Wie leiding wil geven aan anderen moet eerst leren om leiding te geven aan zichzelf. Het is een populair idee in de managementliteratuur, dat al decennia wordt benadrukt door bekende schrijvers als Peter Drucker en Stephen Covey. Maar wat wordt ermee bedoeld? En wat is goed zelfleiderschap?
Doen, voelen en denken
Managementonderzoekers Charles Manz en Christopher Neck hebben een groot deel van hun loopbaan gewijd aan de studie van ‘self-leadership’. Niet alleen bij managers, maar bij medewerkers op allerlei posities. Volgens hen spelen bij het leidinggeven aan jezelf drie componenten een hoofdrol.
1. Gedragsgerichte strategieën: zoals doelen stellen en het sturen van je eigen gedrag om ze te bereiken.
2. Natuurlijke beloningsstrategieën: waarbij je actief zoekt naar de motiverende aspecten in je dagelijkse werk.
3. Constructieve gedachtenpatronen: zoals het kritisch bevragen van jezelf en het sturen van je eigen denken.
Eenvoudig samengevat: wie effectief leiding wil geven aan zichzelf, moet volgens Manz en Neck de baas zijn over zijn eigen gedrag, zijn eigen gevoel en zijn eigen denken.
Hoe stelden zij dat vast? Ze ondervroegen managers en hun medewerkers en brachten daarbij twee dingen in kaart. Allereerst het vertoonde zelfleiderschap van de managers, volgens de definitie hierboven, van Manz en Neck. Daarnaast keken ze naar het leidinggeven aan anderen, aan de hand van een veelgebruikte indeling van onderzoekers Bernard Bass en Bruce Avolio. Die indeling loopt van passief leidinggeven tot actief investeren in de ontwikkeling van medewerkers. Deze laatste, actievere vorm van leidinggeven troffen de onderzoekers meer aan bij managers die goed waren in zelfleiderschap.
Gedrag geeft de doorslag
Ander onderzoek laat echter een meer genuanceerd beeld zien. Ronald Brown en Dail Fields deden onderzoek naar de vraag of medewerkers in de praktijk nou echt iets merken van dat zelfleiderschap van hun managers. Daarbij keken ze ook in hoeverre die managers de drie verschillende componenten van zelfleiderschap toepasten.
Volgens Brown en Fields geven gedragsgerichte strategieën de doorslag. Het managen van de eigen gedachten en gevoelens is voor managers zelf misschien wel belangrijk, maar in het leidinggeven aan medewerkers werkt dit niet meetbaar door. Wanneer managers echter vaardig zijn in het sturen van hun eigen gedrag, merken medewerkers daar wél iets van in de praktijk.
Dus?
Kort en goed. Zelfleiderschap is een nuttige vaardigheid voor managers. Maar pas wanneer managers niet alleen leren om de baas te worden over hun eigen gevoelens en gedachten, maar vooral ook over hun eigen gedrag, kan dit een positieve impact hebben op het leidinggeven aan anderen.
Misschien is dat niet zo verrassend. Al een paar duizend jaar verbazen we ons over de kloof tussen onze intenties en ons gedrag. „De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak”, stelt de Bijbel nuchter vast. En managers zijn ook maar gewone mensen.
Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.
„Toen ik in 2019 een gidsje kocht in De Wandelwinkel in Deventer en de eigenaar mij vertelde dat ze ermee wilde stoppen, wist ik meteen: dat is iets voor mij. Ik heb altijd veel gewandeld, maar ik kreeg een bindweefselaandoening, waardoor lange tochten moeilijker werden. Dus deze kans kwam op het juiste moment. Ik heb nooit een winkel willen hebben, maar in dít bijzondere pand uit 1575, op déze plek in het prachtige Bergkwartier, in déze mooie stad, met dít uitzicht – dat was één verleiding te veel.
„In 2006 heb ik voor het eerst een lange wandeltocht gemaakt, drie weken naar Santiago de Compostela, met mijn toenmalige partner. Dat was een goede test, want de relatie heeft geen stand gehouden. Twee jaar later ben ik voor het eerst alleen gaan lopen, weer naar Santiago, via een andere route. Dat vond ik best eng, ik had nog nooit alleen gewandeld, ik verdwaal altijd, ook al staan er wegwijzers. Maar alles ging goed.
„Ik werkte destijds als organisatieadviseur bij het automatiseringsbedrijf van Defensie. Daarnaast werkte ik als zelfstandig begeleider van veranderingsprocessen, onder meer bij de politie. Bij elkaar zo’n vier dagen per week. Toen in 2008 de kredietcrisis uitbrak, liep het aantal opdrachten voor mijn trainingsbureau terug. Toen kon ik kiezen: aan acquisitie doen of tijd overhouden voor andere dingen. Dat laatste vond ik wel een aanlokkelijk idee, en toen ben ik eens gaan rekenen. Ik heb uiteindelijk mijn huis in Rotterdam verkocht en heb met een lening van mijn ouders een uitgewoond appartement in Den Haag gekocht om mijn vaste lasten drastisch omlaag te brengen. Het had niet eens een badkamer! Door het gebruik van zoveel mogelijk tweedehands materialen en door zelf materialen in te kopen, kon ik de verbouwingskosten beperkt houden.
„Intussen deed ik langduriger klussen bij Defensie en had ik tussendoor langere tijd vrij om meer te kunnen wandelen. In 2011 ben ik van Würzburg naar Rome gelopen, met mijn hond Juta. Mijn huis had ik uitgeleend aan een gescheiden man die in ruil een website voor me maakte. Onderweg maakte ik filmpjes voor Facebook om mijn ouders, die toen net in een verzorgingstehuis waren opgenomen, te kunnen laten meegenieten van mijn reis. Aan de grens tussen Oostenrijk en Italië ben ik gestopt, want ik moest terug naar Nederland om weer geld te verdienen. In 2012 en 2014 heb ik de reis naar Rome vervolgd.”
Vertrekregeling
„Na die tocht had ik de smaak van het wandelen te pakken. Ik werd er blijer en lichter van, en ook al wist ik niet waar ik aan het einde van de dag zou slapen en wat ik zou eten, ik had minder stress, ik kon dingen veel beter loslaten dan thuis. Ik kwam onderweg veel mensen tegen die zoiets ook wel wilden en toen heb ik besloten retraites te gaan organiseren voor mensen die niet kunnen of willen wandelen, en voor mensen die een pelgrimstocht hebben gemaakt en die ervaring in hun leven willen integreren. Ik werd bestuurslid en later betaald directeur van de Society for Organizational Learning en organiseerde retraites en workshops bij onder meer een werkgemeenschap in Duitsland en de Broeders van Huijbergen. Dat ging steeds beter lopen. Ik werd er niet rijk van, maar ik had ook niet veel nodig, omdat ik mijn appartement verhuurde. Nadat ik in 2015 vertrokken was bij Defensie, kon ik van de vertrekregeling mijn hypotheek zelfs bijna helemaal aflossen. In 2016 heb ik nog een tocht gemaakt langs de Donau, maar daarna kreeg ik die aandoening en ook mijn hond raakte geblesseerd.”
Rentmeester
„Ik had de winkel nog niet zo lang toen corona uitbrak. De winkel moest dicht, ik viel buiten alle steunregelingen en ook de retraites hielden op. Dat was dus een lastige tijd. Ik heb de lockdowns gebruikt om een website te bouwen, om het assortiment in de winkel uit te breiden met wandelkleding en om een behandeling te ondergaan voor die bindweefselaandoening. Binnenkort begin ik weer met retraites.
„Inmiddels run ik de winkel al ruim vijf jaar. Ik schat dat ik er zo’n dertig uur per week aan besteed. Als ik langere wandelingen maak, dan heb ik een groep mensen die bij toerbeurt op de winkel passen. Verder heb ik een boek geschreven over mijn wandelreis naar Rome. Mijn jaarlijkse inkoopreis – naar Ierland, Duitsland en volgend jaar naar Schotland – beschouw ik als vakantie. Vorig jaar heb ik een schrijfretraite gedaan in Andalusië. Ik verwacht dat ik dit jaar een iets meer dan modaal inkomen verdien.
„Ik voel me een soort rentmeester van deze prachtige plek. Ik hoop ook dat ik over vijf jaar hier nog steeds zit. Daarnaast blijf ik retraites organiseren en samenwerking zoeken met anderen op het gebied van bewegen en bezinnen. Over tien tot twintig jaar wil ik de winkel overdoen aan een jonger iemand. Ja, ik prijs mij gelukkig.”
Introverte personen zijn rustig en bedachtzaam, waardoor ze op de drukke werkvloer nog weleens over het hoofd worden gezien of zich voegen naar dominantere types. Helpt het je als introvert om een assertiviteitstraining te volgen?
Nee
Volgens coach Marloes Bouwmeester van trainingsbureau de Succesvolle Introvert krijgen introverten vaak ten onrechte het advies om een assertiviteitstraining te volgen, puur omdat ze niet altijd onmiddellijk met hun mening klaarstaan. „Voordat een introvert iets beweert, wil hij of zij dat eerst goed doordenken en onderbouwen. Tot die tijd zegt die persoon liever niets, of gebruikt die woorden als ‘misschien’ of ‘waarschijnlijk’.” Daar komt nog eens bij dat veel introverten volgens Bouwmeester niet zo houden van discussies, maar des te meer van een dialoog. „Ze willen graag eerst in kaart brengen hoe de mensen om hen heen ergens tegenaan kijken. Vervolgens gaan ze op zoek naar een oplossing die voor iedereen werkt.”
Die bedachtzaamheid en consensus-gerichtheid moet echter niet verward worden met onzekerheid of meegaandheid, zegt Bouwmeester. Toch komt dit nogal eens voor. „Vaak wordt assertiviteit gelijkgesteld aan met je vuist op tafel slaan of met onmiddellijk je mening ventileren.” Ook trainingen kunnen daarop gericht zijn. „Het heeft echter geen enkele zin als introvert om jezelf te trainen in extravert gedrag.”
Ja
Volgens arbeids- en organisatiepsycholoog Tosca Gort, eigenaar van een coachingbureau, bieden goede trainingen aanknopingspunten voor mensen met verschillende persoonlijkheidstypes en verschillende leerstijlen. „Een goede trainer wisselt bovendien theorie en praktijk met elkaar af.”
Tijdens een assertiviteitstraining kun je in een veilige setting oefenen met ander gedrag, zegt Gort: „Stel dat je graag op woensdag vrij wilt nemen, maar dat niet aan je leidinggevende durft te vragen. Dan kun je dat tijdens een trainingsgesprek oefenen.”
Daarbij gaat het volgens Gort vooral om twee technieken die ook voor introverten werken: actief luisteren en afstand nemen. „In een situatie waarin je iemand jouw grenzen laat overschrijden, hoor je vaak niet eens goed wat de ander zegt, omdat je je laat meevoeren door je schrikreactie. Alleen hoeft jouw interpretatie van de situatie helemaal niet te kloppen. In veel gevallen is er iets heel anders aan de hand dan je in eerste instantie denkt.”
Daarom moet je goed onderzoeken wat de ander nu eigenlijk zegt, zegt Gort. „Dat geldt op inhoudelijk niveau: ‘Dus als ik het goed begrijp heb je het over dit dossier? En daarvan hebben we de deadline overschreden?’ Maar het geldt ook op emotioneel en relationeel niveau: ‘Neem je dit mij kwalijk? Of ben je alleen maar heel erg overstuur over deze situatie, zonder dat je mij daarover verwijten wilt maken?’”
De tweede stap is afstand nemen: een paar keer diep ademhalen, of een ommetje maken. Introverten vinden het namelijk heel moeilijk om na te denken als iemand anders staat te schreeuwen, zegt Gort. „Dus daarom is het belangrijk om even de stilte op te zoeken.” Bedenk bovendien dat je niet onmiddellijk hoeft te reageren: „Je kunt ook voorstellen om er later op terug te komen, bijvoorbeeld de volgende dag. Als je dat vervolgens ook doet, is dat een heel krachtige reactie.”
Een assertiviteitstraining kan alleen werken als die aansluit op de natuurlijke manier waarop introverten communiceren, zegt Bouwmeester. „Het gaat erom voor jezelf de omstandigheden te creëren waaronder het voor jou eenvoudig is om assertief te zijn. Dat betekent dat je weet wat je nodig hebt om in je element te zijn. En dan word je als vanzelf assertiever.”
Het helpt bovendien enorm om te beseffen dat extraverten nu eenmaal anders communiceren, zegt Bouwmeester. „Ze klinken vaak al heel stellig, ook als ze hun gedachten eigenlijk nog aan het bepalen zijn. Wanneer je dat als introvert leert inzien, haalt dat inzicht vaak al de angel uit een situatie die je voorheen als heel heftig zag.” Het gebeurt namelijk vaak dat een introvert zo schrikt van een felle reactie van een extravert, dat die voortaan al bij voorbaat inbindt. „Veel introverten stoppen al hun energie in het voorkomen van heftige reacties. Ze gaan hun eigen woorden dan steeds meer op een goudschaaltje wegen en blokkeren steeds meer.
„Effectiever is om er gewoon van uit te gaan dat extraverte collega’s nu eenmaal fel zullen reageren op jouw voorstellen en je op die situatie mentaal voor te bereiden.”
Zo coachte Bouwmeester een medewerker die in eerste instantie erg schrok van de kritische feedback die haar manager op haar rapportages gaf. Totdat ze het over een andere boeg gooide. „Voortaan vroeg ze de manager of hij dan niet een paar dagen geleden exact had gezegd wat er in haar rapportage stond. Of was er in de tussentijd misschien iets veranderd? Vervolgens gaf de manager haar af en toe gewoon gelijk, of kwam hij met nieuwe informatie. Hun communicatie verliep dus opeens volledig anders.”
Dus
Een goede training biedt aanknopingspunten voor mensen met verschillende persoonlijkheidstypes en verschillende leerstijlen. Neem vooral de vrijheid om zelf te bepalen welke aspecten van de training voor jou als introvert werken en welke niet.
Floris: „We zitten op het moment in een soort tussenperiode: ons tweede kindje komt er bijna aan. Begin november is Jill uitgerekend. We zijn bezig met wat praktische dingen, maar voor de rest maken we ons niet heel druk.”
Jill: „Het cliché dat je met de tweede veel relaxter bent, is waar. Bij de eerste wil je alles goed doen, ben je alles supergoed aan het voorbereiden.”
Floris: „Nu willen we vooral ervan genieten dat we nog even met z’n drietjes zijn. Want daarna wordt het wel echt anders.”
Jill: „Floris heeft vaderschapsverlof. Iets van drie weken waarschijnlijk. Dat is minder dan andere vaders om ons heen; die pakken er vijf.”
Floris: „Het hoort een beetje bij mijn vak dat je veel beschikbaar bent. Hoewel de mentaliteit in de horeca nu al heel anders is dan toen ik begon. Het is steeds belangrijker om rekening te houden met de werk-privébalans. Ons restaurant is ‘maar’ vier dagen per week open, van woensdag tot en met zaterdag. We maken nog genoeg uren hoor, maar zondag en maandag heb je wel echt weekend. Daar tegenover staat dat die vier dagen dat we werken, er niet heel veel ruimte is om zomaar vrij te vragen.”
Jill: „Ik weet: als er een verjaardag is in het weekend, is Floris er niet bij. De bruiloft van mijn zusje afgelopen zomer was een uitzondering, maar voor de rest heeft hij al heel wat bruiloften en vrijgezellenfeesten van vrienden moeten missen.”
Floris: „Daar heb ik zelf voor gekozen. We hebben ons met het restaurant nou eenmaal bepaalde doelen gesteld. Onze ambitie is een Michelin-ster. Ik zou het mezelf niet vergeven als ik er niet ook alles aan doe om dat te bereiken.”
Hotspots en geheime adresjes
Jill: „Ik heb gewerkt bij biermerk Lowlander en bij Instock, dat zich bezighoudt met voedselverspilling. Toen ik zwanger was van Seb, wilde ik wat anders. Ik heb een lijstje gemaakt van merken en bedrijven die ik tof vond. Daarop stond Joolz; daar hadden we toen zelf net een kinderwagen van gekocht.”
Floris: „Op een parcours rondlopen in zo’n babywinkel, weet je wel. Je hebt eigenlijk geen idee wat je daar aan het doen bent.”
Jill: „Het is leuk dat ik daar nu in mijn baan over mag nadenken. Want als je dan toch dik duizend euro gaat uitgeven aan een mooie kinderwagen, waarom zou je dan die van ons kiezen? Daar houd ik me vier dagen in de week mee bezig als socialmedia- en contentmanager, van maandag tot en met donderdag. Vrijdag en zaterdag ben ik dan alleen met Seb. Als ik een uitdaging zou moeten noemen qua werk en privé, is dat het. Want als ik die dagen uit eten wil, naar de bios of sporten, moet ik altijd even dubbel nadenken: hoe ga ik dat organiseren? Floris is die dagen vol aan het werk.”
Floris: „Van woensdag tot en met zaterdag begin ik rond half tien ’s ochtends. En dan tot sluit. Meestal is dat tussen twaalf uur en half twee ’s nachts.”
Jill: „Als ik dus op zaterdag met vriendinnen uit eten wil, moet ik hulptroepen inschakelen. Gelukkig hebben we veel lieve vrienden en familie om ons heen, dus negen van de tien keer lukt het wel. Het is meer dat ik mezelf bezwaard kan voelen. Vraag ik ze wéér om op te passen.”
Floris: „Een vaste oppas zou misschien wel een idee zijn. Zeker met straks een tweede erbij.”
Jill: „Als ik er iemand voor betaal, voel ik me misschien ook wat minder bezwaard.”
Uitschakelen van ouders-zijn
Jill: „Meestal gaat het weekschema heel goed, en kost het helemaal geen moeite om het zo te regelen. Maar soms merken we dat we snauwerig zijn en meer ruziën. Ondertussen weten we: dan missen we elkaar gewoon.”
Floris: „Het is wel een valkuil dat je alles hebt geregeld qua opvang en werk, en dan denkt: o ja, wanneer gaan we dan ook nog eens samen wat doen?”
Jill: „Daarom gaan we soms een weekendje weg met z’n tweetjes. Of we drinken even samen koffie als we Seb naar de opvang hebben gebracht. Dan hebben we tijd voor elkaar en kunnen we uitschakelen van het ouders-zijn.”
Floris: „Uit eten gaan is een gezamenlijke hobby van ons. Ik ben als gast denk ik gewoon chill. Maar Jill denkt daar anders over.”
Jill: „Nee, dat is niet waar. Ik ken horecamensen die écht niet leuk zijn als gast; zo ben jij niet. Maar ik kan het wel aan jouw gezicht zien als jij iets aan het beoordelen bent.”
Floris: „Als ik iets proef wat ik niet lekker of niet goed vind, dan zal ik dat nooit zeggen.”
Jill: „Nee, dat klopt.”
Floris: „Ik zou dan bang zijn dat mensen denken: o, heb je weer zo’n chef die een beetje uit de hoogte komt doen. Zo wil ik niet overkomen.”
Jill: „Thuis is Floris de kok op maandag en dinsdag en doet hij de boodschappen. Maar goed, ik doe het al die andere dagen, dus dat mag ook wel vind ik.”
Floris: „Ik kook thuis vaak Italiaans. Aubergine melanzane doet het altijd goed hier. En mosselen in rode curry is ook een hit. Ook bij Seb, ja hoor. De keuken in ons appartement is niet ideaal om te koken, maar een nieuwe keuken is iets voor een volgend huis.”
Jill: „Ik ben op Pinterest al moodboards aan het maken.”
Floris: „Als we die stap zetten, zullen we uiteindelijk de stad uit moeten. Want we zouden dan meer ruimte willen, een begane grond, een tuin – dat cliché-rijtje. Maar voor nu zitten we nog ideaal. Lekker in Amsterdam, alles dichtbij. Daar willen we nog geen afscheid van nemen.”
„Pro-Palestina-activisten deden vorige maand een oproep om wereldwijd op 1 oktober te staken uit solidariteit met Palestina. Ik had eigenlijk wel willen staken, alleen weet ik niet hoe dat werkt. Kun je staken voor iets anders dan arbeidsvoorwaarden? En wat als ik de enige was geweest in het bedrijf waar ik werk? Mijn werkgever wil een neutraal standpunt uitdragen, dus ik weet niet of mijn beweegredenen gewaardeerd zouden worden.”
Vrouw (27), naam bekend bij de redactie
Nee
„Je kunt niet staken bij je werkgever zuiver en alleen om een politiek standpunt te maken”, zegt een woordvoerder van vakbond FNV. „Staken mag in ieder geval wel wanneer er sprake is van een belangenconflict met de werkgever, bijvoorbeeld over arbeidsvoorwaarden of -omstandigheden.” In het geval van een zuiver politieke staking kun je je niet beroepen op het Europees Sociaal Handvest, waarop werknemersrechten en stakingsrechten in Nederland zijn gebaseerd, aldus de FNV.
Als je dus wel gaat staken om zuiver politieke redenen, loop je volgens de FNV het risico dat je niet beschermd bent door het stakingsrecht, wat in het ergste geval tot ontslag kan leiden. Een werkgever hoeft daarnaast de gestaakte uren niet door te betalen – bij een staking voor arbeidsvoorwaarden overigens ook niet. Bij een staking waartoe een vakbond heeft opgeroepen zijn vakbondsleden beschermd en kunnen ze een vergoeding krijgen uit de stakingskas. FNV: „Bij een zogeheten wilde staking heb je daar ook geen recht op.”
Wat in ieder geval wel zou kunnen, is staken uit solidariteit met mensen die in een ander land strijden voor betere arbeidsvoorwaarden of -omstandigheden, zegt de woordvoerder. Het is daarnaast uiteraard altijd een optie om in je vrije tijd actie te voeren. „Je kunt elke dag de straat op om actie te voeren tegen deze oorlog, maar dat is iets anders dan je betaalde werk neerleggen waarvoor je bescherming van het stakingsrecht nodig hebt.”
Dat de werkgever van deze vrouw wat betreft de Gaza-oorlog een neutraal standspunt wil uitdragen, betekent volgens de FNV niet dat zij dat ook moet doen. „Je hoeft het standpunt van je werkgever niet te volgen en hebt de vrijheid om je te uiten zoals je wilt. Dat zie je ook bij de wekelijkse sit-ins die ambtenaren houden omdat ze het niet eens zijn met de positionering van de Nederlandse overheid in deze oorlog.”
Ja
De geschiedenis laat zien dat mensen ook staken voor dingen die niet over arbeidsvoorwaarden gaan, zegt historicus aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis Rosa Kösters, die gespecialiseerd is in de geschiedenis van stakingen. „Het is wel zo dat zeker in Nederland stakingen de afgelopen decennia voor de meerderheid over arbeidsvoorwaarden gingen. Maar in het verleden zagen we ook stakingen van een ander type.”
Je kunt bijvoorbeeld staken om op te komen voor bepaalde personen, zegt Kösters. „Het is in het verleden voorgekomen dat mensen gingen staken omdat een collega was ontslagen.” We kennen ook stakingen die gaan over het erkennen van vakbonden of het recht om je te organiseren: in Finland werd dit voorjaar nog gestaakt tegen wetgeving die het voor werknemers moeilijker maakt om te staken.
Deense postbodes staakten eerder dit jaar uit solidariteit met medewerkers van de Tesla-fabriek in Zweden; een zogeheten solidariteitsstaking. Dat gebeurde onlangs ook in Nederland, zegt Kösters. „In het voorjaar van 2022 werd een schip dat Russische diesel vervoerde in Zweden geweigerd om aan te meren. Nederlandse havenarbeiders sloten zich daar later bij aan toen het schip in Nederland wilde aanmeren.”
Het mag duidelijk zijn, zegt Kösters, dat stakingen niet alleen een actiemiddel zijn van vakbonden. „Denk ook aan schoolstakingen en klimaatstakingen.” Of politieke stakingen, waarbij burgers de overheid oproepen om iets te doen. Die kwamen ook op grote schaal voor in Nederland. „In 1981 staakten in Nederland zo’n 300 tot 500 duizend vrouwen voor de legalisering van abortus.”
Een recent voorbeeld van een politieke staking is volgens Kösters de staking voor het vroegpensioen, waarbij gestaakt werd in onder meer het openbaar vervoer en bij de politie. De woordvoerder van de FNV zegt dat bij de vroegpensioenstakingen inderdaad sprake was van een oproep aan de overheid. „Maar die oproep had duidelijk verband met een belangrijke arbeidsvoorwaarde, namelijk het pensioen.” Volgens de FNV valt deze staking daarom wel onder het stakingsrecht.
In het Europees Sociaal Handvest is het recht op collectieve actie vastgelegd, zegt Kösters. „Op basis daarvan kun je zeggen dat je dus kunt staken tegen de oorlog in Gaza, alleen niet in je eentje.” Het is daarnaast een criterium dat je de staking tijdig aankondigt, en dat je rekening houdt met de openbare orde en veiligheid. „Zolang je de staking dus tijdig aankondigt en niet in je eentje staakt, zou het me verbazen als een rechter oordeelt dat het niet mag.”
Dus
Weet dat je bij een zuiver politieke staking geen beroep kunt doen op het stakingsrecht. Wel laat de geschiedenis zien dat lang niet alle stakingen enkel over arbeidsvoorwaarden gaan.
Jonas: „We hebben elkaar ontmoet in 2001, op een verjaardag van een gemeenschappelijke vriendin. We hadden meteen een heel leuke klik.” Carolien: „In de auto op weg naar huis zei de vriendin met wie ik naar die verjaardag gekomen was tegen mij: dit is hem ! Dit is de man met wie je samen gaat zijn.”
Jonas: „En daar had ze gelijk in. Al een jaar later kochten we samen een huis in Amsterdam.”
Carolien: „En daar wonen we nog steeds. Ons appartement is heel groot voor Amsterdamse begrippen, 100 vierkante meter. Het ligt in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt, vlakbij het Westerpark.”
Jonas: „Een heel gemengde buurt. De hele wereld woont hier. Hoog en laag opgeleid, autochtoon en expat.”
Carolien: „Dit complex is 25 jaar oud. De appartementen zijn gebouwd in een cirkel rondom een enorme binnentuin van 60 bij 40 meter. Er is een speeltuin, en een trapveld. En we hebben heel veel contact met de buren. Als je jonge kinderen hebt, zie je elkaar bij de zandbak, natuurlijk, maar de balkons hebben ook lage schuttingen. Zo maak je makkelijk een praatje. Het is heel knus.”
Jonas: „In de jaren 2008-2009 zijn we allebei kort na elkaar freelancer geworden.”
Carolien: „Ik werkte voor die tijd als hoofdredacteur bij de uitgaven van de ANWB. Maar toen kwam er een reorganisatie en heb ik besloten freelance bladenmaker te worden.”
Jonas: „Ik werkte bij een online uitgeverij die onder meer nu.nl en startpagina.nl uitgaf. Ik hield me bezig met digitale uitgeefconcepten.”
Dikke salarissen
Carolien: „We hadden twee dikke salarissen. Maar toen raakte Jonas zijn baan kwijt, kort nadat ik de mijne opgezegd had.”
Jonas: „Toen hebben we besloten radicaal het mes te zetten in ons uitgavenpatroon.”
Carolien: „We zijn bijvoorbeeld gaan koken voor de vriezer. Dus een grote pan chili con carne maken waar je drie avonden van kan eten.”
Jonas: „Dat is veel goedkoper dan drie keer apart chili con carne bereiden. Ook nu we weer méér verdienen, hebben we hier nog profijt van.”
Carolien: „Het eten is vaak lekkerder uit de vriezer, zoals een stoofpot die meer tijd heeft gehad om smaak te ontwikkelen.”
Jonas: „We zijn nu allebei consultant, gespecialiseerd in digitalisering.”
Carolien: „In het begin werkten we apart.”
Jonas: „Maar toen gingen we elkaar steeds inhuren. Dus toen zijn we het maar samen gaan doen. Sindsdien hebben we een gezamenlijk bedrijf, The Big Story. We begeleiden tijdschriften en andere klanten, zoals bedrijven en goede doelen, bij digitalisering. Dat gaat bijvoorbeeld om content-strategie en online marketing, social media of hoe je podcast als vorm kunt inzetten.”
Carolien: „Ik heb ook een podcast, Komt een blad bij de dokter, waarin ik met mensen uit de media praat over digitalisering.”
Jonas: „De vraag die wij vaak krijgen, is of het niet ingewikkeld is om samen te werken als liefdeskoppel. Dan antwoorden we altijd: een goede relatie houdt in dat je samen beslissingen neemt, over een vakantie of een verbouwing…”
Carolien: „… samen een tent opzetten op de camping…”
Jonas: „Ja. En dat is ook zo als je samen een bedrijf hebt.”
Carolien: „We hebben twee spelregels. De eerste is: als je partner op kantoor over privédingen begint mag je het vetoën! En als de ander thuis over werk begint ook.”
Jonas: „Zo’n veto wordt gemiddeld drie, vier keer per maand uitgesproken. En de tweede regel is dat altijd één van ons de baas is over een project. Met die regel voorkom je discussie, want wij denken altijd allebei dat we het beter weten.”
Carolien: „We hebben een extern kantoor. Ik ben er wat eerder, want Jonas gaat eerst ergens cappuccino drinken met een croissantje. Ik ga meestal ook iets eerder naar huis.”
Jonas: „We fietsen haast nooit samen naar huis.”
Eigen tijd indelen
Carolien: „Als je kinderen hebt, is het heel handig ondernemer te zijn. Je kunt je eigen tijd indelen.”
Jonas: „En andersom heb ik van het vaderschap geleerd mijn werk even los te laten. Als je een luier moet verschonen, moet je echt even je werk uit je hoofd zetten. Ik merkte hoe fijn ik dat vond. Tegenwoordig wil ik echt de knop omzetten als ik thuis ben, zodat ik helemaal kan ontspannen.”
Carolien: „Mijn hoofd werkt anders. Als ik een idee krijg, wil ik het meteen uitwerken, ook als ik ’s avonds thuis ben.”
Jonas: „We komen vaak op ideeën als we samen een paar dagen weg zijn of een avond uit eten. Dan ontstaan vaak de mooiste concepten.”
Carolien: „Het nadeel van ondernemen is wel: qua workload is het hollen of stilstaan. Nu in de herfst heb ik het altijd ontzettend druk, bijvoorbeeld, echt té druk. En ik weet nu al dat het in januari weer té rustig is.”
Jonas: „In de zomer ligt het ook stil.”
Carolien: „Omdat we veel samen zijn, zowel op het werk als thuis, is het fijn dat we allebei een eigen hobby hebben.”
Jonas: „Mijn hobby is mijn culinaire podcast Wat Schaft de Podcast. Dat is echt een leuke tegenhanger van mijn werk als digitaal strateeg. Want mijn dagelijkse werk is niet concreet – dit wel.”
Carolien: „Dat geldt voor mijn hobby ook. Ik verzamel vazen uit een specifieke periode, de Nederlandse Art Nouveau van 1885 tot 1910. De collectie werd op een gegeven moment te groot, dus toen ben ik begonnen dingen te verkopen. Inmiddels is het uitgegroeid tot een webshop en dat is ook een soort pensioenvoorziening. Want het zou zo maar kunnen dat ik in mijn werk straks voorbijgestreefd word door een 23-jarige whizzkid. Daarom zeg ik: als ik later groot ben, wil ik antiekhandelaar worden.”
Mijn directe collega ruikt regelmatig onfris. Het gaat niet om een zweetlucht door bijvoorbeeld te hard fietsen, maar echt om een penetrante geur die vermoedelijk ontstaat door gebrekkige hygiëne. De geur is zo aanwezig dat ik liever niet naast haar zit. Ik merk ook dat andere collega’s uitwegen verzinnen om niet naast haar te zitten, al durf ik het er niet met hen over te hebben omdat ik niet wil roddelen. Moet ik mijn collega aanspreken?
(Man, 26, naam bekend bij de redactie)
Schakel hr in
De meest effectieve manier om ongewenst gedrag te bestrijden, is door te benadrukken wat wel goed gaat, zegt Marius Rietdijk. Hij is universitair docent aan de Vrije Universiteit en doet onderzoek naar positieve gedragsveranderingen binnen organisaties. „Uit onderzoek blijkt dat managers en collega’s vaak aandacht besteden aan wat niet goed gaat, terwijl complimenten juist een belangrijke manier zijn om gedrag te versterken. Bovendien is het in een positieve werkcultuur, waarin veel meer complimenten dan kritiekpunten worden gegeven, veel makkelijker om wel een keer kritiek te geven”, zegt Rietdijk. Maar positieve werkcultuur of niet, het is volgens hem onvermijdelijk de collega op de onwelriekendheid aan te spreken.
Kim van Berkel, partner bij HR LegalVisie dat gespecialiseerd is in arbeidsrecht en human resources, adviseert in situaties als deze een hr-manager in te schakelen die het gesprek kan voeren. „Hygiëne is een persoonlijk en gevoelig onderwerp. Iemand kan zich aangevallen voelen of heel onzeker worden, en dat brengt het risico op een verstoorde arbeidsrelatie met zich mee. Daarom zou ik altijd een hr-manager vragen de collega aan te spreken. Die is namelijk getraind in het voeren van lastige gesprekken.”
In zo’n persoonlijk gesprek kan de hr-manager zelf een inschatting van de situatie maken. „Daarbij kan die functionaris onderzoeken of de werknemer zich bewust is van de situatie, en of er misschien een medische oorzaak is.”
Mocht er een medische oorzaak zijn, dan kan een afspraak bij de bedrijfsarts gemaakt worden, adviseert Van Berkel. Een werknemer is niet verplicht de werkgever in te lichten over medische situaties, maar omdat de bedrijfsarts beroepsgeheim heeft én medisch advies kan geven, wil de collega daar wellicht eerder mee in gesprek gaan, zegt Van Berkel.
Een collega aanspreken op een onfrisse geur is eigenlijk een soort slechtnieuwsgesprek, zegt Rietdijk. „Dat soort gesprekken werkt het best als je er niet omheen draait en de boodschap op een respectvolle manier brengt. Daarna is het goed de reactie af te wachten: is iemand boos, of in shock? Vervolgens kun je doorgaan op die reactie, door bijvoorbeeld te zeggen: ik merk dat je dit niet had verwacht.”
Zodra de collega gekalmeerd is, kun je volgens Rietdijk vragen of iemand behoefte heeft aan tips. „Die hangen natuurlijk af van de aard van het probleem. Soms doet een lekker luchtje al veel, maar als iemand slecht uit zijn mond ruikt omdat hij de tandarts niet kan betalen, is het veel lastiger.”
Blijf betrokken
Het is bij corrigeren heel belangrijk aan te geven wat niet goed gaat, maar ook om het te zeggen als het juist wel goed gaat, zegt Rietdijk. „Dat hoeft niet ingewikkeld te zijn. Gewoon even benoemen dat je merkt dat iemand bijvoorbeeld deodorant of een luchtje gebruikt, werkt goed.”
Menselijk gedrag is erg van gewoonten afhankelijk, zegt Rietdijk, en die moeten erin slijten. „Door af en toe een compliment te geven, gaan mensen zich prettig voelen. Zo kun je stimuleren dat iemand nieuwe gewoonten volhoudt.”
Als de oude patronen na korte tijd weer de kop op steken, adviseert Rietdijk opnieuw een kort gesprek aan te gaan. „Daarin kun je nogmaals complimenteren wat je eerder opviel en vragen hoe het nu gaat, en of je collega misschien nog ergens tegenaan gelopen is of tips kan gebruiken.”
Als iemand aanpassingen weigert na het gesprek, wordt de situatie ingewikkelder, zegt Van Berkel. De werkgever is in dat geval verplicht actief naar een oplossing te zoeken. Van de werknemer wordt verwacht daaraan mee te werken of met een werkbaar alternatief te komen. „Beide partijen moeten moeite doen om tot een oplossing te komen”, zegt Van Berkel. „Als dat niet lukt, kan het in het uiterste geval leiden tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst.”
Dus
Ja, iemand moet zeker je collega aanspreken. Dat kun je zelf doen, maar om de relatie met je directe collega te beschermen, kun je ook iemand van de hr-afdeling inschakelen. Die weet vaak beter hoe je dit soort ingewikkelde gesprekken het best kan voeren.
In het gesprek kun je praktische tips aanreiken en eventueel doorverwijzen naar de bedrijfsarts als de onfrisse geur een medische oorzaak heeft of als je collega liever met een arts verder praat.
Tot slot is het belangrijk om ook na het gesprek betrokken te blijven, ofwel door complimenten te geven, ofwel (in het geval van de werkgever) door andere oplossingen aan te blijven dragen.
„Zo’n vijf jaar geleden ben ik farmacie gaan studeren in mijn geboortestad Groningen, maar daar ben ik na drie maanden mee gestopt. Ik zag mezelf niet in een witte jas in een laboratorium staan. Maar mijn ouders, die in 1998 met mijn broer en zussen uit Afghanistan zijn gevlucht, wilden graag dat ik bleef studeren. Mij sprak het ondernemerschap veel meer aan. Op een marketingconferentie hoorde ik Raymond Cloosterman, de directeur van Rituals, spreken. Eerder had ik de eigenaar van het merk al ontmoet. Een product van Nederlandse bodem dat in twintig jaar uitgroeide tot een wereldmerk, dat inspireerde me enorm. Daarom leek een studie International Business in Amsterdam me wel wat. Maar mijn ouders wilden dat ik arts werd, zoals mijn vader, of tandarts. Dat zou financiële zekerheid geven. In de pauze van die conferentie maakte ik kennis met een gepensioneerde meneer, Jan Riezen, die lang bij Shell had gewerkt en vaker jongeren begeleidde. We hebben een paar keer gesproken over mijn ambities en hij is toen met mijn vader gaan praten, want die zou echt niet zomaar accepteren dat ik zou overstappen naar een andere studie. Daar zat ik mee. Het lukte Jan in één gesprek om mijn vader mee te krijgen.”
Dubai
„Ik ben toen naar Amsterdam verhuisd. Ik kende daar niemand. Maar het was wel de beste keuze van mijn leven, ik móést uit mijn comfortzone. Een oudere ondernemer die ik leerde kennen, Rob Heilbron, introduceerde mij in de Amsterdamse zakenwereld. Opnieuw heb ik mijn studie niet afgemaakt. Mijn drang om te ondernemen was gewoon groter dan de wens om te studeren. Drie jaar geleden heb ik aan de Zuidas een cosmetische kliniek geopend en vorig jaar een tweede zaak in Rotterdam. Ik wist niets van die sector, maar had het idee dat het wel een interessante markt zou kunnen zijn. Mijn zus was net afgestudeerd als arts en had gewerkt bij een cosmetisch specialist. Zij is nu medisch directeur van mijn bedrijf. Voor mijn eerste zaak heb ik geld geleend van mijn vader. Ook dat was niet makkelijk, maar hij deed het toch. Ik ben nu aan het aflossen. Volgend jaar hoop ik een vestiging in Dubai te openen.”
„In mijn hoofd ben ik 24 uur per dag met mijn bedrijf bezig, maar ik denk dat ik 70 uur per week écht werk. Ik heb veel bekende Nederlanders als klant, maar die kennen mij niet eens, omdat mijn zus medisch directeur is. Ik hoef dus niet altijd in de zaak te zijn. Ik ben vooral bezig met de strategie. Maar ik veeg ook de stoep voor het pand, ga naar beurzen en naar Dubai om een geschikte locatie te vinden. Door taken uit te besteden, hou ik wat vrije tijd over. Dan sport ik veel en ga ik naar netwerkborrels en ondernemersevents. Ik vind het leuk om te leren van mensen die verder zijn dan ik. Die oudere ondernemers zijn mentoren voor mij.”
Heftige dingen
„Ik reis graag, ik vind het belangrijk om de wereld te zien, het verrijkt je als mens. Onbekende landen trekken me, juist daar doe je heel andere ervaringen op. Ik ben in Oezbekistan geweest bijvoorbeeld, het mooiste land dat ik ken. Op mijn verlanglijstje staan nog onder andere Rusland en Tadzjikistan. Hier in Nederland, en zeker in Amsterdam, leven we in een bubbel. Het is goed om daar eens uit te stappen.”
„Afgelopen zomer heb ik een reis door Afghanistan gemaakt, omdat ik mijn roots wilde zien. De aanblik van die enorme armoede, die onvrijheid, maakte me dankbaar dat ik in Nederland mag wonen. Ik heb heftige dingen meegemaakt daar. Zo belandde een auto vóór ons in een ravijn. Twee doden. We hebben de passagiers naar boven gehaald, want hulpdiensten zijn er niet in die regio. Vier dagen zonder internet, dat had ik ook nog nooit meegemaakt. Dorpen waar alleen maar ruilhandel is, zonder telefoonverbindingen. Sta je daar als jongen van de Zuidas. Als mijn ouders niet waren gevlucht, had ik daar ook gezeten. Het zette me aan het denken. Ik heb geld gegeven aan de nabestaanden en de overlevenden van het ongeluk. In de toekomst wil ik graag structureel iets voor het land doen, maar met dit regime is dat niet mogelijk. Het doet me echt pijn wat daar gaande is.”
Appartement
„Ik ben enorm gelukkig met mijn leven. De dag dat ik mijn tweede zaak opende, was de mooiste dag tot nu toe. Bij de eerste zaak was nog niet duidelijk of het iets zou worden, nu wel. Ik wil graag nog meer vestigingen openen en meer ondernemers ontmoeten. Op een dag hoop ik zelf mentor te kunnen zijn van een jonge ondernemer. Door een succesvol zakenman te worden, hoop ik iets terug te geven aan mijn ouders die zoveel hebben opgegeven. Mijn vader was internist in Afghanistan en heeft in Nederland zijn studie helemaal opnieuw moeten doen.”
„Onlangs heb ik een appartement gekocht bij het Vondelpark. Op de dag dat ik de sleutels kreeg, was ik precies vier jaar in Amsterdam. Als ik niet was gaan ondernemen, had ik dat nooit kunnen kopen. Dan was ik nu net afgestudeerd. Vaak heb ik het gevoel dat ik droom. Toch heb ik het zelf gedaan en dat geeft voldoening. En mijn vader is heel trots op me.”
De maand oktober is uitgeroepen tot Cybersecuritymaand, om extra aandacht te vragen voor (bewustwording over) veiligheid online. Hacks en aanvallen met ransomware, gijzelsoftware, komen namelijk steeds vaker voor. Volgens het veiligheidsrapport van Microsoft uit 2023 vonden er dat jaar liefst vierduizend aanvallen per seconde plaats op wachtwoorden. Maar bij wie ligt de verantwoordelijkheid om daar maatregelen tegen te nemen? Moeten werkgevers zorgen voor een ondoordringbare verdedigingslinie of kunnen zij werknemers verplichten cybersecuritytrainingen te volgen?
Zorg voor goede ICT-infrastructuur
„Bij maatregelen rondom cybersecurity speelt eigenlijk altijd de afweging tussen veiligheid en gebruiksgemak”, zegt Patrick Smeets. Hij werkt als strategisch adviseur bij Legian, dat bedrijven organisatieadviezen geeft op het gebied van ICT. „Je kunt proberen de ICT helemaal dicht te timmeren, maar dan kunnen werknemers elkaar geen mails meer sturen, dat is niet wenselijk.” Bovendien is het onmogelijk om een systeem écht waterdicht te krijgen, zegt Smeets: „Er hoeft maar één persoon in een organisatie op een verkeerde link te drukken, en dan zijn de hackers binnen.”
Volgens Smeets hebben bedrijven daarom de verantwoordelijkheid een uitgewerkt veiligheidsbeleid op te stellen en een goede ICT-infrastructuur, zodat werknemers in staat zijn veilig te werken. „Je ziet dat veel grote organisaties dit redelijk op orde hebben, en bijvoorbeeld een chief information security officer hebben aangesteld, maar in het midden- en kleinbedrijf is dat vaak heel anders. Zulke ondernemers hebben niemand die verantwoordelijk is voor cybersecurity of hebben een technisch pakket gekocht dat ze maar deels gebruiken.”
Formeel ligt de verantwoordelijkheid voor cyberveiligheid niet bij werknemers, zegt Daniek Regterschot. Ze is advocaat bij Poelmann van den Broek in Nijmegen en houdt zich onder meer bezig met vraagstukken op het gebied van ICT en cyberveiligheid. „Juridisch gezien is een ransomware-aanval bijvoorbeeld het risico van het bedrijf, al kan een organisatie zich beschermen door goede afspraken te maken over back-ups met de IT-diensten die zij inkoopt. De werknemer die op een linkje klikt, kan daar niet verantwoordelijk voor worden gehouden.”
Onder een nieuwe Europese richtlijn, de Network and Information Security directive (NIS2), is die verantwoordelijkheid voor bedrijven verder uitgewerkt. Zo moeten zij bijvoorbeeld een risicobeoordeling uitvoeren en daarna passende maatregelen treffen. Ook moeten zij incidenten binnen 24 uur melden bij de toezichthouder in hun branche. „Niet alle sectoren vallen onder deze richtlijn, maar steeds meer bedrijven komen ermee in aanraking – ofwel direct, ofwel indirect als ze toeleverancier zijn van een partij voor wie NIS2 geldt”, zegt Regterschot. „Daardoor wordt het steeds duidelijker dat bedrijven de plicht hebben om beveiligingsmaatregelen te nemen.”
„Je kunt werknemers met een paar trucs leren phishingmails te herkennen en zo 98 procent van alle schade voorkomen”
Leer werknemers waarop ze moeten letten
Voor veiligheid zorgen kunnen bedrijven niet alleen. „Cyberaanvallen komen van buitenaf, maar hackers moeten op de een of andere manier in de organisatie komen”, zegt Regterschot. „Dat kan via van alles zijn: een makkelijk te kraken wachtwoord, een linkje, noem maar op. Daarom is het belangrijk dat je werknemers traint, zodat ze weten hoe hackers te werk gaan en waar ze op moeten letten.”
Volgens Smeets worden phishingmails bijvoorbeeld steeds beter. „Twee jaar geleden stonden ze nog vol spelfouten, maar dat is al lang niet meer zo. Toch kun je werknemers met een paar trucjes leren hoe je deze mails herkent, en ongeveer 98 procent van de schade voorkomen.” Er bestaan veel saaie en droge trainingen, zegt Smeets, maar dat is helemaal niet nodig. „Wij werken veel met gamification, dat werkt heel goed.”
Los van de training is het ook belangrijk om meer bewustzijn te creëren onder werknemers, zegt Smeets. „Veel bedrijven maken inmiddels gebruik van multi-factor authentication, waarbij je met je telefoon een code moet genereren om ergens in te loggen. Dat vinden veel mensen onhandig. Om te zorgen dat ze het toch gebruiken, moet je stap voor stap, uitleggen waarom het nodig is, zodat ze het belang ervan inzien.” En wat je zakelijk leert, kun je natuurlijk ook gebruiken in je privéleven, zegt Smeets. „Dat is ook goed om te benadrukken.”
Regterschot raadt bedrijven aan om naast het geven van trainingen ook een veiligheidsprotocol te formuleren. „Het is belangrijk dat werknemers weten hoe ze moeten handelen als er sprake is van een hack of als ze dat vermoeden.” Daarbij hoort ook dat organisaties dit onderwerp bespreekbaar maken, zegt Regterschot. „Het kan stom voelen om op een verkeerd linkje te klikken, maar het gebeurt gewoon, dat is een menselijke fout. Een organisatie moet stimuleren dat zo iemand dit meteen durft te bespreken, in plaats van het te verzwijgen en dan maar hopen dat het goedkomt.”
Dus
Actie ondernemen op het gebied van cyberveiligheid is erg belangrijk. De nieuwe Europese NIS2-richtlijn geeft aan dat de verantwoordelijkheid daarvoor vooral bij bedrijven ligt: zij moeten zorgen voor de juiste ICT-infrastructuur en veiligheidsprotocollen. Maar uiteindelijk is een organisatie alleen beschermd tegen ransomware en hacks als ook werknemers weten hoe ze op een veilige manier met hun computers en de software moeten omgaan. Daarom is het essentieel om werknemers te informeren over het belang van cybersecurity en ze te trainen in hoe ze cyberaanvallen kunnen voorkomen en herkennen.
Chaira: „Vorig jaar zijn Corné en ik voor het eerst naar een kattencafé geweest, in Dordrecht. Je krijgt een bepaalde tijd toegewezen en zit dan een uur met dezelfde bezoekers bij elkaar, omringd door katten. Het was echt een uurtje therapie! Helemaal leuk en relaxed. Op de terugweg zei ik voor de gein: zou het niet iets voor mij zijn om zo’n café op te zetten? Het past heel goed bij mijn werkervaring en mijn interesses.”
Corné: „Ik voelde eerst weerstand. Want oef, de horeca, dat is een onzeker vak. Maar al snel zag ik in dat dit helemaal bij Chaira past. Ze heeft sociaal werk, marketing en communicatie gestudeerd, lang bij Albert Heijn gewerkt en bij de Dierenambulance. Hier komt alles samen.”
Chaira: „Ik werkte toen nog als verkoopmedewerker bij de Zuivelhoeve in Twello, een kaas- en notenwinkel. Maar dat ging niet meer: eerdere klachten van overspannenheid kwamen terug waardoor kaas snijden niet goed meer lukte. Daarom werd mijn contract niet verlengd. Ik had een jaar WW opgebouwd en je mag met behoud van je uitkering een eigen bedrijf opzetten. Dus toen ik weer wat was opgeknapt, koos ik er afgelopen februari voor om het kattencafé op te zetten.”
Corné: „Een belangrijke factor daarin was het nadenken over een kinderwens. Met een kind zou het wel lastig zijn geweest: ik een fulltime baan, Chaira haar café. Maar uiteindelijk waren we er definitief zeker van dat we allebei geen kinderwens hebben. Dus konden we er helemaal voor gaan.”
Chaira: „Ik vond een pand in Zutphen, vlak bij het station. De zeven katten komen allemaal uit de opvang. We hebben ze een paar maanden in huis, zodat ze rustig kunnen wennen aan mij en aan elkaar. Corné had al twee katten en ik een hond, dus het is hier af en toe een dolle boel.”
Corné: „Ik werk zelf als IT’er bij de overheid, maar ben op de achtergrond nauw betrokken bij het kattencafé. Ik maak de website en denk over alles mee. Het is ons favoriete gespreksonderwerp. Nu we zo kort voor de opening zitten, gaat het thuis bijna nergens anders meer over.”
Chaira: „Het spannendste vind ik of ik straks vijf dagen fulltime werken ga volhouden. Je staat toch de hele dag op je benen en moet daarbuiten misschien nog inkoop of administratie doen. Qua inkomsten maak ik me dan weer weinig zorgen. Ik merk zóveel enthousiasme in Zutphen. Elke dag staan er mensen voor het pand naar binnen te gluren, vragen of ze al kunnen reserveren. Dus dat komt wel goed.”
Struggelen
Corné: „Ik kom oorspronkelijk uit de muziekwereld. Ik heb gitaar gestudeerd aan het conservatorium in Enschede. Daarna speelde ik in bandjes en runde ik mijn eigen gitaarlespraktijk. Iemand iets leren heb ik altijd leuk gevonden, maar verder was het best ‘struggelen’. De inkomsten waren instabiel waardoor ik altijd zuinig moest leven. Ik woonde in een huurflatje in Apeldoorn en had een grote studieschuld, waardoor ik niks op kon bouwen. Daar was ik klaar mee. Ondertussen was ook Chaira in beeld gekomen.”
Chaira: „Ik speel basgitaar en deed mee aan een bandjesproject, waar hij coach was. Daarna zijn we nog eens gaan bijkletsen en nog eens. Uiteindelijk is het snel gegaan en zijn we binnen een jaar getrouwd.”
Corné: „Ik houd van zekerheid. En nu we getrouwd zijn, merk ik ook dat ik het fijn vind dat ik kan voorzien in onze vaste lasten. Een beetje ouderwets misschien, maar voor mij voelt dat goed. Dus ik heb me aangemeld voor een IT-traineeship bij de overheid en heb daar sinds een jaar een vaste aanstelling. Toen ik mijn eerste loonstrookje kreeg, dacht ik: wow! Zoveel heb ik als gitaardocent nooit verdiend.”
Chaira: „Eerder lukte het vaak niet goed om rond te komen. We waren best creatief geworden met goedkoop op vakantie gaan of een dagje uit, maar verder was er weinig ademruimte. Tot Corné zijn vaste inkomen kreeg en we mazzel hadden met deze sociale huurwoning: een eengezinswoning van 138 vierkante meter in Voorst.”
Corné: „We hebben een grote woonkamer, werkkamer, tuin. Het voelt soms nog steeds bizar dat dit allemaal voor ons is.”
Kerkelijk gesprek
Chaira: „Met mijn ondernemersavontuur is het gevaar dat er weinig tijd overblijft om met z’n tweetjes door te brengen. Daar hebben we goede gesprekken over gevoerd.”
Corné: „Voor ons trouwen hebben we een premarriage course gedaan; dat is in de christelijke wereld vrij gebruikelijk. Daar leer je van alles, onder meer gesprekstechnieken waarbij je aangeeft wat je waardeert aan de ander en wat je soms irritant vindt. Daar zijn al waardevolle inzichten uit gekomen.”
Chaira: „De kerk is een belangrijk onderdeel van ons leven. We zitten een evangelische gemeenschap op een reformatorische basis. We spelen in de kerkband en proberen zo vaak mogelijk naar de dienst te gaan.”
Corné: „Dat wij geen kinderen willen, wordt in de kerk gewoon geaccepteerd. Het is in de christelijke wereld de norm is dat je trouwt en kinderen krijgt. En tegelijk zijn er genoeg stellen bij ons in de kerk die geen kinderen willen of kunnen krijgen. Dus daar worden we niet gek op aangekeken.”
Chaira: „Zelf heb ik wel door een proces moeten gaan. Want in de Bijbel lezen we toch: ga heen en vermenigvuldigt u. Ik heb die wens niet, dus vroeg ik me af: hoe kan ik God dan toch het beste dienen? Uiteindelijk denk ik dat ik met het kattencafé mensen een plek kan bieden om tot zichzelf te komen, en die ik een luisterend oor kan bieden. Daar heb ik nu meer tijd voor dan wanneer we kinderen zouden hebben.”
Corné: „Het kattencafé is eigenlijk ons kind.”
Chaira: „Zo kan ik toch voldoen aan een opdracht om naar elkaar om te kijken.”