Hoe ga je als ambtenaar om met beleid waar je niet achter staat?

Dilemma

Steeds vaker laten ambtenaren die zich niet achter het beleid van hun werkgever kunnen scharen publiekelijk van zich horen. Of het nu de Haagse gemeenteambtenaar is die demonstreert met Extinction Rebellion of de ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken die wekelijks protesteren tegen de steun van de Nederlandse regering aan Israël. Wat doe je als ambtenaar wanneer je je niet achter het beleid van je werkgever kan scharen?

Probeer intern je kritiek te geven

Kutsal Yesilkagit, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Leiden, ziet dat „altijd als het spannend wordt” tussen politiek en ambtenarij hetzelfde frame naar voren komt. Namelijk: „De politiek neemt beslissingen en ambtenaren voeren uit.” Maar dat beeld klopt niet, stelt Yesilkagit. „Ambtenaren doen veel meer dan alleen uitvoeren. Ze bereiden wetten voor het grootste deel voor, want ze hebben daar meer tijd en expertise voor dan politici. Daarmee zijn ze met de politiek eigenlijk medewetgever.”

Als een ambtenaar zich niet kan vinden in een opdracht, is volgens Yesilkagit de eerste stap om intern het gesprek aan te gaan. „Je moet laten weten dat je het er inhoudelijk niet mee eens bent.” Dat het inhoudelijke bezwaren en geen gewetensbezwaren betreft is belangrijk, want „als ambtenaar moet je eigenlijk je geweten uitschakelen als je de politiek adviseert. Wat jij persoonlijk vindt, telt even niet.” Yesilkagit schetst hoe het behoort te gaan: een bewindspersoon geeft een opdracht, waarna ambtenaren verschillende scenario’s uitwerken. Daaruit maakt de politiek vervolgens een keuze, die ambtenaren in principe hebben te accepteren.

Dat proces ging onder het huidige kabinet steeds meer schuren voor Sabine Kraus, ex-beleidsambtenaar bij het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Ze werkte aan emancipatiebeleid en ging onlangs een paar maanden eerder dan gepland met pensioen. Op LinkedIn schreef ze steeds meer het gevoel te hebben dat ze met haar werk „een steentje moest bijdragen aan het xenofobe politieke klimaat”. Intern had ze zaken aangekaart en bijgestuurd waar mogelijk, maar dat bleek voor haar onvoldoende. Ze spreekt van een „glijdende schaal” die het lastig maakt om er „niet aan te wennen”.

Ook Berber van der Woude was een ambtenaar die zich niet achter het beleid van haar ministerie kon scharen. Ze werkte veertien jaar voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, de laatste twee jaar bij de Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse gebieden in Ramallah. Daar werd het haar duidelijk dat de tweestatenoplossing die Nederland in het Israëlisch-Palestijns conflict zegt voor te staan, niet te verenigen was met de werkelijkheid ter plaatse. Door Israëlische annexatie van Palestijns gebied is zo’n oplossing de facto onmogelijk. „We liegen niet alleen onszelf, maar ook de samenleving voor”, zegt Van der Woude. „Eerst dacht ik nog: het is onmacht, maar later begreep ik dat het beleid neerkwam op het actief ondermijnen van het internationaal recht.”

Van der Woude besloot haar contract in te leveren en zet zich nu als voorzitter van The Rights Forum in voor een rechtvaardig Palestina/Israël-beleid. Het steekt haar dat ex-collega’s die zich roeren, vaak als emotionele ambtenaren met gewetensbezwaren worden neergezet. „Het gaat ons niet alleen om ons geweten, maar ook om zaken als het internationaal recht en de Grondwet, waar alle ambtenaren zich met een eed aan verbinden.”

Vraag je af waar je loyaliteit ligt

Van der Woude ziet dat ambtenaren vaak hun macht bagatelliseren en heeft kritiek op de ambtelijke cultuur. In veel ambtelijke organisaties wordt volgens haar „een soort Befehl ist Befehl-denken geïncorporeerd”, waarin vooral de bewindspersoon uit de wind gehouden moet worden. „Terwijl ik denk: je bent in dienst van de samenleving, niet van je politieke baas.”

Van der Woude en Yesilkagit zien dat het ‘spel’ met name bij de ambtelijke top belangrijker is dan de inhoud: de positie van de minister of staatssecretaris prevaleert dan boven inhoudelijk de beste oplossing vinden – iets wat elders in de ambtelijke organisatie vaak juist belangrijker wordt gevonden. „Wat politiek haalbaar is, is vaak inhoudelijk niet optimaal”, zegt Yesilkagit. Compromissen op dat inhoudelijk-politieke spectrum horen volgens hem bij een democratie: „Politiek is geven en nemen. Wat wetenschappelijk het beste beleid is, brengt vaak ook zware maatschappelijke kosten met zich mee en dat kan niet altijd op politiek draagvlak rekenen.”

De laatste tijd is er iets aan het schuiven, constateert Yesilkagit, en de ambtelijke protesten zijn daar een uiting van. „Met de opkomst van populistische partijen worden compromissen steeds minder geaccepteerd.” Politiek, maar ook ambtelijk. „Dat was bijvoorbeeld het geval met de asielnoodwet die minister Faber erdoorheen wilde drukken.”

Yesilkagit doet onderzoek naar de vraag hoe ambtenaren zich moeten verhouden tot de politiek als rechtsstatelijke beginselen niet langer worden uitgedragen. „Als beleid rechtsstatelijk is, kun je loyaal blijven. Als men aan de rechtsstaat wil tornen, kun je er wat van zeggen. En als men over de grenzen ervan gaat, kun je in actie komen.” „Een loyale houding hoort bij een ambtenaar”, erkent Van der Woude. „Maar loyaliteit betekent ook dat als de baas zaken doet die in strijd zijn met hogere zaken, zoals de Grondwet of het internationaal recht, dat je dan je mond opendoet.”

Dus

Als je het als ambtenaar inhoudelijk niet eens bent met het beleid dat je moet uitvoeren, kun je eerst proberen zaken intern aan te kaarten. Als dat niet naar tevredenheid lukt, is een volgende stap naar buiten treden met je onvrede, zoals rijksambtenaren doen rond het Nederlandse beleid jegens Israël. Als dat allebei niets oplevert, kun je je heil ergens anders zoeken.


‘Om 5 uur in de ochtend gaan we sporten, daarna mediteren’

Alexander: „Wij hebben bij elkaar op school gezeten in Sneek. Vijftien jaar later kwamen we elkaar weer tegen op LinkedIn. Bleek dat we allebei een eigen bedrijf hadden. Wendy een vastgoedbedrijf, ik een AI-bedrijf.” Wendy: „Dat was ruim een jaar geleden.”

Alexander: „Al snel gingen we verder kletsen op Instagram, toch een iets geschikter medium als je elkaar leuk vindt.”

Wendy: „Vervolgens gingen we bellen. We raakten niet uitgepraat. Soms zaten we wel drie uur aan de telefoon.”

Alexander: „Onze eerste date was 23 december 2023. Een week later gingen we samen naar Parijs.”

Wendy: „En sinds juli 2024 wonen we samen in Eemnes.”

Alexander: „Een dorp in de buurt van Laren.”

Wendy: „Ik heb het vastgoedbedrijf Ten Cate Real Estate in Sneek, waar negen mensen werken: zes werknemers en drie zzp’ers. We verhuren woningen en bedrijfsruimtes namens eigenaren en voeren technisch onderhoud uit. In ruil voor die dienstverlening krijgen we een percentage van de huur.”

Alexander: „Ik heb een bedrijf in ‘AI agents’: Watermelon, in Utrecht. Tot voor kort zeiden we nog ‘AI chatbots’, maar de nieuwste AI-modellen zoals OpenAI’s Operator kunnen ook handelingen verrichten als websites bezoeken en ermee interageren door te typen, te klikken en te scrollen. Een AI agent kan een restaurant voor je boeken, bijvoorbeeld. Watermelon is een platform waar bedrijven hun eigen chatbot of AI agent kunnen maken met behulp van generatieve AI. Zo kunnen ze hun klantenservice automatiseren. We hebben nu twintig mensen op de loonlijst, van wie vijf programmeurs in Paramaribo.”

Wendy: „We staan elke ochtend om 4.50 uur op.”

Alexander: „Dat is vooral mijn idee, haha.”

Wendy: „Ik had voorheen een heel ander ritme, maar omdat we nu graag ’s ochtends samen willen sporten, heb ik mijn ritme aangepast.”

Alexander: „We doen het ochtendritueel uit het boek The 5 AM Club. Om 5 uur beginnen we met sporten. Dat doen we 20 tot 30 minuten. Daarna gaan we 10 minuten mediteren. Vervolgens schrijf je iets in je journal of ga je wat lezen. Dat helpt om je gedachten op orde te brengen of nieuwe kennis te verwerven.”

Wendy: „Zo begin je de dag op een fijne manier.”

Alexander: „Ik ben hier vier jaar geleden mee begonnen. Ik besefte dat ik zelf moest groeien om mijn bedrijf te kunnen laten groeien. En het werkt!”

Wendy: „We gaan tussen half negen en negen uur naar bed.”

Alexander: „Het sporten doen we in onze homegym, die we op zolder gemaakt hebben. En bij het opstaan drinken we een glas water met limoen, cayennepeper en zout.”

Wendy: „Ik doe meestal een spinningles van Cycle Masters, waar ik lid van ben.”

Alexander: „En ik train met een wisselend schema dat ik laat maken door ChatGPT. Daarnaast ga ik elke zondagochtend naar een sportschool, waar ik train met een personal trainer.”

Wendy: „En op zondagmiddag lopen we samen hard in het bos.”

Uitslapen tot 6 uur

Alexander: „Maar in het weekend slapen we wel uit.”

Wendy: „Ik tot 8 uur.”

Alexander: „En ik tot 6 uur. Je merkt dat wanneer je zeven dagen per week om 5 uur opstaat, wat ik ook een tijdje gedaan heb, dit ten koste gaat van je seksleven.”

Wendy: „Zondagochtend is een mooi moment om wat langer in bed te blijven liggen en te knuffelen.”

Alexander: „En van het een komt het ander.”

Wendy: „Ik had eerst een minder gestructureerd ritme, maar nu wel, dankzij jou. Maar ik rem jou ook wat af, zodat jij wat meer ontspant.”

Alexander: „Ja, jij hebt wat rust gebracht in mijn militaire ritme.”

Wendy: „We eten meestal tussen zes en half zeven ’s avonds. Ik ben bijna altijd degene die kookt.”

Alexander: „Alcohol drinken we haast niet. Ik eigenlijk nooit.”

Wendy: „Ik vind af en toe een wijntje wel lekker, in het weekend. Maar ik heb er de volgende dag altijd last van, dus ik doe het niet vaak.”

Alexander: „Eigenlijk is al het sporten dat ik doe bedoeld als training voor de obstacle races die ik doe. Mud Masters, Viking, Spartan. Dat is bijvoorbeeld 42 kilometer rennen met honderd obstakels onderweg. Trenches, zware ballen tillen, blokken met verkeersborden verplaatsen, in touwen klimmen.”

Wendy: „Het is niet voor watjes.”

Alexander: „Ik heb ook een keer een halve marathon in de bergen gelopen bij min 11 graden. Dat was schitterend. Als je dan bovenop de bergtop staat, voel je je fantastisch.”

Doelen stellen

Wendy: „We maken elke drie maanden een One Page Personal Plan. Daarbij formuleer je op één kantje wat je op kortere en langere termijn wilt bereiken op het vlak van relatie, finance, doelen en rituelen.”

Alexander: „Dus binnen een jaar, tussen één en vijf jaar en tussen tien en vijfentwintig jaar. Er zijn natuurlijk mensen die met de dag leven. Dat is ook prima! Het is net wat voor jou het beste werkt.”

Wendy: „Het is een goede manier om te bedenken of je doelen haalbaar zijn. En als je iets ooit wilt bereiken, wat je dan zou moeten doen om daar te komen. En wat zijn gewoontes die je wilt aanleren of juist afleren? Met Oud en Nieuw waren een nachtje weg, naar Bloemendaal. Toen hebben we allebei na de nieuwjaarsduik weer zo’n plan gemaakt. Dat is ook leuk en gezellig om samen te doen.”

Alexander: „Een van onze doelen die we binnen tien jaar willen bereiken is een self sustainable huis te hebben.”

Wendy: „Met zonnepanelen en eigen groenten in de tuin.”

Alexander: „Ik werk normaal 60 tot 80 uur en soms 100 uur per week, als het druk is.”

Wendy: „Ik werk gemiddeld 60 uur per week.”

Alexander: „We hebben discipline, maar we voelen ons ook vrij. We doen veel leuke dingen. We gaan skiën, een nachtje weg. En we kijken samen: is de balans er wel?”

Wendy: „Die moet je altijd samen zoeken.”


Hoe maak je werknemers enthousiast over het pensioen?

Dilemma

Pensioen is geen populair onderwerp. Uit de publieksmonitor pensioenen blijkt dat slechts twee op de vijf mensen in Nederland jaarlijks controleert hoeveel er in hun pensioenpot zit. Veel werknemers vertrouwen blind op de pensioenregeling van hun werkgever, maar weten niet hoeveel ze precies opbouwen en welke mogelijkheden de steeds populairdere ‘derde pijler’ biedt, waarin werknemers en zelfstandigen zelf hun pensioenvoorziening kunnen organiseren. Hoe kunnen werkgevers hun werknemers beter bij alle overwegingen en mogelijkheden betrekken?

Zorg voor goede voorlichting

„Ik krijg vaak de vraag waarom ik mijn werk zo leuk vind”, zegt onafhankelijk pensioenadviseur Dirk-Jan Plate, die herhaaldelijk merkt dat mensen zich niet graag met pensioenen bezighouden. „Pensioen wordt ook vaak saai gepresenteerd. Zonde, want het is interessant en heel belangrijk: het geeft een basis, zodat je weet dat je het goed voor elkaar hebt voor later.” Dat is ook relevant voor mensen die eerder willen stoppen met werken. „Hoe meer je opbouwt in je werkzame leven, hoe meer vrijheid je later hebt om te bepalen wanneer je stopt”, zegt Plate.

Om die relevantie duidelijk te maken, begint Plate zijn presentaties bij bedrijven of voor groepen zelfstandigen vaak met de volgende vragen: hoeveel denk je per maand nodig te hebben na je pensioen? Hoeveel heb je opgebouwd volgens de website mijnpensioenoverzicht.nl [een optelsom van wat de AOW en verschillende pensioenpotten je bieden]? En hoe wil je het verschil tussen het gewenste en het opgebouwde bedrag oplossen? „Vaak is er sprake van een verschil. Dat is misschien niet leuk om te horen, maar het is wel de eerlijke boodschap. Zo krijg je mensen meteen betrokken.”

Het Nederlandse pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers, legt Hendrik Meesman uit. Hij is directeur van Meesman indexbeleggen, dat onder meer pensioenrekeningen aanbiedt. De eerste pijler is de AOW. De tweede pijler is de collectieve regeling die geldt voor veel werknemers in loondienst. De derde pijler is de individuele oplossing. „Formeel heet dit een lijfrenteproduct, maar het wordt vaak een pensioenrekening genoemd. Het is eigenlijk een beleggingsrekening waar je met belastingvoordeel kunt beleggen voor je pensioen. Het opgebouwde vermogen staat vast tot de pensioenleeftijd. Je kunt tot een bepaald bedrag zelf bepalen hoeveel je inlegt en hoeveel risico je neemt.”

In welke pijler een bedrijf een pensioenoplossing organiseert, is afhankelijk van de situatie, zegt Meesman. Vaak moeten bedrijven zich aansluiten bij een pensioenfonds. Maar ook als dat niet hoeft, kiezen veel bedrijven voor een collectieve regeling omdat dit het standaardbeeld is van een pensioen en ze het een beetje eng vinden om daar vanaf te wijken, zegt Meesman. Of een oplossing in de tweede of derde pijler voordeliger is voor een werknemer, hangt af van de voorwaarden van het financiële product. Een combinatie zou ook kunnen.

Maar welke regeling een werkgever ook aanbiedt, het is belangrijk om werknemers daar goed in mee te nemen, zegt Meesman. „Je moet mensen begeleiden. Leg uit waarom je voor een bepaalde regeling hebt gekozen, hoe die regeling in elkaar zit en waar ze met hun vragen heen kunnen.”

Bij de derde pijler komt de betrokkenheid vanzelf

De derde pijler wordt steeds populairder, ziet Meesman. Niet alleen zelfstandige ondernemers, ook veel jonge bedrijven en ondernemingen, bijvoorbeeld in de techwereld, kiezen voor een pensioenregeling binnen de derde pijler. „Collectieve pensioenregelingen zijn vaak ingewikkeld, daar hebben deze bedrijven geen zin in”, zegt Meesman. „Zij kiezen er daarom vaak voor om hun werknemers via de derde pijler te ondersteunen bij de opbouw van hun pensioen.” Bijkomend voordeel is volgens Meesman dat werknemers op deze manier meer betrokken zijn bij deze pensioenoplossing, ook voordat hun pensioenleeftijd in zicht komt.

Toch kleven er ook risico’s aan de derde pijler, zegt Plate. „Een derde pijlerrekening faciliteren als werkgever moet je juridisch heel goed regelen: je mag deze premie namelijk niet voor je werknemers betalen. Wat bedrijven dan kunnen doen is hun werknemers een extra beloning geven, waarmee zij zelf hun pensioenvoorziening kunnen organiseren.”

Het nadeel daarvan is dat werknemers het extra budget in de praktijk vaak aan iets anders dan hun pensioenpot uitgeven, zegt Plate. Individuele regelingen binnen de derde pijler vindt hij daarom vooral passend voor zelfstandige ondernemers.

Maar ook als je pensioen geregeld is via een collectieve regeling van de werkgever, is het voor werknemers belangrijk om erbij betrokken te blijven, zegt Plate. „Ook bij een collectieve regeling moet je goed opletten of je pensioen voldoende is – voor een goed inkomen moet de inleg gemiddeld zo’n 15 tot 20 procent van het salaris zijn – of dat je moet bijsparen. Dat kan vaak ook binnen de collectieve regelingen. Mensen snappen gelukkig steeds beter hoe belangrijk dit is, maar werkgevers moeten daarover blijven communiceren.”

Dus

Pensioenen zijn een ingewikkeld, maar ook belangrijk onderwerp. Het is zonde als werknemers of zelfstandigen zich er pas op late leeftijd in verdiepen: eventuele pensioengaten zijn dan nog lastig te repareren. Mensen die een individuele pensioenrekening hebben zijn meer bij pensioenen betrokken, maar zo’n oplossing is niet in alle gevallen voordelig. Het is in ieder geval zaak dat de werkgever voor goede voorlichting over dit onderwerp zorgt, zodat de drempel voor werknemers om zich hierin te verdiepen zo laag mogelijk is.


‘Mijn werk is mijn leven. Werken houdt je jong’

„Ik ben uit 1949, opgegroeid in Den Bosch. Mijn broer ging studeren en het was natuurlijk de bedoeling dat ik zou trouwen en kinderen krijgen. Dus mijn vader bepaalde: geen lange studie, maar Schoevers. Het handboek van Schoevers heb ik nog. Er staan dingen in als: sta op als je baas binnenkomt. Ik heb nooit in mijn leven een uitkering gehad, kon dankzij dat Schoeversdiploma altijd ergens werken, vaak als directiesecretaresse. Maar ik wist: dit is niet wat ik wil tot aan mijn pensioen.

„Ik hield van spinnen, weven, wolverven, en dacht na een paar jaar kantoorwerk: wat zou het leuk zijn om een winkel te hebben! Ik had absoluut geen geld, maar banken deden toen nog niet zo moeilijk. Ik ging langs met mijn plan, ze keken ernaar en het was goed. Met het startkapitaaltje kon ik samen met mijn toenmalige partner in Vlaardingen een pandje kopen, dat we eerst moesten opknappen. Tien jaar heb ik de winkel gehad. Ik verkocht spinnewielen, weefgetouwen, handenarbeidspullen – en toen kwam ook die hele rage van breien. Ik ontwierp zelf patronen voor truien en gaf die mee aan klanten. Ook gaf ik cursussen weven, spinnen, breien en poppen maken – dat laatste was op een gegeven moment heel populair, elke ochtend zat de winkel vol cursisten. Mijn zaak, Pot-Sierlijk, werd nog een keer ‘Winkeltje van de Maand’ in Libelle.

Als backpacker alleen op reis

„Eigenlijk heb ik elke tien jaar het roer omgegooid. Mijn relatie was voorbij en ik wilde wat anders gaan doen, maar wist niet wat. Na verkoop van het winkelpand dacht ik: ik ga eerst eens op vakantie. Ik ging zes weken naar Peru, als backpacker alleen op reis. In het begin voelde dat nog een beetje beschamend, alsof iedereen zou denken: heb je dan niemand? Maar het ging zo geweldig, ik dacht na afloop alleen maar: ik ga weer! Tien jaar lang heb ik vervolgens de hele wereld rondgereisd. Tussendoor werkte ik telkens een paar maanden bij Unilever, dat een grote vestiging in Vlaardingen had, om daarna weer te reizen. Van Zuid-Amerika tot Azië tot Antarctica en vele wereldsteden – het was fantastisch.

„In die tijd studeerde ik ook Cultuurwetenschappen op de Open Universiteit. Ik had met de studie geen beroepsperspectief, maar ik wilde het per se, puur voor mijn eigen ontwikkeling. Na tien jaar was ik afgestudeerd.

„Toen ik 48 was, besloot ik, mijn vaders woord indachtig – ‘Je moet wel altijd voor jezelf kunnen zorgen’ – dat ik een vaste baan wilde. Dat werd het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam, waar ik fulltime werkte – zoals ik altijd fulltime gewerkt heb – bij het PostAcademischOnderwijs, de congresorganisatie. Het was de goede gewoonte tijdens de congresdagen ook altijd een licht onderwerp in te lassen, iets wat samenhing met het onderwerp maar vanuit een ander beroepsperspectief bekeken. Omdat ik tenslotte kunsthistoricus was, vroeg mijn baas of ik niet iets wilde proberen. Toen heb ik een paar kunstlezingen gegeven die voor artsen onverwacht maar interessant waren, bijvoorbeeld over ‘outsider art’ en ‘Amor, de liefdesbaby in de kunst’. Dat ging hartstikke goed en ik begon te denken aan een eigen bureautje.

Baan opgezegd

„Ik was inmiddels 58, werkte alweer tien jaar in het ziekenhuis en dacht: ik héb dat diploma, ik kán dat – ik ga dat doen! Ik neem gewoon het risico. Want ik wist ook dat ik de eerste tijd niets zou verdienen. Ik heb mijn baan opgezegd, mijn pensioen eerder laten uitkeren en heb die eerste twee jaar alleen maar genetwerkt. Heb alles en iedereen aangeschreven; instellingen, bibliotheken, verenigingen. Ik kreeg een ongelooflijk groot netwerk en gaf zes tot acht keer per week een lezing, van Groningen tot Maastricht. Dat was vaak ’s avonds, soms ook in het weekend. Het was ongelooflijk hard werken, maar zo leuk, zo plezierig, voldoening gevend.

„Toen corona kwam, viel alles stil. Ik heb in die periode heel veel gelezen. Alle tijd hebben en niks kunnen doen, de stilte – dat was soms best eenzaam. Een groot deel van mijn contacten is gerelateerd aan werk. In die tijd werd ik vrijwilliger bij ons Vlaardings Inloophuis voor dak- en thuislozen. Na corona heb ik dat weer wat teruggeschroefd, maar nog steeds kom ik daar zo’n twee keer in de maand. Ik schenk koffie en thee, praat met ze, ben gastvrouw. Af en toe compleet buiten je eigen bubbel verkeren is goed, ik kan het iedereen aanraden.

„Mijn bureautje bleek corona overleefd te hebben! Maar ik ben natuurlijk geen 18 meer, dus je wordt wat selectiever: ik werk nu niet meer ’s avonds, en geef nog zo’n één à twee lezingen per week. Maar ik blijf bezig! Als je minder gaat werken, gaat ook je geheugen achteruit, dus ik houd de gang erin. Voor een zaal staan geeft inspiratie, je moet attent en alert zijn. Werken houdt je jong, het is mijn leven.

„Sinds een paar jaar ben ik me enorm aan het verdiepen in wat lang blinde vlekken waren in de kunstwereld: vrouwen en kunstenaars van kleur. Kijk naar standaardwerken als The Story of Art van Gombrich: alles is wit, westers en man. Ik heb mezelf dat aangetrokken: waarom heb ik daar zelf ook niet aan gedacht? Dus ik ben met een grote inhaalslag bezig, heb hier drie boekenplanken vol met boeken over vrouwelijke en niet-westerse kunstenaars. Ik lees alles. Ik stop niet met werken voor ik de basiskennis op dit vlak beheers. De hele kunstgeschiedenis wordt op dit moment herschreven.

„Ik heb nooit een dwingende kinderwens gehad en heb daar nooit spijt van gehad. Maar het maakt het leven ook wat richtinglozer, niet per se makkelijker. Ik heb zeker leuke relaties gehad, maar ben alweer een tijdje alleen. Een partner mis ik op zich wel. Misschien loopt er ergens nog een leuke vent voor me rond; iemand die net als ik wat van de wereld heeft gezien en een positieve kijk op de wereld heeft.

„Ik voel mij gezond, sport een paar keer per week. Ook heel belangrijk: niet te veel somberen! Al dat geklaag van mensen. Als wij het hier in het rijke Westen al niet naar ons zin hebben, dan mankeren we toch echt wat. Wie ter wereld kan dan wél gelukkig zijn?

„Mijn motto is: ‘The open road still softly calls’. Er is nog zo veel te zien en te doen. Ik blijf nieuwsgierig. Naar alles.”


Twee parttimebanen, moet je die willen combineren?

Dilemma

Als je een parttimebaan vindt waarmee je net niet genoeg verdient, is het dan aantrekkelijk een tweede parttimebaan te zoeken? Of kun je beter gaan ondernemen in de resterende uren?

Geen tweede baan

Je eigen parttime-onderneming voeren in de overblijvende uren is zeker een optie, zegt beleidsadviseur Wim Arie van Zelderen van FNV Zelfstandigen. Dat doet zo’n 6,3 procent van de werknemers, aldus cijfers uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2023.

Maar, zegt hij: „Houd er wel rekening mee dat je zo’n 40 procent van je inkomsten moet reserveren voor de belasting. Binnen je reguliere baan maak je immers al gebruik van een belastingvrije som die je werkgever met je salaris verrekent: je loonheffingskorting.”

Ook heb je met een baan naast je parttime onderneming geen recht op zelfstandigenaftrek, startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling, waardoor een deel van de winst van kleine en middelgrote ondernemers niet wordt belast.

Van Zelderen: „Je voldoet dan waarschijnlijk niet aan het ‘urencriterium’: de eis om minimaal 1.225 uren per jaar aan je eigen onderneming te besteden.”

Wat overigens ook een mogelijkheid is om je inkomsten te verhogen: met je bestaande werkgever onderhandelen over meer uren, salarisverhoging, of extra onkostenvergoedingen. „Die mogelijkheid wordt vaak over het hoofd gezien.”

Een beetje creativiteit kan bij zulke onderhandelingen helpen. Zo regelde Van Zelderen als jonge vader ooit voor zichzelf een bakfiets van de zaak – en daarmee een kostenbesparing – nadat hij zelf de bijbehorende regeling voor zijn werkgever had geschreven.

Wil je graag meer uren werken bij je werkgever, overval je leidinggevende daar dan niet plompverloren mee. „Vraag je baas of jullie om de tafel kunnen gaan zitten om te praten over extra uren. Zo heeft die de tijd om creatief na te denken voordat jullie echt in gesprek gaan.” En onderschat je kansen op succes niet: „Je werkgever snapt ook dat anders het risico bestaat dat er weer een vacature vervuld moet worden.” Eventueel kun je in overleg ook een soort interne duobaan creëren, door er heel andere taken bij te nemen.

Je kunt eventueel aanspraak maken op de Wet flexibel werken, die werknemers na een half jaar het recht geeft meer uren te gaan werken, tenzij de werkgever zwaarwegende redenen heeft om zo’n aanpassing te weigeren. Van Zelderen raadt echter aan eerst in gesprek te gaan. Niet alleen omdat zo’n zwaarwegende reden vaak bestaat – zoals gebrek aan budget – maar ook omdat „het altijd beter is om in goed overleg samen tot een oplossing te komen”.

Wel een tweede baan

„Wat je ook besluit, uiteindelijk gaat het om het vinden van een balans”, zegt Luc Dorenbosch. Hij is, samen met Mark van Vuuren, oprichter van het bedrijf de baaningenieurs, dat werkgevers helpt banen zó in te richten dat (nieuwe) medewerkers er graag in werken. Samen met Van Vuuren schreef hij het boek Tweebaans Werk: hoe banen combineren voor jouw werken kan. „Je moet natuurlijk rekening houden met een bepaalde ondergrens op financieel gebied, maar daarnaast ook vooral datgene doen waar je de meeste energie van krijgt.”

Volgens statistiekbureau CBS hebben 753.000 Nederlanders een combinatiebaan. Zo’n honderdduizend van hen kiezen voor die constructie om financieel rond te kunnen komen. Dat blijkt uit de antwoorden op een vraag die de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2023 stelt naar de reden meer banen te hebben.

Dorenbosch: „Ongeveer een kwart van de werknemers met meer werkkringen zoekt afwisseling in werkzaamheden of contacten, en nog eens zo’n 139.000 van deze werknemers willen zichzelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden. Ongeveer eenzelfde aantal wil geld verdienen voor iets extra’s.”

Hoewel de combinatie van twee banen veel kan opleveren, veroorzaakt die ook ‘gedoe’, zegt Dorenbosch: „Als je twee werkgevers hebt, heb je in principe ook twee wekelijkse vergaderingen, en dubbel zoveel mails die gericht zijn aan de hele organisatie. Dat betekent dat je keuzes moet maken. Wederzijdse flexibiliteit – zowel bij werknemer als werkgever – is daarbij onontbeerlijk.”

Wees in ieder geval zelf transparant: „Zadel de ander niet met vraagtekens op. Wees extreem duidelijk over wanneer je voor wie werkt, en ook over wat je daar doet.”

Dat laatste biedt je werkgever ook de mogelijkheid optimaal te profiteren van al je talenten: „Als je bij je ene werkgever als coach werkt, kan je die vaardigheden mogelijk ook bij de andere inzetten.”

Dus

Twee banen combineren kan veel moois opleveren, mits je goed overlegt met beide werkgevers over je weekagenda. Om die twee banen leuk te houden, moet je week niet volgeplempt zijn met een dubbele lading vergaderingen.

Ook ernaast freelancen is een optie – mits je tarief daar hoog genoeg voor is – net als onderhandelen bij je werkgever over meer uren, salaris of vergoedingen.


Hüseyin: Jennifer is de manager van het gezin, ik de assistent-manager

Jennifer: „Wij wonen met onze kinderen én mijn ouders onder hetzelfde dak. Mijn vader heeft parkinson en kan niet meer zelfstandig wonen. Hij is van Indische afkomst en gewend altijd familie om zich heen te hebben. Dus toen hebben we besloten, tien jaar geleden, mijn ouders in huis te nemen.”

Hüseyin: „Mensen zeggen soms tegen mij: moet je dat wel willen, je schoonouders in huis? Dan zeg ik: ken jij ze wel? Zij hebben ons altijd geholpen toen ze jonger waren, ook met onze kinderen. Jennifers vader is een vader voor mij. Hij kan nu niet meer goed praten, maar hij was altijd al een man van weinig woorden. En hij zou wegkwijnen in een tehuis, dus dit was gewoon de oplossing. Het was niet eens een keuze.”

Jennifer: „We wonen in een voormalig pakhuis in Westzaan. Het kijkt uit over landerijen. Er zijn twee verdiepingen van elk 288 vierkante meter. Mijn ouders wonen op de bovenste.”

Hüseyin: „We zijn allebei in de Zaanstreek geboren en getogen. Ik ben van Turkse komaf. Ook onze dochter Samina van 19 woont hier en onze zoon Alissio van 24 met zijn vriendin, die ook Jennifer heet. Zij hebben trouwens net een huis gekocht.”

Jennifer: „We hebben een familiebedrijf in haarwerk. Ik was oorspronkelijk kapster van beroep. Ik ben mijn carrière begonnen bij een haarwerkbedrijf in Bussum. Na zes jaar ben ik voor mezelf begonnen. Ik werk veel met vrouwen die haaruitval hebben vanwege medische redenen. Dat varieert van alopecia tot hormonale problemen, bepaalde medicatie of chemotherapie. En we hebben ook klanten die haarwerk willen om een cosmetische reden, zonder medische oorzaak. Ons haarwerk wordt op Bali gemaakt, waar ik elk jaar heen ga, en het haar komt bijvoorbeeld uit India.”

Verkeersongeluk

Hüseyin: „Ik had mijn eigen bedrijf in keukeninstallaties, totdat ik een verkeersongeluk kreeg. Een auto ramde me van achteren terwijl ik voor het stoplicht stond. Sindsdien kan ik geen koelkasten meer de trap op tillen. Dus nu werk ik bij Jennifer in het bedrijf. Ik doe van alles, van administratie tot klanten te woord staan. Het was wel even wennen om achter een bureau te zitten, want ik ben geen stilzitter. Maar er zijn ook voordelen.”

Jennifer: „Onze dochter, zoon en schoondochter werken ook allemaal voor het familiebedrijf.”

Hüseyin: „Dus ik zie ze nu veel meer dan vroeger. Toen miste ik veel van het gezinsleven. Dat kan ik nu inhalen. We zijn hechter dan vroeger.”

Jennifer: „Het leek wel even spannend om allemaal in hetzelfde bedrijf te werken en elkaar dan thuis ook weer allemaal tegen te komen, maar het gaat prima. Het is juist heel gezellig!”

Hüseyin: „Ik installeer nu de keuken in het nieuwe huis van mijn zoon. Dus ja, dan trek ik mijn oude overall aan. En dan kan iedereen aan me zien dat ik dat wel weer even leuk vind.”

Pruik passen

Jennifer: „Onze klanten komen hier op het bedrijf hun pruik passen. Dat gaat een op een met een van ons, in een aparte ruimte. Die privacy vinden onze klanten belangrijk – vooral natuurlijk als het iemand is die ziek is. We scheren vaak ook hun eigen haar af en zetten dan meteen het haarwerk op.”

Hüseyin: „Het bedrijf is een geoliede machine. Ik dacht vroeger weleens: vrouwtje, wat ben je nou druk bezig, 80 tot 90 uur per week werken, om een droom na te jagen. Maar het is gelukt.”

Jennifer: „Ons geheim? Iedereen moet gewoon naar mij luisteren. [lacht] Maar nee, het is niet ingewikkeld om samen te werken als familie. Ik heb gewoon een leuk gezin, dus het gaat hartstikke goed.”

Hüseyin: „Iedereen heeft een eigen taak.”

Jennifer: „Mijn werk is leuk, dus ik heb niet het idee dat ik naar mijn werk ga. Maar het is soms zwaar. Vrouwen die hier komen hebben meestal één of twee dagen tevoren te horen gekregen dat ze kanker hebben en aan de chemo moeten. En het eerste dat een vrouw dan denkt, negen van de tien keer, is: dan ga ik mijn haar verliezen. Wij kunnen verder natuurlijk niets doen, maar we kunnen er wel voor zorgen dat ze zichzelf terugzien als ze in de spiegel kijken. Maar het kan heftig zijn, vooral als het jonge vrouwen betreft. Soms zijn ze nog in de 20. Dat grijpt me wel aan. Ik heb ook weleens iemand gehad met borstkanker die in Nederland was opgegeven. Toen heeft ze in Duitsland haar eigen behandeling betaald en nu is ze genezen. Maar ik zie wel verschil met 25 jaar geleden. De kansen op langer leven zijn veel beter geworden.”

Hüseyin: „Alissio deed altijd aan karate en is nu fanatiek aan het boksen. Het is een kolossale vent geworden. Ik ben trots. Binnenkort heeft hij zijn eerste wedstrijd.”

Jennifer: „Samina is al jaren Nederlands kampioen karate. Ze vecht vooral buitenlandse wedstrijden. We zijn net in Polen en Parijs geweest. Eind deze maand vecht ze op Cyprus en in Dubai. Tot voor kort bracht ik haar elke dag naar trainen. Sinds kort heeft ze haar rijbewijs, dus hoeft dat niet meer.”

Hüseyin: „We hebben geen hulp in de huishouding. Ik denk dat ik het beter doe.”

Jennifer: „Ik kook meestal.”

Hüseyin: „Jennifer is de manager van het gezin. Ik ben de assistent-manager.”

Jennifer: „Maar ik ben geen bazige baas.”

Hüseyin: „Mensen vragen mij weleens hoe ik dat vind ‘als man’, of ‘als Turkse man’. Maar nee, daar heb ik geen moeite mee.”

Jennifer: „Ik denk dat vrouwen in de meeste huishoudens wel de beslissingen nemen.”

Hüseyin: „Als je een man laat beslissen, gaat er niet veel gebeuren. Vroeger stribbelde ik nog weleens tegen, maar dan zie je dat het uiteindelijk toch op haar manier gaat.”

Jennifer: „Onze droom? Een huis op Bali, of in elk geval daar langere periodes zijn. Die wens willen we in de nabije toekomst realiseren.”


Kan de bedrijfscommunicatie nog via WhatsApp?

Dilemma

In aanloop naar de inauguratie van Donald Trump probeerde menig techmiljardair in zijn gratie te komen door Trump welgevallig beleid aan te kondigen. Meta-oprichter en -baas Mark Zuckerberg deed dat door in een video te vertellen dat de „censuur” op zijn platformen de afgelopen jaren is doorgeschoten. Zijn bedrijf gaat daarom stoppen met de externe controle van feiten en omstreden inhoud minder streng modereren.

Die beslissing heeft een hoop gebruikers van Meta-dochter WhatsApp doen overstappen naar Signal en discussies over het gebruik van WhatsApp op de werkvloer nieuw leven ingeblazen. Kan dit platform nog veilig ingezet worden voor bedrijfscommunicatie?

Zoek een alternatief voor de zakelijke communicatie

„Op dit moment is WhatsApp zowel een heel handig als een riskant communicatiemiddel voor bedrijven”, zegt Ned Gammell. Hij is binnen Quinyx – een bedrijf dat een workforce management-app maakt, voor onder meer roosters en interne communicatie – verantwoordelijk voor het begeleiden van bedrijven bij het optimaliseren van hun communicatie.

Uit een onderzoek dat Quinyx vorig jaar uitvoerde onder 12.500 werknemers in verschillende landen blijkt dat 74 procent van de ondervraagden in Nederland WhatsApp het meest gebruikt als communicatiemiddel. Dat is hoger dan in Duitsland (71 procent) en het Verenigd Koninkrijk (57 procent). „De respondenten zeiden dat ze WhatsApp het handigste middel vinden om met een groep te communiceren. En het werkt ook goed voor werkgerelateerde zaken, zoals diensten ruilen.”

Hoe handig en populair de app ook is, er kleven wel risico’s aan, zegt Gammell. Hij noemt bijvoorbeeld de werk-privébalans. „Is het gepast als een werkgever na werktijd nog berichten stuurt? In sommige staten in de Verenigde Staten is dat zelfs illegaal.”

Andere risico’s van WhatsApp zijn volgens hem de koppeling aan het telefoonnummer, waardoor iedereen in een werkgroepschat toegang heeft tot alle nummers, en de situatie waarbij oud-werknemers toegang houden tot een groepschat. „Dat kan een risico zijn, bijvoorbeeld als er gevoelige informatie wordt gedeeld.”

En daarbij komt dat WhatsApp niet aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) voldoet, zegt Sander van der Waal. Hij is onderzoeksdirecteur bij Waag Futurelab, dat al dertig jaar onderzoek doet naar technologie vanuit maatschappelijk perspectief. Amerikaanse bedrijven hanteren andere regels over gegevensverzameling, legt hij uit. Zo kunnen de metadata van WhatsApp en andere Meta-platformen ingezien worden door Amerikaanse inlichtingendiensten (niet de inhoud, die is end-to-end encrypted).

Gammell adviseert daarom te zoeken naar een communicatiemiddel dat even gebruiksvriendelijk is als WhatsApp en specifiek geschikt voor zakelijke communicatie. Het is volgens hem aan werkgevers om daarin het voortouw te nemen en een alternatief aan te bieden. Het uitgangspunt daarbij moet de behoefte van de (zowel jonge als oudere) werknemer zijn.

Nee

Van der Waal is stelliger: bedrijven kunnen WhatsApp niet meer gebruiken. „Eigenlijk kan het al niet meer sinds 2021, toen Meta, het moederbedrijf van onder meer WhatsApp, Facebook en Instagram, een beleidsverandering aankondigde. Door die verandering konden data voortaan gedeeld worden tussen de platformen: wat je in WhatsApp typt, kan gekoppeld worden aan je account op Facebook en Instagram.”

Een paar jaar later liet de vorige staatssecretaris van Digitale Zaken, Alexandra van Huffelen (D66), officieel uitzoeken of WhatsApp aan de AVG voldoet. Maar met de negatieve conclusie is weinig gedaan: beleidsveranderingen kosten tijd, zegt Van der Waal. „En het is lastig om wetgeving op dit vlak af te dwingen. Zolang een toezichthouder niet optreedt en er geen rechtszaken worden aangespannen, kunnen bedrijven als WhatsApp hun diensten blijven aanbieden. En dat is extra risicovol nu Trump aan de macht is gekomen.”

Dat mensen en bedrijven toch nog massaal gebruikmaken van WhatsApp, komt volgens Van der Waal voor een deel voort uit onwetendheid – ze snappen niet wat er precies gebeurt bij het gebruik van WhatsApp – en voor een deel uit gebruiksgemak. Ze kennen WhatsApp al, gebruiken het ook privé en ervaren een drempel om over te stappen. Maar nu de bewustwording rondom de risico’s groter wordt en mensen niet meer geassocieerd willen worden met het platform, Trump en de manier waarop Zuckerberg zich met hem vereenzelvigt, ziet Van der Waal – op basis van gesprekken met bedrijven en individuen – een verandering. „In 2021 zagen we een golf van overstappers, maar die golf is nu veel groter, en omvat ook meer zakelijke groepen.” Signal meldde eind januari een forse stijging in het aantal downloads en staat bovenaan de lijsten in de Apple App Store en de Google Play Store. Precieze cijfers geeft de app niet.

Signal is wat Van der Waal betreft een geschikt alternatief. „Het is een non-profitorganisatie en veel veiliger. Er worden minder data gegenereerd, de data worden vervolgens niet gebruikt, en je zou – voor de techneuten onder ons – de broncode en de server kunnen controleren, want het is open source. En het is gebruiksvriendelijk: alles wat je in WhatsApp doet, kan daar ook.” Waag Futurelab roept mensen daarom al jaren op om over te stappen. „Ik vind het eigenlijk onbegrijpelijk dat bedrijven nog intern WhatsApp gebruiken.”

Dus

Het is tijd om over te stappen. De risico’s die aan WhatsApp kleven – van het verstoren van de werk-privébalans tot gevoelige bedrijfsinformatie die ingezien kan worden door Amerikaanse inlichtingendiensten – zijn heel groot. Signal is wat privacy betreft een goed alternatief, al kan ook daar de werk-privébalans in het geding komen als een werknemer zowel voor privé- als voor zakelijke contacten overstapt. Een werkgever kan ook zoeken naar een alternatief dat alleen geschikt is voor de zakelijke communicatie, zodat privé en zakelijk gescheiden blijven.


‘Die negen-tot-vijf-dagen voelden heel… burgerlijk’

Arno: „Ik ben geen voice-over geworden omdat ik nou zo’n bijzondere stem heb. Het inspreekwerk kwam toevallig op mijn pad. Ik werkte als jonge editor bij een nieuwe zender: SBS6. Ik had een video-item gemaakt waar een voice-over bij moest, maar het programma was die vergeten te boeken. Toen heb ik mijn vinger opgestoken en gevraagd: zal ik het eens proberen? Dat programma was Hart van Nederland en sindsdien ben ik altijd gebleven. Dat is nu bijna dertig jaar geleden.”

Mieke: „Lang alweer hè? Hij was negentien toen-ie begon.”

Arno: „De basis van voice-overwerk is het vertellen van kleine verhaaltjes, op zo’n manier dat je de kijker echt meeneemt in plaats van dat je het opleest van het papier. Hoe ik dat doe, is moeilijk uit te leggen. Het is een bepaalde pose, een houding die je aanneemt. Mijn Hart van Nederland-stem is iets steviger dan mijn normale stem; er zit een bepaald sprankeltje bij.”

Mieke: „Op televisie klink je enthousiast over voetbaluitslagen, terwijl je er in werkelijkheid niks mee hebt.”

Arno: „Ik heb boven op zolder een studiootje waar ik mijn teksten opneem. Dat doe ik als zzp’er: ik spreek video’s in, voicemails, bedrijfsfilms. Ook coach ik collega’s in voice over-werk. Maar het grootste gedeelte werk ik voor Talpa, daar heb ik een vast contract, als enige voice-over van Nederland! Daar zijn mijn collega’s wel eens jaloers op. Ik spreek de teksten in voor VT Wonen, De grote verbouwing, De grote verhuizing en dus Hart van Nederland. Voor dat programma heb ik dienst op maandag, dinsdag, vrijdag en zondag, zowel bij de vroege als de late editie. Ik klok vanaf drie uur ’s middags in, thuis of op de redactie, en dan verschijnen druppelsgewijs de items in een mapje op mijn computer. Ik open het, spreek de teksten in, en stuur het weer terug.”

Mieke: „Tussen de twee uitzendingen door hebben we ongeveer anderhalf uur om te eten. Daarna moet Arno weer door.”

Arno: „Hart van Nederland is er 365 dagen per jaar, ook in het weekend en op feestdagen, dus dat heeft best impact op je privéleven. Het voordeel is dat ik het nu al dertig jaar doe en Mieke en ik al… hoelang zijn wij ook alweer samen?”

Mieke: „Bijna 26 jaar.”

Arno: „Ja precies; ik had dat gekke leven al toen Mieke erbij kwam. Wij hebben ons leven daar helemaal omheen geplooid.”

Lastige puzzel

Mieke: „Ik doe qua werk heel iets anders. Ik ben opgeleid als decorateur en heb in die rol lang bij IKEA gewerkt. Maar dat is lang geleden, hoor; ik heb ook een paar jaar helemaal niet gewerkt. Dat had met spitsuur hier in huis te maken. We hebben twee kinderen en omdat Arno op de spitsuur-tijden nog lag te slapen óf aan het werk was, moest ik de ochtenden en de avonden in mijn eentje doen.”

Arno: „Toen moest ik voor Hart van Nederland nog altijd naar Amsterdam, dus ik was laat thuis en moest ook eerder de deur uit.”

Mieke: „Het werd een te lastige puzzel met alle wisselende roosters van Arno als ik ook nog zou werken. Gelukkig konden we leven van alleen zijn salaris; we hebben altijd alles in één grote pot gegooid.”

Arno: „Die tijd had nadelen, maar ook voordelen. Allebei onze kinderen zijn bijvoorbeeld een periode ziek geweest: onze zoon had veel oogontstekingen en onze dochter heeft een jaar in bed gelegen met de ziekte van Pfeiffer.”

Mieke: „Toen heb ik het wel als voordeel ervaren dat ik er voor hen kon zijn.”

Arno: „Een ander voordeel is dat ik door mijn werk juist overdag veel thuis ben. Daardoor was ik betrokken bij eerste stapjes, eerste woordjes – al die ontwikkelingen. Er zijn toch veel vaders die dat moeten missen.”

Mieke: „Ik wilde op een gegeven moment wel weer aan de slag. Toen heb ik me omgeschoold tot onderwijsassistent, nu vijf jaar geleden. Sindsdien werk ik vier dagen in de week op een basisschool hier om de hoek en dat bevalt hartstikke goed. Ik ondersteun alle klassen: van groep 8 tot en met de kleuters. Ik doe ook de administratie en geef twee keer in de week creatieve lessen in onze eigen ‘kunstfabriek’. Van die lessen geniet ik het meest; zeker als je daar kinderen ziet opbloeien die bijvoorbeeld cognitief in de klas niet zo goed meekomen.”

Gek van Disney

Arno: „Naast mijn werk heb ik een aantal persoonlijke passies. Zo ben ik al van kinds af aan gek van Disney. Van de parken, de films, de muziek – eigenlijk alles.”

Mieke: „Een aantal jaar geleden hebben we een mooie camperreis gemaakt van Los Angeles naar Vancouver.”

Arno: „Toen zijn we ook naar Disneyland geweest. Daar hebben we drie dagen rondgelopen.”

Mieke: „Dat vond ik wel een beetje zonde van de tijd. Een dagje vind ik leuk, maar verder is Disney niet per se mijn hobby.”

Arno: „Daarom ben ik in september een paar dagen in mijn eentje naar Disneyland Parijs geweest. Kon ik precies doen wat ik wilde. Top.”

Mieke: „Als ik wil ontspannen van het werk, ga ik in de tuin aan de slag. Ook ga ik wel eens met een vriendin lunchen of naar een museum, maar ik moet zeggen dat ik op dit moment niet heel veel vrije tijd heb. Woensdag hebben Arno en ik onze gezamenlijke vrije dag, maar die is altijd gevuld met praktische dingen: boodschappen doen, naar de kapper, de tandarts. Zaterdag is dan de enige dag met het gezin. Die zaterdagen zijn altijd snel gevuld.”

Arno: „Ik mis door mijn werk in de avonden wel eens een borrel, of een verjaardag – maar dat vind ik niet zo erg. Je zou het door mijn werk niet zeggen, maar ik ben op dat soort gelegenheden altijd ‘de stille’. Dus ik vind het wel prima dat ik dan een excuus heb.”

Mieke: „Het grappige is: Arno heeft een tijd wél van negen tot vijf gewerkt, maar dat voelde voor ons heel raar. Dat voelde ineens heel… burgerlijk. Ik vind het juist leuk dat de dagen zo gevarieerd zijn.”


Hoe ga je om met emotioneel gedrag van collega’s?

Dilemma

Het komt in de beste bedrijven voor. Een collega die onverwachts in huilen uitbarst, of een collega die woedend uitvalt als er iets gebeurt wat hem of haar niet zint. Hoewel er steeds meer aandacht is voor emoties op de werkvloer, vinden collega’s en leidinggevenden emotioneel gedrag vaak moeilijk om mee om te gaan. Hoe kunnen collega’s het beste reageren?

Onderzoek waar de emotie vandaan komt

„Emoties worden nog altijd vaak weggezet als afleidend en ongepast”, zegt Gerben van Kleef, hoogleraar sociale psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Dat betreurt hij, omdat emoties juist heel veel informatie kunnen geven over wat een collega beweegt,

„Als iemand boos reageert op een beslissing, dan betekent dat in ieder geval dat diegene het [werk] heel erg belangrijk vindt.” Hoewel het door collega’s waarschijnlijk niet zo wordt opgevat, is het dus eigenlijk een goed teken, aldus Van Kleef. „Die persoon is in ieder geval niet zo cynisch of afgestompt dat hij of zij denkt: het zal mijn tijd wel duren.”

Bovendien is er bij iemand die zijn emoties uit op het werk vaak echt wat aan de hand, volgens Van Kleef. Dat kan een situatie in de privé-sfeer zijn, of zorgen over de organisatie. „Mensen gaan niet zomaar boos lopen doen of huilen”, zegt Van Kleef. „En als er iets aan de hand is, is het des te belangrijker om te achterhalen wat dat is.”

Het is van belang om te onderzoeken waar de emoties vandaan komen, en dat is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle collega’s, inclusief leidinggevenden, vindt organisatiepsycholoog Marjon Bohré-den Harder. Ze publiceerde vorig jaar het boek Emoties doe je maar thuis over het onderwerp.

In de eerste plaats hebben werknemers zelf een rol in het reguleren van hun emoties, zegt Bohré-den Harder. Volgens haar moeten degenen die een emotie ervaren zich afvragen wat ze eigenlijk voelen – iets wat volgens haar vaak wordt overgeslagen. „Als je kunt benoemen wat je voelt, kun je er ook even bij stilstaan en het onder controle krijgen. Met een paar keer diep inademen of even een rondje lopen ben je al een heel eind.”

Daarnaast kunnen collega’s en leidinggevenden volgens de organisatiespsycholoog een belangrijke rol spelen in het herkennen en benoemen van emotie. „Je kunt bijvoorbeeld vragen: ‘Wat doet dit met je?’” En als er dan niet direct iets terugkomt, kun je zelf proberen dat onder woorden te brengen. „Je kunt vragen of iemand teleurstelling voelt. Ook al is dat niet de emotie die ze voelen, [na zo’n vraag] zijn mensen eerder geneigd te zeggen wat ze wel voelen”, zegt Bohré-den Harder.

Herken en benoem emoties met elkaar

Volgens Van Kleef en Bohré-den Harder ligt de waarde die ons onderwijs en de opvoeding toedichten aan rationele zaken aan de basis van hoe we omgaan met emoties op de werkvloer. We drukken ze weg en verklaren ze ongewenst. Van Kleef spreekt van „(zelf)censuur”, omdat „emoties worden weggezet als iets irrationeels en mensen die emotioneel zijn als mensen die niet helder kunnen nadenken”. Daardoor gelden er in veel bedrijven vaak hele strikte, ongeschreven emotieregels, aldus Van Kleef.

Bohré-den Harder: „Als een kind bang is in het donker, zeggen we: je hoeft niet bang te zijn, in plaats van dat we onderzoeken wat er achter die emotie schuilgaat.” Daarmee geven we eigenlijk de boodschap af dat het niet de bedoeling is naar je emoties te luisteren, aldus Bohré-den Harder. En in de werkcontext gaat het vaak net zo. „Als iemand onzeker is, zeggen leidinggevenden bijvoorbeeld: je hoeft niet onzeker te zijn.”

Volgens Bohré-den Harder is er nogal eens sprake van verwarring tussen de emotie zelf en hoe die wordt geuit. „Als je even boos bent, is daar niks mis mee, maar als je vervolgens iemand de huid volscheldt, is dat niet oké. Die uiting maakt het onhandig en ongewenst.” Het zou volgens haar helpen als collega’s dat onderscheid tussen emoties en de uiting ervan herkennen en benoemen.

Collega’s kunnen luisteren en helpen emoties te benoemen, maar moeten bij een uiting die over de schreef gaat ook grenzen durven stellen, vindt Bohré-den Harder. „Als iemand enorm uitvalt tegen collega’s kun je zeggen: ‘Het is prima dat je boos bent, maar om het zo te uiten is niet oké’”, zegt ze. „Soms hoor je mensen zeggen: jij maakt mij boos. Maar dat klopt niet. Je kunt iemand anders verantwoordelijk houden voor diens gedrag, maar niet voor de emotie die dat bij jou oproept. Daar ben je zelf verantwoordelijk voor.”

Dus

Zet door collega’s geuite emoties niet zomaar weg als onwenselijk, maar toon interesse in hun ervaringen en onderzoek samen waar de emoties vandaan komen. Dat kan waardevolle informatie opleveren. Als je zelf (heftige) emoties voelt opkomen op het werk, kan het helpen jezelf af te vragen waar ze vandaan komen. En verder: weet dat er ongeschreven regels zijn, tel soms even tot tien of haal diep adem.


‘Voorheen wist iedereen wie ik was als ik ergens kwam, nu niet meer’

Sheila: „Op de middelbare school overwoog ik al om naar de hotelschool te gaan. Maar ‘dat deed je niet’ als je ook naar de universiteit kon. En dus ging ik bedrijfskunde studeren in Rotterdam. In mijn studietijd werkte ik in de bediening in een restaurant. Omdat de eigenaar wist dat ik graag kookte, mocht ik in de vakanties de kok vervangen.

„Toch koos ik na mijn studie voor het zakenleven. Ik ging werken bij Procter & Gamble, onder andere in Frankfurt als communicatiestrateeg. In 1997 heb ik een eigen reclamebureau opgezet. Dat heb ik zeven jaar gehad. Toen belde Philips, waar ik op termijn hoofd marketing Consumentenproducten wereldwijd werd. Ik heb er zes jaar gewerkt. In 2012 ben ik gaan werken bij Shift Invest, een duurzame investeringsmaatschappij die durfkapitaal steekt in start-ups. Als aandeelhouder ben ik er nog steeds aan verbonden. Maar mijn hele carrière heb ik in mijn achterhoofd gehad: als alles mislukt, kan ik altijd nog de keuken in.

„En toen viel ik van mijn paard en bleek mijn pols verbrijzeld. Er waren wel vier operaties nodig om de zaak weer een beetje recht te zetten. Ik zat intussen niet stil, hoor. Ik was in die tijd betrokken bij de oprichting van een ziekenhuis voor borstkanker, zat in de raad van toezicht van Luzac en was adviseur van Koninklijke Horeca Nederland. In 2015 ben ik gaan werken bij Europcar in Parijs, waar ik verantwoordelijk was voor internationale innovatie. Ik reisde vaak naar Nederland, naar mijn partner. Maar het koken bleef in mijn hoofd zitten. Toen heb ik mijn baan opgezegd en ben ik gaan studeren aan de Parijse ‘kookuniversiteit’ Le Cordon Bleu. Ik wilde een duurzame kok worden, tenslotte werkte ik al tien jaar bij een duurzame investeringsmaatschappij.”

Reizen per trein

„Dankzij mijn banen in de zakenwereld kon ik mijn hypotheek afbetalen. Dat gaf de mentale vrijheid om mijn leven om te gooien en kok te worden. Ik ben stage gaan lopen in het restaurant van een vriendin in Rotterdam en volgde een cursus vegan koken. Ik kreeg er zoveel lol in dat ik wist: ik wil hiermee door. In 2019 ben ik gaan werken als oproepkok, maar toen kwam Covid. In die tijd heb ik mijn website gelanceerd en ben ik culinair schrijver geworden: onder andere voor het culinaire platform Food Inspiration en voor de website We’re Smart. Ik wilde geen eigen restaurant – dat is me te intensief. Bovendien wilde ik nog heel veel nieuws leren, zoals de transitie naar lokaal en plantaardig koken. Ik word nu ingehuurd als spreker en kook af en toe voor zakelijke gezelschappen. En onlangs heb ik een boek geschreven over duurzaam koken. Ik verdien net genoeg om niet in te teren op mijn spaargeld.

„Ik pendel regelmatig tussen Nederland en Spanje, naar ons huis aan de Costa Brava. Mijn partner verblijft daar een paar maanden per jaar, verder is hij veel onderweg, hij houdt van reizen. Dus zien we elkaar niet elke dag. Maar dat is prima, we hoeven niet bij elkaar te zijn om gelukkig te zijn. In de winter heb ik veel werk in Nederland. Dan kook ik vaak voor bedrijven of geef ik presentaties. In Spanje werk ik dikwijls met een vrouwelijke kok die veel in de natuur of bij mensen thuis kookt. Reizen doe ik per trein, want je kunt niet zeggen dat je een duurzame kok bent en dan veel vliegen. Eenmaal per jaar ga ik met de auto. Dan neem ik onze twee honden mee.”

Weinig spullen

„Ik mis het corporate leven niet. De eerste jaren wel, het was alsof ik mijn ‘sociaal kapitaal’ kwijt was. Voorheen wist iedereen wie ik was als ik ergens kwam, nu niet meer. Dat voelde aanvankelijk wat ‘naakt’, maar dat is overgegaan. Ik ben nu echt een doener, heb minder geduld met praten en vergaderen.

„Geld geef ik uit aan de treinreizen naar Spanje en aan eten bij chef-koks die ik bewonder, maar niet te vaak. Verder heb ik weinig nodig. Ik koop bewust weinig spullen, omdat ik duurzaam wil leven. Ik laat nu veel dingen repareren. Ik koop ook wel eens dure kleding op tweedehandssites, die draag ik dan weer járen. Mijn doel is om zonder één cent dood te gaan.

„Eigenlijk heb ik het nu drukker dan in mijn vorige leven, in de zin dat ik meer tijd aan dingen besteed. Maar er staat minder druk op. Ik heb nu veel meer lol in mijn werk. Ik vind mezelf niet meer zo belangrijk. Ik ben waar ik zijn wil.

„Ik vermoed dat ik het leven als kok nog wel een aantal jaar leuk blijf vinden, het hangt er natuurlijk ook van af hoe fit je blijft. Ik kan me voorstellen dat ik nog een boek ga maken en andere dingen ga schrijven. En ik heb het geluk dat ik een ‘draagbaar’ beroep heb: ik kan ook een half jaar in Mexico gaan koken. Maar bij een terugkeer naar het bedrijfsleven kan ik me niks voorstellen. Misschien ga ik over tien jaar wel in Spanje wonen, dat zie ik dan wel. Daar denk ik nu nog niet over na.”