‘Vroeger kon ik me geen leven buiten Amsterdam voorstellen’

Wim: „Ik ben niet zozeer druk als wel bezig. Er is altijd veel te doen als je een buitenplaats zoals Huis Landfort bewoont. Ik draag zorg voor de collectie, geef rondleidingen en doe heel veel regeldingen voor rondleidingen, zoals lampen aan en uit doen, deuren openen. Verder ben ik continu bezig de collectie in het landhuis te verfijnen. In de oranjerie bijvoorbeeld bevindt zich een collectie van dertig porseleinen papegaaien. Als ik ergens een mooiere tegenkom, gaat er een minder mooie naar het depot.”

René: „Als je hier over een paar jaar zou komen, ziet het er weer anders uit. Dan zijn er weer objecten aangekocht, geschonken of in bruikleen gegeven. We zijn soms uren bezig met schuiven, passen en meten van interieurstukken. Als we de grote tafel dekken voor een diner, zijn we daar samen wel een dag mee bezig: tafel vergroten met tafelbladen, met damast, serviezen en zilver dekken, kandelaars en vele bloemen. Onze missie is bezoekers te enthousiasmeren voor deze buitenplaats.”

Wim: „René en ik zijn de huurders van Huis Landfort, dat stamt uit 1434. René is ook oprichter en voorzitter van stichting Kastelen, (historische) Buitenplaatsen en Landgoederen [sKBL] en directeur van stichting Erfgoed Landfort, die deze buitenplaats bezit.”

We leiden niet het leven van doorsnee senioren

René: „Ik heb een heel ander dagritme dan Wim. Ik zit om 8.30 uur achter mijn bureau in het koetshuis. Vanaf die plek geef ik leiding aan de hele operatie binnen en buiten, die wordt uitgevoerd door medewerkers en vrijwilligers. Rond 17.30 uur begint mijn privéleven weer in het landhuis.”

Wim: „We leiden niet het leven van doorsnee senioren.”

René: „We houden van de harmonie, schoonheid, natuur hier – en die liefde delen wij met circa 7.500 bezoekers per jaar. Daar leven we voor. We organiseren jaarlijks heel wat evenementen: we doen mee met de Open Monumentendagen, houden Open Tuinendagen, organiseren stinzenwandelingen en rondleidingen, lezingen en huisconcerten.”

Wim: „We zijn passanten in dit huis. Zonder onze bewoning zou het een levenloos decor zijn. Bezoekers vinden het altijd heel bijzonder hoe wij hier leven.”

Ingrijpende renovatie

René: „Toen we hier in 2017 kwamen, is Huis Landfort onder onze leiding ingrijpend gerenoveerd. In 2023 was het klaar. Het huis is nu beter geïsoleerd, het koetshuis is herbouwd en de moestuin is opnieuw aangelegd. Ook het park, ontworpen door architect Johan David Zocher jr., is onder handen genomen.”

Wim: „Eerder woonden we in Amsterdam, later in Broek in Waterland. Toen zijn wij Huis te Manpad in Heemstede gaan bewonen.”

René: „Ook dat huis hebben we gerestaureerd en verfraaid, en ook daar organiseerden we privéconcerten en lezingen.”

Wim: „Maar omdat het daar erg druk werd door vliegtuig-, trein- en autolawaai en er steeds meer bebouwing kwam, zijn we naar de Achterhoek vertrokken. En nu zitten we hier op 50 hectare in the middle of nowhere, op een paar meter van de Duitse grens. Terwijl ik me vroeger geen leven buiten Amsterdam kon voorstellen.”

René: „Voor mij was ons vertrek uit Amsterdam juist een bevrijding. Ik kan niet leven zonder natuur. Hier, op het platteland, word ik minder afgeleid door allerlei prikkels.”

Wim: „In Broek in Waterland bleek ik het ook leuk te vinden, ik begon van het buitenleven te genieten. En naarmate je ouder wordt, taal je ook minder naar dingen als uitgaan tot diep in de nacht.”

René: „Of eindeloos tentoonstellingen en concerten aflopen.”

Wim: „We hebben nog wel een appartement in Zutphen, maar daar zijn we niet veel. Dat houden we aan met oog op later.”

We zijn passanten in dit huis. Zonder onze bewoning zou het een levenloos decor zijn

Met pensioen

René: „In maart volgend jaar ga ik met pensioen, maar we blijven hier wel wonen. Het zal wel gek zijn om niet meer elke dag naar het koetshuis te gaan om er te werken. Al blijft hier genoeg te doen en heb ik voldoende energie om nieuwe initiatieven te bedenken. Je inzetten voor het voortbestaan van de Nederlandse buitenplaatsen blijft werk genereren.”

Wim: „Ik was regisseur en producent van amusementsprogramma’s bij Endemol, en ben al enkele jaren met pensioen. Maar ook ik ben nooit gestopt met werken. Ik heb een documentaire gemaakt over deze buitenplaats en heb ouderen geïnterviewd over hun leven.”

René: „In onze vrije tijd ontvangen we vrienden en gaan we af en toe naar een concert of museum.”

Wim: „Ik golf één keer per week, René iets minder vaak. Ik ben totaal talentloos, maar vind het wel erg leuk.”

René: „We zijn beroeps-beginners.”

Wim: „Elk jaar gaan we met vakantie, dit jaar waren we een paar weken op Sicilië. We blijven meestal in Europa. Toen we nog in Heemstede woonden, was het daar ’s winters in huis zo koud dat we graag naar een warm land gingen. Maar dit huis is sinds de renovatie ook in de winter bewoonbaar.”

René: „We vliegen steeds minder. Enerzijds omdat Schiphol hier ver vandaan is, anderzijds omdat we vliegen tegenwoordig wel een dingetje vinden. Bovendien hebben we al veel van de wereld gezien.”

Wim: „Ik hoop zo lang mogelijk betrokken te blijven bij Landfort.”

René: „Ik denk dat ik de komende tien jaar nog iets ga doen, maar ik weet nog niet wat. Een boek schrijven misschien, of een nieuwe stichting oprichten, er is nog zoveel dat bewaard moet blijven. Maar ooit zullen we uit dit paradijs weggaan.”

Wim: „Niets is blijvend. We zien het wel.”


Hoe bespaar ik tijd bij verplichte vergaderingen?

Dilemma

Ik heb meerdere verplichte vergaderingen per week op mijn werk, waar ik erg weinig uit haal. De vergaderingen geven me vooral het idee dat ik mijn tijd zit te verdoen. Ze zorgen ervoor dat het werk dat ik geacht word te doen blijft liggen. Hoe moet ik daarmee omgaan?

Vrouw (65), werkzaam in de thuiszorg

Vóór de vergadering

Veel werkenden kennen het probleem: ze worden geleefd door hun agenda – vol met allerhande afspraken, overleggen en vergaderingen.

„Vaak gebruiken mensen hun agenda om hier afspraken met anderen in te zetten, maar ze zetten er nooit een afspraak met zichzelf in”, zegt Eric van den Heuvel. Hij verzorgt trainingen in time-management. Twaalf jaar geleden begon hij daarmee, uit frustratie, omdat zijn collega’s zaken niet konden prioriteren en hun werk nooit op tijd afkregen.

De eerste stap om dit om te keren, zo vertelt Van den Heuvel mensen die bij zijn bureau Een Helder Hoofd aankloppen, is dat je ook afspraken met jezelf in je agenda zet. „Want je bent zelf voor je eigen werk ook best een belangrijk persoon”, zegt hij. „Als collega’s allemaal witte vlakken in je agenda zien, denken ze dat je niks te doen hebt.”

Als je zelf weet wat er allemaal op je bordje ligt, is het ook makkelijker om ‘nee’ te zeggen. En is dan is daar vaak genoeg ook begrip voor onder leidinggevenden, ziet Van den Heuvel. „Dan zeg je: ‘Ik heb andere prioriteiten. Als ik nu ruimte moet maken, blijft het andere werk liggen’.”

Leidinggevenden stellen het vaak op prijs als werknemers zich afvragen waar de prioriteiten in hun werk moeten liggen, merkt ook organisatiepsycholoog Iris Ooms, die als coach mensen helpt om in hun werk grenzen aan te geven. „Als je zelf weet waar je mee bezig wilt zijn in je werk, en je jezelf afvraagt waarom je de dingen doet die je doet, laat je je van je goede, gemotiveerde kant zien. Ondanks dat je misschien nee zegt tegen een opgelegde verplichting.”

Aankaarten dat je denkt je tijd nuttiger te kunnen besteden dan in een verplichte vergadering, vindt niet iedereen even gemakkelijk. Ook hierbij hangt natuurlijk veel af van de relatie met je leidinggevende. Als het individueel niet lukt, raadt Ooms aan om het dilemma samen met collega’s aan te kaarten.

In de vergadering

„Er is ook nog een tussenvorm”, zegt Ooms. „In plaats van er helemaal niet te zijn, of juist de gehele vergadering erbij zijn, zou je ook alleen het deel van de vergadering kunnen bijwonen dat voor jou relevant is. Dan vraag je gewoon: bij welk agendapunt ben ik echt nodig?”, stelt Ooms.

In de zorg is dat best gebruikelijk, weet de coach uit haar adviespraktijk. „Als er overleg over bepaalde cliënten plaatsvindt, dan wordt vaak van tevoren afgestemd over welke cliënt het gaat, zodat medewerkers kunnen kiezen welk deel van de vergadering ze bijwonen.”

Als afzeggen of zo’n tussenvorm niet mogelijk is, is effectiviteit het toverwoord bij trainers als Van den Heuvel en Ooms. Een bijeenkomst waarvan niet duidelijk is wat daar moet gebeuren, is een van de grootste ergernissen rond vergaderen.

Bij een vergadering is het dus cruciaal dat er een duidelijke agenda is, zegt Van den Heuvel. „Als die er niet is, wordt het een soort Poolse landdag, waarin de tijd wordt volgepraat en aan het eind iedereen leeg is.”

Als er geen duidelijke agenda is, kan het een soort Poolse landdag worden

Eric van den Heuvel
trainer time-management

„Je moet ook duidelijk bepalen hoeveel tijd je aan ieder onderdeel wilt besteden”, zegt Ooms. „Als dat niet gebeurt, gaat iedereen natuurlijk achterover leunen en maar zien wat er gaat gebeuren.” De deelnemers van een vergadering moeten op hun beurt voor zichzelf ook afvragen „waarom ze er zitten, wat er van hen wordt verwacht en wat ze eruit kunnen halen”, aldus Ooms.

Verder is van belang: worden er beslissingen genomen? En hoe dan? Als je de tijd goed wilt besteden, is het belangrijk om vast te leggen wat er is besloten, en als er een actielijst komt, hoort daar ook een termijn aan vast te zitten waarbinnen zaken moeten worden afgerond.

Werkgevers hebben een duidelijk belang bij efficiënt vergaderen. Als er te weinig besluiten worden genomen, zal hen dat immers geld kosten. In sectoren als ict heeft men dat goed begrepen, ziet Van den Heuvel. Met ‘stand-ups’ en ‘sprints’ brengen collega’s kort aan elkaar over waar ze mee bezig zijn, en wat ze de komende tijd gaan afronden. In minder commerciële sectoren ontbreekt het volgens de trainer nog wel eens aan duidelijke planning en communicatie.

Van den Heuvel ziet dat mensen die bij hem aankloppen nog vaak dezelfde denkfout maken: eerst moet de mailbox leeg voordat ze aan andere zaken kunnen beginnen. „Toen ik een potentiële klant die altijd in tijdnood kwam vertelde dat hij overzicht moet houden en prioriteiten moet stellen, zei hij: ja maar daar heb ik geen tijd voor”, lacht Van den Heuvel. „Eigenlijk zegt hij: ik heb problemen, maar ik heb geen tijd om er iets aan te doen.” Daaruit breken, daar begint het volgens hem mee.

Dus

Uit een vergadering wegblijven is niet altijd mogelijk, maar als je je eigen prioriteiten duidelijk hebt vastgesteld en andere dingen te doen hebt, kun je bij leidinggevende polsen of het écht noodzakelijk is dat je aanwezig bent. Misschien kun je het deel dat niet op jouw werk van toepassing is overslaan. En als je dan toch in een vergadering belandt, zorg er dan met elkaar voor dat het efficiënt gebeurt.


‘Ik ben mijn verkeringen veel dank verschuldigd’

„Ik kom uit Trinidad en Tobago, een eilandengroep in het Caribisch gebied met 1,3 miljoen mensen. Het is een prachtige, maar helaas ook gevaarlijke plek. Het staat in de toptien van meest gevaarlijke landen in de wereld. Het stadje waar ik opgroeide, is een soort criminele hotspot. Maar goed, als dat de norm is, weet je niet beter. Ik ben wel eens overvallen op straat; als je dat niet overkomt, heb je geluk. Het is een wat harder leven, gecombineerd met de warmte en de schoonheid van de Cariben.

„Toen ik twintig was, studeerde ik psychologie in de stad St. Augestine en speelde daarnaast semi-professioneel cricket. Ik had het goed naar mijn zin, totdat ik een blessure kreeg aan mijn schouder. Toen kon ik niet meer spelen. Mijn toenmalige vriendin was zich aan het oriënteren op een studie in Europa. Zij vertelde over Groningen, waar je redelijk betaalbaar kon studeren.

„Groningen, dat kende ik niet. Sowieso wist ik niet veel over Nederland en had ik de taal nooit gehoord. Maar met wat googlen stuitte ik op een interessante studie: International Physiotherapy, met veel aandacht voor het holistische aspect van het vak. Dan kijk je niet puur naar het fysieke stuk, maar ook naar mentale en sociale aspecten. Met mijn achtergrond in de psychologie én mijn ervaringen met de behandeling van mijn eigen cricketblessure – die vrij slecht waren – besloot ik de stap te wagen en naar Nederland te komen.

„Dat was een goede keus. Ik vond de studie zo interessant! Het lichamelijke is natuurlijk nauw verweven met het mentale. Denk aan hoofdpijn: op een slechte dag ervaar je dat als veel erger dan wanneer je in een goed humeur bent.

„Het was niet altijd makkelijk. Zo was een stageplek vinden lastig. Een bedrijf moet voor een niet-Europese stagiair een aantal papieren aanvragen, en geen Nederlandse fysiotherapiepraktijk was bereid dat voor mij te doen. Ik ben uitgeweken naar Duitsland, waar mijn toenmalige vriendin contacten had. Ha ha, ja, ik ben mijn verkeringen veel dank verschuldigd in mijn leven!

Fast forward naar november 2020. Ik was afgestudeerd fysiotherapeut, maar het was coronatijd; lastig om ergens aan de slag te gaan. Dus moest ik bedenken wat ik in de tussentijd kon doen om in Nederland te blijven. Zo kwam ik op lesgeven aan mijn eigen opleiding op de Hanze Hogeschool. Dat kon in het vak gedrag en communicatie. Uiteindelijk heb ik ook allerlei andere vakken opgepakt: anatomie, interculturele communicatie, maar ook de begeleiding van stagiairs en het opzetten van een summerschool. Alles om de Hogeschool te laten zien dat ik waarde toevoeg aan het docententeam.

„Daarom was de Docent van het Jaar-verkiezing bijzonder voor mij. Mijn studenten hadden me genomineerd. Ik kwam op een shortlist met de laatste zes kandidaten, maar uiteindelijk heeft iemand anders gewonnen. Dat was een teleurstelling. Als oud-topsporter wil ik gewoon winnen. Gelukkig kon ik er later alsnog tevreden op terugkijken. Als jonge, niet-Nederlandse docent met maar drieënhalf jaar ervaring op een nationaal podium staan: op dat moment was ik toch heel trots.”

Niet haasten

„Op een doordeweekse dag sta ik vroeg op: rond half zeven. Ik hou niet van haasten, dus ik ga rustig ontbijten, kijk wat nieuws en stap onder de douche. Ik woon vlak bij de campus, ik kan lopen naar mijn werk. Om half negen start vaak de eerste les. De rest van de dag verschilt: soms geef ik ’s avonds college, andere keren ben ik vroeg in de middag al klaar.

„Qua werk-privé is het nu redelijk goed in balans. Dat was niet altijd zo; ik heb een periode veel overgewerkt. Ik werkte standaard 55 uur per week en voelde me verantwoordelijk om mijn studenten het beste onderwijs te geven. Hoeveel uren van mezelf erin gingen zitten, was daar ondergeschikt aan. Maar na zo’n dag kwam ik thuis en was ik te moe om nog iets te doen. Daarbij kreeg mijn moeder te horen dat ze kanker had. Dan is het heel moeilijk dat ze duizenden kilometers verderop zit. Ik kon niet zomaar een dagje vrij nemen om even een bezoekje te brengen.”

Vast contract

„Achteraf gezien was het een periode waarin ik de grenzen heb opgezocht om me te bewijzen op de Hogeschool. Nu ik een vast contract heb, is die bewijsdrang gelukkig minder geworden. Ook gaat het een stuk beter met mijn moeder; ze is drie maanden geleden genezen verklaard. Mijn grootste stress is nu even verdwenen.

„Ik heb weer tijd om naast werk andere dingen te doen. Zo zit ik bij een lokale capoeira-groep; dat is een Braziliaanse vechtsportkunst. In de weekenden gaan we vaak bij andere capoeira-groepen in het land langs. Ook doe ik aan boulderen en probeer ik af en toe hard te lopen in het bos. De zondag is voor pubquizen. We hebben een gemixt team, allemaal internationale of Nederlandse docenten van de hogeschool, en iedere zondag kijken we wie er kan.

„Afgelopen februari heb ik mijn vriendin leren kennen, via een datingapp. Ze is Nederlands en werkt als verpleegkundige hier in het UMC Groningen. Zij heeft onregelmatige diensten, maar dat past wel bij mij, want ik hou ook niet zo van plannen en agenda’s.

„Wat ik wél op de planning heb, is dat ik in 2025 mijn permanente verblijfsvergunning wil aanvragen; dat kan nu ik vijf jaar in Nederland ben. Wel moet ik mijn inburgeringscursus afmaken. Nederlands verstaan gaat goed, aan spreken werk ik met een coach. Als alles goed gaat, hoop ik in de loop van volgend jaar bericht te krijgen dat ik hier kan blijven. Oh, dat zou een enorme opluchting zijn.”


Kan de creatief openlijk AI gebruiken?

Dilemma

ChatGPT kan hele reclamecampagnes verzinnen, MidJourney produceert op commando de meest buitenissige beelden en Suno componeert binnen seconden een muziektune inclusief songtekst. Kun je binnen creatieve branches zoals de reclamewereld uitkomen voor het gebruik van AI? Of beschadig je daarmee je reputatie als werknemer of bedrijf?

Daarmee beschadig je je reputatie

„Ik hoor regelmatig over grafisch ontwerpers, interfaceontwerpers, conceptontwikkelaars en merkstrategen die kunstmatige-intelligentesoftware gebruiken, maar dat niet aan hun opdrachtgevers vertellen”, zegt journalist Laurens Vreekamp, die het boek The art of AI schreef. De reden voor de huiver van creatieven om hierover eerlijk te zijn, is volgens Vreekamp dat AI-inzet al snel verkeerd wordt begrepen door klanten. „De hoogste vorm van creativiteit, die onze kijk op de werkelijkheid echt verandert, is vooralsnog voorbehouden aan mensen. Het vergt training om die te ontwikkelen of zelfs maar te herkennen. Dat laatste maakt het ook lastig om aan niet-vakgenoten uit te leggen waarom jij als creatief onmisbaar blijft – ondanks de opkomst van generatieve AI. Binnen een creatief proces ben je op zoek naar het juiste concept, zonder dat je weet wat dat is of waar je het kunt vinden. Je gebruikt daarbij elk middel en zoomt continu in en uit. De kunst is om te bepalen welke invallen je afwijst en hoe je nieuwe elementen introduceert, zodat er opeens iets verrassends en waardevols ontstaat.”

Volgens Antoine Houtsma, oprichter van reclamebureau Joe Public, beoordeelt een creatief nieuwe ideeën razendsnel op tal van factoren: „Zo’n controle is bijvoorbeeld of het idee eerder is uitgevoerd. Zo ja, dan valt het onmiddellijk af. Een ander is of het geen verkeerde associaties oproept.”

Volgens reclamemaker David Snellenberg is de kracht van het menselijk creatief beoordelingsvermogen dat we in staat zijn te voelen: „Als mens weet je wat het is om verliefd te zijn en te rouwen.”

De beste campagnes komen uit je onderbuik voort, zegt Houtsma. Hij was in 2004 de bedenker van de paarse krokodil. Dit opblaas-speelgoed figureerde sindsdien in talloze commercials van verzekeraar Ohra. „Die krokodil is een metafoor voor contraproductieve regelzucht. Daarover sluimerde toentertijd een collectief onbehagen, dat werd geassocieerd met de paarse kabinetten. Daarom is die krokodil ook paars. Zo’n concept – een beeld dat de tijdgeest symboliseert en tegelijkertijd op de lachspieren werkt – daarmee zie ik AI vooralsnog niet zo snel komen.”

Vreekamp is het daarmee eens: „AI is getraind om voorspelbaar te zijn. Je kunt software hoogstens vragen nieuwe combinaties te maken van woorden, beelden, muziekfragmenten of pixels. Maar echt buiten de lijntjes kleuren is per definitie moeilijk voor computersystemen.”

Volgens Houtsma maakt dat computer-gegenereerd creatief werk ook zo herkenbaar voor professionals: „Ik zie het onmiddellijk wanneer ChatGPT heeft geholpen bij het schrijven van een tekst. Zo’n verhaal is dan te gestructureerd en te logisch. Er gebeurt niets echt onverwachts in, niet inhoudelijk en ook niet op het gebied van taalgebruik. En ook een beeld van Midjourney herkennen we hier feilloos.”

Toch zal AI een enorme shake-out onder reclamebureaus teweegbrengen, zegt Snellenberg: „Er is straks alleen nog plek voor twee typen bureaus: productiebureaus die op grote schaal en in een enorm tempo met AI content produceren. En daarnaast creatieve en strategische adviesbedrijven, die met een kleine groep toptalenten hoogwaardige ideeën uitdenken. Alle bureaus die daar tussenin zitten, doordat ze zowel conceptueel als uitvoerend werk proberen te doen, zullen snel verdwijnen.”

Klanten willen niet anders

Het reclamebureau van Houtsma is niet bang om uit te komen voor AI-gebruik bij het maken van campagnes. Het vijfkoppige AI-team van Joe Public wordt zelfs trots voorgesteld op de websitepagina over het AI-dienstenaanbod van Springbok, de internationale onderneming waarvan Joe Public sinds 2022 onderdeel uitmaakt.

Volgens Houtsma verwachten en verlangen opdrachtgevers niet anders dan dat reclamemakers AI inzetten: „Het betekent dat ze meer krijgen voor hetzelfde budget.”

Zo adviseerde Houtsma eind 2023 aan supermarkt Aldi de voice-over van Diederik Ebbinge te vervangen door een computerstem die was samengesteld uit een mix van het geluid van tien Aldi-caissières. „Dat idee paste naadloos bij de filosofie van Aldi: zo kostenefficiënt mogelijk werken, om de supermarktprijzen laag te houden.”

Ook gebruiken Joe Public-ontwerpers AI om creatieve concepten te presenteren aan klanten. Houtsma: „Waar je vroeger een idee liet schetsen door een illustrator, vraag je nu aan Midjourney om voorbeeldfoto’s te genereren.”

Daarnaast traint het bureau op aanvraag een AI-programma om bestaande teksten automatisch te herschrijven in de tone-of-voice die past bij de merkidentiteit van een organisatie.

Dus

Wanneer je als creatief uitkomt voor je gebruik van ChatGPT, Midjourney en andere AI-software, neem je een welbewust risico. Niet elke opdrachtgever zal begrijpen dat jij als creatief nog steeds onmisbaar bent binnen het creatieve proces. Daarom verdient het aanbeveling expliciet aan te geven waarvoor je AI dan wel inzet. Dat biedt inzicht, toont kracht en schept vertrouwen.


‘Het is hier een georganiseerde chaos in huis’

Alex: „We kennen elkaar uit het Haagse uitgaansleven.” Belle: „Club Westwood, een begrip onder Haagse kakkers.” Alex: „Ik was negentien toen ik Belle voor het eerst sprak.”

Belle: „Ik was toen vijftien. We zijn vier jaar lang bevriend geweest.”

Alex: „Ik had toen andere vriendinnetjes.”

Belle: „En ik andere vriendjes.”

Alex: „Totdat we voor het eerst zoenden, vier jaar later.”

Belle: „Toen werden we ‘exclusief’ met elkaar, zoals onze kinderen dat nu noemen. Ja, dat is het voordeel als je tienerkinderen hebt: zo blijf je op de hoogte van de nieuwste termen.”

Alex: „We zijn nu 31 jaar samen.”

Belle: „We wonen in het Statenkwartier in Den Haag, niet ver van het strand.”

Alex: „Tussen de hockeyclub en de voetbalclub. Dat is handig, want onze dochters zitten op hockey, bij HDM, en mijn zoon en ik zijn beiden lid van voetbalclub Quick.”

Belle: „Tijdens onze studie hebben we nog wel even buiten Den Haag gewoond. Ik heb in Leiden gestudeerd, fysiotherapie.”

Alex: „En ik fiscale bedrijfseconomie in Rotterdam.”

Belle: „Maar meteen daarna zijn we weer lekker in Den Haag gaan wonen.”

Nederlands kampioen

Alex: „Ik ben docent rekenen op een middelbare hotelschool: IHMS, de International Hotel and Management School van ROC Mondriaan. Na mijn studie ben ik nog een tijdje belastingadviseur geweest, maar dit vind ik veel leuker. Ik werk al twintig jaar op het ROC Mondriaan, waarvan tien jaar bij de hotelschool. Daar ben ik ook coach, mentor en begeleider van de studentenraad. Ik voel me uiteindelijk meer coach in bredere zin dan alleen docent. Ik heb ook het hockeyteam van mijn dochter getraind en ben trainer van de damescricketselectie van Quick geweest. Daarmee zijn we een paar keer Nederlands kampioen geworden, wat geweldig was.”

Belle: „Ik ben fysiotherapeut in het Haags Medisch Centrum. Ik draai poli met verschillende specialisten zoals neurologen, orthopeden en traumatologen. Iedere dag is anders en vol verrassingen. Ook hou ik me in het ziekenhuis bezig met het coördineren en faciliteren van de zorg bij kindermishandeling. Vroeger had ik daarnaast ook nog een particuliere praktijk hier in de buurt, dus toen had ik vooral mensen uit deze wijk – zeg maar kakkers met een tennisarm. Wat ik leuk vind in het ziekenhuis, is de culturele en economische diversiteit van patiënten. Van vrienden van de chirurgen tot daklozen en alles wat ertussen zit. Verder werk ik als sporttherapeut om sporters te helpen met revalideren en als fysio van het Nederlandse beachvolleybalteam.”

Ademcoach

Alex: „Sinds een jaar ben ik ook ademcoach voor leerlingen met angstigheid en hyperventilatie. Via de adem kun je ze helpen kalmer te worden. We hebben op het ROC verschillende docenten die coach zijn voor leerlingen met problemen als faalangst, ADHD, dyslexie, dyscalculie. Die lijst wordt steeds langer. Vaak heeft het ook met zelfvertrouwen te maken. Als ademcoach help ik leerlingen zich bewuster te worden van de adem en via oefeningen rustiger te ademen.”

Belle: „Ik doe eens per maand een weekenddienst. Daardoor kan ik wat vaker vrije dagen opnemen als ik naar het buitenland moet met het beachvolleybalteam.”

Alex: „Ik heb als docent natuurlijk vrij tijdens schoolvakanties. Dan kan ik de kinderen extra aandacht geven die dan ook vakantie hebben. Maar inmiddels zijn ze 16, 18 en 19, dus nu speelt dat minder.”

Belle: „Onze oudste dochter Bibi studeert geneeskunde in Amsterdam, maar woont nog thuis, vooral vanwege het kamertekort.”

Alex: „Onze jongste dochter Fiep (16) speelt hockey in het hoogste team onder de selectieteams. Dus ze doet niet mee met het NK, maar ook op dit niveau wordt heel leuk hockey gespeeld. Vorig jaar heb ik haar groepje getraind. Dit jaar ben ik er alleen op zaterdag bij als coach. Doordeweeks worden ze door iemand anders getraind. Misschien doe ik het volgend jaar wel weer. Ik kan goed overweg met pubers en vind pubergedrag leuk.”

Belle: „Hij is heel populair. Fieps vriendinnen vragen alweer of hij ze volgend jaar weer wil trainen.”

Alex: „We zullen zien.”

Koud douchen

Belle: „Het is hier in huis een georganiseerde chaos. We weten ’s ochtends niet wat we ’s avonds gaan eten en wie er kookt.”

Alex: „Het is net hoe het loopt.”

Belle: „De kinderen vliegen in en uit. Soms zijn ze aan het sporten of eten ze bij vriendjes en vriendinnetjes. Soms eten ze thuis en nemen ze iemand mee. Het is elke avond anders. Ik kook net iets vaker, denk ik, maar als Alex kookt, is het lekkerder. Hij neemt er meer tijd voor en houdt zich aan de recepten. Ik ben meer van makkelijk snel klaar, maar we koken wel allebei altijd gezond en vers.”

Alex: „Ik douche elke ochtend zes minuten koud. Ik begin met een warme douche, maar daarna zet ik hem op koud.”

Belle: „Toen hij daar mee begon, weet ik niet wat de buren ervan dachten. Want hij schreeuwde wat af.”

Alex: „Vooral in Finland deed ik dat, toen ik net begon, want daar is het water echt ijskoud.”

Belle: „Ik hou helemaal niet van koud en nat.”

Alex: „We zijn yin en yang. Maar we zijn niet getrouwd. Waarom niet? Nou, mijn vrouw wilde altijd het gevoel hebben dat ze vrij was.”

Belle: „Niet vastzitten aan iemand.”

Alex: „Daarom is ze nu al 31 jaar met mij. Anders was het niet gelukt. Maar hoe ouder ze wordt, hoe méér ze wil trouwen.”


Hoe kan ik als docent werk en zorg voor mijn kind(eren) combineren?

Dilemma

Ik werk als zzp-leerkracht in het basisonderwijs en sommige opdrachtgevers eisen dat ik na lestijd nog een uur blijf voor administratieve taken die ik ook prima thuis kan doen. Ik wil meestal snel door naar de school van mijn kinderen om hen op te halen. Mag dat, en hoe kan ik zorgen voor een betere balans tussen werk en zorg voor mijn kinderen?

Vrouw (39), naam bekend bij redactie

Juridisch

De voorzitter van Onderwijsbond AOb Thijs Roovers ziet dat strikte werkgevers voor docenten met zorgtaken een probleem zijn in het hele onderwijs. Roovers zegt dat het juridisch een groot verschil maakt of iemand in dienst is of niet. „Een zzp’er heeft een eigen hand in de opdracht, dus die kan daar in principe gewoon afspraken over maken.”

Voor iemand in loondienst is een stringente werkgever wel een probleem. „Als je een werkgever hebt die niet mee wil denken, en je gaat daartegen in, dan riskeer je je arbeidsovereenkomst”, aldus Roovers. Hij ziet dat mensen vaak het gesprek niet durven te voeren als ze verwachten op tegenwerking te stuiten. „Je hebt toch een hiërarchische verhouding, dus niet iedereen voelt zich veilig genoeg daar een punt van te maken.”

Om de docenten die hun baan moeilijk met zorgtaken kunnen combineren te midden van grote tekorten voor het onderwijs te behouden, is er werkgevers juist veel aan gelegen met hun personeel mee te denken, aldus Roovers. Vaak blijken er dan allerlei creatieve oplossingen te bedenken. „Als iemand graag de kinderen naar school wil brengen, kunnen werkgevers dan bijvoorbeeld niet zeggen: zou je om 09.00 uur kunnen beginnen? Dan zorgen we ervoor dat we je klas het eerste uur in de gymles zetten, eigenlijk een no-brainer.”

Als je in dienst bent en je hebt leidinggevenden die op hun strepen gaan staan, kun je juridisch niet zo veel. Een oplossing vergt van werkgevers vooral een blik op de langere termijn, vindt Roovers. „Het is echt een puzzel, maar het valt of staat bij leidinggevenden die het gesprek aangaan om mensen lang en vitaal in dienst te houden. De waan van de dag is vaak dat ze op school een lerarentekort hebben en vooral daarmee bezig zijn.”

Momenteel is een wetsvoorstel in behandeling dat alle scholen moet dwingen zogenaamd ‘strategisch personeelsbeleid’ te voeren. „Dat is eigenlijk een zwaktebod, maar omdat decennialang dingen niet goed zijn gegaan, heb je toch een wetgever nodig die standaarden neerlegt”, vindt Roovers.

Sociaal-cultureel

Ilse Josepha Lazaroms ging wel het gesprek aan, toen ze werkte aan de Universiteit Utrecht. Ze stuitte op een muur van onwil, toen ze met de universiteit in gesprek ging over haar situatie als alleenstaande ouder. „Ik heb het bewust niet weggestopt, maar juist meegenomen naar mijn werk, om de beperkingen te laten zien waarmee ik te maken had. Ik kon bijvoorbeeld niet tussen zeven en negen uur ’s avonds lesgeven.”

Binnen haar vakgroep Genderstudies kon Lazaroms nog op begrip rekenen. Zorg en kinderopvang werden vanuit haar vakgebied sowieso met interesse gevolgd en soms hadden collega’s zelf ook zorgtaken te vervullen. Maar bij personeelszaken waren ze minder meevoelend. „Ja, straks komt iedereen met verzoeken”, kreeg ze te horen.

Aan de universiteit zijn de banen schaars en is de werkdruk hoog. Net als veel collega’s trok Lazaroms van tijdelijk contract naar tijdelijk contract. „Men wil zoveel mogelijk output voor zo min mogelijk mensen en geld. Maar die werknemer is natuurlijk ook een mens en soms een ouder”, zegt Lazaroms. „Ze waren bang om een precedent te scheppen, maar dat moeten ze júíst doen.”

Het zorgde voor existentiële vragen bij Lazaroms: „Moet ik me kapot werken voor de universiteit, om vervolgens geen moeder te kunnen zijn voor mijn dochter?” Dat was het haar uiteindelijk niet waard. Lazaroms verliet de universiteit en werkt nu drie dagen per week voor een uitgeverij, en in de tijd die overblijft doet ze haar eigen werk als schrijfster. Een noodgedwongen keuze, om een leven op te bouwen waarin ze gezond kon werken én voor haar dochter zorgen. Ze verzamelde ‘een weefsel’ om zich heen van ouders, familie en oppassen. „Soms voelt het wel een beetje als leuren met je kind, maar dat ongemak hoort er blijkbaar bij.”

„Je hebt er eigenlijk een bijbaan bij, met het constant in goede banen leiden van de planning voor je kind.” Dat hoort natuurlijk bij ouderschap, erkent Lazaroms, „maar zolang de zorg voor kinderen geïndividualiseerd en geprivatiseerd is, werkt het niet.” De private buitenschoolse opvang zou wat haar betreft dezelfde status moeten hebben als publieke zaken als onderwijs, bibliotheken, openbare parken. Anders betalen we met z’n allen de prijs, meent Lazaroms.

Conclusie

Het combineren van werk en zorgtaken is haast voor alle ouders in het onderwijs lastig of, zoals dat tegenwoordig heet, een uitdaging. Dat is zeker in tijden van krapte van belang. Een goed gesprek tussen werkgever en werknemer kan lonen en is in ieders belang, maar eigenlijk is een brede mentaliteitsverandering nodig.

Zorg voor kinderen komt nog altijd meestal op de schouders van vrouwen terecht. Anja Meulebelt stelt in haar boek Alle moeders werken al dat „vrouwen geacht worden te werken alsof ze geen kinderen hebben, en hun kinderen op moeten voeden alsof ze geen werk hebben”. Als dat dominante denkraam een beetje bijgesteld kan worden, zijn we op de goede weg.


Moeten managers eerst de baas worden over zichzelf?

Wie leiding wil geven aan anderen moet eerst leren om leiding te geven aan zichzelf. Het is een populair idee in de managementliteratuur, dat al decennia wordt benadrukt door bekende schrijvers als Peter Drucker en Stephen Covey. Maar wat wordt ermee bedoeld? En wat is goed zelfleiderschap?

Doen, voelen en denken

Managementonderzoekers Charles Manz en Christopher Neck hebben een groot deel van hun loopbaan gewijd aan de studie van ‘self-leadership’. Niet alleen bij managers, maar bij medewerkers op allerlei posities. Volgens hen spelen bij het leidinggeven aan jezelf drie componenten een hoofdrol.

1. Gedragsgerichte strategieën: zoals doelen stellen en het sturen van je eigen gedrag om ze te bereiken.

2. Natuurlijke beloningsstrategieën: waarbij je actief zoekt naar de motiverende aspecten in je dagelijkse werk.

3. Constructieve gedachtenpatronen: zoals het kritisch bevragen van jezelf en het sturen van je eigen denken.

Eenvoudig samengevat: wie effectief leiding wil geven aan zichzelf, moet volgens Manz en Neck de baas zijn over zijn eigen gedrag, zijn eigen gevoel en zijn eigen denken.

En, werkt het?

Leidt goed leidinggeven aan jezelf vervolgens ook tot goed leidinggeven aan anderen? Volgens onderzoeker Marco Furtner en zijn collega’s wel.

Hoe stelden zij dat vast? Ze ondervroegen managers en hun medewerkers en brachten daarbij twee dingen in kaart. Allereerst het vertoonde zelfleiderschap van de managers, volgens de definitie hierboven, van Manz en Neck. Daarnaast keken ze naar het leidinggeven aan anderen, aan de hand van een veelgebruikte indeling van onderzoekers Bernard Bass en Bruce Avolio. Die indeling loopt van passief leidinggeven tot actief investeren in de ontwikkeling van medewerkers. Deze laatste, actievere vorm van leidinggeven troffen de onderzoekers meer aan bij managers die goed waren in zelfleiderschap.

Gedrag geeft de doorslag

Ander onderzoek laat echter een meer genuanceerd beeld zien. Ronald Brown en Dail Fields deden onderzoek naar de vraag of medewerkers in de praktijk nou echt iets merken van dat zelfleiderschap van hun managers. Daarbij keken ze ook in hoeverre die managers de drie verschillende componenten van zelfleiderschap toepasten.

Volgens Brown en Fields geven gedragsgerichte strategieën de doorslag. Het managen van de eigen gedachten en gevoelens is voor managers zelf misschien wel belangrijk, maar in het leidinggeven aan medewerkers werkt dit niet meetbaar door. Wanneer managers echter vaardig zijn in het sturen van hun eigen gedrag, merken medewerkers daar wél iets van in de praktijk.

Dus?

Kort en goed. Zelfleiderschap is een nuttige vaardigheid voor managers. Maar pas wanneer managers niet alleen leren om de baas te worden over hun eigen gevoelens en gedachten, maar vooral ook over hun eigen gedrag, kan dit een positieve impact hebben op het leidinggeven aan anderen.

Misschien is dat niet zo verrassend. Al een paar duizend jaar verbazen we ons over de kloof tussen onze intenties en ons gedrag. „De geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak”, stelt de Bijbel nuchter vast. En managers zijn ook maar gewone mensen.

Ben Tiggelaar schrijft wekelijks over persoonlijk leiderschap, werk en management.


‘Een wandelwinkel in dít pand, op déze plek, in déze mooie stad – dat was één verleiding te veel’

„Toen ik in 2019 een gidsje kocht in De Wandelwinkel in Deventer en de eigenaar mij vertelde dat ze ermee wilde stoppen, wist ik meteen: dat is iets voor mij. Ik heb altijd veel gewandeld, maar ik kreeg een bindweefselaandoening, waardoor lange tochten moeilijker werden. Dus deze kans kwam op het juiste moment. Ik heb nooit een winkel willen hebben, maar in dít bijzondere pand uit 1575, op déze plek in het prachtige Bergkwartier, in déze mooie stad, met dít uitzicht – dat was één verleiding te veel.

„In 2006 heb ik voor het eerst een lange wandeltocht gemaakt, drie weken naar Santiago de Compostela, met mijn toenmalige partner. Dat was een goede test, want de relatie heeft geen stand gehouden. Twee jaar later ben ik voor het eerst alleen gaan lopen, weer naar Santiago, via een andere route. Dat vond ik best eng, ik had nog nooit alleen gewandeld, ik verdwaal altijd, ook al staan er wegwijzers. Maar alles ging goed.

„Ik werkte destijds als organisatieadviseur bij het automatiseringsbedrijf van Defensie. Daarnaast werkte ik als zelfstandig begeleider van veranderingsprocessen, onder meer bij de politie. Bij elkaar zo’n vier dagen per week. Toen in 2008 de kredietcrisis uitbrak, liep het aantal opdrachten voor mijn trainingsbureau terug. Toen kon ik kiezen: aan acquisitie doen of tijd overhouden voor andere dingen. Dat laatste vond ik wel een aanlokkelijk idee, en toen ben ik eens gaan rekenen. Ik heb uiteindelijk mijn huis in Rotterdam verkocht en heb met een lening van mijn ouders een uitgewoond appartement in Den Haag gekocht om mijn vaste lasten drastisch omlaag te brengen. Het had niet eens een badkamer! Door het gebruik van zoveel mogelijk tweedehands materialen en door zelf materialen in te kopen, kon ik de verbouwingskosten beperkt houden.

„Intussen deed ik langduriger klussen bij Defensie en had ik tussendoor langere tijd vrij om meer te kunnen wandelen. In 2011 ben ik van Würzburg naar Rome gelopen, met mijn hond Juta. Mijn huis had ik uitgeleend aan een gescheiden man die in ruil een website voor me maakte. Onderweg maakte ik filmpjes voor Facebook om mijn ouders, die toen net in een verzorgingstehuis waren opgenomen, te kunnen laten meegenieten van mijn reis. Aan de grens tussen Oostenrijk en Italië ben ik gestopt, want ik moest terug naar Nederland om weer geld te verdienen. In 2012 en 2014 heb ik de reis naar Rome vervolgd.”

Vertrekregeling

„Na die tocht had ik de smaak van het wandelen te pakken. Ik werd er blijer en lichter van, en ook al wist ik niet waar ik aan het einde van de dag zou slapen en wat ik zou eten, ik had minder stress, ik kon dingen veel beter loslaten dan thuis. Ik kwam onderweg veel mensen tegen die zoiets ook wel wilden en toen heb ik besloten retraites te gaan organiseren voor mensen die niet kunnen of willen wandelen, en voor mensen die een pelgrimstocht hebben gemaakt en die ervaring in hun leven willen integreren. Ik werd bestuurslid en later betaald directeur van de Society for Organizational Learning en organiseerde retraites en workshops bij onder meer een werkgemeenschap in Duitsland en de Broeders van Huijbergen. Dat ging steeds beter lopen. Ik werd er niet rijk van, maar ik had ook niet veel nodig, omdat ik mijn appartement verhuurde. Nadat ik in 2015 vertrokken was bij Defensie, kon ik van de vertrekregeling mijn hypotheek zelfs bijna helemaal aflossen. In 2016 heb ik nog een tocht gemaakt langs de Donau, maar daarna kreeg ik die aandoening en ook mijn hond raakte geblesseerd.”

Rentmeester

„Ik had de winkel nog niet zo lang toen corona uitbrak. De winkel moest dicht, ik viel buiten alle steunregelingen en ook de retraites hielden op. Dat was dus een lastige tijd. Ik heb de lockdowns gebruikt om een website te bouwen, om het assortiment in de winkel uit te breiden met wandelkleding en om een behandeling te ondergaan voor die bindweefselaandoening. Binnenkort begin ik weer met retraites.

„Inmiddels run ik de winkel al ruim vijf jaar. Ik schat dat ik er zo’n dertig uur per week aan besteed. Als ik langere wandelingen maak, dan heb ik een groep mensen die bij toerbeurt op de winkel passen. Verder heb ik een boek geschreven over mijn wandelreis naar Rome. Mijn jaarlijkse inkoopreis – naar Ierland, Duitsland en volgend jaar naar Schotland – beschouw ik als vakantie. Vorig jaar heb ik een schrijfretraite gedaan in Andalusië. Ik verwacht dat ik dit jaar een iets meer dan modaal inkomen verdien.

„Ik voel me een soort rentmeester van deze prachtige plek. Ik hoop ook dat ik over vijf jaar hier nog steeds zit. Daarnaast blijf ik retraites organiseren en samenwerking zoeken met anderen op het gebied van bewegen en bezinnen. Over tien tot twintig jaar wil ik de winkel overdoen aan een jonger iemand. Ja, ik prijs mij gelukkig.”


Kan een introvert type assertiever worden?

Dilemma

Introverte personen zijn rustig en bedachtzaam, waardoor ze op de drukke werkvloer nog weleens over het hoofd worden gezien of zich voegen naar dominantere types. Helpt het je als introvert om een assertiviteitstraining te volgen?

Nee

Volgens coach Marloes Bouwmeester van trainingsbureau de Succesvolle Introvert krijgen introverten vaak ten onrechte het advies om een assertiviteitstraining te volgen, puur omdat ze niet altijd onmiddellijk met hun mening klaarstaan. „Voordat een introvert iets beweert, wil hij of zij dat eerst goed doordenken en onderbouwen. Tot die tijd zegt die persoon liever niets, of gebruikt die woorden als ‘misschien’ of ‘waarschijnlijk’.” Daar komt nog eens bij dat veel introverten volgens Bouwmeester niet zo houden van discussies, maar des te meer van een dialoog. „Ze willen graag eerst in kaart brengen hoe de mensen om hen heen ergens tegenaan kijken. Vervolgens gaan ze op zoek naar een oplossing die voor iedereen werkt.”

Die bedachtzaamheid en consensus-gerichtheid moet echter niet verward worden met onzekerheid of meegaandheid, zegt Bouwmeester. Toch komt dit nogal eens voor. „Vaak wordt assertiviteit gelijkgesteld aan met je vuist op tafel slaan of met onmiddellijk je mening ventileren.” Ook trainingen kunnen daarop gericht zijn. „Het heeft echter geen enkele zin als introvert om jezelf te trainen in extravert gedrag.”

Ja

Volgens arbeids- en organisatiepsycholoog Tosca Gort, eigenaar van een coachingbureau, bieden goede trainingen aanknopingspunten voor mensen met verschillende persoonlijkheidstypes en verschillende leerstijlen. „Een goede trainer wisselt bovendien theorie en praktijk met elkaar af.”

Tijdens een assertiviteitstraining kun je in een veilige setting oefenen met ander gedrag, zegt Gort: „Stel dat je graag op woensdag vrij wilt nemen, maar dat niet aan je leidinggevende durft te vragen. Dan kun je dat tijdens een trainingsgesprek oefenen.”

Daarbij gaat het volgens Gort vooral om twee technieken die ook voor introverten werken: actief luisteren en afstand nemen. „In een situatie waarin je iemand jouw grenzen laat overschrijden, hoor je vaak niet eens goed wat de ander zegt, omdat je je laat meevoeren door je schrikreactie. Alleen hoeft jouw interpretatie van de situatie helemaal niet te kloppen. In veel gevallen is er iets heel anders aan de hand dan je in eerste instantie denkt.”

Daarom moet je goed onderzoeken wat de ander nu eigenlijk zegt, zegt Gort. „Dat geldt op inhoudelijk niveau: ‘Dus als ik het goed begrijp heb je het over dit dossier? En daarvan hebben we de deadline overschreden?’ Maar het geldt ook op emotioneel en relationeel niveau: ‘Neem je dit mij kwalijk? Of ben je alleen maar heel erg overstuur over deze situatie, zonder dat je mij daarover verwijten wilt maken?’”

De tweede stap is afstand nemen: een paar keer diep ademhalen, of een ommetje maken. Introverten vinden het namelijk heel moeilijk om na te denken als iemand anders staat te schreeuwen, zegt Gort. „Dus daarom is het belangrijk om even de stilte op te zoeken.” Bedenk bovendien dat je niet onmiddellijk hoeft te reageren: „Je kunt ook voorstellen om er later op terug te komen, bijvoorbeeld de volgende dag. Als je dat vervolgens ook doet, is dat een heel krachtige reactie.”

Een assertiviteitstraining kan alleen werken als die aansluit op de natuurlijke manier waarop introverten communiceren, zegt Bouwmeester. „Het gaat erom voor jezelf de omstandigheden te creëren waaronder het voor jou eenvoudig is om assertief te zijn. Dat betekent dat je weet wat je nodig hebt om in je element te zijn. En dan word je als vanzelf assertiever.”

Het helpt bovendien enorm om te beseffen dat extraverten nu eenmaal anders communiceren, zegt Bouwmeester. „Ze klinken vaak al heel stellig, ook als ze hun gedachten eigenlijk nog aan het bepalen zijn. Wanneer je dat als introvert leert inzien, haalt dat inzicht vaak al de angel uit een situatie die je voorheen als heel heftig zag.” Het gebeurt namelijk vaak dat een introvert zo schrikt van een felle reactie van een extravert, dat die voortaan al bij voorbaat inbindt. „Veel introverten stoppen al hun energie in het voorkomen van heftige reacties. Ze gaan hun eigen woorden dan steeds meer op een goudschaaltje wegen en blokkeren steeds meer.

„Effectiever is om er gewoon van uit te gaan dat extraverte collega’s nu eenmaal fel zullen reageren op jouw voorstellen en je op die situatie mentaal voor te bereiden.”

Zo coachte Bouwmeester een medewerker die in eerste instantie erg schrok van de kritische feedback die haar manager op haar rapportages gaf. Totdat ze het over een andere boeg gooide. „Voortaan vroeg ze de manager of hij dan niet een paar dagen geleden exact had gezegd wat er in haar rapportage stond. Of was er in de tussentijd misschien iets veranderd? Vervolgens gaf de manager haar af en toe gewoon gelijk, of kwam hij met nieuwe informatie. Hun communicatie verliep dus opeens volledig anders.”

Dus

Een goede training biedt aanknopingspunten voor mensen met verschillende persoonlijkheidstypes en verschillende leerstijlen. Neem vooral de vrijheid om zelf te bepalen welke aspecten van de training voor jou als introvert werken en welke niet.


‘Een vaste oppas zou misschien wel een idee zijn’

Floris: „We zitten op het moment in een soort tussenperiode: ons tweede kindje komt er bijna aan. Begin november is Jill uitgerekend. We zijn bezig met wat praktische dingen, maar voor de rest maken we ons niet heel druk.”

Jill: „Het cliché dat je met de tweede veel relaxter bent, is waar. Bij de eerste wil je alles goed doen, ben je alles supergoed aan het voorbereiden.”

Floris: „Nu willen we vooral ervan genieten dat we nog even met z’n drietjes zijn. Want daarna wordt het wel echt anders.”

Jill: „Floris heeft vaderschapsverlof. Iets van drie weken waarschijnlijk. Dat is minder dan andere vaders om ons heen; die pakken er vijf.”

Floris: „Het hoort een beetje bij mijn vak dat je veel beschikbaar bent. Hoewel de mentaliteit in de horeca nu al heel anders is dan toen ik begon. Het is steeds belangrijker om rekening te houden met de werk-privébalans. Ons restaurant is ‘maar’ vier dagen per week open, van woensdag tot en met zaterdag. We maken nog genoeg uren hoor, maar zondag en maandag heb je wel echt weekend. Daar tegenover staat dat die vier dagen dat we werken, er niet heel veel ruimte is om zomaar vrij te vragen.”

Jill: „Ik weet: als er een verjaardag is in het weekend, is Floris er niet bij. De bruiloft van mijn zusje afgelopen zomer was een uitzondering, maar voor de rest heeft hij al heel wat bruiloften en vrijgezellenfeesten van vrienden moeten missen.”

Floris: „Daar heb ik zelf voor gekozen. We hebben ons met het restaurant nou eenmaal bepaalde doelen gesteld. Onze ambitie is een Michelin-ster. Ik zou het mezelf niet vergeven als ik er niet ook alles aan doe om dat te bereiken.”

Hotspots en geheime adresjes

Jill: „Ik heb gewerkt bij biermerk Lowlander en bij Instock, dat zich bezighoudt met voedselverspilling. Toen ik zwanger was van Seb, wilde ik wat anders. Ik heb een lijstje gemaakt van merken en bedrijven die ik tof vond. Daarop stond Joolz; daar hadden we toen zelf net een kinderwagen van gekocht.”

Floris: „Op een parcours rondlopen in zo’n babywinkel, weet je wel. Je hebt eigenlijk geen idee wat je daar aan het doen bent.”

Jill: „Het is leuk dat ik daar nu in mijn baan over mag nadenken. Want als je dan toch dik duizend euro gaat uitgeven aan een mooie kinderwagen, waarom zou je dan die van ons kiezen? Daar houd ik me vier dagen in de week mee bezig als socialmedia- en contentmanager, van maandag tot en met donderdag. Vrijdag en zaterdag ben ik dan alleen met Seb. Als ik een uitdaging zou moeten noemen qua werk en privé, is dat het. Want als ik die dagen uit eten wil, naar de bios of sporten, moet ik altijd even dubbel nadenken: hoe ga ik dat organiseren? Floris is die dagen vol aan het werk.”

Floris: „Van woensdag tot en met zaterdag begin ik rond half tien ’s ochtends. En dan tot sluit. Meestal is dat tussen twaalf uur en half twee ’s nachts.”

Jill: „Als ik dus op zaterdag met vriendinnen uit eten wil, moet ik hulptroepen inschakelen. Gelukkig hebben we veel lieve vrienden en familie om ons heen, dus negen van de tien keer lukt het wel. Het is meer dat ik mezelf bezwaard kan voelen. Vraag ik ze wéér om op te passen.”

Floris: „Een vaste oppas zou misschien wel een idee zijn. Zeker met straks een tweede erbij.”

Jill: „Als ik er iemand voor betaal, voel ik me misschien ook wat minder bezwaard.”

Uitschakelen van ouders-zijn

Jill: „Meestal gaat het weekschema heel goed, en kost het helemaal geen moeite om het zo te regelen. Maar soms merken we dat we snauwerig zijn en meer ruziën. Ondertussen weten we: dan missen we elkaar gewoon.”

Floris: „Het is wel een valkuil dat je alles hebt geregeld qua opvang en werk, en dan denkt: o ja, wanneer gaan we dan ook nog eens samen wat doen?”

Jill: „Daarom gaan we soms een weekendje weg met z’n tweetjes. Of we drinken even samen koffie als we Seb naar de opvang hebben gebracht. Dan hebben we tijd voor elkaar en kunnen we uitschakelen van het ouders-zijn.”

Floris: „Uit eten gaan is een gezamenlijke hobby van ons. Ik ben als gast denk ik gewoon chill. Maar Jill denkt daar anders over.”

Jill: „Nee, dat is niet waar. Ik ken horecamensen die écht niet leuk zijn als gast; zo ben jij niet. Maar ik kan het wel aan jouw gezicht zien als jij iets aan het beoordelen bent.”

Floris: „Als ik iets proef wat ik niet lekker of niet goed vind, dan zal ik dat nooit zeggen.”

Jill: „Nee, dat klopt.”

Floris: „Ik zou dan bang zijn dat mensen denken: o, heb je weer zo’n chef die een beetje uit de hoogte komt doen. Zo wil ik niet overkomen.”

Jill: „Thuis is Floris de kok op maandag en dinsdag en doet hij de boodschappen. Maar goed, ik doe het al die andere dagen, dus dat mag ook wel vind ik.”

Floris: „Ik kook thuis vaak Italiaans. Aubergine melanzane doet het altijd goed hier. En mosselen in rode curry is ook een hit. Ook bij Seb, ja hoor. De keuken in ons appartement is niet ideaal om te koken, maar een nieuwe keuken is iets voor een volgend huis.”

Jill: „Ik ben op Pinterest al moodboards aan het maken.”

Floris: „Als we die stap zetten, zullen we uiteindelijk de stad uit moeten. Want we zouden dan meer ruimte willen, een begane grond, een tuin – dat cliché-rijtje. Maar voor nu zitten we nog ideaal. Lekker in Amsterdam, alles dichtbij. Daar willen we nog geen afscheid van nemen.”