Wat kun je doen tegen verveling?

Dilemma

„Ik heb een baan bij een leuk bedrijf, ga elke dag met plezier naar mijn werk en zie sommige collega’s als vrienden. Ik ben ook blij met mijn salaris. Inhoudelijk mis ik alleen uitdaging in mijn werk: het is heel uitvoerend en eigenlijk niet genoeg om de werkweek te vullen. Ik heb dat een paar keer aangekaart bij mijn leidinggevende, maar er is nog weinig veranderd. Hij wil ook liever niet dat ik het aan de grote klok hang omdat het dan lijkt alsof zijn team te weinig doet. Moet ik het blijven aankaarten of tevreden zijn met mijn fijne werkplek?” (Vrouw, 23, naam bekend bij de redactie).

Maak je baan op maat

Hoewel er veel vaker wordt gesproken over overbelasting en het risico op een burn-out, zijn een gebrek aan uitdaging, verveling en onderbelasting op de werkvloer ook serieuze problemen, zegt Toon Taris, hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht. „Goed onderzoek naar onderbelasting is helaas behoorlijk zeldzaam. We denken wel dat het een risicofactor is en kan leiden tot verloop, ziekteverzuim, stress, een burn-out of zelfs een bore-out.”

Een bore-out is een vorm van extreme verveling op het werk en leidt tot fysieke klachten die vergelijkbaar zijn met burn-outklachten, zoals vermoeidheid, emotionele uitputting en hoofdpijn. Loopbaancoach Marjon Tjepkema ziet deze klachten regelmatig in haar praktijk bij mensen die langdurig onder hun niveau werken. Dat komt veel voor bij hoogbegaafden, waarin Tjepkema gespecialiseerd is, maar niet uitsluitend. „Zingeving is een belangrijk onderdeel van je werk, naast variatie in de werkzaamheden en een inkomen. Als je niet het idee hebt dat je iets waardevols doet, kan dat tot uitval leiden.”

Aan verveling is in veel gevallen gelukkig wel iets te doen, zegt Taris. „Het is makkelijker om invloed uit te oefenen op de uitdaging in je werkzaamheden dan op andere factoren zoals je collega’s of salaris.” Hij adviseert daarom eerst het gesprek aan te gaan met de leidinggevende, om uit te zoeken waar het probleem precies zit: zijn er echt niet meer taken of wil hij geen extra werkzaamheden delegeren omdat hij denkt dat de werknemer het nog niet aankan? „Dat kan een lastig gesprek zijn, maar het schetst wel perspectief.”

En ongeacht de uitkomst van dat gesprek houdt niets je tegen om zelf initiatief te nemen, zegt Taris. „Ga op zoek naar uitdaging binnen de organisatie. Zijn er zaken die blijven liggen? Misschien is er een cursus die je wilt volgen of kun je lid worden van de ondernemingsraad.” Deze zaken helpen ook bij het opbouwen van kwalificaties en zichtbaarheid binnen het bedrijf. „Als je de tijd en de capaciteiten hebt, maak daar dan gebruik van.”

Tjepkema sluit zich aan bij dit advies om te jobcraften: je baan herstructureren zodat deze beter aansluit bij jouw behoeften en talenten. „Kijk waar jouw kwaliteiten liggen en ga dan op zoek naar een project of iets binnen de organisatie waar je aan bij kunt dragen.” Of deze stap van jobcrafting slaagt, hangt volgens Tjepkema af van de inzet van de leidinggevende en het type organisatie. „Bij innovatieve organisaties is vaak veel mogelijk, maar een behoudende leidinggevende kan de boel ook dwarszitten.”

Zoek een andere baan, al is dat ook risicovol

Als maatwerk niet mogelijk is, adviseert Tjepkema een werknemer dringend om op zoek te gaan naar ander werk. „Zingeving is essentieel voor het werkplezier, een gebrek aan uitdaging zou ik daarom echt niet negeren.”

Volgens Taris moet de werknemer een keuze maken: de situatie accepteren zoals het is, of op zoek gaan naar ander werk. „Veel mensen vinden zo’n situatie prima, uitdaging kun je ook buiten je werk zoeken. En zeker bij jonge mensen kan het de moeite waard zijn om nog even te wachten: zij staan vaak te trappelen van ambitie, maar je wordt niet in een keer ceo.” Maar als er al een kiem van ontevredenheid is, is een andere baan binnen of buiten de organisatie misschien een beter idee, zegt Taris, al is dat wel risicovol. „Je weet wat je hebt, maar niet wat je krijgt. Ook ander werk kan tegenvallen.”

Bij het zoeken naar nieuw werk is het belangrijk om je kwaliteiten te onderzoeken en te bedenken wat je precies mist in je huidige werk. Zo kun je op zoek gaan naar werk dat echt bij jou past, zegt Tjepkema. En het is daarbij goed om te beseffen dat de ideale baan zeldzaam is: „Je hoeft niet alles uit die ene baan te halen. Een combinatie is vaak ook mogelijk: bijvoorbeeld een simpele baan voor een paar dagen per week die zekerheid geeft, aangevuld met een ander project, een studie of een onderzoek, vrijwilligerswerk of meer tijd voor je gezin. Als de verdieping niet in je werk zit, kun je dat ook ergens anders uithalen, maar dan moet je wel begrijpen dat het naast elkaar kan bestaan.”

Dus

Uitgedaagd worden in je werkzaamheden is een essentieel onderdeel van werkplezier. Een gebrek aan uitdaging moet daarom aangepakt worden: in eerste instantie door de leidinggevende om extra taken te vragen of door zelf initiatief te nemen om het werk aan te vullen met andere klussen. Dat kan variëren van deelname aan de ondernemingsraad tot een nieuwe opleiding. Als die extra uitdaging niet binnen de huidige functie te vinden is, kan het verstandig zijn om op zoek te gaan naar een nieuwe baan – al draagt dat ook een risico met zich mee. Op een andere plek kunnen de collega’s bijvoorbeeld tegenvallen.


‘Aan spelletjes en LEGO geven we veel geld uit’

Kim: „In 2005 ging ik werken bij Shell, daar werk ik nu bijna twintig jaar. Renno werkte daar al, ook op een HR-afdeling. Op de vrijdagmiddagborrel leerden we elkaar een beetje kennen.” Renno: „We zouden samen een keer gaan tennissen, maar het regende die dag heel hard.”

Kim: „Regen is wel een rode draad in ons leven.”

Renno: „Dus we gingen naar Kims huis, boodschappen doen, filmpje kijken. Ik kookte die avond voor jou. We zaten samen op de bank en, ja, we bleken elkaar wel leuk te vinden.”

Kim: „Best snel daarna ging ik naar India op vakantie, en ik miste hem. Na die vakantie was Renno steeds vaker bij mij.”

Renno: „We besloten samen een huis te kopen. Dat werd Scheveningen, aan de Kanaalweg.”

Kim: „Met twee kinderen werkte dat huis op een gegeven moment niet meer. We hadden alleen een balkon, de onderbuurman had last van gestamp boven zijn hoofd, er reden bussen door de straat. We wilden een rustiger plek, met een tuin. We kochten toen deze eengezinswoning bij Kijkduin, in een straat vol jonge gezinnen. Kinderen kunnen hier op straat spelen.”

Renno: „In 2009 ging ik weg bij Shell. Ik besloot een restaurant te kopen. Dat werd Eetcafé De Parodie, in het Statenkwartier.”

Kim: „Het was handig dat Renno ’s ochtends vrij was, dan kon hij de kinderen doen. Maar het was ook lastig dat hij er ’s avonds bijna nooit was. Hij was toch het gezicht van De Parodie, moest daar wel zijn.”

Renno: „Ik was er voor de verhalen, het vermaak. Maar deed ook gewoon mee met het team, ik droeg een zwart T-shirt net als de rest, je zag aan mij niet dat ik de eigenaar was. Ik maakte ook de wc’s schoon. In de vakanties en de weekenden moest ik altijd werken.”

Kim: „Met twee kinderen werd dat lastiger.”

Renno: „Ik had wállen in die tijd. Ik sliep maar vier à vijf uur per nacht.”

Kim: „In 2016 heb je het restaurant verkocht.”

Renno: „Bij toeval kwam ik bij een wijnproeverij terecht, daar was iemand van wijnwinkel Marius, een begrip in Den Haag. Zij vroeg: waarom kom je ons niet versterken? Mijn ervaring met horeca en gastvrijheid was een pré. Ik ging werken in hun tweede winkel in Wassenaar, en dat doe ik nog steeds. We leveren aan zo’n tweehonderd restaurants, hebben een wijn-/eetcafé. En ik geef wijncursussen en proeverijen.”

Kim: „Kan hij lekker al zijn verhalen kwijt.”

Renno: „Eigenlijk ouwehoer ik de hele dag, meer doe ik niet.”

Kim: „Hij neemt weleens een goede fles mee, of een restje.”

Renno: „We genieten erg van goede wijn.”

Kim: „Ik hou van Valpolicella, dat vindt hij maar niks.”

Renno: „Ik probeer haar een beetje op te voeden. En er geen oordeel over te hebben, haha.”

Kim: Bij Shell ben ik employee relations adviser; ik ondersteun mensen die langdurig in verzuim zitten, of bij conflicten. Ik werk op twee locaties: de chemische fabriek in Moerdijk en in Delftse Poort, tegenover Rotterdam Centraal. Ik werk twee dagen thuis.”

Renno: „Wij hebben geen auto. Wel toen ik nog bij het restaurant werkte, om die vol te laden bij de Sligro. Daarna hebben we hem verkocht.”

Kim: „Zijn ouders wonen om de hoek, we kunnen hun auto lenen. En Greenwheels is overal. We hebben allebei een elektrische fiets.”

Renno: „Ik fiets elke dag naar Wassenaar.”

Woonkamer vol bordspellen

Kim: „Die enorme kast vol spellen, dat is zijn ding.”

Renno: „Voor corona had ik vijf spellen; sinds we hier wonen, met meer kastruimte, is het doorgeslagen. Het zijn vaak oorlogs- en conflictsituaties, Eerste en Tweede Wereldoorlog, Napoleon, nu speel ik een spel over de invasie op Sicilië in 1943. Ik verdiep me helemaal in wat de maker heeft bewogen en in het conflict zelf. Sommige spellen worden slechts tijdelijk uitgebracht.”

Kim: „En die wil je dan ook hebben.”

Renno: „Je wordt gek gemaakt! En heel gek: er zit dan een knop op je telefoon, en voor je het weet heb je het gekocht!”

Kim: „Dan wordt de volgende dag weer een doos bezorgd.”

Renno: „Ik heb hier zoveel staan, qua uren spelplezier krijg ik dit de rest van mijn leven al niet meer gedaan. Met sommige spellen ben je drie tot vier weken bezig, soms zelfs zes maanden! Je laat zo’n spel op tafel staan en gaat er dan elke dag een uurtje mee verder. We gaan nu een speeltafel kopen die op Kims werkkamer komt, dan kan er geen kat meer over je spel heen lopen.”

Kim:„Ik speel die spellen niet. Als ik zo’n ingewikkelde handleiding lees, haak ik na twee zinnen al af. Ik hou meer van quizzen, kaarten, familiespellen. Die doen we samen met de kinderen. En in het weekend kijken we met het hele gezin naar Battle of the Bands.”

Renno: „Spike en Cesar zitten in de jury, dus het is een Haags feestje, de kids vinden dat leuk.”

Kim: „We sporten veel. Matteo zit op rugby, Lauren schaatst. En we tennissen alle vier. Ik hou ook van boeken lezen en van LEGO. Er is tegenwoordig LEGO voor volwassenen, heel leuk. Deze bos bloemen is van LEGO, aan de muur hangt een wereldkaart van LEGO.”

Trouwen in Spanje

Kim: „Ik zei in het begin dat regen een rode draad is in ons leven. In Spanje vroeg Renno me ten huwelijk, we besloten ook in Spanje te gaan trouwen.”

Renno: „Op 9 mei 2009 zijn we getrouwd. We vroegen onze wedding planner of hij iets had geregeld voor het worstcasescenario van slecht weer. Niet nodig, het had daar in mei nog nóóit geregend! Je raadt het al: precies tijdens de ceremonie regende het. Daar ging Kims romantische plaatje van witte stoeltjes buiten in de zon.”

Kim: „We trouwden binnen, in een suf zaaltje van het restaurant.”

Renno: „De dag erna was het prachtig weer en aten we paella op het strand met alle gasten. Er waren zo’n honderd mensen overgekomen. Op onze trouwdag scheen op Scheveningen trouwens de hele dag de zon.”

Kim: „Je weet wat ze zeggen: regen brengt geluk.”


Moet je met je werkgever praten over mantelzorg?

Dilemma

Een kwart van de werknemers in Nederland zorgt voor een dierbare vriend, buur, ouder, kind, partner of ander familielid. Vaak zonder dat de werkgever dat weet. Wanneer is het goed om die radiostilte te doorbreken?

Houd werk en privé gescheiden

„Als je het zelf nog redt en je vindt jouw mantelzorgsituatie te persoonlijk, dan hoef je er misschien ook niets over te delen”, zegt mantelzorgmakelaar Kalinka Kester van Vivalis.

Volgens cijfers van de Stichting Werk en Mantelzorg bespreekt veertig procent van de werkende mantelzorgers hun zorgsituatie niet met hun leidinggevende. Welke redenen zij daarvoor hebben, bracht wetenschappelijk onderzoeker Eline Vos van het RIVM in kaart, in samenwerking met projectleider en bijzonder hoogleraar arbeid, gezondheidsbevordering en beleid Karin Proper bij diezelfde organisatie. „Mantelzorgers zijn soms bang dat zij als minder inzetbare of lastige werknemer worden gezien. Zij willen de werkgever hier niet mee belasten en zien het als privé”, zegt Proper.

Soms maakt een organisatiecultuur het daarnaast lastig om mantelzorg aan te kaarten, aldus adviseur Kim Dirkse van MantelzorgNL: „Daardoor kan de drempel voor werknemers hoog worden om in gesprek te gaan met hun werkgever.” De meeste mantelzorgers kunnen hun zorgtaken overigens goed combineren met hun werk, zegt Dirkse.

Pas op jezelf

Als je veel stress hebt door het mantelzorgen, als je te weinig tijd hebt om te ontspannen, als je je regelmatig slecht op je werk kunt concentreren, als je lichamelijke klachten begint te ontwikkelen: dat zijn allemaal tekenen dat je in actie moet komen, zegt Kester.

MantelzorgNL adviseert zelfs om mantelzorg altijd met je werkgever te bespreken. Dirkse: „Eigenlijk moet je dat al wel doen vanaf het allereerste begin, en niet pas wanneer het water je aan de lippen staat. Dat geeft je de mogelijkheid om er met collega’s over te praten en samen te bekijken wat je nodig hebt.” Mantelzorg begint namelijk vaak klein, maar kan steeds meer aandacht van je gaan vragen: „Mensen vinden het vaak heel vanzelfsprekend, om voor een naaste te zorgen. Vaak begint hun zorg met kleine taken, zoals helpen met de financiën of boodschappen doen. En voor je het weet help je iemand met allerlei zorg en regeltaken in het dagelijks leven. En dan wordt de belasting steeds zwaarder, zeker in combinatie met werk.”

Proper: „Het bespreken van je mantelzorgsituatie met je leidinggevende kan zorgen voor meer begrip. Dat kan vervolgens ertoe leiden dat de leidinggevende samen met je kan zoeken naar mogelijkheden om werk en mantelzorg te combineren. Denk aan flexibele werktijden, verlofregelingen of andere aanpassingen om werk en mantelzorg beter te combineren.”

Dirkse: „Je ziet bij mantelzorg vaak dat de werk- en privésituatie steeds meer door elkaar gaan lopen. Dat moet je dan toch samen zien op te lossen. En als het even kan samen maatwerkafspraken maken.” Er zijn allerlei mogelijkheden denkbaar: „Misschien wil je wat later beginnen, zodat je je naaste kunt helpen met het opstarten van de dag. Of misschien wil je af en toe overdag eens een telefoontje kunnen plegen en dan ’s avonds wat langer doorwerken.”

Denk voordat je in gesprek gaat ook na over je eigen wensen, adviseert Kester: „Hoe zou je meer balans kunnen brengen? En hoe kan je werkgever je daarbij helpen?” Maar hoe verzin je zo’n plan, als je zelf inmiddels ook door de bomen het bos niet meer ziet? Dirkse: „Mensen kunnen altijd bellen met onze Mantelzorglijn.”

Kester: „Je kunt ook contact opnemen met een gemeentelijk steunpunt voor mantelzorgers. Of je roept de hulp in van een mantelzorgmakelaar.” Die laatste informeert en coacht mantelzorgers bij het brengen van meer balans in hun leven. Bovendien kan zo’n makelaar concrete hulp bieden, bijvoorbeeld door namens een mantelzorger met een zorgverzekeraar of gemeente te bellen. „Je kunt je werkgever vragen of die een mantelzorgmakelaar wil vergoeden. En mogelijk kan dat ook vanuit je eigen aanvullende zorgverzekering.”

Dirkse raadt aan vooral ook goed op jezelf te letten: „Het is goed om je er bewust van te zijn hoeveel tijd er in de mantelzorg gaat zitten, zodat je ook kunt zien of er voldoende tijd overblijft om zelf wat rust te nemen. Het is belangrijk om je eigen draagkracht op peil te houden, zodat je de mantelzorg ook op termijn vol kunt blijven houden.”

Dus

Aarzel niet te lang om mantelzorg aan te kaarten bij je werkgever. Het is fijn wanneer je niet grote delen van je privéleven hoeft te verbergen voor je collega’s. Kijk of je werkgever – op momenten wanneer dat nodig is – wat extra flexibiliteit kan bieden, zodat je bijvoorbeeld telefoontjes kunt plegen, of iemand ergens heen kunt brengen.

Zorg ook goed voor jezelf. Want als je op termijn instort, dan ben je een stuk verder van huis. Net als je werkgever overigens.


Hoe ga je als ambtenaar om met beleid waar je niet achter staat?

Dilemma

Steeds vaker laten ambtenaren die zich niet achter het beleid van hun werkgever kunnen scharen publiekelijk van zich horen. Of het nu de Haagse gemeenteambtenaar is die demonstreert met Extinction Rebellion of de ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken die wekelijks protesteren tegen de steun van de Nederlandse regering aan Israël. Wat doe je als ambtenaar wanneer je je niet achter het beleid van je werkgever kan scharen?

Probeer intern je kritiek te geven

Kutsal Yesilkagit, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit Leiden, ziet dat „altijd als het spannend wordt” tussen politiek en ambtenarij hetzelfde frame naar voren komt. Namelijk: „De politiek neemt beslissingen en ambtenaren voeren uit.” Maar dat beeld klopt niet, stelt Yesilkagit. „Ambtenaren doen veel meer dan alleen uitvoeren. Ze bereiden wetten voor het grootste deel voor, want ze hebben daar meer tijd en expertise voor dan politici. Daarmee zijn ze met de politiek eigenlijk medewetgever.”

Als een ambtenaar zich niet kan vinden in een opdracht, is volgens Yesilkagit de eerste stap om intern het gesprek aan te gaan. „Je moet laten weten dat je het er inhoudelijk niet mee eens bent.” Dat het inhoudelijke bezwaren en geen gewetensbezwaren betreft is belangrijk, want „als ambtenaar moet je eigenlijk je geweten uitschakelen als je de politiek adviseert. Wat jij persoonlijk vindt, telt even niet.” Yesilkagit schetst hoe het behoort te gaan: een bewindspersoon geeft een opdracht, waarna ambtenaren verschillende scenario’s uitwerken. Daaruit maakt de politiek vervolgens een keuze, die ambtenaren in principe hebben te accepteren.

Dat proces ging onder het huidige kabinet steeds meer schuren voor Sabine Kraus, ex-beleidsambtenaar bij het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap. Ze werkte aan emancipatiebeleid en ging onlangs een paar maanden eerder dan gepland met pensioen. Op LinkedIn schreef ze steeds meer het gevoel te hebben dat ze met haar werk „een steentje moest bijdragen aan het xenofobe politieke klimaat”. Intern had ze zaken aangekaart en bijgestuurd waar mogelijk, maar dat bleek voor haar onvoldoende. Ze spreekt van een „glijdende schaal” die het lastig maakt om er „niet aan te wennen”.

Ook Berber van der Woude was een ambtenaar die zich niet achter het beleid van haar ministerie kon scharen. Ze werkte veertien jaar voor het ministerie van Buitenlandse Zaken, de laatste twee jaar bij de Nederlandse vertegenwoordiging in de Palestijnse gebieden in Ramallah. Daar werd het haar duidelijk dat de tweestatenoplossing die Nederland in het Israëlisch-Palestijns conflict zegt voor te staan, niet te verenigen was met de werkelijkheid ter plaatse. Door Israëlische annexatie van Palestijns gebied is zo’n oplossing de facto onmogelijk. „We liegen niet alleen onszelf, maar ook de samenleving voor”, zegt Van der Woude. „Eerst dacht ik nog: het is onmacht, maar later begreep ik dat het beleid neerkwam op het actief ondermijnen van het internationaal recht.”

Van der Woude besloot haar contract in te leveren en zet zich nu als voorzitter van The Rights Forum in voor een rechtvaardig Palestina/Israël-beleid. Het steekt haar dat ex-collega’s die zich roeren, vaak als emotionele ambtenaren met gewetensbezwaren worden neergezet. „Het gaat ons niet alleen om ons geweten, maar ook om zaken als het internationaal recht en de Grondwet, waar alle ambtenaren zich met een eed aan verbinden.”

Vraag je af waar je loyaliteit ligt

Van der Woude ziet dat ambtenaren vaak hun macht bagatelliseren en heeft kritiek op de ambtelijke cultuur. In veel ambtelijke organisaties wordt volgens haar „een soort Befehl ist Befehl-denken geïncorporeerd”, waarin vooral de bewindspersoon uit de wind gehouden moet worden. „Terwijl ik denk: je bent in dienst van de samenleving, niet van je politieke baas.”

Van der Woude en Yesilkagit zien dat het ‘spel’ met name bij de ambtelijke top belangrijker is dan de inhoud: de positie van de minister of staatssecretaris prevaleert dan boven inhoudelijk de beste oplossing vinden – iets wat elders in de ambtelijke organisatie vaak juist belangrijker wordt gevonden. „Wat politiek haalbaar is, is vaak inhoudelijk niet optimaal”, zegt Yesilkagit. Compromissen op dat inhoudelijk-politieke spectrum horen volgens hem bij een democratie: „Politiek is geven en nemen. Wat wetenschappelijk het beste beleid is, brengt vaak ook zware maatschappelijke kosten met zich mee en dat kan niet altijd op politiek draagvlak rekenen.”

De laatste tijd is er iets aan het schuiven, constateert Yesilkagit, en de ambtelijke protesten zijn daar een uiting van. „Met de opkomst van populistische partijen worden compromissen steeds minder geaccepteerd.” Politiek, maar ook ambtelijk. „Dat was bijvoorbeeld het geval met de asielnoodwet die minister Faber erdoorheen wilde drukken.”

Yesilkagit doet onderzoek naar de vraag hoe ambtenaren zich moeten verhouden tot de politiek als rechtsstatelijke beginselen niet langer worden uitgedragen. „Als beleid rechtsstatelijk is, kun je loyaal blijven. Als men aan de rechtsstaat wil tornen, kun je er wat van zeggen. En als men over de grenzen ervan gaat, kun je in actie komen.” „Een loyale houding hoort bij een ambtenaar”, erkent Van der Woude. „Maar loyaliteit betekent ook dat als de baas zaken doet die in strijd zijn met hogere zaken, zoals de Grondwet of het internationaal recht, dat je dan je mond opendoet.”

Dus

Als je het als ambtenaar inhoudelijk niet eens bent met het beleid dat je moet uitvoeren, kun je eerst proberen zaken intern aan te kaarten. Als dat niet naar tevredenheid lukt, is een volgende stap naar buiten treden met je onvrede, zoals rijksambtenaren doen rond het Nederlandse beleid jegens Israël. Als dat allebei niets oplevert, kun je je heil ergens anders zoeken.


‘Om 5 uur in de ochtend gaan we sporten, daarna mediteren’

Alexander: „Wij hebben bij elkaar op school gezeten in Sneek. Vijftien jaar later kwamen we elkaar weer tegen op LinkedIn. Bleek dat we allebei een eigen bedrijf hadden. Wendy een vastgoedbedrijf, ik een AI-bedrijf.” Wendy: „Dat was ruim een jaar geleden.”

Alexander: „Al snel gingen we verder kletsen op Instagram, toch een iets geschikter medium als je elkaar leuk vindt.”

Wendy: „Vervolgens gingen we bellen. We raakten niet uitgepraat. Soms zaten we wel drie uur aan de telefoon.”

Alexander: „Onze eerste date was 23 december 2023. Een week later gingen we samen naar Parijs.”

Wendy: „En sinds juli 2024 wonen we samen in Eemnes.”

Alexander: „Een dorp in de buurt van Laren.”

Wendy: „Ik heb het vastgoedbedrijf Ten Cate Real Estate in Sneek, waar negen mensen werken: zes werknemers en drie zzp’ers. We verhuren woningen en bedrijfsruimtes namens eigenaren en voeren technisch onderhoud uit. In ruil voor die dienstverlening krijgen we een percentage van de huur.”

Alexander: „Ik heb een bedrijf in ‘AI agents’: Watermelon, in Utrecht. Tot voor kort zeiden we nog ‘AI chatbots’, maar de nieuwste AI-modellen zoals OpenAI’s Operator kunnen ook handelingen verrichten als websites bezoeken en ermee interageren door te typen, te klikken en te scrollen. Een AI agent kan een restaurant voor je boeken, bijvoorbeeld. Watermelon is een platform waar bedrijven hun eigen chatbot of AI agent kunnen maken met behulp van generatieve AI. Zo kunnen ze hun klantenservice automatiseren. We hebben nu twintig mensen op de loonlijst, van wie vijf programmeurs in Paramaribo.”

Wendy: „We staan elke ochtend om 4.50 uur op.”

Alexander: „Dat is vooral mijn idee, haha.”

Wendy: „Ik had voorheen een heel ander ritme, maar omdat we nu graag ’s ochtends samen willen sporten, heb ik mijn ritme aangepast.”

Alexander: „We doen het ochtendritueel uit het boek The 5 AM Club. Om 5 uur beginnen we met sporten. Dat doen we 20 tot 30 minuten. Daarna gaan we 10 minuten mediteren. Vervolgens schrijf je iets in je journal of ga je wat lezen. Dat helpt om je gedachten op orde te brengen of nieuwe kennis te verwerven.”

Wendy: „Zo begin je de dag op een fijne manier.”

Alexander: „Ik ben hier vier jaar geleden mee begonnen. Ik besefte dat ik zelf moest groeien om mijn bedrijf te kunnen laten groeien. En het werkt!”

Wendy: „We gaan tussen half negen en negen uur naar bed.”

Alexander: „Het sporten doen we in onze homegym, die we op zolder gemaakt hebben. En bij het opstaan drinken we een glas water met limoen, cayennepeper en zout.”

Wendy: „Ik doe meestal een spinningles van Cycle Masters, waar ik lid van ben.”

Alexander: „En ik train met een wisselend schema dat ik laat maken door ChatGPT. Daarnaast ga ik elke zondagochtend naar een sportschool, waar ik train met een personal trainer.”

Wendy: „En op zondagmiddag lopen we samen hard in het bos.”

Uitslapen tot 6 uur

Alexander: „Maar in het weekend slapen we wel uit.”

Wendy: „Ik tot 8 uur.”

Alexander: „En ik tot 6 uur. Je merkt dat wanneer je zeven dagen per week om 5 uur opstaat, wat ik ook een tijdje gedaan heb, dit ten koste gaat van je seksleven.”

Wendy: „Zondagochtend is een mooi moment om wat langer in bed te blijven liggen en te knuffelen.”

Alexander: „En van het een komt het ander.”

Wendy: „Ik had eerst een minder gestructureerd ritme, maar nu wel, dankzij jou. Maar ik rem jou ook wat af, zodat jij wat meer ontspant.”

Alexander: „Ja, jij hebt wat rust gebracht in mijn militaire ritme.”

Wendy: „We eten meestal tussen zes en half zeven ’s avonds. Ik ben bijna altijd degene die kookt.”

Alexander: „Alcohol drinken we haast niet. Ik eigenlijk nooit.”

Wendy: „Ik vind af en toe een wijntje wel lekker, in het weekend. Maar ik heb er de volgende dag altijd last van, dus ik doe het niet vaak.”

Alexander: „Eigenlijk is al het sporten dat ik doe bedoeld als training voor de obstacle races die ik doe. Mud Masters, Viking, Spartan. Dat is bijvoorbeeld 42 kilometer rennen met honderd obstakels onderweg. Trenches, zware ballen tillen, blokken met verkeersborden verplaatsen, in touwen klimmen.”

Wendy: „Het is niet voor watjes.”

Alexander: „Ik heb ook een keer een halve marathon in de bergen gelopen bij min 11 graden. Dat was schitterend. Als je dan bovenop de bergtop staat, voel je je fantastisch.”

Doelen stellen

Wendy: „We maken elke drie maanden een One Page Personal Plan. Daarbij formuleer je op één kantje wat je op kortere en langere termijn wilt bereiken op het vlak van relatie, finance, doelen en rituelen.”

Alexander: „Dus binnen een jaar, tussen één en vijf jaar en tussen tien en vijfentwintig jaar. Er zijn natuurlijk mensen die met de dag leven. Dat is ook prima! Het is net wat voor jou het beste werkt.”

Wendy: „Het is een goede manier om te bedenken of je doelen haalbaar zijn. En als je iets ooit wilt bereiken, wat je dan zou moeten doen om daar te komen. En wat zijn gewoontes die je wilt aanleren of juist afleren? Met Oud en Nieuw waren een nachtje weg, naar Bloemendaal. Toen hebben we allebei na de nieuwjaarsduik weer zo’n plan gemaakt. Dat is ook leuk en gezellig om samen te doen.”

Alexander: „Een van onze doelen die we binnen tien jaar willen bereiken is een self sustainable huis te hebben.”

Wendy: „Met zonnepanelen en eigen groenten in de tuin.”

Alexander: „Ik werk normaal 60 tot 80 uur en soms 100 uur per week, als het druk is.”

Wendy: „Ik werk gemiddeld 60 uur per week.”

Alexander: „We hebben discipline, maar we voelen ons ook vrij. We doen veel leuke dingen. We gaan skiën, een nachtje weg. En we kijken samen: is de balans er wel?”

Wendy: „Die moet je altijd samen zoeken.”


Hoe maak je werknemers enthousiast over het pensioen?

Dilemma

Pensioen is geen populair onderwerp. Uit de publieksmonitor pensioenen blijkt dat slechts twee op de vijf mensen in Nederland jaarlijks controleert hoeveel er in hun pensioenpot zit. Veel werknemers vertrouwen blind op de pensioenregeling van hun werkgever, maar weten niet hoeveel ze precies opbouwen en welke mogelijkheden de steeds populairdere ‘derde pijler’ biedt, waarin werknemers en zelfstandigen zelf hun pensioenvoorziening kunnen organiseren. Hoe kunnen werkgevers hun werknemers beter bij alle overwegingen en mogelijkheden betrekken?

Zorg voor goede voorlichting

„Ik krijg vaak de vraag waarom ik mijn werk zo leuk vind”, zegt onafhankelijk pensioenadviseur Dirk-Jan Plate, die herhaaldelijk merkt dat mensen zich niet graag met pensioenen bezighouden. „Pensioen wordt ook vaak saai gepresenteerd. Zonde, want het is interessant en heel belangrijk: het geeft een basis, zodat je weet dat je het goed voor elkaar hebt voor later.” Dat is ook relevant voor mensen die eerder willen stoppen met werken. „Hoe meer je opbouwt in je werkzame leven, hoe meer vrijheid je later hebt om te bepalen wanneer je stopt”, zegt Plate.

Om die relevantie duidelijk te maken, begint Plate zijn presentaties bij bedrijven of voor groepen zelfstandigen vaak met de volgende vragen: hoeveel denk je per maand nodig te hebben na je pensioen? Hoeveel heb je opgebouwd volgens de website mijnpensioenoverzicht.nl [een optelsom van wat de AOW en verschillende pensioenpotten je bieden]? En hoe wil je het verschil tussen het gewenste en het opgebouwde bedrag oplossen? „Vaak is er sprake van een verschil. Dat is misschien niet leuk om te horen, maar het is wel de eerlijke boodschap. Zo krijg je mensen meteen betrokken.”

Het Nederlandse pensioenstelsel bestaat uit drie pijlers, legt Hendrik Meesman uit. Hij is directeur van Meesman indexbeleggen, dat onder meer pensioenrekeningen aanbiedt. De eerste pijler is de AOW. De tweede pijler is de collectieve regeling die geldt voor veel werknemers in loondienst. De derde pijler is de individuele oplossing. „Formeel heet dit een lijfrenteproduct, maar het wordt vaak een pensioenrekening genoemd. Het is eigenlijk een beleggingsrekening waar je met belastingvoordeel kunt beleggen voor je pensioen. Het opgebouwde vermogen staat vast tot de pensioenleeftijd. Je kunt tot een bepaald bedrag zelf bepalen hoeveel je inlegt en hoeveel risico je neemt.”

In welke pijler een bedrijf een pensioenoplossing organiseert, is afhankelijk van de situatie, zegt Meesman. Vaak moeten bedrijven zich aansluiten bij een pensioenfonds. Maar ook als dat niet hoeft, kiezen veel bedrijven voor een collectieve regeling omdat dit het standaardbeeld is van een pensioen en ze het een beetje eng vinden om daar vanaf te wijken, zegt Meesman. Of een oplossing in de tweede of derde pijler voordeliger is voor een werknemer, hangt af van de voorwaarden van het financiële product. Een combinatie zou ook kunnen.

Maar welke regeling een werkgever ook aanbiedt, het is belangrijk om werknemers daar goed in mee te nemen, zegt Meesman. „Je moet mensen begeleiden. Leg uit waarom je voor een bepaalde regeling hebt gekozen, hoe die regeling in elkaar zit en waar ze met hun vragen heen kunnen.”

Bij de derde pijler komt de betrokkenheid vanzelf

De derde pijler wordt steeds populairder, ziet Meesman. Niet alleen zelfstandige ondernemers, ook veel jonge bedrijven en ondernemingen, bijvoorbeeld in de techwereld, kiezen voor een pensioenregeling binnen de derde pijler. „Collectieve pensioenregelingen zijn vaak ingewikkeld, daar hebben deze bedrijven geen zin in”, zegt Meesman. „Zij kiezen er daarom vaak voor om hun werknemers via de derde pijler te ondersteunen bij de opbouw van hun pensioen.” Bijkomend voordeel is volgens Meesman dat werknemers op deze manier meer betrokken zijn bij deze pensioenoplossing, ook voordat hun pensioenleeftijd in zicht komt.

Toch kleven er ook risico’s aan de derde pijler, zegt Plate. „Een derde pijlerrekening faciliteren als werkgever moet je juridisch heel goed regelen: je mag deze premie namelijk niet voor je werknemers betalen. Wat bedrijven dan kunnen doen is hun werknemers een extra beloning geven, waarmee zij zelf hun pensioenvoorziening kunnen organiseren.”

Het nadeel daarvan is dat werknemers het extra budget in de praktijk vaak aan iets anders dan hun pensioenpot uitgeven, zegt Plate. Individuele regelingen binnen de derde pijler vindt hij daarom vooral passend voor zelfstandige ondernemers.

Maar ook als je pensioen geregeld is via een collectieve regeling van de werkgever, is het voor werknemers belangrijk om erbij betrokken te blijven, zegt Plate. „Ook bij een collectieve regeling moet je goed opletten of je pensioen voldoende is – voor een goed inkomen moet de inleg gemiddeld zo’n 15 tot 20 procent van het salaris zijn – of dat je moet bijsparen. Dat kan vaak ook binnen de collectieve regelingen. Mensen snappen gelukkig steeds beter hoe belangrijk dit is, maar werkgevers moeten daarover blijven communiceren.”

Dus

Pensioenen zijn een ingewikkeld, maar ook belangrijk onderwerp. Het is zonde als werknemers of zelfstandigen zich er pas op late leeftijd in verdiepen: eventuele pensioengaten zijn dan nog lastig te repareren. Mensen die een individuele pensioenrekening hebben zijn meer bij pensioenen betrokken, maar zo’n oplossing is niet in alle gevallen voordelig. Het is in ieder geval zaak dat de werkgever voor goede voorlichting over dit onderwerp zorgt, zodat de drempel voor werknemers om zich hierin te verdiepen zo laag mogelijk is.


‘Mijn werk is mijn leven. Werken houdt je jong’

„Ik ben uit 1949, opgegroeid in Den Bosch. Mijn broer ging studeren en het was natuurlijk de bedoeling dat ik zou trouwen en kinderen krijgen. Dus mijn vader bepaalde: geen lange studie, maar Schoevers. Het handboek van Schoevers heb ik nog. Er staan dingen in als: sta op als je baas binnenkomt. Ik heb nooit in mijn leven een uitkering gehad, kon dankzij dat Schoeversdiploma altijd ergens werken, vaak als directiesecretaresse. Maar ik wist: dit is niet wat ik wil tot aan mijn pensioen.

„Ik hield van spinnen, weven, wolverven, en dacht na een paar jaar kantoorwerk: wat zou het leuk zijn om een winkel te hebben! Ik had absoluut geen geld, maar banken deden toen nog niet zo moeilijk. Ik ging langs met mijn plan, ze keken ernaar en het was goed. Met het startkapitaaltje kon ik samen met mijn toenmalige partner in Vlaardingen een pandje kopen, dat we eerst moesten opknappen. Tien jaar heb ik de winkel gehad. Ik verkocht spinnewielen, weefgetouwen, handenarbeidspullen – en toen kwam ook die hele rage van breien. Ik ontwierp zelf patronen voor truien en gaf die mee aan klanten. Ook gaf ik cursussen weven, spinnen, breien en poppen maken – dat laatste was op een gegeven moment heel populair, elke ochtend zat de winkel vol cursisten. Mijn zaak, Pot-Sierlijk, werd nog een keer ‘Winkeltje van de Maand’ in Libelle.

Als backpacker alleen op reis

„Eigenlijk heb ik elke tien jaar het roer omgegooid. Mijn relatie was voorbij en ik wilde wat anders gaan doen, maar wist niet wat. Na verkoop van het winkelpand dacht ik: ik ga eerst eens op vakantie. Ik ging zes weken naar Peru, als backpacker alleen op reis. In het begin voelde dat nog een beetje beschamend, alsof iedereen zou denken: heb je dan niemand? Maar het ging zo geweldig, ik dacht na afloop alleen maar: ik ga weer! Tien jaar lang heb ik vervolgens de hele wereld rondgereisd. Tussendoor werkte ik telkens een paar maanden bij Unilever, dat een grote vestiging in Vlaardingen had, om daarna weer te reizen. Van Zuid-Amerika tot Azië tot Antarctica en vele wereldsteden – het was fantastisch.

„In die tijd studeerde ik ook Cultuurwetenschappen op de Open Universiteit. Ik had met de studie geen beroepsperspectief, maar ik wilde het per se, puur voor mijn eigen ontwikkeling. Na tien jaar was ik afgestudeerd.

„Toen ik 48 was, besloot ik, mijn vaders woord indachtig – ‘Je moet wel altijd voor jezelf kunnen zorgen’ – dat ik een vaste baan wilde. Dat werd het Sophia Kinderziekenhuis in Rotterdam, waar ik fulltime werkte – zoals ik altijd fulltime gewerkt heb – bij het PostAcademischOnderwijs, de congresorganisatie. Het was de goede gewoonte tijdens de congresdagen ook altijd een licht onderwerp in te lassen, iets wat samenhing met het onderwerp maar vanuit een ander beroepsperspectief bekeken. Omdat ik tenslotte kunsthistoricus was, vroeg mijn baas of ik niet iets wilde proberen. Toen heb ik een paar kunstlezingen gegeven die voor artsen onverwacht maar interessant waren, bijvoorbeeld over ‘outsider art’ en ‘Amor, de liefdesbaby in de kunst’. Dat ging hartstikke goed en ik begon te denken aan een eigen bureautje.

Baan opgezegd

„Ik was inmiddels 58, werkte alweer tien jaar in het ziekenhuis en dacht: ik héb dat diploma, ik kán dat – ik ga dat doen! Ik neem gewoon het risico. Want ik wist ook dat ik de eerste tijd niets zou verdienen. Ik heb mijn baan opgezegd, mijn pensioen eerder laten uitkeren en heb die eerste twee jaar alleen maar genetwerkt. Heb alles en iedereen aangeschreven; instellingen, bibliotheken, verenigingen. Ik kreeg een ongelooflijk groot netwerk en gaf zes tot acht keer per week een lezing, van Groningen tot Maastricht. Dat was vaak ’s avonds, soms ook in het weekend. Het was ongelooflijk hard werken, maar zo leuk, zo plezierig, voldoening gevend.

„Toen corona kwam, viel alles stil. Ik heb in die periode heel veel gelezen. Alle tijd hebben en niks kunnen doen, de stilte – dat was soms best eenzaam. Een groot deel van mijn contacten is gerelateerd aan werk. In die tijd werd ik vrijwilliger bij ons Vlaardings Inloophuis voor dak- en thuislozen. Na corona heb ik dat weer wat teruggeschroefd, maar nog steeds kom ik daar zo’n twee keer in de maand. Ik schenk koffie en thee, praat met ze, ben gastvrouw. Af en toe compleet buiten je eigen bubbel verkeren is goed, ik kan het iedereen aanraden.

„Mijn bureautje bleek corona overleefd te hebben! Maar ik ben natuurlijk geen 18 meer, dus je wordt wat selectiever: ik werk nu niet meer ’s avonds, en geef nog zo’n één à twee lezingen per week. Maar ik blijf bezig! Als je minder gaat werken, gaat ook je geheugen achteruit, dus ik houd de gang erin. Voor een zaal staan geeft inspiratie, je moet attent en alert zijn. Werken houdt je jong, het is mijn leven.

„Sinds een paar jaar ben ik me enorm aan het verdiepen in wat lang blinde vlekken waren in de kunstwereld: vrouwen en kunstenaars van kleur. Kijk naar standaardwerken als The Story of Art van Gombrich: alles is wit, westers en man. Ik heb mezelf dat aangetrokken: waarom heb ik daar zelf ook niet aan gedacht? Dus ik ben met een grote inhaalslag bezig, heb hier drie boekenplanken vol met boeken over vrouwelijke en niet-westerse kunstenaars. Ik lees alles. Ik stop niet met werken voor ik de basiskennis op dit vlak beheers. De hele kunstgeschiedenis wordt op dit moment herschreven.

„Ik heb nooit een dwingende kinderwens gehad en heb daar nooit spijt van gehad. Maar het maakt het leven ook wat richtinglozer, niet per se makkelijker. Ik heb zeker leuke relaties gehad, maar ben alweer een tijdje alleen. Een partner mis ik op zich wel. Misschien loopt er ergens nog een leuke vent voor me rond; iemand die net als ik wat van de wereld heeft gezien en een positieve kijk op de wereld heeft.

„Ik voel mij gezond, sport een paar keer per week. Ook heel belangrijk: niet te veel somberen! Al dat geklaag van mensen. Als wij het hier in het rijke Westen al niet naar ons zin hebben, dan mankeren we toch echt wat. Wie ter wereld kan dan wél gelukkig zijn?

„Mijn motto is: ‘The open road still softly calls’. Er is nog zo veel te zien en te doen. Ik blijf nieuwsgierig. Naar alles.”


Twee parttimebanen, moet je die willen combineren?

Dilemma

Als je een parttimebaan vindt waarmee je net niet genoeg verdient, is het dan aantrekkelijk een tweede parttimebaan te zoeken? Of kun je beter gaan ondernemen in de resterende uren?

Geen tweede baan

Je eigen parttime-onderneming voeren in de overblijvende uren is zeker een optie, zegt beleidsadviseur Wim Arie van Zelderen van FNV Zelfstandigen. Dat doet zo’n 6,3 procent van de werknemers, aldus cijfers uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2023.

Maar, zegt hij: „Houd er wel rekening mee dat je zo’n 40 procent van je inkomsten moet reserveren voor de belasting. Binnen je reguliere baan maak je immers al gebruik van een belastingvrije som die je werkgever met je salaris verrekent: je loonheffingskorting.”

Ook heb je met een baan naast je parttime onderneming geen recht op zelfstandigenaftrek, startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling, waardoor een deel van de winst van kleine en middelgrote ondernemers niet wordt belast.

Van Zelderen: „Je voldoet dan waarschijnlijk niet aan het ‘urencriterium’: de eis om minimaal 1.225 uren per jaar aan je eigen onderneming te besteden.”

Wat overigens ook een mogelijkheid is om je inkomsten te verhogen: met je bestaande werkgever onderhandelen over meer uren, salarisverhoging, of extra onkostenvergoedingen. „Die mogelijkheid wordt vaak over het hoofd gezien.”

Een beetje creativiteit kan bij zulke onderhandelingen helpen. Zo regelde Van Zelderen als jonge vader ooit voor zichzelf een bakfiets van de zaak – en daarmee een kostenbesparing – nadat hij zelf de bijbehorende regeling voor zijn werkgever had geschreven.

Wil je graag meer uren werken bij je werkgever, overval je leidinggevende daar dan niet plompverloren mee. „Vraag je baas of jullie om de tafel kunnen gaan zitten om te praten over extra uren. Zo heeft die de tijd om creatief na te denken voordat jullie echt in gesprek gaan.” En onderschat je kansen op succes niet: „Je werkgever snapt ook dat anders het risico bestaat dat er weer een vacature vervuld moet worden.” Eventueel kun je in overleg ook een soort interne duobaan creëren, door er heel andere taken bij te nemen.

Je kunt eventueel aanspraak maken op de Wet flexibel werken, die werknemers na een half jaar het recht geeft meer uren te gaan werken, tenzij de werkgever zwaarwegende redenen heeft om zo’n aanpassing te weigeren. Van Zelderen raadt echter aan eerst in gesprek te gaan. Niet alleen omdat zo’n zwaarwegende reden vaak bestaat – zoals gebrek aan budget – maar ook omdat „het altijd beter is om in goed overleg samen tot een oplossing te komen”.

Wel een tweede baan

„Wat je ook besluit, uiteindelijk gaat het om het vinden van een balans”, zegt Luc Dorenbosch. Hij is, samen met Mark van Vuuren, oprichter van het bedrijf de baaningenieurs, dat werkgevers helpt banen zó in te richten dat (nieuwe) medewerkers er graag in werken. Samen met Van Vuuren schreef hij het boek Tweebaans Werk: hoe banen combineren voor jouw werken kan. „Je moet natuurlijk rekening houden met een bepaalde ondergrens op financieel gebied, maar daarnaast ook vooral datgene doen waar je de meeste energie van krijgt.”

Volgens statistiekbureau CBS hebben 753.000 Nederlanders een combinatiebaan. Zo’n honderdduizend van hen kiezen voor die constructie om financieel rond te kunnen komen. Dat blijkt uit de antwoorden op een vraag die de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) 2023 stelt naar de reden meer banen te hebben.

Dorenbosch: „Ongeveer een kwart van de werknemers met meer werkkringen zoekt afwisseling in werkzaamheden of contacten, en nog eens zo’n 139.000 van deze werknemers willen zichzelf kunnen ontwikkelen op meerdere gebieden. Ongeveer eenzelfde aantal wil geld verdienen voor iets extra’s.”

Hoewel de combinatie van twee banen veel kan opleveren, veroorzaakt die ook ‘gedoe’, zegt Dorenbosch: „Als je twee werkgevers hebt, heb je in principe ook twee wekelijkse vergaderingen, en dubbel zoveel mails die gericht zijn aan de hele organisatie. Dat betekent dat je keuzes moet maken. Wederzijdse flexibiliteit – zowel bij werknemer als werkgever – is daarbij onontbeerlijk.”

Wees in ieder geval zelf transparant: „Zadel de ander niet met vraagtekens op. Wees extreem duidelijk over wanneer je voor wie werkt, en ook over wat je daar doet.”

Dat laatste biedt je werkgever ook de mogelijkheid optimaal te profiteren van al je talenten: „Als je bij je ene werkgever als coach werkt, kan je die vaardigheden mogelijk ook bij de andere inzetten.”

Dus

Twee banen combineren kan veel moois opleveren, mits je goed overlegt met beide werkgevers over je weekagenda. Om die twee banen leuk te houden, moet je week niet volgeplempt zijn met een dubbele lading vergaderingen.

Ook ernaast freelancen is een optie – mits je tarief daar hoog genoeg voor is – net als onderhandelen bij je werkgever over meer uren, salaris of vergoedingen.


Hüseyin: Jennifer is de manager van het gezin, ik de assistent-manager

Jennifer: „Wij wonen met onze kinderen én mijn ouders onder hetzelfde dak. Mijn vader heeft parkinson en kan niet meer zelfstandig wonen. Hij is van Indische afkomst en gewend altijd familie om zich heen te hebben. Dus toen hebben we besloten, tien jaar geleden, mijn ouders in huis te nemen.”

Hüseyin: „Mensen zeggen soms tegen mij: moet je dat wel willen, je schoonouders in huis? Dan zeg ik: ken jij ze wel? Zij hebben ons altijd geholpen toen ze jonger waren, ook met onze kinderen. Jennifers vader is een vader voor mij. Hij kan nu niet meer goed praten, maar hij was altijd al een man van weinig woorden. En hij zou wegkwijnen in een tehuis, dus dit was gewoon de oplossing. Het was niet eens een keuze.”

Jennifer: „We wonen in een voormalig pakhuis in Westzaan. Het kijkt uit over landerijen. Er zijn twee verdiepingen van elk 288 vierkante meter. Mijn ouders wonen op de bovenste.”

Hüseyin: „We zijn allebei in de Zaanstreek geboren en getogen. Ik ben van Turkse komaf. Ook onze dochter Samina van 19 woont hier en onze zoon Alissio van 24 met zijn vriendin, die ook Jennifer heet. Zij hebben trouwens net een huis gekocht.”

Jennifer: „We hebben een familiebedrijf in haarwerk. Ik was oorspronkelijk kapster van beroep. Ik ben mijn carrière begonnen bij een haarwerkbedrijf in Bussum. Na zes jaar ben ik voor mezelf begonnen. Ik werk veel met vrouwen die haaruitval hebben vanwege medische redenen. Dat varieert van alopecia tot hormonale problemen, bepaalde medicatie of chemotherapie. En we hebben ook klanten die haarwerk willen om een cosmetische reden, zonder medische oorzaak. Ons haarwerk wordt op Bali gemaakt, waar ik elk jaar heen ga, en het haar komt bijvoorbeeld uit India.”

Verkeersongeluk

Hüseyin: „Ik had mijn eigen bedrijf in keukeninstallaties, totdat ik een verkeersongeluk kreeg. Een auto ramde me van achteren terwijl ik voor het stoplicht stond. Sindsdien kan ik geen koelkasten meer de trap op tillen. Dus nu werk ik bij Jennifer in het bedrijf. Ik doe van alles, van administratie tot klanten te woord staan. Het was wel even wennen om achter een bureau te zitten, want ik ben geen stilzitter. Maar er zijn ook voordelen.”

Jennifer: „Onze dochter, zoon en schoondochter werken ook allemaal voor het familiebedrijf.”

Hüseyin: „Dus ik zie ze nu veel meer dan vroeger. Toen miste ik veel van het gezinsleven. Dat kan ik nu inhalen. We zijn hechter dan vroeger.”

Jennifer: „Het leek wel even spannend om allemaal in hetzelfde bedrijf te werken en elkaar dan thuis ook weer allemaal tegen te komen, maar het gaat prima. Het is juist heel gezellig!”

Hüseyin: „Ik installeer nu de keuken in het nieuwe huis van mijn zoon. Dus ja, dan trek ik mijn oude overall aan. En dan kan iedereen aan me zien dat ik dat wel weer even leuk vind.”

Pruik passen

Jennifer: „Onze klanten komen hier op het bedrijf hun pruik passen. Dat gaat een op een met een van ons, in een aparte ruimte. Die privacy vinden onze klanten belangrijk – vooral natuurlijk als het iemand is die ziek is. We scheren vaak ook hun eigen haar af en zetten dan meteen het haarwerk op.”

Hüseyin: „Het bedrijf is een geoliede machine. Ik dacht vroeger weleens: vrouwtje, wat ben je nou druk bezig, 80 tot 90 uur per week werken, om een droom na te jagen. Maar het is gelukt.”

Jennifer: „Ons geheim? Iedereen moet gewoon naar mij luisteren. [lacht] Maar nee, het is niet ingewikkeld om samen te werken als familie. Ik heb gewoon een leuk gezin, dus het gaat hartstikke goed.”

Hüseyin: „Iedereen heeft een eigen taak.”

Jennifer: „Mijn werk is leuk, dus ik heb niet het idee dat ik naar mijn werk ga. Maar het is soms zwaar. Vrouwen die hier komen hebben meestal één of twee dagen tevoren te horen gekregen dat ze kanker hebben en aan de chemo moeten. En het eerste dat een vrouw dan denkt, negen van de tien keer, is: dan ga ik mijn haar verliezen. Wij kunnen verder natuurlijk niets doen, maar we kunnen er wel voor zorgen dat ze zichzelf terugzien als ze in de spiegel kijken. Maar het kan heftig zijn, vooral als het jonge vrouwen betreft. Soms zijn ze nog in de 20. Dat grijpt me wel aan. Ik heb ook weleens iemand gehad met borstkanker die in Nederland was opgegeven. Toen heeft ze in Duitsland haar eigen behandeling betaald en nu is ze genezen. Maar ik zie wel verschil met 25 jaar geleden. De kansen op langer leven zijn veel beter geworden.”

Hüseyin: „Alissio deed altijd aan karate en is nu fanatiek aan het boksen. Het is een kolossale vent geworden. Ik ben trots. Binnenkort heeft hij zijn eerste wedstrijd.”

Jennifer: „Samina is al jaren Nederlands kampioen karate. Ze vecht vooral buitenlandse wedstrijden. We zijn net in Polen en Parijs geweest. Eind deze maand vecht ze op Cyprus en in Dubai. Tot voor kort bracht ik haar elke dag naar trainen. Sinds kort heeft ze haar rijbewijs, dus hoeft dat niet meer.”

Hüseyin: „We hebben geen hulp in de huishouding. Ik denk dat ik het beter doe.”

Jennifer: „Ik kook meestal.”

Hüseyin: „Jennifer is de manager van het gezin. Ik ben de assistent-manager.”

Jennifer: „Maar ik ben geen bazige baas.”

Hüseyin: „Mensen vragen mij weleens hoe ik dat vind ‘als man’, of ‘als Turkse man’. Maar nee, daar heb ik geen moeite mee.”

Jennifer: „Ik denk dat vrouwen in de meeste huishoudens wel de beslissingen nemen.”

Hüseyin: „Als je een man laat beslissen, gaat er niet veel gebeuren. Vroeger stribbelde ik nog weleens tegen, maar dan zie je dat het uiteindelijk toch op haar manier gaat.”

Jennifer: „Onze droom? Een huis op Bali, of in elk geval daar langere periodes zijn. Die wens willen we in de nabije toekomst realiseren.”


Kan de bedrijfscommunicatie nog via WhatsApp?

Dilemma

In aanloop naar de inauguratie van Donald Trump probeerde menig techmiljardair in zijn gratie te komen door Trump welgevallig beleid aan te kondigen. Meta-oprichter en -baas Mark Zuckerberg deed dat door in een video te vertellen dat de „censuur” op zijn platformen de afgelopen jaren is doorgeschoten. Zijn bedrijf gaat daarom stoppen met de externe controle van feiten en omstreden inhoud minder streng modereren.

Die beslissing heeft een hoop gebruikers van Meta-dochter WhatsApp doen overstappen naar Signal en discussies over het gebruik van WhatsApp op de werkvloer nieuw leven ingeblazen. Kan dit platform nog veilig ingezet worden voor bedrijfscommunicatie?

Zoek een alternatief voor de zakelijke communicatie

„Op dit moment is WhatsApp zowel een heel handig als een riskant communicatiemiddel voor bedrijven”, zegt Ned Gammell. Hij is binnen Quinyx – een bedrijf dat een workforce management-app maakt, voor onder meer roosters en interne communicatie – verantwoordelijk voor het begeleiden van bedrijven bij het optimaliseren van hun communicatie.

Uit een onderzoek dat Quinyx vorig jaar uitvoerde onder 12.500 werknemers in verschillende landen blijkt dat 74 procent van de ondervraagden in Nederland WhatsApp het meest gebruikt als communicatiemiddel. Dat is hoger dan in Duitsland (71 procent) en het Verenigd Koninkrijk (57 procent). „De respondenten zeiden dat ze WhatsApp het handigste middel vinden om met een groep te communiceren. En het werkt ook goed voor werkgerelateerde zaken, zoals diensten ruilen.”

Hoe handig en populair de app ook is, er kleven wel risico’s aan, zegt Gammell. Hij noemt bijvoorbeeld de werk-privébalans. „Is het gepast als een werkgever na werktijd nog berichten stuurt? In sommige staten in de Verenigde Staten is dat zelfs illegaal.”

Andere risico’s van WhatsApp zijn volgens hem de koppeling aan het telefoonnummer, waardoor iedereen in een werkgroepschat toegang heeft tot alle nummers, en de situatie waarbij oud-werknemers toegang houden tot een groepschat. „Dat kan een risico zijn, bijvoorbeeld als er gevoelige informatie wordt gedeeld.”

En daarbij komt dat WhatsApp niet aan de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) voldoet, zegt Sander van der Waal. Hij is onderzoeksdirecteur bij Waag Futurelab, dat al dertig jaar onderzoek doet naar technologie vanuit maatschappelijk perspectief. Amerikaanse bedrijven hanteren andere regels over gegevensverzameling, legt hij uit. Zo kunnen de metadata van WhatsApp en andere Meta-platformen ingezien worden door Amerikaanse inlichtingendiensten (niet de inhoud, die is end-to-end encrypted).

Gammell adviseert daarom te zoeken naar een communicatiemiddel dat even gebruiksvriendelijk is als WhatsApp en specifiek geschikt voor zakelijke communicatie. Het is volgens hem aan werkgevers om daarin het voortouw te nemen en een alternatief aan te bieden. Het uitgangspunt daarbij moet de behoefte van de (zowel jonge als oudere) werknemer zijn.

Nee

Van der Waal is stelliger: bedrijven kunnen WhatsApp niet meer gebruiken. „Eigenlijk kan het al niet meer sinds 2021, toen Meta, het moederbedrijf van onder meer WhatsApp, Facebook en Instagram, een beleidsverandering aankondigde. Door die verandering konden data voortaan gedeeld worden tussen de platformen: wat je in WhatsApp typt, kan gekoppeld worden aan je account op Facebook en Instagram.”

Een paar jaar later liet de vorige staatssecretaris van Digitale Zaken, Alexandra van Huffelen (D66), officieel uitzoeken of WhatsApp aan de AVG voldoet. Maar met de negatieve conclusie is weinig gedaan: beleidsveranderingen kosten tijd, zegt Van der Waal. „En het is lastig om wetgeving op dit vlak af te dwingen. Zolang een toezichthouder niet optreedt en er geen rechtszaken worden aangespannen, kunnen bedrijven als WhatsApp hun diensten blijven aanbieden. En dat is extra risicovol nu Trump aan de macht is gekomen.”

Dat mensen en bedrijven toch nog massaal gebruikmaken van WhatsApp, komt volgens Van der Waal voor een deel voort uit onwetendheid – ze snappen niet wat er precies gebeurt bij het gebruik van WhatsApp – en voor een deel uit gebruiksgemak. Ze kennen WhatsApp al, gebruiken het ook privé en ervaren een drempel om over te stappen. Maar nu de bewustwording rondom de risico’s groter wordt en mensen niet meer geassocieerd willen worden met het platform, Trump en de manier waarop Zuckerberg zich met hem vereenzelvigt, ziet Van der Waal – op basis van gesprekken met bedrijven en individuen – een verandering. „In 2021 zagen we een golf van overstappers, maar die golf is nu veel groter, en omvat ook meer zakelijke groepen.” Signal meldde eind januari een forse stijging in het aantal downloads en staat bovenaan de lijsten in de Apple App Store en de Google Play Store. Precieze cijfers geeft de app niet.

Signal is wat Van der Waal betreft een geschikt alternatief. „Het is een non-profitorganisatie en veel veiliger. Er worden minder data gegenereerd, de data worden vervolgens niet gebruikt, en je zou – voor de techneuten onder ons – de broncode en de server kunnen controleren, want het is open source. En het is gebruiksvriendelijk: alles wat je in WhatsApp doet, kan daar ook.” Waag Futurelab roept mensen daarom al jaren op om over te stappen. „Ik vind het eigenlijk onbegrijpelijk dat bedrijven nog intern WhatsApp gebruiken.”

Dus

Het is tijd om over te stappen. De risico’s die aan WhatsApp kleven – van het verstoren van de werk-privébalans tot gevoelige bedrijfsinformatie die ingezien kan worden door Amerikaanse inlichtingendiensten – zijn heel groot. Signal is wat privacy betreft een goed alternatief, al kan ook daar de werk-privébalans in het geding komen als een werknemer zowel voor privé- als voor zakelijke contacten overstapt. Een werkgever kan ook zoeken naar een alternatief dat alleen geschikt is voor de zakelijke communicatie, zodat privé en zakelijk gescheiden blijven.