‘Wij hoeven niet meer op vakantie, we zijn het al’

Caroline: „Tex en ik hebben los van elkaar een avontuurlijk leven geleid. We hebben de halve wereld over gereisd.” Tex: „Ik zat bij de mariniers en ben daarna in de strandtentenwereld beland: in Scheveningen en op Curaçao. Ik bouwde ze op en runde ze. Hard werken, maar ook hard ontspannen.”

Caroline: „Ik kom uit het onderwijs. Mijn ouders vonden zekerheid belangrijk, dus leek het hun een goed idee als ik naar de pabo ging – maar in het onderwijs heb ik nooit op mijn plek gezeten. In de zoektocht naar wat het dan wel was, heb ik veel zeezeilreizen gemaakt. Naar Spitsbergen, de Galapagoseilanden, Fiji, Panama, Barbados… iedere keer kwam ik terug in Nederland en dacht: wat dóé ik hier? Ik miste het simpele leven dicht bij de natuur. Tegelijkertijd voelde ik me op reis weer ontheemd, omdat je ver weg bent van vrienden en familie. Veel jaren wist ik het niet, totdat ik de kans kreeg om mijn eigen veerdienst te runnen: tussen Numansdorp en Willemstad. Op die manier kon ik ook een vrij leven hier in Nederland creëren. Dus heb ik mijn huis in Dordrecht verkocht en kocht er de pont voor terug, plus een andere boot waar ik op kon wonen. Ergens toen kwam Tex in beeld. Wij kennen elkaar al van vroeger, toen we bij dezelfde roeivereniging in Dordrecht zaten. Een gemeenschappelijke vriendin bracht ons vijf jaar geleden weer bij elkaar.”

Tex: „Toen zijn we op Carolines boot gaan wonen, om zo samen aan een avontuurlijk leventje te bouwen.”

Caroline: „De afgelopen jaren hebben we de veerdienst gerund en daarnaast van alles aangepakt: op Tiengemeten een herberg gerund, oude spullen opgeknapt en verkocht onder ons merk Jutter Design, Tex heeft nog op een landgoed allerlei tuinklussen gedaan. Dat is een hectische tijd geweest. Je bent altijd een balans aan het zoeken tussen wat je leuk vindt en waar je geld mee kunt verdienen. Totdat een half jaar geleden het fort op ons pad kwam. Nu voelt het alsof alle puzzelstukken op hun plek zijn gevallen.”

Tex: „Wij zijn de beheerders van Fort Buitensluis in Numansdorp. De pont vertrekt hier onderaan de dijk, dus dat is een perfecte combinatie. Het beheer is vrijwilligerswerk en in ruil daarvoor mogen we hier in het seizoen verblijven in een houten chalet op het terrein. Aan het chalet moest wel wat verbouwd worden, maar gelukkig zijn we allebei handig.”

Vaartochtje

Tex: „De wind, het water, de lucht, de geur, zon of regen; het is hier elke dag anders. Leven op deze plek is een soort lifestyle, waarbij werk, wonen en vrije tijd helemaal in elkaar overlopen. Wij hoeven niet meer op vakantie; we zijn het al.”

Caroline: „Het geld verdienen we met de veerdienst. Exploitanten van een voet- en fietsveer in Nederland krijgen subsidie van de overheid. Ook mogen we de inkomsten uit de kaartverkoop houden. Daarnaast werk ik nog één dag in de week als zzp-schipper op de veerdienst naar Tiengemeten. Daar kunnen we bij elkaar van rondkomen.”

Tex: „Onze eigen pont is een voormalige Duitse sleepboot. Achterop staan de fietsen en aan de zijkant heb je twee banken waar twaalf mensen kunnen zitten. En dan gaan we naar de overkant: van Numansdorp naar Willemstad of andersom. Dat is een stuk van zo’n drie kilometer varen. Dat klinkt misschien saai, maar het is echt een belevenis. Het Hollands Diep is een vrije drukke vaarroute met tankers en binnenschepen – als je daar met je kleine bootje langs vaart, besef je pas echt hoe immens groot die zijn. Als we aanleggen in Willemstad krioelt het in de zomer van de bootjes. Dan is het manoeuvreren en draaien om precies goed uit te komen. De mensen klappen soms als het gelukt is.”

Caroline: „‘Dat heb je vaker gedaan!’, zeggen ze dan.”

Tex: „Dus nee, het is nooit saai. Dat ligt ook wel aan dit type pont. Als je op een grote pont vaart met woon-werkverkeer – een paar meter naar de overkant en dan terug – is dat een stuk vermoeiender. Bij ons zijn de mensen op vakantie; ze hebben zin in een leuk vaartochtje. We varen dan ook alleen in de zomermaanden, 72 dagen per jaar.”

Caroline: „Als Tex vaart, sta ik hier op het fort, dat in het weekend open is. Ik informeer de mensen over de vertrektijden van de pont, ze kunnen een koffietje bij me krijgen en even het fort op lopen. Die combinatie werkt heel goed. Mensen zouden sneller weggaan als ze zien dat het nog een half uur duurt voordat de pont komt.”

Tex: „Het fort doen we nu een half jaar. Daar horen best een aantal taken bij. Onderhoud van het gebouw, onderhoud van het groen, de jachthaven en de kleine camping op het terrein.”

Ordenen en opruimen

Caroline: „Ik doe de financiën en de communicatie en Tex wat meer de technische klussen. Het huishouden doen we samen, al denk ik dat Tex iets meer schoonmaakt dan ik.”

Tex: „Ik ben iets meer van het ordenen en opruimen, ja.”

Caroline: „Hij kookt ook altijd voor me, heel luxe.”

Tex: „Aan het eind van de dag fiets ik naar de super. Dan speur ik naar de producten die bijna over de datum gaan – 40, 50 of 70 procent korting, dan wordt het leuk! Vervolgens is het de kunst daar weer wat creatiefs mee te kokkerellen.”

Caroline: „Het grappige is: als je zo’n leven kiest als dat van ons, dan ga je je geld anders uitgeven. Het draait niet meer om op reis gaan, of sparen voor mooie spullen. We leven als vanzelf goedkoop en zetten alles opzij wat we niet nodig hebben. Een buffer voor een calamiteit of later ons pensioen.”

Tex: „Ik zou niet iets concreets kunnen noemen wat ik nog wil hebben of kopen. Dit leven, ons leven – dat wil ik. Als ik de hele dag achter een bureautje moet zitten, zou ik geloof ik van ellende dood neervallen.”


Moet je baas je altijd kunnen bereiken?

Dilemma

Mijn baas verwacht dat ik ook buiten werktijden op mails en telefoontjes reageer, want dat is volgens haar onderdeel van mijn functieomschrijving. Dat zorgt ervoor dat ik altijd aan sta en maar moeilijk kan ontspannen. Moet ik altijd bereikbaar zijn? En wat kan ik doen om mijn vrije tijd te bevechten?

Man (38), werkzaam in de ggz

Extra regels zijn onnodig

Australië voegde zich onlangs in het rijtje landen die het recht om niet bereikbaar te zijn buiten werktijden in de wet hebben opgenomen. Onder meer in Duitsland en Frankrijk bestaat al zo’n deconnectierecht. In Nederland bestaat dat recht niet, een wetsvoorstel hierover haalde het niet. Onlangs zwengelde vakbond FNV het debat weer aan, door te bepleiten het recht toch wettelijk te verankeren. De bond wees op (mentale) gezondheidsproblemen die kunnen ontstaan door de druk constant bereikbaar te moeten zijn.

Arbeidsrechtadvocaat Han Dunhof vindt het overdreven om het recht niet bereikbaar te zijn expliciet in een wet op te nemen. „In de Arbowet staat al dat je een werknemer niet onnodig psychosociaal mag belasten.” Ook wijst hij op het wetsartikel over goed werkgever- en werknemerschap. „Een werkgever kan er een beroep op doen als hij een werknemer wil bellen, waarvan je mag verwachten dat die ’s avonds bereikbaar is. En een werknemer kan er een beroep op doen als hij in het weekend gebeld wordt, terwijl dat helemaal niet nodig is.”

Alleszins redelijk dus. In de Australische wet wordt een redelijkheidstoets opgenomen. Helemaal onbereikbaar zijn mag niet als dat „onredelijk” is. De urgentie (kan het wachten of niet?) en de vorm (bellen, appen of mailen?) van het contact, en de verantwoordelijkheid die een betrokkene in een organisatie heeft (leidinggevende of niet?) worden daarin meegenomen. „Zo’n redelijkheidstoets zit eigenlijk ook al in onze wet”, zegt advocaat Dunhof, „dus voor nog een wet pleiten, zie ik vooral als symboolpolitiek.”

Grenzen aangeven

In de praktijk blijkt het toch niet gemakkelijk je grenzen aan te geven. Vooral jonge mensen geven aan in hun vrije tijd, zelfs tijdens vakantie, op werkmails of –belletjes te reageren. Schermen met wetsartikelen doen ze niet zo snel.

Jongere generaties hebben vaak moeite met nee zeggen, ziet psycholoog Thijs Launspach. Een belangrijke reden daarvoor blijft volgens hem vaak onbenoemd: de angst voor hun baan die jonge werkenden met flexibele contracten in hun werk ervaren. „Nee zeggen is misschien makkelijk als je veertig bent en een vast contract hebt, maar echt ingewikkeld als je vijfentwintig bent en ergens graag wilt werken, maar een precaire arbeidsrelatie hebt.”

De mogelijkheid onbereikbaar te zijn wordt vooralsnog niet in de wet, maar wel in arbeidsreglementen en collectieve arbeidsovereenkomsten vastgelegd. De cao voor gehandicaptenzorg had in 2020 de primeur. FNV-bestuurder Karim Skalli-Houssaini was destijds hoofdonderhandelaar namens de vakbond. „Omdat er steeds meer van werknemers gevraagd werd, ontstond de behoefte om afspraken te maken over de bereikbaarheid”, herinnert hij zich. Tijdens de coronapandemie liep het personeelstekort in de sector op, en vervaagde de scheiding tussen werk– en privétijd verder.

De cao Gehandicaptenzorg loopt aan het eind van het jaar af en Skalli-Houssaini ziet dat er nog „meters gemaakt kunnen worden over hoe met de afspraak wordt omgegaan”. In de gehandicaptenzorg moet men al extra hard werken door de personeelstekorten. De zorgverleners voelen dan de druk op hun vrije dagen, waarin ze nogal eens benaderd worden met het verzoek te komen werken. „Er bestaat een grote loyaliteit tegenover patiënten, maar ook tegenover collega’s die ze niet willen laten zitten.”

Dat is precies het probleem, weet psycholoog Launspach: „Het gaat niet zozeer om expliciete regels, met name impliciete normen spelen een rol.” En daar moeten werknemers en werkgevers het volgens hem over hebben, zegt hij. „Soms kloppen je veronderstellingen over die normen niet helemaal. Dan is het is een kwestie van een goed gesprek voeren met elkaar. Bij onduidelijkheid is vaak het gevolg dat je altijd on call bent. En dat is ongezond.” Skalli-Houssaini hoopt dat werknemers, gesteund door hun werkgever, hun grenzen durven aangeven: „Want als je gehoor aan dat belletje buiten werktijd geeft, houd je het probleem in stand.”

Een praktische tip luidt vaak: zet je telefoon of je meldingen uit. Maar als je één telefoon hebt, en meldingen toch ziet binnenkomen, „zit het wel in je hoofd”, zegt Launspach. En dan speelt ook je karakter een rol. „Er zijn mensen die bij een beetje stress al behoorlijk van slag raken. Anderen kunnen niet rusten tot al het werk gedaan is. Als je dan in een baan zit waarin er altijd meer werk is, is dat wel een probleem.”

Het is een „complex web” van redenen waarom mensen buiten werktijd met hun werk bezig blijven, zegt Launspach. Werkgevers hebben een grote verantwoordelijkheid om hun werknemers te beschermen „tegen de excessen van de bereikbaarheidseconomie”, stelt hij. „Als je het niet alleen vanuit een morele plicht doet, doe het dan omdat iemand die uitvalt met een burn-out je gewoon ontzettend veel geld kost.”

Dus

Hoewel er in Nederland geen wettelijk afdwingbaar recht is om onbereikbaar te zijn buiten werktijd, zijn er genoeg manieren om dat toch te bereiken. In sommige beroepen kun je je beroepen cao. En hoewel het in niet-vaste arbeidsverbanden natuurlijk lastig is zulke kwesties aan te kaarten, is je werkgever wellicht bereidwilliger om naar je te luisteren dan je denkt. Personeel is schaars en uiteindelijk heeft iedereen baat bij een gezondere balans tussen werk en privé. Ook je baas.


Tjarda Klimp moet vleesgigant Vion uit de rode cijfers halen

De in problemen verkerende vleesgigant Vion gaat flink inkrimpen, werd deze week bekend. Die nieuwe koers zal grotendeels uitgevoerd wordend door een nieuwe baas. Tjarda Klimp (51), nu nog financieel directeur bij Vion, volgt topman Ronald Lotgerink op, die eind dit jaar zal vertrekken.

Wat is Vion allemaal overkomen?

De vleesverwerker breidde begin deze eeuw flink uit met overnames van slachthuizen in Duitsland. Dat ging mis in 2020. Dat jaar brak de Afrikaanse varkenspest uit in Duitsland, waardoor de export van Duits varkensvlees aan banden werd gelegd – nu net het product waar Vion zich op richtte. Daarnaast zegt Vion bij de export last te hebben van concurrentie uit de VS en Brazilië, die hun vlees goedkoper verkopen.

Het leidde tot dieprode cijfers: waar Vion in 2020 nog bijna 53 miljoen euro winst maakte, was dat een jaar later een verlies van 29 miljoen euro. In 2022 was dat aangezwollen tot ruim 108 miljoen euro verlies. Cijfers over 2023 zijn er nog niet, Vion heeft de publicatie uitgesteld tot eind oktober.

Ontevreden aandeelhouders dus?

Nee, ontevreden boeren: Vion is in handen van de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, een vereniging met 11.500 leden in Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Gelderland. Het Brabants Dagblad sprak samen met onderzoekscollectief The Investigative Desk met boeren die klagen over „het verkwanselen van boerengeld”. Ze zijn ontevreden dat het management ook in 2021 en 2022 bonussen uitbetaald kreeg.

Hoe moet Klimp dat rechttrekken?

Vion begon in 2022 al met een ‘verbeterprogramma’. Aangezien Klimp als financieel directeur al sinds 2021 bestuurder is van het bedrijf, is ze daar nu al bij betrokken. De Duitse exportactiviteiten worden flink teruggeschroefd: het leeuwendeel van Vions rundvleesproductie wordt overgenomen door concurrent Tönnies, werd vorige week bekend. En twee varkensslachthuizen gaan naar Erzeugergemeinschaft Südbayern, een lokale speler die al een belang in de slachthuizen had.

Voortaan richt Vion zich vooral op de Benelux. In een persbericht zegt het de ambitie te hebben om „het meest duurzame proteïnebedrijf van Europa te worden”. Zo maakt de vleesverwerker in Leeuwarden ook vleesvervangers die als huismerkartikelen in de supermarkt liggen. In het Brabants Dagblad zegt Klimp dat Vion er „klaar voor is” om de productie uit te breiden, maar dat de vraag daarvoor nog niet hoog genoeg is. Lotgerink zal aftreden zodra de afslanking van het bedrijf voor het grootste deel is afgerond. Een „natuurlijk moment om te stoppen” noemt de vertrekkende topman dat tegenover het Brabants Dagblad.

Wat heeft Klimp voor haar tijd bij Vion gedaan?

De nieuwe topvrouw heeft volgens een persbericht een „sterke agrarische achtergrond en uitgebreide managementervaring” waarmee ze het bedrijf „de volgende fase in zal leiden”. Haar loopbaan laat inderdaad een uitgebreide managementervaring zien, maar op Klimps „agrarische roots” geeft Vion geen verdere toelichting.

Klimp draait al sinds 1998 mee in de wereld van grote concerns. Ze begon haar carrière bij het conglomeraat General Electric, waar ze een trits aan managementfuncties bekleedde. Daarna werkte ze bijna negen jaar bij chemieconcern AkzoNobel, waar ze onder meer financieel verantwoordelijk was voor de verftak. Voor ze overstapte naar Vion gaf ze vorm aan de strategie van biotechbedrijf Corbion. Ook is ze lid van de Raad van Toezicht van Wageningen University & Research.


‘Voor ons begint de dag vaak al om 4 uur ’s nachts’

Susanne: „Ik ben hier opgegroeid op de boerderij. Mijn ouders teelden appels, peren en kersen – elstar, conference en morel. Morellen, dat zijn typisch zure kersen die je goed kunt inmaken voor in vlaai en sap. Mijn broertje, zusje en ik hebben altijd meegeholpen in het bedrijf, maar mijn ouders zeiden ook: zorg dat je goed bent opgeleid en zoveel mogelijk van de wereld ziet. Zelf had ik ook wel het gevoel dat ik me als vrouw in de agrarische mannenwereld extra moest bewijzen. Dus heb ik gezorgd voor een goede basis met een studie bedrijfseconomie in Nijmegen en financieel recht in Rotterdam.”

Lion: „In Nijmegen hebben wij elkaar ontmoet, dat was in 2008. In 2010 zijn we getrouwd en in 2012 zijn we met onze drie maanden oude dochter hiernaartoe verhuisd: het familiebedrijf in Baarlo. In eerste instantie was het niet de bedoeling dat ik een rol zou spelen op de boerderij. Ik heb commerciële en bedrijfseconomie gestudeerd en werkte bij de Rabobank. Al hielp ik Susanne natuurlijk wel eens met klusjes op het bedrijf. Dat vond ik al nooit erg om te doen.”

Susanne: „In de winter van 2017 waren mijn zus en ik bezig met een project: we wilden een grote schuur in de buurt ombouwen tot recreatiewoning. We zaten volop in de verbouwing, toen mijn zus in de winter met zwangerschapsverlof ging – terwijl we de eerste boekingen voor april al hadden staan.”

Lion: „Toen besloot ik mijn baan op te zeggen en die verbouwing over te nemen. Eerst maakte ik als zelfstandig ondernemer ook nog bedrijfsvideo’s, maar ik kwam er al snel achter dat ik niet allebei die banen half wilde doen. Zo kwam het zwaartepunt steeds meer op de boerderij te liggen. Nu werken we er allebei fulltime.”

Susanne: „De fruitteelt is een gekke business. Je hebt met allerlei onzekere factoren te maken waarop je moet anticiperen. Het weer, je personeel, de regelgeving. Dit jaar hebben we bijvoorbeeld veel problemen met onze kersen gehad, omdat de minister opeens besloot dat we het bestrijdingsmiddel tegen de suzuki-vlieg maar één keer in de drie jaar mogen gebruiken. Terwijl die vlieg er natuurlijk gewoon ieder jaar in zit. Daardoor is de oogst dit jaar compleet verloren gegaan. Dus nu zitten we te kijken of we die kersensoort volgend jaar nog wel gaan aanplanten.”

Lion: „Regelgeving op zich is niet verkeerd. Alleen is het dan wel fijn om te weten wat de regels voor, zeg, de komende tien jaar zijn. Nu is het: opeens mag dit niet meer, en hebben wij enorme stress en risico’s die we nergens op kunnen verhalen.”

Susanne: „Daarom hebben we het bedrijf de afgelopen tien jaar anders ingedeeld. We telen nu zes fruitsoorten in plaats van drie, om de risico’s te spreiden. We zijn er recreatie bij gaan doen: we zijn een vergaderlocatie en ondertussen hebben we drie grote vakantiewoningen die we verhuren. Ook zijn we een camper- en caravanstalling begonnen en hebben we sinds dit jaar een vergunning voor een agrarische kinderopvang. Soms zou je haast denken: waarom kiezen we nog voor de fruitteelt met alle risico’s die erbij horen? Maar die fruitbomen zijn wel de basis van het bedrijf en maken bovendien dat dit de meest magische plek van de wereld is.”

Lion: „Alle gasten komen hier aan en zeggen meteen: wauw, wat een plek, en dat fruit dat hier gewoon groeit! Dan zijn ze helemaal in verwondering.”

Kind op het schoolplein

Susanne: „’s Zomers is het druk. Voor ons begint de dag vaak al om 4 uur ’s nachts, als de eerste vrachtwagen komt laden.”

Lion: „De taken op de boerderij verdelen we. In deze tijd van het jaar gaat een van ons met het oogstteam het veld in om te kijken of het product goed van het land komt. De ander zorgt dat de kinderen ontbijten en op school komen. Dan is er tot twee uur even een periode van relatieve rust waarin we we ons volledig op het bedrijf focussen. Daarna haal ik de kinderen van school. Eerst deden we dat om en om, maar dat was niet zo’n succes. Belde de school op: uw kind staat nog op het schoolplein. Dachten we allebei dat de ander aan de beurt was! Ha, toen hebben we afgesproken dat ik het altijd doe.”

Susanne: „Het spitsuur voor ons is de combinatie van werk, school, sportclubjes en eten. Ik denk wel eens: hoe doen andere ouders dit allemaal? Dat de kinderen op tijd gegeten hebben en dan weer met de juiste spullen bij judo, voetbal of volleybal zijn, terwijl ondertussen het bedrijf ook nog doorgaat – dat is iedere keer toch een hele klus, vind ik.”

Lion: „Tussen twee en acht probeer ik vooral stress te vermijden door de belangrijkste taken af te ronden. Alles wat ik daarnaast voor elkaar krijg, is bonus.”

Susanne: „Als de kinderen op bed liggen, zijn we druk met het voorbereiden van de volgende dag. Alles moet klaarstaan, zodat het team meteen aan de slag kan. Ook doen we de mail, werken de boekingen bij voor de vakantiehuisjes, of ik heb een vergadering. Ik zit in twee raden van toezicht en in het bestuur van de Limburgse Land- en Tuinbouwbond.”

Lion: „Susannes vader werkt volop mee in het bedrijf en haar moeder is gastouder, maar werkt ook voor ons. Vrijdag komen mijn ouders hier oppassen; dat doen ze al sinds de kinderen klein zijn. Dan staan lunch en avondeten klaar, mijn moeder strijkt en mijn vader repareert alles in en om het huis wat kapot is. Dat is echt heerlijk! Ze helpen ons enorm.”

Susanne: „Een boerderij is hard werken, maar voor onze kids is het een geweldige plek om op te groeien. We organiseren plukdagen voor het grote publiek, en dan runt onze oudste dochter de boel hier. Ze ontvangt de mensen en legt uit wat ze kunnen doen. Melle, de jongste, heeft dan zijn eigen koffiekraampje en zijn broer Floris staat achter een ijskar die we op Marktplaats hebben gekocht. Staan ze onder één parasol hun spulletjes te verkopen! Dat is toch wel heel schattig allemaal.”


Communicatie is meerrichtingsverkeer

Dilemma

Een leidinggevende die nooit vraagt naar de persoonlijke situatie waarover je hem of haar in vertrouwen nam, een collega die het gesprek tijdens vergaderingen stelselmatig domineert of iemand die vaak onbegrijpelijke mails stuurt: slechte communicatie is met afstand de grootste bron van ergernis op de werkvloer, bleek recent uit een rondgang langs ruim 1.300 werknemers bij acht organisaties. Wat kan een werknemer doen om de communicatie binnen het bedrijf, met een collega of een leidinggevende, te verbeteren?

Iedereen communiceert anders

Juri Hoedemakers, die de rondgang deed, doet promotieonderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam naar waarheidspreken binnen organisaties. Maar liefst 87 procent van de medewerkers die hij ondervroeg, is ontevreden over de communicatie binnen hun bedrijf. „Ze vinden bijvoorbeeld dat er te weinig wordt gevraagd, dat er te veel aannames worden gedaan, dat alleen de mensen met een grote bek aan het woord komen en dat er vaak vergeten wordt uit te leggen waarom een bedrijf bepaalde keuzes maakt.”

Volgens René Drost is communiceren een van de meest overschatte vaardigheden die leidinggevenden denken te hebben. Drost is eigenaar van Bureau HTM, een bedrijf dat trainingen geeft op het gebied van leiderschap, teamontwikkeling en communicatie. „Er zijn veel verschillende typen persoonlijkheden, die vaak uitgedrukt worden in verschillende kleurprofielen. Bij ieder type horen verschillende communicatiestijlen. Het is logisch dat iedere persoonlijkheid van zichzelf vindt dat ze goed communiceren, maar mensen gaan er vaak van uit dat de communicatie bij een ander hetzelfde werkt. En daar gaat het mis.”

Veel leidinggevenden, die vaak binnen het door Drost aangehaalde rode kleurprofiel passen (met eigenschappen als assertiviteit en expressiviteit), vergeten volgens hem regelmatig dat niet iedereen zoveel durft te zeggen of zich zo makkelijk kan uiten als zij. Dat staat effectieve communicatie in de weg. „Het doel van een leidinggevende is om anderen goed te laten functioneren. Daarom moeten ze zich verdiepen in de ander: hoe gaat het met jou, hoe communiceer jij, hoe kan ik jou motiveren?”, zegt Drost.

Tijdens trainingen gaat Drost met teams en leidinggevenden in gesprek over wat hun communicatiestijl is. „Iemand uit het groene kleurenprofiel is vaak wat introverter, maar dat deze werknemer minder snel het woord neemt tijdens een vergadering, wil niet per definitie zeggen dat hij of zij ergens minder verstand van heeft. Als je begrijpt dat mensen anders communiceren, kun je er rekening mee houden.”

Stel communicatieregels op

Aan teams adviseert Drost om vooraf duidelijke communicatie-afspraken te maken, en deze ook meerdere keren per jaar te evalueren. Dat gesprek wordt vaak pas gevoerd als er een probleem is, maar een duidelijke communicatie-etiquette kan dat soort problemen vaak voorkomen. Die afspraken kunnen heel concreet zijn. Bijvoorbeeld: elkaar laten uitspreken, een maximaal aantal minuten gesprekstijd tijdens een vergadering, geen stemverheffingen.

Het kan ook goed werken om aan het eind van een bijeenkomst of vergadering een korte feedbackronde in te bouwen, waarin iedereen zijn visie bespreekt of dat op een briefje schrijft en inlevert, zegt Hoedemakers. „Zo voorkom je dat alleen de dominantere werknemers aan het woord komen en nodig je de introverte mensen ook uit om hun input te geven op een manier die bij ze past.”

Hoedemakers adviseert daarnaast ook goed naar je eigen rol te kijken. „Denk eens na hoe goed je zelf eigenlijk bent in luisteren, en hoe vaak je bij een collega langs loopt om te kijken of je mail goed is aangekomen en of je verzoek duidelijk was. En hoe koppel jij zelf terug als iemand een verzoek bij jou neerlegt?” Communicatie binnen een bedrijf wordt volgens Hoedemakers ook beter als collega’s elkaar vaker beargumenteren waarom ze iets doen, of elkaar daarnaar vragen. „Communicatie is meerrichtingsverkeer, alle medewerkers van een organisatie zijn er samen verantwoordelijk voor.”

Als de communicatie met een collega of leidinggevende ondanks deze adviezen stroef blijft, is het goed om daarover het gesprek aan te gaan, zegt Drost. Dat moet niet midden in een vergadering, maar tijdens een apart moment. „Een leidinggevende is zich er waarschijnlijk niet van bewust dat hij of zij niet is teruggekomen op jouw persoonlijke situatie. Het helpt als je dan vertelt dat je het fijn vindt als iemand aan je vraagt hoe het gaat, hoe spannend dat misschien ook lijkt. Het niet uitspreken van wat je vindt, is heel vaak een van de grootste belemmeringen in de communicatie.”

Dus

Communicatie is veel meer dan praten of mailen: het is ook luisteren, zonder omwegen zeggen wat je bedoelt, vragen stellen, duidelijke instructies geven zonder jargon en uitleggen waarom iets nodig is. Dat doet iedereen op een andere manier, waardoor er ruis kan ontstaan.

De eerste stap is beseffen dat iedereen anders communiceert, en dat iets wat voor jou logisch is, niet hoeft aan te komen bij een ander. Daarover moeten teams gesprekken voeren: hoe communiceren de individuele medewerkers binnen een team en welke afspraken kan het team maken om iedereen zo goed mogelijk tot zijn recht te laten komen. Als dat niet werkt, kan het helpen om met een collega of leidinggevende het gesprek aan te gaan en daarin duidelijk te maken waar jij behoefte aan hebt, zodat ze daar rekening mee kunnen houden.


‘Het zou normaal moeten zijn dat je de rollen eens omdraait’

Jonathan: „Ik heb jarenlang fulltime als chef-kok gewerkt, maar sinds twee jaar ben ik grotendeels huisman. Ik werk nu gemiddeld nog vijf uur per week als chef-kok, op freelancebasis. Ik doe alleen de projecten die ik leuk vind. En met die vijf uur per week verdien ik evengoed nog een modaal salaris.”

Milou: „Ik heb een paar bedrijven en werk zestig tot zeventig uur per week. In plaats van tv-kijken ga ik liever werken.”

Jonathan: „Ik vind het leuk om wat meer van de kinderen mee te krijgen.”

Milou: „Drie kinderen is natuurlijk niet niks. Het is een hoop werk.”

Jonathan: „Als kok ben je hele dagen weg, dus zou ik ze niet veel zien als ik nog fulltime zou werken. En het is ook gewoon een luxe dat ik het kan doen omdat Milou goed verdient met haar bedrijven.”

Milou: „Ik voel me wel verwend, ook omdat Jonathan heel verzorgend is en heel goed kan koken. Zelfs als hij een lunch maakt, krijg je een gepocheerd ei of zo.”

Jonathan: „Is toch niks bijzonders ? Je gooit gewoon een ei in heet water.”

Milou: „Hij kan gewoon niet meer normaal koken. Het heeft altijd een speciaal randje. Alleen al hoe het is opgemaakt. En hij gebruik kooktechnieken waarvan ik niet wist dat ze bestonden.”

Jonathan: „Tsja, ik ben geen kantinejuf.”

Milou: „Ik verdien het meeste met mijn recruitmentbedrijf Cooble. We hebben nu 42 werknemers en helpen bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie officieren te vinden, en Jumbo om filiaalmanagers te werven. Meestal werk ik overdag voor Cooble en ’s avonds voor mijn andere bedrijf. Dat organiseert missverkiezingen, waaronder sinds dit jaar Miss Universe Nederland.”

Jonathan: „Milou is echt een ondernemer. Ze heeft ook nog een bedrijf in catwalkoutfits en damesschoenen met hakken, bijvoorbeeld. Die zit ik soms in te pakken aan de keukentafel.”

Plastic fantastic

Milou: „Missverkiezingen zijn nogal veranderd sinds ik in 2007 voor Nederland meedeed aan Miss Universe. Het is niet meer plastic fantastic, maar een viering van de vrouw. Onze winnares voor Miss Universe dit jaar is bijvoorbeeld moeder, wat vroeger niet mocht. Vorig jaar was de Nederlandse deelnemer aan Miss Universe een transvrouw. Het hangt er natuurlijk ook vanaf wie de verkiezing organiseert. De wereldwijde Miss Universe-verkiezing was lange tijd in handen van Donald Trump. De winnares mocht zijn assistente worden. Tegenwoordig is een van de twee bazen van Miss Universe zelf transgender. Verder worden verkiezingen steeds inclusiever qua leeftijd. Voor volgend jaar hebben wij aanmeldingen van 40-plussers. En de nieuwe Miss Zuid-Afrika is doof. Dus het evolueert wel degelijk.”

Jonathan: „Ik ben niet de héle tijd met de kinderen bezig. Op maandag komen opa en oma. Op dinsdag en donderdag gaan ze naar de crèche. Woensdag is mijn papadag en vrijdag is het mamadag. Maar Milou is vaak weg voor werk, dus dan wordt het alsnog een papadag.”

Milou: „Dat valt wel mee, vind ik! Ik ben er echt wel drie van de vier keer.”

Jonathan: „Maar ik weet iets beter hoe alles moet, dus het is dan toch een ‘mampadag’. Meestal ligt de mental load meer bij de moeder, bij ons is dat andersom.”

Milou: „Soms klagen mijn vriendinnen bij een etentje over hun mannen, dat ze sommige taken nooit doen, en dan denk ik altijd: oh ja, dat doe ik óók niet.”

Jonathan, grappend: „Zij is gewoon de man hier.”

Milou: „Het zou normaal moeten zijn dat je eens de rollen omdraait. Maar dat is het niet. Veel vrouwen vragen me: kun je er wel zijn voor je kinderen? Nou, volgens mij wel. Ik werk grotendeels thuis.”

Jonathan: „Ze gaf borstvoeding tussen de vergaderingen door.”

Milou: „En tijdens de missverkiezingen.”

Jonathan: „Veel mannen vinden het knap dat ik dit kan. Maar ik vind het wel lekker. Ik heb me vroeger het schompes gewerkt. Een tijd lang was ik overdag als vertegenwoordiger vanaf ’s ochtends vroeg op pad en daarna stond ik tot ’s avonds laat te koken in de Beukenhof. Maar goed, ik vind werken óók heel leuk, en ik mis het ook af en toe. Misschien ga ik al over een paar jaar, als de kinderen iets groter zijn, weer volop aan de slag. Ik wil graag mijn eigen restaurant openen.”

Milou: „Mijn werknemers mogen zoveel vakantie opnemen als ze willen en werken waar ze maar willen, als ze hun resultaten maar halen. Sommigen zitten op Bali, dat vind ik geen probleem. Ik werk zelf ook veel thuis, kan mijn eigen tijd indelen. Als het mooi weer is, ga ik een paar uur in de tuin zitten en dan werk ik ’s avonds extra hard om het in te halen.”

Domeinnaam

Jonathan: „We zijn tegenpolen. Ik zou nooit online op flexibele tijden kunnen werken. Ik heb de energie nodig van een fysieke werkplek, zoals een keuken. En de tijdsdruk die erbij komt.”

Milou: „Jonathan maakt de hele dag grappen. Hij is creatief. Soms heeft hij midden in de nacht een idee, voor een nieuw bedrijfje of zo.”

Jonathan: „Maar het verschil is: Milou heeft er dezelfde nacht al een domeinnaam bij aangemaakt.”

Milou: „We gaan allebei om half twaalf naar bed.”

Jonathan: „Ik val meteen in slaap. Milou kijkt eerst nog iets op Netflix, meestal verschrikkelijke series. Over Vikingen, met onthoofdingen en fjordenneukers.”

Milou: „Ik zit nu in mijn Vikingenperiode. Maar ik kijk vooral Love Island, Temptation Island of Married At First Sight.”

Jonathan: „En dan ook van alle landen. Married At First Sight Uganda…”

Milou: „Ik hou van programma’s waarbij ik mijn hersens uit kan zetten.”

Jonathan: „Ons recept? Ik doe mijn ding en zij ook. Je moet elkaar wat gunnen.”

Milou: „Jonathans humor helpt veel. Want met twee jonge kindjes is het soms best zwaar.”

Jonathan: „Maar we hebben een heel mooi leven. We hebben veel geluk.”

Milou: „Ik ben megablij met Jonathan.”

Jonathan: „Ik ook met jou.”


Wees soms zelf ook een bullebak

Dilemma

„Eén collega neemt heel veel ruimte in in de dagelijkse vergadering waarin we de plannen en agenda voor de dag bespreken. Hij vult die vooral met zijn eigen mening over de onderwerpen, geen productieve bijdragen dus. De leidinggevenden gaan erin mee en zeggen er niets van. Ikzelf en andere collega’s storen ons eraan. Hoe pak je dit aan?”

Vrouw (25), naam bekend bij de redactie

Zoek medestanders

„Wij horen heel vaak van vrouwen dat ze hier last van hebben”, zegt Laura Faber, directeur van trainingsinstituut voor diversiteit en inclusie Bureau de werkvloer. Het zou goed kunnen, denkt Faber, dat we binnen een organisatiecultuur van mannen verwachten dat zij vooral het woord voeren. „Van vrouwen vinden veel mensen het doorgaans irritant als ze dat doen, of als ze voor zichzelf opkomen. Dat maakt het moeilijker om als vrouw het woord te nemen in een vergadering.”

Ook vertrouwenspersoon Elly Oude Elferink bij netwerk voor vertrouwenspersonen VertrouwensKracht hoort vaak over soortgelijke situaties op de werkvloer. Voorheen werkte ze jarenlang als hr-manager. „Je ziet vaak dat mensen graag een bijdrage willen leveren en erg gedemotiveerd en gefrustreerd raken als ze niet aan het woord komen.”

Het probleem ligt bij het hele team, zegt Oude Elferink. Je bent er gezamenlijk verantwoordelijk voor dat iedereen aan het woord komt. „Als dat niet zo is, dan moet het hele team in actie komen om voor verandering te zorgen. Want meerdere mensen laten het gebeuren dat zij nooit aan het woord komen.”

De vrouw in kwestie moet daarom op zoek naar medestanders, zegt Faber. Mensen die hetzelfde probleem ervaren en haar bijval kunnen geven tijdens de vergadering. „Je moet samen bespreken hoe je zou willen dat er met elkaar vergaderd wordt. En dat leg je vervolgens voor aan degene die de vergadering voorzit.”

Het kan helpen, denkt Oude Elferink, om voor te stellen om aan het einde van elke vergadering een paar minuten te evalueren hoe effectief er vergaderd is. „Dan maak je een rondje langs iedereen om te horen wat er goed is gegaan in de vergadering en wat er eventueel beter kan.”

Het klinkt volgens Faber ook alsof de leidinggevende zich door de man in kwestie laat overmeesteren. „Daarom kan het helpen om duidelijke spelregels te hebben voor de vergadering. Je kunt bijvoorbeeld afspreken dat de leidinggevende, die vaak ook de voorzitter is, mensen de beurt geeft.”

Wees voorbereid

Het kan voor de vrouw in kwestie ook helpen zich goed voor te bereiden op zo’n vergadering, denkt Faber. „Als je inhoudelijk goed voorbereid bent, dan laat je je minder snel verrassen door een man die vaak aan het woord komt.” Het probleem is namelijk niet alleen dat de man veel ruimte inneemt, zegt Faber, „hij kríjgt die ruimte ook”. Een goede voorbereiding geeft zelfvertrouwen, en dat maakt het makkelijker om zelf vaker het woord te nemen.

„Het is belangrijk om tijdens zo’n vergadering niet bang te zijn en om rustig door te blijven praten als er door je heen gepraat wordt”, zegt Faber. Als vrouw moet je ook zelf die ruimte in gaan nemen. „Laat je niet koeioneren, en stel je niet als slachtoffer op.”

Probeer er ook achter te komen wat de reden is dat deze man zo vaak het woord neemt, zegt Oude Elferink. „Het kan zijn dat de man zichzelf heel graag hoort praten en dat hij vindt dat hij als enige een goede kijk heeft op het werk.” Maar voor hetzelfde geld, denkt Oude Elferink, vindt hij de situatie zelf ook vervelend en baalt hij ervan dat iedereen altijd z’n mond houdt tijdens de vergadering. „Misschien denkt hij wel: ik moet ook altijd alles alleen doen.”

Als de situatie na meerdere pogingen toch niet verandert, is het volgens Faber tijd om de man aan te spreken op zijn gedrag. „Ook dat doe je samen met medestanders, door je goed voor te bereiden met argumenten en niet emotioneel te worden. Helaas is het nog altijd zo dat vrouwen minder serieus worden genomen als ze emotioneel zijn.”

Oude Elferink: „Als het een bullebak-achtige man blijkt te zijn kan het helpen om in overleg met de medestanders eens bullebak-achtig tegen hem terug te doen. Dan moet iemand tijdens de vergadering zeggen: ‘Als jij nou even je mond houdt, dan kan een ander ook eens aan het woord komen.’ Voor dit soort mannen kan zo’n aanpak soms wel helpen.”

Het is wel zaak dat hier verandering in komt, zegt Faber. „Wij zien in de praktijk dat veel vrouwen uiteindelijk besluiten te vertrekken als zo’n situatie te lang voortduurt.” Deze vrouwen zoeken volgens Faber een andere baan of beginnen voor zichzelf, omdat ze zich niet gezien voelen en niet genoeg ruimte krijgen om zich uit te spreken. „Dit zien we vooral bij bedrijven waar de top voornamelijk uit mannen bestaat.”

Dus

Het probleem ligt bij het hele team. Zoek medestanders en maak bespreekbaar wat voor omgangsvormen jullie prettig vinden in een vergadering. Zorg ook dat je zelf inhoudelijk goed voorbereid bent. Wees niet bang om ruimte in te nemen. Gewoon rustig doorpraten. En als niks helpt, dan gewoon een keer bullebak-achtig terug doen.


‘Ik werk hard en dat wordt in Nederland beloond’

Emre: „Ik ben opgegroeid in een stad vlak bij Ankara. Ik heb rechten gestudeerd en stelde me kritisch op tegenover de overheid. Toen ik als trainee op een advocatenkantoor werkte, werd ik net als veel andere juristen in verband gebracht met een groep die verdacht werd van de couppoging in 2016. Onterecht, maar ik werd beschouwd als een vijand. Toen steeds meer rechtenstudenten, ook goede vrienden van me, werden gearresteerd, ben ik in paniek het land uit gevlucht. Via onder andere Albanië, Servië, Qatar, Brazilië en Panama kwam ik iets meer dan twee jaar geleden in Nederland terecht, en heb ik hier asiel aangevraagd. Na negentien maanden in het azc in Zutphen kreeg ik een verblijfsvergunning.

„In afwachting van een woning zou ik eigenlijk nog in het azc moeten wonen, maar via het gastgezinnenproject Take Care BnB heb ik onderdak gevonden bij een meneer in Almere. Hij is zelf dertig jaar geleden gevlucht uit Iran. Mijn gastheer en ik doen veel samen: koken, tafeltennissen, een dagje scooteren, voetbal kijken. Dit huis voelt alsof ik in de hemel woon. Ik heb een eigen kamer, kan in stilte slapen en studeren, heel anders dan in het azc, waar geen enkele privacy was. Ik hield me daar staande met de gedachte dat die periode ooit voorbij zou zijn.”

Master aan de VU

„Ik heb mijn tijd in het azc nuttig besteed: ik heb er Nederlands geleerd uit een tweedehands taalboek en via het YouTube-taalkanaal Goed Bezig. Ook heb ik veel vrijwilligerswerk gedaan: als schoonmaker in de Energiewinkel in Zutphen en bij de informatiebalie van de bibliotheek. De eerste keer dat ik daar kwam, vonden ze mijn Nederlands niet goed genoeg, toen ben ik nog harder gaan studeren en drie maanden later mocht ik wel komen. Ik heb ook aan de kassa van de kringloopwinkel gestaan. Die drie banen deed ik naast elkaar, om maar zoveel mogelijk contact te hebben met Nederlanders en de taal te leren. Ik las kranten en sprak veel met mijn taalmaatjes, bekenden die ik had gevraagd om me te helpen. Hoewel ik nooit een taalcursus heb gevolgd, haalde ik binnen veertien maanden het staatsexamen B2, waarmee je kunt worden toegelaten tot een opleiding. In die tijd heeft een bekende mij voorgedragen als lid van de goededoelenorganisatie de Lions; met hen heb ik op straat tulpen verkocht voor de plaatselijke kinderboerderij en koffiepunten verzameld voor de Voedselbank. Ik denk dat ik de enige vluchteling ben die lid is van de Lions.

„Toen ik eenmaal goed Nederlands sprak, heb ik me ingeschreven voor een Nederlandstalige master rechten aan de VU, maar omdat ik toen nog geen verblijfsvergunning had, kreeg ik geen studiefinanciering en moest ik me weer uitschrijven. Vijf maanden daarna kon ik mijn verhaal doen bij de IND en kreeg ik een verblijfsvergunning. Ik voel nog een adrenalinestoot door mijn lijf gaan als ik terugdenk aan dat moment.

„Toen kon ik alsnog gaan studeren en ben ik ook gaan solliciteren. Dat voelde vreemd, want in het azc werd ik omringd door honderden wanhopige en onzekere mensen. De eerste poging, bij het Openbaar Ministerie in Utrecht, was meteen raak. Maar ik had ook gesolliciteerd bij Vluchtelingenwerk en ook daar werd ik aangenomen. Ik heb voor die laatste baan gekozen, omdat ik inmiddels veel interesse had in het migratierecht en veel wist van de asielprocedure. Ik werk nu sinds maart in het azc in Luttelgeest. Ik geef er leiding aan een team dat vluchtelingen ondersteunt bij hun asielprocedure. Ik wil mijn kennis en ervaring graag inzetten voor die kwetsbare groep, omdat ik weet hoe verschrikkelijk het is om te moeten vluchten.

„Omdat ik nog geen eigen huis heb, moet ik me nog steeds eenmaal per week online melden bij mijn casemanager in het azc hier in Almere. Terwijl ik elke ochtend overleg heb met casemanagers van vluchtelingen op mijn werk. Ik ben mijn eigen cliënt, zogezegd. Een gekke situatie. Ik sta op een wachtlijst voor een woning in Putten. Ik heb nooit een uitkering gehad en betaal nu ook belasting. Dat wilde ik graag en daar ben ik trots op.”

Lezingen en sportschool

„Ik werk vier dagen per week, daarnaast geef ik lezingen over de asielprocedure en mijn eigen ervaringen op scholen, ministeries en bij andere organisaties. Verder ga ik drie tot vier keer naar de sportschool om te bodybuilden. Ik doe regelmatig iets leuks met Nederlandse en Turkse vrienden of ga naar mijn familie in Delft. Mijn vader is ook politiek vluchteling en mijn moeder, broer en zusje zijn naar Nederland gekomen in het kader van gezinshereniging. Ik ben ook naar Berlijn en Brussel geweest, want overal in Europa heb ik vrienden die net als ik Turkije moesten ontvluchten. Deze zomer ben ik met mijn familie naar Normandië geweest, de eerste gezinsvakantie sinds tien jaar.

„Ik maak geen langetermijnplannen meer. Ik houd er altijd rekening mee dat het leven plotseling op zijn kop kan komen te staan. Daarom koester ik de vrijheid en de veiligheid die ik in Nederland heb gevonden. Ik zou hier graag weer advocaat worden, maar eerst wil ik me verder verdiepen in het internationale asielrecht en wat meer bestuurlijke ervaring opdoen. Ik denk dat ik veel kanten op kan. Ik werk hard en dat wordt in Nederland beloond, dat waardeer ik enorm.”


De zomerdip kan je zinvol vullen

Animatie Roland Blokhuizen

Dilemma

In de zomermaanden kan het rustig zijn op de werkvloer. Collega’s gaan op vakantie, maar jij bent aan het werk. Alleen is er weinig te doen, nu klanten wegblijven of projecten stilliggen. Hoe ga je om met de lege werkagenda?

Tijd om te reflecteren

Twintig jaar lang had Roosmarijn Vos een kinderkledingwinkel in het centrum van Amsterdam, voordat ze businesscoach werd voor ondernemende vrouwen. Zodra in juli de zomervakantie begon, bleven ouders met hun kroost weg. Toeristen vulden de leemte maar mondjesmaat. „Ik dacht: hoe kom ik de zomer door? Het personeel moest betaald worden, de huur was hoog, de omzet lager.”

Na verloop van tijd begon ze het patroon te herkennen, en wist ze: die dip, dat ligt niet aan mijn ondernemerskwaliteiten. „Ik ging de periode gebruiken om te reflecteren op het afgelopen jaar. Dat doen weinig mensen”, zegt Vos. „Als je stil gaat zitten en afwachten, ga je de verveling tegemoet. Door te reflecteren leer je over jezelf en kun je vooruitkijken.”

Want die verveling ligt in de rustige zomermaanden op de loer, zegt ook George Hambarian, bedrijfsarts bij arbo-organisatie Laboritas. En dat kan zelfs uitmonden in een zogeheten bore-out, wat erg lijkt op een burn-out.

Door te reflecteren leer je over jezelf en kun je vooruitkijken

„Bij die laatste ben je meestal overspannen door overprikkeling”, legt Hambarian uit. „Mensen hijgen in je nek, het voelt alsof je beschikkingsrecht buiten jezelf is geplaatst.”

Bij een bore-out is dat juist niet het geval: „Je hebt een oplopende spanning door onderprikkeling van buitenaf. Daardoor prikkel je jezelf juist te veel. Je gaat kauwen op wat je moet doen, op wat je doet, waarom je het doet. Het is een gebrek aan voldoening.”

Een logisch gevolg is dat mensen na de zomerperiode naar hun baas stappen met de vraag om promotie, of besluiten om ergens anders aan de slag te gaan, zegt Hambarian.

Dat hoeft niet in alle gevallen een probleem te zijn. Misschien is diegene elders wel beter op z’n plek. Maar zowel werknemer als werkgever kan voorkomen dat de verveling omslaat in een bore-out en zelfs in uitvallen van personeel, zegt Hambarians collega Marieke van Mierlo. „Een voorbeeld is teruggaan naar halve werkdagen, als er toch minder te doen is. Als er dan weer meer werk is, zijn mensen meestal bereid een stap extra te doen.”

Blijf ondernemen

Tegelijk kun je zelf vragen om meer werk, zegt Van Mierlo. „Maar niet iedereen durft dat.”

Het is volgens haar dan ook de taak van een manager om, voordat die zelf op vakantie gaat, afspraken te maken met het personeel. „Wat ga je de komende tijd doen? Wat kun je al voorbereiden voor de periode vanaf september, als alles weer in full swing is?”

Anders is dat voor ondernemers of zelfstandigen, die in de lege maanden hun omzet en inkomsten zien dalen. Het is daarom belangrijk een jaarplan te hebben, zegt Vos.

„Ook als businesscoach heb ik zo’n plan. Ik weet dat ik in bepaalde maanden meer omzet kan genereren, en in de zomermaanden minder. Dat fluctueert gewoon.”

Toch kun je voorkomen dat je werk te rustig wordt. „Wees creatief: als je bijvoorbeeld een winkel hebt, denk dan na over hoe je toch mensen naar je winkel kan krijgen. En ga met de klanten die er wel zijn in gesprek, zorg dat zij meer kopen. Je hebt de tijd, dus je kan ze meer in de watten leggen.”

Als werkgever kun je eveneens creatief zijn in het bedenken van werkzaamheden, zegt Van Mierlo. „Vraag bijvoorbeeld het personeel dat niet op vakantie gaat of zij de organisatie van een ‘welkom-terug-event’ in september op zich willen nemen. Zowel de organisatie als het evenement zijn goed voor de teambuilding.” Ook een cursus volgen, in bijvoorbeeld tijdmanagement, is een goede manier om een lege agenda toch zinvol gevuld te krijgen.

Volgens Vos is de zomerperiode perfect om inspiratie te vinden voor de periode erna: „Praat met iedereen die het normaal te druk voor je heeft.”

Dat kunnen andere freelancers zijn, je baas of je collega’s. „Je bouwt aan je netwerk, je kan leren van waar anderen tegenaan lopen, je helpt elkaar.” Van Mierlo spreekt van een interne roadtrip langs andere afdelingen om collega’s beter te leren kennen.

Dat kan volgens Hambarian ook weer helpen bij de zingeving aan werk, en daarmee bijdragen aan het voorkomen van een bore-out: „Je ontmoet dan die vier collega’s die in de weer gaan met het rapport waarvan jij altijd dacht dat het in een la was verdwenen.”

En als dat je allemaal niets lijkt? „Pak gewoon lekker vakantie, zonder schuldgevoel”, zegt Vos. Zelfs als je zelfstandige of ondernemer bent, moet je jezelf dat kunnen gunnen. „Dan kijk je gewoon of je in de maanden voor of na de zomerperiode wat extra’s kan doen. Bovendien: juist in de vakantie doe je nieuwe inspiratie op. Lekker met je notitieblokje aan het strand.”

Dus

Ook al zijn alle vergaderingen geannuleerd en krijg je niemand te pakken voor het project, je kan genoeg verzinnen om je dag of die van je werknemer een zinvolle invulling te geven. Een bedrijfsbarbecue organiseren, informele koffiegesprekken voeren of een cursus volgen.

De zomerperiode vraagt wel om wat planning. Denk dus van tevoren na over de gevolgen voor je takenpakket of inkomsten. En als het dat te veel stress oplevert, misschien volgend jaar wel in de zomer op vakantie?


‘Nu eten we elke avond om zes uur thuis’

Bart: „We houden ervan vroeg te sporten, nog vóór het ontbijt. Vroeger gingen we elke dag samen naar crossfit, sinds we kinderen hebben doen we het om en om.” Bart: „We krijgen er energie van. Het werkt de hele dag nog door.”

Tamar: „Als je een week niet gaat, merk je toch dat je minder lekker in je vel zit.”

Bart: „Wij vinden de ochtend het beste moment om te sporten. Anders kan er altijd wat tussen komen, waardoor het toch niet lukt. Ik heb vaak lange dagen op het werk.”

Tamar: „We wonen in Heemstede en werken allebei op de Zuidas. We kunnen dus samen naar het werk rijden.”

Bart: „Dat is heel gezellig.”

Tamar: „Als consultant bij Deloitte adviseer ik banken bij het maken van risicoanalyses en het naleven van relevante regelgeving. Ook werk ik mee aan het jaarlijkse Deloitte-onderzoek naar de financiële gezondheid van Nederlanders.”

Bart: „Ik ben financieel consultant bij EY. Als een bedrijf een ander wil overnemen, maak ik als het ware een bouwkundig rapport, maar dan in financieel opzicht.”

Bart: „Van 2016 tot 2018 hebben we in Australië gewoond. Dat was geweldig.”

Tamar: „Eerst woonden we in Sydney, in de stad. Allemaal leuke cafeetjes en koffietentjes.”

Bart: „Het tweede jaar woonden we aan Bondi Beach, het bekendste strand van Sydney. Als expat maak je veel vrienden: mensen die dezelfde mindset hebben en met wie je leuke dingen onderneemt. Weekendjes weg, feestjes. Alles is nieuw.”

Tamar: „Op twee uur rijden van Sydney ligt een prachtig natuurgebied. In Australië zijn we gewend geraakt veel te sporten. ’s Ochtends gingen we naar HIIT, high intensity interval training. En we gingen surfen en zwemmen in zee, ocean swims.”

Bart: „Maar we wilden graag kinderen, dus we dachten: waar zullen we ons gezin stichten? Toen hebben we voor Nederland gekozen, omdat onze familie hier woont.”

Tamar: „Had die in Sydney gewoond, dan waren we daar zeker gebleven!”

Bart: „Vanaf maart 2019 woonden we weer driehoog in Amsterdam.”

Tamar: „In het begin was het erg wennen. De eerste winter was zwaar. Toen kwam corona. En toen werd onze eerste geboren. Het is een heel ander leven. Je hebt opeens veel meer verantwoordelijkheid. Maar we waren eraan toe, we waren erop ingesteld.”

Bart: „Je hebt opeens een heel ander ritme. Vroeger zat ik vaak tot elf uur ’s avonds uur op kantoor. Nu eten we elke avond om zes uur thuis. Daarna is het nog even spelen en boekje lezen, en tussen half acht en acht gaan Just en Lott naar bed. Vervolgens klap ik de laptop vaak weer open om nog een paar uur te werken.”

Tamar: „In 2022 zijn we naar Heemstede verhuisd.”

Bart: „Driehoog in Amsterdam was met kinderen niet te doen.”

Tamar: „Ik mis de roering van de stad nog wel.”

Bart: „Maar je bent hier in tien minuten in het centrum van Haarlem. En dat is ook een heel leuke stad.”

Tamar: „Het strand is ook dichtbij.”

Bart: „En inderdaad is het fijn dat de familie dichtbij is. Tamars moeder en mijn ouders komen afwisselend op woensdag oppassen. De kinderen staan altijd te juichen als ze voor de deur staan.”

Tamar: „Het huishouden doen we grotendeels samen. Ik kook het vaakst, omdat ik het leuker vind, voor mij is het ontspanning. Eens per twee weken komt er een werkster, maar als je kinderen hebt, moet je tussendoor ook veel stofzuigen.”

Bart: „En dat doen we allebei evenveel.”

Tamar (glimlachend): „Ik denk dat ik vaker stofzuig.”

Bart: „Misschien 40/60, inderdaad.”

Tamar: „Maar Bart doet de grote klussen.”

Bart: „Schuurtje bouwen, dak isoleren, radiator vervangen. Ik vind het leuk tastbare dingen te doen, want mijn werk als financieel consultant is abstracter.”

Tamar: „Bart doet sowieso altijd iets. Ik kan nog wel eens met een boekje op de bank liggen, maar hij verzint altijd wel iets wat moet gebeuren.”

Thuiswerken

Bart: „Ik werk drie, vier dagen per week op kantoor. Thuiswerken doe ik op dinsdag en/of donderdag.”

Tamar: „Ik heb maandag mijn vrije dag, dan ben ik met de kinderen. Verder werk ik 36 uur, op vier dagen. Woensdag en vrijdag ga ik naar kantoor. Vind het fijn mijn collega’s elke week te zien. Ik zou niet voltijd thuis kunnen werken.”

Bart: „Ik ook niet. Dan word je wel eenzaam.”

Tamar: „Het is leuk om grapjes te maken met je collega’s. Ik krijg daar energie van.”

Bart: „En je begrijpt elkaar beter. Je ziet de lichaamstaal. Voor junior collega’s is de drempel lager je even aan te spreken. Maar werk dat grote concentratie vereist, doe ik liever thuis.”

Tamar: „Ik vind het heel waardevol om die maandag met de kinderen te zijn.”

Bart: „Ik heb minder behoefte aan zo’n vrije dag.”

Tamar: „ We zijn heel tevreden over onze work-life balance.”

Bart: „Ik werk vijftig à zestig uur per week, maar in het weekend werken we niet. Er is een balans, juist omdat we ’s ochtends sporten, wat we leuk vinden, en elke avond van 6 tot 8 met elkaar doorbrengen. Zo doen we toch dingen die we belangrijk vinden en waar we plezier uit halen.”

Tamar: „We zijn nu tien jaar samen.”

Bart: „Getrouwd zijn we niet.”

Tamar: „Daar hebben we geen behoefte aan.”

Bart: „Kinderen hebben is een groter commitment. Maar wie weet trouwen we over tien jaar alsnog.”

Tamar: „Om de liefde te vieren.”