De cultuurweek van Wim Pijbes tijdens kunstbeurs TEFAF New York: ‘Buiten staat een rij met mensen die niet gewend zijn om in een rij te staan’

Zondag 4 meiHet regent pijpenstelen

Op dezelfde dag dat Peter Stuyvesant in 1626 aankomt op Manhattan, land ik in New York voor de belangrijkste kunstweek van het jaar. Het regent pijpenstelen en zo luidt ook de verwachting voor de rest van de week.

Maandag 5 mei Subsidies stopgezet

Met collega’s bezoek ik Jacob’s Pillow, „The dance center for the nation”, volgens The New York Times. Architect Francine Houben is mee om ons het door haar ontworpen theater te laten zien. Jacob’s Pillow is een van de referentieprojecten die ik, als directeur van stichting Droom en Daad, bezoek ter inspiratie voor het toekomstige Danshuis in Rotterdam.

Bij Jacob’s Pillow geeft directeur Pamela Tatge de rondleiding en ze praat ons gelijk bij over de zojuist ontvangen brief waarin staat aangekondigd dat de National Endowment for the Arts wordt opgeheven en alle subsidies met ingang van juli worden stopgezet. Gelukkig slagen veel instellingen in de VS erin private middelen te genereren maar overheidssteun en daarmee erkenning, laat staan waardering, is meer dan geld alleen.

Terug naar Manhattan maken we een tussenstop in DIA Beacon om een indrukwekkende installatie van Steve McQueen te bezoeken.

Wim Pijbes in de metro van New York.
Foto Chantal Heijnen

Dinsdag 6 mei The Met Gala

Op ‘the morning after’ van The Gala of the Year sta ik om 10 uur op de stoep van het Metropolitan Museum voor de members preview van Black Dandy. Nergens worden modetentoonstellingen zo uitbundig gevierd als in The Met. Historisch doorwrocht en spectaculair tegelijk met de meest buitenissige bruiklenen uit binnen- en buitenland. Met een grandioos gala als mondiaal moment voor zelfpromotie van sterren en wannabees. Tafels en losse tickets kosten respectievelijk 350.000 en 75.000 dollar. Dit jaar bracht het gala een recordbedrag op van 31 miljoen dollar.

Dit is de week waarin alle grote veilingen plaatsvinden en ik de kijkdagen bij Christie’s, Sotheby’s en Phillips bezoek, niet om te kopen deze keer. Galeries en musea zetten nu ook hun beste beentje voor en natuurlijk zijn er naast de TEFAF en FRIEZE nog een handvol kleinere kunstbeurzen. In de wetenschap dat het allemaal te veel is moet ik kiezen. Eerst naar Christie’s waar ik David Kleiweg de Zwaan, de Senior Vice President of Impressionist & Modern Art, spreek, een van de Nederlanders die al sinds jaren in de New Yorkse kunstwereld actief is. Opvallende uitschieter is een groot schilderij van Marlène Dumas dat al voordat de veiling plaatsvindt een gegarandeerd bod binnen heeft, een wereldrecord voor de categorie ‘levende vrouwelijke kunstenaar’.

Wim Pijbes achter de schermen bij TEFAF.
Bij de Tern Gallery.

Foto’s Chantal Heijnen

Bij veilinghuis Phillips loop ik direct in de armen van directeur Jean Paul Engelen en John Silberman, de voorzitter van de Willem de Kooning Foundation en wissel de laatste kunstnieuwtjes met hen uit. Bij Sotheby’s wordt een mooi werk van Danh Vo aangeboden. Ik sluit de middag af op een Citibike naar het noordelijkste puntje van Central Park op de rand van Harlem en bezoek het binnenkort te openen Davis Center.

Dit ‘community-first’ deel van Central Park „for Harlem and all of New York” is opgeknapt om er ‘s zomers te kunnen zwemmen en ‘s winters te kunnen schaatsen. Jaren geleden zocht ik contact met de Central Park Conservancy, want hun verrichtingen dienen als inspirerend voorbeeld voor de transformatie van het Park in Rotterdam, waarbij Droom en Daad betrokken is. De dag wordt afgesloten met Hidde van Seggelen, voorzitter van de TEFAF, in de Oyster Bar onder Grand Central, een New York classic.

Woensdag 7 mei The Frick Collection

Alle tijdsblokken zijn volgeboekt, maar voormalig Van Gogh Museumdirecteur Axel Rüger, sinds kort directeur van de gerenoveerde Frick Collection heeft kaarten klaarliggen. De collectie straalt als nooit tevoren en de nieuwe ondergrondse concertzaal is een juweeltje. Door naar The Armory, waar de TEFAF in opbouw is en waar ik, het hoofddoel van mijn reis, actief ben als voorzitter van de keuring. Global Chairman of Vetting heet dat hier, een hele mond vol.

Door de rigide Amerikaanse vakbondsregels is het efficiënter om alle opbouwmedewerkers uit Nederland mee te nemen, inclusief oestermannen en bloemdecorateurs. Ik verwelkom de vijftig keurmeesters die ieder object op authenticiteit, herkomst en kwaliteit beoordelen. Ook al is de beurs in New York aanzienlijk kleiner dan de moederbeurs in Maastricht, de kwaliteit ligt gemiddeld nog hoger, evenals de prijzen. Terwijl de keurmeesters rondlopen breek ik er even uit om naar een van de meest besproken verkoopexposities van dit moment in New York te gaan: Picasso Tête- à-tête bij Gagosian, de grootste kunsthandelaar ter wereld. Een fenomenale selectie topwerken waarvan sommige nooit eerder publiek getoond. De dag eindigt met een diner met de keurmeesters. Wanneer ik naar mijn hotel loop merk ik dat het weer gelukkig omslaat.

Wim Pijbes met Sarah Godfrey bij de Willem de Kooning-tentoonstelling.
Op bezoek bij de tentoonstelling van William Kentridge bij Hauser & Wirth.

Foto’s Chantal Heijnen

Donderdag 8 mei The Met Gala

Vandaag opent de TEFAF en is het een race tegen de klok voor de laatste keuringen en de zogeheten ‘appeals’, de mogelijke bezwaren die handelaren kunnen maken tegen het oordeel van de keuringscommissie. Alles rond de keuring valt overigens onder strikte geheimhouding en is dus niet bestemd voor de krant. Buiten staat een rij met mensen die niet gewend zijn om in een rij te staan. Dat is de aantrekkingskracht van TEFAF, ook in New York. Om stipt één uur lopen de eerste bezoekers binnen. Vanmiddag komen zevenduizend genodigden, verzamelaars, museumprofessionals met hun boardmembers en trustees.

Met Chantal Heijnen, de fotograaf voor dit dagboek, loop ik over de beurs en schud wat handen en doe her en der een babbeltje. „Laten we de stad ingaan want er is nog meer te zien”, opper ik en dus spoeden we ons naar Chelsea waar rond de High Line de grote galeries bijeenzitten. Ik wil naar William Kentridge bij Hauser & Wirth en Willem de Kooning in een andere vestiging van Gagosian. Van beide kunstenaars is werk in de collectie van Fenix. Ik wil zien hoe onze werken zich verhouden tot wat hier hangt. In 2026 is het honderd jaar geleden dat Willem de Kooning als migrant Rotterdam verliet. Sarah Godfrey van Gagosian leidt mij rond. De kunstweek sluit ik af met een bezoek aan 1:54, de beurs voor hedendaagse Afrikaanse kunst, genoemd naar het aantal landen op het continent. De dynamische directeur Touria El Glaoui is een ware ambassadeur voor opkomende hedendaagse kunstenaars uit Afrika en bij verschillende galeries op de 1:54 zijn in het verleden aankopen gedaan voor Fenix.

Huiswaarts met de laatste nachtvlucht. Dit weekend beginnen de previews en persvoorbezichtigingen voor Fenix, op 15 mei volgt de officiële opening door koningin Màxima.

Wim Pijbes stapt op een City Bike.
Foto Chantal Heijnen


Wat drijft een samenleving tot vrouwenhaat? In ‘The Brotherhood’ is dat een specifieke pijn die mannen met elkaar delen

In haar trilogie Cadela Forca (‘Bitch Force’) onderzoekt de Braziliaanse schrijfster en theatermaakster Carolina Bianchi met haar gezelschap Cara de Cavalo hoe fysiek, seksueel en psychologisch geweld tegen vrouwen in onze cultuur zijn ingebed. Ze laat zien hoe dit geweld, door de manier waarop we erover vertellen – in de media, maar ook in de kunst – steeds weer wordt herhaald, goedgepraat, gebagatelliseerd, zelfs wordt aangemoedigd. Daarnaast richt ze zich op de vraag hoe je theatraal vorm kunt geven aan het ‘gat’, het onbenoembare, het trauma, dat een vrouw die dergelijk geweld heeft ondergaan, met zich meedraagt.

Bianchi vertelt over Persephone, de godin die de helft van het jaar in de onderwereld leeft – samen met Hades, die haar ontvoerde en verkrachtte – en de andere helft van het jaar bovengronds. Na een verkrachting, aldus Bianchi, is het net of je, als Persephone, weer tot leven komt na dood te zijn geweest. Alsof je in zekere zin dood bént. Alsof je weliswaar ademt, en rondloopt, en dingen doet en meemaakt, maar iets fundamenteels hebt achtergelaten op die helse plek waar je lichaam ophield van jou te zijn. „Wat te doen met dit lichaam”, vraagt Bianchi. „Wat te doen met de dolende Persephones?”

Scène uit ‘The Brotherhood’.

Foto Mayra Azzi

Een sterke vorm om het te hebben over dit ‘niet-zijn’, vond Bianchi in het eerste deel van het drieluik, het even bewonderde als omstreden The Bride and the Good Night, Cinderella. Bianchi diende zichzelf live een zogenaamde ‘date rape drug’ toe. Halverwege verloor ze het bewustzijn en namen haar medespelers de voorstelling over, waarbij ze zich haar lichaam toeëigenden.

In het tweede deel, The Brotherhood, dat afgelopen weekend op Kunstenfestivaldesarts in Brussel in première ging, onderzoekt Bianchi de oorsprong ervan: wat drijft een samenleving tot misogynie?

Pijn

Volgens Bianchi is het mede geworteld in een specifieke pijn die mannen met elkaar delen. Als klein kind al worden jongetjes aangemoedigd hun connectie met plezier, met spel, met zachtheid en tederheid – laten we zeggen met vrouwelijkheid – te begraven. Het leidt tot een afkeer van de eigen emotionele behoeften, en tot eenzaamheid. In ruil daarvoor worden die van emotie beroofde jongetjes – zeker wanneer ze wit zijn, en hetero, en cisgender – opgenomen in een samenlevingsbrede gemeenschap van mannen die elkaar steevast de hand boven het hoofd houden, elkaar helpen en steunen en bevestigen, het hele leven door. De kanten van zichzelf die ze, als prijs voor deze broederlijke saamhorigheid, hebben moeten verloochenen, kunnen zich aandienen in de vorm van vrouwenhaat.

Scène uit ‘The Brotherhood’.

Foto Mayra Azzi

The Brotherhood is prettig grillig en ongrijpbaar, en ook geregeld verrassend grappig. Wat er zoal langskomt: Bianchi bevredigt zichzelf met een vibrator, luisterend naar Tadeusz Kantor die op een geluidsband over theater oreert. Ze laat een groep van acht mannen delen presenteren uit haar vijfhonderd pagina’s tellende onderzoek naar verkrachting, schokkend in z’n feitelijkheid. (Een van de mannen: „We hebben de vrijheid genomen hier en daar iets te verbeteren.”) Bianchi presenteert een verfrissende analyse van de personages Trepljov en Nina uit Tsjechovs De Meeuw. (Nina’s monoloog wordt daarbij aangrijpend en glashelder uitgevoerd, door Bianchi zelf.) Bianchi wordt rondgedragen door een groep naakte, gemaskerde mannen, terwijl een potpourri klinkt van dansbare popliedjes vol referenties aan verkrachting en mannelijke woede. Er is een hommage aan toneelschrijver Sarah Kane, die ons vanaf een ontzagwekkend portret op het podium recht in de ogen kijkt.

Met The Brotherhood legt Bianchi machtsstructuren bloot die overal, ook in de theaterwereld waarin ze zich zelf beweegt, de koers bepalen. Steeds cirkelt de voorstelling langs de rand van het gat dat verkrachting in een mensenleven slaat, daarmee tastend naar de contouren ervan, de vorm die het heeft. Het gebeurt koel, zakelijk bijna, zonder pathos, en zonder de ambitie dat het tot een oplossing of een catharsis zou kunnen leiden. Maar mét de nadrukkelijke boodschap: kijk hiernaar. Erken ze, deze lichamen. Het is tijd voor nieuwe mythen.


Personage Patrick Bateman uit ‘American Psycho’ is misogyn, een hyperkapitalist en, zelfs na 25 jaar, nog hyperactueel.

De film is nog niet begonnen of de bloeddruppels spatten al op het scherm. Maar wacht. Ze zijn wel erg gestileerd. En ze vallen wel héél mooi synchroon met het ritme van de pizzicato’s op de soundtrack. Is dat ballet van spetters wel bloed? De ultieme vervreemding.

Het blijkt natuurlijk frambozensaus. Die wordt helemaal volgens de regels van de nouvelle cuisine van de jaren tachtig en negentig van de afgelopen eeuw met bestudeerde nonchalance op het bord gedrapeerd. Vijfentwintig jaar na dato zetten de openingsbeelden van Mary Harrons verfilming van American Psycho nog steeds perfect de toon: ze maakte geraffineerde satire van de gelijknamige shockroman van Bret Easton Ellis.

Bij Mary Harron en in de vertolking van Christian Bale werd hoofdpersoon Patrick Bateman de Dr. Jekyll/Mr. Hyde van het yuppentijdperk: overdag Wall Street-bankier, ’s nachts seriemoordenaar. Dat vat ook meteen de plot van American Psycho wel zo’n beetje samen: een accelererende parade van haat- en lustmoorden, wat betreft motief soms nauwelijks van elkaar te onderscheiden.

De film heeft de tijdsgeest beter weerstaan dan de roman.

Zedenschets van de nieuwe rijken

Zelfverklaard satiricus Easton Ellis vestigde zijn naam eind jaren tachtig met rusteloze zedenschetsen van de nieuwe rijken van Los Angeles en de New Yorkse Upper West Side. Zijn obsessie met Hollywood, geld en glamour en zijn tegelijkertijd afstandelijke en hyperbolische, en soms ronduit harteloze stijl vingen de tijdgeest. Met zijn derde roman, American Psycho (1991), ging hij volgens velen te ver: wezenloos, slecht geschreven en vooral te gewelddadig en misogyn om nog voor spot te kunnen doorgaan. Wat Harron met zijn boek deed, was visionair. Ze durfde het aan Ellis’ talige nihilisme om te zetten in ‘over the top’ en campy beelden. Ze stak de draak met American Psycho.

De nageschiedenis van de film maakte van hem in plaats van een meelijwekkende ‘creep’ gek genoeg ook een held. Net als bij andere millenniumfilms als Fight Club (1999) en The Matrix (1999) werden losse scènes, quotes en gezichtsuitdrukkingen uit American Psycho populair als internetmemes in de online manosphere. Dat is de sociale mediabubbel waar jonge mannen door extreemrechtse influencers en lifestylecoaches worden opgejut tot toxische masculiniteit, vrouwenhaat en zelfmedelijden. Het gaat dan om de groep die zich als ‘sigmaman’ identificeert – een positie tussen de alfa’s en de beta’s op de apenrots. Zij herkennen in Bateman een heroïsche hardwerkende eenling die zijn status ontleent aan het feit dat hij zich niks aantrekt van sociale normen.

Bateman kon de über-sigma worden doordat hij met z’n maatpakken en platinum creditcards ook het toonbeeld was van dat andere cliché: de Wall Street-hustler.

Über-sigma

Zoek #sigma op TikTok en met name Bales grijns is een iconisch beeld geworden. Bateman, zo signaleerde The Guardian terecht , representeert niet bepaald het eerste waar je bij zo’n eenzame wolf aan denkt: hij zet juist alles op alles om erbij te horen. Het ergste wat hem kan overkomen, is wanneer hij wordt aangezien voor een van de Allens, Davissen en Halberstams met wie hij rondhangt en concurreert, die hij haat omdat ze zo op hem lijken. Of hij op hen. Maar Bateman kon de über-sigma worden doordat hij met z’n maatpakken en platinum creditcards ook het toonbeeld was van dat andere cliché: de Wall Street-hustler, die geld verdiende door zich alleen aan z’n eigen wetten te houden.

Waar het in Dr. Jekyll en Mr. Hyde misschien nog ging om een zoektocht naar de ‘kwade natuur’ van de mens, portretteert Harron een personage dat niet eens vervreemd is geraakt van z’n natuur, hij heeft helemaal geen ‘natuur’ meer. Bateman verzekert al meteen aan het begin van de film in voice-over dat hij geen ‘ik’, geen binnenkant heeft. Hij is een en al buitenkant, en het kwaad is het laatste restje drek dat zich naar buiten perst. En daar kwam geen ander elixer aan te pas dan het groen van dollarbiljetten. Het ‘experiment’ dat Bateman ontmenselijkt, heet simpelweg: hyperkapitalisme.

Obsessie met Trump

Profetisch voor 2000: Batemans obsessie met Donald Trump. Hij denkt hem overal te zien. In de tijdlijn van de plot is dat de Trump van net na de publicatie van zijn besteller The Art of the Deal (1987). In de tijdlijn van de historische context van de film had hij eind 1999 net zijn eerste presidentiële campagne aangekondigd. Een fijn voorbeeld van hoe de film aan betekenis heeft gewonnen.

Dat juist de feministische filmmaker Mary Harron haar oog op het boek liet vallen wekte verbazing. Zij was destijds immers net gedebuteerd met I Shot Andy Warhol (1996), een in Cannes gelanceerde indiefilm waarin ze de radicaal feministische ‘mannenhaatster’ Valerie Solanas rehabiliteerde. Solanas verwierf in 1968 haar vijftien minuten faam met een mislukte moordaanslag op Pop Art-kunstenaar Andy Warhol.

Ook Harron kreeg aanvankelijk het verwijt een misogyne film te hebben gemaakt. Al snel volgde ook erkenning uit feministische hoek, waarin haar satire wel werd begrepen en werd gewaardeerd dat ze het geweld tegen de vrouwelijke slachtoffers niet (alleen maar) seksualiseerde of objectiveerde. Door middel van licht, stijl en verknipte camerahoeken maakte ze duidelijk dat ze Bateman niet glorifieerde maar bekritiseerde. Let maar eens op het angstzweet dat gedurende de film op zijn gezicht begint te parelen. Hij begint zo te glimmen, dat dit niets anders kan betekenen dan dat ze ons een spiegel voorhoudt.

Zonder de film was ‘American Psycho’ geen cultureel begrip geworden.

Instagram-esthetiek

In een interview met het ‘magazine’ van online filmplatform Letterboxd vertelde Harron recentelijk dat wat haar zo aansprak in het boek dat Easton Ellis als homoseksuele man, een parodie had geschreven op de vrouwenhaat, homofobie en ‘gay panic’ (gewelddadige angst om voor homoseksueel te worden aangezien van heteroseksuele mannen) die hij waarnam onder de ultramasculiene yuppen, Wall Street-bankiers en financiële nerds van de jaren tachtig.

In de film zien we dat bijvoorbeeld terug in de klassiek geworden scène met de visitekaartjes, waarin de jonge bankiers elkaar opgeilen met lettertypes en geschept papier. En in de stereotype ‘feminiene’ gezichtsverzorgingsrituelen van Bateman, om er maar zo jong en gezond mogelijk uit te blijven zien. Die aan narcisme grenzende obsessie met de eeuwige jeugd katapulteert de yuppen van Wall Street van toen natuurlijk meteen naar de Tech-bro’s van Silicon Valley van nu, die nog een stapje verder gaan met hun transhumanistische dromen waarin ze met behulp van technologie en implantaten onsterfelijk willen worden.

Nu de film z’n 25ste verjaardag viert kun je een paar dingen concluderen: zonder de film was ‘American Psycho’ geen cultureel begrip geworden, en de film heeft de tijdsgeest beter weerstaan dan de roman. Het boek is best wel taai. Maar de slaperige reclamestijl van de beelden, met hun steriele overbelichte interieurs aan de ene kant, en hun vervreemdende zweterige camerahoeken aan de andere, doet sterk denken aan Instagram-esthetiek en AI-beelden van nu: onwerkelijk.

Neem alleen al die grijns van Bateman – de film is een ode aan de ‘smirk’ – ziet die er niet uit alsof hij een extra rij tanden in z’n mond heeft? Te breed, te veel. Kortom, net alsof je favoriete afbeeldingengenerator er ook niet helemaal raad mee wist. Terwijl Bateman in de manosfeer met een al dan niet ironische en tegelijkertijd bewonderende knipoog wordt bekeken, is hij daarbuiten verworden tot kopie zonder origineel.


Brigitte Bardot (90) voert haar ‘laatste gevecht’: tegen de slipjacht met honden

Brigitte Bardot trekt nog één keer ten strijde. Ze strijdt voor een verbod op slipjacht, een jachtvorm waarbij een meute jachthonden achter één prooi aanrent, tot die is uitgeput, gepakt, of dood neervalt. Voor het eerst in ruim tien jaar verschijnt de Franse actrice, zangeres en algeheel icoon op camera voor een interview met BFMTV.

Vanuit haar huis in Saint-Tropez verklaart Bardot (90) de oorlog aan la chasse à courre, slipjacht met honden. Het is een eeuwenoude praktijk, die nog door een paar duizend Fransen gebezigd wordt. Dat het nog altijd is toegestaan, is vrij uitzonderlijk in Europa: alleen Ierland laat het ook toe. Het concept van de slipjacht leeft nog wel, ook in Nederland: ter vervanging van de prooi wordt een reukspoor ingezet. Bardot noemt de jachtvorm „barbaars en onmenselijk”. Ze is niet de enige actievoerder, in 2023 bijvoorbeeld riepen ruim vijftig Fransen in Le Monde op tot afschaffing van de jachtvorm, vanwege de „chaos en terreur” die er mee gepaard gaat.

Ludieke acties werken

Na haar filmcarrière, de laatste film maakte ze in 1973, wijdde Bardot zich een halve eeuw aan dierenactivisme. Ze weet: ludieke acties werken. En dus stuurde ze maandag gehoorapparaten naar president Emmanuel Macron, naar de premier en naar parlementsleden, vergezeld van een brief waarin ze oproept tot de afschaffing van de hondenjacht. „De stichting Brigitte Bardot biedt u de mogelijkheid om naar haar verzoeken te luisteren”, staat op de doosjes van de apparaten. Ze vindt dat de regering haar, na vijftig jaar dierenbelangenbehartiging, „op zijn minst” deze overwinning moet gunnen. Ze denkt dat ze gaat winnen, zegt ze, „dit is mijn laatste gevecht.”

Bardot betuigde in het interview, dat maandagavond werd uitgezonden, ook steun aan acteur Gérard Depardieu in de aanloop naar de uitspraak in zijn zaak. Dinsdag werd hij veroordeeld voor aanranding. De voormalige actrice is getrouwd met een oud-adviseur van Jean-Marie le Pen – de oprichter van Front National – en meermaals veroordeeld wegens racistische en discriminerende uitspraken.


Daniël Arends weet met gemak twéé voorstellingen op één avond over innerlijke leegtes te vullen

Opnieuw speelt Daniël Arends (45) twee los van elkaar verkochte voorstellingen op één avond. Dat High Class Bitch en Had ik maar nooit zo aardig gedaan inhoudelijk en kwalitatief weinig van elkaar verschillen is een sterk staaltje en geen kanttekening. Arends weet met gemak twee interessante vijf kwartier te vullen over hoe verwende westerlingen denken dat ze overkomen meestal het tegenovergestelde is van hoe ze dáádwerkelijk overkomen.

In High Class Bitch onderzoekt hij verschillende manieren hoe men probeert uit te dragen dat het zogenaamd te gek met ze gaat. Doorzichtig vindt Arends mensen die in koffiezaken succes en vrijheid proberen uit te stralen met draadloze oordopjes, laptops en ‘zelfverzonnen nepwerk’. Hoe meer wordt gedaan aan een mooie buitenkant, des te meer ziet Arends de weinig fraaie binnenkant. Vurig en grappig bespreekt hij het menstype dat met zijn ‘kledingstijltje’ wil communiceren dat het een boeiend en geslaagd leven leeft. En kleding als uitdrukking van wie je bent? „Dat vind ik zo gaaf”, sneert Arends sarcastisch over mensen met deze mening: „Mensen die hun ijdelheid proberen te verantwoorden met een nóg ergere vorm van ijdelheid.”

Bijzonder is hoe Arends schijnbaar achteloos allerlei afwisselende paden inslaat die uiteindelijk allemaal op hetzelfde blijken uit te komen: iedereen heeft een afweermechanisme. Wapens waarmee je hoopt te voorkomen dat mensen recht je ziel in kijken. Scherp analyseert hij een collectieve angst die we aan het zicht proberen te onttrekken: de angst om niet als individu gezien te worden, zonder te beseffen dat het juist de groep is die je laat wegkomen met een treurige levensinvulling.

Of wil je écht als individu beoordeeld worden, aldus een schampere Arends? Misschien op het feit dat je te verwend was om ooit ergens goed in te worden, snel kinderen nam om jezelf te redden en hen nu met hun iPad laat wegrotten? Bijtend somt Arends meer van dit soort ‘glorieuze prestaties’ op „waarvan het écht zonde zou zijn als je die met anderen zou moeten delen”.

Dekmantel

In Had ik maar nooit zo aardig gedaan richt hij zich op de taal waarmee we onze innerlijke leegtes wat fraaier vorm proberen te geven. Arends constateert hoe men zich bij wijze van dekmantel gretig een aandoening laat aanpraten . Al dat gepraat over geluk, verbinding en empathie lijkt lief en aardig, maar Arends vindt het betekenisloos. Heilzamer is om anderen niet verantwoordelijk te maken voor je eigen geluk.

Interessant is ook wat Arends zélf probeert te beschermen. Naar eigen zeggen is hij bang voor publiek en mensen, maar dat blijkt vrijwel nergens uit. Hij is immers ad rem, vilein en kan lullen als de beste. Kwaliteiten die je kan gebruiken om ongevoelig en onverschillig over te komen, maar ook als schild om te verbloemen dat je eigenlijk het tegenovergestelde voelt. Extreem sarcasme en een pose vol desinteresse zijn Arends’ wapens om te verhullen dat hij zich nooit heeft thuisgevoeld in deze wereld.

Het is aandoenlijk om te kijken naar iemand die het liefst zijn wapens laat zakken, maar zichzelf tegelijkertijd wil wapenen tegen sentimentaliteit

Uit de twee voorstellingen rijst een beeld op van iemand die wanhopig op zoek is naar oprecht contact in een wereld waarin „iedereen de hele tijd een toon in zijn stem heeft alsof hij te gast is in een podcast”. Het is leuk hoe Arends nepcontact op het podium probeert te vermijden door beide voorstellingen te beginnen met gesprekjes met het publiek: want weinig is onnatuurlijker dan een zaal binnenkomen en meteen beginnen met een serie ingestudeerde grapjes. Grappig en venijnig fileert hij de illusie van echt contact bij cabaret: „Ik ga nu naar dat glas water lopen, een slok nemen, en het geluid maken dat cabaretiers dan altijd maken van: ‘Oh, ik kom er in dat glas opeens op wat ik hierna ook alweer wilde zeggen.’”

Authentiek

Het klinkt wrang als Arends vertelt hoe een vriend hem vroeg iets kwetsbaars over authenticiteit niet in zijn voorstelling te verwerken. „Daar is echt niemand in geïnteresseerd”, had Arends hem toen geantwoord. „Mensen willen gewoon grappen horen.” Het is ironisch en tragisch dat Arends veel mooie en rake dingen over liefde en eenzaamheid vertelt, maar dat het publiek hem vermoedelijk blijft zien als bijzonder grappige maar ook cynische zak. Menselijk tekort zit al snel in de weg om je hart helemaal te kunnen openstellen voor Arends, die vaak impliciet communiceert: ‘Je kan wel meegaan in mijn gedachten, maar uiteindelijk geef ik je hoogstwaarschijnlijk een keiharde trap onder je reet.’

Het is aandoenlijk om te kijken naar iemand die het liefst zijn wapens laat zakken, maar zichzelf tegelijkertijd wil wapenen tegen sentimentaliteit. Ontroerend is het als Arends uiteindelijk je vertrouwen wint en zegt diep mededogen te hebben met ieders pogingen om te laten zien dat ze simpelweg bestaan: „Ik weet namelijk dat het jouw schuld niet is dat je hier bent.”


Alleen toegankelijk voor vrouwen: ‘Ey meisje!’ wil ruimte voor ‘herkenning en veiligheid’ scheppen

‘Voor sommige vrouwen is de drempel om naar het theater te gaan hoog, zeker als ze zich niet herkennen in het publiek of de sfeer”, zeggen Hanina Ajarai en Fahima Ettaher. „Wij willen die drempel verlagen.” Ook hun nieuwe programma Ey meisje! brengen ze daarom alleen voor vrouwen op het podium.

Journalist Ajarai (43) en huisarts Fahima Ettaher (47) hebben sinds een paar jaar als comedycollectief ‘House of Femmes’ een voet gezet in de theaterwereld. Ze maken cabaret over het dagelijkse leven van vrouwen. Hun tweede voorstelling Ey meisje! is onderdeel van het Micha Wertheim Festival, waarin Wertheim voorstellingen die zijn aandacht trokken selecteerde voor het randprogramma van zijn nieuwe show.

In Ey meisje! speelt Ettaher typetjes en sketches, Ajarai neemt het publiek mee als host. Samen vertellen ze een verhaal over de verhouding van vrouwen tot mannen, op straat, op de werkvloer en in liefdesrelaties.

Wat bracht jullie van de journalistiek en de medische wereld naar het theater?

Ajarai: „Ik had even geen opdracht als freelance journalist en begon als vrijwilliger bij buurttheater Studio de Bakkerij in Rotterdam, waar ik programma’s voor kinderen maakte. Daar ontdekte ik een passie voor theater. Via de podcast ‘Echt Gebeurd’, waar ik een verhaal mocht vertellen, kwam ik in aanraking met storytelling. Toen ik een idee voor een voorstelling deelde met de directeur van De Bakkerij, moedigde hij me aan mee te doen aan een pitchwedstrijd.”

Ettaher: „In mijn werk als huisarts maak ik van alles mee. Ik bedacht dat ik daar iets mee wilde, bijvoorbeeld door het op te schrijven. Maar Hanina zei direct: ‘Schrijven? Je moet het theater in!’ Ze was ervan overtuigd dat we dit samen konden. We deden mee aan de pitchwedstrijd en wonnen. Dat betekende een gefinancierde voorstelling in tien wijktheaters. We besloten dat onze voorstellingen alleen toegankelijk zouden zijn voor vrouwen.”

Waarom zijn de voorstellingen alleen toegankelijk voor vrouwen?

Ajarai: „Het zaadje werd geplant bij een vrouwenzwembad in Turkije. Fahima en ik kennen elkaar van vroeger, kwamen elkaar daar na 25 jaar weer tegen. De sfeer was ontspannen, totaal anders dan in de gemengde ruimtes. We herkenden iets wat voor vrouwen uit verschillende culturen vertrouwd is, een plek met alleen vrouwen voelt veilig en vrij. We trekken Marokkaans-Nederlandse vrouwen, maar ook Turkse, hindoestaanse en witte vrouwen. Die mix is wat we willen bereiken.”

Fahima Ettaher en Hanina Ajarai

Foto Ellen Daniels

Ettaher: „Het idee dat alleen vrouwen in de zaal zitten geeft mij een veiliger gevoel op het podium, waardoor ik ook dieper op herkenbare onderwerpen voor vrouwen kan ingaan. Onze eerste voorstelling Je moeder! richtte zich bijvoorbeeld op moederschap. We willen laten zien dat er ook ruimte is voor het vrouwelijk perspectief op het podium.”

Ajarai: „Toen ik speellijsten bekeek van stand-up comedians, waren dat vooral shows van mannen. De inhoud is daardoor ook vaak meer op mannen gericht, grover en vulgairder. Wij brengen verhalen waar veel vrouwen zich in herkennen.”

Willen jullie niet juist dat vrouwelijke perspectief delen met mannen?

Ettaher: „Empowerment vinden wij belangrijk. Het publiek komt vaak met ons dansen op het podium. Dan komt er heel wat los, juist omdat ze zich veilig voelen.”

Ajarai: „We hebben daar zeker over nagedacht en ook bij een try-out mannen uitgenodigd. Toch gaat het bij ons vooral om de sfeer in de zaal, hoe het publiek zich voelt. Soms moeten mannen ruimte maken voor vrouwen. Dat is ook een vorm van verandering brengen.”

Hoe is jullie dynamiek in het theater?

Ettaher: „Voor mij is theater een uitlaatklep naast mijn werk als huisarts op de spoedafdeling, het zorgen voor mijn moeder en mijn gezin. Ik denk altijd: wat kan er misgaan? Hooguit krijg je een rotte tomaat tegen je hoofd. Daar lig ik niet wakker van.”

Ajarai: „Ik noem mezelf inmiddels artistiek directeur en regel alles achter de schermen. Op speeldagen is Fahima ontspannen, ik juist gestresst. We brengen elkaar daarin mooi in balans.”

Hoe zien jullie de toekomst van ‘House of Femmes’?

Ajarai: „Na onze eerste show wilden we meer. Toen ik boekingen moest regelen, merkte ik hoe lastig dat is als beginnend theatermaker. Ik ben gaan netwerken en praten met mensen uit het veld. Micha Wertheim kwam naar de try-out van onze show en via hem staan we in Frascati. Echt belangrijk vinden we de laagdrempeligheid. We willen in de buurttheaters blijven staan.”

Ettaher: „Ik hoef niet beroemd te worden. Ik wil dat onze shows toegankelijk blijven voor vrouwen uit de wijk, zoals in de Haagse Schilderswijk waar onze show uitverkocht was. Er mag wel wat meer gelachen worden in het leven. Humor helpt om dingen te verwerken, zeker als je elkaar begrijpt.”

Hanina Ajarai en Fahima Ettaher spelen op zaterdag 17 mei om 19:00 in het Frascati theater in Amsterdam. Het Micha Wertheim Festival vindt plaats van 13 tot en met 17 mei.


Teder is het sleutelwoord op verjaardagsconcert van de 90-jarige John Engels, de ‘koning van de brushes’

Hij is de „ongekroonde koning van de brushes”, de slagwerker die al in 1953 in het vak kwam. Ja, brushes hoorden we volop, de zachtere, intieme klank in de jazz die ontstaat door met waaiervormige stokken over de trommels te ritselen, zelfs zangrijke melodielijnen te vormen. Daarin is drummer John Engels (90) een meester, decennia lang. In het Amsterdamse Bimhuis vierde hij zondag 11 mei met vooraanstaande jazzmusici zijn negentigste verjaardag.

De muzikant geldt als een van de bekendste slagwerkers van Nederland, een naam die hij tijdens het ruim twee uur durende jubileumconcert John Engels 90 meer dan waar maakte. Aan pauzes doet hij liever niet, dus het rijk geschakeerde optreden met ballads, blues, jazzsongs en enkele fiks-hoekige bebopnummers klonk als één geheel, toegewijd aan Engels’ drumstel, genereus gebracht door musici als Jan van Duikeren (trompet), Tobias Nijboer (bas), Joost Swart en Juraj Stanik (piano).

Engels verliet met luchtige tegenzin zijn plek achter het drumstel om een enkele keer naar voren te komen: om een verjaardagstaart met kaarsjes uit te blazen bijvoorbeeld, maar vooral om de Lifetime Achievement Edison in ontvangst te nemen uit handen van trompettist Van Duikeren. Deze prijs, aan Engels voor de eerste keer uitgereikt, is geen juryprijs maar een op voordracht van musici. Voorwaarde is dat de artiest 35 jaar professioneel is en moet beschikken over „een gedegen oeuvre en een bijzondere live-reputatie”.

Het wonder van Engels’ stijl is dat hij, behalve ritmes, ook melodieën op slagwerk creëert

Engels was betrokken bij meer dan 250 plaatopnamen en trad op met jazzgrootheden als Stan Getz, Boy Edgar, Nina Simone, Chet Baker (tijdens diens fameuze tournee Chet Baker in Tokyo, 1987), Elvin Jones, Johnny Griffin en ook met chansonnier Ramses Shaffy. Zelf maakte hij deel uit van de hardbopband Diamond Five, de beroemdste Nederlandse jazzband uit de jaren vijftig en zestig, en het Trio Louis van Dijk.

Vingertoppen

Voor Engels geldt nóg een lofprijzing, aldus de Lifetime Achievement: „Groots en inspirerend”. Als eerbetoon aan Diamond Five klonk Johnny’s Birthday, een van de traditionals. Jazzvocalist Francien van Tuinen zong haar vertaling van Tenderly van Sarah Vaughan als Teder licht. „Niet speciaal opgedragen aan John”, zoals ze zei, maar toch: ‘teder’ was het sleutelwoord van deze verjaardagssessie. Het wonder van Engels’ stijl is dat hij, behalve ritmes, ook melodieën op slagwerk creëert. Niet met brushes alleen, ook met stokken, al dan niet met vilten kop, en zelfs zijn vingertoppen langs de cymbals (bekkens).

Vaak nam hij het initiatief en leidde hij met een geweldige beat ‘tsjikke boem’ (zoals hij het zou noemen) een nieuw nummer in. Want dat wilde hij: niets dan spelen. Ongeveer de enige woorden die Engels sprak waren over zijn Solar-drum, waarop hij een halve eeuw speelt: „Die is tijdloos, net als ik.”

Met saxofonist Candy Dulfer swingden Engels en zijn band volop, met scherpte en energie. Zijn partner Liz Horvath, zangeres van easy swing, bracht het slotlied, What A Wonderful World, begeleid door piano, sax, trompet, bas en de drums van Engels: vitaal en energiek. Engels zegt vaak dat hij, als hij speelt, in een andere dimensie verkeert, dat bewijst hij op ongebroken wijze telkens weer.

John Engels 90. Gehoord 11/5 Bimhuis, Amsterdam. Met o.a. John Engels, Jan van Duikeren, Candy Dulfer. Info: bimhuis.nl


Hoe komt er meer vernieuwing in de cultuursector? De Raad voor Cultuur komt met advies

De Raad voor Cultuur brengt 12 mei advies uit aan minister Eppo Bruins over de herziening van de rijkssubsidies voor cultuur. Het adviesorgaan komt met twee concrete maatregelen. Ten eerste moet de subsidieperiode verlengd worden, van vier naar acht jaar. Het tweede advies is dat de overheden beter moeten samenwerken.

Het advies lijkt een soort verwaterde versie van de grote stelselherziening die de Raad voor Cultuur anderhalf jaar geleden voorstelde. Maar voorzitter Kristel Baele ziet het anders: het advies dat nu wordt uitgebracht, kan een tussenstap zijn. „Het zijn bouwblokjes die wel in de geest van dat advies zijn.”

Het probleem dat opgelost moet worden: het huidige subsidiestelsel remt vernieuwing en zorgt te weinig voor toegankelijkheid van cultuur, constateerde toenmalig staatssecretaris Gunay Uslu (D66) al in 2023. Vanuit het Rijk wordt jaarlijks 560 miljoen euro verstrekt aan cultuursubsidies. Deels rechtstreeks vanuit het ministerie van OCW, deels via de zes rijkscultuurfondsen, zoals het Mondriaanfonds, Letterenfonds en Fonds Podiumkunsten, en rechtstreeks vanuit OCW. De nieuwe vierjarige cyclus, 2025-2028, is net van start.

Minister Bruins maakte afgelopen zomer duidelijk: het geld dat nodig is voor de grote herziening die de Raad voorstelt, komt er niet. Hij vroeg de Raad voor Cultuur om te zoeken naar hoe het subsidiestelsel toch verbeterd kon worden, zonder extra kosten.

Verlenging

De grote herziening die aanvankelijk werd geadviseerd is om de zes rijkscultuurfondsen samen te voegen, met afdelingen voor elke provincie. De looptijd kon van vier naar acht jaar, en met een nieuwe wet moest de zorgplicht voor cultuur door gemeenten en provincies vastgelegd worden. Voor die herziening was 200 miljoen euro extra nodig.

Lees ook

Lees hier meer over dat advies uit 2024

Minder nadruk op de Randstad: repetitie van Plasticiens Volants en philharmonie zuidnederland in Heerlen.

De twee voorstellen die de Raad nu doet, komen voort uit dit eerdere advies. Ten eerste blijft het advies over de verlenging van de subsidietermijn van vier naar acht jaar staan. Dat is een maatregel waar zowel in de cultuursector als de politiek draagvlak voor lijkt te zijn. Organisaties die deze rijkssubsidie krijgen, hebben daarmee meer zekerheid, kunnen beter bouwen. De administratieve lasten worden verlicht: makers en instellingen hoeven zich minder bezig te houden met subsidieaanvragen, een tijdrovend proces. Ook al klinkt het contra-intuïtief, Baele verwacht dat de verlenging vernieuwing helpt, omdat er meer tijd en ruimte vrijkomt voor experiment.

De maatregel kan bovendien als een bezuiniging uitpakken. Door de subsidieprocedure over langere tijd uit te spreiden, kan die ook voor overheden minder kostbaar worden.

Daarnaast kan er met een langere looptijd „beter beleid” worden gemaakt voor de rijkscultuurfondsen, met bijvoorbeeld verbeterde aanvraagvormen waarmee ook administratieve lasten verlaagd worden, voorziet Baele. Zo kan voorkomen wordt dat plots veel ervaren gezelschappen hun subsidie verliezen, zoals bij het Fonds Podiumkunsten gebeurde in 2024. Het toetreden maar ook het uitstromen bij de meerjarige subsidie kan met een periode van acht in plaats van vier jaar „meer gecontroleerd en geregisseerd worden”, verwacht Baele.

De grotere zekerheid zou volgens de Raad voor Cultuur ook grotere verantwoordelijkheden met zich mee moeten brengen. Die extra taken zijn in de brief aan de minister nog niet uitgewerkt, maar Baele noemt ter illustratie meer nadruk op talentontwikkeling, of een bijdrage aan het regionale ecosysteem. Het is goed voorstelbaar dat zulke verantwoordelijkheden per regio verschillen, zegt Baele.

Samenwerking

Het tweede advies gaat om betere samenwerking tussen rijk, provincies en gemeenten. Eerder stelde de Raad een wettelijke zorgplicht voor cultuur voor, waar ook de Tweede Kamer per motie om verzocht. Daar ziet de Raad nu even van af: gemeenten zijn niet happig op een extra verplichting zonder extra geld. Ook minister Bruins zei in januari over zo’n zorgplicht: „Dat wil je alleen doen als er extra geld vrij zal komen.”

Nog geen zorgplicht, dus. De Raad voor Cultuur stelt een lichte variant voor, die geen financiële investering vereist. In de Wet op het specifiek cultuurbeleid zou de ‘gezamenlijke verantwoordelijkheid’ voor cultuur van de overheidslagen vastgelegd moeten worden. Ook adviseert de Raad vier doelstellingen voor cultuurbeleid vast te leggen, waaronder: „Iedereen in Nederland heeft, ongeacht leeftijd, culturele achtergrond, inkomen en woonplaats, toegang tot cultuur.”

Met dit advies wil de Raad voor Cultuur de blik op de lange termijn houden. De visie van de stelselherziening blijft overeind, ook al maakt het ministerie van OCW daar nu geen geld voor vrij. Want: „Na dit kabinet komt weer een ander kabinet”, zegt Baele. Volgens de Raad zet Bruins een „belangrijke stap” met zijn wens tot verbetering, maar tegelijkertijd schrijft de Raad: „Voor een toekomstbestendig, breed toegankelijk cultuurbestel” is het extra budget dat het eerder voorstelde „noodzakelijk”.

Lees ook

Het cultuursubsidiestelsel moest ingrijpend op de schop: maar waar blijft die vernieuwing?

Minister Eppo Bruins (Cultuur) tijdens een bezoek aan het heropende Drents Museum na de kunstroof.


Biënnale-curator Koyo Kouoh was toonaangevende stem in de kunstwereld

Ze gold als één van de meest toonaangevende Afrikaanse stemmen in de kunstwereld en ze omschreef zichzelf als een „fundamentele panafrikanist”. Koyo Kouoh, directeur van het Zeitz Museum of Contemporary Art Africa (MOCAA) in Kaapstad en in december als eerste Afrikaanse vrouw benoemd tot curator van ’s werelds bekendste Biënnale, die in Venetië, is overleden. Ze was 57 jaar.

Het nieuws van Kouohs dood werd zaterdag bekendgemaakt door het Zeitz MOCAA en RAW Material Company, het kunstcentrum dat zij in 2008 oprichtte in de Senegalese hoofdstad Dakar. „Onze mentor, leider en eeuwige visionair is naar een andere wereld gegaan”, schreef RAW, „ons achterlatend in diepe droefheid en immens verdriet”.

Op 20 mei zou Kouoh de titel en het thema presenteren voor de Biënnale van Venetië, die volgend jaar mei opent. Aan het concept had ze de afgelopen maanden hard gewerkt. „Haar plotselinge en vroegtijdige overlijden laat een immense leegte achter in de wereld van de hedendaagse kunst”, schrijft de Biënnale in een reactie.

Lees ook

Lees ook: Met de benoeming van Koyo Kouoh als hoofdcurator van Biënnale van Venetië wordt er – anders dan gevreesd – niet op een conservatieve koers gemikt

Koyo Kouoh bij een lezing ‘Build Your Art World 2024’ bij Christie’s in Londen dit jaar

Met de benoeming van de Kameroense Kouoh verraste festivaldirecteur Pietrangelo Buttafuoco. Verwacht werd dat de kort daarvoor aangestelde aanhanger van de radicaal-rechtse premier Giorgia Meloni een meer conservatieve koers zou varen. Buttafuoco noemde de benoeming van Kouoh „een bevestiging” van het feit dat de Biënnale „een huis van de toekomst” is.

Kouoh was „extatisch” over haar benoeming, vertelde ze tegen The New York Times (NYT). Dat ze de eerste vrouw uit Afrika was die deze prestigieuze rol kreeg, moest volgens haar geen nadruk krijgen. In 2016 zei ze al: „Telkens als een Afrikaans persoon iets bereikt, wordt benadrukt dat zij of hij de eerste is. Het is altijd uitzonderlijk.” Ze noemde dat het „first-and-only”-syndroom. Dat syndroom wordt nu uitgedaagd, zei ze. „Dat betekent dat we met onszelf praten en dat is waar de echte discussies beginnen.”

Kouoh wilde een hoofdtentoonstelling maken die „echt tot onze tijd spreekt”. Precies dat was haar kracht in haar indrukwekkende carrière. Als geen ander wist zij de snaar van het moment te raken. Dat was goed zichtbaar in de tentoonstelling When we See us, een retrospectief van figuratieve kunst van 1920 tot nu door zwarte kunstenaars, waarin Kouoh laat zien dat er op dit gebied een pijnlijk gat zit in de collecties van westerse musea. De reizende tentoonstelling, die in 2022 in het Zeitz MOCAA opende, is momenteel te zien in het Bozar in Brussel. Over deze expositie zei ze tegen de Financial Times (FT): „Ik hoor bij het continent en het hele continent hoort bij mij.”

Lees ook

Lees ook: Geen pijn maar vreugde in een eeuw van zwarte zelfrepresentatie

Esiri Erheriene-Essi, The Birthday Party, 2021.

Zwitserland

Kouoh werd geboren in Douala, Kameroen en verhuisde op haar dertiende met haar gezin naar Zwitserland. Daar studeerde ze bedrijfskunde en bankieren. Nadat ze, mid-twintig, moeder werd, besloot ze terug te keren naar Afrika. Tegen journalisten vertelde ze dat ze zich „niet kon voorstellen dat ze een zwarte jongen in Europa zou opvoeden”.

Het werd Dakar, het epicentrum van de West-Afrikaanse kunstwereld. „Die stad maakte mij tot wie ik nu ben”, zei ze begin deze maand nog tegen de FT. Ze werd curator en opende er in 2008 RAW Material Company. Wat begon als kunstenaarsresidentie groeide uit tot één van Afrika’s meest gerespecteerde kunstcentra. Kouoh raakte betrokken bij Biënnales (Dakar, Bamako, Ierland) en bij de Documenta in Kassel (2007 en 2012) en kunstbeurs 1:54.

In 2019 werd ze benaderd om directeur te worden van het Zeitz MOCAA, een museum met één van de grootste collecties moderne, Afrikaanse kunst op het continent. Dat verkeerde in zwaar weer, mede na beschuldigingen van wangedrag door haar voorganger. Met haar ideeën en een grondige reorganisatie van de collectie bracht Kouoh het museum „opnieuw tot leven”, zei een van de hoofdcuratoren destijds tegen de NYT.

Veel meer dan wijzen op de zwarte kunstenaars die de westerse wereld lang negeerde en verkeerd interpreteerde, wilde Kouoh nieuwe perspectieven bieden. Ook op de Biënnale van Venetië volgend jaar. Dat zou geen „Afrikaanse Biënnale” worden, benadrukte zij. „De kunstenaars bepalen de weg.”


Het nieuwe album van Arcade Fire is een bloemlezing van eerdere muzikale exploraties – Een muzikaal monument voor de Joodse glorietijd in Wenen

Welke Arcade Fire horen we het liefst? Het Arcade Fire van de uitdijende melodieën en instrumentaties als donkere wolkenluchten, waarbij Win Butler als onheilsprofeet zijn teksten declameert? Zo klonk het Canadese vijftal op hun eerste paar albums. Of het Arcade Fire van de vakkundig georchestreerde stadionmuziek, met zowel meezingmomenten als genoeg zijwegen om verrassend te blijven, zoals te horen op het vorige album, WE (2022)? Of toch het geliefde Arcade Fire als funky rariteitenkabinet met eclectische elementen en een plotseling opdoemende zangpartij van David Bowie?

Het zal niet meevallen voor Arcade Fire om op te boksen tegen de eigen geschiedenis, en dan vooral de periode van Reflektor (2013) toen producer James Murphy, van LCD Soundsystem, een stuwend geluid bedacht en Bowie in de buurt was, terwijl de bassist met zijn ruig pulserende basloopjes de benen richting dansvloer dreven. Kortom, Reflektor was een van de beste albums van de jaren tien.

Daarna maakte Arcade Fire de vrolijke Abba-pastiche Everything Now met daarop het gelijknamige nummer dat een kritisch commentaar leverde op dit tijdperk van snelle behoeftebevrediging: „We’ve got everything now/ ’Til every room in my house / Is filled with shit I couldn’t live without”.

Toen volgde de stadionmuziek op het album WE (2022), in de periode dat voorman Win Butler, echtgenoot van zangeres-pianist-acoordeonist Régine Chassagne, door een aantal vrouwen werd aangeklaagd wegens seksueel misbruik (een aanklacht die hij weerlegde, de seks zou met instemming hebben plaatsgehad).

Een muzikaal kenmerk van Arcade Fire is hun barokke stijl waarbij de elementen niet organisch versmelten. Dat gaf de nummers in het verleden een stroefheid die weliswaar op Reflektor werd ontweken, maar op andere platen op de voorgrond kwam.

Inmiddels zijn we aanbeland bij het zevende album in de 25-jarige geschiedenis van de groep en het nieuwe Pink Elephant blijkt te klinken als een bloemlezing uit eerdere muzikale exploraties.

Ieder nummer kreeg een eigen signatuur. De melodieën zijn gedragen, maar de uitwerking varieert: zo is er opzwepende funk in ‘I Love Her Shadow’, er is ontsporende chaos in ‘Alien Nation’, en etherische koorzang van Chassagne in ‘Circle Of Trust’. De aankleding is onderhoudend door de bijzonder uitgewerkte onderstroom: ontspannen swingritmes worden afgezet tegen iets wat klinkt als een gestaag gierende schuurmachine, echoënde trompetten galmen op de achtergrond. Zo kronkelt er van alles onder de oppervlakte. Toch speelt de barokke aanpak hier soms op. De in elkaar overvloeiende onderdelen zorgen dan voor een troebel effect.

In de teksten worden door Butler dit keer geen standpunten verkondigd. De roze olifant uit de titel slaat op hallucinaties, en zijn liedjes lijken te gaan over escapisme. Dat hoor je in de regels „Your fake friends they go out dancing/ But you’re too busy neuromancing” (neuromancing is een verwijzing naar de cyberpunkroman Neuromancer van William Gibson, 1984). Op het nieuwe album klinkt Arcade Fire mooi en onderzoekend, maar niet betoverend.

Muzikaal monument voor de Joodse glorietijd in Wenen

Componist Gustav Mahler woonde in het Wenen van het fin de siècle, een stad die toen nog het hart vormde van het Habsburgse Rijk, een smeltkroes van zo’n vijftig miljoen mensen en zeker elf officiële talen. Robert Musil liet zich erdoor inspireren tot zijn romancyclus met de in dit verband veelzeggende titel De man zonder eigenschappen. Hij noemde de Oostenrijks-Hongaarse monarchie spottend Kakanië, „een land voor genieën en waarschijnlijk is het daaraan te gronde gegaan”.

Veel van deze genieën in Wenen waren van Joodse afkomst: de grondleggers van de psychologie Sigmund Freud, Alfred Adler en Viktor Frankl, schrijvers Stefan Zweig, Hermann Broch en Hugo von Hofmannsthal, en veel musici en componisten. Ze wisten in Wenen – tegen breed heersende antisemitisme in – aanzien te verwerven.

Die glorietijd van de Joodse scheppingskracht namen de Israëlische sopraan Chen Reiss en de Duitse dirigent Daniel Grossmann als vertrekpunt voor hun nieuwe album Jewish Vienna. In het epicentrum ervan staat het ‘Adagio’ uit Mahlers Tiende symfonie, de bouwsteen voor een nieuwe muzikale wereld die hij niet mocht voltooien.

De kleine bezetting van een kamerorkest werkt wonderwel in deze Tiende: de mystieke lichtkrans ervan krijgt alle ruimte om te gloeien, door het ontbreken van de zwaartekracht die onvermijdelijk hoort bij een massiever symfonisch lichaam. Mahlers ‘verhaallijnen’ kristalliseren: het lijkt op het kijken naar het heelal op een plek zonder aardse lichtvervuiling: plots krijg je met magische helderheid een indruk van de omvang van de ruimte, en dan besef je dat het uitspansel meer hemellichamen telt dan onze wereld zandkorrels.

In zijn inleiding beschrijft dirigent Grossmann de componist Mahler als „muzikale zon” in het Weense muziekleven. En zo werkt de Tiende hier ook. Om dat werk heen cirkelen liederen van oudere en jongere tijdgenoten: de vrolijke Walzer-Gesänge van Alexander Zemlinsky, met natuurmetaforen opgetuigde liefdespoëzie. En daarnaast de speelse cycli Vier Lieder nach Shakespeare en Songs of the Clown van Erich Wolfgang Korngold, die zich inspireren liet door gedichten van Shakespeare. Met Korngold verdween de laatste vertegenwoordiger van de mahleriaanse wereld uit Wenen. Hij ging na de opkomst van de nazi’s in ballingschap in Hollywood en groeide uit tot de aartsvader van de Amerikaanse filmmuziek.

Reiss vindt in de liederen een mooi evenwicht tussen de stem die omhoog wil reiken en het gemoed dat de donkere wolken ziet opdoemen voor een Joodse cultuur die vervolging en dood wachtte. De tegenstelling is op zijn wrangst in het verwachtingsvolle liefdeslied ‘Im Buchenwald’ (beukenbos) van Josefine Winter, die aan de Holocaust ten prooi viel. Zij kon niet weten dat Buchenwald de naam zou worden van een nazi-concentratiekamp.

Indierock
Blondshell
If You Asked For A Picture

De indierock van de Amerikaanse zangeres-gitarist Sabrina Teitelbaum, alias Blondshell, klinkt niet origineel maar de sound is overrompelend. Op haar tweede album schrijnen de gitaarakkoorden als vallend glas, de zang is snerend of juist lijzig. De gitaar klinkt soms akoestisch en haar stem teder, zoals in ‘Event Of A Fire’. (HC)

Klassiek
Kebyart Saxophone Quartet
Unraveled

Het Catalaanse Kebyart Saxophone Quartet brengt een ode aan de Franse componist Maurice Ravel. Daarop ook twee speciaal geschreven stukken waarvan de componisten zich laten inspireren door zijn muziek. Leuk gevonden is ‘Debout, Maurice!’ (Ontwaak Maurice) van Joan Pérez-Villegas: achterliggend idee is dat de componist in onze tijd wakker wordt. (JG)

Rock
The Ex
If Your Mirror Breaks

Je mag ze allang geen punkband meer noemen, maar op hun … tromgeroffel… 29ste plaat is Neerlands trots The Ex nog even dwars en autonoom als vijfenveertig jaar geleden op hun knallende debuut Disturbing Domestic Peace. Na zeven jaar wachten is er weer zo’n prachtige fragmentatiebom vol geïmproviseerde stijlen, zonderlinge knarsgitaren en tegendraadse ritmes. (Frank Provoost)

HiphopRockPop
Yung Lean

Een jaar geleden brak de Zweedse rapper Yung Lean (Jonatan Leandoer) door op internet met een geheel eigen sfeer en sound: ‘vapor-trap’ – een 90s videogames vibe, met trappy kicks. Op zijn nieuwste album breekt hij daar radicaal mee: nu wisselt hij intieme, zachte gitaarrock af met lo-fi, indie rocky hooks en catchy poprefreintjes. Yung Lean klinkt op zowat elke track anders, maar dat nostalgische, dat verdrietige, dat eerlijke, blijft een rode draad. (Jonasz Dekkers)

Rock
Ghost
Skeletá

Natuurlijk is Skeletá weer een onweerstaanbare mix van speels satanisme, Abba-melodieën en ijzersterke riffs, zoals alle Ghost-albums. Daar ligt het niet aan. Dat de Zweedse band toch wat verschaald overkomt zit ’m in dat het wéér diezelfde mix is, en niet veel meer. Misschien heeft de poppenkastformule uit Linköping z’n beste tijd gehad? Aan de andere kant: dat is vaker gezegd. (Peter van der Ploeg)