Informatiekasten langs de snelweg moeten slimmer, maar het geld raakt op

‘De minister heeft mij er nog niet over gebeld”, glimlacht Gerard Avontuur, programmamanager bij Rijkswaterstaat. Hij is verantwoordelijk voor de vervanging van ruim vierduizend kasten langs de Nederlandse snelwegen. De zogenoemde wegkantsystemen verzamelen informatie over het wegverkeer waarmee verkeersleiders maatregelen kunnen nemen: bij files en ongevallen rijstroken afsluiten of snelheidsbeperkingen instellen. Helaas valt de vervanging van de kasten veel duurder uit dan begroot; de operatie kost niet 250 miljoen maar meer dan 750 miljoen euro.

„Er dreigt een financieel gat van minimaal een half miljard euro. Ondanks interne signalen in de afgelopen jaren is er nog geen oplossing in zicht”, aldus een rapport van het Adviescollege ICT-toetsing. „Hierdoor dreigt de continuïteit van verkeerssignalering op termijn in gevaar te komen.”

De vraag is of Avontuur en zijn mensen volgens plan kunnen doorgaan met de operatie, en of minister Barry Madlener (Infrastructuur, PVV) het gat gaat dichten, met geld van elders op de begroting. Avontuur: „Het is een heel hoog bedrag. Gelukkig is de eerste 250 miljoen euro nog niet op. We kunnen voorlopig vooruit en we hebben ons laten adviseren over de beste volgorde van werkzaamheden. We kunnen waarschijnlijk ongeveer duizend tot tweeduizend wegkantsystemen nog vervangen. In de tussentijd kan het ministerie kijken of er ergens geld vandaan te halen valt.”

Kopstaartbotsingen voorkomen

Het wegkantstation (WKS) staat sinds de jaren zeventig en tachtig langs de snelwegen. De stations voorzien verkeerscentrales in verschillende delen van het land van informatie, bijvoorbeeld uit detectielussen onder het wegdek. De verkeerssignalering leidt volgens cijfers van Rijkswaterstaat tot gemiddeld 19 procent minder ongevallen en een verhoging van de capaciteit van het wegennet met 2 procent, ofwel: minder files.

De continuïteit van de verkeerssignalering dreigt op termijn in gevaar te komen

Adviescollege ICT-toetsing
in een rapport

De informatie op de matrixborden boven de snelwegen waarschuwen automobilisten dat ze een file of ongeval naderen. Daarmee worden kopstaartbotsingen voorkomen. Daarnaast dienen de gegevens in de wegkantsystemen beleidsanalyses; op basis van de cijfers bepaalt Rijkswaterstaat op welke trajecten behoefte is aan nieuw of extra asfalt.

Er zijn volgens het Adviescollege ICT-toetsing meerdere oorzaken voor het financieel tekort, maar de voornaamste is dat de oorspronkelijke kosteninschatting was gebaseerd op „onvolledige en onjuiste informatie”. Zo moeten niet alleen de kasten worden vervangen maar ook onder meer matrixborden, kan er veel minder worden bespaard op het aantal wegkantstations en is op verschillende plaatsen de kwaliteit van de glasvezelverbindingen „ontoereikend”, of ligt er nu „zelfs helemaal geen glasvezel”.

Analoog signaal

In het testcentrum van de afdeling Centrale Informatievoorziening van Rijkswaterstaat in Delft leggen Avontuur en enkele medewerkers de precieze werking van de wegkantsystemen uit. Avontuur: „We hebben hier een stuk snelweg nagemaakt. We halen een analoog signaal van een detectielus binnen en het wegkantsysteem bepaalt op basis van algoritmen bij welke snelheid van hoe veel voertuigen met welke lengte er een snelheidsbeperking op de matrixborden moet komen.”

Een iWKS-kast langs de snelweg bij Velserbroek.
Foto Ton Borsboom / Tappan in opdracht van RWS

Tien jaar geleden besloot het ministerie van Infrastructuur te stoppen met het vervangen van de stations, in de veronderstelling dat auto’s binnen afzienbare tijd zo veel technologie zouden bevatten dat automobilisten ook wel zonder informatie op matrixborden over files en ongevallen zouden kunnen. Er zouden eenvoudige versies komen, wegkantstations ‘light’, geschikt om hooguit in nood handmatig matrixborden te bedienen.

„Maar toen bleek de technologische vooruitgang in auto’s helemaal niet zo snel te gaan”, zegt Avontuur. Rijkswaterstaat besloot de eenvoudige kasten om te bouwen tot een computerplatform. Avontuur: „Zie het als een smartphone, een handheld computer, ter vervanging van een mobiele telefoon waarmee je alleen kon bellen en sms’en.”

Zie het als een smartphone ter vervanging van een mobiele telefoon waarmee je alleen kon bellen en sms’en

Gerard Avontuur
programmamanager bij Rijkswaterstaat

Bij de naam van het wegkantstation kwam niet meer ‘light’ te staan. „Dat had toch een beetje een margarine-achtige uitstraling.” Er kwam een ‘i’ voor in de plaats. „Net als de iPhone.” Met de nieuwe versie, iWKS, kan niet alleen de informatie van detectielussen worden binnengehaald. Er kan op afstand software naartoe worden gestuurd. En er kunnen nieuwe functies in, zoals het binnenhalen van ‘floating car data’, gegevens uit apparaten die met het verkeer mee bewegen. Zoals navigatiesystemen en een app als Flitsmeister.

„Flitsmeister berekent waar files staan, en geeft dat aan ons door”, zegt Avontuur. Zo krijgen de verkeersleiders informatie uit meerdere bronnen, en wordt deze betrouwbaarder, al was het maar omdat de detectielussen ongeveer vijfhonderd tot zevenhonderd meter uit elkaar liggen, maar niet duidelijk is wat er binnen die afstand gebeurt, en straks wel. De waarschuwingen op de matrixborden volgen in de huidige stations ongeveer 35 seconden na het ontstaan van een file of ongeval. Dat moet straks sneller lukken.

Gedwongen winkelnering

Ondanks de alarmerende toon van het rapport zegt Avontuur er goed mee te kunnen leven. „Het is alsof de smaakpolitie bij een restaurant in de keuken komt kijken. Daar ontbreekt soms ook een voetpedaal aan een prullenbak. Zo moet je het zien.” En hij is „gelukkig” met de bevinding in het advies dat de keuze voor introductie van de nieuwe generatie stations een juiste is. „En dat de commissie zegt dat we het handiger moeten organiseren en meer tempo moeten maken, is positief.”

Lees ook

De nieuwe baas van Rijkswaterstaat: ‘We zijn er niet om de automobilist te pesten’

De Merwedebrug bij Gorinchem.

Ook is hij tevreden dat het advies toejuicht dat Rijkswaterstaat de software in de kasten zélf gaat vervangen en daarmee niet meer, zoals voorheen, afhankelijk is van een beperkt aantal leveranciers. „We zaten tot voor kort met gedwongen winkelnering, met leveranciers die een apparaat maakten volgens onze specificaties, voor ons ontwikkeld, leveranciers die daardoor wisten dat wij niet gemakkelijk van hen af konden.” Dus een schandaal? Nee. Projecten als deze kosten nu eenmaal veel geld, stelt Avontuur. „Veel kosten gaan ook niet alleen naar de kasten zelf, maar naar de werken langs de weg. Een aannemer moet de kast neerzetten, heeft daar een kraan voor nodig, moet met een graafmachine sleuven graven om kabels te leggen, en moet verschillende keren terugkomen omdat we niet te veel kasten tegelijk willen vervangen vanwege de veiligheid. Dat alles maakt het duur.”

Over de toekomst van de intelligente wegkantstations is minister Madlener nog niet duidelijk. Er wordt gewerkt aan een „toekomstbeeld van verkeerssignalering en de bijbehorende kosten”, schrijft hij in een recente briefaan de Tweede Kamer over de kwestie. „Dit heeft ook invloed op de verdere uitrol en budgettering van het project.”


De ‘Oekraïnescholen’ zijn nu ‘nieuwkomersscholen’: ‘Met tolk Olga snapte ik veel meer’

„Ik steek het vuur aan en ik pak een pan…”, zegt juf Joanne Kompagnie terwijl ze het aan de klas uitbeeldt. „Hoe noemen we dit, waar we koken?”

„Ah!” De Oekraïense Dana (12) gaat iets rechterop zitten. „Forrrforza!”

„Fornuis”, zegt juf Joanne duidelijk articulerend. „Die kennen we dus nog niet helemaal. En als ik een brief stuur naar mijn moeder en ik breng hem naar de brievenbus. Is alleen een postzegel genoeg op mijn envelop of moet er nog iets anders op?”

Lour (10) uit Syrië steekt haar vinger op. „Adres!”

„Ahh”, knikt Dana. „Cóóól.”

Oekraïnescholen

Er is iets veranderd op deze school in Vilsteren, een dorp nabij Dalfsen (Overijssel). Sinds dit schooljaar mogen van het kabinet geen ‘Oekraïnescholen’ meer bestaan, waar alleen uit Oekraïne gevluchte kinderen naartoe gaan. Daarom is deze voormalige Oekraïneschool nu een reguliere nieuwkomersschool, waar ook asielzoekers uit andere landen worden verwelkomd. Op nieuwkomersscholen zitten leerlingen die nog geen Nederlands spreken en taallessen krijgen om door te kunnen stromen naar een reguliere basisschool.

Op de school in Vilsteren zitten 44 leerlingen. In het gebouw zat vroeger een reguliere school. In Dalfsen worden zo’n 300 Oekraïense vluchtelingen en zo’n 150 asielzoekers opgevangen.

In juf Joannes klas, die ze op school „de bovenbouw” noemen, zitten nu negen kinderen uit Oekraïne. De andere zeven leerlingen komen uit landen als Turkije, Syrië en Irak. In de middenbouwklas zitten zes Oekraïeners en tien kinderen uit andere landen. In de onderbouwklas is dat respectievelijk zes en zes.

Woorden leren

Juf Joanne loopt naar een aantal platen die in plastic hoesjes aan een muur in het lokaal hangen. Buiten spelen kleuters op de schommels, het schoolplein is bezaaid met herfstblaadjes. Elke plaat aan de muur gaat over een bepaald thema, zoals de keuken. Er staan afbeeldingen op met de bijbehorende woorden. „Willen jullie je vinger opsteken welke plaat weg mag? Ik wijs er drie aan.” De meeste vingers gaan omhoog bij ‘materialen’, dus die haalt Joanne uit het hoesje. Straks stopt ze er weer nieuwe woorden in, maar die gaat ze nu eerst uitbeelden.

Op een A4’tje heeft ze een blaadje van een boom getekend. Voorzichtig scheurt ze daaromheen. „Wat ben ik nou aan het doen?”

„Kapotmaken”, zegt Robn (9) uit Irak.

„Nou, ik doe het wel heel netjes, dus het is niet écht kapot. Ik wil graag sch….”

„Scheuren?”, zegt Dana voorzichtig.

„Ja! Kijk, mijn blaadje is gescheurd. Vinden jullie het mooi?”

„Hm, ja, beetje!” zegt Dana.

Als juf Joanne de Dalfser Courant uitdeelt om een hoedje van papier mee te vouwen, stijgt een opgewonden geroezemoes op. Het Oekraïens overheerst. Twee jongens slaan elkaar voor de grap met de krant op het hoofd en zeggen iets in het Oekraïens. Ook Dana, die achter in de klas zit, en Nikita (12), voorin de klas, praten Oekraïens met elkaar. Ze hebben sinds kort verkering. Elke pauze haalt Nikita de tas van Dana van de kapstok, zodat zij niet op en neer hoeft te lopen.

Nikita heeft zijn hoed als een van de eersten af en zet ’m op zijn hoofd. Hij gooit zijn handen in de lucht. „Hoera!”, zegt hij in het Oekraïens, wat klinkt als „Ura!”

De Oekraïense Vasya (witte shirt) mist het grapjes maken met Oekraïense vriendjes, nu zij zijn vertrokken. Grappen maken in het Nederlands is toch een stuk lastiger.
Foto Ruchama van der Tas

Nieuwkomersschool

Dat de Oekraïneschool in Vilsteren nu een reguliere nieuwkomersschool is, komt doordat de overheid de TOV-regeling vanaf dit schooljaar heeft stopgezet. TOV staat voor tijdelijke onderwijsvoorziening. De regeling werd in 2022 kort na de uitbraak van de Oekraïneoorlog in het leven geroepen om snel onderwijs te kunnen regelen voor de vele Oekraïense kinderen die plotseling naar Nederland kwamen. Een TOV mocht afwijken van wettelijke eisen waar reguliere (nieuwkomers)scholen wél aan moeten voldoen. Zo mochten kinderen minder lesuren krijgen, was het toegestaan om in het Oekraïens les te geven en konden er onbevoegde leraren voor de klas staan. De Oekraïneschool in Vilsteren heeft van die laatste optie nooit gebruik gemaakt, benadrukt de directeur.

De TOV’s werden vanzelf Oekraïnescholen doordat er alleen Oekraïense leerlingen op zaten. Een belangrijke reden voor het opheffen van de TOV’s is dat de overheid vindt dat Oekraïense kinderen het beste integreren in Nederland op een reguliere nieuwkomersschool.

Er zitten nu ruim twintigduizend Oekraïense kinderen in het Nederlandse onderwijs, waarvan ongeveer de helft in het nieuwkomersonderwijs of een internationale schakelklas (ISK, de nieuwkomersschool voor het voortgezet onderwijs), blijkt uit cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Sinds 2022 zijn honderd TOV’s geopend, laat een woordvoerder van het ministerie van Onderwijs weten. Van de veertig die afgelopen maart nog actief waren, gaf zo’n 30 procent aan door te willen als reguliere nieuwkomersschool of ISK.

Lees ook

Een paar Oekraïense kinderen spelen oorlogje in de eerste pauze op hun Nederlandse basisschool

Oekraïense kinderen gaan naar basisschool De Wilgen. Witte boterhammen met kaas of hagelslag tijdens het overblijven.

Olga de tolk

Hoewel de inhoud van de lessen zo’n beetje hetzelfde is, is er toch best wat veranderd voor de Oekraïense leerlingen in Vilsteren. Ze moesten opeens langer naar school en ook is Olga, de Oekraïense tolk, vertrokken. De kinderen mogen in principe ook geen Oekraïens meer met elkaar praten in de les, alleen vinden ze dat vaak nog lastig om te laten.

In de les valt op dat de leerlingen die niet uit Oekraïne komen beter Nederlands spreken dan de Oekraïense kinderen. In de lerarenkamer bevestigt juf Joanne dat beeld, terwijl ze een boterham eet. „Hoewel hun passieve woordenschat oké is. Als je ze gaat toetsen, kennen ze een heleboel woorden wel.” Ze denkt dat het komt doordat ze nog steeds de grootste groep op school vormen en dus veel Oekraïens met elkaar praten. En doordat Oekraïense vluchtelingen in Nederland als aparte groep worden opgevangen.

„Perspectief maakt ook een groot verschil”, denkt Jeannette Terpstra, die lesgeeft aan de middenbouw en ook aan de koffietafel zit. „Als Oekraïense ouders graag in Nederland willen blijven, zie je dat het beter gaat met het Nederlands van de kinderen. Maar veel ouders hebben nog geen beslissing genomen.”

De ouders van leerlingen uit andere landen weten vaak al dat ze in Nederland willen blijven, zeggen de juffen. Neem Aydin (12) uit Irak. Toen hij de eerste dag de klas van juf Joanne binnenliep zei hij dat hij graag naast een Nederlands kindje wilde zitten zodat hij sneller Nederlands zou leren. Hij werd verdrietig toen hij erachter kwam dat er geen Nederlandse kinderen in zijn klas zaten.

Grapjes maken

Eerder op de middag vertelt de Oekraïense Vasya (10) in de lerarenkamer – hij mocht van juf Joanne even de klas uit – dat hij moest wennen toen hij niet meer met alléén Oekraïense kinderen in de klas zat. Hij praat voornamelijk Nederlands tijdens het interview, af en toe gebruikt hij een vertaalapp. „Eerst kon ik vaak grappen maken met vrienden, maar veel zijn nu weg en er kwamen kinderen uit andere landen voor in de plaats”, zegt hij terwijl hij zijn papieren hoed nog op zijn hoofd heeft. Grapjes maken in het Oekraïens is nu eenmaal makkelijker dan in het Nederlands.

„Ahh, Olga, ik mis Olga!” Met gevoel voor theater doet Dana – die ook naar de lerarenkamer is gekomen – haar handen voor haar ogen en maakt huilgeluiden. „Ik snapte veel meer!” Olga was niet alleen een tolk, maar ook een soort moeder voor de kinderen. In je eigen taal is het makkelijker uit te leggen hoe je je voelt als je net ruzie hebt gehad met een klasgenoot. Maar Dana begrijpt waarom er nu niet meer zoveel Oekraïens gepraat mag worden. „Andere kinderen snappen anders niet waar je het over hebt.”

Zoals veel van de Oekraïense leerlingen volgt ze thuis in de avonduren Oekraïense les. Dat wordt gestimuleerd door de Oekraïense overheid, met het oog op terugkeer naar het moederland. Het is best vermoeiend, zegt Dana. „Ik doe alleen de toetsen, maar die zijn te moeilijk doordat ik het niet red om mijn huiswerk te maken.” Ze zou graag verder studeren in Nederland, maar verwacht dat haar gezin uiteindelijk terugkeert naar Oekraïne.

‘Stopzetten goed’

Directeur Ellen van den Hoven vindt het goed dat de overheid de TOV-regeling heeft stopgezet, zegt ze in haar kantoor. „Je maakte ook steeds keuzes vanuit die tijdelijkheid: bijvoorbeeld één keer per week gym in plaats van twee, je investeerde minder in methodes. Nu hebben we professionelere methodes en twee keer per week gym.”

Of de afschaffing van de tijdelijke onderwijsvoorziening betekent dat de nieuwkomersschool in Vilsteren een blijvertje is, kan de directeur nog niet zeggen. De school bestaat bij de gratie van de instroom van nieuwkomers.

De achternamen van de leerlingen zijn bekend bij de redactie

Lees ook

Met enige regelmaat krijgt een Oekraïense in Vlaardingen het telefoontje: dat haar man is gesneuveld aan het front

In een speciale wijk in Vlaardingen worden zo’n duizend Oekraiense vluchtelingen opgevangen.


Ook Universiteit Utrecht gaat snijden in eigen vlees: zes studies houden in 2030 op te bestaan

In het kader van bezuinigingen gaat de Universiteit Utrecht (UU) zes studies schrappen. Vanaf 2030 bestaan de opleidingen Duits, Frans, Islam en Arabisch, Italiaans, Keltisch en Religiewetenschappen niet meer op de universiteit. In september 2026 beginnen de laatste lichtingen van die bacheloropleidingen. Dat meldt de UU maandag. Ontslagen blijven vooralsnog uit, maar het universiteitsbestuur sluit ze niet uit.

De UU was vanwege de teruglopende studentenaantallen al in de uitgaven aan het snijden. Maar de kabinetsbezuinigingen — vanaf volgend jaar gaat er jaarlijks 1 miljard euro minder naar hoger onderwijs en wetenschap — hebben de financiële problemen vergroot. Het tekort van de faculteit Geesteswetenschappen loopt op van ongeveer 7 miljoen euro in 2025 tot 13 miljoen euro in 2027, zegt de UU.

„Om in 2023 geen tekorten meer te hebben, moeten we 10 procent bezuinigen”, zegt decaan Thomas Vaessens, die een reorganisatie „op termijn” niet wil uitsluiten. De zes bacheloropleidingen die ophouden te bestaan hadden jaarlichtingen van maximaal 25 studenten. De UU ziet ze om die reden niet langer als rendabel.

Lees ook

Universiteit Leiden wil internationale opleidingen schrappen, met tegenzin

Academiegebouw aan het Rapenburg in Leiden

Ook op andere universiteiten zorgen de bezuinigingen van het kabinet met PVV, VVD, NSC en BBB voor een versoberd aanbod. Anderhalve week geleden onthulde universiteitsblad Mare dat de Universiteit Leiden eveneens van plan is om in eigen vlees te snijden. Ook daar gaan er flink wat taalopleidingen weg bij de faculteit Geesteswetenschappen. „Als je deze studies wil inperken moet je je niet afvragen wat de individuele student oplevert, maar wat het zou kosten als we deze expertise niet meer in Nederland hebben”, zei hoogleraar Koreastudies Remco Breuker daarover tegen NRC.


Minder zicht op criminaliteit, langer wachten op zorg: de pijnlijke gevolgen van de tekorten op de arbeidsmarkt

Al drie jaar is de arbeidsmarkt in Nederland ongekend gespannen: er zijn simpelweg niet genoeg werklozen om alle vacatures in te vullen. Bouw, ambtenarij, horeca: het tekort aan mensen speelt overal. Maar het meest wordt de krapte gevoeld waar er door het personeelstekort mensen ontbreken die voor andere mensen moeten zorgen, in de brede zin van het woord. In de gezondheidszorg, vanzelfsprekend – een van de drie sectoren met de meeste openstaande vacatures. Er zijn te weinig verpleegkundigen, thuiszorgmedewerkers, doktersassistenten, enzovoort. Maar evenmin zijn er genoeg leraren, politiemensen en cipiers.

Het is geen nieuws. Die problemen bestaan al jaren en het einde is niet in zicht. Omdat het om mensenwerk gaat, zijn de gevolgen pijnlijk. Kinderen krijgen les van mensen die geen leerkracht zijn, ouderen wachten tot in de middag op hun douche. Het kabinet-Schoof maakte van ‘Arbeidsmarktkrapte’ een van de hoofdthema’s in zijn vorige maand gepubliceerde regeerprogramma. NRC bracht voor zorg, politie en onderwijs in kaart welke problemen het kabinet erft.

Onderwijs

Kleuters naar huis sturen, klassen die maandenlang geen Frans of Duits krijgen, of de vakken überhaupt niet meer kunnen kiezen. Het lerarentekort in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs is al jarenlang een probleem en wordt naar verwachting alleen maar groter, volgens de laatste ‘trendrapportage’ van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap uit december 2023. Toen bedroeg het totale lerarentekort 13.700 voltijdbanen.

De overheid doet haar best om die omstandigheden te veranderen, onder andere door het lerarenberoep aantrekkelijker te maken. Maar dat kost tijd. In 2018 zijn bijvoorbeeld de salarissen van de leraren in het basisonderwijs verhoogd. Die waren een stuk lager dan die in het voortgezet onderwijs.

Scholen zetten onbevoegden voor de klas in strijd tegen het personeelstekort, zoals onderwijsassistenten en leraren in opleiding.

Foto Merlin Daleman

Andere oorzaken van het lerarentekort zijn de hoge werkdruk en allerlei lessen en (administratieve) taken die er de afgelopen jaren zijn bijgekomen. Het imago van het leraarschap helpt ook niet mee. Het wordt gezien als een vak waarvoor je moet zwoegen en voor in die wieg gelegd moet zijn, terwijl je niet zoveel verdient. Hoewel dat laatste (inmiddels) reuze meevalt, is het beeld hardnekkig. En: de arbeidsmarkt buiten het onderwijs is erg gunstig.

Onbevoegden voor de klas

In het basisonderwijs is het klassieke lapmiddel om onbevoegden voor de klas te zetten, zoals onderwijsassistenten en leraren in opleiding. Middelbare scholen zetten onderwijsassistenten in voor administratieve taken, surveilleren en het klaarzetten van lesmateriaal. Zo kan de leraar meer les geven. Ook populair in het voortgezet onderwijs: klassen samenvoegen of videocollege geven aan een grote groep leerlingen.

Een niet zo populaire, maar soms onvermijdelijke noodgreep is de vierdaagse lesweek. Die bestaat bijvoorbeeld op sommige scholen in Almere, de plaats waar het lerarentekort het grootst is. Soms gaan kinderen dan vier dagen per week naar school, een populairdere variant is die waarbij kinderen vier dagen reguliere les krijgen en één dag een ‘alternatieve’ lesdag met bijvoorbeeld cultuurlessen van gastdocenten.

Basisschool De Ark in Almere hoefde nog niet op een vierdaagse lesweek over te stappen, maar interim-directeur Miranda van der Kamp „houdt haar hart vast” voor de komende jaren. Het tekort wordt steeds erger, zegt ze. „In slechts drie van onze acht groepen staat dit jaar een bevoegde leraar voor de klas.” In de andere klassen geven onderwijsassistenten of leraarondersteuners les, soms in combinatie met een bevoegde leraar. Van der Kamp moest twee onderwijsassistenten inhuren. „Dat kost me meer dan een leraar in dienst, want er gaat veel geld naar het inhuurbureau”, zegt ze. „Ik wil geen pleisters plakken ten koste van de onderwijskwaliteit, het gaat over de toekomst van kinderen.”

Scholen zoeken ook naar oplossingen waarbij, als het goed is, niet wordt ingeleverd op de kwaliteit van het onderwijs. „Je kunt bijvoorbeeld de leraar meer een expertrol geven. Die komt dan in meerdere klassen uitleg geven, terwijl onderwijsassistenten het zelfstandig werken begeleiden”, zei Ralph Henssen in augustus in NRC. Hij is bestuurder van Stichting Wijzers in Onderwijs, waar elf Limburgse basisscholen onder vallen, en kampt ook met het lerarentekort.


Lees ook

Basisscholen jagen in de zomervakantie op leraren: ‘Indien nodig werken collega’s tijdelijk een dagje meer’

Een kapstok in een basisschool in Heerlen, op de eerste dag van het nieuwe schooljaar.

Politie

Niet meer achter dierenmishandeling aan. En ook niet achter hennepkwekerijen met minder dan tweehonderd planten, tanken zonder te betalen en oplichting tot 2.000 euro. Zelden werden de gevolgen van de tekorten bij de politie zo zichtbaar gemaakt als in Oost-Nederland. Daar stelde de politie in samenspraak met het OM een lijst op van strafbare feiten die men mag laten schieten, zo kwam vorig jaar naar buiten. De toenmalige baas van politie Oost-Nederland staat nu aan het hoofd van de Nationale Politie en zou met het OM aan een soortgelijke lijst voor heel Nederland overwegen.

De politie, ’s lands grootste werkgever, kampt met een chronisch personeelsgebrek en dat betekent dat de politie moet kiezen en aan allerlei zaken niet toekomt. Met lede ogen zien agenten aan, zo vertelden zij NRC de afgelopen jaren, dat politie voornamelijk nog reageert op incidenten, het zicht verliest in de wijken – en dus op de aanwas van nieuwe criminelen – en niet toekomt aan onderzoek naar een groot aantal misdrijven.

De verklaring daarvoor ligt enerzijds bij de vergrijzing waardoor veel agenten met pensioen gaan en de krapte op de arbeidsmarkt. Al jaren weet de politie niet de mensen te vinden voor het aantal arbeidsplaatsen die men zou mogen vullen op basis van de begroting. Eind vorig jaar waren er bij de politie 50.939 voltijdsarbeidsplaatsen bezet: een tekort van ruim 1.500 arbeidsplaatsen. Dit betreft de zogeheten ‘operationele’ krachten, niet het ondersteunend personeel. Aan de opleidingsinzet ligt het niet, benadrukt een woordvoerder. „Elk jaar hebben we 2.500 opleidingsplekken op de basispolitieopleiding op de Politieacademie, die bijna allemaal worden benut.” En dan is er ook plek voor 500 zij-instromers en 1.000 voltijdfuncties voor ondersteunend personeel zoals arrestantenzorg.

bij de Dienst Justitiële Inrichtingen is de uitstroom fors – de afgelopen twee jaar vertrokken 4.400 medewerkers – en verzuim hoog.
Foto Rob Engelaar

Meer verwarde personen

Maar, stelt de politie, ook een gebrek aan stabiele financiering vanuit de Rijksoverheid zorgt ervoor dat niet goed vooruit gepland kan worden, wat personeel betreft. „Het kost jaren om nieuwe collega’s te werven, selecteren en op te leiden.”

De druk wordt ook veroorzaakt door maatschappelijke ontwikkelingen. Bij demonstraties – van boeren, tot studenten en Extinction Rebellion – worden agenten uit hun reguliere politiebaan gehaald en bij de ME ingezet. Daarnaast is de politie veel meer tijd dan vroeger kwijt aan verwarde personen. In Oost-Brabant krijgt de politie jaarlijks 12.000 meldingen die te maken hebben met verwarde personen: 30 per dag, zei politiechef Wilbert Paulissen vorig jaar tegen NRC: „We schieten als politie vaker op verwarde personen dan op criminelen.”

In gevangenissen is het personeelstekort nu zo hoog dat het kabinet veroordeelden 1.500 kilometer verderop, in Estse cellen hun straf wil laten uitzitten. Waar Nederland in het verleden wel eens cellentekorten kende, is er nu een tekort aan gevangenisbewaarders. Het noopte het vorige kabinet afgelopen december tot het drastische besluit om ‘tijdelijk’ geen zelfmelders meer op te roepen: veroordeelden die het ondergaan van hun celstraf in vrijheid mogen afwachten. Sindsdien liep het totaal van deze groep op tot 3.445 veroordeelden afgelopen september.

Hoog ziekteverzuim

De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), die ’s lands 29 penitentiaire inrichtingen en 10 jeugdgevangenissen runt, kende deze zomer een tekort van 850 voltijdbanen. Ten opzichte van voorgaande jaren is dat tekort iets ingelopen, maar bij DJI is de uitstroom fors – de afgelopen twee jaar vertrokken 4.400 medewerkers – en het ziekteverzuim hoog (vorig jaar 7,7 procent). Dat, in combinatie met de concurrentie op de arbeidsmarkt van bijvoorbeeld de beveiligingsbranche en politie, maakt het wegwerken van de tekorten een complexe opgave.


Lees ook

Een personeelstekort bij de politie en tegelijkertijd veel schietpartijen. Op pad met een wijkagent in Feijenoord

Aart van der Kooij, wijkagent in Riederbuurt Noord (stadsdeel Feijenoord), kan door personeelstekort slechts twee diensten per week besteden aan zijn wijkwerk.

Zorg

Dan maar een paar dagen minder douchen. De personeelstekorten in de thuiszorg lopen dusdanig op dat er minder tijd is voor cliënten, waardoor sommige organisaties noodgrepen moeten toepassen. Nog maar twee of drie keer in de week langs bij ouderen die eigenlijk elke dag hulp behoeven. Of geen nieuwe cliënten aannemen – waardoor een oudere langer in het ziekenhuis moet blijven, omdat het thuis alleen niet meer gaat maar er ook geen hulp voorhanden is. Terwijl de ziekenhuizen óók met tekorten kampen.

Want die tekorten zijn er in alle zorgsectoren. In de gehele sector zorg en welzijn (kinderopvang uitgezonderd) is een tekort van 54.500 werknemers, blijkt uit cijfers van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Volgens hun prognose, eerder dit jaar gepubliceerd, loopt het tekort in 2033 op tot 189.900 werknemers. Nu al zegt een op de vier zorgmedewerkers niet voldoende tijd te hebben om persoonlijke aandacht te geven aan patiënten. Een op de zes zegt zelfs onvoldoende tijd te hebben patiënten goed te verzorgen.

In de verpleeg- en thuiszorg liggen die aantallen nog hoger: een op de drie zegt te weinig tijd te hebben voor persoonlijke aandacht en bijna een op de vijf voor goede verzorging. Per instelling staan er in de sector zorg en welzijn gemiddeld twee (vaak ‘moeilijk vervulbare’) vacatures open, in de verpleeg- en thuiszorg zijn dat er tien.

Dat geeft in de wijkverpleging „grote druk op de ochtenden en avonden”, wanneer veel mensen hulp nodig hebben met wassen en aan- en uitkleden, zegt de woordvoerder van branchevereniging ActiZ. „In de middag is het relatief rustiger, dus vragen we mensen soms: u wilt graag in de ochtend gedoucht worden, maar zou dat niet in de middag kunnen?”

Oogdruppelbril

Oplossingen zitten mede in nieuwe hulpmiddelen en digitalisering. Voor ouderen die hulp nodig hebben met het aan- en uittrekken van steunkousen, is er een ‘aantrekhulp’. Oogdruppels? Dat kan vaker zelf met een druppelbril. Maar alle gaten in de roosters zal het niet doen verdwijnen.

In de gehele sector zorg en welzijn blijkt ruim 70 procent van de vacatures moeilijk in te vullen. In de huisartsenzorg ligt dat percentage met ruim 90 procent het hoogst. Dat gaat om een tekort aan huisartsen, maar ook aan ondersteunend personeel en doktersassistenten.

Huisartsen in Zoetermeer Lieke en Chris de Jong, die samen praktijk voeren, hebben al een half jaar een vacature voor een assistent openstaan die ze in de tussentijd met tijdelijke krachten opvangen. Dat geeft hen meer werk, zegt . Lieke de Jong: „Een assistent die de mensen goed kent, weet voor wie je wat extra tijd moet inruimen. Als je agenda minder goed gepland is, loop je vaker uit en kom je uiteindelijk tijd tekort.” Liefst zou ze bij sommige patiënten een „vinger aan de pols” houden door af en toe te bellen hoe het gaat, maar daar is geen tijd voor.

Hun vak is de afgelopen jaren veranderd vanwege de tekorten, zeggen ze. „Het leuke is dat je voor langere tijd een band aangaat met patiënten, en dat die band kan groeien”, zegt Lieke de Jong. „Daarvoor heb je genoeg tijd nodig voor je patiënt”, zegt haar man Chris. „Met alle tekorten en invallers, wordt dat moeilijker.”


Lees ook

Kabinet wil ‘onbeheersbare’ arbeidstekorten in de zorg afwenden, zonder extra geld


Agema kan bezuinigingen op zorg van 252 miljoen moeilijk uitleggen

Veertig miljoen euro. Zoveel wil minister Fleur Agema (Zorg, PVV) vanaf volgend jaar besparen op mensen die onverzekerd zijn, maar toch een beroep doen op de zorg, vooral arbeidsmigranten en toeristen. De bezuiniging betekent dat de helft van het budget van 80 miljoen verdwijnt.

Maar daarmee hield de duidelijkheid donderdag wel op, tijdens de tweede dag van de behandeling van de begroting van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Milieu (VWS). De Tweede Kamer maakte zich zorgen over deze bezuiniging en wilde weten hoeveel mensen deze maatregel treft. Dat wist Agema niet. „Maar hoe kunnen we dan al 40 miljoen inboeken? Misschien gaat het maar om een paar honderd mensen”, vroeg Kamerlid Harmen Krul (CDA).

Agema: „Dat is inderdaad lastig. Maar hier hebben we een keuze gemaakt. Ik vind dat rechtvaardig.”

Krul: „Wat is dat nu voor een uitermate slecht antwoord? Hoe kun je nu zeggen dat je de helft gaat bezuinigen, terwijl je geen flauw idee hebt hoe groot die groep is. Misschien kunt u wel 60 miljoen bezuinigen.”

Agema: „Wie weet.”

Krul: „Wie weet? Als u dit niet weet, kunt u dit bedrag ook niet invullen.”

Agema: „Dat kan wel. Zo staat het in de lijst met bezuinigingen voor 2024 en we zullen in de uitvoering zien hoe ver we komen.”

Eerste grote test

Het debatje tussen Agema en Krul was tekenend voor de stemming tijdens deze tweede dag. De oppositie vroeg telkens naar de onderbouwing van de vele bezuinigingen op zorg, Agema wist de Kamer niet te overtuigen dat ze daarover beschikte. Het veroorzaakte veel onrust en een chaotische sfeer in de Kamer. Geregeld praatten Kamerleden vanuit hun bankjes hardop door Agema’s beantwoording heen.

Agema benadrukte dat het kabinet nu eenmaal moet bezuinigen: „Ik zou dat liever helemaal niet doen, maar het staat in het Hoofdlijnenakkoord.”

Waarom deze keuzes, wat zijn de cijfers? We willen antwoorden

Lisa Westerveld
GroenLinks-PvdA

De behandeling van de begroting van VWS was de eerste grote test voor Agema. Haar eerste maanden als zorgminister verliepen moeizaam. Debatten in de plenaire zaal liepen uit de hand, doordat Agema zich liet verleiden tot aanvallen op Kamerleden, verdwaalde in haar papieren en onverwacht nieuwe informatie in het debat bracht, tot frustratie van de Kamer. Woensdag, tijdens de eerste dag van de begrotingsbehandeling, lag ze onder vuur van de oppositie, maar ook van haar eigen PVV. De kritiek: de voorstellen zijn vaag, op veel terreinen ontbreekt het aan concrete plannen.

Daarbij draaide het vooral om de omstreden bezuinigingen van 252 miljoen uit het Hoofdlijnenakkoord, waarvan Agema de uitwerking begin deze week naar de Kamer stuurde. Het gaat om bezuinigingen op onder meer preventie, zorgstages, zorg aan onverzekerden en het Trimbos-instituut. Maar waar is toch de onderbouwing, vroeg de Kamer zich af. „Waarom bezuinigt u op zorgstages terwijl u prioriteit geeft aan arbeidsmarkttekorten? Daar snap ik geen bal van”, zei Mirjam Bikker (ChristenUnie). Volgens Agema is die subsidie „niet doelmatig” en dus komt ze met een andere regeling, die breder is en minder kost (40 miljoen euro in plaats van 122 miljoen per jaar). „Minder geld, maar wel meer effect?” vroeg Bikker. Ze leek het nauwelijks te kunnen geloven.

D66 vroeg naar het plan om het eigen risico ruim te halveren, iets wat leidt tot langere wachtlijsten. Om dat op te lossen wil Agema meer triage (waarbij zorgverleners bepalen wie er als eerste aan de beurt is voor een behandeling).

„Dat doen ze al”, zei Wieke Paulusma (D66). „Nu wordt die druk verder opgevoerd. Hoe gaat u dat doen?” Dat ga ik uitwerken, was het antwoord van Agema. „Maar wie is er straks dan als eerste aan de beurt?”, drong Paulusma aan. Dat ga ik uitwerken, zei Agema opnieuw.

Technocratisch

Na een uur was een groot deel van de oppositiepartijen wel klaar met de „technocratische” en „halve” antwoorden van Agema. Ze vroegen Kamervoorzitter Martin Bosma in te grijpen: „Wat is de onderbouwing, waarom deze keuzes, wat zijn de cijfers? We willen antwoorden”, zei Lisa Westerveld (GroenLinks-PvdA). „Dit zijn pijnlijke keuzes. Dan wil je een visie en onderbouwingen”, zei Paulusma. Ze sprak, later in het debat, over „een schandalige vertoning”.

De afgelopen maanden verwees Agema tijdens debatten geregeld naar dit moment van de begrotingsbehandeling, waarbij haar plannen duidelijk zouden worden en de partijen hun kritische vragen kwijt konden. Maar dat viel tegen, vond de Kamer. Agema noemde het „spijtig om te horen dat we niet tot elkaar komen”. Ze voegde eraan toe dat achter de 252 miljoen bezuinigingen „geen visie” zit. „We hebben gewoon goed gekeken waar we niet op willen bezuinigen en waarop wel, omdat het bijvoorbeeld niet doelmatig is.”

Liever richtte ze zich op wat wel kan: „Ik mag 4,3 miljard uitgeven aan het eigen risico en 600 miljoen aan betere ouderenzorg. Daar ben ik de vier dragende partijen dankbaar voor.”

Ook na afloop van deze eerste test lijkt Agema nog moeite te hebben met haar nieuwe rol. Er waren hoge verwachtingen, omdat ze in haar zeventien jaar als Kamerlid – en zorgwoordvoerder – bekendstond om haar liefde voor de zorg en haar verstand van de sector. Het ministerschap noemde ze een droom. Om die droom geen nachtmerrie te laten worden, zal Agema een van haar belangrijkste doelen moeten halen: „Het onbeheersbare arbeidsmarkttekort binnen een paar jaar afwenden”, zoals ze de Kamer donderdag beloofde. De Kamer zal de komende maanden niet nalaten haar daar bij elk debat weer aan te herinneren.

Lees ook

Felle kritiek op zorgminister Agema, ook van eigen PVV

Fleur Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorafgaand aan het debat over de begroting van haar ministerie.


Midden in de herfst ondergedompeld in het kerstgevoel

De mensen op de parkeerplaats voor de Intratuin in Duiven hadden evengoed voor een attractie in de Efteling kunnen staan. Van hun gezichten is dezelfde verwachting af te lezen, hun blik is gefixeerd op de automatische schuifdeuren van het enorme complex. De deuren zijn nog dicht. Het is 08.45 uur. Nog een kwartier, dan gaat de winkel pas open.

Er schalt een dromerig muziekje over de parkeerplaats. Dezelfde paar maten muziek worden op eftelingeske wijze herhaald en herhaald tot de melodie in het brein staat gegrift. De om en nabij twintig wachtende mensen hebben ruim voordat het tuincentrum om 09.00 uur opengaat hun auto’s in de vakken geparkeerd, kinderwagens uitgeklapt en tassen uit de auto gehaald. Sommigen rijden in een scootmobiel de parkeerplaats over. Anderen helpen opa en oma uit de auto.

Nog tien minuten en dan mogen ze naar binnen.

De mensen die hier nu staan zijn bewust te vroeg. Over een uur is het al te druk om hier je auto te parkeren, dat weet iedereen. Ook al is het een doordeweekse dag, begin oktober. De felle zon schijnt op de parkeerplaats, maar binnen wacht de sneeuw. En de grootste en bekendste kerstshow van Nederland.

De Intratuin in Duiven heeft meer dan dertig jaar een kerstshow, die bescheiden begon en uitgroeide naar zestienduizend vierkante meter aan kerstbomen, ornamenten, ballen, verlichting en andere decoratie. En dat allemaal verpakt in een verhaal, met een thema. (Dit jaar: ‘Een reis vol verwondering’.) Decor, aangeklede paspoppen, licht en muziek moeten de bezoeker het idee geven niet in een winkel te zijn, maar in een attractie.

Vanaf augustus beginnen Intratuin-medewerkers al met het ombouwen van de winkel, zodat de show begin oktober kan openen. En vanaf dat moment is het meteen waanzinnig druk. Ieder jaar zijn er berichten van verkeersopstoppingen op het bedrijventerrein rond het tuincentrum en in de weekends ontstaan ook in de winkel meterslange rijen. Maar het publiek blijft komen. De Intratuin krijgt van oktober tot het einde van de show in januari zo’n 1,4 miljoen bezoekers uit Nederland, België en Duitsland te verwerken, wat circa 10 miljoen euro omzet oplevert.

Wat brengt al deze mensen hier?

Vol verwachting

Milou Basten (30) uit het Gelderse Gendt gaat op een siersteen vlak voor de ingang zitten, haar zoontje staart naar de ingang en haar dochtertje ligt in de kinderwagen. Nog vijf minuten tot de deuren opengaan. Gisteravond in bed moest ze al aan dit bezoek denken. „Vol verwachting klopt mijn hart”, zegt ze.

Dit is het veertiende jaar op een rij dat Basten de kerstshow bezoekt. Haar ouders, die hun auto nog aan het parkeren zijn, namen haar als tiener al mee.

Ieder jaar verwondert Basten zich over de zorg en aandacht die er aan het decor is besteed. Ze heeft, zegt ze, helemaal niet het idee dat ze in een winkel is. En toch komt ze nooit met lege handen naar buiten, een buit van 100 euro aan spullen is niet ongewoon. Haar moeder heeft een miniatuurkerstdorp in huis en de kwaliteitsminiaturen zijn niet goedkoop. „Ik ben dankbaar voor de liefde die ze mij heeft gegeven, dat voel ik nog sterker tijdens Kerst”, zegt Basten. „En dan denk ik: ach, ik koop een huisje voor haar. Dan is zij ook weer blij.”

Dan roept haar zoontje en wijst. De deuren gaan open.

Eenmaal de elektrische schuifdeuren gepasseerd, moeten de bezoekers met hun karretjes aan de hand eerst nog door de aankomsthal en drie elektrische toegangspoortjes achter elkaar – „er werd heel veel gejat”, zegt een jonge beveiliger bij de ingang. Langzaam wordt het steeds meer Kerst. Een grote hal op de begane grond, normaal bestemd voor de vaste planten, is nu tot de nok gevuld met kunstkerstbomen. Van kleintjes voor een tientje tot drie meter hoge bomen voor zo’n 900 euro. Daarna: alle soorten kerstboomverlichting die je je voor kunt stellen.

„Ik kom hier niet met het idee om 500 euro uit te geven. Maar als ik iets leuks zie, neem ik het mee.”

Foto’s: Merlin Daleman

De eerste echte publiekstrekker volgt: een hal van 2.000 vierkante meter met overal miniatuurdorpjes in een over-de-top-wintersfeer. Stenen dienen als bergen, compleet met sneeuw en mini-bomen. Er zijn rijdende treintjes, een kleine kermis met snoepkramen en mini-reuzenrad, en een mini-skiresort. Bij een mini-Efteling blèrt Carnaval Festival-muziek uit speakers in een hoek.

En alles is te koop. „Kijk”, kirt Yvonne (64) uit Angeren tegen haar kleinkind in een buggy. „Op die trein staan kerstboompjes!”. Haar kleinkind is de reden dat ze hier is zegt ze, niet de koopdrang. „De verwondering bij kinderen is zo mooi.” Ze gaan ook weleens naar de Efteling, maar dat kost geld, en de Intratuin is gratis. Hier kun je ‘even’ een uurtje heen.

Hans Vermaak (69) en Edith de Groot (54) hebben ook geen kar bij zich. Ze bestuderen dozen met huisjes op wandplanken. Noem hun komst een inspiratiebezoekje. „We kijken wat we dit jaar gaan doen om de sfeer in huis te verhogen”, zegt Vermaak. De Groot heeft de laatste jaren steeds meer last van een winterdip. Kerstspullen in huis halen helpt. „Lichtjes”, zegt ze. „In plaats van de zon.”

Luxe

Als de bezoekers desgevraagd hun gevoel bij Kerst moeten benoemen, noemt iedereen warmte, familie en geluk. Het bezoek aan de kerstshow is vals spelen, een manier om dat geluk nu al op te kunnen roepen. Veel mensen komen al jaren. Het gevoel dat ze krijgen als ze rondlopen in de winkel, zeggen ze, is de reden om te komen – niet de spullen. Maar de spullen maken uiteindelijk wel dat gevoel. Jordy Moris (28), die vier uur met zijn vriend in de auto zat vanuit België, koopt elk jaar een nieuwe set kerstballen voor hun boom. Jolande Zijderveld (59) gaat normaal vier of vijf keer inkopen doen, en heeft halverwege de route haar kar al vol.

„Ik kom hier niet met het idee om 500 euro uit te geven”, zegt Lisette van der Blij (57). „Maar als ik iets leuks zie, neem ik het mee.” Van der Blij maakt sinds twee jaar deel uit van het team van vijftig extra krachten dat de Intratuin vanaf augustus tot en met januari voor de show inhuurt. Vandaag is ze hier om te winkelen. Kerst gaat in principe niet om de tierelantijnen, beaamt haar dochter Annabel van der Blij (25). Maar ze zijn wel onderdeel van de voorpret. „Van mijn moeder horen we als ze gaat werken wat ze voorbij ziet komen.”

Alles wat hier ligt, is luxe

Willie van Puurveen

Opvallende uitzondering is Willie van Puurveen (57), op vriendinnenuitje naar de show. „Ergens is het belachelijk dat we half oktober al naar een kerstmarkt gaan”, zegt ze. „Moet je zien wat hier gekocht wordt, ik vind het een beetje gênant. Alles wat hier ligt, is luxe. We hebben het niet nodig.” Uiteindelijk koopt Van Puurveen een kerststukje en een lichtbol, samen 34 euro.

Opvallend veel mensen in de winkel zijn slecht ter been. „Voor mensen in verpleeghuizen is dit een mooi gratis uitje”, zegt medewerker Marjolein van den Berg (46), bij een van de weinig overgebleven afdelingen met gewone tuinartikelen. „De kersthel”, noemt ze de show ook wel. „Omdat het gewoon heel druk is en mensen wat onbeschofter worden, wat ik snap. Ik zie ook mensen waarvan ik denk: is het wel slim voor jou om zoveel uit te geven?”

De kerstshow bestaat al 30 jaar en trekt in drie maanden zo’n 1,4 miljoen bezoekers.
Foto Merlin Daleman

Een moetje

In Winter. Five windows on the season, beschrijft de Canadese essayist Adam Gopnik de geboorte van het moderne Kerstfeest, het „oogstfeest van de commercialisering”. Onze huidige kersttradities zijn sterk beïnvloed door de victoriaanse Kerst (de Charles Dickens-Kerst) maar eind negentiende eeuw ontstond de Kerst „van de warenhuizen en de winkelstraten” die we nu nog beleven, schrijft Gopnik. Rond 1870 groeide de welvaart en kwam een nieuwe, stedelijke middenklasse op. Warenhuizen ontdekten dat Kerst business kon zijn en decoreerden hun etalages met extravagante kersttaferelen, kerstcadeaus geven werd een moetje.

Dit is een mooi gratis uitje

Marjolein van den Berg

In Engeland en Noord-Amerika dan. In Nederland stond er elk jaar tot 5 december een ander feest in de weg: Sinterklaas. Wie tot in de jaren tachtig van de 21ste eeuw in Nederland een kerstbal wilde kopen, moest naar de Bijenkorf of Blokker. Nederlanders wilden vóór Sinterklaas geen kerstballen zien. En dus sprongen tuincentra, die toch geen sinterklaascadeaus verkochten, in dat gat.

Gerard Nijsink (64), manager van de Intratuin Duiven, lepelt de herinneringen aan die tijd moeiteloos op. In de jaren 80 was hij manager van het plantencentrum Duiven, voordat het een Intratuin werd. Met grote passen beent hij een enorm magazijn door. Een sluiproute, de officiële winkelroute is meer dan een kilometer lang.

In de jaren tachtig verkoopt het tuincentrum al kerstbomen, en slaat Nijsink voor het eerst voor duizend gulden aan kerstballen in. „Een paar jaar later komen er kunstbomen bij, die er overigens niet uitzagen dus dat was wel spannend.” Al snel bedenkt Nijsink dat „een verhaal” weleens zou kunnen helpen met de handel. „Een rode kerstbal kan je overal kopen, maar de beleving…”, zegt de manager. Inmiddels zit Kerst „in het dna van de winkel”, zegt Nijsink. Ook sollicitanten voor de barbecue-afdeling wordt gevraagd of ze ‘iets’ met Kerst hebben. Nij-sink: „Sommige mensen die we in augustus inhuren, komen van ver. Werken bij de kerstshow staat op hun bucketlist.”

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="

=

” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="

=

” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/midden-in-de-herfst-ondergedompeld-in-het-kerstgevoel-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/25151228/data123474320-db915b.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/midden-in-de-herfst-ondergedompeld-in-het-kerstgevoel-23.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/midden-in-de-herfst-ondergedompeld-in-het-kerstgevoel-21.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/midden-in-de-herfst-ondergedompeld-in-het-kerstgevoel-22.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/midden-in-de-herfst-ondergedompeld-in-het-kerstgevoel-23.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/10/midden-in-de-herfst-ondergedompeld-in-het-kerstgevoel-24.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/7Yg59YfknWVTtOZq9jc1TIr3bbg=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/10/25151228/data123474320-db915b.jpg 1920w”>

Als bezoekers hun gevoel bij Kerst moeten benoemen, noemt bijna iedereen warmte, familie en geluk.

Foto’s: Merlin Daleman

Apotheose

In de buurt van de roltrap naar de eerste verdieping zwelt de muziek aan: dit is de apotheose van de kerstshow. Aan beide kanten van de roltrap is een Harry Potter-achtig stationstafereel te zien. Overal zijn sneeuwuilen. „Vorig jaar verkochten de uilen heel snel uit”, zegt manager Nijsink. Toen hij op een inkoopbeurs zwevende kaarsen zag, was het idee voor het magische station-thema geboren.

Boven aan de roltrap staan meterslange wanden vol ornamenten in elke vorm denkbaar: van kaassoufflés tot dildo’s, glazen wijn, hockeysticks en hoge hakken in tijgerprint. Na een uur wandelen in de winkel heeft de bezoeker nog geen kerstbal gezien. Een beetje weggestopt in een hoek staat een eenzame kerstman-pop, die mechanisch met z’n heupen draait en ouderwetse kerstnummers uitbraakt. Ooh what fun it is to ride… Ho, ho, ho!

„Kijk eens Kit”, zegt Stefan Vanokas (55) tegen zijn vrouw Kitty terwijl hij het kaartje aan de pop pakt. „Tweehonderd euro.” Ze overwegen de pop te kopen. Al zo’n vijftien jaar gaat het stel kerstshows af en geven ze met cadeaus erbij iedere kerst zo’n 2.000 euro uit. „Oubollige kerstspullen, dat vinden we leuk”, zegt Stefan. „Rood en groen en goud. Kerstklokjes. Het moet nu allemaal zo modern…”

Nijsink passeert dezelfde zingende kerstman fronsend. „Er zijn tuincentra die een setje bewegende pinguïns hebben staan, en een ijsbeer. „Maar die moet je dan elk jaar neerzetten, anders is de investering te groot.” Hij gebaart naar de kerstman. „Dit heb ik liever niet.” De kerstman past niet in de zorgvuldig uitgekozen beleving. En die beleving begint steeds vroeger in het jaar. „Eerder hadden we vanaf september of oktober de ruimte om te gaan bouwen, en opende de show in november.” Maar jaarrond een kerstshow: dat nooit, zegt Nijsink. De klant moet ergens naartoe leven. „Anders is de magie weg.”


In de ogen van Cyp, die 23 jaar werd, was alles het waard om gefotografeerd te worden

Met zijn fotocamera kun je automatisch scherp stellen, maar liever deed Cyp het zelf. Knopje indrukken tot halverwege, wachten op het groene vierkant in het scherm en hup, doordrukken.

Cyp, met zijn oog voor detail, deed tijdens wandelingen door de stad niets liever dan scherp stellen. Op het lijnenspel van schaduwen, zebrapaden en golvend water, op meisjes met – opvallend vaak – rode haren, op stoeptegels, muurtegels, lantaarnpalen, etalages, op Amsterdamse tantes die opkijken met een blik ‘wat mot je’.

De nalatenschap van Cyprian Broekhuis – hij overleed in de herfst van 2016 – bestaat uit zo’n duizend foto’s en vrijwel allemaal zijn ze scherp. Juist daarom was dat ene beeld, wacht, Nan Romijn, zijn moeder, pakt het erbij, zo bijzonder. „Kijk, gemaakt vanuit zijn kamer.”

Alsof je oogleden samentrekken en je door je wimpers de wereld in kijkt. Een wazig vergezicht op gekleurde lichtvlekken in een donkere straat, en in de reflectie van het raam het silhouet van een zwart gestalte in een felverlichte ruimte.

Robert Broekhuis, zijn vader, laat zijn blik erover glijden. „Je weet: het is iemand, maar je weet niet wie.” „Licht en donker.” Nan Romijn glimlacht. „Ik vind ‘m wel sterk.” „Wilde hij nou zichzelf fotograferen, in de reflectie, of zat die ruit juist in de weg?” Broekhuis twijfelt. De vaagheid zal ongetwijfeld bewust zijn geweest. En als je scherp stelt, moet je een keuze maken. Maar focuste Cyp nou op de straat, of op de reflectie; de buitenwereld, of de binnenwereld? Of poogde hij toch allebei?

De wereld van Cy Benjamin heet het deze maand verschenen boek waarin een selectie van de foto’s van Cyprian Benjamin Broekhuis is gebundeld. ‘Cy’, dat vond ‘ie zelf wel een mooie artiestennaam. ‘Cy Benjamin.’ „Daar hadden we ’t over gehad”, zegt vader Broekhuis. „Als je je achternaam waardeloos vindt, kun je jezelf altijd nog Benjamin noemen. Genoeg beroemdheden die zo heten.”

„Hier, deze, ook zo wonderlijk.” Nan Romijn slaat weer een bladzijde om. Thuis aan de eettafel in Amsterdam, met koffie en koekjes en pasteis de nata van een echte Portugees.

Abstractie en tunnel

Romijn laat haar blik rusten op een foto van een gat in een zandberg. „Pas later begrepen we dat dit een golfplaten tunneltje is.”

Voor Cyprian is alles gelijkwaardig. Kinderen, dieren, rotzooi op straat. De blik van Cyp, schrijft fotograaf en auteur Hans Aarsman in een beschouwing in het boek, toont het „echte, onversneden kijken”. Want meestal verdwijnt zo’n onbevangen blik als mensen op pad gaan met een camera om hun nek. Aan fotografie, schrijft Aarsman, hangt een traditie van ‘wat waard is’ om te fotograferen. Wat een ‘mooie’ foto oplevert, een ‘interessante’ foto. Maar zulke foto’s nam Cyp niet. Die toonde een andere, onbekende wereld, met eigen schoonheid, net zo goed als lelijkheid, die óók de werkelijkheid is.

Die blik, van hun zoon, hebben zijn ouders zelf ook pas vorig jaar leren kennen. Het plan om zijn fotoarchief door te spitten was er al vlak na zijn dood, nu acht jaar geleden. Maar het duurde jaren voordat Nan Romijn en Robert Broekhuis daar emotioneel aan toe waren.

Op 8 september 2016 overleed Cyprian Broekhuis op 23-jarige leeftijd nadat hij dodelijk gewond was geraakt toen hij in zijn eigen huis, in de Wagenaarstraat in Amsterdam, werd neergeschoten door de politie; die kwam hem ophalen omdat hij gedwongen moest worden opgenomen. Zes kogels in zijn buik. Agenten meenden een mes in zijn handen te hebben gezien, al kon het ook een zaklamp zijn geweest, en de precieze toedracht is nooit achterhaald. Gewelddadig was Cyp niet, wel angstig.

Het was een tragisch einde van vier jaar leven met psychose.

„Voordat je je herpakt, het leven weer een beetje zijn normale dimensies krijgt…” Nan Romijn schenkt de koffie bij.

„Eerst is de ramp absoluut”, zegt Broekhuis. „Langzaam neemt dat een beetje af. Je probeert jezelf te verwennen, veel naar buiten. Een reisje. Om toch nog een beetje van het leven te…”

„…Al rouw je, je kunt ook genieten”, zegt Romijn. „Heel wonderlijk. Die gelijktijdigheid is er ook.”

Broekhuis: „Wat ook speelde: Cyp was ziek. Dat heeft hem, maar ons ook, in diepe treurigheid gestort.”

Bij Cyp openbaarde zich na zijn pubertijd schizofrenie en dat ging gepaard met onpeilbare psychoses. Het ene moment voelde hij zich prima, zoals drie dagen voor zijn dood, toen hij op een zaterdagmiddag onverwachts op de stoep stond en hier in de woonkamer nog grapjes maakte. Het volgende moment was het, in de woorden van zijn ouders, „he-le-maal mis”. Er zaten angstige periodes bij, ook voor hen. Romijn: „We wisten niet wat er speelde in zijn hoofd. Het was totaal onbekend terrein. En soms raakte hij vermist.”

Ze hadden constant de telefoon in de buurt. Naast het bed, in de wc, de douche.

„Je leeft op een vulkaan.”
„Die elk moment kan uitbarsten.”
„Het is verschrikkelijk om je kind naar de gallemiezen te zien gaan.”

Noorwegen

„Hier, deze, gemaakt in Noorwegen.” Broekhuis toont een foto van een plein met bergen op de achtergrond. Een van de zeldzame foto’s die Cyp had geschoten terwijl hij een psychose had. Meestal als de ziekte zich openbaarde ging hij op pad, maar zonder camera. Dan was in zijn hoofd geen ruimte voor fotografie. En ook niet voor een pinpas, of een telefoon. Kregen zijn ouders opeens een belletje vanuit Schotland, een Zwitserse kliniek. En vanuit Noorwegen belde Cyp zijn vader na vier dagen met de mededeling ‘ik heb geen geld meer!’. „Eerst je gps-coördinaten, pas dan maak ik geld over”, had Robert gezegd.

Natuurlijk overheerste de diepe rouw na de dood van Cyp, hun enige kind. Het verdriet gaat niet meer weg. Of, zoals Nan Romijn zegt: je wordt nooit meer heel. „Cyp ontbreekt aan ons.” Ze hebben na zijn dood thuis nooit meer muziek gedraaid. En toen de groenteboer laatst aan Broekhuis vroeg ‘hé, hoe is het met je zoon?’ verstijfde hij en wist niets te zeggen.

Maar sinds zijn dood slingert de telefoon weer door het huis.

„Kijk, deze vind ik ook zo mooi.” Nan Romijn bladert terug naar één van de eerste foto’s in het boek. Twee meisjes aan de waterkant, gefotografeerd op de rug. Rood haar wapperend in de wind, nonchalant hun jassen op de betonnen kade. „Dit heeft een soort leegheid. En tegelijk intimiteit.” Broekhuis: „Het is ook gewoon een mooie compositie.”

Twee meisjes bij Eye

Met een vader als beeldend kunstenaar en een moeder als choreograaf groeide Cyp van jongs af aan op met kunst. Het was zijn taal. Cyp kon als kind al prachtig tekenen. Draken, wonderlijke figuren. Vlak voor zijn overlijden werkte hij nog aan een fantasy-roman. En fotograferen deed hij vanaf zijn tiende al graag.

De laatste jaren was het menens.

Broekhuis: „In 2014, rond zijn eerste opname in een kliniek, heb ik die camera voor hem gekocht. Een grote Canon met goeie lenzen.”

„We wilden hem iets aanreiken waarmee hij zijn ego weer een beetje kon stutten”, zegt Romijn. „Iets dat hem weer trots kon maken op zichzelf. Want ziek zijn, en onder dwang opgenomen worden, is zó’n vernederende ervaring. Je wilt niet dat je kind zich minderwaardig voelt. Dat kun je niet aanzien.”

Cyp pikte het razendsnel op, zag Broekhuis. Om de kneepjes te leren ging zijn zoon een paar keer met bevriende fotografen op stap. In zijn atelier leerde hij zijn zoon de foto’s bewerken met Photoshop. „Contrasten, helderheid. Daarin was hij echt geïnteresseerd.”

„Je wilt niet dat je kind zich minderwaardig voelt. Dat kun je niet aanzien.”

Nan Romijn

Hun zoon was geen prater, maar je kon merken dat hij er plezier in had. Ging ’ie in z’n eentje een hele dag op pad met een flinke cameratas om de nek. Zomaar ergens heen met de fiets of het openbaar vervoer, later vooral lopend. En toen Broekhuis eens in de winkel een nieuwe lens voor hem betaalde kreeg hij – uitzonderlijk! – zomaar een zoen. Glimlach: „Hij had zich waarschijnlijk zorgen gemaakt dat hij hem zelf moest betalen.”

Cyp was ondanks zijn ziekte altijd actief bezig. Hij wilde niets liever dan zelfstandig zijn, ook financieel. Maar ook bij hem was het besef ingedaald dat een ‘normale’ baan er niet meer in zat. Romijn: „Hij kon zich de ene dag goed voelen en de andere dag heel slecht. Dus dan kun je veel beroepen niet uitoefenen. Maar fotografie wél. Daar hadden we het met hem over gehad. Want als je je goed voelt, dan ga je er gewoon op uit. Dat was voor hem een grote motivatie.”

„Hier, die giraf.” Broekhuis bladert naar een foto gemaakt in Artis. „Maar waar is zijn nek? Verscholen achter het hek!” Er zitten wel meer humoristische foto’s in de collectie. Beelden van hondjes in oranje shirtjes, geschoten in WK-tijd. Een serie van zeven foto’s van romp en benen van een voorbijganger die ogenschijnlijk dronken heen en weer loopt. Een azuurblauwe Canta gefotografeerd in een troosteloze straat met azuurblauwe bloembakken.

Canta en bloembakken
Spiegeling

„En hier” – Nan Romijn bladert naar een foto van de motorkap van een Mercedes. „Je ziet erin de spiegeling van, als je goed kijkt, Amsterdamse gevels. Bijna abstract.”

In de ogen van Cyp was alles het waard om gefotografeerd te worden. Misschien, denken zijn ouders, had die blik te maken met zijn – milde – autisme. Kwamen indrukken sowieso ongefilterd binnen. Zoals toen ze eens met hem koffie dronken in een café en hij vertelde dat hij de achtergrondmuziek, die zacht stond, zo hard hoorde dat hij het gesprek niet volgen kon. Misschien gold dat ook voor zijn fotografie. Bleef zijn blik hangen op details die andere mensen niet zien. Of misschien – dat kan ook – was het gewoon de open, onbevangen blik van een jonge fotograaf die nog zoekend is in zijn werk.

„Maar kijk”, Romijn wijst op de foto van de motorkap naar een schuin randje aan de onderkant, „dat is toch gek?” De motorkap is niet ‘netjes recht’ of ‘mooi’ gefotografeerd, zoals je zou verwachten, maar schuin en rafelig. „Dat randje geeft net die spanning. Dat wil je hebben als fotograaf.” Broekhuis knikt. „Perfectie is dodelijk. Dat geldt voor alle kunst.”

Wie weet was Cyprian ooit fotograaf geworden. Wie weet ook niet. Zijn ouders maken zich geen illusies. Wat komt er op je pad? Wie ontmoet je? In een mensenleven speelt het toeval een grote rol. Maar dat fotografie hun zoon uit de put had kunnen trekken, daarvan zijn ze overtuigd.

„Het leuke van zo’n boek maken”, zegt Romijn, „is dat we met hem mee konden kijken.” Nadat Broekhuis vorig jaar september de harde schijf met foto’s opende – hij was er blijkbaar klaar voor – hebben ze wekenlang samen door het materiaal gestruind. Ze keken door de ogen van hun zoon naar de laatste twee jaar voor zijn dood en zagen humor, vrolijkheid, plezier. En naarmate ze verder door de collectie gingen, ook steeds meer leegte. Minder kleur, minder mensen, meer somberheid.

Zelfportret met/via DHL

Dat was toen zijn ziekte vorderde en hij ambulant – onder begeleiding – op zichzelf kwam te wonen, in de Wagenaarstraat in Amsterdam-Oost. Cyp kreeg er genoeg van: al die klinieken, de talloze gesprekken, telkens nieuwe behandelaren – zijn ouders hebben er 35 geteld. Cyp was teleurgesteld, in zichzelf. Hij zonderde zich af, leefde ’s nachts. Cyp moet zich eenzaam hebben gevoeld, beseffen zijn ouders. Eenzaamheid die zij ook hebben ervaren toen Cyp psychotisch werd. Want als rampspoed je overkomt en niemand kan je helpen, „dan voel je je van God en iedereen verlaten”.

Op 7 september 2016 kwam zijn vaste begeleider langs, maar Cyp weigerde zijn maandelijkse medicatie. De begeleider zag geen andere keuze dan een gedwongen opname, en om dat veilig te laten verlopen werd de politie erbij gehaald. De plek waar hij is doodgeschoten is één van de laatste beelden in het fotoboek. Je ziet zijn bed, zijn spiegel, zijn nachtkastje. De gordijnen gesloten.

De agenten zijn nooit vervolgd. Nan Romijn en Robert Broekhuis zijn tegen die beslissing van de officier van justitie nog een artikel 12-procedure begonnen. Die werd door de rechter afgewezen. Daarna zijn ze een juridische strijd aangegaan waar ze na een paar jaar mee gestopt zijn. „Op een gegeven moment kom je tot het inzicht dat het juridische gevecht de relatie met je kind gaat overheersen.” Dat wilden ze niet. Want het is een relatie die nooit ophoudt – of je kind nou leeft of niet. „Cyp is niet alleen zijn gewelddadige dood.”

Ze wilden niet dat woorden als ‘kogels’ en ‘plaats delict’ voor altijd aan hem zouden blijven kleven, terwijl Cyp zoveel méér was dan dat ene incident: een paar seconden op 23 jaar mensenleven. Ze wilden de gruwelijkheden overschrijven. „Het maken van dit boek heeft ons troost geschonken”, zegt Nan Romijn. „Schoonheid verzacht pijn.”

Cyprian, Kennemer Duinen


Minister Agema kan bezuinigingen op zorg moeilijk uitleggen. ‘Waarom deze keuzes, wat zijn de cijfers? We willen antwoorden’

40 miljoen euro. Zoveel wil minister Fleur Agema (Zorg, PVV) vanaf volgend jaar besparen op mensen die onverzekerd zijn, maar toch een beroep doen op de zorg; vooral arbeidsmigranten en toeristen. De bezuiniging betekent dat de helft van het budget van 80 miljoen verdwijnt.

Maar daarmee hield de duidelijkheid donderdag wel op, tijdens de tweede dag van de behandeling van de begroting van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). De Tweede Kamer maakt zich zorgen over deze bezuiniging en wilde weten om hoeveel mensen het precies gaat. Dat wist Agema niet. „Maar hoe kunnen we dan al 40 miljoen inboeken? Misschien gaat het maar om een paar honderd mensen”, vroeg Kamerlid Harmen Krul (CDA).

Agema: „Dat is inderdaad lastig. Maar hier hebben we een keuze gemaakt.”

Krul: „Wat is dat nu voor een uitermate slecht antwoord? Hoe kun je nu zeggen dat je de helft gaat bezuinigen, terwijl je geen flauw idee hebt hoe groot die groep is. Misschien kunt u wel 60 miljoen bezuinigen.”

Agema: „Wie weet.”

Krul: „Wie weet? Als u dit niet weet, kunt u dit bedrag ook niet invullen.”

Agema: „Dat kan wel. Zo staat het in de lijst met bezuinigingen voor 2024. We zullen in de uitvoering zien hoe ver we komen.”

Het debatje tussen en Agema en Krul was tekenend voor de sfeer tijdens deze tweede dag. De oppositie vroeg telkens naar de onderbouwing van de vele bezuinigingen op zorg, Agema wist de Kamer niet te overtuigen dat ze die had. Het zorgde voor veel onrust. Geregeld praatten Kamerleden vanuit hun bankjes hardop door Agema’s beantwoording heen.

Agema benadrukte dat het kabinet nu eenmaal moet bezuinigen: „Ik zou dat liever helemaal niet doen, maar het staat in het Hoofdlijnenakkoord.”

Hoe kun je nu zeggen dat je de helft gaat bezuinigen, terwijl je geen flauw idee hebt hoe groot die groep onverzekerden is

Harmen Krul
Kamerlid (CDA)

Eerste grote test

De behandeling van de begroting van VWS de afgelopen twee dagen was de eerste grote test voor Agema. Haar eerste maanden als zorgminister verliepen moeizaam. Debatten in de plenaire zaal liepen uit de hand, doordat Agema zich liet verleiden tot aanvallen op Kamerleden en omdat ze onverwacht nieuwe informatie in het debat bracht. Woensdag, tijdens de eerste dag van de begrotingsbehandeling, lag ze onder vuur van de oppositie, maar ook van haar eigen PVV. De kritiek: de plannen zijn vaag, op veel terreinen ontbreekt het aan concrete plannen.

Zo stuurde Agema begin deze week een Kamerbrief, waarin ze 252 miljoen euro aan bezuinigingen op onder meer preventie, zorgstages, zorg aan onverzekerden en het Trimbos-instituut uitwerkte. Maar waar is de onderbouwing, vroeg de Kamer zich af. „Waarom bezuinigt u op zorgstages terwijl u prioriteit geeft aan arbeidsmarkttekorten? Daar snap ik geen bal van”, zei Mirjam Bikker (ChristenUnie). Volgens Agema is die subsidie „niet doelmatig” en komt ze met een andere regeling, die breder is en minder kost (40 miljoen in plaats van 122 miljoen per jaar). „Minder geld, maar wel meer effect?” vroeg Bikker. Ze leek het nauwelijks te kunnen geloven.

Technocratisch

D66 vroeg naar het plan om het eigen risico ruim te halveren, iets dat leidt tot langere wachtlijsten. Om dat op te lossen wil Agema meer triage (zorgverleners bepalen wie er als eerste aan de beurt voor een behandeling). „Dat is niet nieuw, dat doen ze al”, zei Wieke Paulusma (D66). „En nu wordt die druk verder opgevoerd. Hoe gaat u dat doen?” Dat ga ik uitwerken, antwoordde Agema. „Maar wie is er straks dan als eerste aan de beurt?”, drong Paulusma aan. Dat ga ik uitwerken, zei Agema opnieuw.

Na een uur was een groot deel van de oppositiepartijen wel klaar met de „technocratische” en „halve” antwoorden van Agema. Ze vroegen Kamervoorzitter Martin Bosma in te grijpen: „Wat is de onderbouwing, waarom deze keuzes, wat zijn de cijfers? We willen antwoorden”, zei Lisa Westerveld (GroenLinks-PvdA). „De minister zegt alleen ‘ik heb goede plannen, ik heb het op het netvlies’”, zei Paulusma (D66). „Dit zijn pijnlijke keuzes. Dan wil je een visie en onderbouwingen.” Ze sprak, later in het debat, over „een schandalige vertoning”.

Agema vond het „spijtig om te horen dat we niet tot elkaar komen”. Ze voegde toe dat achter de 252 miljoen bezuinigingen „geen visie zit. Dan zou ik wel een hele grote broek aantrekken. We hebben gewoon goed gekeken waar we niet op willen bezuinigen en waarop wel, omdat het bijvoorbeeld niet doelmatig is.”

Liever richtte ze zich op wat wel kan: „Ik mag 4,3 miljard uitgeven aan het eigen risico en 600 miljoen aan betere ouderenzorg. Daar ben ik de vier dragende partijen dankbaar voor.”

Lees ook

Felle kritiek op zorgminister Agema, ook van de eigen PVV

Fleur Agema, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voorafgaand aan het debat over de begroting van haar ministerie.


In het Verdronken Land van Saeftinghe maken ze zich ‘grote zorgen’ over PFAS in het vlees van de buitendijkse grazers

Pré-salé is Frans voor ‘zoute weide’. Het vlees van schapen en runderen die tussen zeekraal en lamsoor grazen, krijgt er een delicate zilte smaak door. Saeftingherhof, het bedrijf van Geert Meersschaert en zijn vrouw Kris Van Royen in het Vlaamse Prosperdorp, heeft van pré-salévlees zijn specialiteit gemaakt. Tachtig van hun koeien grazen even verderop, net aan de Nederlandse kant van de grens, in het Verdronken Land van Saeftinghe, een gebied van slikken en schorren in Zeeuws-Vlaanderen dat tweemaal per dag wordt doorgespoeld door de zoute Westerschelde.

Maar na de zomer heeft Saeftingherhof een verbod gekregen om koeien naar de slacht te brengen, omdat het vlees mogelijk te veel van de schadelijke PFAS bevat. De Vlaamse overheid heeft bij een steekproef vastgesteld dat het PFAS-gehalte in het vlees van één Belgische koe uit Saeftinghe vier keer hoger lag dan de norm, zo bleek deze maand. In het bloed van andere Belgische koeien in het gebied werden ook veel te hoge waarden gevonden.

De drie Belgische pachters in Saeftinghe zijn daarna ‘op slot’ gezet door de Vlaamse toezichthouder en ook de drie Zeeuwse pachters hebben van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit nu in afwachting van nader onderzoek naar hun vee een slachtverbod gekregen voor hun buitendijkse grazers.

Lees ook

‘Handel Nu!’ – op weg naar een totaalverbod grijpt de PFAS-lobby naar een laatste strohalm

Het complex van Chemours in Dordrecht. Met een gecoördineerde lobby-actie probeert het bedrijf fluorpolymeren buiten een PFAS-verbod te houden.

Dikbillen

Vanaf de zeedijk bij Prosperdorp kun je ze zien tussen de laatste slierten ochtendmist: dikbillen van het ras Belgisch witblauw. In de verte schuiven containerschepen naar Antwerpen. Alle tachtig koeien van Saeftingherhof hebben een gps-tracker om, zodat ze makkelijk te vinden zijn als ze vast komen te zitten in het slik van een geul. Op 1 november zullen ze, zoals elk jaar, vanuit Saeftinghe in optocht naar de boerderij lopen voor het winterseizoen. Maar daarna is hun lot ongewis.

„Wat voor toekomst wij nog hebben, weten wij niet”, zegt Kris van Royen die in haar stal aan het werk is. „Maar wel dat het gedaan is met pré-salé, voor nu en altijd.” Echt verbaasd is ze niet, zegt ze. „Iedereen weet dat PFAS overal zitten.”

Die stoffen, verzamelnaam voor duizenden verwante, nauwelijks afbreekbare chemicaliën, kunnen het immuunsysteem verstoren en leverschade en kanker veroorzaken. PFAS zitten, behalve in de lucht, in de aarde, in grondwater en in Nederlandse hobby-eieren, ook in veel te hoge concentraties in de Westerschelde. Het RIVM adviseert al een paar jaar om daarom geen vis of schelpdieren uit het estuarium meer te eten.

Gevraagd is om de veiligheid van het ‘Saeftinghe-vlees’ te onderzoeken, evenals het vlees en melk van dieren die elders aan de Zeeuwse kust grazen

Bij elke vloed trekt datzelfde vervuilde water door de kreken en geulen van Saeftinghe en bevloeit er zoutminnende plantjes als zeeaster, kweldergras en zilte rus. Bij eb, die hier langer duurt dan dichter bij zee, hebben slib én gif hier alle tijd om te bezinken op en tussen de planten die mede het dieet van koeien en schapen vormen.

Saeftinghe, met 3.500 hectare het grootste ‘brakwaterschor’ van West-Europa, is een Natura 2000-gebied, staat onder Unesco-bescherming en geldt als walhalla voor (trek)vogels. Het is vanouds ook een spons voor gif. In de vorige eeuw vooral voor onder meer cadmium, pcb’s en landbouwgif waarvan de rivier enorme hoeveelheden afvoerde. PFAS zijn een recentere plaag. De voornaamste bron staat in het Antwerpse havengebied: het Amerikaanse chemiebedrijf 3M, dat onder meer lijmen en synthetische rubbers maakt en jaarlijks duizenden kilo’s PFAS loost. Tegen het bedrijf lopen verscheidene juridische procedures, onder meer van de Nederlandse staat.

Kustbewoners

Het Zeeuwse provinciebestuur heeft alarm geslagen over de ‘buitendijkse grazers’. In een brief aan minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, BBB) vragen Gedeputeerde Staten om diepgravend onderzoek. Niet alleen naar de veiligheid van het ‘Saeftinghe-vlees’, ook naar eventuele PFAS in vlees en melk van dieren die elders aan de Zeeuwse kust grazen. Nederland doet al onderzoek naar de blootstelling van kustbewoners aan PFAS.

In de Zeeuws-Vlaamse gemeente Hulst, waar Saeftinghe onder valt, klinken soortgelijke geluiden. Hulst is ook boos dat het Vlaamse onderzoek al in augustus plaatsvond maar pas twee maanden later bekend werd, staat in een brief van burgemeester en wethouders.

Ook Het Zeeuwse Landschap (HZL), eigenaar van Saeftinghe, maakt zich „grote zorgen”, zegt directeur Rob van Westrienen. En niet alleen over de volksgezondheid. Want die buitendijkse grazers – waaronder sinds kort ook waterbuffels die goed met zuigende modder overweg kunnen en die niet voor de consumptie zijn bestemd – zijn ook essentieel voor wat je het businessmodel van HZL kunt noemen. „Begrazing geeft broedvogels meer ruimte en zorgt dat bepaalde andere gewenste planten er terugkeren”, zegt Van Westrienen. Als de pachters zouden wegvallen, omdat ze hun bedrijf daar niet meer mogen of kunnen uitoefenen, zou dat het karakter van Saeftinghe ernstig aantasten.

Volgens de HZL-directeur moet dringend worden onderzocht hoe PFAS precies in koeien terechtkomen: via bladgroen, via water, of, zoals ook is geopperd, via zeeschuim waarin het zich ophoopt. Ook wil hij weten of er verschil is tussen jonge en oudere dieren, tussen mannetjes- en vrouwtjesdieren, en of het PFAS-gehalte daalt als ze een tijdje ander voer krijgen, zoals in de winter.

Maar alleen het „volledig stoppen van de PFAS-vervuiling is de weg naar systeemherstel”, zegt HZL. Nederland en Vlaanderen streven daarnaar. 3M kondigde in januari aan bij Antwerpen met PFAS-productie te stoppen maar, onder meer via het grondwater, blijven die stoffen nog vrijkomen.

Lees ook

Zeeuwse vissers bezorgd over PFAS-vervuiling: kopen mensen hun garnalen straks nog wel?

Schipper Antoine Sinke van de Yerseke-238 is bezig een claim in te dienen voor de schade die hij door PFAS-vervuiling lijdt.


Op het schoolplein vinden ze de smartvapes ‘wel grappig’, experts noemen ze ‘moreel verwerpelijk’

„Volgens mij heb ik als enige van de hele school een smartvape. Best cool eigenlijk,” zegt de vijftienjarige Jairo. Hij en zijn vriend Destin (15) staan buiten het hek van een middelbare school in Lelystad te roken. Op het hek prijkt een blauw-wit bord met de tekst ‘Dit terrein is rookvrij. Op weg naar een rookvrije generatie.’

Eén op de vijf jongeren heeft het afgelopen jaar een e-sigaret gebruikt. De nieuwste gadget maakt het nog aantrekkelijker. Met de smartvape kun je namelijk niet alleen vapen, maar ook berichten versturen, bellen en gamen. Kinderartsen zien deze smartvapes steeds vaker voorbijkomen in hun spreekkamer en waarschuwen voor de gevolgen. „Het is slim ontworpen: als je een spelletje speelt, moet je af en toe een trekje nemen om verder te kunnen. Het is gericht op het verleiden van het kinderbrein,” vertelt Lissy de Ridder, voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK).

Nicotine verstoort de aanleg van verbindingen in de hersenen, wat onder meer kan leiden tot permanente problemen met impulsbeheersing

Esther Croes
tabaksexpert Trimbos-instituut

Destin zou ook wel een smartvape willen, want „het is best wel grappig”. „Je kunt spelletjes spelen tijdens het vapen. In de les mag je dan niet vapen, maar je kunt hem wel gebruiken om te gamen.”

Esther Croes, als tabaksexpert verbonden aan het Trimbos-instituut, noemt de smartvapes verschrikkelijke dingen. „Ze houden niet één, maar twee verslavingen in stand: gamen en roken.” Een kinderbrein is vatbaarder voor verslavingen, omdat het beloningscentrum eerder rijpt dan de prefrontale cortex, het deel waarmee mensen verstandige beslissingen nemen. „Ik vind het moreel verwerpelijk om kinderen verslaafd te maken,” vertelt Croes.

Gevaren

Om e-sigaretten minder aantrekkelijk te maken voor jongeren, zijn vapes met smaakjes sinds januari verboden. Ook smartvapes bevatten vaak smaakjes en meer vloeistof dan de toegestane hoeveelheid. Op de vraag hoe Jairo aan de smartvape komt antwoordt hij: „Via vrienden”. Destin laat op zijn telefoon een screenshot van een Snapchat zien met een lijstje beschikbare producten en prijzen. „Je kan de vapes in allerlei smaken krijgen.”

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit laat aan NRC weten dat de smartvapes nu een aantal weken in omloop zijn in Nederland, maar dat de inspecteurs ze nog niet vaak tegenkomen. „We zien dat jongeren alternatieve manieren zoeken om aan vapes te komen, bijvoorbeeld op het schoolplein of door ze online te bestellen. We weten ook dat jongeren ze onderling verkopen. De handel speelt zich daardoor steeds meer af buiten ons blikveld.”

Uit Kamervragen bleek dat de NVWA sinds januari ‘ruim 1.000 advertenties en posts voor vapes met smaakjes van social media en platformen laten verwijderen.’ Staatssecretaris Vincent Karremans (Jeugd, Preventie en Sport) wil de handel in illegale vapes verder aanpakken, bijvoorbeeld door de Autoriteit extra handhavingsbevoegdheden te geven.

Acuut

Als jongeren vapen is de kans dat ze later ook gaan roken drie keer zo groot, zegt De Ridder. Uit een rondgang onder middelbare scholieren in Lelystad blijkt dat de meesten vapen en dat daarna combineren met sigaretten, of zelfs shag. „Twee jaar geleden begon ik met vapen, nu rook ik ook sigaretten. Weet je wat het is? Als je een peuk hebt, wil je vapen en als je een vape hebt, wil je een peuk. Vapes hebben lekkere smaakjes, maar soms wil je ook afwisseling”, zegt de zestienjarige Cennet.

Een smartvape moet ze niet aan denken. „Daar vragen ze 30 euro voor. Als ik daar aan begin, word ik nog blutter.” En die spelletjes vindt ze ook maar dom. Maar online kan ze niet meer om de smartvapes heen: „Op TikTok en Instagram zie ik veel filmpjes van mensen die smartvapes gebruiken.”

De gevaren van vapen beperken zich niet alleen tot het ontwikkelen van verslavingen. Volgens Esther Croes speelt ook een acuut gevaar: „Omdat een vape vaak meer nicotine bevat dan een sigaret, kunnen kinderen een nicotinevergiftiging krijgen. Dat kan gepaard gaan met misselijkheid, braken en soms zelfs met een epileptische aanval.” Nicotine heeft ook invloed op het kinderbrein. Croes: „Hersenen blijven zich ontwikkelen tot je 24 bent. Nicotine verstoort de aanleg van verbindingen in de hersenen, wat blijvende schade kan veroorzaken, zoals angstklachten en problemen met impulsbeheersing en concentratie.”

Lees ook

Verbod op e-sigaret met zoete smaakjes? ‘Dan gaan we wel naar de dealer’

De e-sigarettenwinkel van Robin Meeuwis in Breda. „We zijn er niet om nieuwe nicotinegebruikers te creëren.”

Weet je wat het is? Als je een peuk hebt, wil je vapen en als je een vape hebt, wil je een peuk

Cennet (16)
scholier

Naast een goede aanpak vanuit de overheid is het belangrijk jongeren te informeren over de gevaren, vindt NKV-voorzitter De Ridder. „We moeten ervoor zorgen dat we onze kinderen hier niet aan blootstellen. Ik snap niet waarom mensen zulke producten verkopen aan kinderen. Denk even na bij wat je doet. Dit is geen eerlijke strijd meer.”

Cennet en haar vrienden delen de vapes onderling – maar alleen onder bepaalde voorwaarden. Wanneer iemand een trekje van een ander wil, moet diegene een dansje doen. „Ik deel wel vaak uit aan vrienden die niet zoveel geld hebben.” Cennet is zich wel bewust van de gevaren van roken: „Ik ben weleens gestopt, maar dat duurde niet lang. Mijn longen zijn toch al verpest.” Ze vertelt over haar vader die rookt. Cennet denkt dat roken iets is wat je vanuit huis meekrijgt. Haar vrienden knikken instemmend.

Lees ook

Vapen slecht voor je? ‘Die klachten komen later wel’, zeggen de jongeren in het park

Een jonge vrouw rookt een e-sigaret aan de waterkant in Amsterdam. Tot het grote publiek wil het nog niet doordringen hoe schadelijk het is om te vapen, stellen artsen. Ook is het zeer verslavend.