber. Gevraagd om een toelichting zegt Cyriel Hamstra namens Enexis: „Er kunnen niet meerdere kleinverbruikersaansluitingen worden aangevraagd in plaats van één grootverbruikersaansluiting. Per WOZ-object kun je maar één aansluiting aanvragen.”

Dat was half januari voor het college van Burgemeester en Wethouders, gesteund door de schoolbesturen, het moment om aan zijn contactpersoon bij Enexis te laten weten dat de gemeente de gesprekken zou overlaten aan de advocaat en dat Kampen op een kort geding aanstuurde. „Wij denken dat we een sterk punt hebben”, zegt Faber.

Maar als het om gerechtelijke procedures gaat, heeft Enexis wel enige ervaring. Meestal wint de netbeheerder zijn zaken, omdat de rechter meegaat in het beroep op overmacht. Bij een van de zeldzame zaken die het verloor, moest Enexis in 2024 de kosten van aggregaten vergoeden, waarmee een aanvrager de tijd tot aansluiting had overbrugd.

Speelplein

Faber weet dat Enexis vaak wint. „Maar meestal winnen ze van bedrijven”, zegt hij hoopvol. Is hij niet bang dat hij de verhoudingen met de regionale stroommonopolist verstoort? „Dat niet, maar zorgen over het oplossen van de netcongestie heb ik wel.” Aan de overkant van de N50 staat een grote uitbreiding gepland: 3.600 woningen. „Ik ben benieuwd of ze dan straks zeggen: nee, het lukt toch niet.”

Hij zegt dat Kampen zich steeds constructief opstelt in de energietransitie, zoals bij de zeven windmolens die binnen de gemeentegrenzen gepland zijn. Deze bereidwilligheid wordt volgens hem niet beloond met ruimhartigheid aan de andere kant. „Dan wordt gezegd dat je zulke dingen niet met elkaar kunt vergelijken.”

Installateur Foeke Sijtsma bij de meterkast met kabels zonder stroom.

Maar de verhoudingen met Enexis zijn voor hem ondergeschikt aan het belang van onderwijs. „Ik sta voor de kinderen in deze wijk”, zegt Faber.

Over het drukke speelplein van de Scala-basisschool, dat achter de nieuwbouw in de Hanzewijk ligt, komt directeur Cora van Unen aangelopen. Ze werkt vaak thuis, zegt ze, want de school heeft de meeste kantoorruimte opgeofferd aan lokalen voor de kinderen. „We zijn in tien jaar tijd van 39 naar 270 leerlingen gegroeid.”

Ze houdt van dit gebouw, de sfeer, de ruimtelijkheid. Maar de onderbouw past er niet meer in. De kleuters zitten sinds drie jaar in een ander schoolgebouw. En als het regent staat de centrale ruimte hier vol emmers om het lekwater op te vangen.

De leerkrachten en de ouders kijken allemaal uit naar het nieuwe gebouw, waar alle kinderen weer bij elkaar kunnen zitten. Van Unen heeft intensief meegepraat met de architect. Wat een sof dat zo’n mooi en belangrijk gebouw geen stroom kan krijgen, zegt ze. „Moet je je indenken: zo’n gebouw, alles bio-based, alles circulair, en straks staat er misschien een generator te dieselen in de tuin.”


Waar kan staalmagnaat Lakshmi Mittal van ArcelorMittal met zijn geld heen?

Wie is de persoon achter ArcelorMittal?

Onder leiding van de in India geboren businessman Lakshmi Niwas Mittal (1950) groeide de Indiase staalproducent ArcelorMittal uit tot wereldmarktleider in het verwerken van grondstoffen als ijzererts en kolen tot staal. Voor bijvoorbeeld staalplaten in bruggen, staaldraden voor in liften en betonbewapening van gebouwen.

Dat Mittal een carrière in de staalindustrie wilde, kwam niet zomaar uit de lucht vallen. Afkomstig uit een staalfamilie verhuisde hij op zijn tiende naar Calcutta voor zijn vaders werk in, jawel, een staalfabriek. Daar kwam hij van jongs af ook te werken en bleef daar in de vakanties terugkomen terwijl hij in het Amerikaanse Ohio commerciële economie studeerde. Na zijn studie bleef hij werken in de staalfabriek tot hij op 26-jarige leeftijd een eigen staalfabriek opende in Indonesië. Kort daarop nam hij een staalfabriek in Trinidad en Tobago over.

Door in begin 2006 met het Franse staalconcern Arcelor te fuseren en samen met enkele familieleden 45 procent van de aandelen in handen te hebben geniet het bedrijf van een jaaromzet van 68 miljard Amerikaanse dollar, omgerekend bijna 63 miljard euro en een eigen vermogen van Mittal zelf van een slordige 17 miljard euro. Sinds 2021 is zijn zoon Aditya ceo van het bedrijf en blijft aan als uitvoerend bestuurder.

Wat is dan het probleem?

Allemaal mooi en aardig met zo’n bankrekening, zou je zeggen, maar waarom zou je dan je mooie villa (met een geschatte waarde van 155 miljoen euro) in Kensington Palace Gardens verlaten? Het antwoord ligt in belastingen. Of eigenlijk het wegvallen van belastingvoordelen. De Britse Labour Party heeft namelijk aangekondigd om de zogeheten ‘non dom’ belastingregeling af te schaffen. ‘Nom dom’ slaat op niet-gedomicilieerden, dat zijn ingezetenen van het VK die een vast woonadres in het buitenland hebben, omwille van belastingvoordelen. Iemand met zo’n ‘nom dom’-status hoeft namelijk geen Britse belasting te betalen voor overzeese inkomsten of bezittingen, tenzij deze inkomsten op een Britse bankrekening worden gestort of in het VK zijn verdiend.

Met de afschaffing van deze 226-jaar oude regeling per april dit jaar wordt het voor rijke mensen financieel gezien onaantrekkelijk om een woonadres in het VK aan te houden. Belastingen worden vanaf april namelijk geheven op basis van je woonplaats met het idee om een eerlijker belastingsysteem te realiseren. De hervorming moet het VK daarnaast 2,7 miljard pond, omgerekend 2,5 miljard euro, op jaarbasis opleveren, al menen critici dat het ook kan de lokale Britse economie kan schaden, omdat ‘non doms’ bijvoorbeeld wel onroerendezaakbelasting betalen en goede doelen steunen.

Waar kan hij met zijn geld terecht?

Hoewel het nog niet bevestigd is dat Mittal daadwerkelijk het VK gaat verlaten, liet een zakenpartner aan de Financial Times weten ,,dat er het goed mogelijk is dat hij niet langer belastingplichting zal zijn aan het VK”. En Mittal is hierin niet de enige. Meerdere vermogende Britten hebben aangegeven om de VK door deze belastingwijziging te verlaten.

Gelukkig voor Mittal hoeft hij niet op zoek naar een nieuw stulpje. Hij bezit woningen in belastingvriendelijke plaatsen, zoals het luxe vakantieoord St. Moritz in Zwitserland, en vastgoed in de Verenigde Arabische Emiraten.


Netbeheerder voorbereid op zonsverduistering

Netbeheerder Tennet is goed voorbereid op de gedeeltelijke zonsverduistering die morgen plaatsvindt. Bij een gedeeltelijke zonsverduistering  schuift de maan vanuit de aarde gezien gedeeltelijk voor de zon. De zon ziet er dan uit als een rond koekje met een hapje eruit. Morgen is de zon maximaal voor ongeveer 25 procent bedekt. Dat heeft invloed op de hoeveelheid stroom die de zonnepanelen opwekken. Enkele Tennet-medewerkers hebben de afgelopen vier maanden in samenwerking met andere Europese netbeheerders “voorbereidingen getroffen om de impact van de zonsverduistering op het elektriciteitsnet te ondervangen”, staat in een persbericht. Ze verwachten  “een aanzienlijke afname in zonne-productie en eventueel wat windproductie in Nederland en de rest van Europa”.

Tennet moet vraag en aanbod in evenwicht zien te houden, en volgt daarom de variaties die de zonsverduistering veroorzaken aan de aanbodkant. Net als de ‘gewone’ weersschommelingen. Mocht de temperatuur sterk afnemen door minder zonnestraling, dan kan ook de wind veranderen en dus de hoeveelheid opgewekte windenergie. De impact van een (gedeeltelijke) zonsverduistering wordt steeds groter, want er liggen steeds meer zonnepanelen in het land.

Vergeet niet om zelf ook te kijken (als de zon schijnt) naar de gedeeltelijke zonsverduistering, met eclipsbril. Ook veilig voor de ogen: maak een klein gaatje in stuk karton en laat door dit gaatje de zon schijnen op een wit papier. Een soort projector. “Om 11.08 uur begint de zonsverduistering”, schrijft de Utrechtse sterrenwacht Sonnenborgh. “Het hoogtepunt van de verduistering is om 12.10 uur. Na het hoogtepunt wordt het hapje steeds kleiner en om 13.04 uur is de verduistering afgelopen en is de zonneschijf weer maanvrij.”

Liveblog
Economieblog


Dagvaarding bezorgd, klimaatzaak van Milieudefensie tegen ING begonnen


Geen Pringles, Facebook of Tesla: hoe lezers Amerikaanse producten mijden

Een lezer die voor een Amerikaanse multinational werkt en zich afvraagt of hij ontslag moet nemen en niet beter voor een Europees familiebedrijf kan gaan werken. Een andere lezer die 25 jaar geleden nog permanent met zijn gezin naar de VS wilde verhuizen, maar er nu zelfs niet naartoe wil reizen en zo min mogelijk producten van Amerikaanse merken probeert te kopen.

Bijna 120 lezers reageerden in de afgelopen twee weken op een oproep bij een verhaal dat ik had geschreven over de dilemma’s waar je op kunt stuiten als je overweegt om een Buy European-leven te leiden en Amerikaanse producten en diensten te mijden. Een gedachte die kan opkomen bij Nederlandse consumenten die de vijandigheid van de regering-Trump met tarieven en schimpscheuten te veel wordt. Zoals in Canada een Buy Canadian-beweging is opgekomen. We vroegen lezers om ons te laten weten of ze hun aankoopgedrag al aangepast hadden of overwogen om minder Amerikaanse producten en diensten aan te schaffen. En op welke dilemma’s ze daarbij zelf stuiten.

Onder de reagerende lezers was slechts een klein aantal sceptisch. „Wat kun je als eenling doen?” Anderen zijn voorzichtig. „Raak je niet ook Amerikanen die niet op Trump hebben gestemd”, schreven zij.

„We moeten wel bedenken dat de regering-Trump door een kleine meerderheid van de Amerikanen is gekozen. Als we massaal besluiten geen Amerikaanse producten meer te kopen, kunnen we ook de Amerikanen benadelen die voor de Democraten hebben gekozen”, schrijft Ton Braam, die wel aangeeft kritisch naar zijn aankoopgedrag te zijn gaan kijken.

Maar opvallend veel van de reagerende lezers bleken de afgelopen weken en soms zelfs al langer bezig hun eigen consumptiegedrag tegen het licht te houden. „Zolang Trump en zijn nare, enge vriendjes aan de macht zijn, wil ik niks meer met Amerika te maken hebben”, schrijft Nevin Atici. „Dat gaat mij waarschijnlijk ook zelf geld kosten, maar principes zijn belangrijker.”

Er wordt over gepraat binnen families en met vrienden. „Het is verbazingwekkend hoe snel een eensgezindheid tussen mij en veel vrienden en bekenden is ontstaan om geen Amerikaanse goederen meer te kopen”, laat Ton Heine weten. „Dat varieert van geen Tesla tot niet meer naar McDonald’s of weg van WhatsApp. Maar voor sommige zaken is nog geen goed alternatief te vinden.”

Gezinsproject

Verschillende families hebben er een gezinsproject van gemaakt, schrijven zij. Zoals de familie Loos: „Wij vragen aan Le Chat (het Franse alternatief voor ChatGPT) of een product van een Amerikaans merk is of een Amerikaanse eigenaar heeft. Soms is het antwoord ook voor AI lastig te vinden en dan doen we zelf speurwerk”, vertelt Ellen Loos. „Het is leuk om met de kinderen alternatieven te zoeken en ontdekken. Het leeft ook bij hen en ze zijn bereid aanpassingen te doen.”

Zolang Trump en zijn nare, enge vriendjes aan de macht zijn, wil ik niks meer met Amerika te maken hebben

Nevin Atici 
lezer

Al is dat voor sommige producten lastig. Ze noemt Pringles en Ben & Jerry’s als voorbeelden. „Zelf zie ik hierin ook voordelen: we eten duidelijk minder van het alternatief”, schrijft ze. „Bij andere producten werken alternatieven juist kostenbesparend, omdat bijvoorbeeld het huismerk net zo lekker bleek te zijn.”

Ellen Loos berekende dat voorheen 25 procent van de merken die ze kochten Amerikaanse eigenaren hadden. „Amerikaanse producten die we al hebben zoals een Tesla en de iPhone zullen we niet omruilen. Het geld is al naar de Amerikanen gegaan. Maar we proberen nu te voorkomen dat we nog meer geld aan Amerikaanse producten uitgeven”, schrijft ze. „Dat geeft ons rust en vermindert de angst: wat er ook gaat komen, wij hebben ons best gedaan.”

In mijn eigen zoektocht beschreef ik het dilemma hoe om te gaan met Amerikaanse merken waarvan de producten in fabrieken in Europa worden geproduceerd. Koop je die wel of niet? Herkenbaar vraagstuk voor veel lezers, zo blijkt. Maar ze kiezen veelal voor de makkelijkste oplossing: als de eigenaar Amerikaans is, het product niet meer kopen. „Het is een geforceerd dilemma”, vindt Hans Degier. „Het gaat erom of de winst die op een product wordt gemaakt naar de VS verdwijnt.”

We proberen  te voorkomen dat we nog meer geld aan Amerikaanse producten uitgeven

Ellen Loos
lezer

Ook Vincent Beerens betoogt dat je Amerikaanse bedrijven het best kunt treffen door simpelweg hun merken te laten staan, ongeacht waar ze worden gefabriceerd. „Ze verdienen hun geld vooral in de kop en de staart: met de aansturing en de productontwikkeling in de kop, en de verkoop in de staart. Vanwege lagere lonen, het ontwijken van heffingen en lagere distributiekosten is de productie, het lijf, naar andere landen verplaatst.”

Boycot ook China

Ook over het dilemma of ‘Koop Europees’ vooral het niet-kopen van Amerikaanse producten is of ook het uitsluiten van producten uit andere landen, wordt door een deel van de lezers nagedacht.

Guido van Wonderen stelt dat hij de focus op alleen de VS en Trump „nogal eenzijdig” vindt. Waarom niet ook producten uit China boycotten? Vanwege „de systematische onderdrukking, martelingen en opsluitingen in strafkampen van Oeigoeren, de vernietiging van de Tibetaanse cultuur en de chronische oorlogsdreigingstress voor de Taiwanezen door de Chinese veroveringsdrang.”

Suzanne Vloet vindt Europees kopen belangrijk om niet afhankelijk te worden van China en de VS. „Wij betalen daar graag meer voor. Vaak vertellen we dit ook bij het afrekenen: ‘we kopen het omdat het uit Europa komt’ (of juist niet als het niet uit Europa komt). Zodat ook winkeliers hier bewuster van worden.”

Zij wijst er ook op dat „het grootste probleem is om er achter te komen welke producten uit Europa komen”. Nel van der Sar geeft net als anderen aan dat ze het zeer zou waarderen als „Nederlandse supermarkten iets doen net als ketens in Canada en Denemarken”, die met een vlaggetje of een sterretje aangeven dat een product uit Canada of Europa komt. En Moniek van Lierop, die aangeeft al jaren producten uit China te vermijden, stelt dat bij de online aankoop van producten het helemaal moeilijk is om de herkomst te bepalen. „Je komt er pas achter als je het product vasthoudt en op het etiket kan kijken. Een verplichte melding bij online productspecificaties zou enorm behulpzaam zijn.”

Big Tech

Een grote groep reagerende lezers herkent dat het lastig is om los te komen van Amerikaanse clouds, software, apps en streamingdiensten. Tom Davidse vindt dat hier juist wel de nadruk op moet liggen. „Er zijn geen dollars of euro’s mee gemoeid, omdat we veel diensten ‘gratis’ gebruiken. Maar we staan wel onze data af, die de big techbedrijven vervolgens gebruiken om geld te verdienen en meer macht te vergaren. In het bijzonder voor het ontwikkelen van AI”, schrijft hij. „Het is belangrijk dat Europa hier een eigen ecosysteem ontwikkelt dat functioneert volgens onze waarden.”

Waar mogelijk dragen lezers ook alternatieven aan. Zoals het Zwitserse Proton dat onder andere cloud-, email- en VPN-diensten aanbiedt. Remco Muusz somt op wat hij allemaal al heeft omgezet. Zoals van Apple Music naar Spotify of Komoot gebruiken bij het fietsen of rennen in plaats van Strava. Zijn half jaar geleden aangeschafte iPhone 16 overweegt hij in te ruilen voor een Fairphone. „Ik heb geen exacte berekening gemaakt, maar schat in dat ik met deze wijzigingen maandelijks ten minste 50 euro minder besteed aan Amerikaanse (online)diensten.”

Dries BesselsGeen Route 66 meer gaat me heel erg aan het hart’

Jarenlang leidde Dries Bessels motortochten over Route 66, de legendarische highway dwars door de VS heen van Chicago naar Californië. Langs de route heeft de gepensioneerde ict-er tal van vrienden gemaakt. Maar dit jaar gaat hij niet, heeft hij besloten. De doorslag: het nieuws dat een Duitse toerist aan de Amerikaanse grens was opgepakt en daarna zestien dagen vast had gezeten. „Ik heb geen zin om dat risico te lopen. Op sociale media houd ik me niet stil met wat ik van Trump vind. Ik moet er niet aan denken dat ze mij vastzetten.”

In 2008 stelde zijn vrouw voor om samen op hun motoren de Route 66 een keer te rijden. Bessels was verkocht. Een jaar later vroeg een reisorganisatie of hij jaarlijks een reis wilde leiden, zij betaalden zijn reiskosten. Sindsdien heeft hij de route bijna elk jaar minimaal één keer gereden, soms twee keer per jaar.

Via via kwam hij terecht in een Amerikaanse adviesgroep, met twee vertegenwoordigers van alle staten waar Route 66 doorheen leidt en de voorzitter van de National Park Service. „Maar die is nu uit haar baan gezet.” Bessels zit daar om een geluid te laten horen namens reizigers uit Europa. Met hen had hij drie keer per jaar contact via Zoom en jaarlijks ontmoette hij ze één keer live, meestal in Albuquerque in New Mexico. Die bijeenkomst heeft hij nu afgezegd. „Dat gaat me heel erg aan het hart.”

Ook wilde Bessels dit jaar een bijzondere parade bezoeken die op een stuk van honderdzestig kilometer van Route 66 wordt gereden met bijzondere voertuigen. Jarenlang hadden zijn vrouw en hij het voornemen deze parade te bezoeken, voor de verkiezing van Trump hadden ze besloten in 2025 te zullen gaan. „Eerst zei mijn vrouw dat ze er geen zin in had. Toen bedacht ik me dat ik ook helemaal niet meer wilde.”

Zo kan hij ook niet meer de talloze vrienden bezoeken die hij heeft gemaakt langs de fameuze route. Ook uit de periode dat hij nog werkte voor een softwarebedrijf heeft hij contacten overgehouden, een poos kwam hij elke maand in New York voor trainingen. Onder zijn vrienden zijn zowel aanhangers als tegenstanders van Trump. Met iedereen houdt hij contact, Bessels wil begrijpen wat ze vinden.

„Het is echt ongelofelijk wat er in de VS gebeurt. Ik houd intensief contact met sommigen om wie ik me echt zorgen maak. Vooral met de mensen die afhankelijk zijn van sociale zekerheid. Ik had één keer per maand contact met ze, maar nu elke week. Ook al kan ik van deze afstand niets voor ze doen.”

Nadat hij in 2017 al de eerste Nederlandstalige reisgids over Route 66 had geschreven, droeg Bessels dit jaar met een hoofdstuk bij aan een boek over de weg die in zoveel Amerikaanse boeken, films en songteksten voorkomt. Bessels schrijft in dat boek, dat hij later dit jaar met vijf Amerikaanse auteurs publiceert, over de fascinatie van Europeanen voor de legendarische route. „Ik heb mijn hoofdstuk vorig jaar al ingeleverd en het is naar de drukker. Maar ik had het anders opgeschreven met wat ik nu weet.”

Zijn Harley houdt hij. Die heeft hij al 25 jaar en is afbetaald. Bessels heeft zijn koopgedrag verder ook niet aangepast. „Als eenling kun je weinig bereiken, anders dan het sussen van je eigen gemoed. Daar is ook niks verkeerds aan. Maar het heeft volgens mij alleen effect als iedereen in Europa geen Amerikaanse dingen meer koopt.”

Joke ten haaft
‘Je moet gewoon een knop omzetten’

Vorige zomer was Joke ten Haaft nog in New Orleans voor het eerst in Amerika op vakantie. „De VS stonden eigenlijk helemaal niet op mijn lijstje. Maar ik heb twintig jaar in Frankrijk gewoond en Franse vrienden wilden graag met ons naar New Orleans. Die stad zegt me ook veel meer dan andere Amerikaanse steden. Als we echter weer een verre reis maken, gaan we nu zeker naar andere bestemmingen zoals Japan of Canada.”

Al ver voor Trump voelde Ten Haaft zich ongemakkelijk bij de afhankelijkheid van Amerikaanse bedrijven, vooral voor software en internetactiviteiten. De website van haar eigen vertaalbedrijf had ze al ondergebracht op de servers van de Franse webhost Gandi. Haar e-mail hevelde ze over naar het Zwitserse Proton, net als wat ze op iCloud had staan. „Maar voor je e-mail moet je de tijd nemen voordat je het oude adres van een Amerikaanse partij kunt opzeggen, vooral om je veel van je accounts met dat e-mailadres op websites moet aanpassen.”

Trump heeft haar overstappen in een versnelling gebracht, zegt ze. „Het is zo flagrant wat er gebeurt. Dat roept bij mij ook de vraag op wat er met mijn gegevens gebeurt.” Is het overstappen lastig geweest? „Nee hoor, gewoon de knop omzetten, want als je niet begint, gebeurt het nooit.”

Maar voor haar vertaalwerk blijft ze afhankelijk van software die alleen op Microsoft werkt. Haar MacBook, iPhone en iPad van Apple gaat ze niet direct vervangen, maar als ze aan vernieuwing toe zijn, kiest ze in ieder geval voor een niet-Amerikaans merk.

Van de streamingdiensten heeft ze met haar achttienjarige zoon besloten om in ieder geval HBO Max (een favoriet van haar) en Amazon Prime (favoriet van hem) op te zeggen, maar op Disney+ („waar hij series kijkt van 600 afleveringen en nu bij aflevering 220 of zo is”) en Netflix („daar kan ik voor mijzelf nog geen goed Europees alternatief voor vinden”) beraden ze zich nog.

Om in de supermarkt Amerikaanse merken en producten te laten liggen, vindt Ten Haaft makkelijk. „Het maakt mij niet uit of ze uit een fabriek in Europa of de VS komen. Mij gaat het erom of de geldstromen naar een hoofdkantoor in de VS gaan. Waarom zou je het ingewikkeld maken?”

Ze gebruikt de BuyEuropean-app en volgt de discussies in de speciale Reddit-groepen („Reddit is dan helaas weer Amerikaans”) over welke producten Amerikaans zijn en welke niet.

Haar 32-jarige zoon is mogelijk nog fanatieker dan zijzelf, vertelt Ten Haaft. Maar haar achttienjarige zoon, die thuiswoont, kan het niet echt boeien. „Zijn leven speelt zich voor een deel af op YouTube en Instagram, dat laat hij echt niet los. Maar dat ik de fles tomatenketchup van Heinz heb vervangen door Remia, heeft hij zonder morren geaccepteerd.”

Ze denkt dat hij meer is zoals veel mensen in haar jarendertigwijk vlak buiten het centrum van Gouda. „Veel mensen zijn hier niet mee bezig, ze hebben wel andere dingen aan hun hoofd, dichter bij huis. Er komt voor onze wijk een parkeervergunning. Kijk, daar praat iedereen over.”

Ed Aubri‘We willen ons onderscheiden als écht Europees product’

Binnenkort denkt Ed Aubri dat zijn bedrijf ERA Prefab Systems op al zijn producten een sticker met ‘Made in Europe’ kan zetten. Na de zomer moet die garantie ook op de website verschijnen. „Maar pas als we zeker weten dat we het helemaal waarmaken”.

Zijn bedrijf maakt prefab installatieschachten en installatiewanden voor grotere gebouwen. Straks zijn ook alle gebruikte materialen en gereedschappen van Europese makelij. „Met alles wat er speelt rond Trump, wilen we ons profileren als een écht Europees product”, zegt Aubri.

Aubri onderzocht de afgelopen jaren nog of er kansen waren voor de producten van zijn bedrijf in de VS. Hij stak er verschillende malen de oceaan voor over. Na een bezoek in de afgelopen weken aan Arizona hakte hij een knoop door. „We zijn er achter gekomen dat het in de VS niet fijn zakendoen is. Het gaat alleen maar om ik-ik-ik. Ze willen alleen maar onze kennis hebben, als het kan gratis. En op mijn laatste trip voelde ik dat er echt iets is veranderd. Het voelt niet meer prettig om daar als Europeaan rond te lopen. En Amerikanen, ook Trump-aanhangers, zijn minder spontaan geworden. Ze stellen investeringen uit.”

Ruim vier jaar geleden ontstond binnen het bedrijf het idee om volledig over te stappen naar Europese leveranciers en afscheid te nemen van Amerikaanse partijen. „Dat bleek goed haalbaar. Alles dat we nodig hebben, is in Europa te vinden. Al stuiten we binnen Europa op interne handelsbarrières. Soms kopen we liever in een buurland vanwege betere prijzen, maar worden we verplicht om het in Nederland af te nemen tegen hogere kosten. En als we het dan toch elders in Europa halen, krijgen we opmerkingen of klachten.”

Ook op ict-gebied bleek overschakelen naar Europese aanbieders te kunnen. „Als je daaraan begint, zie je allemaal beren op de weg die er helemaal niet blijken te zijn.” De ontwerpsoftware komt nu van een Nederlands softwarebedrijf uit Houten. „We zijn daarmee ook nog eens een derde goedkoper uit”.

Van een Microsoft-server schakelde ERA Prefab Systems over naar een Linux-server. Alle gegevens staan nu op eigen servers en niet meer in Amerikaanse clouds. Nadat Aubri eerst een jaar zelf probeerde of hij zonder Facebook kon leven – en dat kon hij – stopte het bedrijf ook met uitingen op Instagram en Facebook. „We willen ons niet meer verbinden aan wat Metatopman Mark Zuckerberg doet. We zijn op sociale media alleen nog actief op LinkedIn, omdat daar de meeste zakelijke connecties zitten.”

Ook in zijn eigen leven probeert Aubri Amerikaanse producten te vermijden. „Coca-Cola komt al een tijdje ons huis niet meer in. Producten van een Amerikaanse multinational als Heinz laten we ook liggen. We letten in de supermarkt veel bewuster op etiketten: waar komen producten vandaan?”

En dan is er nog zijn oude liefde voor Harley-Davidson. „Het gevoel om op die motor te rijden, blijft mooi”, vertelt Aubri. „Maar ik heb onlangs toch bewust gekozen voor een Japanse motor. Uit overtuiging.” Zijn voorkeur voor Harley uit zich nog vooral in gadgets en kleding. „Die worden tegenwoordig vooral in China gemaakt.”

Veel dank voor alle reacties!

Lees ook

Koop Europese waar: kan ik dat? En wil ik dat wel echt?

Koop Europese waar: kan ik dat? En wil ik dat wel echt?


Dagvaarding bezorgd, klimaatzaak van Milieudefensie tegen ING begonnen

De dagvaarding is bezorgd, en daarmee is een nieuwe, grote klimaatzaak officieel begonnen. Vrijdagochtend hebben de kopstukken van Milieudefensie, vergezeld door een stoet sympathisanten, het processtuk officieel overhandigd op het hoofdkantoor van ING, de bank waarvan Milieudefensie stelt dat haar klimaatbeleid ver onder de maat is en zo dus bijdraagt aan het verergeren van de klimaatcrisis.

Volgens Milieudefensie liepen er honderden aanhangers mee. Naast Milieudefensie zijn er nog 30.000 andere mede-eisers: allemaal individuen.

Voor de fijnproevers: hier de dagvaarding zelf, waarin je precies kunt lezen waarom Milieudefensie achter ING aangaat, wat Milieudefensie ING allemaal verwijt, en wat de milieuorganisatie eist van Nederlands grootste bank. Let wel: het zijn in totaal 351 pagina’s, en veel ervan is ingewikkelde juridische kost. Maar het is niettemin echt aan te raden om eens te door te nemen, want het juridische bouwwerk van Milieudefensie – ook deze keer weer opgezet door advocaat Roger Cox, die ook de Shell-zaak op poten zette – is doorwrocht.

Voor degenen die minder tijd hebben: in de kern stelt Milieudefensie dat ING, door grote vervuilers te blijven financieren, de klimaatcrisis mede veroorzaakt. Milieudefensie noemt ING dan ook consequent „bankier van de klimaatcrisis”. De organisatie eist dat ING zijn uitstoot halveert in 2030 en stopt met het financieren van bedrijven die nog nieuwe olie- en gasprojecten starten.

Milieudefensie-directeur Donald Pols legde twee maanden geleden aan mijn collega Eva Smal en ik al op hoofdlijnen uit waarom zijn organisatie ING op de korrel neemt. Dat interview kun je hier teruglezen.

‘Niet langer toekijken’

Bij het hoofdkantoor van ING vrijdagochtend zei hij in een toespraak tot de verzamelde groep sympathisanten: „We laten vandaag zien dat we niet langer toekijken hoe ING de toekomst van onze kinderen en kleinkinderen in gevaar brengt. ING moet stoppen met willens en wetens de klimaatcrisis te verergeren door miljarden in vervuilende bedrijven te stoppen.”

ING zelf reageerde met een persbericht op de stap. Het hoofd bedrijfsethiek, Arnaud Cohen Stuart, zegt daarin: „Deze laatste stap van Milieudefensie is niet onverwacht – ze hebben hun plannen meer dan een jaar geleden aangekondigd. We hebben hun claims nog niet doorgenomen, maar tot nu toe zijn ze onrealistisch en onredelijk. We delen de bezorgdheid over het klimaat, maar verschillen van mening over welke actie daarvoor nodig is.”

ING verwijst verder naar het feit dat een belangrijke, onafhankelijke organisatie die het klimaatbeleid van grote bedrijven controleert, het Science Based Targets Initiative (SBTi) deze week heeft geconcludeerd dat het klimaatbeleid van ING in lijn is met het Klimaatakkoord van Parijs – ik schreef daar donderdag over. Milieudefensie plaatst daar niettemin zijn twijfels bij.

Liveblog
Economieblog


Trump waarschuwde auto-directeuren, Superunie gaat inkoopsamenwerking aan


Oplichtende Nikola-oprichter zegt dat Trump hem gratie heeft verleend

Een opmerkelijk bericht vanochtend: Trevor Milton, de omstreden oprichter van truckbedrijf Nikola, zegt op X dat de Amerikaanse president Donald Trump hem gratie heeft verleend.

Milton is veroordeeld in 2023 voor het bedonderen van investeerders. Nikola wilde elektrische trucks bouwen en zo de Tesla van de vrachtwagens worden. Kortstondig was het miljarden dollars waard, maar uiteindelijk volgde een harde val. Het bedrijf zou de staat van de technologie die het in bezit had hebben overdreven. Nikola zou onder meer een truck van een helling hebben laten rollen om de indruk te wekken dat deze kon rijden.

Milton moest vier jaar de cel in, maar lijkt nu dus te zijn vrijgekomen. Internationale media hebben zijn bericht nog niet kunnen verifiëren bij het Witte Huis. Milton zou zich nu willen storten op een documentaire over zijn leven, aldus de Financial Times.

Liveblog
Economieblog


Trump waarschuwde auto-directeuren, Superunie gaat inkoopsamenwerking aan


Trump waarschuwde auto-directeuren, Superunie gaat inkoopsamenwerking aan

Goedemorgen! Het is vrijdag 28 maart, de week zit er bijna op en we houden hier nog een dag al het economische nieuws voor u bij.

Na de nieuwe autoheffingenophef van gisteren (lees er hier alles over) ziet het er vanochtend op het handelsfront een stuk kalmer uit. Of het moet het nieuwtje van The Wall Street Journal zijn dat Trump de topbestuurders van verschillende autobedrijven eerder in maart heeft gewaarschuwd in het geval van heffingen niet de prijzen te verhogen.

De vraag is hoe Trump dit voor zich ziet. Autobouwers hebben beperkt de ruimte om een heffing van 25 procent te dragen zonder dat de consument daar iets van markt. De marges op auto’s zijn veel kleiner dan de heffingen.

Wat valt ons verder op?

  • Nadat supermarkt Jumbo in 2023 al internationaal de samenwerking zocht met andere ketens om sterker te staan bij inkoop, gaat nu ook Superunie dat doen. Superunie? Dat is in feite al een inkoopsamenwerking, van Plus, Spar en DekaMarkt. Maar het moet dus nog groter, om sterk te staan bij onderhandelingen met grote concerns als Unilever. Daarvoor gaat Superunie samenwerken met de Zwitserse Coop-groep en de Colruyt Groep.
  • Willen jullie geen stroomstoring meer op Heathrow, zoals vorige week? Dat gaat je 1 miljard pond kosten, zo rekent directeur Thomas Woldbye in de Financial Times de luchtvaartmaatschappijen voor. Een beter stroomsysteem, dat niet zo gemakkelijk uitvalt, dat kost wat – en daar betalen de maatschappijen uiteindelijk zelf voor, via hogere havengelden.
  • Toch nog een Trump-ding dan, omdat het wel belangrijk is: in een nieuw presidentieel decreet draagt de president alle overheidsdiensten op om contracten te verbreken met advocatenkantoor WilmerHale. Ook kunnen leden van het kantoor voortaan minder gemakkelijk overheidsgebouwen betreden. Het is niet de eerste keer dat Trump zich nadrukkelijk tegen één advocatenkantoor richt. Waarom? Vermoedelijk omdat Robert Mueller er ooit partner was. Mueller leidde vanaf 2017 het onderzoek naar samenspanning tussen Rusland en Trump.
  • Toepasselijk voor een vrijdag: Brussel presenteert om 12 uur een plan om de Europese wijnsector er weer bovenop te helpen. Die heeft het lastig, door weersomstandigheden maar vooral doordat jongeren simpelweg minder alcohol drinken, schrijft Politico vanochtend. Het moet onder meer makkelijker worden om met EU-geld overbodige wijngaarden op te ruimen, zo klinkt het. En een teveel aan wijn moet gemakkelijker kunnen worden omgezet in industriële alcohol, voor in chemische productieprocessen.

Liveblog
Economieblog


Economieblog vrijdag 28 maart 2025


Hoe het gaat met de energietransitie? Elke partij wacht tot een ander iets doet

De baas van ’s werelds grootste oliebedrijf, Amin Nasser van Saudi Aramco, weet het zeker. De energietransitie is mislukt, en het gaat ook niks meer worden. „Elvis laat nog eerder van zich horen dan dat dit gaat vliegen”, stelde hij onlangs in een toespraak op de grootste energiebeurs van de wereld, de CERAWeek in Houston.

In zijn ogen is dat maar goed ook, want de energietransitie voert de mensheid eerder naar „een dystopie dan een utopie”, aldus Nasser. Die jaagt burgers en bedrijven op kosten, want hernieuwbare energie zou veel duurder zijn dan fossiele energie. En dat is dan in het ‘gunstige’ geval dat burgers en bedrijven überhaupt energie kunnen krijgen. Want van groene energie is er nog lang niet genoeg om aan ieders vraag te voldoen.

Nassers devies daarom: laten we nou vooral niet te snel afscheid nemen van fossiele brandstoffen. Het is beter om die groene ambities voorlopig terug te schroeven.

Nasser verkondigt deze boodschap al een paar jaar, en dat is natuurlijk niet verwonderlijk; zijn bedrijf gedijt bij een hoge olieconsumptie. Saudi Aramco is in zijn eentje goed voor zo’n 10 procent van de mondiale olieproductie. Het verdient jaarlijks honderden miljarden dollars aan olie.

Toch kun je je zo langzamerhand afvragen of Nasser misschien een punt heeft. Is de energietransitie inderdaad aan het vastlopen? Pijnlijke signalen stapelen zich in hoog tempo op. Op alle fronten. Er is momenteel stagnatie bij bedrijven, bij overheden en bij burgers. Kijk maar.

Handdoek in de ring

Behalve Saudi Aramco gooien ook andere olie- en gasbedrijven de handdoek in de ring als het gaat om vergroeningsplannen. Daaronder zijn ook bedrijven die eerder in ieder geval nog zeiden dat ze verduurzaming belangrijk vonden.

Het Britse BP keerde vorige maand terug op zijn groene schreden, nadat Shell vorig jaar al een vergelijkbare draai maakte. BP-topman Murray Auchincloss gebruikte bij die u-bocht zelfs dezelfde argumenten en koos goeddeels dezelfde woorden als Nasser van Saudi Aramco. „Ons optimisme over een snelle energietransitie was misplaatst”, zei hij. „Een nieuwe wereld vraagt om een nieuwe aanpak.”

Voor die oliebedrijven en hun groene ambities was de energiecrisis van 2022 in feite al de grote deal-breaker. De oliebedrijven zeiden destijds zelf weliswaar dat die crisis duidelijk had gemaakt dat er onvoldoende groene energie was om het gat te vullen van wegvallende (Russische) fossiele energie. Maar de energieprijzen rezen daardoor natuurlijk ook de pan uit, waardoor extra inzetten op fossiele energiebronnen lucratiever werd.

Luchtopname van de ExxonMobil raffinaderij bij Joliet, Illinois, in de VS.
Foto Tannen Maury/EPA

Zelfs de ‘echte’ groene spelers lijken in de knel te komen. De Deense windmolenbouwer Orsted is momenteel verwikkeld in een financiële overlevingsstrijd. De beurskoersen van andere duurzame energieproducenten zoals windturbinemaker Vestas staan onder druk. Europa’s gedroomde batterij-kampioen Northvolt ging begin deze maand failliet. Anderhalve week geleden ging de Nederlandse turbinemaker Emergya onderuit.

De komende aanbesteding voor nieuwe windparken in de Noordzee dreigt een fiasco te worden, terwijl wind op zee tot voor kort hét succesverhaal van de Nederlandse transitie was. Europese plannen voor meerdere ‘groene’ waterstoffabrieken zijn de afgelopen tijd geschrapt, en bij biobrandstoffabrieken waar men reeds begonnen was met de bouw zijn ‘tijdelijke’ bouwstops ingelast.

De belangrijke CO2-opslagprojecten in de Noordzee, Porthos en Aramis, verlopen niet zonder slag of stoot. Bovendien zit het stroomnet momenteel dusdanig vol dat nieuwe woonwijken en bedrijven niet meer aangesloten kunnen worden.

Groene linie

Over de gehele groene linie kraakt het, kortom. Olof van der Gaag van de Nederlandse Vereniging Duurzame Energie (NVDE) zegt: „Er gaat nog steeds opmerkelijk veel goed, maar we staan nu wel voor een afslag. Gaan we door met groen, of kiezen we toch voor het verleden, voor fossiel? Het is ongewis nu.”

Er zijn allerlei redenen waarom bedrijven op dit moment worstelen, maar de rode draad is dat ze het steeds moeilijker vinden om geld te verdienen met de verduurzaming, hoor je van mensen die dagelijks met de transitie bezig zijn. En als bedrijven geen geld kunnen verdienen, is het feest meestal snel afgelopen. „Zo werkt het nou eenmaal in ons economische systeem”, zegt Paul Nillesen van adviesbureau PwC.

Gaan we door met groen, of kiezen we voor het verleden, voor fossiel?

Olof van der Gaag
NVDE

Je kunt twisten over wat een gezond rendement precies is – zeker bij beursgenoteerde bedrijven lijkt het onderste uit de kan gehaald te moeten worden. „Maar er is geen onderneming die het zich kan permitteren lange tijd verlies te lijden”, aldus Nillesen.

Dat die business case verslechtert, is volgens hem weer het gevolg van een giftige cocktail van oplopende kosten (door de hoge rente en inflatie wordt alles duurder en de uitbreiding van het stroomnet leidt ook tot extra kosten voor bedrijven, omdat de netbeheerders die investeringen doorberekenen aan hun klanten) én een achterblijvende vraag. Waar je voorheen de stroom die je kon maken met een nieuw windpark bijvoorbeeld zo verkocht had, is dat nu bijvoorbeeld een stuk moeilijker geworden.

En dat komt weer doordat de industrie en andere bedrijfstakken, zoals de luchtvaart en scheepvaart, talmen met verduurzamen, of dat überhaupt moeilijk zeggen te kunnen. Omdat de technologie nog niet beschikbaar is, of voorlopig onbetaalbaar, of omdat ze geen stroomaansluiting kunnen krijgen omdat het stroomnet vol zit. Een staalfabriek ombouwen zodat die elektrisch kan stoken in plaats van met kolen, kost miljarden. En als je het met waterstof wil doen, is het nog duurder.

Staalbedrijven en chemische fabrieken worden daarbij ook nog geconfronteerd met hoge energieprijzen, en moordende concurrentie uit China. Zij zeggen bovendien dat hún klanten op hun beurt weer niet bereid zijn om meer te betalen voor groenere producten. Kortom: het kan niet meer uit. Nillesen: „Het is een hele keten van knelpunten. Maar het gevolg is: iedereen wacht op elkaar.”

Een opslagplaats voor ruwe olie in de Amerikaanse staat New Jersey.
Opslagplaatsen voor ruwe olie in Oklahoma. Veel olie- en gasbedrijven gooien de handdoek in de ring als het gaat om de energietransitie.

Foto’s Justine Lane/EPA, Nick Oxford/Reuters

Een opslagplaats voor ruwe olie in de Amerikaanse staat New Jersey.
Opslagplaatsen voor ruwe olie in Oklahoma. Veel olie- en gasbedrijven gooien de handdoek in de ring als het gaat om de energietransitie.

Veel bedrijven die dagelijks met de transitie te maken hebben, concluderen dat het laaghangend fruit in feite geplukt is: de verduurzaming van het ‘elektrische’ deel van onze energievoorziening, denk aan stroomgebruik door bijvoorbeeld huishoudens. Dat was relatief makkelijk te doen, want stroom die je voorheen met gas maakte kon je eenvoudigweg vervangen door stroom die met windmolens of zonnepanelen was opgewekt.

Stroperig

Nu begint het moeilijkste stuk, en dan wordt het ineens heel stroperig. Nu moet het ‘moleculaire’ gedeelte van onze energievoorziening vergroend worden. Brandstoffen dus, waarin koolstofmoleculen zitten. Denk aan gas voor de verwarming van huizen en kantoren en brandstoffen die in de industrie en het transport worden gebruikt.

Het is een hele keten van knelpunten. En iedereen wacht op elkaar

Paul Nillesen
PwC

Dat is ingewikkelder, want elektrische motoren voor grote vliegtuigen zijn er bijvoorbeeld nog niet. En elektrische ovens kunnen vaak niet de hoge temperaturen bereiken die nodig zijn om bijvoorbeeld staal te smelten.

„Helaas is dat moleculaire stuk veel groter dan het elektrische stuk, 20 versus 80 procent”, zegt Jan Willem van den Beukel van de branchvereniging van brandstofproducenten in Nederland, Vemobin. „De focus was lange tijd vooral op het elektrische deel gericht. Maar we moeten ook dat moleculaire stuk nog doen. En dat zijn we vergeten.”

Om hier doorheen te komen, zegt hij, hebben bedrijven hulp nodig. Van de overheid vooral, die financieel kan helpen de business case wél rond te krijgen, en vraag kan ‘creëren’ door bijvoorbeeld regels te maken die klanten dwingen bepaalde groene producten te kopen. „De markt kan dit niet alleen. Het is lang taboe geweest in onze liberale wereld, maar we hebben nu toch echt ingrijpen nodig”, aldus de lobbyist.

Maar juist nu lijken overheden te aarzelen, en niet alleen in de Verenigde Staten, waar president Donald Trump bezig is het totale klimaatbeleid van zijn voorganger bij het vuilnis te zetten. Ook in Europa wordt het tempo uit de Green Deal gehaald – uit vrees voor de toorn van de kiezer die het gevoel heeft onnodig op kosten te worden gejaagd.

Medewerkers van Tennet werken aan de elektriciteitslijnen boven Eindhoven Zoo.
Foto Rob Engelaar

In Brussel gaat het momenteel meer over het actieplan voor betaalbare energie en over ‘strategische autonomie’ dan over vergroening. Daarbij speelt de toenemende geopolitieke grilligheid, mede veroorzaakt door de voortdurende bedreigingen vanuit Rusland en door de Amerikaanse regering die Europa zowat als vijand benadert, natuurlijk een cruciale rol. De Europese Commissie komt de auto-industrie tegemoet door strenge emissierichtlijnen af te zwakken. En, belangrijker, de discussie over de invulling van het vergaande reductiedoel voor 2040 (90 procent) is voorlopig uitgesteld.

Voorzichtiger

Intussen worden ook individuele lidstaten voorzichtiger. President Macron van Frankrijk pleitte twee jaar geleden al voor een ‘pauze’ in de Brusselse klimaatambities. Zelfs Duitsland, kampioen van de duurzame energie, schortte vlak voor de verkiezingen honderden plannen voor windmolenparken op. De PVV, de grootste coalitiepartij in Nederland, wil extra geld voor defensie weghalen bij klimaat. Ierland wacht een miljardenboete uit Brussel omdat het onvoldoende plannen heeft voor 2030.

Het gebrek aan politieke wil is ook zichtbaar in de mondiale onderhandelingen. Niemand lijkt nog raar op te kijken van het feit dat de voorzitter van de klimaattop in 2023 in Dubai ceo was van een van de grootste oliebedrijven ter wereld, en dat de president van Azerbeidzjan, waar vorig jaar de top plaatsvond, in zijn openingsspeech olie en gas „een geschenk van God” noemde.

De gevolgen worden pijnlijk zichtbaar in de nieuwe reductiedoelen voor 2035, die landen voor 10 februari moesten inleveren bij het klimaatbureau van de Verenigde Naties, de zogeheten nationaal bepaalde bijdrage (NDC). Van de euforie van 2015, toen 195 landen het Klimaatakkoord van Parijsakkoord goedkeurden, is niets meer over.

Slechts een handjevol landen heeft zijn NDC op tijd ingeleverd. De meeste, ook de EU, kijken naar elkaar en wachten af. En wat er wel aan nieuwe plannen is binnengekomen is niet bemoedigend. Nieuw Zeeland bijvoorbeeld beloofde vijf jaar geleden om de uitstoot tot 2030 met 50 procent te reduceren (ten opzichte van 2005). Het reductiedoel voor 2035 is nu door de Nieuw-Zeelandse regering verhoogd tot 51 procent – en als het meezit 55 procent. Maar de kans daarop is klein, want de regering draait maatregelen terug om elektrisch rijden te stimuleren, en schuift een plan om de uitstoot van broeikasgassen in de landbouw te beprijzen op de lange baan.

Veel landen proberen de zwakte van hun NDC te maskeren met een onwankelbaar vertrouwen in technologische oplossingen die vaak nog onbewezen zijn. De Japanse minister van Milieu Keiichiro Asao noemt zijn plannen zo ambitieus dat ze alleen haalbaar zijn met „innovatieve oplossingen”. Singapore erkent dat extra emissiereducties „sterk afhankelijk [zijn] van ontwikkelingen in opkomende mitigatietechnologieën en internationale samenwerking”. Zwitserland wil een groot deel van zijn CO2-reductie in het buitenland realiseren, waardoor de uitstoot in eigen land, die uiteindelijk toch naar netto nul zal moeten, niet omlaag gaat.

Er is, kortom, een groot verschil tussen beloftes en ‘maatregelen in de echte wereld’, real world action. Dat is de conclusie van de wetenschappers van Climate Action Tracker (CAT), een website waarop het klimaatbeleid van landen nauwkeurig wordt geëvalueerd.

Met de beloftes zit het wel goed. Als die op tijd en volledig zouden worden nagekomen, bedraagt de mondiale temperatuurstijging aan het einde van de eeuw ongeveer 1,9 graden Celsius – weliswaar meer dan de 1,5 graden die de beste garantie geeft op een veilige planeet, maar altijd nog minder dan de 2 graden die in het Parijsakkoord als een soort bovengrens geldt.

Alleen, moeten die beloftes dan wel zijn vertaald in concreet beleid. En dat is vaak niet het geval. Een land kan wel zéggen dat het in 2050 klimaatneutraal wil zijn, maar zolang onduidelijk is hoe dat gebeurt, heb je er weinig aan. Als je alleen kijkt naar beloftes die worden geschraagd door beleid, stevent de wereld volgens CAT af op 2,6 graden opwarming aan het einde van deze eeuw. Dat betekent meer droogte, afstervende koralen, fellere bosbranden, meer wateroverlast, langduriger hittegolven en ga zo maar door.

Een land waar nog wel grote klimaatambities bestaan, is het Verenigd Koninkrijk. ‘Keep 1.5 alive’, beperk de opwarming tot maximaal 1,5 graden Celsius, is de leus die de Britten bedachten voor de klimaattop in 2021 in Glasgow. En die staat wat hen betreft nog steeds fier overeind – met steun van een royale meerderheid van de bevolking.

Dat laatste is volgens het Climate Change Committee (CCC), het belangrijkste klimaatadviesorgaan van de Britse regering, een voorwaarde voor succes. Het ambitieuze klimaatdoel kan alleen bereikt worden met een (bescheiden) ingreep in het eet- en koopgedrag van het publiek, door vliegreizen duurder te maken, huizen beter te isoleren en anders te verwarmen, en te zorgen voor beter openbaar vervoer.

Volgens Emily Nurse van het CCC blijkt uit gesprekken in burgerpanels dat de meeste Britten best bereid zijn zo’n bijdrage te leveren. „We zien geen enkel teken dat het publiek wil dat we het klimaatbeleid vertragen”, zegt Nurse in The Guardian. De Britten vragen vooral om duidelijkheid van hun politici. „Ze willen een heldere boodschap over wat klimaatverandering voor hen betekent en wat we eraan gaan doen.”

Burgers

In Nederland lijkt de bezorgdheid over klimaatverandering wat te dalen, blijkt uit de vorige week gepubliceerde Nationale Monitor Energietransitie. „In lijn met het politieke debat lijkt het thema te worden overvleugeld door andere maatschappelijke problemen” schrijven de onderzoekers. Ze zien een zekere „klimaatmoeheid”. De bereidheid om te investeren in verduurzaming van de eigen woning is nog steeds relatief groot, maar begint snel te dalen – van 77 procent vorig jaar, naar 69 procent nu.

Volgens gedragswetenschapper Reint Jan Renes van de Hoge School Amsterdam, die onderzoekt hoe mensen omgaan met duurzame ontwikkeling en klimaatverandering, is er met klimaatbeleid te lang gewacht. „Nu moeten we aan de slag op terreinen waarvan we nog graag doen alsof er niets aan de hand is. Dan gaat het over voeding, de spullen die we kopen, de hoeveelheid water die we verbruiken of de ruimte die we innemen.”

Mensen hebben volgens Renes last van wat in de psychologie loss aversion heet, een soort natuurlijke aversie tegen verlies. Dat maakt het voor politici moeilijk om pijnlijke klimaatmaatregelen te verdedigen. Conservatieve politici hebben het gemakkelijker, denkt Renes. „Zij voelen er weinig voor om burgers op hun eigen verantwoordelijkheid voor klimaatverandering aan te spreken. Ze kunnen zeggen dat we helemaal niet hoeven te veranderen. Gewoon lekker naar olie blijven boren. Drill baby drill.”

De meesten van ons vinden dat een prettige boodschap, aldus Renes. „We kunnen namelijk wel doen alsof wij heel open minded zijn en altijd zoeken naar nieuwe dingen, maar dat geldt alleen als dat nieuwe dicht aanligt tegen wat we gewend zijn en leuk vinden. Dus als iemand ons het gevoel geeft dat al die gevaren van klimaatverandering onzin zijn en ons een kans biedt om er niet naar te kijken, zijn we net als de roker die ook liever negeert dat hij aan roken dood kan gaan en een wikkel doet om die boodschap op zijn pakje sigaretten.”

Duitse elektriciteitslijnen. Op veel plekken in Europa is het stroomnet overbelast.
Foto Annegret Hilse/Reuterf

Toch betekent dat volgens Renes niet dat de klimaatboodschap onverkoopbaar is. Maar daarvoor is wel een ander narratief nodig. „Politici die streng klimaatbeleid willen, zitten te vaak vast in het oude doemverhaal. Een overheid die ons alleen maar het gevoel geeft dat we met minder genoegen moeten nemen, zit precies te wrijven in die wond van loss aversion.”

Dat klimaat er nu even bekaaid vanaf komt, hoeft volgens Renes niet erg te zijn – er spelen nu eenmaal ook andere grote kwesties. Het wordt pas gevaarlijk als de overheid de indruk wekt dat klimaatbeleid minder belangrijk is geworden. „Voor veel mensen bevestigt dat alleen maar wat ze toch al dachten of stilletjes hoopten, namelijk dat ze zich over klimaat klaarblijkelijk geen grote zorgen hoeven te maken.”

De boodschap moet zijn dat we er gezamenlijk de schouders onder zetten. Dat past volgens Renes ook bij de zogeheten ‘conditional cooperation’ die hij als een voorwaarde ziet voor succesvol klimaatbeleid. „We willen best iets doen, maar alleen als we zien dat anderen zich ook inzetten. Daarvoor heb je alle belangrijke spelers nodig.”

Nu denken politici: ik kan wel voorstander zijn van klimaatbeleid, maar als burgers er niet aan willen, stemmen ze straks niet meer op mij. De industrie wil best, maar als hun producten niet worden verkocht, waarom zouden ze die dan aanbieden? Zij vinden dat de overheid eerst maar eens een gelijk speelveld moet creëren. Ook Renes vindt dat de overheid aan zet is. „Die moet durven zeggen: wij gaan stappen zetten, maar dan mogen we ook van jullie iets vragen. Nu wacht iedereen op elkaar en ondertussen verdrinken we samen.”

Het mooie is volgens Renes dat de overheid een geweldig verhaal zou kunnen hebben. Die kan namelijk laten ziet dat klimaatbeleid een oplossing biedt voor veel risico’s waar mensen stress over hebben. Van energiezekerheid tot wateroverlast. „De boodschap luidt: als we willen behouden wat we hebben, moeten we nu met zijn allen massaal veranderen.”


‘Mr. Tariff’ Trump vindt met zijn beleid een historische bondgenoot in Herbert Hoover

William McKinley, de 25ste president van de Verenigde Staten, kreeg het inzicht kort voor zijn dood. „Niemand profiteert van handelsoorlogen”, zei hij op 5 september 1901 in Buffalo, New York. In zijn rede sprak hij zich uit voor handelsakkoorden: „Wederzijds profijtelijke handel schept respect, vertrouwen en duurzame relaties.” De volgende dag schoot een anarchist McKinley neer, die een week later overleed.

Het pleidooi voor vrijhandel in zijn laatste toespraak was een opmerkelijke wending voor de ooit rabiate protectionist. Maar die politieke draai is wat onderbelicht gebleven. Ook Donald Trump, groot bewonderaar van McKinley, roemt hem vooral om diens protectionistische beleid.

De huidige Amerikaanse president heeft McKinley bij herhaling genoemd in interviews en speeches. Daarin sprak hij van een „geweldige president”, die „Amerika zeer rijk heeft gemaakt door invoerheffingen”. In zijn inaugurele toespraak wijdde Trump twee alinea’s aan loftuitingen voor zijn vroege voorganger en hernoemde hij de hoogste berg van Noord-Amerika, de Denali, opnieuw tot Mount McKinley.

Mr. Tariff

McKinleys reputatie als protectionist is begrijpelijk. De Republikein deed zich vanaf het begin van zijn politieke carrière gelden als geharnast tegenstander van vrijhandel en verwierf al snel de bijnaam Tariff Man. Trump noemt zichzelf inmiddels Mr. Tariff.

In 1890 stelde McKinley als lid van het Huis van Afgevaardigden de McKinley Tariff Act voor, die de invoerrechten op alle buitenlandse goederen verhoogde van gemiddeld 38 naar 49,5 procent. Doel: de Amerikaanse industrie beschermen tegen buitenlandse concurrentie.

President William McKinely en First Lady McKinley 1896.
Foto Universal History Archive via Getty Images

Naarmate de Amerikaanse economie groeide, veranderde McKinleys kijk op handel. Hij begon in te zien dat de binnenlandse markt niet groot genoeg was. Amerikaanse bedrijven produceerden meer dan hun land kon afnemen. Zonder export zou de groei stagneren. Dat maakte van de Tariff Man uiteindelijk een pleitbezorger van vrije internationale handel.

Deze flexibele geest lijkt vooralsnog minder aanwezig bij Trump. Hij voerde – ook in zijn vorige termijn als president – ondanks waarschuwingen van economen diverse heffingen in. De afgelopen weken ging het onder meer om een 20 procent hoger tarief op spullen uit China en 25 procent opslag op alle staal- en aluminiumproducten die de VS invoeren. Voor wijn uit de Europese Unie dreigde hij zelfs met een heffing van 200 procent.

Hardwerkende Amerikaan

Ondanks zijn achting voor McKinley vindt Trump misschien wel een betere historische bondgenoot in Herbert Hoover. De 31ste Amerikaanse president (1929-1933) zette met zijn protectionisme de wereldhandel op scherp.

De parallel begint in beider campagnetijd. Zowel Trump als Hoover richt zich op de ‘hardwerkende Amerikaan’, die gebukt gaat onder globalisering.

Bij Hoover ging het vooral om boeren – destijds goed voor een kwart van de Amerikaanse beroepsbevolking. Tot en met de Eerste Wereldoorlog konden zij hun productie goed kwijt in Europa, dat niet in zijn eigen behoefte kon voorzien. Maar na 1918 leefde de Europese landbouw op en kelderde de vraag naar agrarische producten uit de VS. Veel Amerikaanse boeren hadden fors geleend om hun productie op te voeren en stonden opeens voor een schuldenberg en dalende inkomsten.

President Herbert Hoover en zijn hond.
Foto PhotoQuest

Hoover bood een oplossing: met hogere invoertarieven zou hij de Amerikaanse boeren beschermen tegen concurrentie uit het buitenland. Dat ging voorbij aan het feitelijke probleem: de dalende Europese vraag naar Amerikaanse producten. Hoovers belofte viel niettemin in goede aarde. De kiezers omarmden zijn protectionistische boodschap en verkozen hem in 1928 tot president.

Trump zou in zijn campagnes ook de banen van de werkende Amerikaan als speerpunt gebruiken. „I’ll be the greatest jobs president that God ever created”, zei Trump in 2015, toen hij zijn kandidatuur bekendmaakte. Daarbij beschuldigde hij China ervan banen te „stelen” in de maakindustrie. Dat de meeste werkgelegenheid in dit deel van de economie was verdwenen door andere oorzaken, zoals automatisering, bleef onbenoemd. In 2016 werd Trump de 45ste president van de Verenigde Staten en vorig jaar de 47ste.

Repercussies

Hoover voerde als president de zogenoemde Smoot-Hawley Tariff Act in, omdat hij geloofde dat de daarop gebaseerde heffingen de Amerikaanse economie zouden beschermen tegen buitenlandse concurrentie. En dat zou weer tot behoud van werkgelegenheid in de VS leiden. De wet verhoogde bestaande invoerrechten op twintigduizend soorten goederen, gemiddeld met zo’n 20 procent.

De wet wekte sterke tegenstand, vooral uit vrees voor repercussies van handelspartners. Meer dan duizend economen ondertekenden een petitie tegen de wet. Robert Lamont, minister van Handel, ging in juni 1930 bijna op zijn knieën om Herbert Hoover te smeken die „idiote heffing” te vetoën, vertelde Lamont later. Zijn smeekbede mocht niet baten. De wet, die in mei 1930 werd ingevoerd, werd niet ingetrokken. De gemiddelde heffing op naar de VS geëxporteerde goederen steeg van 40 procent in 1929 tot 60 procent in 1932.

Bij Hoover wilde vooral de boeren ontzien, destijds een kwart van de Amerikaanse beroepsbevolking

De verhoging van de handelsbarrières viel midden in de economische crisis als gevolg van de beurskrach van 1929. Het is moeilijk te bepalen in hoeverre de heffingen die crisis precies verdiepten, maar economen zijn het erover eens dat ze de problemen in ieder geval hebben verergerd. Tussen 1929 en 1933 kromp de Amerikaanse economie met 29 procent, terwijl de export van het land van 7 miljard dollar daalde naar 2,5 miljard.

Ook versterkte de wet wereldwijd nationalistische tendenzen. Belangrijke handelspartners als Canada en de Europese landen reageerden door hun eigen invoertarieven te verhogen. Het resulteerde in een internationaal handelsconflict en een terugval van de wereldhandel met twee derde.

Vrijhandelszone

Door hun rol bij de crisis was de weerstand tegen handelstarieven sterk gegroeid. Hoover leed in 1932 een verpletterende nederlaag in de verkiezingsstrijd met Franklin D. Roosevelt. De nieuwe president nam afstand van het protectionistische beleid en zette Amerika daarmee op het pad naar economisch herstel.

Sindsdien hebben politici en economen vaak ‘Smoot-Hawley’ aangehaald om zich af te zetten tegen handelsbarrières. Zo toonde de Amerikaanse vicepresident Al Gore in 1993, tijdens een debat over de aanstaande vrijhandelszone van Canada, Mexico en de VS, vastgelegd in het NAFTA-akkoord, een foto van Smoot en Hawley als waarschuwing tegen protectionisme.

Lees ook

Volkswagen hard geraakt, Tesla juist niet: vier vragen over Trumps autoheffingen

Wagens van het merk Subaru staan klaar om verscheept te worden naar de VS in Yokohama, Japan. In een reactie op de door de VS aangekondigde importheffingen zei de Japanse premier Shigeru Ishiba dat „alle opties” op tafel lagen om terug te slaan.

Wat Donald Trump daarvan vindt, is inmiddels duidelijk. In zijn eerste termijn als president leidden nieuwe onderhandelingen over deze „ramp voor de VS” tot een aangepast verdrag, USMCA. En na zijn herverkiezing kondigde hij aan op de eerste dag van zijn presidentschap 25 procent te gaan heffen op „alle producten” uit Canada en Mexico. De woensdag aangekondigde heffing op buiten de VS geproduceerde auto’s zal de beide landen ook ernstig kunnen raken.


Tussen al het negatieve klimaatnieuws…

Tussen al het negatieve klimaatnieuws door een leuke ontwikkeling: de Deense containerrederij Maersk heeft er een nieuw schip bij dat (deels) op groene methanol vaart. Vandaag werd in de Rotterdamse haven het 350 meter lange lichtblauwe gevaarte met ‘all the way to zero’ op de boeg ‘gedoopt’. Gedoopt wil zeggen: een champagnefles werd tegen de boeg geslagen, (vooral) mannen in pakken in hoge functies uit het bedrijfsleven mochten toeteren vanaf de brug van het schip en het belangrijkste: het schip kreeg een naam. Adrian Maersk.

Rederijen zoals Maersk die willen verduurzamen zijn al jaren geïnteresseerd in groene methanol. Bij de verbranding van groene methanol gemaakt van hernieuwbare bronnen (bijvoorbeeld waterstof uit windenergie) komt minder CO2 in de lucht dan bij traditionele brandstoffen. Volgens Maersk kan groene methanol de uitstoot van broeikasgassen met 65 tot 90 procent verminderen ten opzichte van traditionele brandstoffen, afhankelijk van onder meer het productieproces. De Denen investeerden al in zo’n twintig schepen, die deels nog geleverd moeten worden.

Of Adrian Maersk en zijn broers de scheepvaart uiteindelijk écht flink gaan verduurzamen is nog de vraag. Methanol is twee keer zo duur als traditionele brandstoffen. En landen produceren nog niet genoeg groene methanol voor alleen al de schepen van Maersk. De Internationale Maritieme Organisatie (IMO), de VN-organisatie voor de scheepvaart, zal volgende maand beslissingen nemen over hoe het gebruik van duurzamere brandstoffen gestimuleerd moet worden. IMO-lidstaten moeten afspreken hoe ze hun brede, algemene doel om rond 2050 klimaatneutraal te zijn daadwerkelijk willen gaan halen.

Voorlopig zijn de methanolschepen van Mearsk ‘dual fuel’. Dat wil zeggen: de motor schakelt tussen methanol en een traditionele brandstof, ook onderweg. Zo’n complexere motor maakt de Adrian wel zo’n 10 à 15 procent duurder.

Binnen in het schip ruik je de verf nog, de bouw in Zuid-Korea is pas net klaar. Er is een kleine bioscoop, een spelletjeskamer en een buitenbad voor de ongeveer twintig bemanningsleden die meevaren. Een paar lange, smalle gangen verderop is de engine room. Daar zijn buizen bekleed met aluminium, en de kasten zijn lichtgroen. Machines loeien en het ruikt er naar nieuwe auto’s. Het mooiste uitzicht heb je vanaf de brug aan de voorkant van het schip, waar de kapitein en officieren om de beurt de wacht houden. Hier, in het nieuwe ‘kantoor’ van de kapitein, vertelt hij over zijn avonturen op zee. Hij heeft zijn vrouw op zee leren kennen. Twee keer werd hij achtervolgd door piraten.

Morgen varen dit schip en de bemanning vanuit Rotterdam naar Azië. Adrian Maersk zal de Azië-Mediterrane handelsroute bevaren. Vaarwel!

Foto Laura Bergshoef

Liveblog
Economieblog


EU-ministers willen meer Europese tech, maar doen geen beloften over investeringen