In Servië neemt de onvrede over aanhoudend protest toe, en daarmee ook het politiegeweld

Tientallen mensen blokkeren een brede straat voor de rechtenfaculteit van de Universiteit van Belgrado in de Servische hoofdstad. Een vrouw van in de zeventig houdt een spandoek omhoog. „Stop de repressie. Laat alle arrestanten vrij!” staat er in grote letters opgeschreven. Kinderen blazen zeepbellen in de zondagavondzon. Een witte poedel rent blaffend rond. Twee jongens, rechtenstudenten, plaatsen opklapbankjes midden op de weg.

Dit is slechts een van de pop-up blokkades van de studentenbeweging in Belgrado en in veel andere Servische steden. Het is al dagen chaos in de stad. Diverse keren per dag blokkeren studenten en burgers straten en kruispunten met vuilnisbakken en meubels. Soms voor een paar uur, soms een hele nacht. Toeterende automobilisten proberen tevergeefs naar hun werk te komen. Oproerpolitie probeert de orde te bewaren – met een waarschuwing of, steeds vaker, door mensen te arresteren.

Na acht maanden van vreedzame protesten tegen corruptie en vermeend wanbestuur van de regerende Servische Progressieve Partij (SNS), veranderen de studenten nu van tactiek. De protestbeweging, ontstaan na het instorten van een stationsluifel in Novi Sad waarbij zestien mensen omkwamen, eist vervroegde parlementsverkiezingen om de huidige regering te vervangen. Ze willen een premier die minder afhankelijk is van president Aleksandar Vucic. Die weigert gehoor te geven aan deze eis. En dus roepen de studenten op tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Het gevolg: repressie en staatsgeweld.

„Studenten worden bruut mishandeld door de politie”, zegt Aleks, een vierdejaars rechtenstudente die anoniem wil blijven uit angst voor de staatsveiligheidsdiensten. Ze staat voor haar faculteit. In haar rugtas – een pet met kogelwerend metaal en EHBO-spullen.

Protest tegen politiegeweld bij de rechtenfaculteit van de Universiteit van Belgrado.

Foto Spasa Dakic/ANP

Lees ook

Lees ook deze reportage uit Belgrado van begin dit jaar

‘Buitensporig geweld’

Een paar dagen geleden bestormden agenten Aleks’ faculteit. „Die varkens kwamen in volledige uitrusting, met wapenstokken, balaclava’s en metalen schilden. Waar heb je in godsnaam zo’n schild voor nodig? We doen niets. Het is een heksenjacht”, aldus Aleks.

Amnesty International spreekt over „grootschalige arrestaties” en „meldingen van buitensporig of onwettig geweld tegen de studentendemonstranten”. Honderden studenten, onder wie middelbare scholieren, en andere demonstranten zijn in de afgelopen weken aangehouden, aldus de mensenrechtenorganisatie. Velen zijn alweer vrijgelaten.

Politie arresteert een demonstrant tijdens een protest in Belgrado tegen de regering.

Foto Marko Djurica/Reuters

Agenten grijpen stevig in tijdens een protest in Belgrado tegen de regering.

Foto Zorana Jevtic/Reuters

„Het is een poging om ons bang te maken”, zegt student organisatiewetenschappen Matija Vojnic (20). Op zijn linkerarm heeft hij een flinke schaafwond. Een agent gooide hem tegen een muur aan, „alsof ik een soort crimineel was”. Hij werd vorige week gearresteerd tijdens een blokkade. „Om vijf uur ’s ochtends stormden vier pantserwagens op ons af. Het was afschuwelijk. Ze sloegen het hoofd van een jongen zo hard tegen de politiebus, dat het glas brak. De sirenes, het geschreeuw, het geweld, het blijft me achtervolgen”, zegt hij.

Tien dagen daarvoor was Vojnic door de staatsveiligheidsdienst, BIA, ondervraagd – zonder dagvaarding, zonder advocaat. „Ze wilden weten wat we van plan waren. Veel van mijn vrienden kregen soortgelijke oproepen”, zegt Vojnic, en „andere studenten werden gewoon op straat ontvoerd, in burgerauto’s door politierechercheurs. Niemand wist waar ze waren”.

Vucic’ regime was vooral een ‘spin-dictatuur’ gebaseerd op propaganda en mediacontrole, zegt hoogleraar Jovanovic

Vucic verliest geduld

„Het is pure intimidatie”, zegt hoogleraar rechten Miodrag Jovanovic van de Universiteit van Belgrado. De politie pakt zoveel mogelijk mensen op om haar macht te tonen. Vucic’ regime was tot nu toe vooral een ‘spin-dictatuur’ gebaseerd op propaganda en mediacontrole, zegt de hoogleraar, maar nu schakelt hij over op gecontroleerd geweld. „En dus zien we nu dagelijks inzet van excessief politiegeweld, omdat Vucic zijn geduld verliest.”

Net als veel Serviërs is Vucic de langdurige maatschappelijke ontwrichting door het studentenprotest beu. Bovenal wil hij dat het Servische parlement weer aan het werk kan gaan, zodat de economie weer kan groeien.

„Ravage is de nieuwe status quo”, zegt politicoloog Srdjan Cvijic, op een blokkade in de buitenwijk Zemun. „Studenten eisen verkiezingen, de politie slaat mensen in elkaar.” Hij noemt het politieoptreden „bruut en onnodig”. Het regime heeft niet genoeg politiemensen en daarom worden ook anderen ingezet „met balaclava’s en te veel tattoos om politieagent te zijn. Velen geloven dat het regime haar criminelen politie-uniformen laat aantrekken”. Dezelfde figuren die waarschijnlijk ook opzettelijk het politiegeweld uitlokken.

Een demonstrant probeert te verhinderen dat de politie een vuilcontainer van straat haalt.

Foto Oliver Bunic/AFP

De regering wil vooral laten zien dat ze alles onder controle heeft en niet bang is, zegt Cvijic. Vucic grijpt gewelddadig in om zijn kern van nationalistische, rechtse aanhangers niet te verliezen. Ondertussen zijn steeds meer Serviërs gefrustreerd door de protestbeweging. Ze geloven niet dat Vucic verkiezingen zal afkondigen, en vinden dat de studenten onnodig veel chaos veroorzaken. Mensen willen aan het werk, en niet urenlang in de file staan – en dat zijn echt niet alleen de hardcore SNS-fans die in de tenten voor het parlement kamperen.

Zomervakantie

Ook onder de tegenstanders van Vucic bestaat scepsis over de vraag of verkiezingen de oplossing bieden. Want wie zou het overnemen? Zou die partij echt minder corrupt en incompetent zijn? Ondertussen is het maar de vraag of de studentenbeweging de druk op het regime kan volhouden. De zomervakantie nadert, veel studenten moeten werken om hun studie te bekostigen. Bovendien: politieoptredens zullen snel geen nieuws meer zijn. Het wordt lastig om de kritieke massa vast te houden – iets waar Vucic waarschijnlijk al op rekent.

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en de politie willen NRC niet te woord staan. Vucic zei onlangs in een persconferentie dat de politie „rechtmatig en tijdig” ingrijpt om de openbare orde te herstellen. De autoriteiten ontkennen het gebruik van buitensporig geweld.

De studenten laten zich niet intimideren. „We willen niet in angst leven. Ze kunnen ons arresteren of slaan, maar ons zullen ze niet breken”, zegt Vojnic. De beweging komt binnenkort met een eigen kandidatenlijst voor de verkiezingen. Aleks: „Met een parlementaire meerderheid kunnen we dit machtsbeluste regime stoppen en het rechtssysteem herstellen”.

Wegblokkade van demonstranten in Belgrado. Ze eisen vervroegde parlementsverkiezingen en vrijlating van opgepakte demonstranten.

Foto Marko Djurica/Reuters

Lees ook

Lees ook deze reportage over het studentenprotest in Novi Sad

Tijdens de protesten in Novi Sad dient de kunstacademie in de tweede Servische stad als hoofdkwartier van de studenten.


De dalai lama kondigde aan dat niet China maar Tibetanen zijn reïncarnatie, hun 15e leider, zullen aanwijzen

Een ceremoniële trommel en een wandelstok – die objecten bevestigden in 1937 dat de dalai lama, de hoogste geestelijk leider in het Tibetaans boeddhisme, was gereïncarneerd in de destijds tweejarige Lhamo Dhondup. „Van mij”, zei het jongetje toen hij de spullen, die hadden toebehoord aan de vorige dalai lama, voor zich zag. Monniken hadden ze bij wijze van test meegenomen tijdens een bezoek aan zijn dorp Takster.

Dat moment bepaalde de verdere levensloop van Lhamo Dhondup: niet alleen werd hij daarna klaargestoomd voor een leven in het teken van de boeddhistische leer en ingehuldigd met de naam Tenzin Gyatso. Zijn positie als prominente Tibetaan maakte dat hij voor zijn volk ingrijpende beslissingen zou nemen. Zo vluchtte hij in 1959 uit Tibet, te paard over de Himalaya , nadat een volksopstand tegen de Chinese inlijving van Tibet was mislukt. Vele volgelingen gingen hem achterna. De dalai lama verblijft sindsdien in India; verspreid over dat land zijn meerdere exclaves voor de Tibetaanse gemeenschap.

Zondag wordt hij negentig; zijn verjaardag is al de hele week gemarkeerd met evenementen en ceremonies in het Noord-Indiase Dharamsala, waar zowel de Tibetaanse boeddhisten als politici hun hoofdkwartieren konden vestigen. Daar hoorden zijn volgelingen afgelopen woensdag een verlossende boodschap: de veertiende dalai lama maakte bekend dat na zijn dood een nieuwe reïncarnatie te wachten staat. Er komt dus een volgende hoogste spirituele leider van het Tibetaanse boeddhisme.

Zo’n bevestiging van de wedergeboorte is van groot belang – in voorgaande jaren had de dalai lama wel eens gespeculeerd dat hij mogelijk de laatste met die rang zou zijn. In de video die woensdag werd vertoond, bevestigde hij „dat het instituut van de dalai lama zal voortbestaan”. Dat leidde tot applaus en gejuich uit de groep monniken in donkerrode gewaden die zich hadden verzameld in een bibliotheek.

Een speciale non-profitorganisatie is inmiddels opgericht om de boeddhistische tradities te ondersteunen en te zijner tijd de zoektocht naar de opvolger in gang te stellen. Vooralsnog heeft hij geen verdere instructies of geschreven aanwijzingen achtergelaten aan deze nieuwe Gaden Phodrang Trust, liet de leiding van de organisatie weten aan internationale persbureaus.

In de vrije wereld

De uiteindelijke opvolger kan man of vrouw zijn. En, belangrijk: die hoeft niet de Tibetaanse nationaliteit te hebben. De dalai lama stelde eerder al dat zijn reïncarnatie „in de vrije wereld” zou opduiken. Die opmerking raakt precies aan de gespannen speculaties rondom de opvolging. Dat is naast een religieus vraagstuk ook een geopolitiek euvel. Tibet is nog steeds ingelijfd in de Volksrepubliek; China ziet de veertiende dalai lama als een separatist.

Beijing wil zelf de wedergeboorte van de boeddhistische leider aanwijzen, zodat daarmee een eventuele politieke – en bovendien in de hele wereld zeer sympathiek gevonden – tegenstrever kort kan worden gehouden. Maar, zo stelde de huidige veertiende leider: „Niemand anders [dan de stichting] heeft de bevoegdheid om zich met deze kwestie te bemoeien.”

Lees ook

‘De Tibetanen bevinden zich al 75 jaar in de frontlinie tegen China’

Tencho Gyatso (links) en acteur Richard Gere (midden) waren maandag bij de herdenking van de Tibetaanse opstand. Foto Lina Selg/ANP

De bevestiging van de dalai lama werd opgelucht ontvangen door zijn volgelingen. Zij weten straks welke instantie ze kunnen volgen. Maar het zal China er waarschijnlijk niet van weerhouden zelf een gesanctioneerde wedergeboren kandidaat aan te wijzen. Dan zijn er twee dalai lama’s, zoals ook in 1995 gebeurde bij de opvolgingskwestie rondom panchen lama (de eennahoogste geestelijke). De Tibetaanse kandidaat werd ontvoerd door China; er is sindsdien niets van de destijds 6-jarige jongen vernomen. De door de Tibetaanse stichting aangewezen vijftiende dalai lama zal mogelijk ook gevaar lopen.

Banneling

De historische gebeurtenissen in Tibet maakten dat Tenzin Gyatso zich genoodzaakt zag zijn religieuze positie ook politiek te maken. Hij wierp zich als banneling op voor de Tibetaanse zaak in de wereld. Kan de opvolging dan wel worden overgelaten aan zo’n proces van reïncarnatie, waarvan de uitkomst zich pas na zijn dood en in visioenen en mogelijk lange zoektochten, aan de volgelingen zal openbaren?

Er is bij ons geen twijfel over. (…) Hij zal ons sturen naar wie we nodig hebben

Nechung Kudho Dorjee
monnik

„Reïncarnatie is voor mij een dagelijks gegeven. Het hoort gewoon bij de wereld – het gebeurt en we zijn allemaal gereïncarneerd”, vertelde de monnik Nechung Kudho Dorjee eerder dit jaar in een gesprek met NRC. In een Tibetaans eettentje in de Indiase hoofdstad New Delhi vertelde hij vol genegenheid over de „ondeugende”, „vriendelijke” dalai lama die hij zelf als gevlucht kind had leren kennen in Dharamsala. Dorjee is in de Tsuglagkhang-tempel in Dharamsala meermaals aanwezig geweest bij ceremonies waarin de dalai lama zich uitlaat over zijn visioenen en meditaties. Het zijn momenten die „een diepe indruk op eenieder maken”.

„Er is bij ons geen twijfel over. Zijne Heiligheid doorgrondt de boeddhistische leer als geen ander. Hij zal ons sturen naar wie we nodig hebben.” Meer maakt de monnik zich druk bij de gedachte aan de continue tegenwerking van China. „Ik weet dat de dalai lama graag naar Tibet wil. Daar komt hij vandaan – misschien is het fijn voor hem persoonlijk – maar belangrijker: daar zijn ook veel gelovigen. Dat zijn mensen die verdienen Zijne Heiligheid te ontmoeten, denk je in hoe bijzonder dat voor hen zou zijn. Maar in China kan hij niet blijven.”


Wandelen met architect Al-Sabouni door Homs: ‘Een Trump Tower is het laatste wat we nodig hebben’

Een beetje fronsend kijkt architect Marwa al-Sabouni (43) naar de schier eindeloze puinhopen in het centrum van Homs, de Syrische stad waar ze is geboren en getogen en waaraan ze zeer is gehecht. In de stoffige straten ontbreekt op een paar passerende fietsers en auto’s na nog elk leven. „Al veertien jaar mist onze stad een hart”, zegt ze. „Van het verwoeste centrum is nog altijd haast niets herbouwd. Zo blijft onze stad gemarginaliseerd, bijna dood. We móéten manieren vinden om die weer tot leven te brengen.”

Zelf bracht ze met haar man Ghassan Jansiz, ook een architect, en hun beide kinderen een deel van de oorlog door vlakbij de oude binnenstad van Homs. Al kort na het begin van de opstand tegen het onderdrukkende bewind van president Assad in 2011 kreeg Homs de bijnaam ‘hoofdstad van de revolutie’, maar de bewoners betaalden er een hoge prijs voor. „Ik herinner me nog dat we op een gegeven moment maar stopten met het vervangen van de ruiten”, vertelt ze, „omdat die voortdurend kapot gingen”.

Ook zag ze vanuit het raam van haar woning hoe na de inslag van een zware mortiergranaat in hun straat verscheidene doden, onder wie enkele kinderen, werden geborgen. Het gezin week naderhand uit naar een appartement op de derde verdieping van een gespaard gebleven middenklassebuurt buiten het centrum, waar ze nu nog wonen. Vluchten uit Syrië, zoals miljoenen landgenoten deden, wilden ze niet.

Al in die oorlogsjaren formuleerde ze haar ideeën over hoe architectuur kan bijdragen tot een meer levensvatbare stad, onder meer in haar boek Battle for home. Ze trok er internationaal de aandacht mee en is sindsdien een veelgevraagd spreker in het buitenland. Ze is net terug van een conferentie in de Qatarese hoofdstad Doha. Haar werk leverde Al-Sabouni in 2018 ook de Prins Claus-prijs op.

Lees ook

‘Vluchten was voor ons niet het antwoord’

Tekening van Marwa al-Sabouni uit haar boek 'The Battle for Home', die de ruïnes van Homs laat zien.

„Ik ben geen activist, meer een denker”, zegt ze over zichzelf tijdens de lunch bij haar thuis. Maar een studeerkamergeleerde is Al-Sabouni, die zoals veel Syrische vrouwen consequent haar haar bedekt met een hijab, allerminst. Ze houdt ervan buiten te zijn en haar ideeën over architectuur in de praktijk te brengen, waar ze maar kan. Een ander deel van haar tomeloze energie kan ze kwijt aan haar moederschap en enkele paarden, waarover ze zich sinds enkele jaren met haar man ontfermt.

De kern van Al-Sabouni’s opvattingen is dat goede architectuur de levensvatbaarheid van dorpen en steden verhoogt, terwijl slecht ontworpen gebouwen tegenstellingen juist aanwakkeren. Zo betoogde ze dat eenvormige, onpersoonlijke en naar binnen gerichte betonnen blokkendozen van drie of vier verdiepingen hadden bijgedragen tot een verlies aan sociale samenhang in haar eigen Homs.

Marwa al-Sabouni, hier in een verwoest deel van Homs, heeft een sterke visie op de wederopbouw van Syrië.

Foto Arthur Larie

Uit elkaar gegroeid

Dat effect werd nog versterkt doordat onder de ook door haar verafschuwde Assad en zijn regime etnische en religieuze minderheden apart werden gehuisvest. Daardoor groeiden de gemeenschappen uit elkaar en kwamen ze zelfs tegenover elkaar te staan. Al-Sabouni sprak in dit verband van „de vloek van het sektarische urbanisme”. In de ook in architectonisch opzicht meer diverse oude binnenstad was dat veel minder het geval.

„Ik vond [de nieuwe machthebbers] heel open. Het zijn mensen die bereid zijn om te luisteren

De na Assads val eind vorig jaar aangetreden nieuwe machthebbers in Homs hebben haar inmiddels één keer uitgenodigd voor een gesprek. „Ik vond ze heel open”, zegt Al-Sabouni, „Het zijn mensen die bereid zijn om te luisteren. Maar ze hadden veel andere dingen aan hun hoofd en bovendien ontbrak het ze aan geld. En daarna is de communicatie gestopt.”

De toestand in Syrië blijft wankel, constateert Al-Sabouni, maar ze prijst zowel de bevolking als de nieuwe regering om hun gematigde opstelling, ondanks alle oorlogstrauma’s. „Als iemand die deze jaren meemaakte, weet ik dat mensen deze pijn en tragedies nooit zullen vergeten, maar ik denk dat ze toch met elkaar zullen kunnen omgaan, omdat we in God geloven en in genade. Natuurlijk zijn tijdens de oorlog morele normen in verval geraakt. Maar na de machtsovername hebben we geen grote plunderingen gezien of chaos. En daar verdient zowel bevolking als regering lof voor.”

Patrouille in de buurt al-Hameediye van Homs.

Foto Arthur Larie

Het grote geld

Tegelijkertijd vreest Al-Sabouni dat haar land wordt overgeleverd aan buitenlandse projectontwikkelaars die het grote geld ruiken. „De schaduw van het Saoedische-Emiraatse-Amerikaanse model hangt al dreigend over Syrië. Iedereen wil deals sluiten en grote bouwprojecten beginnen. Ook de Syriërs lijken het wel prima te vinden dat er flinke winst op de wederopbouw kan worden gemaakt.”

„Heb je gehoord dat Walid Mohammad al-Zoughbi, een Syrische expat, heeft voorgesteld een Trump Tower in Damascus te bouwen? Een heel domme suggestie. Dat is het laatste dat we nodig hebben. Ze kunnen beter wat aan de verkeersproblemen in Damascus doen of aan het waterprobleem of de banden herstellen met de omliggende dorpen. Wat ontbreekt, is een visie. Niemand heeft het over het land, het klimaat, plattelandsgemeentes, kleine bedrijven of over het karakter van de steden.”

Wat ontbreekt, is een visie. Niemand heeft het over het land, het klimaat, of over het karakter van de steden

De autoriteiten, ook in de hoofdstad Damascus, gaan volgens Al-Sabouni bovendien niet erg systematisch te werk. „De data ontbreken nog. Er is geen inventarisatie gemaakt van het aantal verwoeste woningen. We weten ook niet hoe groot de bevolking van het land momenteel is. Evenmin welke gebouwen helemaal en welke gedeeltelijk zijn verwoest. Misschien kan er wel veel meer worden gerepareerd dan we denken en hoeft niet de hele stad te worden herbouwd.”

Natuurlijk is er dringend behoefte aan meer woningen, erkent Al-Sabouni, nu er een stroom van terugkerende vluchtelingen en ontheemden op gang is gekomen. „Maar om dan te zeggen: we hebben snel hoge woontorens nodig die door buitenlandse bedrijven worden aangelegd, is volgens mij niet de juiste analyse van het probleem. Ook Syrische ondernemers ruiken trouwens hun kans.”

Tekeningen van Marwa al-Sabouni in haar boek ‘Building for Hope’ over wederopbouw na een conflict of crisis.

Foto Arthur Larie

Voetballen in de buurt al-Hameediye, die tussen 2011 en 2014 werd omsingeld door het Syrische leger.

Foto Arthur Larie

Helende werking

De afgelopen jaren heeft Al-Sabouni veel nagedacht over manieren om het verwoeste Homs nieuw leven in te blazen via de architectuur. „Je moet de mensen voorop stellen en je moet een band met het verleden creëren. Mooie plekken die nu zwaar beschadigd zijn maar waaraan mensen dierbare herinneringen hebben. Daarvan kan een helende werking uitgaan.”

Dat kan volgens haar onder meer worden gedaan door gebruik te maken van oude bouwmaterialen zoals basaltblokken uit verwoeste gebouwen. Basalt is vanouds een veelgebruikt bouwmateriaal in Homs. Maar het kan ook door oude irrigatiekanalen met water uit de naburige Al-Aassi-rivier, in de klassieke oudheid Orontes genaamd, te herstellen. „Dat zou de aanblik van de stad veranderen, de manier waarop mensen water gebruiken, hoe je de oevers van die kanalen gebruikt voor economische doeleinden maar ook voor ontspanning.”

Lang niet alle kapotte gebouwen hoeven wat haar betreft te worden herbouwd. Zo is er bij voorbeeld dringend behoefte aan parken, die de gemeenschapszin versterken. „We hebben geen park in Homs. Mensen komen nu bijeen in wat ik een asfalt-park noem. Ze gaan op een bepaalde plek gewoon op de weg zitten met vouwstoeltjes en blijven daar in hun vrije tijd urenlang thee drinken en roken.”

Een openbare bibliotheek zou de stad weer een ziel kunnen geven

„Deze plaats zou bij voorbeeld heel geschikt zijn voor een museum over de geschiedenis van de stad”, zegt ze, lopend over de citadel, een steile, rotsachtige heuvel midden in Homs van waaruit je een spectaculair uitzicht over de stad hebt. Ruim twee millennia geleden zou hier een eerste nederzetting hebben gestaan, een voorloper van het huidige Homs. Een windje zorgt er voor enige verkoeling, terwijl ook de schaduw van enige grote dennen weldadig is. Daarnaast is er dringend behoefte aan een openbare bibliotheek. „Die zou de stad weer een ziel kunnen geven”, stelt ze.

Homs, na Damascus en Aleppo de derde stad van het land, heeft weinig eigen opmerkelijke gebouwen over. In het verleden waren die er wel maar mede door toedoen van Ottomaanse en Franse koloniale heersers werden die uit de weg geruimd. „Met de gebouwen die we hebben verloren”, schreef Al-Sabouni twee jaar geleden in het tijdschrift Getty, „moeten we toegeven dat we de taal hebben verloren waarin die gebouwen tot ons spraken en hoe we tot elkaar spraken. Ik zie geen hoop voor Homs tenzij we die betekenis weer terugvinden en onze taal herbouwen.”

Elke vrijdag komen families samen voor de Khalid ibn al Wahid Moskee in Homs.

Foto Arthur Larie

Afkeer van modernisme

Net als de door haar bewonderde Britse filosoof Roger Scruton koestert Al-Sabouni een uitgesproken voorkeur voor de menselijke maat. Esthetiek is een ander onmisbaar element in beider visie. Van het koele modernisme met spectaculaire hoogbouw, zoals van vakgenoten als Le Corbusier, heeft ze daarentegen een afkeer.

In esthetisch opzicht komt Al-Sabouni de laatste jaren ook op een andere manier aan haar trekken. Nog gedurende de Syrische oorlog drongen vrienden erop aan dat zij en haar man een zieke merrie zouden overnemen. Het leek het echtpaar een goed idee, ook voor hun kinderen die wel wat afleiding konden gebruiken. De merrie herstelde en baarde vervolgens jaar na jaar nieuwe veulens. Daardoor hebben Al-Sabouni en haar man inmiddels, bijgestaan door personeel van de manege, zeven paarden te verzorgen.

Met zichtbaar plezier toont Al-Sabouni deze zaterdagochtend hun Arabische volbloeds op de paardenclub aan de rand van Homs. „Ik geloof dat paarden de belichaming zijn van gemoedsrust en schoonheid”, zegt ze na enige rondjes rond het uitgestrekte complex van de manege. „Maar ze belichamen ook tegenstrijdige waarden. Ze zijn heel sterk maar ook teer en vriendelijk ondanks hun vermogen om je pijn te doen, maar dat doen ze niet. Het zijn nobele dieren en ook in mijn beroep kunnen we daarvan veel leren.”

Een van de paarden van Marwa al-Sabouni.

Foto Arthur Larie

Huis van Marwa al-Sabouni en haar man aan de rand van Homs.

Foto Arthur Larie

Architectuurklassen

Doordat ze op enigszins gespannen voet stonden met andere leden van de paardenclub, dreigden Al-Sabouni en Jansiz niet langer van de faciliteiten van de club gebruik te kunnen maken. Daarom kochten zij en haar man alvast een stuk land buiten Homs, naast een spoordijk, waarop ze eigenhandig niet alleen stalruimte voor de paarden hebben aangelegd maar waar ook een gebouwtje is verrezen waar ze in het weekeinde graag zitten en waar ze ’s zomers architectuurklassen willen geven. Het architectenpaar probeert er ook zijn eigen bouwkundige opvattingen in de praktijk te brengen.

Toen ze het land kochten was alles wat er op stond door het Syrische leger platgebrand en weggevaagd. Waterputten waren dichtgegooid. „Het enige boompje dat nog overeind stond was deze vijg”, wijst Al-Sabouni op een boompje voor het gebouw. „Die doet het nu weer goed, we hebben ons vorige zomer volgegeten aan vijgen.” Inmiddels is er ook maïs ingezaaid en hopen ze steeds meer zelfvoorzienend te worden.

Het bescheiden complex is nog niet af. „We hebben al twee keer opnieuw moeten beginnen”, bromt Jansiz, Marwa’s echtgenoot. Dat kwam omdat ze – nog onder Assad – te maken kregen met mensen van de gemeente die stelden dat hun bouwvergunning niet deugde. Een veel toegepaste afpersingstruc in die tijd. „Toen we geen steekpenningen wilden betalen, braken ze af wat we al hadden opgebouwd”, zegt hij.

„Ik wilde hier iets bouwen dat niet los van zijn context stond”, legt Al-Sabouni uit, „en dat ook geen herhaling van iets bestaands was.” Ze wijst op een natuurstenen muur met drie bogen. „Kijk, die hebben vrienden ons gegeven uit hun verwoeste huis.” Een ander traditioneel element zijn de oranje dakpannen. „We wilden het duurzaam maken, zonder gebruik van veel chemicaliën. Door het gebruik van natuursteen is het hier ook relatief koel.”

Onder de vloer van het zitgedeelte klinkt plotseling een luid gekakel. Al-Sabouni lacht en gebaart om mee te komen. Daaronder blijkt nog een ruimte te zitten, waarin niet alleen kippen maar ook enige Jacob-schapen staan, een ras dat dikwijls vier hoorns heeft. Zo bouwen Al-Sabouni en haar man in de schaduw van het verwoeste Homs stap voor stap aan steeds nieuwe dimensies van hun eigen plattelandsidylle.

Het huis van het architectenechtpaar aan de rand van Homs.

Foto Arthur Larie


‘Dit is het moment voor Europa om eisen aan China te stellen’

Aan het begin van het interview waarschuwt hij al: „Als je straks teruggaat naar Europa, ga je terug naar het verleden. Zo is het helaas.”

Dat China vooroploopt in economische innovatie en dat Europa erachteraan loopt, is een boodschap die Carlo D’Andrea duidelijk wil overbrengen. „China wil niet een land zijn dat tweede is in zaken die bestaan, het wil eerste zijn in wat nog niet is gebeurd.”

China verwondert hem nog steeds, zelfs nu hij er al twintig jaar is. „Wat ze hier doen, hoe ze innoveren, digitaliseren, nooit rust nemen en niet op de lauweren van grootouders rusten.” Daar moet Europa een voorbeeld aan nemen én van willen leren, wil hij maar zeggen. Bovendien, met een neergaande Chinese economie en overproductie, is dit hét moment voor Europa om met China om de tafel te gaan zitten.

D’Andrea, advocaat van huis uit, is vicevoorzitter van de Europese Kamer van Koophandel (EUCCC) in China en voorzitter van de Shanghaidivisie van deze Kamer. De EUCCC, opgericht in 2000, behartigt de belangen van achttienhonderd aangesloten Europese ondernemingen en helpt die onder meer met adviezen over wet- en regelgeving en markttoegang in China. Twee derde van de Europese bedrijven in China is actief in de regio Shanghai. Een kwart van de ondernemingen die bij de EUCCC zijn aangesloten is klein of middelgroot. De rest bestaat uit grote internationale bedrijven. De EUCCC, waarbij bedrijven zich vrijwillig aansluiten, heeft invloed; ze is een belangrijke gesprekspartner voor ondernemers, de Chinese overheid en Europese instellingen.

Ieder jaar houdt de EUCCC een enquête onder haar leden over onder meer zakendoen in China. Bijna driekwart geeft aan dat het ondernemen moeilijker is geworden. Niet eerder was er zoveel pessimisme.

„China was jarenlang een voorspelbare, betrouwbare, winstgevende partner. Dat is veranderd. Bedrijven geven aan dat ze gediscrimineerd worden bij aanbestedingen, er is sprake van onduidelijke en vaak veranderende wet- en regelgeving – soms zelfs tijdens het spel. Wat nog meer zorgen baart: veel leden zien op korte termijn geen vooruitgang of verandering van de situatie. Door de economische neergang, en ook door de geopolitieke spanningen.”

Vertrekken Europese bedrijven hierdoor uit China?

„We zien nog niet dat leden vertrekken. Grote multinationals – onder meer in de farmaceutische en chemische industrie, in medische instrumenten, in de autosector – krimpen in, maar blijven. China biedt niet alleen een grote afzetmarkt met 1,4 miljard inwoners, hier gebéúrt het. Hier vindt innovatie plaats, hier zijn start-ups, hier is geld. Hier moet je zijn als je mee wil draaien met de ontwikkelingen in de wereld. Als je niet aan tafel zit, ben je het menu. En dus moeten Europese bedrijven hier wel blijven: als het om ondernemen gaat, is China een soort fitnessschool. Hier moet je trainen, zodat je ook elders, zoals in Europa, fit bent, kan concurreren.

„Voor kleinere bedrijven, met pakweg tien man personeel, is het wel moeilijker geworden. Die zien we vertrekken. De toenemende politisering van het ondernemen hier, de groeiende complexiteit, de steeds hogere lasten [personeelskosten, woonlasten] maken het hun veel moeilijker om hier te blijven.”

U heeft het over toenemende politisering. Waar blijkt die uit?

„De onvoorspelbaarheid van het beleid en de regelgeving. De niet-open toegang tot de Chinese markt. De openlijke tegenwerking.

„Kijk, het model dat ze hier al veertig jaar hanteren, heeft hen gebracht waar ze nu staan: de tweede economie ter wereld die hard op weg is naar de eerste plek. De aanpak werkt: een planeconomie met doelen, inzetten op infrastructuur en een sterke rol voor staatsbedrijven.

Als het om ondernemen gaat, is China een soort fitnessschool. Hier moet je trainen, zodat je ook elders, zoals in Europa, kunt concurreren

Carlo D’Andrea
vicevoorzitter van de Europese Kamer van Koophandel (EUCCC) in China

„Maar de realiteit van nu is dat het verwachte herstel na de coronaperiode is uitgebleven. Er is al dertig maanden deflatie. En de vastgoedcrisis duurt voort. Ongeveer 70 procent van het vermogen van Chinese gezinnen zit in onroerend goed. Ze kopen meubels, nemen een tweede hypotheek. Maar sinds de crisis losbarstte, is er iets geknakt in het vertrouwen tussen consument en economie. Het heeft Chinezen wakker geschud: misschien zijn we toch niet zo rijk als we dachten. En in reactie daarop zijn Chinezen gaan doen wat ze al deden: sparen. Er is dus geld, veel geld zelfs, maar het wordt niet uitgegeven. Intussen blijft de overheid sturen op aanbod: meer vliegvelden, meer hogesnelheidslijnen, meer industrie. Maar die aanpak leidt nu tot overcapaciteit.”

Carlo D’Andrea: „Als het om chips gaat, heeft Europa unieke troeven. Die mogen we niet voor een habbekrats verkopen.” Foto Raul Ariano

Dat Chinezen meer sparen en de overheid blijft investeren in infrastructuur en aanbod, zorgt dus voor overcapaciteit. Welk effect heeft dat op Europese bedrijven in China?

„De winstgevendheid staat onder druk. Chinese concurrenten zijn vaak gesubsidieerd en staatseigendom. Ze zijn bovendien soms gewoon heel erg goed, en bij massaproductie extreem competitief. De marges voor Europese bedrijven zijn dus klein. Slechts 12 procent van onze leden is optimistisch over de winstgevendheid in de komende twee jaar.

„Vroeger wilde iedereen naar China: je bedrijf was binnen een paar jaar winstgevend. Nu kan dat alleen in heel specifieke niches, niches waarin China zelf nog niet groot is. Dan wordt hier de rode loper uitgerold en ontvangt China je met open armen. Zit je in een andere tak van sport, dan is de concurrentie moordend.”

Maar dan maken alleen gevestigde, sterke merken kans te overleven. Dat klinkt als een bijzondere moeilijke situatie voor start-ups of kleinere bedrijven.

„Voor kleinere bedrijven is het inderdaad heel lastig. Dat hebben we ook herhaaldelijk tegen de autoriteiten gezegd. Natuurlijk is het indrukwekkend als één groot chemiebedrijf tien miljard investeert. Maar als je geen start-ups hebt, geen kleinere bedrijven, dan mis je over tien jaar misschien wel de aansluiting bij the next big thing. En dat realiseren de Chinezen zich ook wel. Het is niet voor niets dat president Xi Jingping op het China Development Forum met veel mensen uit de durfkapitaalsector sprak en een duidelijke boodschap afgaf: China is de markt waar je moet zijn, hier moet je investeren.”

Het CDF is een jaarlijkse conferentie waar de Chinese overheid, het bedrijfsleven en academici spreken over economische en maatschappelijke ontwikkelingen in China. Een van de sprekers op de conferentie afgelopen maart was premier Li Qiang. Onder de deelnemende bedrijven waren Apple, Pfizer en Siemens.

Pas sinds kort zegt Europa tegen Chinese leiders: we zijn niet meer naïef, we gaan onze markt beschermen tegen Chinese producten

Carlo D’Andrea
vicevoorzitter van de EUCCC in China

Investeert het buitenland nog veel in China?

„China is op dit moment niet de topbestemming voor investeringen. Een op de zeven bedrijven heeft voor China bedoelde investeringen verplaatst naar andere landen of regio’s. Steeds meer bedrijven beschouwen Europa als een betere plek. Inmiddels verslaat Europa hierin de Asean-landen.”

Kan Europa profiteren van de handelsspanningen tussen de VS en China?

„Meer dan een derde van onze leden geeft aan dat ze misschien kunnen profiteren van de spanningen tussen de VS en China. Chinese staatsbedrijven zullen mogelijk eerder Europees dan Amerikaans gaan inkopen. Maar een zorg van Europese bedrijven – en gelukkig ook van Brussel – is wel de scheefgroei: Chinese consumenten kopen niet zoveel Europese producten als Europeanen zaken uit China kopen. Voor elke container uit de EU die naar China gaat, komen er al vier terug. Het is een belangrijk gespreksonderwerp tussen deze handelspartners. Europa begint te beseffen: een interne markt is mooi, een open markt is nog mooier, maar alleen als iedereen volgens dezelfde regels speelt. Maar China speelt het spel anders.

„Als spelers van ver met ‘steroïden’ op de markt komen en alles verstoren, moet je als Europa instrumenten inzetten om je industrieën concurrerend te houden. Anders spreek je over een paar jaar Chinees in Europa. Pas sinds kort zegt Europa tegen Chinese leiders: we zijn niet meer naïef, we gaan onze markt beschermen tegen Chinese producten [met bijvoorbeeld antidumpingrestricties, regels voor buitenlandse investeringen].

„Het is moeilijk de Chinezen duidelijk te maken dat hun model niet houdbaar is, zeker omdat het voor China nog steeds werkt. En het kan een succesverhaal blijven, als de Chinezen ook ruimte laten aan anderen. Als China alleen maar wint ten opzichte van Europa en de VS, verandert dat succesverhaal in een handelsoorlog.”

Lees ook

China probeert Europa steeds meer te paaien. ‘Ze zoeken een plek om hun spullen te dumpen nu dat niet meer lukt in de VS’

De Slowaakse Europarlementariër Miriam Lexmann is onlangs van een Chinese sanctielijst geschrapt, waarschijnlijk omdat China de relatie met de EU wil verbeteren. Foto Valentine Zeler

Dan gaat u ervan uit dat Europa en de VS aan het verliezen zijn.

„Er is sprake van Chinese dominantie in sommige sectoren, maar in andere leiden de VS en Europa nog steeds – vooral als ze blijven innoveren. Blijf rennen. Blijf niet in de spiegel kijken hoe mooi en slim we zijn, ga naar buiten, ook als het regent.

„Als het bijvoorbeeld om chips gaat, heeft Europa unieke troeven. Die mogen we niet voor een habbekrats verkopen. Stel altijd de vraag: wat krijgen we ervoor terug? Dit is hét moment om te onderhandelen met China.”

Wat kan de EU het beste doen, bijvoorbeeld op de EU-China-top van eind juli? Hoe kunnen 27 landen met een eigen economie en systeem concurreren met een reus als China?

„Dat is precies het probleem. Maar er ligt nu een kans om China echt aan de onderhandelingstafel te krijgen. Dat de Chinezen sancties tegen een groep Europarlementariërs hebben ingetrokken, is een teken dat ze willen praten. China móét zijn producten immers exporteren, vanwege binnenlandse stagnatie en economische vertraging. Daarom moet Europa ook niet wachten tot China iets doet. Europa moet zeggen: ‘Dit willen wij. En als je dat geeft, krijg je dit terug.’ En vooral niet: ‘We stellen onze Europese interne markt voor China open en we zien wel wat er gebeurt.’

Carlo D’Andrea: „China was jarenlang een voorspelbare, betrouwbare, winstgevende partner. Dat is veranderd.” Foto Raul Ariano

„De Europese afzetmarkt is nummer één of twee voor China. De EU heeft dus invloed en onderhandelingsgrond. Als de relatie met China klapt, is dat slecht voor allebei. Bovendien ziet China dat de EU betrouwbaarder is dan andere grootmachten. Omdat we regels hebben en die handhaven. Dáár ligt de kracht van Europa.”


In delen van Ierland is het schadelijke turfsteken nog traditie: ‘Het turfvuur is heerlijk op een koude, natte dag’

Met de stapel turf die Kevin Toolis en zijn kinderen afgelopen weekend van hun land hebben gehaald, kunnen ze weer ongeveer twee jaar vooruit. Naast zijn schuur ligt een vrachtlading vol gedroogde bruine veengrond. De brokken zijn ongeveer zo groot als flinke bakstenen.

Toolis woont op Achill, een eiland op het randje van Europa aan de westkust van Ierland. Er ligt maar één ander huis tussen het zijne en de Atlantische Oceaan. Zijn woonkamer kijkt uit op knalblauwe golven die tegen een breed strand stuk slaan. Zijn familie woont hier al een paar honderd jaar, vertelt Toolis. Als kind ging hij ook mee turfsteken. „Het werk duurde eindeloos. Eerst het turf steken, dan de stukken in hoopjes opstapelen, later alles draaien zodat het veen goed kan drogen. Een paar weken later konden we dan inladen. We hadden een ezel met een wagentje.”

Het land van Toolis’ familie ligt landinwaarts, een stuk de donkergroene heuvels in. Hier en daar zijn rechte happen uit de grond genomen, daar zijn turfstekers aan het werk geweest. Toolis: „Nu huren we er een machine voor, en een kleine vrachtwagen om de ladingen mee te vervoeren.” Verspreid over de heuvels liggen rijen witte plastic zakken vol turf. „Sommige buren laten hun turf gewoon op het land liggen en halen af en toe een zak op.” Hij schat dat op het eiland ongeveer zevenhonderd gezinnen nog aan turfsteken doen, van de in totaal ongeveer 2.600 bewoners.

Lees ook

Het veen is op: Nederlands laatste turfwinning stopt (1992)

Hier op Achill en in sommige andere delen van het Ierse platteland vormt turf nog een gangbare brandstof. Inwoners stoken de oude brokken veen om hun huizen te verwarmen en om op te koken. Alleen is dat gebruik controversieel, omdat bij zowel het steken van de turf als bij het verbranden ervan zoveel CO2 vrijkomt. De Europese Commissie is vorig jaar een rechtszaak begonnen tegen Ierland bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, omdat de regering niet genoeg zou doen om de historische veengronden te beschermen en de al beschadigde delen van de natuur te herstellen.

Dronebeeld van het turfsteekgebied Ballaghurt Bog in de buurt van Clongawny, 75 kilometer ten westen van Dublin.

Dronebeeld van een wingebied in Derryrush, in het westen van Ierland.

Foto’s Clodagh Kilcoyne / Reuters

Goedkope energie

In de jaren zestig en zeventig zag de Ierse regering de eigen veengronden als handige en goedkope energiebron. Staatsbedrijf Bord na Móna was in die tijd verantwoordelijk voor het oogsten van het gedroogde veen en hun elektriciteitsfabrieken gebruikten turf als belangrijkste grondstof. Bord na Móna beheerde ook de bogs, de duizenden hectares aan veengrond in het midden en westen van Ierland.

Groeiende bewustwording rond de hoge CO2-uitstoot en de andere schadelijke stoffen die vrijkomen bij het verbranden van turf zorgde ervoor dat Bord na Móna in 2021 aankondigde met het oogsten van turf te stoppen. Het bedrijf ging zich op hernieuwbare energie richten, vooral door windmolenparken te bouwen. De laatste elektriciteitsfabriek die op turf liep, sloot in 2023. Dat was ook omdat turf in vergelijking met andere fossiele brandstoffen zoals gas of steenkool een veel minder efficiënte brandstof is en minder hitte afgeeft. Er is veel van nodig om stroom te kunnen produceren.

Het gebruik van de fossiele brandstof nam in Ierland de afgelopen jaren dus al sterk af. In 2011 verbood Ierland, onder druk van de Europese Commissie in Brussel, in enkele tientallen beschermde hoogveengebieden het turfsteken. Daar kwam in 2022 een verbod op de commerciële verkoop van turf bij, op aandringen van de Groene Partij die toen in de coalitie zat.


Het turfsteken op industriële schaal van de decennia daarvóór bracht de Ierse natuur grote schade toe. Gemiddeld groeiden de veengronden maar ongeveer 1 millimeter per jaar. De aanwas ontstaat door het ophopen en inklinken van plantenresten waar geen zuurstof bij kan komen doordat de grond erg nat is. De veengronden van Achill zijn zeker vierduizend jaar oud, schat Kevin Toolis. In andere gebieden in Ierland liggen veengronden van vele meters diep en die zijn waarschijnlijk wel tienduizend jaar oud.

Waar onbeschadigde veengrond CO2 opslaat, komt dat bij afgegraven juist vrij in de atmosfeer. Een milieucommissie van de Verenigde Naties schatte in 2022 dat de beschadigde stukken grond in Ierland ongeveer 21,6 miljoen ton aan schadelijke gassen uitstootten. Dat was meer dan de totale uitstoot van de Ierse transportsector in 2023, die bedroeg 21,4 miljoen ton.

Probleem is ook dat in de veengebieden die Bord na Móna beheert, nu alsnog turf wordt gestoken, maar dan illegaal. Handhaving van zowel het steek- als het verkoopverbod gebeurt nauwelijks. Langs de kant van de weg in het westen van Ierland hangen bordjes aan de bomen: ‘Turf te koop’. Met een telefoonnummer eronder. En nu eind juni, begin juli, het oogstseizoen op zijn einde loopt, rijden kleine vrachtwagens met hun bruine lading door het land.

Het Environmental Protection Agency, de onafhankelijk toezichthouder op natuurwetgeving in Ierland, constateerde dat op tientallen locaties nog „grootschalig” turf wordt gestoken. In 2023 exporteerden Ierse bedrijven 351.000 ton veengrond naar het buitenland, vooral bedoeld voor de tuinbouw, ter waarde van ongeveer 39 miljoen euro.

Onderzoekers van Bord na Móna in een veengebied. Het turfwinningsbedrijf heeft de taak om het herstel van veengebieden te bevorderen.

Foto Clodagh Kilcoyne / Reuters

Een lekker turfvuur

Het kleinschalige turfsteken zoals Kevin Toolis en zijn buren doen, is niet verboden. Aan hun eigendom van een lap veengrond zit historisch gezien het recht verbonden om het af te graven. Bewoners van nieuwere huizen hebben dat recht niet meer. Voor nog nieuwere huizen geldt zelfs dat ze volgens lokale bouwvoorschriften geen schoorsteen meer mogen hebben, om te bevorderen dat ze hun stroom bijvoorbeeld uit zonnepanelen halen.

Toolis vindt het „nogal ironisch” dat de regering in Dublin turfsteekverboden afkondigt en kritiek heeft op het verbranden ervan. „Die honderdduizenden auto’s per jaar die over de rondweg van Dublin razen, vormen die dan geen probleem? Wat wij hier verstoken is in omvang marginaal. En het turfsteken sterft op de langere termijn toch uit. Het is folklore die jongeren weinig meer zegt.” Hij vindt het wel een goede zaak dat het grootschalig verbranden van turf voor elektriciteitsproductie is gestopt.

De Europese Commissie wil vooral dat Ierland meer doet rond handhaving en aan het herstel van de beschermde ecosystemen. Ook al omdat Ierland wat betreft de klimaatdoelen achter ligt op schema. Energiebedrijf Bord na Móna is wel bezig met restauratie van veengronden en zegt dat ongeveer een kwart van de 80.000 hectare veengrond die het beheert, inmiddels weer is hersteld. Dat betekent dat de grond voldoende vochtig is om weer laagjes veen te kunnen gaan opbouwen en daarmee koolstofdioxide uit de lucht te halen. „Maar dat is onvoldoende. Ierland moet meer doen om de machines die turf steken tegen te houden”, volgens de Europese Commissie. Wanneer de uitspraak in de rechtszaak bij het Europese Hof komt, is onzeker.

In 2022 waren in Ierland nog 68.000 huishoudens bij het verwarmen van hun huis nog afhankelijk van turf, zoals op de foto te zien in een huis in de Ierse plaats Rhode.

Foto Clodagh Kilcoyne / Reuters

Politici die kiesdistricten in landelijke gebieden vertegenwoordigen, zetten het verbod op turfsteken graag neer als doorgeslagen aandacht voor klimaatverandering. Terwijl juist door die klimaatverandering, ziet Kevin Toolis, de bevolking aan de kust zich gesterkt voelt in het gebruik van fossiele brandstoffen van hun eigen land. Het stormt vaker en heftiger. Stroomuitval is hier veel gewoner dan in de stad. „Afgelopen winter is de stroom hier wel een keer of tien, vijftien uitgevallen. Eén keer zaten we drie dagen lang zonder elektriciteit. We hebben dus een serieus vangnet nodig.”

Middenin de woonkamer van Kevin staat een grote haard waarin hij in de winter turf stookt, en aangespoeld drijfhout dat hij sprokkelt op het strand. „Zo’n turfvuur is heerlijk op een koude, natte dag. En daar hebben we er hier nogal wat van.”

Lees ook

‘Het herstel van het hoogveen begint juist bij de sporen van de vernietiging ervan’

Maurice Paulissen: „De locals zijn echt niet tegen natuurherstel.”

Turfsteekgebied in Derryyrush, in buurt van de westkust van Ierland.

Foto Clodagh Kilcoyne / Reuters


Gouverneur van Noord-Koreaanse provincie: ‘Waarom zou ik naar die nare plek terug willen?’

Ji Seong-ho kan iets zeggen dat geen van zijn collega’s hem nadoet. Hij is namelijk in de regio geweest waarvan hij gouverneur is. Maar liefst 24 jaar woonde hij in de provincie Noord-Hamgyong.

Noord-Hamgyong ligt echter niet in Zuid-Korea, waar de 43-jarige Ji deze woensdagmiddag vanuit een diepe fauteuil zijn verhaal doet, maar in het noordoosten van Noord-Korea. Hij groeide op als zoon van een mijnwerker die gerespecteerd partijlid was, maar leed alsnog flink onder de hongersnood van de jaren negentig. In 2006 vluchtte hij via China naar Zuid-Korea, waar hij sindsdien woont en staatsburger is.

Hoe hij dan toch gouverneur is van Noord-Hamgyong? In 1945 werd Korea, dat een millennium lang als één land had bestaan, door de geallieerden opgedeeld in een noordelijk, communistisch en een zuidelijk, kapitalistisch deel. Deze situatie had maximaal vijf jaar moeten duren, maar is tachtig jaar later nog steeds een feit. Noord- en Zuid-Korea staan niet alleen nog altijd op zeer gespannen voet met elkaar, ze hebben elkaar formeel nooit erkend als wettige overheid. Hierdoor claimt Seoul tot op de dag van vandaag zeggenschap over het gehele Koreaanse schiereiland.

In 1949 richtte de toenmalige Zuid-Koreaanse overheid de ‘Commissie voor de Vijf Noordelijke Provincies’ op. Die stelt gouverneurs aan voor de vijf regio’s die Noord-Korea destijds kende (inmiddels zijn het er negen), van wie de functies zijn vastgelegd in artikel 3 van de Zuid-Koreaanse grondwet. Deze ambtsdragers ontvangen een riant salaris en een auto met chauffeur, net als gouverneurs van Zuid-Koreaanse provincies.

Ji heeft deze middag maximaal een uur de tijd, dus hij heeft blijkbaar taken die hij moet uitvoeren. Wat doet een gouverneur van een onbereikbare provincie dan?

„Elke dag kom ik naar kantoor en krijg ik eerst updates over mijn regio en lees ik nieuws daarover. Ik houd contact met burgers die na 1945 uit Noord-Hamgyong naar Zuid-Korea zijn gekomen”, legt Ji uit. „Verder draag ik bij aan het voorbereiden van de Koreaanse hereniging, het uitoefenen van druk [op Pyongyang] om het kernwapenprogramma te ontmantelen en humanitaire zaken.” Achter hem hangt een fors schilderij met daarop de Paektu, de hoogste en belangrijkste berg van Noord-Korea.

De omvang van het vijf verdiepingen tellende gebouw waarin de Commissie gehuisvest is, doet niet vermoeden dat het hier om een relatief kleine organisatie gaat. In totaal werken er volgens Ji slechts 46 medewerkers. In de hal klinkt uit de verte stemmig gezang.

Dat kan kloppen, legt Ji uit. „De Commissie biedt ook ruimte aan het beoefenen en in ere houden van cultureel erfgoed uit de noordelijke provincies”, waarbij het vooral gaat om regionale cultuur van vóór 1945 – die onder het Kim-regime wordt onderdrukt. Volgens Ji oefenen er koren, dansgroepen en andere muzikale gezelschappen. Ook houden christelijke organisaties er gebedsbijeenkomsten.

Hongersnood

Ji is de jongste gouverneur die Zuid-Korea ooit gehad heeft en de tweede Noord-Koreaanse vluchteling, nadat de in Pyongyang geboren Cho Myung-chul de functie eerder bekleedde. Ondanks zijn leeftijd heeft Ji toch de meeste ervaring met Noord-Korea van al zijn collega-gouverneurs. „Mijn leven in Noord-Korea is ontzettend gewelddadig en hard geweest, met mishandelingen en andere mensenrechtenschendingen”, zegt Ji.

Tijdens de hongersnood in de jaren negentig, die meer een miljoen Noord-Koreanen het leven kostte, zocht Ji op dertienjarige leeftijd naar kolen tussen de treinrails. Hij viel flauw van de honger en toen hij wakker werd, was hij overreden door een trein. Hij verloor een been en drie vingers, maar bij een operatie zonder verdoving amputeerden artsen zijn hele hand. Zijn vader moest antibiotica en pijnstillers kopen op de zwarte markt terwijl Ji herstelde.

Ji Seong-ho was in 2018 te gast bij de State of the Union van Donald Trump. Hij gebruikt krukken omdat hij in Noord-Korea een been verloor bij een ongeluk met een trein. Foto Jim Lo Scalzo/EPA

Toen Ji later net over de Chinese grens voedsel zocht, werd hij bij terugkeer door de Noord-Koreaanse autoriteiten mishandeld en gefolterd. Hierna besloot hij het land te ontvluchten, waarvoor hij duizenden kilometers op krukken moest lopen tot hij via China en Laos Thailand bereikte. Daar meldde hij zich bij de Zuid-Koreaanse ambassade, die hem hielp aan een vlucht naar en goede start in Zuid-Korea. Ji’s vader probeerde Noord-Korea later op dezelfde manier te ontvluchten, maar werd betrapt. Hij stierf in een van de beruchte Noord-Koreaanse strafkampen.

Lees ook

In een Noord-Koreaanse grensgevangenis krijg je dertig maïskorrels per dag

Noord-Koreaanse militairen patrouilleren langs de grensrivier Yalu bij de stad Hyesan, op een foto die in maart is genomen vanaf de Chinese rivieroever in Changbai.

„In Noord-Korea droomde ik van vrijheid en nu heb ik dat”, vertelt de gouverneur tevreden. „Ik ben blij dat mijn leven daar, hoe verschrikkelijk ook, nu als inspiratie kan dienen voor gouverneurs en voor andere Zuid-Koreanen.” Omdat hij exact weet hoe het leven in Noord-Korea werkt, voelt en smaakt kan Ji andere gouverneurs goed informeren over hoe zij bepaalde thema’s, plannen of gesprekken aanpakken. „Ik weet hoe het regime denkt, maar ook hoe gewone Noord-Koreanen denken.”

Donald Trump

Voor hij gouverneur werd, was Ji achtereenvolgens mensenrechtenactivist en parlementslid namens de conservatieve People Power Party (PPP), waarbij hij zich inzette voor beleid gericht op Noord-Koreaanse vluchtelingen. Toen hij in 2024 na één termijn niet herkozen werd, ging Ji in hetzelfde jaar aan de slag als gouverneur van Noord-Hamgyong. Hij geeft geregeld interviews over zijn leven in en vlucht uit Noord-Korea. In 2018 was hij te gast bij de State of the Union van de Amerikaanse president Donald Trump, die hem als voorbeeld gebruikte van hoe wreed het regime van Kim Jong-un was. Later dat jaar zouden Kim en Trump elkaar juist ontmoeten en goede vrienden worden. Dit tot teleurstelling van Ji, die Trumps eerdere aandacht voor Noord-Koreaanse mensenrechtenschendingen in rook zag opgaan.

Iemand die zich vanuit Zuid-Korea fulltime bezighoudt met het bevorderen van vrede met en toenadering tot Noord-Korea kan snel cynisch en gedesillusioneerd worden, maar daar heeft Ji geen last van. „Veel Noord-Koreanen hebben de afgelopen jaren gesmokkelde Zuid-Koreaanse films en series gekeken, maar ook informatie van Radio Free Asia en Voice of America gekregen”, zegt Ji. „Zij weten dat het leven in Zuid-Korea veel beter is, sommigen ontvangen zelfs geld en informatie van gevluchte familieleden. Ik ben ervan overtuigd dat een meerderheid van de Noord-Koreanen wil herenigen met Zuid-Korea en onder een liberale democratie wil leven, in plaats van onder een dictatuur zoals nu.”

Begin vorig jaar zei Kim Jong-un dat hij niet langer naar hereniging streeft en Zuid-Korea voortaan ziet als „vijand nummer één”. Direct hierop schrapte de dictator alle referenties aan hereniging en versterkte militaire posities langs de grens met Zuid-Korea. Noord-Koreaanse staatsmedia hebben de gouverneurs in het verleden omschreven met een Koreaanse term die zowel ‘prullaria’ als ‘dwaas’ betekent.

Het brengt Ji niet van zijn optimisme af. „De wil van het Noord-Koreaanse volk is het belangrijkst en dat volk wil hereniging, die wil kun je uiteindelijk niet tegenhouden”, zegt hij overtuigd.

Nachtmerries

Zelfs als het klopt dat het Noord-Koreaanse volk snakt naar vrijheid, democratie en hereniging met Zuid-Korea kunnen Ji en zijn collega’s niet met hen spreken. Als ze al met iemand in contact kunnen komen, zijn dat leden van het Kim-regime. Maar zelfs daarmee is Ji niet belast: onderhandelingen met Pyongyang vallen onder het ministerie van Eenwording, dat losstaat van de Commissie.

Toch weigert Ji zijn functie als puur symbolisch te beschouwen. „We zijn met deze belangrijke thema’s bezig voor omgerekend 8,8 miljoen mensen. 60 procent van de Noord-Koreaanse vluchtelingen komt uit Noord-Hamgyong, waarin ook een strafkamp en de locatie voor kernproeven liggen. Vóór hen én met hen doe ik dit.” Mocht Korea op miraculeuze wijze morgen herenigd zijn, is het de bedoeling dat Ji en zijn collega’s direct naar het noorden reizen en het gezag gaan voeren in hun regio’s.

Met enkele andere gevluchte Noord-Koreanen werd Ji Seong-ho in 2018 ontvangen op het Witte Huis. Foto Zach Gibson/EPA

Ji Seong-ho mag dan gouverneur zijn van Noord-Hamgyong, maar hij wil de regio niet bezoeken. „Ik heb daar zoveel pijn en ellende ervaren en heb sinds ik er weg ben juist veel liefde mogen ontvangen van Zuid-Koreaanse burgers, dus waarom zou ik naar die nare plek terug willen?”

Toch verwacht hij er in de toekomst weer te zijn. „Als gouverneur van Noord-Hamgyong maakt het niet uit of ik terug wil, ik moet terug. Ik wil een omgeving creëren waarin Noord-Koreaanse burgers vrij kunnen leven, om liberale democratie naar het Noorden te brengen. Dat wordt mijn bijdrage aan de gemeenschap. Mijn geboortedorp roept nachtmerries bij me op die ik nooit wil herbeleven. Maar teruggaan zal ik.”


Dereguleringsgolf EU raakt ook wet tegen greenwashing: commissie torpedeert eigen voorstel

Meer dan de helft van de duurzaamheidsclaims van bedrijven zijn niet goed onderbouwd of simpelweg onbetrouwbaar. Met deze boodschap, gebaseerd op een steekproef, presenteerde de Europese Commissie in januari 2023 een voorlopige versie van nieuwe wetgeving tegen misleidende duurzaamheidsclaims, beter bekend als greenwashing.

Ruim een jaar later kreeg het voorstel steun van een ruime meerderheid in het Europees Parlement, inclusief die van de grootste partij, de conservatieve Europese Volkspartij (EVP). Maar afgelopen week, in de laatste fase van de onderhandelingen, zorgde dezelfde Europese Commissie voor veel verbazing door aan te kondigen het voorstel in te trekken. Prompt trok ook Italië zijn steun eraan in, wat de wet in een comateuze toestand brengt.

De Commissie kwam vrijdag met deze mededeling twee dagen na een oproep van EVP om „geen enkele” versie van de regels tegen greenwashing te steunen. In een uitgelekte brief aan de Commissie werd de wet afgedaan als onnodige bureaucratie. Na een weekend vol verwarring noemde de Commissie niet het pleidooi van de EVP, maar haar eigen dereguleringsagenda als reden het voorstel ter discussie te stellen.

De stellige mededeling van vrijdag werd later wel genuanceerd: de wet wordt niet ingetrokken, maar het dreigement blijft overeind. Een amendement dat regelt dat de wet ook geldt voor kleine ondernemingen, moet van tafel. „Ongeveer 30 miljoen kleine ondernemingen, 96 procent van alle ondernemingen in de EU, worden met een zeer zware administratieve last geconfronteerd”, stelt een woordvoerder van de Commissie.

Actie van Milieudefensie tegen ontwikkelingsbank FMO dat investeert in monocultuurplantages. Foto Sandra Uittenbogaart/ANP/Hollandse Hoogte

De verbazing in Brussel was groot, vooral omdat de Commissie eigenlijk helemaal niet aan zet was in het wetgevingsproces. De lidstaten spraken in deze fase met het Europees Parlement over een definitieve wetstekst. De Commissie kan inderdaad een voorstel intrekken, maar deze mogelijkheid is niet bedoeld om in deze late fase een veto uit te spreken over een potentieel ongewenste uitkomst.

Argwaan

De ommezwaai voedde de argwaan bij voorstanders van de wet dat de Commissie onder leiding van Ursula von der Leyen steeds meer afstand neemt van de groene agenda van de afgelopen jaren. Ze krijgt het verwijt dat ze haar oren daarbij te veel laat hangen naar haar partij, de Europese Volkspartij, die in het Europees Parlement een steeds conservatievere koers vaart.

Zelfs binnen de Commissie klonk dit keer gemor. „Je kunt beweren dat je groen bent, of je kunt ervoor kiezen niet groen te doen. Consumenten verdienen respect”, schreef Eurocommissaris Teresa Ribera, verantwoordelijk voor het Europese klimaatbeleid, op het sociale medium Bluesky.

De vorige Commissie had echt de overtuiging dat concurrentievermogen en duurzaamheid hand in hand gaan. Dat is helemaal weg. Het is nu een anti-woke oorlog geworden

Lara Wolters
europarlementariër PvdA, S&D

Nog groter is de irritatie bij de lidstaten en in een deel van het parlement. Bij de fracties die de Commissie in principe steunen, het liberale Renew Europe en de Socialisten & Democraten (S&D), groeit het ongenoegen over Von der Leyen. Valérie Hayer, voorzitter van Renew, was laaiend: „We staan op de rand van een institutionele crisis”, zei ze tegen Politico. Een diplomaat zei dat veel landen de gang van zaken woensdag in een overleg met de Commissie „teleurstellend en betreurenswaardig” noemden.

Europarlementariër Lara Wolters (PvdA, S&D) vindt het „echt ongehoord” wat er is gebeurd. „De Europese Commissie zou een neutrale arbiter moeten zijn. Die stelt wetgeving voor, en vervolgens is het aan de lidstaten en het parlement om een akkoord hierover te bereiken. Dat is een democratisch recht, en dat proces nu omzeilen en saboteren vind ik echt schandelijk.”

Wolters ziet hoe de gedraaide wind in Brussel veel wetten onder hoge druk zet, of het nou gaat om verduurzaming, strenger landbouwbeleid of ontwikkelingssamenwerking. „In de vorige Commissie was er echt een overtuiging dat duurzaamheid en concurrentievermogen hand in hand gaan. Dat is helemaal weg. Het is nu gewoon een anti-woke oorlog geworden hier.”

Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, krijgt het verwijt dat ze zich te veel laat leiden door hoe haar eigen partij, de EVP, over de groene agenda denkt.

Tevreden reacties zijn er óók in het Europarlement. Zoals van Dirk Gotink die namens NSC onderdeel uitmaakt van de EVP. Volgens hem verhoogt de voorgestelde richtlijn tegen groene claims „significant de regeldruk voor bedrijven”. Hij schrijft niet tegen het aanpakken van greenwashing te zijn, maar volgens hem kunnen deze „standaarden ook ontwikkeld worden door het bedrijfsleven zelf”. Sander Smit van de BBB (ook aangesloten bij de EVP) vond „dat de richtlijn dreigde uit te monden in een bureaucratisch monster voor MKB-ondernemers”.

Milieuclaims

Het voorstel tegen greenwashing was bedoeld om te voorkomen dat bedrijven milieuclaims als „klimaatneutraal” of „bevat gerecycled materiaal” kunnen doen zonder ze te onderbouwen met verifieerbare bewijzen. De Commissie waarschuwde ten tijde van de introductie van de wet dat greenwashing een serieus gevaar vormt voor bedrijven die daadwerkelijk duurzaam zijn. Echte duurzame bedrijven hebben zo een concurrentienadeel. In de versie van de richtlijn waar het parlement in 2024 mee instemde, stond dat bedrijven boetes konden krijgen tot 4 procent van de jaaromzet.

Nu vindt de controle op duurzaamheidsclaims vooral achteraf plaats, in Nederland bijvoorbeeld na klachten die worden ingediend bij Reclame Code Commissie. Vorig jaar deed deze stichting 41 uitspraken over duurzaamheidsreclame. Ook via de rechtbank kunnen bedrijven op de vingers worden getikt. Zo oordeelde de rechtbank Amsterdam vorig jaar dat KLM zich schuldig maakte aan greenwashing in de campagne Fly Responsibly en het programma CO2Zero.

Maar als greenwashing achteraf wordt aangepakt, kunnen veel duurzaamheidsclaims er doorheen glippen. En als bedrijven toch op hun gedrag worden aangesproken, heeft de misleiding van consumenten al plaatsgevonden.

In Brussel weet nu even niemand of de richtlijn een stille dood sterft of weer tot leven komt. De EU-ambassadeurs drongen woensdag bij de Commissie aan op duidelijkheid. Na komende dinsdag lijkt het in ieder geval een van de probleemdossiers voor Denemarken te worden, dat vanaf die dag een half jaar voorzitter is van EU. Volgens een Brusselse diplomaat moeten er even geen overhaaste beslissingen worden genomen. „Het stof moet neerdalen, er is al genoeg geschoten.”

Met medewerking van Rik Rutten


Duitse rechter haalt streep door verbod op ‘spreekbuis van extreem-rechts’

Vorig jaar zomer verbood toenmalig minister van Binnenlandse Zaken Nancy Faeser (SPD) het rechtse complottentijdschrift Compact. ’s Ochtends vroeg doorzocht een speciale eenheid de woning annex redactie van hoofdredacteur Jürgen Elsässer, die de politie in een zwartfluwelen badjas ontving.

Volgens Faeser was Compact een „spreekbuis van extreem-rechts”. Het verbod van het blad liet volgens Faeser zien dat ook wordt opgetreden tegen „geestelijke brandstichters”. Ze noemde het een „harde slag” tegen extreem-rechts.

Geen jaar later is Faeser als minister afgelost en schreeuwt Compact op alle platformen ‘Sieg!’. Het blad spande bij de bestuursrechter in Leipzig een zaak aan tegen het verbod en kreeg dinsdag gelijk. Compact-medewerkers en een hele rits van politici van de radicaal-rechtse Alternative für Deutschland (AfD) feliciteerden Elsässer en vierden op sociale media de „overwinning” van de persvrijheid. Op de website van Compact zijn inmiddels zwartfluwelen kamerjassen te koop om „elegant de staatsmacht tegemoet te treden”.

Blamage

Meer nog dan winst voor Compact is het oordeel van de rechter een blamage voor Faeser en haar ministerie. De juridische onderbouwing voor het verbod heeft geen stand gehouden, wat veel juristen een jaar geleden al voorzagen. Faeser vond kennelijk het symbool van het verbod belangrijker dan precisie en nam het risico van een nederlaag voor de rechter op de koop toe. Dat is koren op de molen van Compact en alle aanverwante publicaties en organisaties, die vinden dat ze door de gevestigde partijen monddood worden gemaakt en zichzelf presenteren als bastions van de vrijheid.

Volgens de argumentatie vóór het verbod was Compact niet zozeer een medium, maar een politieke organisatie. Daarvoor spreekt dat Compact niet alleen een blad is (met een oplage van zo’n veertigduizend exemplaren) en een YouTube-kanaal onderhoudt, maar dat het ook politieke bijeenkomsten organiseert, bijvoorbeeld campagnebijeenkomsten voor de AfD, en een uitgebreide webshop heeft waar behalve badjassen ook zilveren munten met een afbeelding van Donald Trump of AfD-voorzitter Alice Weidel te koop zijn.

De grondwet garandeert ook de vijanden van de vrijheid de vrije meningsuiting en de persvrijheid

Uitspraak rechter

Het ministerie redeneerde dat voor een dergelijke organisatie, waarvan het tijdschrift maar één van vele activiteiten is, de persvrijheid niet geldt. Compact vocht die redenering aan, maar op dat punt gaf de rechter het ministerie gelijk. In het vonnis wordt gewezen op de politieke activiteiten en de „politieke agenda” van het blad, dat „deel wil uitmaken van een beweging” die erop uit is aan de macht te geraken. Zo organiseerde Compact vorig jaar nog een soort tournee van AfD-politici door Duitsland.

Haat zaaien

In de redenering van het ministerie moest Compact verboden worden omdat de publicaties haat zaaien tegen minderheden en dusdanig gekeerd zijn tegen de democratische rechtsorde en de vertegenwoordigers ervan dat lezers ervan over zouden kunnen gaan tot geweld.

Daarin gaat de rechter in Leipzig gedeeltelijk mee. Zo schrijft Martin Sellner, een rechts-extremist uit Oostenrijk, regelmatig voor Compact. Sellner muntte de term „remigratie”, waarmee het uitzetten van mensen met een migratie-achtergrond wordt bedoeld, ook die met een Duits paspoort als die zich in de ogen van Sellner cum suis niet voldoende hebben aangepast. Die ideeën van Sellner, aldus de rechter, keren zich tegen de democratische rechtsorde en kunnen zodoende inderdaad een argument voor een verbod zijn. Elsässer noemde Sellner eerder „onze held”.

Lees ook

Lees ook: Verbod op extreem-rechts blad wakkert discussie over persvrijheid aan

Jürgen Elsässer, oprichter van het blad Compact, dinsdag voor zijn huis in Brandenburg. De redactie van het tijdschrift zou zich in het Elsässers woning hebben bevonden.

Maar de rechter oordeelde dat racistische en anti-democratische teksten weliswaar deel uitmaken van Compact, maar niet bepalend genoeg zijn voor de inhoud van het blad om het te verbieden. Naast remigratie-stukken staan site, blad en YouTube-kanaal van Compact bol van complottheorieën over onder andere corona en de oorlog in Oekraïne. Voor zulke bijdrages moet ruimte zijn in een „vrij en open politiek discours”, aldus de rechter. „De grondwet garandeert […] ook de vijanden van de vrijheid de vrije meningsuiting en de persvrijheid.”

Op een recente uitgave van Compact staat kanselier Friedrich Merz (CDU) in een onderbroek en met een dwangbuis aan, met daaronder de tekst ‘Halt’s Maul, Fritz’ (Hou je muil, Fritz).

Volgens onderzoek van het Institut für Demokratie und Zivilgesellschaft (IDZ) in Jena kwam het verbod van Faeser en de daaropvolgende rechtszaak Compact goed uit. Het aantal abonnementen nam toe en op X is het aantal volgers nu vier keer zo groot als voor het verbod.


Italië verbiedt de smartphone op school, maar ‘zo pak je het onbehagen bij jongeren niet aan’

‘Ik ben tegen een smartphoneverbod, het internet is voor ons belangrijk”, zegt Sofia Vezzoli (18), studente in de met veel graffiti bespoten kunstschool ‘Umberto Boccioni’ in hartje Milaan. Maar haar 16-jarige broer is volgens haar veel meer van internet afhankelijk dan zij, omdat hij veel videogames speelt. Een hobby die zijn ouders met moeite weten te beperken.

Het Boccioni-instituut is een middelbare school met kunstrichtingen in architectuur, schilder- en beeldhouwkunst, multimediale vormgeving en design. De school ligt in de schaduw van de hippe nieuwbouwwijk CityLife, met blinkende wolkenkrabbers en futuristische flatgebouwen, en telt 1.200 scholieren tussen 14 en 19 jaar oud.

Schoolhoofd Stefania Caterina Giacalone (54) is een uitgesproken voorstander van het smartphoneverbod dat volgend schooljaar in Italië in het middelbaar onderwijs in zal gaan, omdat ze erg bezorgd is over de mentale gezondheid van de jongeren. Ze spreekt van een „algemeen gevoel van onbehagen”.

Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie lijdt tussen 5 en 15 procent van de adolescenten aan eenzaamheid. Verschillende landen zien een verband tussen de opkomst van de sociale media en de verslechterde mentale gezondheid van jongeren. In een wereldprimeur voerde Australië eind vorig jaar een verbod in op sociale media voor kinderen tot 16 jaar. De handhaving laat de regering over aan socialemediabedrijven zelf.

De Nederlandse regering raadt ouders aan hun kinderen weg te houden van sociale media tot hun vijftiende. De smartphone is verboden in het middelbaar onderwijs in Nederland, net als in Frankrijk (voor leerlingen tot 15 jaar) en straks ook in België.

Sofia Vezzoli, een 18-jarige leerling van het Boccioni-instituut, gebruikt haar computer en telefoon als visuele inspiratie voor een project tijdens haar architectuurles.

Foto Isabella De Maddalena

Lees ook

Lees ook: Eigenlijk is het verdacht dat een peuter wél 20 minuten rustig naar de tv kan kijken

 Filmstills uit de animatieserie Cocomelon van Netflix.

Heldere regels

De Italiaanse onderwijsminister Giuseppe Valditara, van de rechtse regeringspartij Lega, gaat nog een stap verder. Vanaf september geldt het verbod voor de hele middelbare school, die in Italië duurt tot scholieren 19 jaar zijn. Smartphones mogen tijdens de schooluren niet meer worden gebruikt, zelfs niet voor didactische doeleinden. De maatregel past in de lijn van de radicaal-rechtse regering van premier Giorgia Meloni, die gelooft dat er een grotere nood is aan meer orde, discipline en heldere regels.

In de rondzendbrief aan de Italiaanse scholen wijst de onderwijsminister op de negatieve effecten van een buitensporig smartphonegebruik op het welzijn en de gezondheid van adolescenten en hun schoolprestaties. Hij verwijst naar studies van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa, de Wereldgezondheidsorganisatie en het Italiaanse instituut voor volksgezondheid, en wil bovendien een smartphoneverbod op school in de hele EU. De Italiaanse Lega-minister heeft de Europese Commissie verzocht zo’n algemeen verbod aan te raden.

In het Boccioni-instituut in Milaan golden al behoorlijk strenge smartphoneregels: de telefoon moest bij het begin van elke les worden ingeleverd. „Maar tijdens de pauze grepen de leerlingen toch weer meteen naar hun mobieltje in plaats van even met elkaar te praten”, zegt directrice Giacalone. Een „radicaler signaal” was volgens haar nodig, en dus steunt ze het verbod: „Leerlingen moeten weer inzien dat de school een plek is om onderlinge relaties aan te knopen.” Wel vindt ze het verkeerd dat ook het gebruik van de smartphone voor didactische doeleinden wordt uitgesloten. „We moeten als school ook net de digitale vaardigheden van onze leerlingen aanscherpen en evalueren.” Dat mag voortaan uitsluitend met tablets en pc’s van de school.

Stefania Caterina Giacalone (54), schoolhoofd van het Boccioni-instituut.

Foto Isabella De Maddalena

De directrice ziet een generatie jongeren die al zeer kwetsbaar was, en voor wie het schermgebruik tijdens de covid-pandemie de zaken nog scherper heeft gesteld. Italië was het eerste land in Europa waar Covid 19 zo hard toesloeg, vooral in Lombardije, de streek van Milaan en het zwaar getroffen Bergamo. Tijdens de erg lange lockdownperiodes in Italië waren uiterst stringente regels van kracht. „We hebben jongeren toen twaalf uur per dag, en zonder enige controle, voor een scherm laten zitten. Echte relaties vielen weg, en in de plaats kwam die alternatieve wereld, met zijn eigen regels die dicteren dat je altijd mooi, mager en perfect moet zijn.” Als de jongeren toen nog naar school hadden kunnen gaan, was de blootstelling aan de sociale media en het internet volgens haar minder intens geweest.

Online pesten

Irene Palombella (17), een frêle jonge vrouw met koperkleurig haar, was tijdens de pandemie twaalf jaar. „Eerder dan mijn ouders hadden gepland heb ik toen toch een smartphone gekregen”, vertelt de scholier op de speelplaats van het Boccioni-instituut, waar docenten en ouders de eindejaarskunstwerkjes komen bekijken. Een prettige ontdekking was het internet niet. „Ik werd het mikpunt van online pesten.” Haar kunstwerk is een groep indringende ogen van polyester, met een claustrofobisch effect, die het oordeel van anderen en de druk van de sociale media symboliseren.

Een ingeperkt smartphonegebruik lijkt Palombella en haar vrienden wel nuttig. Bij hun jongere broertjes en zusjes is internetgebruik een nóg groter deel van hun leven. Maar een totaalverbod op school doet deze tieners schrikken. „Tijdens de lessen moet de telefoon aan de kant? Snap ik”, zegt Irene. „Maar ik studeer wel kunst en ik gebruik mijn mobieltje om dingen te maken. En ik wil ook mijn lief kunnen bereiken.” Noemi Pannucci (18), een scholier met een pientere, open blik, maakt duidelijk dat zij en haar generatiegenoten ‘digital natives’ zijn: „Het internet kan ook een positieve ervaring zijn. Het is een deel van onze persoonlijkheid.”

Irene Palombella (midden), een 17-jarige scholier van het Boccioni-instituut in Milaan, gebruikt haar mobiele telefoon om tijdens de schilderles afbeeldingen op te zoeken.

Noemi Pannucci, een 18-jarige leerling van het Boccioni-instituut, checkt haar telefoon tijdens de pauze tussen de lessen. ,,Het internet is een deel van onze persoonlijkheid.”

Foto’s Isabella De Maddalena

Ook therapeuten en andere experts hebben grote vragen bij het nut van een smartphoneverbod, hoe groot het draagvlak daarvoor in de maatschappij ook mag zijn. Matteo Lancini (60), een van de bekendste Italiaanse psychotherapeuten, vindt een algemeen verbod op school niet nuttig, omdat het volgens hem niet afdwingbaar is en niet kan werken wanneer volwassenen aan adolescenten „regels willen opleggen die ze zelf niet bereid zijn te volgen.”

Het onderscheid tussen de reële en de virtuele wereld bestaat immers niet meer: „We leven in een onlife maatschappij”, zegt de psychotherapeut tijdens een videogesprek. Dat neologisme, een samentrekking van ‘online’ en ‘leven’, komt van de Italiaanse filosoof Luciano Floridi, die zo duidelijk wil maken dat we allemaal leven in een hyper-verbonden wereld waarin het verschil tussen online en offline niet langer telt. Niet voor de jongeren zelf, maar zeker ook niet voor hun ouders. Hij geeft het voorbeeld van een werkende moeder, die ’s avonds staat te koken, terwijl ze naar een podcast luistert en nog even iets in de Whatsappgroep van haar collega’s post. Dan roept ze: „Aan tafel! En géén telefoons!”

Wegwijs maken

Lancini geeft de jongeren aan het Boccioni-instituut gelijk: het internet kán voor hen ook heilzaam zijn. „De eerste vraag van hulpverleners aan de ouders van een sociaal zeer teruggetrokken kind – een fenomeen bekend onder de Japanse term hikikomori – is of de jongere nog op het internet surft, want dan is de diagnose minder zwaar”, legt hij uit. Het internet en de relaties die met anderen worden onderhouden tijdens videogames zijn een psychologisch en relationeel toevluchtsoord voor teruggetrokken kinderen, zegt Lancini, en verminderen daarom het risico op een psychische aandoening en zelfs op een zelfmoordpoging.

„Zolang we de smartphone blijven zien als een instrument dat we zoals alcohol of drugs kunnen afpakken, hebben we er niks van begrepen”, zegt de psychotherapeut. „De smartphone is slechts de toegangspoort naar een hele wereld, waarin wij allemaal moeten zien te navigeren. Jongeren dus ook.” Hen begeleiden en wegwijs maken, is volgens hem vele malen nuttiger dan het internet te verbieden.

Veel kinderen krijgen al op zeer jonge leeftijd voor het eerst een digitaal toestel in hun handen, een iPad bijvoorbeeld om naar filmpjes te kijken. Nogal wat ouders, zegt Lancini, vinden buitenspelen gevaarlijk geworden, terwijl het een generatie geleden in Italië door politiek geweld in werkelijkheid een stuk riskanter was op straat. „Niettemin hebben videogames de spelletjes buitenshuis vervangen”, zegt de psychotherapeut. „Kinderen krijgen zeer jong een telefoon mee, zodat hun ouders de controle over hen behouden. Maar zodra de adolescentie aanbreekt, hét moment van emancipatie, willen ouders plots de digitale toegang van hun kinderen inperken.”

Een reproductie van het beroemde kunstwerk ‘Le Bain turc’ van de Franse schilder Jean-Auguste-Dominique Ingres, online gevonden op haar mobiele telefoon door Irene Palombella, en gebruikt als beeldmateriaal tijdens de schilderles.

Foto Isabella De Maddalena

Maar wat ouders en opvoeders hierbij ook motiveert, is een grote bezorgdheid om ‘internetverslavingen’ bij jongeren. Zij willen opgroeiende tieners behoeden voor een buitensporig internetgebruik en een te grote afhankelijkheid van dwingende sociale media. Volgens de Amerikaanse sociaal-psycholoog Jonathan Haidt leiden sociale media en smartphones tot een ‘internationale epidemie’ van depressie, angst en zelfmoord onder kinderen. Haidt is bijvoorbeeld daarom een groot voorstander van het Australische verbod op sociale media.

Wetenschappers zijn het echter niet eensluidend eens met Haidts analyse, die in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Nature gebrek aan bewijs werd aangewreven. Ook psychotherapeut Matteo Lancini sluit zich aan bij die kritiek: er is volgens hem nog steeds geen wetenschappelijke consensus dat internet en sociale media het mentale onbehagen van adolescenten veroorzaken. „Eetstoornissen, mentale problemen: het was er allemaal al vóór het internet.” De psychotherapeut ziet zelf zeker ook het brede onbehagen bij jongeren, maar wijst op „een formidabel verschil tussen correlatie en causaliteit.” Lancini: „Jongeren zijn omgeven door geweld. Beseffen wij wel voldoende hoezeer al die heftige oorlogen en de klimaatverandering bij hen binnenkomen? Dáárom voelen ze woede, frustratie en verdriet.” Voor die gevoelens moeten zij een uitweg kunnen vinden, zegt de therapeut.

Vragen durven stellen

De enige preventie die volgens hem echt werkt, is om als ouder authentieke relaties met je kinderen aan te knopen: „Aan tafel ’s avonds moet je aan je kind ook ongemakkelijke vragen durven stellen, bijvoorbeeld of het ooit aan zelfdoding heeft gedacht.” Ouders vragen zoiets niet, uit vrees dat ze een kind dan op ideeën zouden brengen. „Maar piekert een kind over zulke vragen, dan zoekt het de antwoorden wel op het internet.”

Dat is precies wat schooldirectrice Stefania Giacalone zo verontrust: „Online vinden jongeren tutorials over álles. Hoe ze zich kunnen snijden of knijpen – een wijdverspreid fenomeen – tot hoe ze uit het leven kunnen stappen. Wij hebben deze jongeren binnengelaten in een wereld die wij als volwassenen niet eens zelf doorgronden.”

Riccardo Agnoletto (52), een ICT-consultant en vader van Maddalena, een 18-jarige scholier van het Boccioni-instituut. „Ons leven is een aaneenschakeling van mislukkingen, die ons verder doen groeien, maar een smartphone legt onrealistische verwachtingen op.” Toch vindt hij een totaalverbod „eigenlijk alleen iets voor de lagere school.”

Foto Isabella De Maddalena

Psychotherapeut Matteo Lancini blijft ervan overtuigd dat het veel wijzer is jongeren op te leiden in een intelligent smartphone- en internetgebruik, en pleit ook voor een grondige onderwijshervorming. Hij adviseert om niet langer statisch en klassikaal les te geven, waarbij de leerstof er bij de scholieren wordt „ingestampt”, maar de jongeren eerder te stimuleren door hen slimme vragen te laten stellen, om zo hun inzichten en kennis te testen. „Door hen te verbieden naar een smartphone te kijken, los je zeker hun gebrek aan interesse en aandacht voor de leraar op school niet op.”

Directrice Giacalone lijkt echter op zoek naar een houvast, en voor nu is dat het smartphoneverbod, liefst van al zo ruim mogelijk geïnterpreteerd. „Ik wil het verbod ook doortrekken tot tijdens de pauzes.” Na de lange zomervakantie zal ze het met haar docenten bespreken. Maar als het van haar afhangt, komt er straks geen smartphone meer binnen in het Boccioni-instituut.

Lees ook

Lees ook: ‘Laat ouders in de vakantie maar eens nadenken of ze hun kind überhaupt een smartphone willen geven’

Danielle Batist (links) en Thekla Reuten.


Montere Rutte kreeg al bijna iedereen op één lijn – maar de vuurproef komt nog

Er is één man verantwoordelijk voor succes of falen van de NAVO-top in Den Haag die dinsdag begint: secretaris-generaal Mark Rutte. Hoe probeerde Rutte, met oorlog in Europa en een onberekenbare president in het Witte Huis, de alliantie op koers te houden? Hoe bereidde hij zich voor op zijn vuurproef? En wat doet hij met het Spaanse verzet?

1 oktober, NAVO-hoofdkwartier.

Zijn vlotte stijl is op het politieke hoofdkwartier in Brussel het gesprek van de dag. Mark Rutte heeft in de eerste uren al meer grapjes gemaakt dan zijn voorganger in jaren, zegt een diplomaat. Hij is informeel en direct en straalt uit dat hij er zin in heeft. Dat valt goed. Waren de woorden en de bewegingen van zijn voorganger Jens Stoltenberg strak geregisseerd, Rutte lacht en zwaait naar iedereen. Op zijn eerste persconferentie praat hij lang over het Europees begrotingsbeleid en als de beveiliging hem al de perszaal wil uitleiden, staat hij nog snel tv-verslaggever Jaïr Ferwerda te woord. Zo zou hij het in Den Haag ook gedaan hebben.

Maar dit is Brussel. Hier kijkt de wereld mee. In suboptimaal Engels probeert Rutte de onrust in het bondgenootschap over de Amerikaanse koers na een eventuele verkiezingsoverwinning van Donald Trump weg te nemen. „Ik maak me geen zorgen.” En hij begint meteen met het uitdelen van complimenten. „Ik heb vier jaar met Donald Trump gewerkt. Hij was het die erop aandrong om meer uit te geven en hij was succesvol omdat we nu meer uitgeven dan voordat hij aan de macht kwam.” Europese regeringsleiders zijn niet vergeten dat Trump ze in zijn eerste termijn als klaplopers in de hoek zette omdat ze niet genoeg geld uitgaven aan defensie.

De steun aan Kyiv, stelt Rutte, blijft topprioriteit. „Er kan geen veiligheid zijn in Europa zonder een sterk en onafhankelijk Oekraïne.” Het land hoort volgens hem zeker thuis in de NAVO, maar over de timing van het lidmaatschap blijft hij vaag. Hij zegt dat de situatie op het slagveld moeilijk is en dat Rusland mondjesmaat terrein wint. Maar, onderstreept hij, de prijs die Rusland daarvoor betaalt is hoog: duizend doden en gewonden per dag.

Het Kremlin laat die dag weten dat het geen verbetering verwacht in de relatie met de NAVO nu er een nieuwe secretaris-generaal is aangetreden.

22 november, Mar-a-Lago, Florida

Een NAVO-chef kan alleen overleven als hij de Amerikaanse president te vriend houdt. Al snel na Trumps verkiezing in november vliegt Rutte met het Nederlandse regeringsvliegtuig, dat de NAVO voor hem heeft gecharterd, naar Mar-a-Lago. De secretaris-generaal heeft geen eigen jet.

Over de bijeenkomst komt niet veel naar buiten. In die weken duikt in Ruttes toespraken een redenering op die erop toegesneden lijkt Trump te overtuigen van het belang van de NAVO én van het belang Oekraïne te steunen. Met de deelname van Noord-Koreaanse militairen aan Russische kant in de gevechten tegen Oekraïne is een nieuwe situatie ontstaan, schetst Rutte. De as Rusland/China/Iran/Noord-Korea betekent dat de oorlog in Oekraïne niet alleen een dreiging is voor Europa, maar ook voor de VS. Rutte onderstreept ook dat de steun van Iran en Noord-Korea aan Rusland niet gratis is. Ze krijgen er iets voor terug. Iran krijgt geld. Pyongyang wordt betaald met wapentechnologie. De Russische oorlog maakt de vijanden van de VS sterker.

13 december, Concert Noble, Brussel.

„We zijn niet in oorlog, maar we hebben ook zeker geen vrede”. Een opvallend strijdbare Rutte richt zich in zijn eerste grote toespraak direct tot de bevolking van de NAVO-landen. Dat is nieuw en een opvallend politieke invulling van de functie van secretaris-generaal.

Hij zegt tegen de honderden miljoenen inwoners van de NAVO: ik heb uw hulp nodig. De NAVO kan een Russische aanval nu goed pareren, zegt hij in een neo-classicistische balzaal in de Europese wijk in Brussel. Maar als het Westen niet snel in actie komt is Rusland binnen vier tot vijf jaar te sterk voor de NAVO. Rusland heeft een oorlogseconomie ingericht en kan een voorsprong nemen op de alliantie. Dus moeten ook in Europa en Canada de uitgaven omhoog.

Rutte maakt ook een politieke schuiver. Hogere uitgaven voor defensie stellen politici voor lastige keuzes. Waar moeten ze dat geld vandaan halen? Rutte doet alvast een suggestie: als je de sociale uitgaven en de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg een beetje verlaagt, kom je al een heel eind. Het is een politiek gekleurde inmenging in nationale politiek – een arena waar een secretaris-generaal zich normaal niet in begeeft. Landen zouden er ook voor kunnen kiezen de belastingen te verhogen of meer schulden aan te gaan. NAVO-speechwriter Claire Craanen krijgt later van vakgenoten een prijs voor de speech: ‘To Prevent War, Spend More’.

Rutte zegt die dag niet hoeveel de defensie-uitgaven moeten stijgen. Een derde van de bondgenoten voldoet op dat moment nog niet aan de bestaande NAVO-norm van 2 procent van het bbp. Op het hoofdkwartier wordt gemompeld over een nieuwe norm van 2,5 procent of 3 procent, misschien zelfs een tikkie meer.

14 februari, Hotel Bayerischer Hof, München.

Donald Trump deelt in de eerste weken van 2025 de ene dreun na de andere uit aan Europa. Op een persconferentie begin januari eist hij plompverloren een NAVO-uitgavennorm van 5 procent. Dat percentage voelt astronomisch. Nederland, bijvoorbeeld, heeft zijn uitgaven in vijf jaar tijd verdubbeld van 11 miljard tot 22 miljard om aan de oude norm van 2 procent te komen. Het optrekken van de uitgaven naar 5 procent betekent dat de defensiebegroting op 55 miljard zou uitkomen. „Volstrekt idioot”, zegt defensie-expert Dick Zandee van denktank Clingendael tegen NRC.

De Amerikaanse vice-president JD Vance las Europa in München de les over democratie.

Als Trump eenmaal zijn intrek heeft genomen in het Witte Huis volgen nog meer verrassingen. Op 12 februari maakt hij bekend dat hij met de Russische president Vladimir Poetin vredesbesprekingen over Oekraïne heeft geopend. De NAVO-ministers van defensie maken die dag in Brussel net kennis met hun nieuwe collega Pete Hegseth. Op zijn eerste vergadering zegt hij dat Oekraïne geen NAVO-lid kan worden als onderdeel van een vredesakkoord en dat het niet realistisch is te verwachten dat Rusland de veroverde gebieden zal teruggeven. Europa, zegt Hegseth, heeft voor de VS niet langer de hoogste prioriteit.

Kruispunt in de geschiedenis van het Westen: Europese leiders staan voor een duizelingwekkende taak

Amper bekomen van de schrik reizen de ministers door naar de jaarlijkse Veiligheidsconferentie in München waar ze opgewacht worden door de Amerikaanse vice-president JD Vance. De Europeanen zetten zich schrap voor een kastijding over defensie-uitgaven, maar krijgen van populist Vance de les gelezen over democratie. Gaat hier de Atlantische band aan diggelen?

Mark Rutte spoort de Europeanen in München aan tot actie. Loop niet zo te klagen, zegt hij, kom met ideeën en voorstellen. De Europeanen moeten Oekraïne blijven steunen en op de NAVO-top in Den Haag, zegt Rutte, moet een nieuwe norm vastgesteld worden voor defensie-uitgaven, die beduidend hoger zal uitvallen dan 3 procent.

Tegelijk probeert hij de Europeanen gerust te stellen. De VS, zegt hij, blijven gecommitteerd aan de NAVO. „We zijn één familie”.

13 maart, Oval Office, Washington.

En daar is het weer: het compliment. Als Rutte, zittend naast Trump, het woord krijgt, prijst hij de gastheer uitvoerig. Dankzij Trump gaan de defensie-uitgeven in Europa snel om hoog. Hij dankt Trump ook voor zijn inspanningen om vrede tussen Oekraïne en Rusland te bewerkstelligen. „U heeft de impasse doorbroken”, zegt hij. Het zal uitgroeien tot een vast bestanddeel van zijn speeches.

Het wordt ongemakkelijk als Trump probeert Rutte mee te zuigen in een pleidooi voor de annexatie van Groenland

Het openbare deel van de ontmoeting begint allervriendelijkst. Het wordt ongemakkelijk als Trump Rutte mee probeert mee te zuigen in een pleidooi voor annexatie van Groenland, deel van NAVO-partner Denemarken. Rutte verdedigt Denemarken niet en zegt dat hij de NAVO buiten die discussie wil houden. Wél complimenteert hij Trump met het feit dat hij de veiligheid van het Arctisch gebied op de agenda heeft gezet.

In het Oval Office brengt Rutte complimentjes en een plan mee.

Rutte heeft meer op zak dan complimentjes. Hij heeft een plan. Hij wil de nieuwe NAVO-defensienorm splitsen in 3,5 procent harde militaire uitgaven en 1,5 procent uitgaven voor randvoorwaarden als infrastructuur. Het is een vondst. De NAVO-planners hebben uitgerekend dat 3,5 procent nodig is voor de verdediging van Europa, inclusief steun voor Oekraïne. Door een aparte categorie te creëren voor randvoorwaarden voorkomt hij dat landen hun militaire uitgaven laten verwateren door uitgaven op te voeren die eigenlijk niet strikt militair zijn. En Trump krijgt zijn 5 procent.

Met goedkeuring van de VS op zak, kan Rutte aan de slag om consensus te bouwen voor het belangrijkste besluit op de NAVO-top in Den Haag. Hij heeft nog drie maanden.

15 mei, Nest Convention Centre, Belek.

In de loop van april worden sommige NAVO-landen ongedurig. De top komt snel dichterbij en er is nog steeds geen formeel begin gemaakt met de discussie over geld. Na zijn bezoek aan de VS probeert Rutte eerst de grote Europese landen achter zijn voorstel te krijgen: Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Polen.

Ook gaat in die dagen in Brussel het verhaal dat de top wel eens zou kunnen eindigen zonder het traditionele communiqué. Gezien de pogingen om Rusland en Oekraïne aan tafel te krijgen lijkt het de VS niet handig om een harde veroordeling van Rusland op te nemen in de slotverklaring. De Europeanen willen juist wel opnieuw uitspreken dat Rusland de vijand is. De Amerikanen willen ook geen formele vergadering met de Oekraïense president Zelensky. De Europeanen willen Zelensky in Den Haag juist graag ontmoeten om hun steun te betuigen.

Diplomatieke puzzel rond president Zelensky op NAVO-top in Den Haag

Als de ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO voor een informele vergadering bijeenkomen aan de Turkse Rivièra hebben de problemen zich opgestapeld. Rutte heeft zijn 5-procentvondst op 2 mei in een ‘scoping paper’ gegoten om de discussie te stroomlijnen. Minister Caspar Veldkamp (Buitenlandse Zaken, NSC) zegt dat er aan tafel „brede steun” is voor Ruttes voorstel. Maar consensus is er nog niet.

In het Turkse Belek blijkt Ruttes plan op steun, maar nog niet op unanimiteit te kunnen rekenen.

Spanje is niet blij. En ook België ziet niets in het plan, aldus minister Maxime Prévot. „Ik zal in naam van België vandaag duidelijk uitleggen dat ons land grote budgettaire tekorten heeft en dus op korte – zelfs middellange – termijn niet kan instemmen met een doelstelling van 5 procent en eerlijk gezegd zelfs niet met 3,5 procent”, zegt hij die ochtend. Prévot zoekt steun bij zuidelijke Europese landen.

Veldkamp breekt tijdens de vergadering een lans voor de komst van Zelensky naar Nederland.

Trump eist, Rutte lijkt te leveren: ‘brede steun’ bij de NAVO voor historische verhoging defensiebudget

19 juni en 20 juni, NAVO, Brussel.

De voorbereidingen lopen op zijn eind. Om het risico op bananenschillen zo klein mogelijk te maken is besloten tot een korte top. In essentie is de bijeenkomst ingekookt tot een aantal diners op dinsdagavond 24 juni en één vergadering op woensdagochtend. Zelensky is uitgenodigd voor het diner met regeringsleiders bij de koning. De slotverklaring zal maar uit een paar alinea’s bestaan. Op uitdrukkelijk verzoek van Europa wordt Rusland wel als vijand omschreven.

En dan is er post. Rutte ontvangt een brief van de Spaanse premier Pedro Sanchez. Spanje kan zijn voorstel voor verhoging van de uitgaven onmogelijk steunen, schrijft hij. De brief is een tegenvaller. In de marge van een Europese vergadering in Tirana in mei hebben Rutte en Sanchez over de Spaanse aarzeling gesproken. Later spraken de twee elkaar nog eens in Brussel. Terwijl in Den Haag het gebied rond de locatie van de top al op slot gaat, begint in Brussel nog een diplomatiek slotoffensief.

Spanje dreigt unanimiteit bij NAVO-top te verstoren: 5-procentsnorm is ‘onredelijk en contraproductief’

In een vergadering van NAVO-ambassadeurs wordt Spanje, soms in felle bewoordingen, in de hoek gedrukt. Meerdere landen zeggen dat ze het ook graag anders gezien hadden, maar dat eensgezindheid in Den Haag de boodschap moet zijn.

Om twijfelaars als België en Spanje tegemoet te komen krijgen landen extra tijd om de nieuwe norm te bereiken, tien jaar in plaats van zeven, zoals Rutte oorspronkelijk voorstelde. Maar ook daarmee is Spanje niet gered. Op de vergadering is het 31 tegen één. Rutte heeft nog een weekend om zijn Spaanse probleem op te lossen.

Correctie (20 juni 2025 om 21.22 uur): In een eerdere versie van dit artikel stond dat de NAVO-landen samen een miljard inwoners hebben. Dat zijn er minder en is hierboven aangepast.