Met poulierskraam Kukeluku staan Chiel en Iris op de markt: ‘Daar leer je dat hard werken loont’

Chiel: „Mijn oom van vaderskant stond altijd op de markt met zijn poelierswagen. Zelf heb ik een opleiding tot automonteur gevolgd, maar het bedrijf waar ik werkte, ging failliet. Dus vroeg mijn oom: waarom kom je niet bij mij werken op de markt? Dat heb ik gedaan en dat is de beste keus van mijn leven geweest. Ik krijg zoveel energie van iedere dag die blije klanten voor mijn neus! Ze zeggen wel eens dat mensen besmet raken met het marktvirus – nou, dat is bij mij gebeurd, geloof ik.”

Iris: „Chiel en ik zijn nu bijna acht jaar getrouwd en ik zei altijd: ik ga die markt niet op. Mij veel te koud. Ik werkte al sinds mijn zestiende bij Lidl en had het daar goed naar mijn zin. Ik was opgeklommen tot assistent-bedrijfsleider bij een filiaal in Alphen aan den Rijn en had vorig jaar zelfs een aanbod voor een functie op het hoofdkantoor. Dat gesprek was op vrijdagmiddag, die vrijdagavond kregen we het bericht dat Chiels oom was overleden.”

Chiel: „Helemaal onverwacht. Uit het niks.”

Iris: „Ik heb toen die functie op het hoofdkantoor maar even laten wachten en sprong bij op de markt bij Chiel, terwijl ik in de middagen en avonden nog in de supermarkt werkte. Met ook nog twee kleine kindjes erbij was dat niet vol te houden. Dus hebben we ons afgevraagd: wat gaan we doen? Ik wilde natuurlijk dat Chiel zijn bedrijf voort kon zetten, maar Lidl was intussen een tweede thuis voor me geworden.”

Chiel: „Personeel van buiten aannemen voor op de markt is een drama; de jeugd wil niet meer hard werken. Als je zegt dat ze op zaterdag om zes uur ’s ochtends moeten beginnen, zeggen ze: ammehoela, ik ga wel wat anders doen.”

Iris: „Ik heb er goed over na moeten denken, maar uiteindelijk toch besloten om voor de markt te gaan. Het is Chiel zijn lust en zijn leven.”

Chiel: „We werken zes dagen in de week van ’s ochtends vier tot ’s avonds acht, maar toch zou ik nooit op een kantoor willen werken. Altijd maar diezelfde vier muren om je heen. Hier heb ik iedere dag weer vier andere muren om van te genieten.”

Nog even videobellen

Chiel: „Op werkdagen gaat om kwart voor vier mijn wekker en tien minuten later ben ik weg. In de loods in Woerden waar onze wagen staat, laad ik de verse handel in en ben dan rond half zes op de markt. Die tijd heb ik echt nodig om de toonbank vol te snijden, de kipfilets op de schalen te leggen, de kippen in de grill te hangen. Om acht uur videobel ik nog even met de kinderen: of ze lekker hebben geslapen en goed hun best gaan doen op school. Daarna ben ik klaar voor de eerste klanten.”

Iris: „Ik ben ook zes dagen met het bedrijf bezig, maar mijn week ziet er net wat anders uit. Op maandag maken Chiel en ik samen de kar schoon en vullen we alles aan. Op dinsdag en woensdag sta ik op met de kinderen en doe alle administratie of ga naar de groothandel als zij op school zitten. Op donderdag, vrijdag en zaterdag sta ik zelf ook op de markt; deels bij Chiel in de kraam en deels met mijn eigen koffie- en broodjeskraam. De kinderen brengen we dan ’s avonds al naar opa en oma, zodat wij de volgende dag vroeg weg kunnen. De voorschoolse opvang is om half 4 ’s ochtends natuurlijk nog niet open.”

Chiel: „Na een marktdag rijd ik door de file naar huis en ben rond zeven uur, half acht thuis. Net op tijd om nog even het bedritueel met de kinderen te doen.”

Iris: „Dat vinden we heel belangrijk. Ook al liggen ze dan in bed bij mijn moeder of die van Chiel, dat momentje pik je dan toch nog even mee.”

Chiel: „Ja, wij leven op de oma’s, zeggen we weleens. Daar zijn we mee gezegend.”

Chiel: „Mensen onderschatten het marktleven. Die denken dat ik om acht uur ’s ochtends aan kom rijden, die klep opengooi en alles dan netjes klaarligt.”

Iris: „Soms heerst er een beeld dat het simpel werk is; dat je beter kunt studeren en een kantoorbaan kunt zoeken. Maar voor dit werk heb je ook veel kennis nodig. In de kerstperiode hebben we dertig soorten wild in de toonbank liggen; Chiel weet precies welk stukje van een hert of haas is.”

Chiel: „Ik zou zeggen dat het allesbehalve simpel werk is. Ook sociaal. Ik merk het op als een oud dametje opeens alleen voor de kraam staat terwijl ze normaal altijd met haar man komt. Blijkt hij overleden en wil ze effe haar verhaal kwijt. Ja, je bent soms een halve psychiater, hoor.”

Iris: „Zondag is onze heilige vrije dag. Dan is er tijd voor het gezinnetje.”

Meehelpen

Chiel: „Ik zie de kinderen niet zoveel als ik zou willen. Daar kun je over blijven balen, maar daar heb je niet zoveel aan.”

Iris: „Nou, jij vindt het wel eens lastig dat de meisjes thuis altijd om mama vragen en weinig om papa.”

Chiel: „Ja, daarom hebben we bewust dat videobellen en het bedritueel erin gebracht. En anders is het nog tien jaar wachten, hè? Dan kunnen ze meehelpen in de kraam. Nee, ze mogen later doen wat ze willen hoor, maar als bijbaantje meedraaien op de markt hoort bij de opvoeding, vind ik. Op de markt leer je dat hard werken loont. Wij kunnen toch een leuk leven leiden door wat we verdienen met ons bedrijf: mooie vakanties, mooie auto.”

Iris: „Maar qua werk-privébalans zou een beetje meer rust wel fijn zijn.”

Chiel: „Vroeger ging ik nog wel eens naar de zonnebank ter ontspanning, maar daar gun ik mezelf niet meer de tijd voor.”

Iris: „Ziek zijn bestaat niet voor Chiel.”

Chiel: „Het gaat gewoon altijd door. Behalve tussen Kerst en Oud en Nieuw, en tijdens twee weken zomervakantie.”

Iris: „Dan is het lekker opladen en qualitytime met de kinderen.”

Iris: „Het fijne is wel dat de markt sinds corona enorm in de lift zit. Tijdens de lockdown was de markt de enige plek waar je geen mondkapje op hoefde. Die mensen zijn gebleven.”

Chiel: „Als mensen tegenwoordig vlees willen eten, willen ze wel goed vlees. Ze komen voor kwaliteit. Wat dat betreft, zie ik de handel zonnig in voor de toekomst.”


Opinie | De deeltijdprinses heeft het al druk genoeg

De krapte op de arbeidsmarkt steeg in 2022 en 2023 tot ongekende hoogte. Veel sectoren, zoals de zorg en het onderwijs, kampen met grote tekorten aan personeel. Voor een oplossing wordt al snel naar de in deeltijd werkende vrouwen gekeken, ook in de tijd van verkiezingen en formatie. Als zij meer gaan werken zou dat de spanning op de arbeidsmarkt kunnen verlichten. En en passant ook leiden tot meer gelijkheid tussen vrouwen en mannen.

De gedachte hierachter is dat zij er makkelijk een schepje bovenop kunnen doen. Een dagje of twee erbij. Deze redenering gaat op verschillende punten mank.

Het eerste misverstand is dat vrouwen die in deeltijd werken, beschikken over meer vrije tijd. Mannen besteden inderdaad meer tijd aan betaald werk, maar vrouwen doen meer in de zorg voor kinderen, mantelzorg en het huishouden. Als je de uren betaald en onbetaald werk per week bij elkaar optelt, komen mannen en vrouwen gemiddeld precies gelijk uit.

Vrouwen hebben dus op werkdagen overdag wat meer vrij, terwijl voor mannen de avonden en weekenden meer vrij zijn. Denk aan de groepen mannen die op zaterdag of zondagochtend gaan fietsen, terwijl hun partner thuis is voor de kinderen of de boodschappen doet.

Ramen wassen

Het tweede misverstand is dat kinderen ‘gewoon’ naar de opvang kunnen. De zorg voor hun kinderen is een belangrijke reden dat vrouwen in deeltijd werken. Ze zijn zelf een of meer dagen thuis, soms hun partner ook, en voor de overige dagen maken de meesten gebruik van kinderopvang, meestal aangevuld met opvang door grootouders of andere naasten. Als moeders meer zouden gaan werken (en oma’s en opa’s bovendien ook langer) dan zou de vraag naar formele opvang sterk stijgen. Nu al kan de kinderopvang de vraag niet aan, onder andere vanwege tekort aan personeel. Dit nog afgezien van de vraag of we het wenselijk vinden dat kinderen vier of vijf dagen per week naar de opvang gaan. De meeste Nederlanders vinden van niet.

Vrouwen die in deeltijd werken hebben niet meer vrije tijd dan mannen

Deeltijd werkende vrouwen krijgen van politici en beleidsmakers te horen ‘dan was je de ramen toch niet elke week?’ Maar vrouwen hebben de afgelopen 40 jaar bijna een dag bezuinigd op het huishoudelijke werk, uren die niet overgenomen zijn door mannen. Dus die ramen worden allang niet meer elke week gewassen. Blijft staan dat, ondanks die bezuiniging op het huishoudelijk werk vrouwen nog altijd een halve werkweek (ruim 20 uur) kwijt zijn aan huishoudelijke taken, acht uur per week meer dan mannen.

En dan is er mantelzorg. Dát, denken beleidsmakers, kan príma naast een (bijna) volledige werkweek.

Nee. Een op de vier werkenden combineert het werk met hulp aan naasten met een gezondheidsbeperking. Vrouwen vaker dan mannen. Hulpbehoevende (schoon)ouders vormen een van de redenen waarom vrouwen weinig geneigd zijn om hun arbeidsuren uit te breiden als hun kinderen groot zijn. Met recht: langdurige zorg blijkt lastig te combineren met een (bijna) volledige baan. Door vergrijzing en de groei van het aantal mensen met een chronische beperking zal het aantal ouderen dat zorg nodig heeft tot 2040 bijna verdubbelen. De overheid gaat ervan uit dat naasten een groot deel van deze zorg zullen verlenen.

Emotioneel belang

De waarde van betaald werk wordt uitgedrukt in het bruto binnenlands product (bbp). Een vergelijkbare maat om de waarde van onbetaald werk te bepalen, is er niet. Maar als de zorg voor de kinderen (of ouders) en huishouden zouden moeten worden uitbesteed aan een betaalde kracht, dan komt het al snel uit op een kwart van het bbp. En dan hebben we het nog uitsluitend over de economische waarde van onbetaald werk. Wat betreft emotioneel belang komt betaald werk voor Nederlanders pas op de vierde plaats, na gezin, sociale contacten en vrije tijd. Mensen die aan het einde van hun leven terugkijken, blijken dan ook zelden spijt te hebben dat ze niet meer uit hun carrière hebben gehaald. Wel dat ze, vanwege dat harde werken, te weinig tijd hebben doorgebracht met hun gezin en vrienden.

Lees ook
Tradwife? Wees liever een oeverloos, wild wijf

Tradwife? Wees liever een oeverloos, wild wijf

Het laatste misverstand gaat over het wijdverbreide idee dat meer uren werken nauwelijks meer geld in het laatje brengt, onder andere doordat toeslagen vervallen. In feite houdt maar een heel kleine groep werkenden weinig of niets over aan een inkomensstijging, en dan gaat het vooral over voltijdwerkende alleenverdieners en alleenstaanden. De meeste in deeltijd werkende vrouwen hebben een voltijdwerkende partner waardoor het gezamenlijk inkomen sowieso te hoog is om huur- en zorgtoeslag te ontvangen.

Zolang het essentiële, onbetaalde werk thuis vooral op de schouders van vrouwen terechtkomt, en mogelijkheden om dat uit te besteden aan kinderopvang of aan de formele zorg beperkt zijn, zullen vrouwen in deeltijd blijven werken. En daar mogen we als samenleving behoorlijk dankbaar voor zijn. Het heeft dan ook geen pas ze weg te zetten als deeltijdprinsesjes.


Vertel ik bij sollicitaties dat ik vader word?

Dilemma

Sinds 2019 krijgen ook partners standaard een week geboorteverlof. Vanaf 2020 kunnen ze tot zes maanden na de geboorte van hun kind bovendien tot vijf weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Daar kwam in 2022 ouderschapsverlof bij. Werknemers hebben daar in het eerste levensjaar van hun kind negen weken recht op. In totaal kan een partner dus zestien weken verlof opnemen na de komst van de baby. Als je daar gebruik van wil maken, is het dan verstandig er eerlijk over te zijn tijdens sollicitaties? Of loop je gevaar op zwangerschapsdiscriminatie, ook als man?

Eerlijkheid kan je de baan kosten

„Het zal zeker lastiger worden om een nieuwe baan te vinden als je hier als man eerlijk over gaat zijn”, zegt Robin de Jong van expertisecentrum VDRS („voor betrokken vaderschap”). Volgens hem hangt het er wel van af in welke sector je solliciteert. „Bij de overheid bijvoorbeeld is vaak meer ruimte voor gelijkwaardig ouderschap. Bij kleinere bedrijven en voor lagere inkomensgroepen ligt dat meestal moeilijker. Veel bedrijven willen wel, maar het kan lastig zijn om iemands afwezigheid op te vangen.

„Van vrouwen wordt nog altijd eerder geaccepteerd dat moeder worden consequenties heeft voor hun werk. Daarnaast kunnen mannen tegen een machocultuur aanlopen, bijvoorbeeld in sectoren als de bouw. Dan maakt een teamleider bijvoorbeeld grapjes over papadagen. Zo’n grapje kan bij mannen hard binnenkomen. Ik spreek regelmatig aanstaande vaders die aarzelen gebruik te maken van hun wettelijke rechten, zelfs als ze een vast contract hebben.

Lieke Bartelds van adviesbureau Duikdieper helpt ouders ‘rust te brengen’ bij het combineren van werk en ouderschap en adviseert werkgevers over ‘gezinsvriendelijk’ werkgeverschap. Niet iedereen kan zich het risico op zwangerschapsdiscriminatie veroorloven, weet ze. „Zeker als de nood hoog is en je snel een nieuwe baan nodig hebt – bijvoorbeeld juist omdat er een kind op komst is.”

Wettelijk ben je niet verplicht te zeggen dat je een kind gaat krijgen, aldus Bartelds, „dus je kunt er gewoon voor kiezen om je mond te houden”. Want de kans dat de zwangerschap in het nadeel van de sollicitant werkt, is er wel degelijk. „Het is voor een werkgever natuurlijk niet ideaal wanneer de startdatum van de nieuwe baan samenvalt met de geboorte van een kind”.

Zwijgen heeft ook nadelen

Aan de andere kan je volgens Bartelds ook denken: voor wat voor werkgever wil ik werken? „Er komt een leven aan waarin je de zorg voor je gezin en je werk gaat combineren. Als je dat moet doen in een omgeving waarbinnen daarvoor eigenlijk geen ruimte is, hoe ga je dat dan bolwerken? Welke gevolgen heeft jouw baankeuze voor je eigen welzijn en voor je gezinsleven? Bovendien: als jij als man jouw carrière vooropstelt, wat vraagt dat dan van jouw partner? Heb je daar samen al over gesproken?”

Je kunt de sollicitatieprocedure daarom ook gebruiken om te toetsen hoe goed je bij deze werkgever zorg en werk zou kunnen combineren, zegt Bartelds. „Solliciteren gaat immers twee kanten op. Als je hierover tijdens je sollicitatie als aanstaande vader eerlijk bent, en je wordt vervolgens aangenomen, dan zegt dat veel goeds over je nieuwe werkgever.”

Het gaat er bovendien om wat voor relatie jij wilt onderhouden met je werkgever: „Misschien is openheid voor jou een belangrijke waarde. Dan is het moeilijk om hierover te zwijgen. En als je zo’n grote gebeurtenis meteen al achterhoudt, kan dat consequenties hebben voor jullie prille relatie.”

Robin de Jong: „Je moet vooral onderzoeken wat je zelf belangrijk vindt in je leven. Ik heb altijd de cultuur van een organisatie belangrijker gevonden dan de functie.”

Maar hoe kaart je je aanstaand vaderschap aan bij sollicitaties? Bartelds: „Misschien moet je er niet over beginnen in de eerste gesprekken – daarin wil je immers beoordeeld worden op wat je kunt en op wie je bent – maar wel voordat je je handtekening zet. Zeg bijvoorbeeld: ‘Ik wil graag maximaal vier dagen werken, en ik zal er in het eerste jaar na de geboorte ook een aantal weken niet zijn. Hoe zien jullie dat?’”

De Jong wijst erop dat mannen „dit soort gesprekken” tot voor kort nooit hebben hoeven voeren. Het zegt veel dat ze nu wel moeten doen, vindt hij. De nieuwe wetgeving voor aanvullend geboorteverlof en ouderschapsverlof kan er in zijn ogen voor zorgen dat werkgevers mannen en vrouwen gelijkwaardiger gaan behandelen.

Wat het salaris betreft, lijkt die gelijkwaardigheid verder weg. Bartelds: „Vrouwen gaan er in salaris vaak op achteruit wanneer ze een baby krijgen. Dat heet ook wel de babyboete. Vaders gebeurt dat niet, omdat ze in de ogen van veel werkgevers kostwinner worden. Er is zelfs onderzoek dat erop wijst dat vaderschap het makkelijker maakt een hoger salaris te bedingen. Eerlijk zijn over vaderschap in een sollicitatieprocedure kan dus mogelijk je salarisonderhandelingspositie verbeteren.”

Dus

Wanneer je als man tijdens sollicitaties aankondigt binnenkort vader te worden, duurt het mogelijk langer voordat je een nieuwe werkgever vindt. Dat is dan wel automatisch een fijne.