Russisch gas terug op de Europese markt? Wat voor Oekraïners en veel andere Europeanen klinkt als een even onwerkelijk als onzalig plan, is voor Vladimir Poetin en Donald Trump een ‘deal’ om de vingers bij af te likken. Tijdens gesprekken over vrede in Oekraïne, die Trumps speciale gezant Steve Witkoff afgelopen maanden voerde met de Russische regering, zou het idee volgens insiders meermaals op tafel hebben gelegen. Amerikaanse en Russische woordvoerders ontkennen. Wat wordt er achter de schermen bekokstoofd?
Persbureau Reuters meldde vorige week, op basis van acht anonieme bronnen rond de onderhandelingen, dat „een nieuwe rol voor Moskou” op de Europese gasmarkt „zou kunnen bijdragen” aan een vredesakkoord. Eerder schreven de Britse zakenkrant Financial Times en het Duitse Bild over mogelijke Russisch-Amerikaanse energiedeals als onderdeel van een vredesverdrag, en ook in Russische staatsmedia wordt het idee volop besproken. Eind april zei Kremlin-woordvoerder Dmitri Peskov in het Franse tijdschrift Le Pointdat het Russische energiebedrijf Gazprom best bereid is Europa gas te verkopen. „Dit is een puur commerciële kwestie, die wij nooit hebben gepolitiseerd.”
Volgens Reuters zouden Washington en Moskou twee opties onderzoeken om de Russische gasexport naar Europa terug op de rails te krijgen. De eerste behelst dat Amerikaanse energiebedrijven optreden als tussenpartij die Russisch gas doorverkoopt aan Europa. In de tweede variant zouden Amerikaanse investeerders aandelen verwerven in de (nooit gereedgekomen en in 2022 gesaboteerde) Nord Stream 2-gaspijpleiding, of zelfs in staatsbedrijf Gazprom. „Zo zou Washington precies kunnen bepalen hoeveel gas Rusland naar de EU stuurt”, aldus Reuters.
Dat Trump en Poetin elkaar met potentiële gasdeals proberen te bespelen, is niet onwaarschijnlijk. Na drie jaar oorlog en wederzijdse sancties voorziet Rusland nog slechts in 19 procent van de Europese gasvraag, tegenover 45 procent vóór de invasie. Het eens zo machtige Russische Gazprom voelt de pijn. Volgens analisten is de gasreus min of meer failliet, maar houdt Poetin het concern met kunstgrepen overeind.
Eind april zei de Russische analist Abbas Galljamov in NRC dat Moskou Trump en Witkoff poogt te manipuleren door de Amerikaanse president aanlokkelijke energiedeals voor te schotelen – waaronder de verkoop van Russische gasopslagen en raffinaderijen aan de Amerikanen, gezamenlijke oliewinning in het Arctisch gebied én de verkoop van Russisch gas in Europa door de Amerikanen. Wie welk voorstel doet in de warrige Amerikaans-Russische diplomatie, lijkt van ondergeschikt belang.
Lees ook
Lees ook dit profiel van het Russische staatsbedrijf Gazprom: ‘Dooft de eeuwige vlam van Gazprom uit?’
Scepsis
Energiedeskundigen zijn sceptisch over het realiteitsgehalte van de gesprekken en plannen. Sinds de invasie van Oekraïne heeft de EU juist krachtig ingezet op afbouw van de verslaving aan Russisch gas. „Absurd”, noemt ook de Duitse energiedeskundige Frank Umbach zulke plannen. Umbach, verbonden aan de Universiteit van Bonn, zag de discussie rond terugkeer van Russisch gas eind vorig jaar oplaaien in de media en ook binnen de Europese energiesector. „Maar voor zo’n plan is goedkeuring van de Europeanen nodig. En afgezien van Hongarije en Slowakije is er niemand in Europa die het Trump-pad volgt”, reageert hij telefonisch.
De Europese Commissie presenteerde vorige week bovendien een stappenplan voor een definitief uitfaseren van Russische energie na 2027. „Het wordt tijd dat Europa zijn energiebanden met een onbetrouwbare leverancier verbreekt”, zei Commissievoorzitter Ursula von der Leyen ferm.
Niet iedereen is daar blij mee. Met name Hongarije en Slowakije, die onder een speciale regeling nog wel Russische olie en gas afnemen, zijn ontevreden. De Slowaakse premier Robert Fico noemde de plannen vorige week al „onacceptabel” en „economische zelfmoord.” De Financial Times benadrukte deze week dat welslagen van de Europese plannen valt of staat met transparante deelname van alle lidstaten en met een heldere strategie, die hen in staat stelt lopende contracten met Rusland te verbreken zonder boetes te betalen.
Daarnaast zijn er deskundigen die vrezen dat Europa zijn afhankelijkheid van Rusland inruilt voor die van de wispelturige VS. Ook Umbach ziet dat risico. „Stel dat Amerikaanse investeerders zich er daadwerkelijk mee gaan bemoeien en de controle over Nord Stream en Russische gasleveringen overnemen. Dan zou Europa niet alleen opnieuw afhankelijk worden van Russisch gas. In dat geval zouden de Amerikanen de grootste lng-leverancier zijn, én ook nog de Russische pijpleidingen beheren. Een absurd en gevaarlijk idee.”
Amerikaanse lng-boom
Het wonderlijke is ook dat het nu juist de Amerikanen zijn die profiteren van het Russische vertrek van de Europese markt. De export van Amerikaans lng was in de eerste vier maanden van dit jaar ruim 20 procent hoger dan een jaar eerder. Driekwart van die Amerikaanse uitvoer komt voor rekening van de EU. Bovenaan de lijst: Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Nederland.
Dat Europa nu meer Amerikaanse lng importeert, is precies wat Trump zich in zijn eerste termijn als president wenste. In 2017 verweet hij Europa de VS te benadelen door de aanleg van de tweede Nord Stream-pijpleiding en dreigde hij deelnemende Europese bedrijven met sancties. „Wij beschermen Duitsland, Frankrijk en al die landen, en dan sluiten zij een deal met Rusland en betalen miljarden aan de Russische schatkist. Ik vind dit zeer ongepast”, tierde hij.
Door de Russen nu te willen helpen, dreigt Trump zich ernstig in de eigen vingers te snijden, zegt Machiel Mulder, hoogleraar energie-economie in Groningen. „Als de VS zorgen dat er meer Russisch gas op de markt komt, verdringt dat ander gas – zoals het Amerikaanse. Daarnaast is er een prijseffect, waardoor de Amerikaanse gasindustrie minder omzet en minder winst zal maken.” Daarbij zouden Europese afnemers kunnen besluiten minder Amerikaans gas te importeren, denkt Mulder, om niet afhankelijk te worden van een Amerikaans-Russische as.
De Brits-Griekse energiedeskundige Leonid Drollas noemt de veronderstelde Amerikaans-Russische ideeën aan de telefoon „een beetje ingewikkeld.” Tegelijkertijd benadrukt hij Trumps gebrek aan realiteitszin waar het politieke en zakelijke deals betreft. „Maar met Trump weet je nooit zeker wat zijn echte doel is. Hij zegt aan de lopende band vreemde dingen. Meestal zijn die bedoeld als hefboom om iets gedaan te krijgen.”
Gezien de grote nadelige effecten van samenwerking met Poetin op de afzet van het nu zo begeerde Amerikaanse lng, denkt Drollas dat Trump een ‘gasdeal’ als politiek instrument ziet, lokaas om Poetin zover te krijgen dat hij de oorlog wil beëindigen. De expert wijst naar de mineralendeal die Trump onlangs sloot met Oekraïne: die levert niets op zolang de oorlog duurt. „Poetin is een lastige klant, die Trump ervan weerhoudt te profiteren van die afspraken. En de deal met Kyiv is wat Trump echt wil. Dus wil hij vrede garanderen zodat hij geld kan verdienen aan Oekraïne.”
Een voormalige Poolse onderminister kreeg politiek asiel in Hongarije, ondanks een Europees arrestatiebevel vanwege het verdelen van tientallen miljoenen euro’s aan bevriende organisaties. Sindsdien verschijnt hij in filmpjes over vermeende ‘wrede verhoren’ van de Poolse politie.
Een katholieke priester werd opgepakt en zat wekenlang in de cel vanwege dezelfde affaire. Hijzelf beweerde – zonder enig bewijs – te zijn gemarteld in de gevangenis waar hem eten en drinken zou zijn geweigerd.
En een Poolse rechter, die eerder loyaliteit eiste van andere rechters om de nationaal-conservatieve PiS-regering te steunen, dook opeens op in Wit-Rusland en maakt nu video’s op sociale media over het „bloeiende” Wit-Rusland.
Deze drie affaires waar de Poolse nationaal-conservatieve PiS-partij mee te maken heeft zijn slechts de opvallendste in de tientallen rechtszaken die zijn aangezwengeld door de pro-democratische coalitie van Donald Tusk die eind 2023 aan de macht kwam in Polen. In al deze zaken zijn politici, ambtenaren of loyalisten die werkten onder of met de vorige regeringen van de nationaal-conservatieve PiS-partij betrokken.
Hervormingen
Polen maakt zich klaar voor de presidentsverkiezingen, waarbij het land kan kiezen tussen de situatie zoals die nu is met een president die alle rechtsstaathervormingen tegenhoudt, of een president die zijn handtekening zal zetten onder de hervormingen. Deze zondag is de eerste ronde van de presidentsverkiezingen en een test voor Donald Tusk of zijn inspanningen voor het herstel van de onafhankelijke rechtsstaat worden gewaardeerd. Naar verwachting zal er op 1 juni een tweede ronde plaatsvinden die zal gaan tussen de rechtsstaathervormende kandidaat Rafal Trzaskowski van de partij van Tusk en de kandidaat van PiS, Karol Nawrocki.
PiS-kandidaat Karol Nawrocki ontmoet kiezers in Wegrow.
Foto Przemyslaw Piatkowski/EPA
De coalitie van Tusk probeert de ondermijning van de onafhankelijke rechtsstaat onder de PiS-regeringen (2015-2023) terug te draaien. Onder die partij veranderden publieke media in propagandakanalen, werden rechters politiek benoemd in ruil voor partijloyaliteit en was het Openbaar Ministerie een verlengstuk van de regering. Door het vetorecht van de huidige president Andrzej Duda, een PiS-loyalist, lukt het de regering-Tusk niet om met wetgeving de onafhankelijke rechtsstaat te herstellen.
Maar wat tot nu toe wel lukt, is tientallen rechtszaken aanspannen waarbij PiS op de een of andere manier betrokken was. Daarbij gaat het niet alleen om corruptie met overheidsgeld, maar ook om het delen van staatsgeheimen in campagnetijd, het frauduleus verlenen van werkvisa aan migranten en het gebruik van privé-mailadressen voor overheidscontracten.
‘Politieke heksenjacht’
Het PiS-kamp spreekt van een „politieke heksenjacht”, noemt de mensen die vervolgd worden „politieke martelaars” en beweert dat de Polen onder het autocratische communisme beter af waren dan onder de regering van Donald Tusk. Daarin worden zij gesteund door conservatieve Republikeinen uit de Verenigde Staten en onlangs door de pro-Russische Roemeense presidentskandidaat George Simion, die deze week op een partij-evenement van PiS in Polen verscheen.
Het PiS-kamp spreekt van een „politieke heksenjacht” op „politieke martelaars”
„Er wordt veel geroepen over wraak en een politieke heksenjacht”, zegt rechtsgeleerde Jakub Jaraczewski van de Berlijnse ngo Democracry Reporting International. Maar volgens hem is daar geen sprake van. „Alle onderzoeken en vervolgingen gaan over kwesties die heel verontrustend zijn en die moeten worden onderzocht. De meeste zaken gaan over misbruik van staatsmiddelen tijdens het PiS-bewind.”
De meest in het oog springende zaak is die van het Justitiefonds, waarbij de onderminister en een priester betrokken waren. Dit potje aan overheidsmiljoenen was bedoeld voor slachtoffers van misdaden, maar werd volgens het Poolse openbaar ministerie gebruikt om katholieke organisaties en PiS-loyalisten te betalen in ruil voor steun. „Daarbij kregen lokale politici en overheden cadeaus in ruil voor stemmen en publiciteit”, zegt Jaraczewski. „Het had niks te maken met de slachtoffers van misdrijven.”
Financieel en politiek gewin
Bovendien is er volgens Jaraczewski geen sprake van „pogingen om iemand te vervolgen voor normale politieke activiteiten of het lidmaatschap van PiS”. Wel verschillen veel zaken, zoals die van de naar Wit-Rusland gevluchte rechter, die waarschijnlijk spioneerde voor de Russen. „Sommige zaken gaan over financieel gewin, andere over politiek gewin of persoonlijke doelen die iemand wilde bereiken”, zegt Jaraczewski. „Maar de gemene deler is dat het Openbaar Ministerie onder PiS geen onderzoek deed naar deze mensen. En zaken zelfs liet vallen.”
Op de PiS-kiezer lijken de corruptiezaken weinig indruk te maken. PiS kan rekenen op zo’n 30 procent van het electoraat – wat er ook gebeurt – blijkt uit de laatste drie verkiezingen in de afgelopen twee jaar. Ook de kiezers van de centrum-liberale Burgercoalitie (KO) van Tusk kunnen rekenen op een derde van het electoraat.
Supporters in de rij voor de extreem-rechtse presidentskandidaat Slawomir Mentzen in Kielce, 24 april.
Foto Sergei Gapon / AFP
Maar de rechtszaken kunnen mensen wel mobiliseren om te gaan stemmen, denkt rechtsstaatsdeskundige Krzystof Izdebski van de Batorystichting. „Het is een gouden kans voor de regeringscoalitie van Tusk om te laten zien dat PiS bestaat uit een stelletje dieven”, zegt Izdebski. „Het was een verkiezingsbelofte van Tusk om ze voor het gerecht te brengen. En die belofte maakt hij waar.”
Als Trzaskowski, de kandidaat van Tusk, uiteindelijk de verkiezingen wint, verwacht Jaraczewski nog veel meer rechtszaken, omdat hij de weg kan vrijmaken voor de hervormingswetgeving. „Veel meer mensen zullen worden ontslagen uit hun functie, worden onderzocht en vervolgd”, zegt Jaraczewski. Rechtbanken, het Hooggerechtshof en het Constitutioneel Tribunaal zitten vol met door PiS benoemde rechters die loyaal zijn aan de partij. Jaraczewski: „Meer mensen zullen vluchten of zullen willen samenwerken met de openbaar aanklager”.
Wint Trzaskowski niet, dan verwacht Izdebski, „de ineenstorting van de regering van Tusk en waarschijnlijk vervroegde verkiezingen”.
Op maandagochtend vult een gedempte stilte de wachtruimte van de gynaecologie-afdeling in het IPO-ziekenhuis in de Portugese havenstad Porto. Patiënten van het oncologieziekenhuis trekken een nummer en nemen plaats op grijze stoelen die qua kleur naadloos samenvallen met de muren en de vloer. Op het scherm naast de monitor die patiënten oproept voor een chemobehandeling of bestraling, flitsen beelden van partijleiders en verkiezingsdebatten voorbij. Alweer zijn de Portugezen opgeroepen om te stemmen, de derde keer in drie jaar.
Het IPO is net zo oud als de Portugese democratie, vijftig jaar. Binnen de muren van het grootste kankerinstituut van Portugal wordt pijnlijk zichtbaar waar het deze verkiezingen echt om draait: een zorgsysteem dat kraakt in zijn voegen en een samenleving die genoeg heeft van verkiezingen en loze beloftes.
Oncoloog Joana Bordalo e Sá haalt in de wachtkamer haar patiënt op, een tiener. Ze behandelt patiënten met borstkanker en gynaecologische kankers. „We hebben het ongelofelijk druk en het is pas negen uur”, zucht ze, terwijl ze uitgeput plaatsneemt achter haar bureau. Haar werkweek tikt moeiteloos de zeventig uur aan. Naast de vaste veertig uur op de polikliniek moet ze door het chronische artsentekort voortdurend bijspringen op de spoedafdeling. „Officieel mogen artsen 150 overuren per jaar draaien, maar die grens had ik in februari al overschreden.”
Naast oncoloog is Bordalo e Sá ook directeur van de Federação Nacional dos Médicos, de grootste artsenvakbond binnen de publieke gezondheidszorg. De organisatie strijdt al jaren met de regering voor een hoger salaris en betere werkomstandigheden, maar dat heeft tot nu toe weinig opgeleverd.
Tot 1974 bestond er geen zorgstelsel in Portugal. Tijdens de opbouw na de dictatuur onder António de Oliveira Salazar ontwikkelde het land een redelijk goed zorgsysteem (SNS), waarbij zorg gratis was. Toen brak de economische crisis van 2008 uit. „Ons zorgsysteem stortte compleet in”, vertelt Bordalo e Sá . „De overheid stopte met investeringen in de publieke zorgsector omdat het financieel heel slecht ging en moedigde privatisering aan. Zorgpersoneel moest 20 procent van het salaris inleveren en dat is tot op de dag van vandaag niet rechtgezet.”
100 kilometer reizen
De artsenvakbond wil die 20 procent terug en pleit voor onder meer kortere werkweken, meer vrije dagen en snellere doorstroom van jonge artsen. Maar de onderhandelingen lopen telkens op niets uit. De regering van de centrumrechtse Luis Montenegro (Partido Social Democrata) had een voorstel klaarliggen om de publieke en private zorgsector samen te voegen om zo druk te verlichten. Er zou dan meer geld beschikbaar zijn, meer artsen op een locatie en meer medische apparatuur. Maar zover kwam het niet: de regering viel voordat het voorstel in stemming kon worden gebracht.
Ondertussen stapelen de problemen zich op: ruim een op de vijf (toekomstige) artsen ziet geen toekomst meer in eigen land, 1,6 miljoen Portugezen zitten zonder huisarts, er zijn lange wachtlijsten en verschillende spoedposten en en zorgafdelingen hebben hun deuren moeten sluiten, met name kindergeneeskunde, verloskunde en gynaecologie. „Vooral vrouwen en kinderen in het zuiden van het land ervaren hier de gevolgen van. Wie moet bevallen moet soms honderden kilometers afreizen naar een ziekenhuis waar ze wél geholpen kunnen worden”, legt Bordalo e Sá uit. Dit jaar zijn er tot nu toe zo’n veertig baby’s geboren in een ambulance.
Het overkwam ook de 20-jarige Inês. De kraamafdelingen en spoedpost in de omgeving van Benavente ten oosten van Lissabon, waar ze vandaan komt, waren gesloten vanwege gebrek aan personeel, dus moest ze bijna 100 kilometer afleggen naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis in Lissabon. De brandweer die haar vervoerde, heeft op de vluchtstrook van de snelweg baby Catarina ter wereld gebracht.
Het Portugese kankerinstituut IPO in Porto. Eén op de vijf artsen ziet geen professionele toekomst meer in Portugal, blijkt uit onderzoek.
Foto Bruno Colaço
Bordelo e Sá pakt haar telefoon en laat geschokt een rapport zien dat die maandagochtend is gepubliceerd. „Kindersterfte is met 20 procent toegenomen ten opzichte van 2023”, leest ze hoofdschuddend voor. „Het is ziekmakend. Het boeit de politiek niets. Die zijn alleen bezig met geld.”
„Moet je je voorstellen dat er kankerpatiënten zijn die hun behandeling in een private kliniek beginnen”, vervolgt ze. „Ze krijgen chemotherapie, immuuntherapie, allerlei behandelingen die heel duur zijn. De verzekeraar vergoedt dit maar tot een bepaald bedrag, daarna moet de patiënt de behandeling zelf betalen of de behandeling bij mij hervatten. Ik krijg dus vaak patiënten die halverwege een behandeling moeten overstappen, terwijl dit een ziekte is waarbij tijd kostbaar is.”
Overspannen
In totaal telt Portugal 60.000 artsen, van wie de helft in de publieke zorgsector werkt. Door de hoge werkdruk heeft een kwart van de jonge generatie artsen een burn-out, blijkt uit een recent onderzoek. Nog eens de helft zit op het randje van overspanning. De overige 30.000 specialisten werken onder betere omstandigheden in de private sector of hebben het land verlaten.
De hoge werkdruk raakt niet alleen de artsen. Verpleegkundigen kampen met exact dezelfde problemen: lage salarissen, overwerkte collega’s en een gebrek aan personeel om afdelingen draaiende te houden. „Ons zorgsysteem brokkelt langzaam af en er lijkt geen oplossing in zicht.”, zegt Sara Bento van de Orde van Verpleegkundigen.
Volgens Bordalo e Sá en Bento zijn de problemen in het zuiden groter, vooral in en rondom Lissabon. „Huisvesting is haast onbetaalbaar voor de lokale bevolking, dus is er een leegloop aan zorgprofessionals waardoor de druk op het zorgsysteem daar groter is”, zegt Bento.
Lees ook
deze reportage uit 2024 over huisvesting in Lissabon
Een kwart van de inwoners in Lissabon heeft geen toegang tot vaste eerstelijnszorg, bleek uit onderzoek van de Portugese gezondheidsautoriteit ERS. Dit leidt niet alleen tot onzekerheid en frustratie bij burgers, die soms al jaren wachten op een huisarts, maar ook tot een toenemende druk op spoedeisende hulpdiensten, die vaak worden benaderd voor niet-acute medische problemen.
Zo is de wachtkamer van de spoedeisende hulp in het ziekenhuis Santa María in Lissabon op vrijdagavond druk. Het ziekenhuis maakt gebruik van een triagesysteem waarbij patiënten een gekleurde polsband krijgen op basis van hun klachten. Rood vereist onmiddellijke behandeling, oranje is zeer urgent en moet binnen tien minuten behandeld worden, geel binnen een uur. Blauw en groen zijn minder urgent, die patiënten moeten binnen vier uur gezien worden door een specialist.
De 63-jarige Matilde Carvalo heeft een blauw bandje om. Ze is gevallen en heeft last van haar arm. Omdat ze verder geen klachten heeft, is ze geen prioriteit. Ze kwam rond half zeven uur binnen, om half elf ’s avonds zit ze nog steeds in de wachtkamer. „We zijn er inmiddels aan gewend om zo lang te wachten. Gelukkig ben ik voorbereid”, grapt ze terwijl ze haar boek omhoog houdt. „Maar telkens wanneer er een ‘rood’ of ‘geel’ persoon binnenkomt, moet ik langer wachten, dus het wordt waarschijnlijk een hele lange avond.”
Sara Bento vertelt dat mensen die geen huisarts hebben soms tot wel achttien uur moeten wachten op de spoedeisende hulp. „En dat had allemaal voorkomen kunnen worden als er voldoende huisartsen zijn die deze niet-levensbedreigende situaties op zich kunnen nemen.”
Zelfde verkiezingsthema’s
De afgelopen drie jaar moesten de Portugezen drie keer naar de stembus en elke keer zijn huisvesting, zorg en educatie de belangrijkste thema’s voor het volk. Partijen voeren daarover dan ook vurig campagne . „Gezondheid is de grootste maatschappelijke prioriteit”, zei de centrumrechtse Luis Montenegro van Aliança Democrática vorig jaar tijdens zijn verkiezingswinst. Hij beloofde een salarisverhoging voor zorgpersoneel van 1,4 procent en extra investeringen om jongeren te motiveren in Portugal te blijven om een einde te maken aan de wachtlijsten. Een jaar later deed hij precies dezelfde belofte.
De sociaaldemocratische leider Pedro Nuno Santos van de Partido Socialista belooft investeringen in de publieke zorg om de toegankelijkheid te verbeteren en het terugdringen van de bureaucratie om zorg efficiënter te maken. Daarnaast hekelt hij de privatisering van de zorg en wil hij die terugdraaien.
„Maar er verandert toch niks”, lacht oncoloog Bordalo e Sá schouderophalend. „Toen de sociaaldemocraten onder Costa aan de macht waren ging het ietsjes beter. We konden toen gesprekken voeren. Maar de Aliança Democrática, een centrumrechtse politieke alliantie tussen de partij van Montenegro (PSD) en volkspartij CDS, wilde het afgelopen jaar niet eens met ons aan tafel zitten om naar onze zorgen te luisteren.”
De politieke beloftes blijven in de wachtkamer. In het Santa María ziekenhuis wachten mensen dan ook niet alleen op een behandeling, maar ook op een verandering die maar niet komt. „De politiek gebruikt de zorg als strijdtoneel, terwijl mensen dagelijks vechten voor hun leven”, zegt Matilde Carvalo. „Portugal is verkiezingsmoe en ik begin ook onderhand moe te worden hier in het ziekenhuis.”
Een wapenstilstand is één ding, maar zorgen dat die door iedereen wordt nageleefd is een ander. Dat bleek dit weekend bij pogingen om het gewelddadige conflict tussen India en Pakistan te bekoelen.
„Eerst zien dan geloven”, zegt de 23-jarige Sathiik Raj zaterdagavond bij de beroemde India Gate, een triomfboog voor gesneuvelde Indiërs in de Eerste Wereldoorlog. Enkele uren eerder is bekend geworden dat Pakistan en India de wapens zullen neerleggen. De Amerikaanse president Donald Trump had de primeur.
De scepsis van Raj blijkt al snel terecht. Binnen enkele uren nadat het bestand op zaterdagmiddag is ingegaan worden explosies gemeld vanuit Kasjmir, de regio die in z’n geheel door India én Pakistan wordt geclaimd. „Wat is er in hemelsnaam gebeurd met het bestand?”, vraagt een lokale deelstaatminister, Omar Abdullah, zich af op X. Hij meldt dat er explosies zijn geweest in de stad Sriningar. Een dag later blijkt dat beide landen het bestand, hoe broos ook, in stand willen houden.
Dát er een bestand was, kwam voor de meesten onverwacht. Sinds een aanslag op 25 toeristen en een gids in Pahalgam op 22 april vielen India en Pakistan elkaar over en weer aan met drones en raketten. Daarbij kwamen tientallen mensen om. De aanvallen escaleerden snel – en zicht op de-escalatie leek er niet te zijn.
Lees ook
Lees ook: Decennia-oud conflict tussen India en Pakistan laait op – waarom gebeurt dat nu?
De verbazing was dan ook zichtbaar bij presentatoren van het journaal op NDTV zaterdag. De Indiase zender was al ruim 72 uur vrijwel non-stop aan het uitzenden over het opgelaaide conflict met buurland Pakistan. „Er is een staakt-het-vuren? Vrede! Dat is alles wat we wilden”, constateerden ze verheugd terwijl ze kort daarvoor nog hadden vastgesteld dat India „Pakistan een les leert”.
Dat juist de VS een rol speelden bij het sluiten van de wapenstilstand, was onderdeel van de verbazing. Op donderdag had vicepresident JD Vance nog gezegd het conflict te zien als „niet onze zaak”. The New York Times suggereert zondag dat de VS besloten hun inspanningen te intensiveren nadat vrijdag de Pakistaanse luchtmachtbasis Nur Khan werd aangevallen. Die basis is een belangrijk militair doel, maar wellicht nog relevanter is dat het hoofdkantoor van de organisatie die het nucleaire wapenarsenaal van Pakistan beheert, er vlakbij ligt.
Daarnaast meldden lokale media in Pakistan dat de Nationale Autoriteit, de groep die beslist over de inzet van nucleaire wapens, bijeen was geroepen door de Pakistaanse premier. Dit werd zaterdagochtend ontkend door de Pakistaanse minister van Defensie.
Maar de grotere betrokkenheid van de VS was toen al een feit, hoewel Pakistan ook nadrukkelijk de inspanningen van Saoedi-Arabië en Turkije prees. Het staakt-het-vuren dat president Trump zaterdag wereldkundig maakte, was beperkt van inhoud. Hij verklaarde alleen dat de wapens neergelegd werden. Volgens de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Marco Rubio hebben beide regeringen ook toegezegd op een neutrale plek in gesprek te gaan over verschillende onderwerpen. Pakistan heeft inderdaad formeel gezegd verder te willen praten met India. Maar tegenover het onafhankelijke nieuwsplatform Wire ontkenden bronnen binnen de Indiase regering dat er besloten was verder te spreken.
Als de besprekingen er niet komen, zijn de landen met de wapenstilstand feitelijk teruggekeerd tot hoe de situatie was vóór de aanslag in Pahalgam. Direct na de aanslag schortte India ook het Indus-waterverdrag op, dat gebruik van rivierwater regelt tussen Pakistan en India. Een gesprek zou wat Pakistan betreft zeker over herstel van het verdrag moeten gaan en daarnaast over de status van Kasjmir en terreur.
Analist en columnist Sushant Singh zegt dat het „onduidelijk is” of er maandag gesprekken zullen plaatsvinden. Als ze al plaatsvinden, verwacht hij „niets meer dan een bestendiging van het staakt-het-vuren.” New Delhi zal volgens hem niet de indruk willen wekken dat Pakistan „erin is geslaagd de kwestie Kasjmir van internationaal belang te maken door terrorisme in te zetten”. India zal volgens Singh „zijn uiterste best doen om niet echt te praten, maar het hangt af van de druk die de Verenigde Staten op India kunnen uitoefenen.”
Arme mensen de dupe
In New Delhi heerste na de wapenstilstand voorzichtige opluchting. Zaterdag voelde voor de 56-jarige Rathika als „erop of eronder”, zegt ze terwijl ze met boodschappen in de hand naar huis loopt vanaf de buurtwinkel in de wijk Jangpura. „Er hing iets in de lucht – of misschien hoopte ik dat maar. Elke keer wakker worden en proberen in te schatten welke intenties de militairen nu weer hebben. Ik werd er onrustig van.”
Een vrouw van 25 uit het centrum zei zaterdagmiddag te hopen „dat het schieten snel stopt” omdat altijd „gewone en arme mensen de dupe zijn”. Tegelijk vindt ze dat India in eventuele onderhandelingen „niet te soft” moet zijn. „Pakistan moet niet over ons heenlopen – anders gebeurt zoiets als in Pahalgam weer”. Getuigen vertelden over die schietpartij dat mannen werden doodgeschoten als zij geen Koranverzen uit het hoofd kenden – vrouwen en kinderen werden ongemoeid gelaten. De slachtoffers waren vooral hindoes. India beschuldigde het overwegend islamistische Pakistan ervan achter de terreurgroep te zitten die de aanslag opeiste. Pakistan ontkende.
De 23-jarige Sathiik Raj verwachtte de afgelopen dagen niet dat de beschietingen ook de hoofdstad zouden bereiken. „Ik ben niet echt bang geweest dat Delhi geraakt zou worden.” De steden en militaire bases die te maken kregen met (grotendeels verijdelde) drone- en raket-aanvallen liggen meer richting de grens met Pakistan, in de deelstaten Punjab en Rajasthan en het Indiase deel van Kasjmir. Daar werd bewoners tot de wapenstilstand gevraagd ’s nachts hun woningen te verduisteren om droneaanvallen vanuit Pakistan moeilijker te maken. De komende week moet blijken of dat nog nodig is.
Kort na de verkiezingsuitslag in Duitsland nodigde Friedrich Merz de Israëlische premier Benjamin Netanyahu uit, ondanks het arrestatiebevel tegen Netanyahu dat leden van het Internationaal Strafhof verplicht hem uit te leveren. Daar vinden we wel een weg omheen, zei de partijleider van verkiezingswinnaar CDU – Netanyahu is welkom hier.
Wat betekent dat voor het Israël-beleid van de nieuwe Duitse regering, die deze week aantreedt? NRC sprak met CDU-Bondsdaglid en buitenlandwoordvoerder Jürgen Hardt. Het gesprek vond plaats voordat het Israëlische kabinet maandag 5 mei instemde met uitbreiding van het militaire offensief in Gaza.
Is Duitsland van plan de betrekkingen met Israël te versterken tijdens de komende regeerperiode?
„Ja, om twee redenen. Ten eerste is het in Duitsland Staatsräson [staatsbelang] om het bestaansrecht van Israël te verdedigen. Dat is onze historische verantwoordelijkheid. Ten tweede hebben we met Israël een democratische, vrije markt-georiënteerde pilaar in het Midden-Oosten waar we een goede handelsrelatie mee kunnen onderhouden.
„En dus sturen we zonder restricties al het militair materieel dat Israël nodig heeft voor haar verdediging en zetten we in op meer economische samenwerking om gezamenlijk meer te profiteren van die vrije markt.
CDU-politicus Jürgen Hardt: „Ik heb geen informatie ontvangen dat Israël het internationaal recht schendt of disproportioneel reageert.”
„Dat brengt ons overigens direct bij de kern van het conflict in het Midden-Oosten. Inwoners van omringende landen, en vooral van de Palestijnse gebieden, zien hoe jonge Israëliërs vrij kunnen reizen, werken, studeren, leven. Israël is het welvarendste land in de regio. Dat leidt tot irrationele afgunst bij jonge Palestijnen, die denken: ik wil ook kunnen leven als een jonge Israëliër. Maar corrupte regeringen en terreur in de regio weerhouden hen daarvan.”
Denkt u niet dat die ‘afgunst’ ook voortkomt uit de systematische onderdrukking en mensenrechtenschendingen in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever?
„Er zijn ook rationele redenen voor Palestijnen om te denken dat Israël niet aan hun kant staat. Soms is Israël verantwoordelijk. Maar de terreur vanuit de regio, vooral Gaza, is de voornaamste reden voor het humeur van Israël jegens de Palestijnen. Dat is het voornaamste wat in de weg staat van een vredesproces.”
Hoe ziet u Israëls verwoestende oorlog in Gaza, het nederzettingenbeleid op de Westelijke Jordaanoever en de annexatieplannen in het kader van zo’n vredesproces?
„De Duitse regering is kritisch op het nederzettingenbeleid van de Israëlische regering. Dat gaat tegen de Oslo-akkoorden in die wij wel onderschrijven.”
Maar u steunt die regering wel. Zonder restricties, zegt u zojuist.
„We steunen de legitieme, democratisch gekozen regering. In alle democratieën wereldwijd accepteren we de wil van het volk.”
Is die kritiek dan zonder gevolgen?
„Israël handelt niet in een vacuüm. Dit gaat om het vraagstuk van proportionaliteit, en dat is relatief. Als Hamas raketten naar Israël blijft sturen, moet Israël blijven terugvechten. Want het staat als land alleen in de regio.”
Ruim vijftigduizend doden, onder wie ruim vijftienduizend kinderen. Hoe beoordeelt u proportionaliteit?
„Dat is een vraag voor de Israëlische autoriteiten. Maar als er een wapenstilstand is, er geen raketten meer op Israël worden afgevuurd en de gijzelaars worden vrijgelaten, en Israël toch weer gaat vechten, moeten we ons afvragen: is dit nog proportioneel?”
„Dat is uw positie, niet mijn positie. De vraag of wat Israël doet goed of fout is, zou wat mij betreft geen juridische vraag moeten zijn, maar een strategische. En die moet nog beantwoord worden.”
In de tussentijd stuurt Duitsland onbeperkt wapens naar Israël.
„Zolang wij geen serieuze indicatie hebben dat Israël die wapens gebruikt op een manier die het internationaal recht schendt, blijven we leveren.”
Zijn uitspraken van internationaal erkende organisaties geen serieuze indicaties daarvan, bijvoorbeeld dat Israël de Palestijnen moet beschermen tegen het ‘plausibele’ risico op genocide?
„Ik geloof niet in de theorie van een genocide.”
Het risico daarop is vastgesteld door het Internationaal Gerechtshof. Een orgaan dat westerse democratieën doorgaans respecteren en naleven.
„Er is een sterk sentiment van anti-Israël-propaganda. Wij gaan geen besluiten nemen op basis van internationale geruchten. De vraag is: heeft Israël het recht onze wapens te gebruiken tegen terroristen die de staat willen vernietigen? En het antwoord is: ja. Maar ik kan jullie ervan verzekeren dat de Duitse regering Israël altijd zal vragen het internationaal recht niet te schenden.”
Wat zou voor u een serieuze indicatie zijn dat Israël de wapens gebruikt voor oorlogsmisdaden en schendingen van het internationaal recht of proportionaliteit te buiten gaat?
„Die indicatie zou zijn als de democratisch verkozen regering van Israël zou zeggen dat het onze wapens disproportioneel gebruikt.”
Het enige mogelijke bewijs is dus dat Israël zelf zegt de wapens te misbruiken?
„Ik heb geen informatie ontvangen dat Israël het internationaal recht schendt of disproportioneel reageert. En dus heeft Israël wat mij betreft tot op de dag van vandaag recht op alle wapens die het nodig heeft.”
Het zijn huiveringwekkende verhalen, die de afgelopen maanden uit de VS komen. Zonder enige vorm van proces worden mensen door de Amerikaanse overheid opgepakt, ontvoerd in feite, en weggestopt in een overzeese martelgevangenis. Het is niet de bedoeling dat ze daar nog uitkomen. De Cecot-gevangenis in El Salvador heeft niemand ooit verlaten, aldus de justitieminister van het land. „Behalve in een doodskist.” En als de deportatie een foutje is, jammer dan. De Amerikaanse overheid heeft geen bevoegdheid om iets aan de situatie in El Salvador te doen, claimt de Trump-regering.
Schokkend, ja. Maar voor sommigen ook: een déjà vu.
Wat er nu gebeurt „zou niemand moeten verbazen”, zegt J. Wells Dixon, advocaat bij het Amerikaanse Center for Constitutional Rights (CCR). De zoektocht naar een plek om gevangenen buiten het bereik van het rechtssysteem te houden is niet nieuw. „Dat gebeurt al twintig jaar in de Verenigde Staten.” Samen met zijn collega’s heeft hij de afgelopen twee decennia zaken aangespannen wegens schendingen van het recht in de war on terror. „En we zijn nu nauw betrokken bij immigratiezaken uit het Trump-tijdperk.”
Na de aanvankelijke verbazing over hoe snel de situatie onder Trump geëscaleerd is, komt in Amerikaanse media steeds meer aandacht voor de overeenkomsten met eerdere periodes. Lijkt dit op de kampen voor Amerikanen van Japanse afkomst in WOII, bijvoorbeeld, of het massa-deportatiebeleid van president Hoover begin jaren dertig, waarbij bijna twee miljoen Mexicanen en Amerikanen van Mexicaanse afkomst zonder eerlijk proces werden uitgezet? Is wat Trump doet nieuw? Of staat hij juist in een typisch Amerikaanse traditie?
Vijand in ons midden
Van oudsher, zegt Beatrice de Graaf, terrorisme-expert en hoogleraar geschiedenis van de internationale betrekkingen, heeft het land een obsessie met vijanddenken. En vooral met ‘the enemy within’. „Op gezette tijden, als de nood zogenaamd hoog is, richt het beleid zich keihard tegen Amerikanen die dan niet meer als Amerikaans worden gezien. Ook al hebben ze een visum, green card, of zelfs staatsburgerschap: dat telt niet meer. Dan worden ze buiten de orde verklaard en de president wordt een soort oppersheriff, die iedereen van zijn erf mag knallen.”
Ze somt op: na de Burgeroorlog projecteerden Amerikanen hun problemen op Ieren, Italianen en katholieken. In de 20e eeuw maakte McCarthy tijdens de Red Scare jacht op communisten. J. Edgar Hoover, sinds de jaren twintig directeur van de FBI, had het gemunt op de Black Panthers en Students for a Democratic Society. „Wat sommigen nu ‘woke’ zouden noemen.” En onder Nixon gingen wat betreft CIA en FBI-operaties tegen ‘subversieve elementen’ uit de eigen bevolking „allgates of hell open”, zegt De Graaf.
Op gezette tijden wordt de Amerikaanse president een soort oppersheriff, die iedereen van zijn erf mag knallen
De recentste oprisping van de Amerikaanse paranoia zag je tijdens de regering-Bush. Na de aanval op de Twin Towers werd de Patriot Act ingevoerd, die de president weer bevoegdheden gaf die na Nixon juist waren ingeperkt. De Graaf: „Er zijn daarna echt heksenjachten geweest op Amerikanen met islamitische of Arabische achtergrond.”
Wells Dixon heeft de gevolgen van de war on terror van dichtbij meegemaakt. Hij vertegenwoordigt al jarenlang gedetineerden van Guantánamo Bay en andere black sites – geheime buitenlandse CIA-gevangenissen waar mensen die verdacht werden van Al-Qaida-lidmaatschap werden gemarteld. En hij ziet opvallende overeenkomsten tussen de strategie van Bush toen en Trump nu.
Zo probeert ook Trump de presidentiële macht te vergroten door voortdurend te praten over „nationale veiligheid, buitenlandse zaken en oorlogsbevoegdheden”. Trump spreekt over immigratie in termen van een invasie, „met vergelijkbare oorlogsterminologie”.
Zelfde doel
In Bush’ zoektocht naar onbeteugelde presidentiële macht speelde de militaire gevangenis op Cuba, Guantánamo Bay, een sleutelrol, vertelt Wells. „Toen Guantánamo in 2002 werd geopend, moest dat een plek zijn die volledig buiten de wet viel. De regering-Bush noemde dat het juridische equivalent van outer space.”
En dat is precies wat Trump nu in Cecot zoekt. Al gaat het hier om migranten en ‘bendeleden’ in plaats van terroristen, het doel van Bush en Trump is volgens Wells Dixon hetzelfde: mensen buiten het bereik van de rechtbanken brengen. „Naar een plek waar ze nooit de mogelijkheid hebben om de aanklachten tegen hen aan te vechten, waar ze geen toegang hebben tot een advocaat.”
Lees ook
142 decreten, 1 wet en 9.600 miljard dollar verdampt: dit waren de eerste 100 dagen van Trump
Het is in dat licht ook volkomen logisch dat Trump in februari de eerste groepen gedeporteerde immigranten aanvankelijk naar Guantánamo Bay bracht. Hij sprak de ambitie uit er uiteindelijk 30.000 mensen gevangen te zetten. Zijn ‘grenstsaar’ Tom Homan gebruikte voor de gedeporteerden migranten dezelfde woorden als voormalig vice-president Dick Cheney gebruikte voor de gevangenen in Guantánamo: deze mensen zijn the worst of the worst.
Er zat echter één fatale zwakte in het Guantánamo-plan van Trump. Ironischerwijs bleek Guantánamo minder rechteloos dan Trump dacht, en Bush ook al eerder had ondervonden.
Niet rechteloos genoeg
De zoektocht van de regering-Bush naar juridisch niemandsland is namelijk mislukt, dankzij de rechtszaken die werden aangespannen door Wells Dixon en zijn collega’s bij het CCR.
Een belangrijke eerste overwinning kwam in 2004, toen de advocaten van het CCR voor het eerst toegang kregen tot de gevangenis. Wells Dixon was geschokt, weet hij nog. „Het is de deprimerendste plek die ik ooit heb gezien. Een afschuwelijke plek. Het effect op de levens van de mensen die er zitten is verwoestend, ook als ze na tussenkomst van een hof worden vrijgelaten.”
De grootste juridische overwinning kwam in 2008. Het Hooggerechtshof bepaalde definitief dat de gevangen in Guantánamo zich konden beroepen op het Habeas Corpus-principe: ze konden hun zaak aanhangig maken bij de rechter. Guantánamo viel niet buiten het bereik van de Amerikaanse jurisdictie.
Gedetineerden in de Cecot-gevangenis in El Salvador, tijdens een rondleiding voor media eind april.
Foto Secretaria de Prensa de la Presidencia via REUTERS
Dus Trump moest iets anders: de migranten waren in Guantánamo niet rechteloos genoeg. Toen hij zich dat realiseerde, veranderde Trump van koers, denkt Wells Dixon. Hij haalde mensen terug uit Guantánamo, en vlak daarna beriep hij zich op de Alien Enemies Act, „een wet uit de 18de eeuw die de president oorlogsmacht geeft”. Zo kan hij „mensen zonder al te veel procedures uit de Verenigde Staten verwijderen”.
En dan naar een plek waar – anders dan bij Guantánamo – de Amerikaanse overheid niet het heersende gezag is. Dat is de aantrekkingskracht van El Salvador. En daarom kon minister Pam Bondi claimen dat ze niets kon doen om de ten onrechte gedeporteerde Kilmar Abrego Garcia terug te halen. Die is volgens de regering nu écht op een plek buiten het bereik van het Amerikaanse rechtssysteem.
Wells Dixon: „Nu hebben ze het erover dat ze hetzelfde willen doen met Amerikaanse burgers.” Een ontwikkeling die hij ziet als „de natuurlijke evolutie van de wereldwijde war on terror”.
Lees ook
De Amerikaanse democratie sterft niet in de voorspelde duisternis, maar op klaarlichte dag
Ook Beatrice de Graaf ziet een rechtstreekse lijn naar de Bush-jaren. Ze merkt op dat de juristen die voor Bush de Patriot Act opstelden, nu zelfs terugkeren naar Washington om Trumps beleid te rechtvaardigen, zoals Viet Dinh en Jennifer Newstead.
Dat die juristen onder Biden en Obama niet welkom waren in de overheid, betekent overigens niet dat de wens om onwelgevalligen in rechteloze detentie te houden het Witte Huis ooit heeft verlaten. Wells Dixon: „Ook de afgelopen jaren, onder Obama en Biden, hebben de Verenigde Staten buitenlandse regeringen of groepen ingezet om mensen namens hen te arresteren. Je ziet dat in Syrië, waar de Syrische Democratische Strijdkrachten vermoedelijke leden van ISIS voor de VS gevangen houden. Wederom met het doel om mensen weg te houden bij Amerikaanse rechtbanken. Proxy-detentie is nooit verdwenen.”
Angst aanjagen
Toch zet Trump wel degelijk nieuwe stappen, vindt de advocaat. De regering-Bush opereerde aanvankelijk in het diepste geheim. Trump allesbehalve. „De regering-Trump gebruikt de beelden en symboliek van Guantánamo juist actief om immigranten angst aan te jagen. Ze posten erover op sociale media.”
Ook de relatie met rechters is volgens Wells Dixon fundamenteel anders. De regering-Bush probeerde weliswaar de rechtbank ervan te overtuigen dat ze geen bevoegdheid hadden in Guantánamo, maar toen de rechters hun macht eenmaal uitoefenden, verzette Bush zich daar niet tegen. Trump wel. „Die zegt: het maakt niet uit wat de rechters zeggen, we gaan het niet doen.”
Ik denk dat het negeren van rechterlijke uitspraken de ondergang van de Trump-regering zal betekenen
Het wrange is: voor het individu maakt het niet altijd uit of er lippendienst wordt bewezen aan de hoven. Want ook toen er wel gerechtelijke toetsing kwam in Guantánamo was het voordeel voor de gevangenen daarvan beperkt, vertelt Wells Dixon. Zelfs de regering-Obama – die per decreet vastlegde dat Guantánamo Bay binnen een jaar gesloten zou worden – heeft niet voor elke gevangene gerechtigheid gebracht. Sterker nog: er zitten nog steeds vijftien mensen vast uit de periode van de war on terror.
Ook een cliënt van Wells Dixon, een Somaliër waar de Amerikaanse rechter jaren geleden al over oordeelde dat hij geen bedreiging vormt en vrijgelaten moet worden, zit er tot zijn frustratie nog steeds. De VS willen hem niet naar Somalië terugsturen en hebben onvoldoende diplomatieke inspanningen geleverd om hem in een derde land te vestigen. „Ik koester daarover net zoveel wrok tegen de regering-Biden als tegen de regering-Trump. Niemand heeft iets gedaan om hem te helpen.”
Publieke opinie
Maar Wells Dixon put hoop uit de escalatie van de laatste weken. Dat Trump gerechtelijke uitspraken naast zich neerlegt, noemt hij „een enorme strategische fout”. „Ik denk dat het de ondergang van de Trump-regering zal betekenen.”
Met de regering-Bush ging het net zo. Toen de wereld weet kreeg van de misstanden in de black sites, in Abu Graib, en in Guantánamo, zorgde dat voor een verschuiving in de publieke opinie. Nu blijkt uit de peilingen dat 54 procent van de Amerikanen vindt dat Trump zijn bevoegdheden overschrijdt, en zegt 76 procent dat een president geen uitspraken van het Hooggerechtshof mag negeren.
Trump overspeelt zijn hand, denkt Wells Dixon. „En misschien, heel misschien, zal er daardoor eindelijk enige verantwoording komen voor deze jarenlange poging van opeenvolgende Amerikaanse presidenten om mensen buiten de rechtsstaat te plaatsen, waar ze de vrije hand hebben om deze mensen te terroriseren, te martelen of eindeloos gevangen te houden.
Als Gaza een openluchtgevangenis is, is de lucht dan nog een ultieme optie om de hongerende bevolking te bereiken? Kunnen voedseldroppings – hoewel notoir onveilig en inefficiënt – een laatste redmiddel zijn?
Het is een belachelijke oplossing, zeggen noodhulpdeskundigen. Er staan immers vijfduizend vrachtwagens met hulpgoederen in de regio te wachten tot ze de grens over mogen die de Israëlische premier Benjamin Netanyahu begin maart hermetisch heeft laten afsluiten. Eén woord van hem en de duizenden kinderen die de meest ernstige stadia van ondervoeding ingaan, kunnen worden gered.
Er zijn activisten die via de Middellandse Zee proberen Gaza te bereiken. Deze vrijdag meldde de internationale ngo Freedom Flotilla Coalition dat hun schip in internationale wateren ter hoogte van Malta met drones is aangevallen, waardoor er brand aan boord ontstond. Een reddingsactie door Malta heeft de opvarenden in veiligheid gebracht. De organisatie vermoedt dat Israël de aanval heeft uitgevoerd.
Netanyahu is al twee maanden onverzettelijk. Hamas steelt hulpgoederen, zei de premier op 2 maart, en daarom besloot hij dat er niets meer Gaza in mag. Hij zegt hiermee ook de druk op Hamas te willen verhogen om de resterende Israëlische gijzelaars vrij te laten. Waarom dit het uithongeren van twee miljoen burgers zou rechtvaardigen, zei hij er niet bij.
De afgelopen week lag die vraag voor bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. De uitspraak kan echter nog maanden op zich laten wachten. Bovendien negeert Israël eerdere opdrachten van het hof.
Laatste voorraden
De Haagse realiteit staat ver af van die in Gaza, waar de nood onderhand extreem is. VN-organisaties hebben een week geleden hun laatste voorraden aan de gaarkeukens gegeven en verwachten dat die binnen enkele dagen op zijn. Hun bakkerijen sloten al eind maart. Als er geen verandering komt zullen grote aantallen mensen sterven van de honger.
Lees ook
Het eten is op – en aan de grens van Gaza staan drieduizend vrachtwagens met noodhulp tevergeefs te wachten
Voedseldroppings, airdrops in jargon, zijn de omslachtigste manier van noodhulpverlening: in een vliegtuig past veel minder lading dan in een vrachtwagen. Vliegen is daarnaast veel duurder dan transport over de weg. De lading moet aan parachutes worden afgeworpen en op een veilige plaats landen.
Dat laatste is moeilijk, zeker in een dichtbevolkt gebied als Gaza. Hulpverleners moeten klaarstaan om het voedsel op een ordelijke manier uit te delen aan mensen die door hun wanhoop pakken wat ze pakken kunnen. Ze moeten bovendien voorkomen dat de pakketten in handen van strijdende partijen komen. Kortom, airdrops zijn vaak veel te beperkt, zeer complex en kosten een veelvoud van hulp over de weg.
Toch zijn er een jaar geleden tientallen airdrops boven Gaza uitgevoerd, door een coalitie van staten, waaronder Nederland. Hulp over land was op dat moment niet helemaal verboden, maar ook toen mocht er veel te weinig naar binnen. Buurland Jordanië coördineerde de airdrops en had daarvoor een Multinational Airdrop Planning Cell ingericht, waar ook de Nederlandse krijgsmacht een officier had gestationeerd.
36.000 kant-en-klaarmaaltijden
Nederland voerde zijn eerste twee airdrops uit in februari vorig jaar, schreef het toenmalige kabinet-Rutte IV aan de Tweede Kamer, en daarna nog enkele in maart en april. Andere landen in de coalitie waren onder meer Egypte, de Verenigde Arabische Emiraten, de Verenigde Staten, Singapore en een aantal West-Europese staten. Om een indruk te geven van de omvang: in één vlucht van de Amerikaanse luchtmacht zaten 36.000 kant-en-klaarmaaltijden. Dat is niet niks, maar gezien de nood een druppel op een gloeiende plaat.
In sommige gevallen – onbekend is bij welke – kostten de airdrops mensenlevens. Op 8 maart vielen er volgens de autoriteiten in Gaza zeker vijf doden doordat een parachute niet open ging en het pakket bovenop hen viel. Later die maand kwamen zes mensen om toen ze onder de voet werden gelopen in gedrang om gedropte pakketten.
Om ongelukken te voorkomen, werden de pakketten soms opzettelijk in de Middellandse Zee geworpen, waarna ze met het getij en de wind mee naar de kust dreven. Eind maart 2024 liep dit toch verkeerd af, toen Gazanen de zee in doken om ze te pakken te krijgen. Zeker twaalf mensen verdronken, onder wie iemand die verstrikt raakte in een parachute.
Sinds februari van dit jaar zijn er geen Nederlandse officieren meer actief bij de planningscel in Jordanië, zegt het ministerie van Defensie desgevraagd. En sinds de hervatting van het Israëlische offensief in Gaza op 18 maart is de cel helemaal niet meer actief. De Jordaanse autoriteiten krijgen geen toestemming meer van Israël om het luchtruim te betreden en hulpvluchten uit te voeren, aldus Defensie.
Daarmee is het einde verhaal, zegt ook het ministerie van Buitenlandse Zaken. Vorig jaar was die toestemming er wel, nu mag er ook via de lucht geen hulp naar Gaza. Tóch het luchtruim betreden zou leiden tot een diplomatiek incident. Daarnaast wijst Buitenlandse Zaken op de verslechterde situatie op de grond. Door de aanhoudende gevechten en het gebrek aan bescherming van hulpverleners is de veilige ontvangst en verspreiding van de hulp „vrijwel onmogelijk”.
Heel grote hoogte
Hardop denkend komt luitenant-generaal buiten dienst Mart de Kruif, voormalig commandant der landstrijdkrachten, op één theoretische manier om in deze omstandigheden toch voedsel Gaza binnen te krijgen. „Je zou kunnen onderzoeken of een HAHO-drop mogelijk is.” HAHO is de afkorting van high altitude, high opening. „Je werpt de pakketten van heel grote hoogte af buiten het Israëlische luchtruim, dus boven de Middellandse Zee, en berekent hun glijvlucht op zo’n manier dat ze op de wind alsnog in Gaza belanden. Er zijn technische systemen waarmee je dit precies kunt sturen. In Afghanistan hebben we zo special forces diep in vijandelijk gebied bevoorraad.”
De kans dat dit werkt is uiterst klein, zegt De Kruif. „Je betreedt zelf het luchtruim niet, maar die hulp natuurlijk wel. Je moet er daarom op rekenen dat Israël de pakketten uit de lucht zal schieten.” Zou Israël werkelijk het raketschild Iron Dome in werking stellen voor zwevende kant-en-klaarmaaltijden? „Nee, daar gaan ze geen dure raketten aan verspillen. Maar ze kunnen er wel gevechtsvliegtuigen op af sturen.” Deze methode zou airdrops dus nóg omslachtiger maken en het resultaat nog poverder dan het al is.
Staten met invloed, zoals de VS en de EU-lidstaten, kunnen Israël dwingen om de hulp door te laten
Het Global Centre for the Responsibility to Protect, een denktank in New York, wijst airdrops resoluut af, maar niet alleen om redenen van uitvoerbaarheid. De responsibility to protect is een internationale norm, in 2005 aangenomen door de VN, die voorschrijft dat staten zich verantwoordelijk voelen om in te grijpen als een bevolking niet door zijn eigen leiders wordt beschermd tegen genocide of andere ernstige misdrijven. Het centrum vindt dat de VS en de Europese Unie hierin nu ernstig tekortschieten.
Het schrijft per e-mail: „Israëls moedwillige blokkade van levensreddende hulp komt neer op aanhoudende, opzettelijke uithongering van een burgerbevolking. Dat is een oorlogsmisdaad waarvoor het Internationaal Strafhof arrestatiebevelen heeft uitgevaardigd. Staten kunnen airdrops niet gebruiken om de aandacht af te leiden van hun verplichting om alle politieke, diplomatieke en economische middelen in te zetten ter bescherming van de Palestijnse bevolking.”
„Staten met invloed, zoals de VS en de EU-lidstaten, kunnen Israël dwingen om de hulp door te laten. Ze moeten uitvoering geven aan de arrestatiebevelen van het Strafhof, verbieden dat Israëlische functionarissen door hun luchtruim vliegen, sancties instellen en de export van wapens naar Israël volledig staken. Het is door het ontbreken van deze maatregelen dat Israël zich gesterkt voelt om de huidige belegering van Gaza voort te zetten.”
Eén telefoontje van Barack Obama volstond in 2012 om de Rwandese president Paul Kagame tot inkeer te brengen. Na slechts een week van bezetting verlieten de door Rwanda gesteunde M23-rebellen de strategische Oost-Congolese stad Goma. Één simpele vingerknip vanuit Washington bleek voldoende.
Intussen heeft Kagame zich internationaal gepositioneerd als onmisbare strategische partner, jaarlijks gesteund met meer dan 1 miljard euro aan buitenlandse hulp. Sinds januari heeft M23 opnieuw steden onder controle als Goma en Bukavu, en Rwanda verstevigt stilzwijgend zijn greep op Oost-Congo, zonder tekenen van terugtrekking.
Vrijdag hopen onderhandelaars in Washington een vredesverklaring tussen Congo en Rwanda te bezegelen. Europa bezigde in de afgelopen maanden veel retoriek over mensenrechten, maar wist dat niet in concrete actie om te zetten. De aanstaande deal kwam vooral tot stand onder aansporing van de VS, die hopen te profiteren van de vele grondstoffen in de regio. In de tekst van de vredesverklaring zetten de VS vooral in op een eigen grondstoffenakkoord met Kinshasa als hefboom voor stabiliteit, in de geest van Trumps transactie-denken.
Rwanda heeft als geen ander geleerd de wereld te lezen, zegt Kristof Titeca, hoogleraar aan het Instituut voor Ontwikkelingsbeleid van de Universiteit Antwerpen. „Het weet precies hoe het zijn internationale relaties moet beheren, terwijl het zijn eigen agenda doorzet in Congo.”
Hoe verhouden Europa en de VS zich tot Rwanda en wat zegt hun soepele opstelling richting Rwanda, terwijl de schendingen van mensenrechten doorgaan, over de internationale diplomatie?
Europese Unie
De Europese Unie sloot vorig jaar óók een akkoord over grondstoffen met Kigali, dat de delving daarvan ‘eerlijker en duurzamer’ moest maken. Dat was toen al omstreden. In het oosten van Congo klonken al geweerschoten en VN-rapporten spraken toen al van systematische uitbuiting van Congo’s natuurlijke rijkdommen. Toch hield de Europese Commissie hieraan vast en werd ook de hulp aan Rwanda (zo’n 900 miljoen euro) voortgezet.
In Brussel geldt het kleine land als modelstaat: economisch efficiënt, bestuurlijk strak, militair doortastend. Via ontwikkelingshulp, handelsverdragen en defensiesamenwerking groeide Rwanda uit tot een sleutelpartner én toonbeeld van post-conflicttransformatie na de genocide van 1994. „Ze zien het land als een visionair Afrikaans model”, zegt politicoloog Kristof Titeca. „Geen wonder dat invloedrijke stemmen binnen de EU het Kagame-regime ten alle koste blijven verdedigen.”
Ontheemde burgers reizen te voet naar hun dorpen in Goma.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
Pas in maart volgde een eerste diplomatieke berisping. Een Europees sanctiepakket trof hoge Rwandese generaals, M23-leiders en de Rwandese mijnbouwautoriteit. De hulp aan het land blijft intact, een manier voor Europa om Rwanda aan boord te houden als strategische bondgenoot. „Het is opmerkelijk hoe timide deze reacties zijn”, zegt Phil Clark, hoogleraar internationale politiek aan SOAS in Londen. „Het gaat vooral om een signaalfunctie: we sturen een boodschap, maar we willen de relatie niet echt beschadigen.”
Lees ook
Tijdens de protestmars richting het Internationaal Strafhof klinkt de roep om gerechtigheid voor Congo
Erg eensgezind is de EU niet. Sommige lidstaten trekken hun eigen lijn. België verbreekt alle diplomatieke banden met Rwanda en ook het VK en Duitsland nemen maatregelen. Maar Frankrijk, Luxemburg en Portugal houden veel verder gaande sancties tegen, uit angst hun economische en veiligheidsbelangen te ondermijnen.
Critici wijzen op de dubbele moraal: wel sancties tegen Rusland, maar aarzeling tegenover een bondgenoot met soortgelijke modus operandi.
Meer dan ooit is Europa een pragmatische macht geworden, zegt Anjan Sundaram, regio-expert en auteur van Bad News, een boek over de dictatuur onder Kagame. „De oorlog in Oekraïne heeft dat proces versneld. Morele principes worden ingeruild voor strategisch comfort, zelfs als dat betekent dat Europees belastinggeld indirect de oorlogskas van Rwanda financiert.”
Frankrijk
Toen jihadisten in 2020 de gasinstallaties van het Franse TotalEnergies in Mozambique bedreigden, was het niet het Franse leger dat in actie kwam, maar Rwandese militairen. Die wending mag op zijn zachtst gezegd verrassend worden genoemd, want jarenlang was de relatie juist ronduit slecht.
De ommekeer kreeg vaart onder Emmanuel Macron, president sinds 2017. In 2021 erkende Macron – zonder schuld te bekennen – de „verpletterende” Franse verantwoordelijkheid bij de Rwandese genocide in 1994. Mede om die reden was Kagame jarenlang „fel anti-Frans”, zegt Phil Clark. „Maar vandaag is de verhouding een van de hechtste diplomatieke allianties voor Rwanda”. In eenzelfde adem sloten de landen nieuwe militaire en economische akkoorden.
Als op één na grootste hulpdonor speelt Frankrijk een sleutelrol in het versterken van Rwanda’s diplomatieke positie op het wereldtoneel. Dankzij de invloed binnen de EU slaagt Parijs er vooralsnog in Rwanda de politieke rugdekking te verlenen die nodig is om haar aanzienlijke Europese hulpbudgetten veilig te stellen.
Lees ook
Gedekt door slimme diplomatie kan Rwanda zijn agressieve gang gaan
Kigali is bovendien een militaire macht die niet meer te negeren valt. Met bijna zesduizend blauwhelmen is Rwanda de op twee na grootste leverancier aan VN-vredesmissies, en heeft het zich bewezen als een belangrijke strategische pion in Afrika. „Kagame wordt gezien als degene die orde schept waar internationale missies falen”, zegt Lidewyde Berckmoes, universitair hoofddocent aan het Afrika-Studiecentrum in Leiden. „Voor Frankrijk, dat in Afrika militair onder druk staat, is dat aantrekkelijk.”
Ontheemde burgers reizen in Goma in een vrachtwagen langs het vluchtelingenkamp van Mugunga op weg naar het Masisi-gebied.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
België
In Kigali stond de Belgische vlag al scheef nog voor ze werd neergehaald. Toen Rwanda afgelopen maand abrupt de diplomatieke relaties met België verbrak, was dat geen verrassing meer, maar een uiteenspatting van jarenlang oplopende spanningen. Aanleiding: Belgische druk ten behoeve van Europese sancties tegen het Rwandese regime voor zijn bijdrage aan de oorlog in Oost-Congo.
België was een drijvende kracht achter het EU-sanctiepakket. Ook de mineralendeal met Rwanda werd mede op Belgisch aandringen officieel „onder herziening” geplaatst. Voor de Belgische buitenlandminister Maxime Prévot komt die houding voort uit „respect voor het internationaal recht”. Want, zo zei hij eerder dit jaar in de Kamer, „wie de territoriale integriteit van een buurland schendt, moet dat voelen”.
Maar zonder bredere steun binnen de EU dreigt het bij symboliek te blijven, zegt politicoloog Kristof Titeca. „De Belgische houding is moreel helder, maar politiek kwetsbaar. Een kleine speler met een grote mond is voor Rwanda des te makkelijker aan te vallen.”
Lees ook
Is de belofte van vrede voor Oost-Congo meer dan een charmeoffensief?
Volgens hoogleraar Phil Clark speelt de grote Congolese diaspora in België een rol: die dwingt het land tot een scherpere houding. „Belgische diplomaten lijken het koloniale verleden zelf grotendeels achter zich gelaten te hebben. Maar Kigali speelt er gretig op in.”
Met een giftige sneer over de bekoelde relaties beschuldigde Kigali België van „zielige pogingen om neokoloniale illusies in stand te houden.” Rwanda (eveneens een oud-kolonie, red.) benut het Belgische koloniale verleden als retorisch wapen, zegt emeritus hoogleraar Filip Reyntjens. „De voormalige kolonisator is ideaal om internationale kritiek af te doen als neokoloniaal en paternalistisch.”
De Rwandese diplomatiek breuk met België was exemplarisch voor hoe Rwanda omgaat met kritiek: escaleren om te isoleren. „Voor Kagame geldt de simpele regel”, zegt Sundaram. „Wie Rwanda niet onvoorwaardelijk steunt, verliest een plek aan hun tafel”.
Kinderen lopen door het vluchtelingenkamp van Mugunga terwijl anderen hun onderkomens demonteren en afval verbranden.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
Verenigde Staten
In Washington viel vooral de aarzelende en op momenten ongeïnteresseerde houding op ten aanzien van de oorlog in Oost-Congo. Pas in april, na een ongewoon scherpe persconferentie van Trumps Afrika-gezant Massad Boulos, klonk er publieke veroordeling: „De Rwandese troepen moeten zich terugtrekken.”
De publieke veroordeling bleek al snel verweven met strategische berekening. Boulos verwees in één moeite door naar gesprekken over Amerikaanse investeringen in de Congolese mijnsector na toenadering van Kinshasa. Die zouden vrijdag moeten uitmonden in een Rwandees-Congolees vredesakkoord. Toegang tot Congolese mineralen, zoals kobalt en coltan, geldt al jaren als strategische prioriteit in Washington. „Congo zit op rijkdom”, zegt politicoloog Titeca. „En de VS willen China daarin de pas afsnijden. Washington hoopt op een grondstoffenakkoord met Kinshasa, zonder Kigali voor het hoofd te stoten”.
Lees ook
Is de belofte van vrede voor Oost-Congo meer dan een charmeoffensief?
Sinds Donald Trump opnieuw voet zette in het Witte Huis, proberen Congo en Rwanda nerveus in de gunst van de Amerikaanse president te komen. De Rwandese buitenlandminister sprak van „een nieuwe wind” onder zijn leiderschap, terwijl Congolese lobbyisten Washington platliepen in de hoop op een mineralendeal in ruil voor veiligheidsgaranties. Nu Trump terug is, is de aard van het diplomatieke opbod transactioneler dan ooit tevoren, zegt Angela Muvumba-Sellström van het Nordic Africa Institute. „Dat opportunisme komt met een prijs: mensenrechten en regionale stabiliteit zijn nog zelden een leidend motief.”
Regio-expert Anjan Sundaram ziet hoe Washington zich profileert als bemiddelaar, maar intussen de militaire samenwerking met Rwanda, essentieel voor Kigali, gewoon voortzet. „Rwanda blijft een soort militaire huisbewaarder van het Westen in Afrika, die het vuile werk in conflictgebieden opknapt.”
Wie zijn militaire outsourcing aan Kigali toevertrouwt, kan zich geen confrontatie veroorloven, zegt Muvumba-Sellström. „De Amerikaanse strategie is niet om Rwanda in te perken. Het is om hen binnenboord te houden.”
Washington, dat zich altijd gretig heeft geprofileerd als moreel kompas van de wereld, lijkt Rwanda een uitzonderingspositie te gunnen. De VS hebben net als de EU symbolische sancties opgelegd aan individuele Rwandese functionarissen. Maar dat is louter een gebaar, geen beleid, oordeelt Phil Clark. „Het signaal: we veroordelen openlijk, maar we tolereren het eigenlijk wel.”
Verenigd Koninkrijk
Toen Boris Johnson in 2022 zijn asieldeal met Rwanda sloot, zag de toenmalige Britse premier in Kagame een gewillige bondgenoot om zijn beloofde strenge asielbeleid een zet te geven. De zogeheten ‘Rwanda-deal’ – door mensenrechtenorganisaties fel bekritiseerd – hield in dat het VK zo’n 430 miljoen euro betaalde aan Kigali om zijn asielprocedure uit te besteden. Onder de Labourregering van Keir Starmer, die de deal schrapte, veranderde de Britse toon ten aanzien van Rwanda. In maart bevroor het VK onder meer directe hulp aan Rwanda, goed voor 37 miljoen euro per jaar.
Al kort na de inname van Goma bracht de Britse buitenlandminister David Lammy Kigali een ongewoon scherpe waarschuwing: Rwanda zet in totaal ruim 1 miljard dollar aan internationale hulp op het spel. Want zonder materiële steun van Rwanda was het M23 nooit gelukt om militair door te breken, zei hij in het Lagerhuis. In een telefoongesprek had hij Kagame naar eigen zeggen duidelijk gemaakt dat zijn regering niet langer bereid is schendingen van de territoriale integriteit door de vingers te zien. „Net zoals we dat in Europa niet toestaan, kunnen we dat nergens ter wereld toelaten.”
Burgers die de stad Goma verlaten, zien de schade van het geweld.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
Die strengere houding markeert een breuk met het voorheen welwillende beleid dat onder zowel Labour- als Conservatieve regeringen werd gevoerd. Prominente figuren als oud-premier Tony Blair prezen jarenlang de samenwerking met Kigali, terwijl kritiek op Rwandese inmenging in Oost-Congo grotendeels werd gesmoord.
Volgens Titeca toont de migratiedeal hoe in de huidige wereldorde morele principes onderhandelbaar zijn. „Zolang de deal liep, was er opvallend weinig kritiek vanuit Londen op Rwanda. Pas na de regeringswissel volgden diplomatieke maatregelen.”
Lees ook
Hoe Rwanda het lot van Oost-Congo blijft bepalen
Toch zijn nog niet alle banden met Rwanda verbroken. Afgelopen week zegde het VK een nieuwe reeks militaire trainingen toe aan Kigali. Ook binnen Westminster klinken nog altijd geluiden die Rwandese inmenging vergoelijken: zo verdedigde oud-minister Andrew Mitchell, Kigali’s optreden in Oost-Congo, ondanks de ferme taal van zijn partijgenoot Lammy. Lidewyde Berckmoes, universitair hoofddocent aan het Afrika-Studiecentrum in Leiden, ziet in het behoud van de status quo een patroon van passieve tolerantie. „Het uitblijven van daadkrachtige stappen heeft regimes altijd meer ruimte gegeven om geweld te gebruiken.”
Nederland
In de gangen van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag wordt over Rwanda eigenlijk zelden gesproken. Het beleid van het kabinet-Schoof ten opzichte van Rwanda blijft opvallend voorzichtig. Tijdens een recente rondetafel in de Kamer werd duidelijk dat er zorgen zijn over de effectiviteit van de huidige sancties en diplomatieke maatregelen.
Minister Veldkamp kreeg Kamervragen over de passieve houding van Nederland. Terwijl buurlanden als België en Duitsland binnen de EU wél aandringen op verdere sancties tegen Rwanda, verwees het buitenlandministerie naar ‘stille diplomatie’ en de noodzaak om relaties niet te verzieken. En hoewel de buitenlandminister verdere „sancties verwelkomt”, lijkt de uitvoering daarvan nog ver weg.
In plaats van het voortouw te nemen, verschuilt Den Haag zich achter gezamenlijke EU-resoluties en volgt het liever de lijn van grotere lidstaten. „Juist voor een land dat mensenrechten tot zijn grondbeginselen rekent, valt de terughoudendheid op”, zegt Berckmoes. „Terwijl stilte zelden neutraal is en in werkelijkheid ruimte creëert voor escalatie. En dat beseft Kagame maar al te goed.”
In maart erkende Veldkamp in antwoorden op Kamervragen voor het eerst dat Rwandese aanwezigheid op Congolees grondgebied een schending van het internationaal recht. Maar concrete stappen blijven uit: de Rwandese ambassadeur in Nederland is niet ontboden, terwijl de EU dat in februari wél deed. Het blijft bij diplomatieke telefoontjes.
Verder stelt Veldkamp dat Nederland binnen de EU pleit voor een „schorsing van de grondstoffendeal”, maar voegt eraan toe dat deze samenwerking een „basis biedt voor dialoog en transparantie”. Voor Phil Clark voelt het als diplomatiek uitstelgedrag die in de praktijk neerkomt op: aanspreken, maar niet aanpakken. Dat het kabinet wel wijst op de humanitaire inzet van Nederland in Oost-Congo, overtuigt Clark allerminst. „Als je Rwanda op andere vlakken niet aanspreekt, blijft het holle solidariteit.”
In de jaren 2000 kreeg Rwanda nog aanzienlijke Nederlandse steun voor wederopbouw. Vandaag zijn de economische belangen van Nederland in Rwanda bescheiden – Nederlandse export naar Rwanda bedroeg in 2023 zo’n 33 miljoen euro – maar symbolisch niet onbelangrijk. Er lopen samenwerkingen op het gebied van waterbeheer, voedselzekerheid en duurzame energie.
In 2012, toen de wereld kennisnam van de Rwandese steun aan M23, was Nederland een van de weinige landen die tijdelijk de hulp opschortte. Een zeldzaam moment van principiële daadkracht, zegt Lidewyde Berckmoes: „Den Haag had toen nog de ambitie om een moreel kompas te volgen.”
De vluchtelingenkampen Mugunga en Lushagala.Foto Hugh Kinsella Cunningham/Getty
‘Je kunt hier niet aan je neus krabben zonder dat het uit drie verschillende hoeken wordt gefilmd”, zegt Peter Dummett, algemeen directeur van de haven van Darwin. Het is een kraakheldere ochtend in de top end, het noordelijke puntje van Australië. Dummett kijkt uit over het uitgestrekte geasfalteerde terrein, op een paar containers na leeg. De zon weerkaatst genadeloos van het kalme water. „Dit is de strengst gereguleerde haven van het land. We hebben hier meer camera’s dan tijdens een televisieverslag van de Olympische Spelen.”
Dummett is een joviale man van in de zestig. Na een carrière van twintig jaar bij de marine kwam hij bij de haven terecht. Sinds dertien jaar zwaait hij de scepter. Hij praat graag over zijn geliefde haven en neemt ruim de tijd om journalisten en andere geïnteresseerden rond te leiden, al moest hij het hoofdkantoor daar wel eerst van overtuigen. „Het idee was eerst: als we ons stilhouden, gaat al die aandacht vanzelf weg. Maar ik loop al lang genoeg op deze planeet rond om te weten dat als je een gat creëert voor de media, ze dat opvullen. En niet altijd al te nauwkeurig.”
Tijdens de Australische verkiezingscampagne van de afgelopen weken was de haven van Darwin regelmatig in de media. Dat komt door het land waar het hoofdkantoor staat: China. Sinds 2015 is de haven in handen van de Shandong Landbridge Group, een onderneming van de Chinese miljardair Ye Cheng. Voor omgerekend ruim 280 miljoen euro kreeg het bedrijf de lease van de haven voor 99 jaar in handen. Landbridge heeft nauwe banden met de Chinese Communistische Partij en het Chinese Volksbevrijdingsleger.
Peter Dummett, algemeen directeur van de haven van Darwin.
Foto Helen Orr
Dat zorgde toen al voor kritiek van mensen die vonden dat de nationale veiligheid in gevaar werd gebracht ten behoeve van economisch gewin. Oud-president Barack Obama uitte zijn ongenoegen tegenover de toenmalige Australische premier Malcolm Turnbull.
Nu roepen zowel regeringspartij Labor als de Liberals, de grootste oppositiepartij, dat ze de haven na de verkiezingen terug willen kopen. „Iedereen is het erover eens dat dit nooit had mogen gebeuren”, zegt Jennifer Parker, veiligheidsdeskundige aan de Australische Nationale Universiteit in Canberra. „Als er een crisis of conflict ontstaat in de regio, kunnen we het ons niet veroorloven dat een Chinees bedrijf een van onze belangrijkste strategische havens uitbaat.”
Make Australia Great Again
Het is slechts een van de voorbeelden waarop de geopolitiek zich opdringt tijdens de verkiezingscampagne in Australië. De afgelopen weken stond het land in het teken van de federale verkiezingen die dit weekend plaatsvinden. Hoewel de grootste partijen het liefst campagne voeren over binnenlandse aangelegenheden, zoals de hoge kosten van het levensonderhoud, kunnen ze niet om de internationale situatie heen. „Iedereen ziet dat de relatie met China en de Verenigde Staten bovenaan de prioriteitenlijst van de volgende regering staat”, zegt Michael Fullilove, directeur van de vooraanstaande denktank Lowy Instituut.
Van oudsher zijn de Verenigde Staten de belangrijkste strategische partner van Australië. Maar met Trump in het Witte Huis staat die relatie onder druk. „De nieuwe regering moet kunnen omgaan met een Amerikaanse president die niet gelooft in allianties en vrije handel”, stelt Fullilove. „En dat terwijl de Verenigde Staten ontzettend belangrijk zijn voor onze veiligheid.”
De Australische oppositieleider Peter Dutton hoopte mee te liften op Trumps overwinning
Aanvankelijk hoopte de Australische oppositieleider Peter Dutton nog mee te liften op Donald Trumps overwinning. Aan het begin van de verkiezingscampagne kwam de leider van de grootste oppositiepartij met beleidsplannen die één op één gekopieerd leken van de nieuwe regering in het Witte Huis. Zo wilde hij een minister aanstellen voor ‘overheidsefficiëntie’, was hij van plan om 41.000 ambtenaren te ontslaan en thuiswerken te verbieden. Zijn kandidaat-minister voor het Australische DOGE-ministerie, Jacinta Nampijinpa Price, zei tijdens een campagnebijeenkomst zelfs de woorden: ‘make Australia great again’.
Al gauw moest de partij daar met rasse schreden van terugkeren. De plannen bleken zeer impopulair, vooral onder vrouwen, die de Liberals van Dutton sowieso al moeilijk aan zich weten te binden. Uit opiniepeilingen – waarin Labor aan kop gaat – blijkt dat de oppositiepartij flink heeft geleden door het aanschurken tegen de ‘strong man’ in het Witte Huis. De partij ontkent nu dat ze door Trump geïnspireerd is, en stelt dat de plannen geen „ode aan Donald Trump” zijn.
De gevolgen van Trumps presidentschap zijn te voelen in Australië. Niet alleen vanwege de handelstarieven. Tijdens de vorige Trump-regering kwam Australië daar nog onderuit, maar dit keer is dat niet gelukt. Vorige maand kondigde het Witte Huis op ‘bevrijdingsdag’ een heffing van 10 procent aan op alle import uit het land.
Kernonderzeeërs
Er zijn ook zorgen over het militaire samenwerkingsverband Aukus, dat een van de belangrijkste pijlers van de relatie tussen Australië en de Verenigde Staten is geworden. De alliantie is opgericht om tegenwicht te bieden aan de groeiende Chinese macht in de regio. Onderdeel daarvan is dat Australië onder meer nucleair aangedreven onderzeeërs van de VS koopt, die honderden miljarden Australische dollars kosten. Toch verwachten de partijen dat de VS zich aan die deal blijft houden, ook al wordt Trump gezien als een minder betrouwbare partner.
Lees ook
Wat gaat het nieuwe bondgenootschap Aukus doen en 8 andere vragen over de anti-Chinese alliantie
„Deze deal is in het belang van zowel de VS als Australië”, zegt Fullilove. Hij wijst erop dat Australië daardoor wel gevangen blijft in een gecompliceerde driehoeksverhouding met de VS en China. China is zoals bekend niet gelukkig met dat veiligheidspact tussen de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Australië. „Het is ingewikkeld om te navigeren tussen enerzijds onze belangrijkste veiligheidspartner, de Verenigde Staten, en anderzijds onze belangrijkste economische partner, China.”
Defensiedeskundigen stellen dat er tijdens de campagne niet genoeg aandacht is geweest voor de dreiging van een regionaal conflict. „Het risico van een derde wereldoorlog is reëel”, zei defensiespecialist Paul Dibb van de Australische Nationale Universiteit in Canberra tegen de Australische krant Sydney Morning Herald. Dibb was de belangrijkste defensiestrateeg van Australië aan het eind van de Koude Oorlog, en is nu emeritus hoogleraar strategische studies aan de universiteit.
Australië is momenteel kwetsbaar, stelt hij. Dat blijkt onder meer uit het feit dat Chinese oorlogsschepen het land rond konden varen. In Australië en Nieuw-Zeeland gingen eind februari alle alarmbellen af toen drie Chinese oorlogsschepen militaire oefeningen met scherpe munitie uitvoerden in de Tasmanzee. „Dat deed de Sovjet-Unie niet eens tijdens het hoogtepunt van hun macht”, aldus Dibb.
Toegangspoort van de haven van het Australische Darwin, die in handen is van de Shandong Landbridge Group, een onderneming van de Chinese miljardair Ye Cheng.
Foto Helen Orr
Ook Parker stelt dat de Indo-Pacific nu de „de meest risicovolle strategische omstandigheden kennen sinds de Tweede Wereldoorlog”. Een nieuwe Australische regering moet de dreiging van China serieus nemen, zegt ze. „China gedraagt zich ontzettend agressief. Dat kan, met of zonder opzet, leiden tot een crisis of conflict. Dat heeft directe gevolgen voor de Australische nationale veiligheid.”
Toch is het de vraag of de geopolitieke situatie een doorslaggevende factor wordt bij de keuze van de Australische bevolking in het stemhokje. „Dit verhaal wordt niet aan Australiërs verteld, door beide partijen niet”, zegt Parker.
Amerikaanse mariniers
In Darwin lijken de spanningen tussen de grootmachten, en de spagaat waar Australië zich in bevindt, samen te komen. Zowel de VS als Australië investeren honderden miljoenen euro’s in de verbetering van de defensie-infrastructuur in Darwin. Ruim 2.500 Amerikaanse mariniers zijn gestationeerd op een Australische militaire basis, niet ver van de haven.
Ze trainen vaak samen met de Australische marine en gebruiken regelmatig de haven, tot plezier van oud-marinier Dummett. Hij heeft warme herinneringen aan zijn tijd bij de marine en is er trots op dat zijn haven zo intensief wordt gebruikt. „Ik heb twintig jaar bij de marine gezeten, Ik heb de eerste Golfoorlog meegemaakt samen met onze Amerikaanse bondgenoten. Dus ik snap de onrust. Maar ik verzeker je, daarom zijn we de strengst gecontroleerde haven van het land.”
Landbridge heeft onmiskenbaar duidelijk gemaakt dat de haven niet te koop is. Dummett hoopt dat de politici het plan snel laten varen. „Al die achterdocht vind ik vooral vervelend voor mijn personeel. Ik heb een goed team, we doen hier goed werk. We moeten ons richten op alle positieve effecten van de haven voor de Australische economie.”
Hoe dichter bij de grens met Wit-Rusland, hoe stiller het wordt. Op de E85, de weg die het Wit-Russische Brest verbindt met het Oekraïense Loetsk, is de gebruikelijke stoet vrachtwagens verdwenen. De weg, om de paar kilometer onderbroken door een militair checkpoint, is sinds de oorlog zo goed als leeg. Eromheen liggen de weilanden vol drakentanden en prikkeldraad, door de bossen zigzaggen nauwelijks zichtbare loopgraven en overal staan splinternieuwe bunkers.
Het is vrijwel onmogelijk om als niet-bewoner de grenszone te bereiken. Het is nog moeilijker om via de andere kant van de grens – door Wit-Rusland – Oekraïne binnen te komen. Toch lukt het zo’n twintig tot zestig mensen per dag via de grensovergang in Domanove. Het is de enige grensovergang die open is voor mensen uit de bezette gebieden, die via Rusland of Wit-Rusland willen terugkeren naar gebied dat onder controle is van Kyiv. Alleen kennen niet velen deze ‘humanitaire corridor’.
De meeste grenspassanten hier kunnen niet naar de Europese Unie vluchten omdat ze geen paspoort hebben, maar slechts een Oekraïense ID-kaart die alleen in extreme uitzonderingen wordt geaccepteerd aan de Europese grenzen. Sommigen hebben helemaal geen documenten, of waren nog minderjarig toen de oorlog uitbrak en konden in bezet gebied geen Oekraïense documenten aanvragen.
Bereiken ze eenmaal de humanitaire corridor in Domanove dan worden ze na een stevige ondervraging door Oekraïense veiligheidsdiensten met open armen ontvangen. Verschillende organisaties regelen gratis maaltijden, vervoer naar het dichtstbijzijnde stadje Kovel en de doorreis naar hun eindbestemming.
Maar het is vooral de reis naar Domanove die gevaarlijk is: vluchten uit bezet gebied, liegen over de bestemming tegen Russische veiligheidsdiensten, langs checkpoints komen en een dagenlange reis door Rusland en Wit-Rusland. De meesten komen uit een van de vier (gedeeltelijk) door Rusland bezette provincies in Oekraïne en kunnen niet vluchten via de frontlijn. Dat is te gevaarlijk. Dus wacht hen een reis door Rusland en Wit-Rusland om Oekraïne te bereiken. Sommigen krijgen hulp van smokkelaars of vrijwilligers, anderen doen het op eigen houtje. Regelmatig blijken gevluchte Oekraïners uit bezet gebied spoorloos verdwenen – waarschijnlijk opgepakt door de Russische veiligheidsdiensten.
NRC sprak een dag lang alle mensen die vanuit Wit-Rusland de grens overkwamen in het Oekraïense Domanove.
10.47Echtpaar uit een dorp in Loehansk
Een ouder echtpaar komt lopend de grens over in Domanove. Een sporttas en twee leren tassen is alles wat ze met zich mee dragen. Ze hebben drie dagen gereisd vanuit door Rusland bezet gebied in de noordoostelijke provincie Loehansk. „Ons verhaal moet worden verteld”, zegt de vrouw onmiddellijk terwijl ze neerploft op een stoel in de keet van een hulporganisatie. „Er is geen vrijheid van meningsuiting”, begint de man over het door Rusland bezette Loehansk. „Tijdens de Russische presidentsverkiezingen vorig jaar kwamen twee personen – één gemaskerd met een machinegeweer – naar ons huis met een stembiljet en keken mee terwijl wij gedwongen op het stembiljet het vakje van Poetin moesten aanvinken.”
„Het was moeilijk om ons huis te verlaten”, vertelt de vrouw met neergeslagen ogen. „We werkten daar, hadden ons eigen huis opgebouwd. Maar welke dromen konden we daar nog laten uitkomen? Er is daar geen levensgeluk. We hebben onze kinderen en kleinkinderen drie jaar niet gezien. Het is ongelooflijk dat we ze nu gaan zien.”
De reis bereidden ze zorgvuldig voor. Ze gingen één keer eerder de grens met Rusland over. Als test. Toen werden ze uitgebreid ondervraagd. Maar de tweede keer, tijdens hun definitieve vertrek, mochten ze bij de Russische grens doorlopen. „Blijkbaar stonden we al in het syteem”, vermoedt de man. Ze reisden daarna met de trein naar Minsk en Brest, pakten een taxi naar de grens.
Dan begint de vrouw opeens terug te krabbelen. „Ik wil toch niet met onze namen in de krant. Mijn moeder van 84 woont nog in Loehansk en ik wil over een paar maanden naar haar terugkeren. Misschien is het beter om niks meer te zeggen, want onze buurvrouw verdween zomaar op een dag en haar hebben we nooit meer terug gezien.”
11.35Regina (24) uit Donetsk
Regina (24) vluchtte uit Donetsk, waar ze voor haar grootouders zorgde.
Foto Kostyantyn Chernichkin
Met twee grote rolkoffers, een rugtas en een sporttas slalomt de 24-jarige Regina langs de betonblokken die op de grensovergang staan. Ze komt uit Donetsk. Haar moeder woont in Tsjechië, maar zij ging in 2023 terug naar Donetsk om voor haar grootouders te zorgen.
Als ze over het leven in Donetsk begint herhaalt ze één woord: ‘slecht’ en maakt ze van haar handen pistooltjes. „Er zijn geen luchtalarmen, maar wel dagelijks raketaanvallen. De huren zijn hoog, het leven is er duur. Maar stromend water is er nauwelijks.”
Over haar vertrek was ze vastberaden. „Een eigen mening? Die kun je in het door Rusland bezette gebied in je reet steken”, zegt ze terwijl ze aan haar vape lurkt. Ze vertelt verbaasd over haar leeftijdsgenoten die blij waren met elektrische deelscooters die Donetsk sinds kort heeft. „Ze zien dat als vooruitgang, terwijl ze maar vier uur per dag stromend water hebben.”
Volgens haar is een groot deel van Donetsk, dat al sinds 2014 bezet is door de Russen, pro-Russisch. „Ik denk dat slechts een vijfde van de bewoners van Donetsk pro-Oekraïens is. De propaganda daar is heftig, helemaal sinds 2022. Als ik daar ben heb ik het gevoel dat iedereen aan de paddo’s zit – ze leven in een fantasiewereld.”
Ze wil in Oekraïne blijven. Eerder woonde en werkte ze een tijdje in Tsjechië, net als haar moeder. „Maar in Europa wachten ze niet op ons Oekraïners – ze hebben ons niet nodig”, zegt Regina. „Ik ga in Oekraïne mijn eigen geld verdienen en blijf hier. Donetsk zal ooit weer Oekraïne worden.”
12.44Viktor uit Skadovsk
Viktor moest zijn auto achterlaten aan de Wit-Russische grens.
Foto Kostyantyn Chernichkin
Op een stepje vervoert Viktor zijn sporttas. Het is alles wat hij over de grens heeft meegenomen na een lange trip met zijn auto uit Skadovsk – in de regio Cherson vlakbij de Krim. „De Russen zijn kut, maar de Wit-Russen irriteerden me nog meer. Zo ontiegelijk veel snelheidsboetes heb ik gekregen”, zegt hij terwijl hij een sigaretje opsteekt in de zon.
Viktor wilde met zijn auto de grens met Polen over, maar dat lukte niet omdat hij geen paspoort had. Daarna vertrok hij naar Domanove, liet zijn auto achter aan de Wit-Russische kant van de grens – alleen voetgangers mogen hier de grens over en gaat nu in Oekraïne een paspoort aanvragen om daarna weer terug te keren naar Wit-Rusland voor zijn auto. „Ik hou van mijn autootje. Maar schrijf maar niet op welke het is, want hij zit vol met gereedschap”, grijnst hij.
Praten wil hij niet. Maar na het zoveelste sigaretje in de zon begint hij toch te mijmeren. Over zijn neef die drie dagen gemarteld is door de Russische veiligheidsdiensten. „Hij moest iemand aangeven.” Over Oekraïners die opgepakt worden en in het Russische leger moeten dienen. „Er zijn al lijken teruggekeerd.” En over zijn zoons die in het Oekraïense leger dienen. „Ik heb al vijf keer de FSB [de Russische veiligheidsdienst] op bezoek gehad. Maar meer vertel ik je niet, want ik moet nog terug om mijn auto op te laten en de FSB heeft alles onder controle.” Hij steekt nog maar een sigaretje op.
12.38Jevdokia uit Belgorod, Rusland
Niet iedereen die de grens passeert komt uit de door Rusland bezette gebieden in Oekraïne. De Oekraïense Jevdokia woonde jarenlang in Rusland om te zorgen voor haar kleinzoon. „Ik woonde al in Belgorod toen de grootschalige invasie uitbrak, maar ik ga nu terug naar Charkiv omdat ik mijn dochter mis.”
Ze wilde eerst via Letland naar Oekraïne vluchten, maar dat kon niet zonder paspoort. Die van haar is vervallen en een nieuwe aanvragen kon niet in Rusland omdat de Oekraïense ambassade daar gesloten is.
„In Belgorod probeerde ik zo onzichtbaar mogelijk te leven”, vertelt ze terwijl ze een hap neemt van een rode bietensoep. „Ik bleef zoveel mogelijk thuis en zorgde voor mijn kleinkind. Maar ik miste ook mijn huis op het platteland bij Charkiv, mijn dochter, mijn vriendinnen. Mijn ziel ging dood in Rusland.”
13.22Arsen Saakjan (20)
Na vijf dagen zonder slaap neemt Arsen Saakjan (20) de bus naar zijn familie in Cherson. Foto Kostyantyn Chernichkin
Terwijl Jevdakia nog volop vertelt over haar tienjarige kleinzoon – „mijn geluk in de wereld” – komt een jongen in een Stone Island trainingspak de grens over. Zijn handen trillen, zijn blik is schichtig. Om zijn neppe Armani-tas hangt een kruisje. „Ik heb vijf dagen niet geslapen en een hele slof sigaretten gerookt van de stress”, zegt Arsen Saakjan (20). „Ik dank God dat ik hier eindelijk ben.”
Toen de oorlog uitbrak nam zijn tante hem als zestienjarige mee naar de oostkant van de Djnepr in Cherson. Het zou daar veiliger zijn, maar uiteindelijk bleek dat de verkeerde keuze: het gebied werd bezet door de Russen.
Sinds 2023 probeerde hij te ontsnappen. Maar keer op keer werd hij tegengehouden door de Russische veiligheidsdiensten. „Ik heb acht keer geprobeerd te vluchten en in totaal 8.000 dollar betaald aan smokkelaars.” Hij had niemand over zijn plannen verteld, zijn familie – die aan de in 2022 bevrijde kant van de rivier woont – hoorde het pas toen hij eenmaal in Minsk was aangekomen. „Alleen mijn toenmalige vriendin had ik het verteld, maar die heeft mij verlaten voor een Russische soldaat.”
Na een kop koffie, komt hij een beetje bij. „Ik voel vrijheid hier”, zegt hij kijkend in de warme middagzon. „En dat is het enige wat ik nodig heb – alles waar ik bang voor was heb ik achter mij gelaten.” Zijn schichtige blik verdwijnt als hij begint te vertellen over het leven in bezet gebied. Vrienden die elkaar verraden aan de Russen, de FSB die hem regelmatig ondervroeg en wilde dat hij pro-Oekraïense mensen zou aangeven, mensen die zomaar verdwenen, anderen die voor het Russische leger moesten vechten.
Nu wil hij naar zijn familie en uiteindelijk reddingwerker worden. „Ik zou zeker vechten voor Oekraïne”, zegt Arsen die nog niet de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt om gemobiliseerd te worden voor het leger. „Wij zijn Oekraïners, wij geven niet op.”
14.34Ljoebov
Ljoebov uit Zaporizja komt aan op de grensovergang in Domanove. Ljoebov uit Zaporizja krijgt een maaltijd bij een vluchtelingenopvang in Kovel.
Foto’s Kostyantyn Chernichkin
Ljoebov is een van de laatsten die deze dag de grens oversteekt – een vrouw van middelbare leeftijd die uit een dorp komt in het bezette Zaporizja. Ze had daar een prima leven, vertelt ze. Ze werkte in haar moestuin, bezocht de kerk en zorgde voor haar moeder. Maar nadat ze erachter kwam dat ze gezondheidsproblemen had, besloot ze te vluchten. Onderweg schrok ze van Rusland. „Zoveel arme mensen zag ik vanuit het raam in de bus”, zegt ze. „Ze woonden nog in houten hokken die wij gebruiken voor de dieren.”
Ze vertrekt naar Odesa. Naar haar dochter. „Die heb ik acht, of negen jaar niet gezien. Of langer? Ik weet het niet precies. Ongelooflijk, eigenlijk.”
14.41Jeva (23) en teckel Boersoela
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Jeva (23), die vluchtte uit Moskou, wordt met haar teckel Bursula naar een opvang in Kovel gebracht. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Jeva (23), die vluchtte uit Moskou, wordt met haar teckel Bursula naar een opvang in Kovel gebracht. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-5.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/01145955/data131610843-6f5f73.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-27.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-25.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-26.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-27.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-28.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/8AQ-ICsiE4L3LZpd9sZLdPlMflU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/01145955/data131610843-6f5f73.jpg 1920w”>Jeva (23), die vluchtte uit Moskou, wordt met haar teckel Bursula naar een opvang in Kovel gebracht. Foto Kostyantyn Chernichkin
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="Jeva (23) laat haar teckel Bursula uit in Kovel. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Jeva (23) laat haar teckel Bursula uit in Kovel. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-6.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/01145957/data131610873-09038b.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-31.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-29.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-30.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-31.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2025/05/deze-mensen-vluchtten-uit-bezet-gebied-in-oekraine-er-is-daar-geen-levensgeluk-32.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/o6DKmCQoAkksce9C0XoT4fBvopI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/01145957/data131610873-09038b.jpg 1920w”>Jeva (23) laat haar teckel Bursula uit in Kovel. Foto Kostyantyn Chernichkin
Bij haar in de minibus, die de vluchtelingen naar de dichtstbijzijnde stad Kovel brengt, stapt Jeva (23) met haar teckel Boersoela in. Ze is de laatste die vandaag de grens is overgekomen. De Oekraïense komt uit Moskou, waar ze bijna haar halve leven woonde. „De laatste keer dat ik Oekraïne bezocht was in 2020”, zegt ze met een dik Moskous accent in het Russisch.
Nadat ze was afgestudeerd besloot ze te vertrekken. Maar het duurde een halfjaar voordat ze de benodigde reisdocumenten kon verkrijgen bij de Oekraïense ambassade in Minsk. „Ik zag geen perspectief meer in Moskou”, vertelt ze terwijl ze haar hondje aait achterin de bus. „Er is geen vrijheid daar. Sinds 2022 worden zoveel mensen gearresteerd vanwege hun mening.”
In de koffietent in Moskou waar ze werkte ging ze wel het gesprek aan over de oorlog in Oekraïne. „Iedereen wist van mijn Oekraïense afkomst. Ik verdedigde Oekraïne altijd en sprak me uit tegen de Russische propaganda”, zegt ze. „Misschien ga ik ooit op een dag terug naar Moskou, wanneer dit alles is afgelopen. Maar ik heb eigenlijk maar één vriendin daar.”
Ze wil nu in Kyiv gaan werken – misschien weer in een koffietent. „Ik weet niet wat de toekomst brengt”, zegt ze. „Ik heb in Oekraïne geen vrienden, het is een nieuw land voor mij. Maar ik voel me wel zeker over deze stap.”
Haar angst richt zich vooral op haar hondje Boersoela. „De raketaanvallen op Kyiv zullen een nieuwe ervaring zijn”, zegt Jeva. „Vooral voor mijn hond, die schrikt al van vuurwerk.” Achterin de minibus, die heen en weer schudt door de vele gaten in de weg, kruipt Boersoela dicht tegen Jeva aan.
17.30Vertrek
Aan het einde van de dag, als iedereen gegeten en gedoucht heeft in een van de drie opvangcentra in Kovel, vertrekken de meesten weer. De inmiddels ontspannen Arsen Saakjan pakt de bus naar het zuiden. De autoloze Viktor wordt opgehaald door zijn zoon. Regina staat op het perron van het treinstation in Kovel, klaar voor nog een reis van zo’n zestien uur voordat ze haar vriend in Odesa ziet. Op datzelfde perron vliegt Ljoebov haar dochter in de armen, die ze bijna een decennium niet in levende lijve heeft gezien. Alleen Jeva blijft achter en laat haar teckel Boersoela uit in de straten van Kovel tijdens de ondergaande avondzon.