Op het schoolplein vinden ze de smartvapes ‘wel grappig’, experts noemen ze ‘moreel verwerpelijk’

„Volgens mij heb ik als enige van de hele school een smartvape. Best cool eigenlijk,” zegt de vijftienjarige Jairo. Hij en zijn vriend Destin (15) staan buiten het hek van een middelbare school in Lelystad te roken. Op het hek prijkt een blauw-wit bord met de tekst ‘Dit terrein is rookvrij. Op weg naar een rookvrije generatie.’

Eén op de vijf jongeren heeft het afgelopen jaar een e-sigaret gebruikt. De nieuwste gadget maakt het nog aantrekkelijker. Met de smartvape kun je namelijk niet alleen vapen, maar ook berichten versturen, bellen en gamen. Kinderartsen zien deze smartvapes steeds vaker voorbijkomen in hun spreekkamer en waarschuwen voor de gevolgen. „Het is slim ontworpen: als je een spelletje speelt, moet je af en toe een trekje nemen om verder te kunnen. Het is gericht op het verleiden van het kinderbrein,” vertelt Lissy de Ridder, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK).

Nicotine verstoort de aanleg van verbindingen in de hersenen, wat onder meer kan leiden tot permanente problemen met impulsbeheersing

Esther Croes
tabaksexpert Trimbos-instituut

Destin zou ook wel een smartvape willen, want „het is best wel grappig”. „Je kunt spelletjes spelen tijdens het vapen. In de les mag je dan niet vapen, maar je kunt hem wel gebruiken om te gamen.”

Esther Croes, als tabaksexpert verbonden aan het Trimbos-instituut, noemt de smartvapes verschrikkelijke dingen. „Ze houden niet één, maar twee verslavingen in stand: gamen en roken.” Een kinderbrein is vatbaarder voor verslavingen, omdat het beloningscentrum eerder rijpt dan de prefrontale cortex, het deel waarmee mensen verstandige beslissingen nemen. „Ik vind het moreel verwerpelijk om kinderen verslaafd te maken,” vertelt Croes.

Gevaren

Om e-sigaretten minder aantrekkelijk te maken voor jongeren, zijn vapes met smaakjes sinds januari verboden. Ook smartvapes bevatten vaak smaakjes en meer vloeistof dan de toegestane hoeveelheid. Op de vraag hoe Jairo aan de smartvape komt antwoordt hij: „Via vrienden”. Destin laat op zijn telefoon een screenshot van een Snapchat zien met een lijstje beschikbare producten en prijzen. „Je kan de vapes in allerlei smaken krijgen.”

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit laat aan NRC weten dat de smartvapes nu een aantal weken in omloop zijn in Nederland, maar dat de inspecteurs ze nog niet vaak tegenkomen. „We zien dat jongeren alternatieve manieren zoeken om aan vapes te komen, bijvoorbeeld op het schoolplein of door ze online te bestellen. We weten ook dat jongeren ze onderling verkopen. De handel speelt zich daardoor steeds meer af buiten ons blikveld.”

Uit Kamervragen bleek dat de NVWA sinds januari ‘ruim 1.000 advertenties en posts voor vapes met smaakjes van social media en platformen laten verwijderen.’ Staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) wil de handel in illegale vapes verder aanpakken, bijvoorbeeld door de Autoriteit extra handhavingsbevoegdheden te geven.

Acuut

Als jongeren vapen is de kans dat ze later ook gaan roken drie keer zo groot, zegt De Ridder. Uit een rondgang onder middelbare scholieren in Lelystad blijkt dat de meesten vapen en dat daarna combineren met sigaretten, of zelfs shag. „Twee jaar geleden begon ik met vapen, nu rook ik ook sigaretten. Weet je wat het is? Als je een peuk hebt, wil je vapen en als je een vape hebt, wil je een peuk. Vapes hebben lekkere smaakjes, maar soms wil je ook afwisseling”, zegt de zestienjarige Cennet.

Een smartvape moet ze niet aan denken. „Daar vragen ze 30 euro voor. Als ik daar aan begin, word ik nog blutter.” En die spelletjes vindt ze ook maar dom. Maar online kan ze niet meer om de smartvapes heen: „Op TikTok en Instagram zie ik veel filmpjes van mensen die smartvapes gebruiken.”

De gevaren van vapen beperken zich niet alleen tot het ontwikkelen van verslavingen. Volgens Esther Croes speelt ook een acuut gevaar: „Omdat een vape vaak meer nicotine bevat dan een sigaret, kunnen kinderen een nicotinevergiftiging krijgen. Dat kan gepaard gaan met misselijkheid, braken en soms zelfs met een epileptische aanval.” Nicotine heeft ook invloed op het kinderbrein. Croes: „Hersenen blijven zich ontwikkelen tot je 24 bent. Nicotine verstoort de aanleg van verbindingen in de hersenen, wat blijvende schade kan veroorzaken, zoals angstklachten en problemen met impulsbeheersing en concentratie.”

Lees ook

Verbod op e-sigaret met zoete smaakjes? ‘Dan gaan we wel naar de dealer’

De e-sigarettenwinkel van Robin Meeuwis in Breda. „We zijn er niet om nieuwe nicotinegebruikers te creëren.”

Weet je wat het is? Als je een peuk hebt, wil je vapen en als je een vape hebt, wil je een peuk

Cennet (16)
scholier

Naast een goede aanpak vanuit de overheid is het belangrijk jongeren te informeren over de gevaren, vindt NKV-voorzitter De Ridder. „We moeten ervoor zorgen dat we onze kinderen hier niet aan blootstellen. Ik snap niet waarom mensen zulke producten verkopen aan kinderen. Denk even na bij wat je doet. Dit is geen eerlijke strijd meer.”

Cennet en haar vrienden delen de vapes onderling – maar alleen onder bepaalde voorwaarden. Wanneer iemand een trekje van een ander wil, moet diegene een dansje doen. „Ik deel wel vaak uit aan vrienden die niet zoveel geld hebben.” Cennet is zich wel bewust van de gevaren van roken: „Ik ben weleens gestopt, maar dat duurde niet lang. Mijn longen zijn toch al verpest.” Ze vertelt over haar vader die rookt. Cennet denkt dat roken iets is wat je vanuit huis meekrijgt. Haar vrienden knikken instemmend.

Lees ook

Vapen slecht voor je? ‘Die klachten komen later wel’, zeggen de jongeren in het park

Een jonge vrouw rookt een e-sigaret aan de waterkant in Amsterdam. Tot het grote publiek wil het nog niet doordringen hoe schadelijk het is om te vapen, stellen artsen. Ook is het zeer verslavend.


Politiek kan te veel invloed op rechterlijke macht uitoefenen, zeggen wetenschappers: ‘Een kwaadwillende minister heeft alle knoppen om aan te draaien’

De onafhankelijkheid van de Nederlandse rechtspraak ten opzichte van de politiek is „boterzacht” en daarom zijn „ingrijpende, stelselmatige verbeteringen noodzakelijk”. Met deze alarmerende conclusie roept een groep eminente rechtsgeleerden in de onderzoeksbundel Constitutionele waarborgen op tot verschillende wetswijzingen. Daarmee moet voorkomen worden dat politici – zoals in Polen en Hongarije – de rechtspraak naar hun hand zetten. De bundel wordt donderdag in Den Haag gepresenteerd.

„Een kwaadwillende minister heeft alle knoppen al klaar om aan te draaien”, waarschuwt hoogleraar rechtspleging in rechtsfilosofisch perspectief Jonathan Soeharno in zijn werkkamer van de Universiteit van Amsterdam. Met staatsrechtwetenschappers Jerfi Uzman en Niels Graaf stelde hij de onderzoeksbundel samen in opdracht van de Stichting Onderzoek Rechtspleging. Zeven andere voorname juristen, onder wie hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans en oud-president van de Hoge Raad Geert Corstens, schreven mee.

Directe zeggenschap

Rode draad zijn hun zorgen over het gebrek aan waarborgen voor de onafhankelijkheid van de rechtspraak ten opzichte van de politiek. Die zorgen concentreren zich rond de Raad voor de rechtspraak: het in 2002 opgerichte bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor het rechterlijke beleid en de bedrijfsvoering van de elf rechtbanken en vier gerechtshoven in het land.

Via de Raad, die onder het ministerie van Justitie valt, heeft de regering directe zeggenschap over de financiering, bedrijfsvoering en personele invulling van de gerechten, lichten de rechtsgeleerden uit. Zo draagt de minister de leden van de Raad en de president van de gerechten voor voor benoeming en ontslag en kan hij dwingende aanwijzingen geven aan de Raad en gerechtsbesturen – ook over personeelsaangelegenheden. Daarnaast kan de minister besluiten van de Raad en (indirect) de gerechten vernietigen.

„Als je kijkt naar de hiërarchische positie van de rechterlijke macht ten opzichte van de politiek, dan is de situatie in Nederland nog zwakker dan in Polen en Hongarije voor het misging. In die landen zijn op grote schaal rechters benoemd op basis van hun loyaliteit aan de regering terwijl niet regeringsgezinde rechters monddood gemaakt werden via bijvoorbeeld het tuchtrecht. Daar had je wetswijzingen nodig om de rechterlijke macht te plooien. Dat is in Nederland niet nodig”, zegt Soeharno.

De urgentie zit erin dat een kwaadwillende politicus geen enkele wetswijziging nodig heeft om de rechterlijke macht naar zijn hand te zetten

„Wij zien bovendien in Nederland omstandigheden die zich ook in Polen en Hongarije voordeden, zoals anti-institutioneel sentiment, bijvoorbeeld door het neerzetten van rechters als een soort kwaadaardige elite- en politici die zich openlijk negatief uitlaten over rechters.”

Schetst u niet vooral een theoretisch gevaar? Uw onderzoek benoemt ook de goede rechtsstatelijke cultuur in Nederland die politieke inmenging in de rechtspraak voorkomt. Waarom het systeem op de schop gooien als een dreiging zich niet manifesteert?

„Nóg niet manifesteert. De urgentie zit erin dat een kwaadwillende politicus geen enkele wetswijziging nodig heeft om de rechterlijke macht naar zijn hand te zetten. Als je kijkt naar de maatschappelijke verhoudingen, de polarisatie, en het feit dat politici steeds makkelijker openlijk kritiek uiten op de rechtspraak, dan zie je dat de spanningsvelden worden opgezocht. We moeten ook niet vergeten dat de PVV, toen het gedoogsteun leverde aan het kabinet-Rutte I in 2011 en 2012, bij de benoeming van twee leden van de Hoge Raad heeft dwarsgelegen. In verkiezingsprogramma’s heeft de partij opgenomen dat falende rechters moeten kunnen worden ontslagen. En dit is nu de grootste partij van Nederland. Het is goed dat de huidige coalitie afspraken heeft gemaakt over de rechtsstaat. Wij denken dat de wijzigingen moeten worden doorgevoerd voordat de dreiging zich daadwerkelijk manifesteert.”

Welke onderzoeksaanbevelingen vindt u het belangrijkst?

„Dat zijn er twee. De minister moet op afstand komen te staan van de benoemingen van de Raad voor de rechtspraak en de gerechten. Dat is heel belangrijk, want daarmee knip je de invloedlijn door die de minister heeft. Daarnaast zou er een aparte begroting voor de rechterlijke macht moeten komen, in plaats van dat die, zoals nu, onderdeel uitmaakt van de justitiebegroting. Dat past veel beter bij een staatsmacht. Bij de Algemene Rekenkamer en Ombudsman is er ook een dergelijk begrotingssysteem.”

Waarom stellen jullie dat juist de huidige structuur van de tuchtrechtspraak een risico voor politieke beïnvloeding is?

„In het draaiboek van autocratische regimes is tuchtrecht het favoriete middel om rechters in toom te houden. In Nederland werkt het tuchtrecht voor rechters langs twee wegen: via de procureur-generaal bij de Hoge Raad met een arrest dat iedereen kan lezen, en via de president van de rechtbank die niets openbaar maakt. Via die laatste route zou de minister invloed kunnen uitoefenen omdat hij ook de president benoemt en herbenoemt. We hebben gelukkig de cultuur dat het niet gebeurt, maar het kán wel.”

Er klonken eerder soortgelijke waarschuwingen over het Nederlandse systeem, bijvoorbeeld vanuit de Raad van Europa. Toch leidde dat niet tot veranderingen. Waar ligt dat volgens u aan?

„Voor de zomer is een motie van D66-Kamerlid Joost Sneller aangenomen die de regering oproept met een wetsvoorstel te komen om de benoeming van de leden van de Raad voor de rechtspraak op afstand van de minister te plaatsen. Er waren vier partijen tegen die motie: PVV, BBB, Forum voor Democratie en de VVD. De urgentie wordt kennelijk niet overal even sterk gevoeld.”

Lees ook

‘Een nieuw hoofdstuk voor Polen’: Brussel staakt strafprocedure vanwege afbreuk rechtsstaat

De Poolse premier Donald Tusk tijdens een toespraak in Warschau op 24 april.


Groningse scholen krijgen extra geld voor muziek, theater of sportlessen (maar het mag ook naar taal en rekenen)

Kinderen op basisscholen in Groningen en Noord-Drenthe krijgen vanaf september volgend jaar twee tot zes uur extra les. Op scholen waar leerlingen onderpresteren in taal en rekenen kan daar extra les in worden gegeven, maar het geld mag ook worden besteed aan muzieklessen, handvaardigheid, tekenles, theaterles of sportieve activiteiten. „Het is structureel geld, voor dertig jaar”, zegt Henk Nijboer. „Zo kunnen scholen tegelijk iets doen om de achterstanden bij kinderen weg te werken én vakmensen een goed contract te bieden.”

Het voormalig Tweede Kamerlid (PvdA) is een van de twee kwartiermakers die door het vorige kabinet en de regio zijn aangewezen om plannen te maken die de leefbaarheid en het economisch perspectief van het voormalige gaswinningsgebied verbeteren. Nijboer is verantwoordelijk voor de sociale agenda, voormalig Rabobankbestuurder Jakob Klompien richt zich op de economische agenda. Zij hebben allebei 100 miljoen euro per jaar te verdelen. Het geld voor ‘Nij begun’ (nieuw begin) kwam vrij nadat de parlementaire enquêtecommissie die de gaswinning onderzocht had geconcludeerd dat Nederland een ‘ereschuld’ aan de provincie heeft die moet worden ingelost.

Henk Nijboer in zijn tijd als Kamerlid (PvdA).
Foto Lex van Lieshout

Waarom krijgen alle kinderen in Groningen extra lesuren, niet alleen kinderen in het aardbevingsgebied?

„De sociale en de economische agenda zijn bedoeld voor alle tien Groningse gemeenten en drie gemeenten in Noord-Drenthe, zo is het destijds afgesproken. Er zijn best wel veel zorgen over jongeren, eigenlijk in heel Nederland. Mentaal gaat het niet goed en op onderwijsgebied zijn er achterstanden. Daarom krijgen in het gebied waarvoor wij plannen maken alle kinderen in groep drie tot en met groep acht in elk geval twee uur extra les. Op scholen waar de grootste achterstanden zijn, bijvoorbeeld in Oost-Groningen, kan dat oplopen tot zes uur.”

U zegt: er zijn onderwijsachterstanden. Maar scholen hoeven het geld niet per se aan taal- of rekenles te besteden. Waarom niet?

„Het is aan scholen zelf om te bepalen wat ze met de extra lestijd doen. Het kunnen taal- en rekenlessen zijn, maar ook zwemlessen. De achterstanden bij kinderen zijn breder dan alleen taal en rekenen, het gaat om hun hele ontwikkeling. We willen hun leven verrijken door ze bijvoorbeeld de kans te geven om een muziekinstrument te bespelen of meer te bewegen, want dat laatste is ook best een groot probleem.”

Het voordeel van structureel geld is dat je mensen een contract kunt geven

U bent gaan kijken bij gemeenten die al extra investeren in onderwijs. Wat leerde u daar?

„Klopt, ik heb scholen in de regio bezocht waar al geëxperimenteerd wordt met extra lesuren, maar ik heb ook gekeken in Rotterdam-Zuid en Heerlen-Noord, waar een Nationaal Programma loopt om achterstanden weg te werken. Daar zijn de ervaringen positief, de schoolresultaten gaan echt omhoog. Ik was best wel onder de indruk. En ik ben bijvoorbeeld ook in Kerkrade geweest, waar de Universiteit Maastricht onderzoek doet naar het effect van de ‘verrijkte schooldag’. Daar hoorde ik over een onverwacht bijeffect: na twee, drie jaar werd er ook veel minder gepest.”

Zijn er genoeg leraren om al die extra lesuren gegeven?

„Daar hebben we over gesproken met de scholen. Het is zeker een uitdaging om genoeg mensen voor de klas te hebben, al is het lerarentekort bij ons kleiner dan in de Randstad. Maar ik denk dat het gaat lukken. We hebben hier in het Noorden een bloeiende cultuursector en een sportopleiding, het CIOS. Er zijn genoeg theaterdocenten, muziekleraren en sportinstructeurs die graag twee of drie dagen voor de klas willen staan. Er is heel veel animo. Het voordeel van structureel geld is dat je mensen een contract kunt geven.”

Dit is het begin van meer plannen. Kunt u al een tipje van de sluier oplichten over de rest?

„Nog even geduld, in januari presenteren we het hele pakket.”

Lees ook

De ene na de andere Groninger komt met plannen om het leven in het aardbevingsgebied beter te maken

Een ‘tiny forest’ in Winschoten. Het mini-bos is een van de projecten die eerder geld kregen van het Nationaal Programma Groningen.


Brabantse criminelen zijn stelselmatig onderschat. Dus kon Brabant een xtc-walhalla worden

Piet Verhagen zit op 17 september 2000 samen met zijn vrouw Ria, zijn broer Sjef en diens vriendin op de bank als er tegen elf uur ’s avonds op het raam van hun huis aan de Reitse Hoevenstraat in Tilburg wordt geklopt. Ze zijn die avond uit eten geweest en nemen nog een afzakkertje, terwijl het vierjarige zoontje van Piet en Ria boven ligt te slapen.

Op het moment dat ze opstaan, begint een man te schieten met een automatisch wapen. De ramen van het monumentale wevershuisje zijn voorzien van kogelwerend glas, maar dat mag niet baten: de woning wordt doorzeefd met 84 kogels.

Na de eerste twee salvo’s liggen Piet (47), Ria (38) en Sjef (39) op de grond en krijgen ze een genadeschot „om er zeker van te zijn dat ze dood zijn”, volgens vertrouwelijke politie-informatie. De schutter stapt daarna achter op een motor van een handlanger die staat te wachten. De politie treft de zwaargewonde vriendin van Sjef aan. Ze heeft de schietpartij overleefd omdat ze net op tijd de woonkamer uit wist te vluchten. Ook het zoontje van Piet en Ria overleeft het brute geweld. Hij wordt, gehuld in zijn dekbed, door de politie overdragen aan medewerkers van slachtofferhulp.

Piet Verhagen is een telg uit een beruchte Tilburgse familie: hij wordt ook wel Schele Piet genoemd, vanwege een oogaandoening. Verhagen maakt in de jaren zeventig deel uit van de ‘Kempenbende’, een groep die met veel geweld overvallen pleegt in de Brabantse regio De Kempen, ten zuiden van Eindhoven en Tilburg.

In het begin van de jaren negentig legt Verhagen zich toe op andere illegale activiteiten: de productie van xtc, een markt die al snel wordt gedomineerd door criminele netwerken uit Brabant. Deze partydrug wint snel aan populariteit in Nederland met de opkomst van een nieuwe muziekstroming: acid house en dance.

Ondanks het gruwelijke karakter van de aanslag op Verhagen krijgt de drievoudige moord in de landelijke pers weinig aandacht. De vraag is waarom. Het is geen geheim dat op dat moment ruwweg 75 procent van de mondiale vraag naar xtc vanuit Brabant wordt bediend.

Het geld daarmee wordt verdiend leidt in het Brabantse tot de nodige spanning, zo blijkt uit de gewelddadige dood van Piet Verhagen. Maar een serie liquidaties in de Amsterdamse onderwereld eist in de zomer van 2000 alle aandacht op, tot ergernis van goed ingevoerde politiemensen uit het zuiden. „Alsof heftige gebeurtenissen in het Brabantse xtc-milieu geen betekenis hadden voor de onderwereld in heel Nederland”, zegt een bron binnen de politie.

Hoe komt het dat de impact van de georganiseerde misdaad in Brabant zo lang is onderschat? En wat zijn daarvan de gevolgen geweest?

Witte koets

De Verhagens worden op zaterdag 23 september 2000 onder massale belangstelling begraven. De kerk waar afscheid wordt genomen, kan de circa 750 bezoekers amper aan. Daarna begeleidt een lange stoet van witte Amerikaanse auto’s, voorafgegaan door een wit rijtuig, getrokken door twee paarden bedekt met witte kleden en witte veerpluimen op hun hoofd, hen naar de Tilburgse begraafplaats Broekhoven.

De stoet wordt begeleid door twintig motorrijders, van wie sommige rijden in de clubkleuren van de Hells Angels. Onder hen bevindt zich volgens de politie vermoedelijk Jan Femer. Femer, zoon van een politieagent, heeft in de loop der jaren een stevige reputatie opgebouwd in de Amsterdamse onderwereld.

De politie rolt een xtc-lab in Oisterwijk op, 2006.
Foto Erik Haverhals

Femer staat samen met Stanley Hillis en Mink Kok aan het hoofd van een crimineel gezelschap dat mede dankzij de handel in xtc zeer invloedrijk is in Amsterdam. De Snor, een bijnaam die Femer dankt aan zijn imposante hangsnor, heeft veel zaken gedaan met Piet Verhagen. Ze zien elkaar volgens politiestukken regelmatig op een recreatiepark in Loenen aan de Vecht, een dorp aan de A2 tussen Amsterdam en Utrecht, waar Verhagen een huisje had.

Na de begrafenis van de Verhagens parkeert Jan Femer zijn Volkswagen Golf rond zeven uur die zaterdagavond op de Haarlemmerdijk in Amsterdam. Daar heeft hij nog een afspraak bij een pizzeria. Voordat Femer kan uitstappen komt een gewapende man aangelopen die van dichtbij meerdere keren op hem schiet en daarna achterop een klaarstaande motor stapt om te vluchten. Jan Femer sterft achter het stuur van zijn auto, 56 jaar oud.

Twee weken later is het weer raak in Amsterdam, op 10 oktober 2000. Vlak bij zijn penthouse in Buitenveldert wordt Sam Klepper vermoord, een crimineel met een gewelddadige reputatie. Hij staat tot zijn dood op goede voet met de in die tijd invloedrijke motorclub Hells Angels en is goed bevriend met Jan Femer.

Gezien die vriendschap en de periode van nog geen drie weken tussen de liquidaties, ontstaat bij de politie de gedachte dat de moorden in Amsterdam en Tilburg iets met elkaar te maken hebben. Maar klopt dat ook?

Bijzondere powerpoint

Nog geen half jaar na de moorden van Verhagen, Femer en Klepper presenteert een team van de Amsterdamse politie in een vertrouwelijke vergadering vier scenario’s die dit geweld zouden kunnen verklaren. De powerpointpresentatie van de rechercheurs telt 161 pagina’s.

Dit soort scenario’s, waarbij ook materiaal wordt gebruikt dat niet kan dienen als bewijs, wordt wel vaker gemaakt om richting te geven aan complex politie-onderzoek. In het eerste scenario wordt een link gelegd tussen de moorden op Jan Femer en Piet Verhagen.

Binnen de groep van Verhagen is een conflict ontstaan over grondstoffen voor de xtc-productie. Dat zou uit de hand zijn gelopen en in 1998 tot de moord hebben geleid op Noud Waterschoot, een pillendraaier uit Valkenswaard. Femer en Verhagen waren bevriend met hem en behoorden tot de groep mannen die de kist van Waterschoot naar zijn graf hebben gedragen.

Als mogelijke opdrachtgever van die moord wordt Peer Schoofs genoemd, met wie Verhagen en Waterschoot jarenlang hebben samengewerkt. Schoofs komt uit Eersel en wordt vanwege zijn goede contacten met Amsterdamse criminelen rond de eeuwwisseling gezien als een zeer invloedrijke figuur in de Brabantse drugsindustrie.

Het conflict tussen Schoofs en Verhagen over de dood van Waterschoot is in de zomer van 2000 weer opgelaaid, noteert de politie. Zo hebben Schoofs en Verhagen elkaar in het openbaar met de dood hebben bedreigd. „Ik schiet ’m kapot”, zeggen beide mannen over elkaar.

Saillant detail in de stukken is dat Peer Schoofs bij de Brabantse politie kennelijk in beeld is gekomen als de opdrachtgever voor de moord op Waterschoot. Maar vanwege „capaciteitsproblemen” is zijn rol niet onderzocht. In het voorjaar van 2001 wordt Schoofs wel gehoord als verdachte van de moord op Verhagen. Maar dat levert niks op. Schoofs wordt niet vervolgd, en de daders en opdrachtgevers van de drievoudige moord op de Verhagens worden nooit gevonden.

Twee andere scenario’s om de moorden in Amsterdam en Brabant te verklaren draaien ook om controle over de handel in xtc. De eerste gaat over controle van de smokkel naar Spanje en de tweede over een xtc-transport naar Engeland waarbij een tweetal mannen niet zou zijn betaald. Die mannen zouden daarop een aantal Joegoslaven hebben ingehuurd om hun geld op te eisen.

Maar dat citaat komt niet verder dan een column in het Brabants Dagblad. Ondanks dit soort gerechtelijke uitspraken verdwijnt het gegeven dat Brabantse criminelen als Schoofs zo’n 75 procent van de mondiale xtc-markt bedienen in de publiciteit helemaal uit het beeld. In plaats daarvan wordt het conflict in de Amsterdamse onderwereld de centrale verhaallijn in de jaren die volgen, in de media maar ook bij de opsporingsdiensten. Ook zij laten zich leiden door beeldvorming.

Drugsafval in Drimmelen, 2018. Het vrachtwagentje werd aangetroffen op een bospad naar natuurgebied De Worp.
Foto Marcel van Dorst

Joegoslaven die al een decennium overhoop liggen met Sam Klepper, spelen ook een rol in scenario vier. Dat gaat uit van de gedachte dat de moord op Femer een waarschuwing was aan het adres van Klepper. En dat Klepper uit door diezelfde Joegoslavische groep is vermoord.

Daar wordt nooit bewijs voor gevonden. Wel is er reden om aan te nemen dat een groep Amsterdamse criminelen onder het mom van dreiging van Joegoslaven de weduwe van Klepper ruim tien miljoen afhandig heeft gemaakt. Het is een klassieke vorm van afpersing, die door criminelen uit het Amsterdamse milieu tot verdienmodel is ontwikkeld.

Narcostaat Nederland

Twee jaar na de interne presentatie lekt de powerpointpresentatie van de Amsterdamse politie uit. Ongeveer een derde van het 161 pagina’s tellende document blijkt te circuleren in de onderwereld. In het voorjaar van 2003 komt dat materiaal bij journalisten terecht. Televisieprogramma Zembla onthult een deel van de stukken en ook misdaadjournalist Bas van Hout maakt er gebruik van voor zijn televisieprogramma Crime Café.

Ook een aantal andere vertrouwelijke stukken over het conflict in Amsterdam blijken gelekt. En dat heeft grote gevolgen voor de beeldvorming over het drugsgeweld. Vanaf nu domineert de oorlog in de Amsterdamse onderwereld de berichtgeving en sneeuwen alle verwijzingen naar Brabant en de productie van xtc sneeuwen onder.

De naam van de Eindhovenaar Peer Schoofs wordt nergens meer genoemd. En dat terwijl Schoofs nog geen jaar daarvoor is veroordeeld voor de smokkel van 3 miljoen xtc-pillen die hij wilde omruilen voor een lading cocaïne. Het levert hem uiteindelijk een gevangenisstraf op van bijna twaalf jaar, met de aantekening van het hof in Den Bosch dat Schoofs met zijn strafbare gedrag „de naam van Nederland als ‘Narcostaat’ in de wereld heeft bevestigd”.

Die dynamiek is heel herkenbaar, vertelt de Brabantse misdaadjournalist Hessel de Ree. Hij werkt sinds het begin van de jaren negentig voor het Brabants Nieuwsblad, inmiddels gefuseerd met concurrent De Stem, en heeft de opkomst van de Brabantse xtc-boeren van dichtbij meegemaakt. „We hielden toen kantoor in Roosendaal”, vertelt De Ree, „midden in het gebied waar het ene xtc-laboratorium na het andere werd ontdekt. Met name rond Sint Willebrord zaten veel producenten.”

Met een aantal drugscriminelen uit die tijd heeft De Ree nog altijd contact. „Journalistiek is dat aantrekkelijk, maar het zegt ook iets over de aanpak van die criminele sector”, aldus De Ree. „Ik ga over een tijdje met pensioen, maar deze sector verdwijnt nooit meer uit Brabant.”

Dat is de prijs van de onderschatting. „Rond de eeuwwisseling liepen hier een paar grote zaken waarbij Brabantse criminelen heel nadrukkelijk samenwerkten met kopstukken uit de Amsterdamse onderwereld”, vertelt De Ree.

Dat er in het Brabantse criminele milieu ook liquidaties werden gepleegd, deed er kennelijk niet toe.

Hessel de Ree
Misdaadjournalist

„Wat me toen al opviel is dat die rechercheteams uit Brabant en Amsterdam niet met elkaar samenwerkten. Of het nou over drugs ging of over geweld dat rond de eeuwwisseling echt toenam in het Brabantse: wat hier allemaal gebeurde interesseerde de Amsterdammers niet.”

Het is een echo van de woorden van politiebronnen die in die tijd betrokken waren bij de misdaadbestrijding in Brabant. „Als ik bij de korpsleiding in Den Haag om hulp vroeg omdat de recherche in Brabant het niet meer aankon”, vertelt een goed geïnformeerde politiebron, „was het antwoord dat het echte probleem in Amsterdam zat, vanwege het vele geweld. Daar ging de aandacht naar toe. Dat er in het Brabantse criminele milieu ook liquidaties werden gepleegd, deed er kennelijk niet toe.”

Tegen emeritus hoogleraar bestuurkunde Pieter Tops omschrijven politiebronnen de Brabantse onderwereld als „keutercriminelen”. Hun activiteiten werden door de politie in de randstad gezien „als eenvoudige en weinig bedreigende misdaad”.

Corruptie als exportproduct

Het uitlekken van de powerpointpresentatie en de andere vertrouwelijke documenten leidt tot een rijksrecherche-onderzoek. Het gaat hier om interne stukken, die nooit met derden zijn gedeeld en daarom wel gelekt moeten zijn door een opsporingsambtenaar.

Drie jaar later, in 2006, worden rechercheur Sjaak Kist en een oud-collega van hem aangehouden als verdachten in dit onderzoek. Het leidt tot een slepende strafzaak met grote krantenkoppen over de twee. Ondanks alle ophef worden ze tot twee keer toe vrijgesproken omdat er onrechtmatig zou zijn afgeluisterd.

De Hoge Raad is het daar echter niet mee eens en oordeelt dat de zaak opnieuw moet worden behandeld. Daarna worden de twee toch veroordeeld tot relatief kleine straffen. Sjaak Kist schrijft er een boek over: Onder de pet, een verwijzing naar de bijnaam ‘De Pet’ die voor corrupte agenten vaak wordt gebruikt. Daarin ontkent Kist alle beschuldigingen. Of hij de powerpointpresentatie heeft gelekt, is nooit vastgesteld.

Voorafgaand aan de begrafenisoptocht voor de vermoorde Sam Klepper, in 2000, verzamelden vrienden zich bij de poort van het Hells Angels-clubhuis in Amsterdam.
Foto Maurice Boyer

In de periode dat dit onderzoek onder de rechter is, speelt er in Brabant ook een corruptie-affaire. Maar die krijgt nauwelijks aandacht ondanks de internationale allure. Het gaat om omkoping van een van de hoogste politiebazen in Australië: Mark Standen.

De zaak komt in beeld in 2006, als Nederlandse rechercheurs in een afgeluisterd gesprek horen over de corruptie. De Australiërs worden getipt over een ‘crooked hat’. De schok is groot, omdat Standen toegang heeft tot vrijwel alle informatie over onderzoek naar Nederlandse criminele netwerken die xtc en andere synthetische drugs naar Australië smokkelen.

Uiteindelijk blijkt dat Standen een informant heeft geworven die werkte voor een Nederlands xtc-kartel. De man, de deels in Tilburg woonachtige Brit Jimmy Kinch, wordt gepakt voor xtc-smokkel, maar uiteindelijk niet vervolgd omdat hij bereid is informatie te delen met Standen over „the Dutch cloggs”: de Brabantse pillenmaffia.

Wat niemand weet is dat Standen behalve informatie ook honderdduizenden euro’s ontvangt van zijn Britse informant. Zo ontstaat uiteindelijk een situatie waarbij ongeveer drie jaar lang vertrouwelijke informatie van de Nederlandse politie over drugssmokkel naar Australië via Standen en Kinch terechtkomt bij criminele groepen waar de informatie betrekking op heeft: Brabantse xtc-kartels.

Je hebt de machtige Amsterdamse onderwereld en keutercriminelen uit Brabant. Waar komt dat beeld vandaan?

Nadat het lek is ontdekt, duurt het nog bijna twee jaar voordat voldoende bewijs is verzameld om Standen en Kinch te kunnen vervolgen, niet alleen vanwege corruptie, maar ook voor drugssmokkel met een groep Nederlandse criminelen.

Dat Brabantse criminelen drie jaar lang op de hoogte waren van politie-onderzoek naar xtc-smokkel richting Australië, hun grootste afzetmarkt, haalt het nieuws niet. De Nederlandse politie heeft zelf wel onderzoek gedaan naar de vraag hoeveel onderzoeken daardoor zijn stukgelopen, zeggen verschillende politiebronnen. Maar het rapport daarover is geheim gebleven.

Waar de Amsterdamse corruptiezaak rond ‘De Pet’ jarenlang publiciteit genereert zonder dat duidelijk wordt welke informatie hij nou gelekt zou hebben, wordt een onderzoek naar de concrete gevolgen van een internationale corruptie-affaire die deels draait om Brabantse pillendraaiers stilgehouden. Dat houdt het bestaande én vertekende beeld over het Nederlandse criminele milieu in stand: je hebt de machtige Amsterdamse onderwereld en keutercriminelen uit Brabant. Waar komt dat beeld vandaan?

Een historische verklaring

Wetenschappers als de Tilburgse criminoloog Toine Spapens, veiligheids- en criminaliteitsexpert Hans Moors, cultuurhistoricus Gerard Rooijakkers en de eerder genoemde bestuurskundige Pieter Tops hebben zich allemaal over die vraag gebogen. Ze zien de basis van het succes van Brabantse criminele netwerken allemaal in de lokale smokkelcultuur die van generatie op generatie is overgedragen. Gecombineerd met een grote aversie jegens de overheid en een diepgewortelde zwijgcultuur blijkt die cultuur een goede voedingsbodem voor georganiseerde misdaad.

„Wat begon met stropen en smokkelen zette zich door met illegaal alcohol stoken of een drugslab runnen”, vertelt Rooijakkers. „In die zin is subversief gedrag in het Zuiden endemisch. En naar de politie lopen is in wel het allerlaatste wat je doet. Als je klikt, plaats je jezelf buiten de groep terwijl je van die overheid niets te verwachten hebt”, zegt Rooijakkers.

Sam Kleppers lichamelijk overschot wordt verplaatst onder begeleiding van Hells Angels, 2000. Hij was aspirant-lid van de motorclub.
Foto Marcel Antonisse/ANP

Naast die groepscultuur is er nog een tweede reden waarom criminaliteit in Brabant en Limburg vaak onzichtbaar blijft. Die heeft volgens Rooijakkers te maken de rol van de Katholieke kerk, die heel lang tot ver achter de voordeur een dwingende, in de praktijk niet zelden onleefbare moraal opdroeg. „Wie tegen de kerk piest, wordt zelf nat”, is volgens Rooijakkers niet voor niets een veelgebruikt gezegde. „Je trekt altijd aan het kortste eind. Om je aan die totalitaire, alle levensgebieden omspannende kerk te onttrekken, zocht je binnen de bestaande orde naar marges om je eigen ding te doen. Subversief gedrag als overlevingsstrategie was niet erg als het maar buiten het zicht bleef.”

Van alcohol tot designerdrugs

En zo is Nederland, bijna vijftig jaar nadat criminelen in Brabant en Limburg begonnen met het ombouwen van illegale alcoholstokerijen tot provisorische laboratoria voor de productie van amfetamine, nog altijd de grootste producent van synthetische drugs in West-Europa.

Interventies door opsporingsinstanties en het openbaar bestuur op landelijk en lokaal niveau hebben daar weinig aan veranderd. Amfetamine en xtc zijn, net als de gloeilamp van Philips en de anticonceptiepil van Organon, zeer succesvol exportproducten van Brabantse grond.

Rond de eeuwwisseling werd ten minste 75 procent van de mondiale vraag naar de feestdrug xtc geproduceerd in Nederland. Nu is dat naar schatting zo’n 50 procent. Om dat gedaalde marktaandeel op te vangen zijn Nederlandse drugskartels gaan innoveren.

Hollanders hebben een blinde vlek voor Brabant

Gerard Rooijakkers
Cultuurhistoricus

Sinds een jaar of tien wordt, naast amfetamine, xtc en daarvan afgeleide ‘designerdrugs’ zoals 3MMC, ook het zwaarverslavende crystal meth geproduceerd, al dan niet met hulp van Mexicaanse kartels. Ook worden steeds meer cocaïnelabs gevonden waar de laatste stappen van de raffinage worden gedaan. En de vrees is dat er binnenkort ergens in Nederland een lab wordt gevonden waar illegaal fentanyl wordt gemaakt, de synthetische vervanger van heroïne.

Dankzij die diversiteit aan activiteiten en producten heeft de synthetische drugsindustrie zich ontwikkeld tot een veelkoppig monster dat overal in Nederland opduikt. Dat is het loon van randstedelijke desinteresse en dedain, aldus Rooijakkers.

„Hollanders hebben een blinde vlek voor Brabant. Provinciale boeren, en dito slimheid, versus randstedelijke arrogantie. De kloof tussen stad en platteland bestaat niet alleen politiek maar ook crimineel.” Die desinteresse door Brabanders effectief is gecultiveerd, aldus Rooijakkers. „Zij zitten niet te wachten op respect van een ander. Anders gezegd: de Amsterdammers staan vooraan, de Brabanders kijken het aan.”

Het is een fatale mix als het gaat om bestrijding van georganiseerde misdaad, meent Rooijakkers. „Uiteindelijk hebben Brabantse en Limburgse criminelen het randstedelijk gebrek aan respect voor lokale opsporingsinstanties maximaal uitgebuit. Zo is een criminele industrie ontstaan die gezien zijn omvang en culturele verwevenheid heel moeilijk te controleren is.”


Aantal meldingen van seksueel geweld stijgt explosief. Mariëtte Hamer: ‘Mensen beseffen dat ze hulp kunnen zoeken’

Het aantal mensen dat zich meldt voor hulp na seksueel geweld of seksueel grensoverschrijdend gedrag stijgt explosief, meldt regeringscommissaris Mariëtte Hamer woensdag in een rapport aan het kabinet. In de periode 2020-2022 is het aantal meldingen met 37 procent gestegen tot ruim 40.000. In 2025 zullen de zes belangrijkste hulporganisaties zelfs 83 procent meer meldingen krijgen dan in 2020, verwacht Hamer. Ze baseert zich op onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut voor maatschappelijke vraagstukken. Hamer, regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld: „Ik vind het vervelend om te moeten zeggen, maar we zien een patroon in de samenleving van hoe mannen met vrouwen omgaan.”

De meldingen staan los van die bij de politie of bij vertrouwenspersonen van instellingen en bedrijven, ze komen van het Centrum Seksueel Geweld, Veilig Thuis, Slachtofferhulp Nederland, Centrum Veilige Sport Nederland, Helpwanted en Fier.

Hoe verklaart u de enorme stijging van de vraag naar hulp?

„Wat opvalt is allereerst de media-aandacht. We zagen een grote piek in meldingen na de uitzending van BOOS over The Voice. Kort daarna heeft het kabinet een nationaal actieprogramma ingesteld en mij aangesteld. Dat heeft ook een hoop publiciteit gegeven. Er waren voortdurend zaken in de media, van Marc Overmars bij Ajax tot incidenten bij politieke partijen. Ook het proces tegen Ali B gaf weer een piek. Aandacht genereert aandacht. Mensen gaan er thuis of op het werk over praten. Ze herkennen zichzelf in de verhalen en gaan zich melden voor hulp. Dus we hebben een probleem bij de kop waar mensen individueel mee zaten maar waar de samenleving dat eerder niet zo heeft gezien. Veel mensen melden zich vanwege gebeurtenissen uit het verleden. Er is dus ook sprake van een inhaalslag. Ook grote campagnes en nieuwe wetgeving hebben invloed.”

Regeringscommissaris Mariëtte Hamer.
Foto Hedayatullah Amid

Is het niet gênant dat slachtoffers pas om hulp durven te vragen na aandacht in de media?

„Wat slachtoffers is aangedaan, is heel lang ‘normaal’ gevonden. Ze schamen zich. Ze vragen zich af wat hun eigen aandeel in de zaak is geweest, of ze zelf iets fout hebben gedaan. Had ik mijn partner niet de deur moeten wijzen? Dat zit diepgeworteld. Ik noem zelf vaak een voorbeeld omdat het zo symbolisch is: een jonge vrouw zit in de trein. Er komt een man tegenover haar zitten en die begint zich af te trekken. En zij denkt: heb ik mijn grenzen wel goed aangegeven, hoort dit er nu eenmaal bij? Ik hoorde dat een politicus in een debat over een veilig klimaat voor vrouwen had gezegd dat vrouwen nu eenmaal niet altijd overal ’s avonds op straat kunnen lopen. Pardon? Dus als er aandacht in de media komt, zoals bij The Voice of de #MeToo-beweging, herkennen veel mensen zich en beseffen ze dat ze zich kunnen melden en hulp zoeken.”

chart visualization

Zijn er genoeg hulpverleners voor al die meldingen? En is de hulp effectief?

„De hulpverlening is nog versnipperd. Er kan meer worden samengewerkt. Ook moet er financiële ondersteuning komen als er pieken in de meldingen komen. Minder administratieve rompslomp. Sommige slachtoffers zijn gebaat bij laagdrempelige hulp, andere bij specialistische hulp. En waar wij erg voor pleiten, is dat er eerder wordt doorgevraagd. Soms komen mensen bij de huisarts met klachten als hoofdpijn terwijl ze eigenlijk een traumatische ervaring hebben met seksueel geweld. Als zoiets pas laat wordt herkend, dan wordt het trauma erger. Als wat jou is aangedaan niet wordt erkend, door een vertrouwenspersoon of door de politie of wie dan ook, dan verergert dat het trauma. De erkenning dat het niet jouw schuld is geweest, is belangrijk voor het helingsproces.”

Als er meer aandacht komt, zal het aantal meldingen dan ooit afnemen? Hebben we dan een andere samenleving?

„Dat hoop ik wel. Als de cultuur verandert, zal hopelijk het aantal meldingen dalen. We bekijken in verschillende sectoren hoe we het veiliger kunnen maken, en anders met elkaar leren omgaan. In de zorg, de techniek, de horeca, het onderwijs: noem maar op. We spreken met gemeenten over straatintimidatie. Wetgeving daarover en onlangs de twee eerste veroordelingen hiervoor helpen daarbij en hebben ook een preventieve werking. Maar wat ook helpt, is met mensen in gesprek gaan. En hopen dat mensen meer op elkaar gaan letten, in onze cultuur van machtsverhoudingen. Want daar gaat het vaak om. We zien al allerlei veranderingen door de emancipatie. Verandering van gedrag is een sluitstuk van het groeien naar gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen.”

Er zijn ook signalen van een tegenbeweging. Denk aan Andrew Tate. Wat vindt u daarvan?

„Er is een tegenbeweging. Er zijn mannen en soms ook vrouwen, die in dit huidige patroon iets te verliezen hebben. Daar zie je weerstand. Maar wat we steeds vaker zien, is een beweging van mensen die twijfelen of de aandacht voor seksueel grensoverschrijdend gedrag niet wordt overdreven, die voelen vooral handelingsverlegenheid. Ze zijn wel geneigd te veranderen maar ze weten niet hoe. Ik hoor mannen zeggen dat ze niet meer alleen met een vrouw in de lift stappen. Daar zit een soort angst achter. Aan die groep moeten we meer aandacht besteden. Want vrouwen zijn toch ook niet allemaal bang om met een man in de lift te stappen? Tegen die mensen zou ik willen zeggen: behandel de ander zoals je zelf behandeld wil worden.”

Lees ook

Mariëtte Hamer wil door ‘cultuurverandering’ grensoverschrijdend gedrag voorkomen: ‘Het draait uiteindelijk ook om zelf nadenken’

Mariëtte Hamer, regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld.


‘We moeten het met elkaar hebben over de behoedzaamheid van de euthanasiepraktijk’

Iedere dag nemen artsen beslissingen over leven en dood. Moet een behandeling worden gestaakt? Mag een patiënt thuis doodgaan? Krijgt de stervende een middel om het lijden te verlichten? Euthanasie, door middel van een injectie of een drankje, is het ingrijpendste besluit en kan verleend worden aan een wilsbekwame patiënt die ondraaglijk en uitzichtloos lijdt. In 2023 overleden meer dan negenduizend mensen op die manier – ruim 5 procent van alle sterfgevallen.

Verreweg de meeste patiënten krijgen euthanasie vanwege het lijden aan een lichamelijke ziekte. En hoewel de wet al ruim twintig jaar geen onderscheid maakt tussen lichamelijk en psychisch lijden, wordt euthanasie wegens psychisch lijden pas sinds tien jaar regelmatig toegepast – de laatste tijd neemt dat snel toe.

Tot tien jaar geleden ging het om minder dan vijftig gevallen per jaar. In 2021 waren het er voor het eerst meer dan honderd. In 2022 gebeurde het 115 keer en in 2023 was dat toegenomen met 20 procent: 138 keer. Dit jaar zet die trend voort. In de eerste zes maanden van 2014 werd 105 keer euthanasie verleend bij psychisch lijden. Het aantal jonge mensen van onder de dertig, die wegens psychisch lijden euthanasie kregen, verviervoudigde in die periode.

Lees ook

Vaker euthanasie bij jonge mensen wegens psychisch lijden

Vaker euthanasie bij jonge mensen wegens psychisch lijden – en psychiaters zijn er tot op het bot verdeeld over

Lijden

Deze zomer ontvlamde het debat over euthanasie bij psychisch lijden, met name bij jonge patiënten. In diverse media spraken vooral psychiaters hun zorgen uit, terwijl anderen benadrukten dat euthanasie bij psychisch lijden een belangrijke vorm is van zelfbeschikking, die toegankelijker zou moeten worden. „De zorgen die ik hoor gaan vooral over de behoedzaamheid van de euthanasiepraktijk”, zegt Radboud Marijnissen, voorzitter van de commissie Euthanasie van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), die de beroepsgroep vertegenwoordigt. „Is het wel zo behoedzaam als we ons allemaal hebben voorgenomen? Het gaat dan met name over de complexiteit van de zorgvuldigheidscriteria.”

De zorgen gaan bijvoorbeeld over het vaststellen van de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden en of jonge patiënten die psychisch lijden wel wilsbekwaam zijn. Waarom worden die aspecten van euthanasie als problematisch gezien?’

„Wilsbekwaamheid is het vermogen om een weloverwogen keuze te maken die gebaseerd is op een volledig begrip van de situatie. En als je een meer ingrijpende beslissing neemt – en euthanasie is natuurlijk enorm ingrijpend – dan vraagt dat om een hogere mate van wilsbekwaamheid.”

Die wilsbekwaamheid wordt onderzocht aan de hand van cognitieve criteria: iemand moet een logisch beredeneerde keuze kunnen maken. En daarbij de vooruitzichten begrijpen en die bij het besluit kunnen betrekken. Dat zijn algemeen geldende criteria, terwijl het vooruitzicht van de zelfgekozen dood natuurlijk uitzonderlijk is.

„Je moet bij het vaststellen van de wilsbekwaamheid bij een euthanasieverzoek met meer rekening houden”, vindt Marijnissen. „Met de context van die patiënt: wat doet er nou echt toe in diens leven en op basis waarvan neemt de patiënt deze beslissing? Dus het gaat niet alleen om de cognitieve invalshoek.”

Kun je die wilsbekwaamheid wel vaststellen bij iemand die psychisch ziek is?

„Daar zit een zorg. Er is maar heel weinig wetenschappelijk onderzoek naar wilsbekwaamheid ten aanzien van euthanasieverzoeken gedaan.”

Zeker in het geval van euthanasie bij jonge patiënten die psychisch lijden, is het volgens Marijnissen zeer complex om die wilsbekwaamheid te toetsen: „Je kunt je voorstellen dat de toetsing bij mensen met een psychische aandoening, helemaal bij jonge mensen, om extra zorgvuldigheid vraagt. Wat doet er in het leven echt toe en hoe is het in verhouding met al het andere? Wat geef je op? Kun je dat overzien? Dat is in die groepen juist van het grootste belang om goed te beoordelen.”

Want, benadrukt Marijnissen: „Je moet weten wat je opgeeft als patiënt en een goed doorleefde keuze maken en niet vanuit je aandoening of vanuit je ziekte.” In de richtlijn van de NVvP staat die meervoudige benadering, waarbij de context van de patiënt een belangrijke rol speelt. Maar hoe individuele psychiaters daarmee omgaan, verschilt en is moeilijk te controleren – zo bleek afgelopen zomer in het ontvlammend debat.

Je moet weten wat je opgeeft en je moet een goed doorleefde keuze maken en niet een vanuit je aandoening of ziekte

Het lijden van de patiënt moet niet alleen ondraaglijk zijn maar ook uitzichtloos om in aanmerking te komen voor euthanasie. Kan iemand van twintig of achttien of zelfs jonger wel bepalen dat het leven uitzichtloos is?

„Dat is essentieel om te bespreken. En ik kan me goed voorstellen dat daar dilemma’s zitten voor psychiaters die het euthanasieverzoek van een jongere moeten beoordelen.”

Een eventuele wettelijke leeftijdsgrens, bijvoorbeeld op achttien jaar zoals in België, ligt in Nederland gevoelig. Invoering zou suggereren dat afgelopen jaren euthanasie is verleend aan mensen die dat dan niet meer zouden kunnen krijgen. Toch is het een van de onderwerpen die komend jaar, wanneer de NVvP de richtlijn van de beroepsgroep voor euthanasie gaat herzien, op tafel ligt. Er zijn binnen de NVvP prominente psychiaters die op basis van empirisch en wetenschappelijk onderzoek concluderen: onder de 25 moeten we – behalve in zeer uitzonderlijke gevallen – helemaal geen euthanasie bij psychisch lijden verlenen.

„Het gebeurt heel weinig dat euthanasie wordt verleend aan jonge mensen die psychisch lijden”, benadrukt Marijnissen allereerst, „maar het gebeurt wél. Dat vraagt natuurlijk om bezinning en dialoog over wat we daar als beroepsgroep van vinden, ook in de herziening van de richtlijn.”

Lees ook

Damiaan Denys: ‘De wens om niet te willen leven mag je niet gelijkstellen aan de wens om dood te zijn’

Damiaan Denys: ‘De wens om niet te willen leven mag je niet gelijkstellen aan de wens om dood te zijn’

Doodswens

Behalve voorzitter van de NVvP-commissie Euthanasie en lid van de commissie die zich komend jaar over de herziening van de richtlijnen gaat buigen, is Marijnissen voorzitter van het in 2023 opgerichte ThaNet. Marijnissen: „Dat is een landelijk kennisnetwerk gericht op ggz-zorgprofessionals die te maken hebben met mensen met een persisterende doodswens en met euthanasieverzoeken. ThaNet wil die zorg verbeteren.”

Al langere tijd zijn er geluiden van mensen die menen dat binnen de psychiatrie te weinig ruimte is om over een doodswens te praten. Zodra die wens persisterend blijkt, sluiten de deuren, zeggen zij.

Marijnissen benadrukt dat ThaNet niet verward moet worden met de ook in 2023 opgerichte stichting KEA. Bij die stichting zijn een aantal van de actiefste voorvechters en uitvoerders van euthanasie bij psychisch lijden aangesloten. Ze spelen een prominente rol in de richtingenstrijd die afgelopen maanden oplaaide binnen de beroepsgroep. KEA richt zicht vooral op patiënten met een euthanasieverzoek en hun naasten, maar heeft ook een artsennetwerk van wie sommigen zelf euthanasie verlenen.

Marijnissen: „ThaNet wil voor elkaar krijgen dat zorgprofessionals zich comfortabel voelen om de gesprekken over de dood te voeren en euthanasieverzoeken te beoordelen. Uiteindelijk is euthanasie een optie om het ondraaglijk lijden te stoppen, maar we zien het niet als behandeloptie. ThaNet richt zich daar niet op en heeft niet als expliciete doelstelling dat binnen de geestelijke gezondheidszorg meer euthanasie moet worden verleend.”

Dus nemen jullie afstand van die doelstellingen van KEA?

„Ja. We zetten ons in voor het beter bespreken van de persisterende doodswens en het zelf onderzoeken van euthanasieverzoeken binnen de geestelijke gezondheidszorg. Dan zou de handelingsverlegenheid om als behandelend psychiater euthanasie zelf te verrichten, kunnen afnemen. Maar het is niet een doel op zich. Het overgrote deel van de mensen die euthanasie wegens psychisch lijden aanvragen, krijgen die euthanasie uiteindelijk niet. Ze zien er zelf van af, of er zijn nog andere behandelmogelijkheden. Het spreken over de dood en de achtergronden van de doodswens spelen daar een belangrijke rol bij.

Lees ook

Meer jonge mensen vragen euthanasie, maar ze trekken zich vaak weer terug, ziet het expertisecentrum

Een folder in het Expertisecentrum Euthanasie in Den Haag.

„ThaNet richt zich vooral op dat eerste gedeelte van het traject: het bespreken van de doodswens en het onderzoeken van het euthanasieverzoek. We verwachten daarmee ook te kunnen bijdragen aan het probleem van de wachtlijst bij het Expertisecentrum Euthanasie. Juist ook de mensen op de wachtlijsten die níét voor euthanasie in aanmerking zullen komen, verdienen het om de gesprekken over de dood binnen de ggz te voeren; gesprekken die niet alleen gericht zijn op suïcidepreventie.”

Dat is een veelgehoord argument: dat het niet verlenen van euthanasie of het moeten wachten daarop, ertoe leidt dat mensen suïcide plegen. Voorkomt euthanasie suïcide?

„Helaas komt suïcide voor bij mensen die in een euthanasietraject zitten. Maar je kunt niet in het algemeen zeggen dat euthanasie suïcide voorkomt. Euthanasie moeten we dus niet inzetten als suïcidepreventie.”

Second opinion

Hulp bij zelfdoding is strafbaar, tenzij een arts conform de wettelijke richtlijnen euthanasie verleent. Daarvoor is het niet genoeg dat een arts vaststelt dat de patiënt ondraaglijk en uitzichtloos lijdt en wilsbekwaam is. Bij psychisch lijden is de second opinion van een tweede psychiater nodig en controleert een SCEN-arts (Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland) de zorgvuldigheid van het hele proces voorafgaand aan de euthanasie. Achteraf volgt een definitieve zorgvuldigheidstoets door de RTE (Regionale Toetsingscommissies Euthanasie).

Een belangrijke vraag onder psychiaters is of die toets volstaat, zeker omdat sommige uitvoerend euthanasie-artsen zich tegen het nut van een second opinion uitspreken. En nu mag een uitvoerend arts zelf op zoek gaan naar de second opinion.

Helaas komt suïcide voor tijdens euthanasietrajecten, maar je kunt niet in het algemeen zeggen dat euthanasie suïcide voorkomt

Ook gebeurt het regelmatig dat een psychiater die de tweede beoordeling doet, andere behandelmogelijkheden ziet, die vervolgens door de uitvoerend arts in overleg met de patiënt terzijde worden geschoven. In het RTE-verslag staat dan dat die second opinion „gemotiveerd [is] verworpen”, waarna de euthanasie alsnog het oordeel ‘zorgvuldig’ krijgt.

Marijnissen herkent de discussie. „We zullen daar in de herziening van de richtlijn aandacht aan moeten besteden. Maar ik kan nu niet zeggen wat daar uitkomt, want het klopt dat daar heel verschillend over wordt gedacht. Ik vind het zelf van belang om bij een second opinion uitvoerig en bij herhaling met een patiënt te spreken. Dat geldt overigens niet alleen voor jongeren, maar voor alle patiënten. We moeten dat zeer zorgvuldig doen, want wat je doet in een second opinion is heel belangrijk: de wilsbekwaamheid en de uitzichtloosheid onderzoeken. Ik vind het belangrijk dat dit bij de herziening van de richtlijn aan de orde komt. En waar het zorgvuldiger kan, moet dat ook. Dus moeten we kijken of dat verder gespecificeerd moet worden bij jongeren. Nu staat al in de richtlijn dat de leeftijd meegenomen moet worden in de beoordeling van de wilsbekwaamheid, maar of dat genoeg is, zal zeker aandacht krijgen.”

Praten over zelfdoding kan gratis, anoniem en 24/7 bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of chat op 113.nl.


Ondanks de waarschuwingen verdubbelde het aantal asielkinderen in noodopvang: ‘We zijn door morele ondergrens gezakt’

Het aantal kinderen dat tijdens de asielprocedure in een noodopvang, zoals een gymzaal, evenementenhal, schip of hotel moet zitten, is in twee jaar tijd verdubbeld. Deze zomer sliepen bijna 5.600 kinderen in een onderkomen dat enkel tijdelijk als opvangplek is ingericht. In 2022 ging het nog om zo’n 2.300 kinderen.

Dat blijkt uit cijfers van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De gegevens zijn opgevraagd en dinsdag gepubliceerd door het Kinderrechtencollectief. In opdracht van de Nederlandse overheid en het Kinderrechtencomité van de Verenigde Naties houdt deze organisatie de naleving van kinderrechten in Nederland in de gaten.

„Kinderen in de noodopvang zijn overgeleverd aan het toeval”, zegt Marc Dullaert, voorzitter van het Kinderrechtencollectief. „Vaak is het er vies en onveilig. Veel kinderen slapen en eten slecht en zijn somber. Ook lopen ze vaak hun inentingen voor mazelen en kinkhoest mis: het is wachten op een uitbraak.” De abrupte en frequente verhuizingen door Nederland spelen kinderen volgens Dullaert eveneens parten. „Aan het recht om binnen drie maanden onderwijs te krijgen wordt vaak niet voldaan.”

Waarschuwingen

Voor de schrijnende omstandigheden in veel noodopvanglocaties is al meermaals gewaarschuwd. Het COA, dat de plekken uitbaat, geeft op haar eigen website toe dat het „kwaliteits- en voorzieningenniveau” in de noodopvang inderdaad „vaak lager” is. Het VN-Kinderrechtencomité riep in 2022 reeds op de „benarde situatie” van kinderen in de noodopvang „te verbeteren”.

Vorig jaar stelden de Inspectie Justitie en Veiligheid, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, de Inspectie van het Onderwijs en de Arbeidsinspectie dat de rechten van kinderen in de noodopvang onder enorme druk staan. Volgens deze controlerende instanties van de Nederlandse overheid blijven asielkinderen doorgaans „lange tijd” verstoken van onderwijs, gezondheidszorg, privacy en veiligheid.

Lees ook

De gezondheid en ontwikkeling van duizenden asielkinderen wordt bedreigd door slechte opvang

De meeste asielkinderen hebben volgens vier inspecties onvoldoende toegang tot onderwijs en  gezondheidszorg, en een gebrek aan privacy en veiligheid.

Ondanks alle alarmbellen verbeteren de omstandigheden in de ad-hoc geconstrueerde noodopvangplekken amper. „Die locaties zijn ook helemaal niet ingesteld op stabiele opvang”, zegt Dullaert. „Dat kinderen toch naar een noodopvang moeten, komt omdat Den Haag twee jaar geleden besloot te snijden in het aantal reguliere opvangcentra.”

„Als de spreidingswet straks van tafel gaat, wordt de druk op de noodopvang nog groter”, zegt Dullaert. „Dat betekent dat de rechten van kinderen nog meer onder druk komen te staan. We zijn als Nederland door een morele ondergrens gezakt.”


Voor Nederlandse aanhangers van Gülen is het gevaar na zijn overlijden niet weg

Toen Saniye Calkin uit Amsterdam maandagochtend hoorde dat Fethullah Gülen niet meer leefde, kwamen de emoties meteen omhoog. Niet alleen omdat ze hem een keer of vijf ontmoette, in zijn woonplaats in de Amerikaanse staat Pennsylvania, maar vooral omdat Gülen haar al dertig jaar inspireert. „Het deed pijn toen ik het hoorde en het doet pijn nu ik erover praat. Het raakt me enorm. Ik zal hem gewoon ontzettend missen.”

Geestelijk leider Fethullah Gülen is op 83-jarige leeftijd overleden, zo meldde zijn familie maandagochtend op X. Gülen woonde sinds 1999 in ballingschap in de Verenigde Staten en wordt gezien als een van de belangrijkste critici van de Turkse regering en een rivaal van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan. Nadat Gülen in 2016 door Erdogan verantwoordelijk werd gehouden voor een mislukte staatsgreep werd Gülens beweging door de Turkse regering uitgeroepen tot een terreurbeweging. Aanhangers werden vervolgd of ontslagen.

Lees ook

Fethullah Gülen hielp Erdogan aan de macht te blijven en werd daarna staatsvijand nummer één

Fethullah Gulen in Saylorsburg, Pennsylvania, in 2013.

Ook in Nederland heeft Gülen aanhangers. Saniye Calkin is onderdeel van de Hizmetbeweging, ook bekend als de Gülenbeweging. Ze vertelt dat Gülen haar leerde hoe belangrijk het is om in gesprek te blijven en maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen om polarisatie weg te nemen. Dat geldt ook voor andere aanhangers van de Nederlandse Gülenbeweging, zoals Ahmet Taskan uit Utrecht, Mehmet Cerit uit Schiedam en Alper Alasag uit Rotterdam. Dat Gülen achter de coup zou zitten, daar gelooft het viertal niet in.

Wel hebben ze last gehad van de steun voor Gülen die zij openlijk uitspraken, vooral in de jaren na 2016. „De politie benaderde me kort na de coup, omdat er signalen waren dat ik aangevallen zou kunnen worden”, vertelt Taskan. Zijn huis en zijn werkplek werden beveiligd. Calkin werd telefonisch en online bedreigd nadat ze zich in een krant uitsprak als aanhanger van Gülen.

Alper Alasag vertelt hoe er in Turkije een rechtszaak tegen hem werd gestart, omdat hij betrokken zou zijn bij de Gülenbeweging. Of hij nog naar Turkije kan? „Ernaartoe gaan is geen probleem. Maar ik zal niet meer terugkomen, omdat ik in de gevangenis zal belanden.” Ahmet Taskan verwacht hetzelfde. Hij zegt dat zijn naam staat op een lijst van de Turkse overheid met namen van Gülenaanhangers.

Vijand

Volgens Mehmet Cerit, directeur van het maandblad de Kanttekening, was Gülen voor de Turkse president Erdogan „een mooie smoes om een vijand te creëren”. Volgens hem hebben Turkse regeringen eens in de zoveel tijd een vijand nodig om aan de macht te blijven. Daar hebben ook aanhangers van Gülen in Nederland veel last van gehad. „Voor veel mensen binnen de Turkse gemeenschap werden Gülensympatisanten de vijand. Daardoor zijn er heel veel mensen die nooit hebben durven praten over de inspiratie die ze uit het gedachtegoed van Gülen halen.”

De politie benaderde me kort na de coup, omdat er signalen waren dat ik aangevallen zou kunnen worden

Mehmet Cerit
directeur van maandblad de Kanttekening

Ook Cerit werd meerdere malen bedreigd. „Op straat, op sociale media, overal.” De laatste jaren gaat dat minder openlijk. „Als ik nu naar een Turks restaurant ga, word ik niet meer aangesproken, maar zie ik wel veel mensen kijken, zo van: ‘Wat doe jij hier?’”

Alper Alasag raakte naar eigen zeggen „tientallen” vrienden en kennissen kwijt na de couppoging, vanwege zijn steun voor Gülen. Maar de laatste jaren ziet hij een kentering. „Een deel van die oude vrienden belt me de laatste jaren ineens weer of komt me weer opzoeken. Ik heb het idee dat dit komt doordat steeds meer mensen gaan inzien dat er jarenlang onwaarheden over Gülen en zijn beweging zijn verspreid.” Ahmet Taskan: „Mensen komen naar me toe en maken excuses. Naarmate de tijd vordert, zien steeds meer mensen in de Turkse gemeenschap wat voor persoon Erdogan is.”

Toch, zegt Saniye Calkin, zijn de spanningen en het gevaar voor aanhangers van Gülen niet weg. Ze verwacht niet dat zijn overlijden daar verandering in zal brengen, het is vooral zijn gedachtegoed dat aangehangen wordt. „Ik zal zelf zijn ideeën in ieder geval altijd blijven uitdragen. En ik hoop echt dat er een tijd komt dat ik dat kan doen in een vredige samenleving. Want dat is ook waarvoor Gülen voor mij zal blijven staan.”

Lees ook

IND weigert gülenisten steeds vaker asiel, dankzij beleid gestoeld op ‘selectieve’ informatie

Demonstratie in Istanbul in 2016 tegen de arrestatie van journalisten; vele duizenden werden na de couppoging opgepakt op verdenking van ‘gülenbanden’.


‘Truuske is unne dame’ klinkt heel authentiek Brabants. Maar dat is het niet

„Is dit volgens jullie Brabants?”, vroeg onderzoekster Kristel Doreleijers vorig jaar aan vijf scholieren (tussen de zestien en achttien jaar) uit haar woonplaats Eindhoven. Ze liet hun een Instagram-post zien met een mop die bestaat uit een dialoog tussen een man en Truuske, naar wie wordt verwezen met „unne dame”. „Ja”, antwoordden de scholieren in koor.

Een andere reactie kreeg Doreleijers van vijf vijftigplussers die de dialoog ook kregen voorgeschoteld. De naam Truuske, die vonden ze wel passend. Maar „unne dame”? Dat was grammaticaal incorrect, gewoon fout, dat zagen ze meteen. Het moest „’n daome” zijn.

Doreleijers (31), geboren en getogen in Eindhoven, had nooit stilgestaan bij de wijze waarop Brabantse lidwoorden worden vervoegd. Totdat ze dat leerde tijdens haar studie Nederlands, waarna het haar vervolgens als promovendus opviel dat jongeren in haar omgeving geen flauw idee hebben van hoe lidwoorden in dialect moeten worden toegepast.

Wat ze niet weerhoudt van het gebruiken van lidwoorden, ze doen het allen op ‘overdreven’ wijze. Dat kan zelfs zo ver gaan dat de jongeren een niet-bestaand lidwoord inzetten, ontdekte Doreleijers, zoals in ‘unnenen hond’.

Hyperdialectismen

Waarom jongeren incorrecte vormen gebruiken, bestudeerde Doreleijers in een recente publicatie. Samen met haar mede-onderzoeker peilde ze de reacties van vijf groepjes van vijf middelbare scholieren en vijf groepjes van vijf ouderen op vrouwelijke of onzijdige zelfstandig naamwoorden met een mannelijk lidwoord, zoals ‘unne dame’. Zulke incorrecte, aangedikte dialectkenmerken worden ‘hyperdialectismen’ genoemd.

De ouderen en de jongeren konden bijna niet uiteenlopender reageren, vertelt Doreleijers op het Van Maerlantlyceum in Eindhoven, de school waar ze haar onderzoek uitvoerde. Voor de oudere deelnemers, die het dialect van huis uit meekregen, werden de voorbeelden onmiddellijk ongeloofwaardig wanneer ze ontdekten dat het lidwoord fout was vervoegd. „Die grap van Truuske vonden ze best geslaagd, maar ook weer niet”, vertelt Doreleijers. „De grappenmakers hadden het goed moeten schrijven, zeiden ze. Het hyperdialectisme ondermijnde voor hen dus het effect van de grap.”

Op dezelfde manier kijken de Brabantse vijftigplussers naar de manier waarop jongeren dialect gebruiken, ondervond Doreleijers. „Oudere sprekers zien het Brabants van jongeren als niet-authentiek. Volgens de ouderen proberen ze maar wat om erbij te horen.”

De jongeren beheersen het dialect minder, omdat ze dat niet langer van huis uit meekrijgen. Door de generaties heen raakte het steeds meer in ongebruik, wat onder meer is te wijten aan de toegenomen mobiliteit. Mensen leven minder binnen een hechte, lokale gemeenschap en komen meer in aanraking met standaard-Nederlands, waardoor het dialect minder wordt toegepast.


In de winter gaode ginne bluumkes plukke

‘Gevel-Brabants’

„Een grappig contrast”, vindt Doreleijers het, dat het Brabants „deels is verdwenen” en „deels wordt overdreven”. Oftewel, voor het zieltogende traditionele dialect komt volgens haar ook iets terug.

De manier waarop jongeren dialect gebruiken, zonder benul van de grammaticale regels, past in een bredere beweging waarin Brabants spreken en Brabander-zijn wordt gecultiveerd, ziet Doreleijers.

Neem een voorbeeld uit haar onderzoek: een restaurant in Den Bosch genaamd D’n Boerderij, terwijl „De boerderij” correct is, ook in het Brabants. Doreleijers: „Dat is een voorbeeld van ‘gevel-Brabants’, aangedikt dialect dat je ziet op gevels van restaurants en cafés om het Brabantse imago van gezelligheid in de verf te zetten.”

Hetzelfde principe zag Doreleijers op Instagram, waar ze posts met grappen in het Brabants bestudeerde. Daaruit verrees de Brabander als gezellige bon vivant, maar ook als lomp, boers en soms seksistisch.

Jongeren die hyperdialect gebruiken, schrijven Doreleijers en haar collega in hun onderzoek, claimen niet zozeer Brabander te zijn, maar claimen vooral wat een Brabander in hun ogen zou moeten zijn. Uit de associaties van jongeren met Brabants destilleerden Doreleijers en haar mede-onderzoeker vijf persoonlijkheidstypes: ‘de ouderwetse dialectspreker op het platteland’, ‘de ongemanierde platproater’, ‘de sociale en grappige clown’, ‘de familiaire metgezel’ en ‘de gezellige en bourgondische Brabander’.


 Unne buurvrouw belde bevurbild as ge hulp nodig hèt

Guus

Welke van die rollen de jongeren aannemen, hangt af van de sociale situatie. „Ze spreken weliswaar dagelijks Nederlands met een herkenbaar Brabants accent, maar ze zeggen niet altijd ‘bende gij’ of ‘unne’. Wanneer jongeren dat wel doen, is dat een bewuste keuze.”

Doreleijers’ favoriete moment in haar onderzoek illustreert die keuze: een leerling gaf aan Brabants te gebruiken als hem ‘Kom je uit Brabant?’ wordt gevraagd. „Ze spreken dialect als ze zich ervan bewust zijn dat ze uit Brabant komen en dat willen laten horen. Ook bijvoorbeeld als ze naar ‘Groots met een zachte G’ van Guus Meeuwis [een concertreeks] gingen, of met carnaval.”

Ze spreken dialect als ze zich ervan bewust zijn dat ze uit Brabant komen en dat willen laten horen

Kristel Doreleijers
taalonderzoeker Tilburg University

Zo gebruiken ook jongeren hun hyperdialect om zichzelf te profileren als Brabanders, eenzelfde mechanisme als Doreleijers bij oudere deelnemers zag. „Als iemand van boven de rivieren Brabants probeert na te doen, bijvoorbeeld door het woordje ‘kei’ te gebruiken, is dat in hun ogen niet hetzelfde. Het voelt alsof die ander zich dan onrechtmatig een taalgebruik toe-eigent.”

Die groep is voor jongeren overigens niet plaatsgebonden, zoals de gemeenschap van hun opa en oma met het bijbehorende lokale dialect dat wel was. „Voor jongeren gaat het meer om een gevoel van gemeenschap, een gedeelde achtergrond”, zegt Doreleijers, een waarneming die haar als Brabantse taalwetenschapper blij maakt. „Je zou kunnen zeggen: wat doet dialect er nog toe, als alles steeds internationaler wordt? Maar ik zie een tegenbeweging, dat mensen weer waarde hechten aan hun afkomst. Hun lokale wortels bieden juist ook tegenwicht aan dat alles groter, digitaler en mobieler wordt.”


Ik heb un hard kuukske gegete en zij unne zachte

Lees ook

In het Bildts zeg je: ‘Sij krantleest’. Maar hoe lang nog?

Luchtfoto van  een deel van Het Bildt met buurtschap Zwarte Haan.


Aantal hiv-infecties stijgt voor het eerst in vijftien jaar

De hiv-epidemie lijkt na vijftien jaar weer te groeien in Nederland. Dat blijkt uit nieuwe schattingen over het aantal hiv-infecties, die Stichting hiv monitoring (SHM) heeft gedeeld met NRC. Die groei lijkt bovendien al in 2020 te zijn begonnen.

SHM moet de omvang van de hiv-epidemie schatten, omdat lang niet altijd zeker is in welk jaar een infectie heeft plaatsgevonden. Het kan lang duren voordat het virus hiv klachten veroorzaakt, waardoor een infectie vaak pas jaren later wordt gediagnosticeerd.

Het was al bekend dat het aantal diagnoses al een aantal jaar niet meer daalt. Sinds 2020 blijft dat steken boven de 400 per jaar. Dat werd tot nu toe geweten aan een inhaalslag na de coronapandemie en beter testbeleid.

Nu lijkt het virus ook daadwerkelijk meer rond te gaan. In 2023 hebben naar schatting 309 mensen hiv opgelopen, aldus SHM. In 2020 hebben volgens de nieuwe berekeningen 270 infecties plaatsgevonden, in 2022 287.

Dat zou een keerpunt betekenen in de al jaren succesvolle Nederlandse hiv-bestrijding. Die bestaat met name uit laagdrempelig (anoniem en gratis) testen bij de GGD, snelle behandeling na een infectie en de beschikbaarheid van hiv-preventiepil PrEP.

chart visualization

Maar de laatste jaren daalt het condoomgebruik, met name onder jongeren, en gaan seksueel overdraagbare aandoeningen als chlamydia, gonorroe en syfilis meer rond. „Het is dan niet gek dat de hiv-cijfers ook stijgen”, zegt Mark Vermeulen, directeur van Aidsfonds-Soa Aids Nederland.

Vorig jaar schatte SHM het aantal infecties in 2022 nog op 141. Dat betekende toen een flinke daling ten opzichte van eerdere jaren, die werd toegeschreven aan enerzijds sneller testen en behandelen – zodat het virus niet ongemerkt kan worden doorgegeven – en anderzijds de bredere inzet van hiv-preventiepil PrEP.

De reden dat die schatting nu aangepast en zelfs verdubbeld is, is „dat het nu veel duidelijker is dat het aantal diagnoses niet verder daalt”, laat Ard van Sighem, onderzoeker bij SHM weten. „Voor 2023 zijn er al meer diagnoses bij ons bekend dan vorig jaar om deze tijd voor 2022.” Een andere reden is dat er weer relatief meer recent opgelopen infecties gevonden worden.

SHM waarschuwt dat door verlate registraties het aantal hiv-diagnoses in 2023 nog verder kan stijgen van 424 tot bijna 500. Dat zou de eerste grote stijging betekenen sinds 2008. Die is het sterkst onder mannen die seks hebben met mannen, maar ook onder andere mannen stijgt het aantal diagnoses.

Aidsfonds-Soa Aids Nederland maakt zich vooral zorgen over de stijging van het aantal hiv-diagnoses onder jongeren, met name bij mannen die seks hebben met mannen. In die groep stijgt het percentage 30-minners dat een hiv-diagnose krijgt, terwijl onder andere mannen en vrouwen met een nieuwe hiv-diagnose het aandeel 30-minners daalt.

De belangenorganisatie wil dat weer nationale preventiecampagnes worden opgezet, zoals het promoten van condoomgebruik en PrEP. „PrEP is effectief”, benadrukt directeur Mark Vermeulen. „Maar niet iedereen gebruikt het altijd of weet van het bestaan af.”