500 euro voor een matras of fraude met hypotheken – in Zaandam is het uitbuiten van Bulgaren een ‘verdienmodel’

De politieman zet zijn auto stil en wijst naar een paar ramen die boven een café oplichten in het donker. „In die woning daar vonden we onlangs zeven matrassen, die voor 500 tot 600 euro per maand werden verhuurd aan Bulgaarse migranten”, vertelt hij. Sinds de politie is langs geweest niet meer, want in Zaandam is het verboden om zonder vergunning een woning te ‘verkameren’, laat staan op deze manier te ‘vermatrassen’. „De huisbaas verdiende hier zo’n 4.000 euro per maand mee.”

De politieman en een gemeente-handhaver rijden tijdens een handhavingsactie samen met de verslaggever langs de schaduwplekken van arbeidsmigratie in Zaandam. Hun namen blijven ongenoemd, omdat ze anders hun werk niet goed meer kunnen doen. Als de auto weer is doorgereden, wijst de handhaver op een „fout” zorgkantoor. „Dat zette migranten in voor zorgfraude”, licht ze toe. „Ze regelden een uitkering voor langdurige zorg van soms wel 10.000 euro per maand.” Dat geld ging vooral naar het zorgkantoor, niet naar de migrant die de uitkering formeel aanvroeg.

Zaandam telt duizenden Bulgaarse migranten; naar schatting tussen de vierduizend en zevenduizend. De meest kwetsbare mensen worden op allerlei manieren misbruikt, vertellen de gidsen. Ze betalen te hoge huren voor slechte en krappe woningen. Ze doen vaak onderbetaald of zelfs onbetaald werk. Ze worden ingezet als katvanger bij fraude met onder meer zorg en hypotheken. De politieman: „Foute figuren hebben hier in Zaandam een verdienmodel gebouwd rond kwetsbare en afhankelijke arbeidsmigranten.”

De schaduwkanten van arbeidsmigratie zijn de afgelopen jaren meer op de politieke agenda in Den Haag gekomen. Nederland telt nu ongeveer een miljoen arbeidsmigranten, die veelal laagbetaald werk doen. De aandacht ging in eerste instantie vooral uit naar arbeidsmigranten die uitgebuit worden. Meer en meer verschuift de aandacht nu naar de effecten voor heel Nederland. De economische opbrengsten van laagbetaalde arbeidsmigratie zijn namelijk beperkt en remmen zelfs de economische innovatie. De maatschappelijke kosten zijn daarentegen hoog door de druk op voorzieningen zoals zorg, onderwijs en huisvesting.

NRC publiceert de komende weken een serie verhalen over wie er aan arbeidsmigratie verdient, en wie daarvoor de prijs betaalt. Voor de aftrap van deze serie gingen verslaggevers naar Zaandam Oost. Daar zijn kwetsbare migranten gaan wonen in buurten met een toch al kwetsbare bevolking. Dat leidt volgens de gemeente Zaanstad tot een „stapeling van problemen” – en zelfs tot „ondermijning”, door (semi)criminele activiteiten waartoe de migranten worden aangezet. De commissie-Van Zwol bracht hier eerder een werkbezoek omdat de druk van arbeidsmigratie op voorzieningen als de zorg, het onderwijs en huisvesting in Zaandam Oost al sterk voelbaar is.

NRC sprak met bewoners van de buurten Peldersveld en vooral Poelenburg, dook in rapporten en cijfers, interviewde hulpverleners en andere deskundigen, bezocht een school, een buurthuis en een moskee, en ging mee met een handhavingsactie van de gemeente. Uit dit alles komt naar voren dat veel van de problemen van en met de Bulgaarse migranten worden verergerd en deels zelfs veroorzaakt door de liberalisering van de woningmarkt in de afgelopen decennia.

Woningen die ooit collectief bezit waren, zijn nu in handen van particuliere huiseigenaren. „En in het verdienmodel rond arbeidsmigranten draaien vrijwel alle constructies om vastgoed”, zegt de politieman. Bijvoorbeeld: het illegaal verkameren van woningen, het gebruik van de woning als logeeradres voor arbeidsmigranten en het aanvragen van hypotheken met vervalste papieren.

De flat Pharus is de middelste van drie reusachtige woonblokken

Foto’s: Ruchama van der Tas

Wonen in de flat

Huismeester Rudie de Jong heeft deze ochtend een menselijke diarree-vlaai verwijderd uit een gang van zijn flatgebouw. „Eerst zand eroverheen, dan wegscheppen en uiteindelijk de hogedrukspuit erop.” Poep opruimen doet hij pakweg een keer per maand. Verder spreekt hij bewoners aan die hun fatbike op de galerij zetten en „die dan opladen met een snoertje door het keukenraam”, of die in illegale onderhuur wonen.

De flat heet Pharus en is de middelste van drie reusachtige woonblokken, die een soort vestingmuur-met-toegangspoort vormen van dit ‘eiland’ in Zaandam Oost tussen de snelweg en de rivier de Zaan. Vanaf de bovenste galerij kijk je uit over een modernistische tuinstad uit de jaren zestig, met overwegend lage woonblokken en rijtjeshuizen tussen groenstroken en eindeloze parkeerplaatsen. De meeste huizen hier zijn sociale huurwoningen. De bewoners komen uit alle windstreken; drie op de vijf zijn buiten Europa geboren. Het grootste deel heeft wortels in Turkije.

Zaandam Oost behoort tot een van de twintig gebieden die extra geld krijgen van het rijk om de verloedering tegen te gaan. De gemeente Zaandam probeert middels het zogeheten ‘Pact Zaandam Oost’, een samenwerking van ruim veertig partners zoals woningcorporaties en politie, de leefbaarheid te verbeteren. De bewoners van Zaandam Oost moeten binnen twintig jaar een even gezond, kansrijk en veilig leven leiden als de gemiddelde Nederlander.

Zaandam telt bovengemiddeld veel glazenwassersbedrijven

Handhavers pakken de eerder dit jaar veelbesproken ‘glazenwassersmaffia’ aan. Zaandam telt bovengemiddeld veel glazenwassersbedrijven; de malafide bedrijven intimideren concurrenten en laten Bulgaren ramen schoonmaken voor te weinig geld. Woningcorporaties renoveren en vernieuwen daarnaast het merendeel van de woningen en zetten huismeesters in om de leefbaarheid te verbeten.

De Jong probeert de boel in de Pharus-flat „een beetje leefbaar” te houden. Zijn grootste vijand is het afval dat bewoners vanaf het balkon naar beneden gooien. „Laatst stond ik buiten te roken en kon ik maar net een brandende sigarettenpeuk ontwijken”, vertelt hij. Wat wordt er verder naar beneden gegooid? „Loop maar even mee naar de achterkant van de flat”, zegt hij. Daar ligt de grasstrook inderdaad vol met troep: een verwelkt bloemenboeket, lege flesjes eiwitshakes, een oud vloerkleed en een onderbroek.

Die rotzooi komt niet alleen van de Bulgaren, benadrukt De Jong: „Zeker niet.” Toch is dat wel het beeld in Poelenburg, zegt Umut (16 jaar), die met zijn ouders en zus in deze buurt woont. Umut kwam als vierjarige van Bulgarije naar Zaandam Oost, waar hij ook naar school gaat. „Ik ga hier met iedereen goed om”, zegt hij in de deuropening van zijn woning: „Maar mijn vrienden zeggen tegen mij: ‘Jij bent de enige Bulgaar die ik mag’.”

Umut zegt dat wel te begrijpen: „Bulgaren zorgen voor veel overlast. Ze rijden rond met lawaaiige muziekboxen en zetten hun vuilnis op de verkeerde momenten op straat.”

In het buurthuis mopperen bewoners deze middag ook over de herrie en het vuilnis. „De Bulgaren hebben geen pas voor de vuilcontainer omdat ze vaak met zoveel in één appartement wonen dat ze zich van hun huisbaas niet mogen inschrijven. En dus gooien ze het afval zo van het balkon”, zegt Ron, een vrijwilliger die niet met zijn achternaam in de krant wil. Wat hem nog het meest steekt, is dat hij zijn Bulgaarse buren helemaal niet kent. „Met de Turken hier bijvoorbeeld had ik altijd goed contact. Die deden twintig jaar geleden gewoon mee aan de buurtbarbecue. Maar de Bulgaren? Ze wonen boven mij, maar ik zie ze zelden – en er wonen steeds weer anderen.”

map visualization

Verkoop huurwoningen

Voor het grote verloop onder de Bulgaarse bewoners heeft Ron wel een verklaring. Begin deze eeuw kregen sociale huurders als hij de kans om hun huis te kopen van de woningcorporatie. „Dat hebben velen van ons gedaan”, vertelt Ron. „Alleen, de mensen die de kans kregen om weg te komen uit deze buurt, hebben later hun huis verkocht. Die woningen zijn in handen gekomen van huisbazen die er nu Bulgaren in zetten.”

Dit mechanisme is maar al te bekend uit de wetenschappelijke literatuur, zo vertelt migratiedeskundige Hein de Haas in zijn boek Hoe migratie echt werkt. In het Verenigd Koninkrijk zijn onder de vlag van ‘volkskapitalisme’ veel corporatiewoningen aan huurders verkocht en uiteindelijk in handen gekomen van pandjesbazen. Woningen met vaste bewoners werden zo doorgangshuizen voor arbeidsmigranten. Dat ging ten koste van de leefbaarheid en sociale cohesie in toch al kwetsbare wijken.

„In Nederland wordt een woning huren al dertig jaar consequent ontmoedigd, ten gunste van het kopen”, zegt directeur Harry Platte van Parteon, een van de drie woningcorporaties in Zaandam Oost. Corporaties worden min of meer gedwongen om hun huurwoningen te verkopen, onder meer om renovatie en nieuwbouw te kunnen betalen. In Poelenburg en Peldersveld is het corporatiebezit nog altijd hoog (61 procent van alle woningen), maar lager dan in 2013 (63,5 procent).

„Door de verkoop kregen we een publiek dat we niet wensten”, vertelt Platte. Zo bleken de glazenwassers te zijn gaan wonen in de Pharus-flat, eigendom van Parteon. Omdat de leefbaarheid in de wijk achteruit ging, is Parteon in 2022 gestopt met het verkopen van woningen. Sterker, zegt Platte: „Alle woningen die nu te koop worden gezet in de Pharus-flat en de Perim-flat ernaast, kopen wij op.” Die worden vervolgens verhuurd aan bewoners die wat toevoegen aan de buurt, zoals verpleegkundigen, politieagenten en leraren.

Parteon heeft de afgelopen jaren 44 woningen teruggekocht om de leefbaarheid van de buurt te verbeteren. Een dure grap, zegt Platte, want „de prijzen zijn ook op die plek in Zaandam echt sky high gestegen.” Vooralsnog komen er subsidies uit het landelijke fonds Volkshuisvesting voor de terugkoopactie. Zonder die steun is het opkopen lastig vol te houden, maar het is niet zeker of het geld de komende jaren blijft komen. Jammer, vindt Platte: „Want dit is natuurlijk een zaak van een lange adem.”

De hal van de flat Pharus.
Foto Ruchama van der Tas

Op stap met de handhavers

Zo’n twintig mannen en vrouwen nemen plaats in een zaaltje. Het zijn gemeentelijke handhavers, die al tien dagen (vroeg) in de ochtend en in de avond de wijk in gaan om overlast en ondermijning te bestrijden. Burgemeester Jan Hamming is aangeschoven en zegt: „Ik wil jullie allemaal heel erg bedanken voor jullie inzet. Jullie maken lange dagen om dit belangrijke werk te doen. Nu gaan jullie weer een avond op pad. Succes!”

Dan geeft een leidinggevende een korte presentatie met wat dia’s. „We hebben het over de glazenwassers, de mensenhandel die daarmee gepaard gaat, en de ondermijning in de wijken”, zegt hij. „De malafide glazenwassers zijn de baas op straat. Wij willen de straat heroveren en teruggeven aan de bewoners.”

Vanavond richten de handhavers hun pijlen vooral op het wonen. Mensen die ergens niet staan ingeschreven op een adres maar er wel wonen. Woningen die formeel leeg staan, maar waar wel mensen in zitten. Te veel mensen op een adres. Overtredingen worden bestraft met boetes en kunnen er uiteindelijk toe leiden dat een woning niet meer verhuurd mag worden. Op een dia verschijnen namen van huisjesmelkers. Een van de namen is die van een familie die veel woningen bezit en steevast ‘De Familie’ wordt genoemd. „Wonen is een verdienmodel”, zegt de leidinggevende. „Dat gaan we aanpakken.”

De handhavers gaan op pad in twee teams van elk zo’n tien personen, onder wie een tolk, enkele hulpverleners en twee politiemensen. Bij de eerste woningen lijkt alles in orde te zijn, maar dan komen ze bij een woning waar veel mis is. Een Bulgaarse familie van twee ouders met vijf kinderen woont voor 2.000 euro per maand in een vervallen flatwoning van een particuliere verhuurder. De vader werkt bij een kippenslachterij in de buurt en spreekt een heel klein beetje Duits met een controleur van de gemeente. Zijn papieren zijn in orde; hij kan zelfs een huurcontract tonen.

Controle in een woning met arbeidsmigranten.
Foto Olivier Middendorp

De gemeente Zaandam voert controles uit op de huisvesting van arbeidsmigranten.

Foto’s: Olivier Middendorp

„Heb je al in de badkamer gekeken?”, vraagt de politieman, met wie de verslaggever vanavond meerijdt. Hij trekt de deur open en ontdekt een woud van zwarte schimmels. Een kakkerlak schiet weg. „Daar zit een heel nest”, zegt de politieman en wijst op het kozijn. De vader schrikt: „Mein Problem?” Nee, zegt de controleur: „Dat moet jouw huisbaas regelen. Bel hem morgen!” Hij wendt zich tot de verslaggever: „En dan is deze man zelfs nog blij dat-ie hier mag wonen.”

Dat laatste verbaast een hulpverlener in het gezelschap niet. „Er is onder Bulgaren enorme woningnood”, zegt ze. De hulpverlener staat dagelijks Bulgaren bij die het spoor bijster raken in de Nederlandse samenleving. „Vandaag kwam iemand bij mij, die maandelijks 1.950 euro huur betaalt. Hij en zijn familie moeten nu uit de woning, omdat de huisbaas het pand gaat laten opknappen en dan voor nog meer geld wil verhuren. De man was al blij dat hij überhaupt een woning had.”

Op de trap naar beneden praten de handhavers nog even na over de schimmelwoning. Een van hen verzucht: „Hoe moeten kinderen opgroeien in zulke omstandigheden?”

Op de buurtschool

„Kip, kop, kip, kop.” Een jongetje van een jaar of vijf oefent de klinkers van het Nederlands achter een computer in de bibliotheek. Het lage gebouw van basisschool De Gouw oogt fris en vriendelijk in een oase van groen. Op deze school met een diverse leerlingenpopulatie is een op de vijf kinderen Bulgaars. Dat is ongeveer evenveel als het aantal Syrisch- en Turks-sprekende kinderen en meer dan op veel andere basisscholen in de buurt.

Over de kinderen in Zaandam Oost leven grote zorgen. Begin dit jaar beschreef onderzoeksinstituut Pharos in een schrijnend rapport dat Bulgaarse migrantenkinderen al in de baarmoeder een achterstand oplopen doordat goede zorg voor de zwangere moeder vaak ontbreekt. De gemeente sloeg deze zomer alarm over vermoeide kinderen die moeten leven in vochtige en ongezonde huizen.

„De kinderen van migranten komen vaak hier pas echt in beeld. School is het eerste instituut dat hen volgt”, zegt schooldirecteur Adriënne Frans. Zij en haar collega’s willen niet specifiek over Bulgaarse kinderen spreken, omdat de omgang met deze kinderen volgens hen niet wezenlijk anders is dan die met de andere kinderen – of het nu gaat om extra taallessen of een langere schooldag.

„We gaan standaard op huisbezoek bij de ouders, als dat mogelijk is”, zegt Frans. Emine Önsoy, de zogeheten ‘brugfunctionaris’ van de school onderhoudt contact met ouders en maakt hen wegwijs in de wijk. Ze bespreekt in sommige gevallen het belang van ’s ochtends goed ontbijten, en op tijd op school aankomen. „Voor kinderen is het heel ongemakkelijk om als laatste binnen te komen, terwijl iedereen al klaar zit.” Een kort gesprekje hierover kan volgens Önsoy al enorm helpen.

„In de klas zijn er vaker dan voorheen ‘ongelukjes’”, vertelt Önsoy. Kinderen hebben nog niet altijd geleerd zelf naar de wc te gaan. Ouders hebben de neiging om hun kinderen lang als een baby te behandelen. Sommige kinderen hebben daarnaast bijvoorbeeld nog niet geleerd om zelfstandig hun jas aan te trekken. „Dit zorgt voor meer onderbrekingen van het lesprogramma en extra werk voor leerkrachten.”

Winkelcentrum Gibraltar in buurt Peldersveld.
Foto Ruchama van der Tas

Een ander probleem is dat ouders vaak geen tijd hebben om naar school te komen. „Hoe armer je bent, hoe noodzakelijker het is dat beide ouders veel werken”, zegt Frans. Önsoy vraagt ouders dan soms een grootouder of meerderjarige broer of zus te laten komen. „Soms bespreek ik ook hoe belangrijk het is om, ondanks de lange werkdag die je achter de rug hebt, ’s avonds aandacht te hebben voor je kind en te vragen hoe het op school was.”

Önsoy organiseert daarnaast samen met bijvoorbeeld de GGD speciale ochtenden waar ouders samen kunnen spreken over thema’s die zij zelf aandragen. Over hoe je een kind opvoedt in twee culturen, of hoe je om moet gaan met een kind dat veel gamet. „Die ochtenden worden goed bezocht.”

Het zou goed zijn als migranten eerder wegwijs gemaakt zouden worden in de Nederlandse samenleving, vindt Frans: „Dat de gemeente nieuwkomers bij inschrijving meteen uitlegt langs welke loketten ze moeten gaan met hun kinderen.”

De glazenwassers

„Kijk, daar staat weer een busje”, zegt de politieman tijdens de avondlijke rondrit door de wijk. Een bestelauto van een glazenwasser, bedoelt hij. De gemeentelijke handhaver naast hem legt uit: „Deze zomer hebben de meeste glazenwassers de belettering van hun busje gehaald, om minder last van ons te hebben. Maar we herkennen ze toch wel, vooral door de ladder aan de zijkant.”

De gemeente Zaanstad heeft voor glazenwassers een vergunningsysteem ingevoerd. Wie rondrijdt zonder zo’n vergunning, krijgt een (voorwaardelijke) boete – behalve als de vergunningsaanvraag nog loopt. Vijf illegale glazenwassers hebben nu een zogeheten last onder dwangsom gekregen. Wie voor de tweede keer gesnapt wordt, moet 20.000 euro betalen.

Veel glazenwassers zijn daarom uitgeweken naar het naburige Purmerend, vertelt de politieman. „We zijn daar een keer gaan kijken in een bedrijfsverzamelgebouw, waar een glazenwasser stond ingeschreven. Het bedrijf had een hokje, met een computer die niet was aangesloten. Wel stonden overal ordners met de bedrijfsnaam erop. Er komt nooit iemand, zeggen de buren. Wij denken dat dit bedrijf dus nog steeds actief is in Zaandam.”

De politieman ziet een busje rijden en laat dat stoppen. De glazenwasser zegt dat hij vandaag ramen heeft gelapt in Breda. „Heeft u een vergunning?”, vraagt de politieman. De aanvraag loopt nog, zo blijkt. Terwijl de politieman en de glazenwasser doorbabbelen over vergunningen, wijst de handhaver op enkele donkere gevels waar lichtjes bewegen achter de ramen: „We worden gefilmd. Die filmpjes worden ongetwijfeld doorgestuurd – misschien wel naar degenen van wie we de panden vandaag willen bezoeken.”

Naar de dokter of niet

Aan het eind van een zonnige middag in augustus staat een groepje mannen bier te drinken uit blikjes voor de Bulgaarse supermarkt in het kleine winkelcentrum. Ze hebben eerst geen zin om te praten, moe als ze zijn na een hele dag werken in onder meer de bouw en de schoonmaak. Even later blijken de mannen wel iets te willen zeggen, zij het volstrekt anoniem. „Wij Bulgaren krijgen overal de schuld van”, zegt een van hen in het Turks: „Dat is niet eerlijk. We hebben zelf grote problemen.”

Ze betalen hoge huren, vertellen ze. „1.500 euro per maand”, zegt de een. „2.000 euro”, zegt een ander. De meesten kunnen dat nauwelijks opbrengen. Een enkeling wel, zoals de man die zegt 5.000 euro per maand te verdienen met het verwijderen van asbest.

Een man met een opvallend slecht gebit klaagt over de Nederlandse zorg. Zijn Nederlandse huisarts wil hem niet helpen, zegt hij, terwijl hij allerlei gezondheidsklachten heeft. Voor zijn medische behandelingen gaat hij daarom terug naar Bulgarije. „Mijn medicijnen koop ik zelf.”

Zelfmedicatie komt inderdaad veel voor, vertelt Marjolein Keij van onderzoeksinstituut Pharos, die een rapport schreef over het welzijn van de Bulgaren in Zaandam. „Bulgaren kennen heel slecht de weg in het Nederlandse zorgstelsel.” Nederlandse artsen zijn bijvoorbeeld terughoudender als het gaat om medicatie voorschrijven. „In Bulgarije schijnt dat anders te zijn. Dat zorgt vaak voor frustratie bij Bulgaarse patiënten, die zich in Nederland niet geholpen voelen als ze medicatie willen.”

De druk op de huisartsenzorg in Zaandam is de laatste jaren toegenomen, aldus Keij. „Onder meer door de taalbarrière, cultuurverschillen en verschil aan verwachtingen tussen de arts en de Bulgaarse patiënt. Het is hierdoor lastig om de zorg te laten aansluiten bij wat deze mensen nodig hebben.”

Bulgaarse migranten hebben bovendien meer zorg nodig, doordat ze vaak zwaar en ongezond werk doen. „Huisartsen zien veel klachten die rechtstreeks voortkomen uit het werk, zoals rugpijn.” Zelf sprak Keij met een Bulgaarse vrouw die in een vleesfabriek werkte: „Ze stond de hele dag in een steenkoude koelcel waardoor ze continu stijve ledematen had.”

<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="below" data-description="De buurt Peldersveld in Zaandam Oost, gefotografeerd vanaf flat Perim. ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De buurt Peldersveld in Zaandam Oost, gefotografeerd vanaf flat Perim. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-7.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/01120135/data123805935-a766a2.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-37.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-35.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-36.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-37.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-38.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/n1L9HUaH9nvH_NswlOhTzSJXWKo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/01120135/data123805935-a766a2.jpg 1920w”>

De buurt Peldersveld in Zaandam Oost, gefotografeerd vanaf flat Perim.

<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="below" data-description="De flat Brandaris in de wijk Peldersveld. ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De flat Brandaris in de wijk Peldersveld. ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-8.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/01120132/data123805833-2d3aec.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-41.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-39.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-40.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-41.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/500-euro-voor-een-matras-of-fraude-met-hypotheken-in-zaandam-is-het-uitbuiten-van-bulgaren-een-verdienmodel-42.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/VOYQkbqYmZ3ZfwHp9tqk4FmWBhY=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/01120132/data123805833-2d3aec.jpg 1920w”>

De flat Brandaris in de wijk Peldersveld.

Foto’s: Ruchama van der Tas

Schulden

Soms hebben de mensen die Bulgaren naar Nederland halen eigen dokters, vertelt de gemeentelijke handhaver als de politieauto verder rijdt door de avond: „Het is een gesloten systeem.” De migranten hebben in Zaandam maar een of twee contactpersonen, van wie ze afhankelijk zijn voor werk en wonen. Ze kennen verder niets of niemand in Nederland.

Hoe de werving precies verloopt, is niet bekend. „Er moet een soort mond-tot-mond-reclame zijn”, zegt de politieman: „Wat we wel weten is dat de Bulgaren vaak al een schuld hebben, doordat ze een bedrag hebben moeten betalen voor hun komst.” Het zou vaak gaan om ongeveer 5.000 euro. „Dat moeten ze eerst afbetalen, waardoor ze in het begin bijna geen geld krijgen voor hun werk.” Dat kan werk zijn als glazenwasser, of als bouwvakker. Vaak verhuist de werkgever-huisbaas hen van de ene woning naar de andere, als er elders in buurt een klus moet worden geklaard.

De schuld maakt de migranten ook zo afhankelijk dat ze zich vaak gedwongen voelen mee te werken aan dubieuze transacties. „Dan wordt er op hun naam een hypotheek aangevraagd bij een bank, met vervalste papieren over inkomen”, legt de politieman uit. „Met dat geld wordt een pand gekocht, dat dan weer verhuurd kan worden aan migranten.”

Deze migranten zouden ook bonafide werk kunnen doen, bijvoorbeeld in het Zaanse distributiecentrum van supermarktketen Albert Heijn. Veel Bulgaarse arbeidsmigranten werken daar en bij andere bedrijven in de Zaanse voedingsmiddelenindustrie. „Als ik vraag: ‘waarom werk jij daar niet?’, blijken ze geen idee te hebben hoe ze dat zouden moeten regelen”, vertelt de politieman: „Ze kennen alleen maar de mensen die hen naar Zaandam hebben gehaald en weten verder totaal niet hoe het werkt in Nederland.”

Afsluiting

Het was een rustige avond, zeggen de handhavers als ze na afloop weer in het zaaltje samenkomen voor de debriefing. Bij de huizen van De Familie werd wel opengedaan, maar mochten de handhavers niet binnenkomen. „De bewoners waren passief-agressief”, vertelt iemand. „We voelden veel weerstand.” Het huis met de schimmel heeft duidelijk veel indruk gemaakt. „We gaan een melding doen bij de GGD”, zegt de man die met de vader sprak. „Meer kunnen we nu even niet doen.”

Een andere handhaver trof een man moederziel alleen in een woning. „Hij zat in een kamer. De deuren naar de andere kamers waren op slot en hij had geen sleutel. De man vertelde dat hij nooit was betaald voor zijn schilderswerk. Hij is maar een nacht in de woning. Morgen komt iemand anders en krijgt hij een andere woonplek.”

Buiten spreekt de politieman zijn verbazing uit over de omvang van de misstanden. „Overal waar we komen, zien we iets wat niet klopt, vaak net een beetje anders dan eerder. Het verdienmodel rond arbeidsmigranten manifesteert zich telkens op een andere manier. De malafide glazenwasser van nu kan volgende week een stukadoor zijn.”

Arbeidsmigranten in Nederland

marimekko visualization
marimekko visualization
chart visualization


Strompelen over bakstenen om iets van de oorlog te ervaren

Het verhaal van de Tweede Wereldoorlog is toe aan een renovatie. Het blijft essentieel om het verhaal te vertellen, vinden vier directeuren en één hoofdconservator van musea en herinneringscentra die zich bezighouden met oorlog, bezetting en Jodenvernietiging: als moreel ijkpunt voor de tegenwoordige tijd. Maar andere vertelvormen zijn nodig, nu de meeste bezoekers minder direct verbonden zijn met de gebeurtenissen dan de generaties voor hen.

Kamp Amersfoort is in 2021 uitgebreid en een heus museum geworden. De Anne Frank Stichting verscheept deze maand een replica van het Achterhuis naar New York waar in januari een tentoonstelling opent voor „Amerikanen die niet in de gelegenheid zijn om het Anne Frank Huis in Amsterdam te bezoeken”. Het Verzetsmuseum heeft vorige maand een nieuwe opstelling gemaakt over de oorlog en de Nederlandse koloniën – en is daarmee „compleet”, zoals een radioreclame belooft. Het Nationaal Holocaustmuseum is dit jaar geopend. En Herinneringscentrum Kamp Westerbork presenteerde vorige maand een nieuw ontwerp voor het barre barakkenterrein.

Is de oorlog daarmee klaar voor de 21ste eeuw? Welke middelen gebruiken de vijf om een nieuw, jonger publiek te interesseren? En wat zijn hun grenzen daarbij? Een liquidatiespel waarin bezoekers op Duitsers kunnen schieten? Toch maar niet. Met kunstmatige intelligentie avatars maken van voormalige gevangenen en die ‘in gesprek’ laten gaan met bezoekers? Het overwegen waard. Een portret van Hitler in een Anne Frank tentoonstelling? Wel in New York, niet in Amsterdam.

Ronald Leopold, directeur van de Anne Frank Stichting die het Achterhuis in Amsterdam beheert, maakt zich weinig zorgen. Hij is verantwoordelijk voor een „iconische plek” waar jaarlijks zo’n 1,2 miljoen bezoekers op afkomen, van wie een groot deel uit het buitenland. Nee, zegt Leopold in zijn kamer met uitzicht op de altijd aanwezige rij voor het museum, Anne Frank dreigt niet vergeten te worden. Hij denkt dat in de loop van de 21ste eeuw uiteindelijk twee krachtige „dragers” voor de kennis over de Jodenvervolging zullen overblijven: Auschwitz, voor de vernietiging, en Anne Frank, voor de slachtoffers. „De belangstelling neemt niet af, de kennis neemt af.”

Daarom zoekt ook zijn organisatie naar manieren om jongeren met de context van de geschiedenis van Anne Frank in aanraking te brengen. „We kijken altijd of we het goede evenwicht houden tussen die ene mens uit die ene familie in de specifieke historische omstandigheden van Amsterdam in die tijd, en aan de andere kant het meer generieke, algemeen menselijke dat ook door de Jodenvervolging wordt beroerd. Maken we er niet te veel een geschiedenisles van, waardoor de zingeving verloren gaat? In Amerika ligt dat evenwicht ergens anders dan in Nederland.”

Replica van het Anne Frank Huis, Amsterdam
Foto Merlin Daleman

In het Achterhuis aan de Prinsengracht zijn de ruimtes leeg gelaten. Bewust, „want je wilt laten zien dat de mensen die daar woonden er niet meer zijn, en dat dat een reden heeft”. Maar voor de Anne Frank-tentoonstelling in het Center for Jewish History in New York vond Leopold dat hij de geschiedenis meer invoelbaar moest maken. Daarom heeft hij een replica laten bouwen waarin straks ook een fiets, een kattenmand en een tandartsboor komen te staan (de laatste onderduiker die erbij kwam was een tandarts). „We wilden in New York geen exacte ervaringskopie van het Achterhuis neerzetten. We wilden daar vooral het gevoelselement benaderen: hier leefden ménsen.” In de tentoonstelling lopen de bezoekers niet alleen door de kamers van het achterhuis en over een glazen plaat met daaronder een kaart van Europa met alle vernietigingskampen, maar zien ze ook een groot portret van Hitler. „Dat zou je in Nederland nooit doen. En in Duitsland al helemáál niet. Daar wel. De Amerikanen moeten weten om wie het gaat.”

Gevoel van onveiligheid

Over Hitler „hebben we een hele discussie gevoerd”, zegt Annemiek Gringold, hoofdconservator van het Nationaal Holocaustmuseum. Ze staat voor een vitrine met voorwerpen die een beeld oproepen van de aantrekkingskracht die Hitler ook op Nederlanders uitoefende. Van een fakkel voor de Olympische vlam (de fakkelestafette werd bedacht voor de Spelen van Berlijn in 1936) tot een bruin reliëf met het gezicht en de naam van de nazileider erop.

Het museum, gebouwd op de plaats van een kweekschool die een schakel vormde in de reddingsoperatie van Joodse kinderen, werd in maart dit jaar geopend. Daarmee is Gringolds creatie de modernste van de opstellingen. De bezoekers worden aangemoedigd om de vier trappen op te lopen naar het begin van de tentoonstelling, een fysieke inspanning die je „bewust maakt van waar je bent”, zegt Gringold.

Die staat van bewustzijn is iets anders dan de ‘inleving’ die op andere plekken wordt opgewekt, zegt Gringold. Zo moet de bezoeker van Kamp Amersfoort zich „oncomfortabel” voelen, vindt directeur Micha Bruinvels. De gevangenen die hier vanaf augustus 1941 aankwamen kregen van de SS’ers die hen bewaakten willekeurige klompen, te groot of te klein voor hun voeten. Om dat fysieke ongemak over te brengen is op de voormalige appelplaats een onregelmatig patroon van smalle bakstenen in de grond gelegd, waardoor de moderne bezoeker als vanzelf begint te strompelen.

Smalle bakstenen zijn onregelmatig in de grond gelegd, waardoor de bezoeker als vanzelf begint te strompelen

Voor de ondergrondse tentoonstelling in Amersfoort moeten de bezoekers een smalle trap tussen betonnen muren afdalen om in een tamelijk donkere ruimte te komen – allemaal om een gevoel van „onveiligheid” op te wekken, zegt Bruinvels.

Rond het terrein van het voormalige kamp Westerbork zijn hekken met prikkeldraad neergezet – „zo begrijp je waar je bent”, legt directeur Bertien Minco uit. In het Verzetsmuseum begint de route in een ‘straat’ waar nazivlaggen boven hangen. Het zijn allemaal manieren om het inlevingsvermogen te prikkelen van bezoekers die niet vooraf al weten wat de bezetting of de Jodenvervolging precies inhoudt, en die geen geduld hebben om lange teksten te lezen. De teksten in het Verzetsmuseum en het Holocaustmuseum zijn vooraf getest op doelgroepen – veertienjarigen op vmbo-niveau, in het geval van het Verzetsmuseum. Dus ‘bedoeling’ in plaats van intentie, en ‘afvoeren’ of ‘wegvoeren’ in plaats van deporteren.

Het ‘aankleden’ van een historische locatie is een precaire aangelegenheid, onderstrepen de directeuren. Want inleving bewerkstelligen ja, maar als je niet uitkijkt „kom je uit bij de amusementsindustrie”, zegt Minco. „Je wilt geen experience-museum”, zegt Gringold. „Geen kitsch of gimmick”, zegt Bruinvels.

Het strompelen over de appelplaats in Amersfoort is geen experience maar immersive, een onderdompeling. In de gang naar de kweekschool, waar de bezoekers tussen de authentieke betegelde muren naar de zalen van het Holocaustmuseum lopen, worden oplichtende voetstappen geprojecteerd, grote en heel kleine, voor de kinderen die door deze gang in veiligheid werden gebracht. Er klinkt een ijle soundscape met buitengeluiden en vooral de tram: immersive. Het hele Achterhuis is immersive.

Nationaal Monument Kamp Amersfoort
Foto Bram Petraeus

Op het terrein van Kamp Westerbork is een wagon neergezet, een herinnering aan de treinen waarmee Nederlandse Joden vanuit dit kamp naar vernietigingskampen in het oosten van Europa werden gestuurd. „Moesten bezoekers ín die wagon, daar hebben we lang over gediscussieerd”, zegt Minco. Conclusie: nee. „We willen geen re-enactment, geen ervaring oproepen. Voor ons gaat dat de grens over. Wij willen dat bezoekers beschouwers blijven.” De onderdompeling op Westerbork zal zich na de herinrichting beperken tot in het gras gemaaide contouren van de barakken, tien door stenen afgebakende plattegronden van barakken en enkele complete houten barakken, die ze hadden teruggekocht van boeren die ze als schuur gebruikten.

In gesprek met een avatar

Ander sleutelbegrip voor het nieuwe vertellen: interactiviteit. Bezoekers van nu willen niet alleen maar kijken of luisteren, maar ook iets dóen. Bij het Verzetsmuseum, zegt directeur Liesbeth van der Horst, is zelfs nagedacht over „een soort liquidatiespel, waarbij bezoekers op een wegvluchtende Duitse militair zouden schieten”. Het achterliggende idee was dat de bezoekers zich zouden moeten verplaatsen in de positie van iemand uit het verzet, om te ervaren hoe zwaar de keuze is om geweld te gebruiken. Maar uiteindelijk vreesde Van der Horst dat het vooral een attractie zou worden, „een schiettent”, en dat wilde ze natuurlijk niet.

Lees ook

De laatste WO-II oorlogsveteranen komen langs in Limburg

De Amerikaanse veteraan Dominick Critelli (links in rolstoel) en gids/docent Jori Videc (rechts).

In het Verzetsmuseum staat wel een interactieve tafel, onder een foto van verzetsgroep De Persoonsbewijzencentrale. Hier kan de bezoeker een persoonsbewijs vervalsen om onderduikers te redden. „Interactiviteit stimuleert ook goed kijken”, zegt Van der Horst.

Micha Bruinvels denkt na over een heel nieuwe vorm van interactiviteit in Kamp Amersfoort. Hij kwam op de gedachte toen hij een documentaire zag over deep fake. „Wij hebben twee- à driehonderd uur aan gefilmde interviews met voormalige gevangenen van het kamp. Zouden we die niet door middel van kunstmatige intelligentie kunnen presenteren in een avatar? Een jonger gemaakt 3D-portret van de geïnterviewden, in gevangenistenue, met wie het publiek dan ‘in gesprek’ kan gaan. „Stel je voor, zo’n jonge bezoeker staat te praten met de avatar, verveelt zich even en zegt: ‘Ik ga even een sigaretje roken, hoor’. En dat die avatar dan zegt: ‘Een sigaret? Die kostte twee boterhammen.’ Dan heb je zo’n jongere meteen weer bij de les.”

‘Als je je verplaatst in de positie van iemand uit het verzet, ervaar je hoe zwaar de keuze is om geweld te gebruiken’

Liesbeth van der Horst
directeur het Verzetsmuseum

Ze weten ook allemaal dat ‘persoonlijke verhalen’ meer aanspreken dan uitleg. Alle tekstbordjes in het Verzetsmuseum vertellen (in maximaal 100 woorden) het verhaal over een thema aan de hand van een persoon op een foto. Van der Horst heeft daarbij nadrukkelijk laten zoeken naar meer mensen van kleur, om het meer diverse publiek van 2024 aan te spreken. Een groep Indonesische verzetslieden, om een ‘koloniale lijn’ in de tentoonstelling gezichten te geven. Het verhaal van een Marokkaanse krijgsgevangene die in Zeeland dwangarbeid verrichtte – „die hadden we niet in de tentoonstelling opgenomen als er nu niet zoveel Marokkanen in Nederland hadden gewoond.”

Het Facebook-account van Anne Frank

De verbreding van de focus speelt ook in plaatsen van herinnering als Westerbork en Amersfoort, waar de directeuren van plan zijn ook de naoorlogse geschiedenis te tonen. In beide kampen zijn na de bevrijding NSB’ers en SS’ers gevangen gezet. Beide kampen speelden ook een rol bij de naoorlogse omgang met Molukkers. In Amersfoort werden deze soldaten van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) gedemilitariseerd – „hun strepen werden hier van hun schouders getrokken”, zegt Bruinvels – en in Westerbork kregen ze huisvesting in dezelfde barakken waar in de oorlog de Joden opgesloten waren. „De Molukkers kregen te maken met dezelfde overheid die zo kil de uit de kampen teruggekeerde Joden ontving”, zegt Minco. „Hun geschiedenis is me echt onder de huid gaan zitten.”

Ronald Leopold heeft in 2017 besloten de focus van het Anne Frank Huis te verleggen van de geschiedenis van een onderduikplek, naar de mensen die er verbleven. Hij heeft daarom – na diep aarzelen – ja gezegd op een voorstel van tv-maker Harry de Winter, om een video-dagboek van Anne Frank te maken. Hij heeft nóg langer geaarzeld toen hij, na het succes van die eerste reeks, moest besluiten of hij ook een video-dagboek wilde over de periode ná het achterhuis, toen Anne geen dagboek meer bijhield. Heeft hij toch gedaan.

In deze tijd draait het allemaal om sociale media, zegt Leopold. Dus? Een Facebook-account van Anne Frank? „Nee, dat niet”, zegt hij. „Nog niet.” Maar hij zegt erbij dat hij in 1980 ook ‘nee’ had gezegd op het video-voorstel van Harry de Winter. De tijd rekt de marges op.

Niet uniek

Het Holocaustmuseum, het Verzetsmuseum en Westerbork worstelen in meer of mindere mate met Anne Frank. Juist omdat ze wereldberoemd is, houden ze haar wat op afstand. „Ze was in Westerbork jarenlang een beetje taboe”, zegt directeur Minco. „Die hééft toch al een museum, was het idee.” Voordat ze van Westerbork met de trein naar Auschwitz werd gedeporteerd, werkte Anne Frank er in Barak 56, de werkbarak. Daar haalde ze batterijen uit elkaar. Er staat daar nog altijd geen bordje over haar, zegt Minco. „Maar we gaan er wel meer mee doen. Jongeren willen het toch graag weten.”

Nationaal Holocaustmuseum, Amsterdam
Foto Mike Bink
Verzetsmuseum Amsterdam
Foto Robin van Lonkhuijsen/ANP

Bij de opstelling over een blinde Joodse vrouw die brailleschrijver was bij de Joodse Raad, constateert Gringold nadrukkelijk dat die „geen Anne Frank-gehalte” heeft. Dat is goed, vindt ze. „Het is lastig je te verhouden tot bekende personen als Anne Frank of Elie Wiesel of Etty Hillesum.”

Want dat is waar alles om draait in deze musea en centra: de verhouding van de (jonge) bezoeker tot het verleden. Tot dít verleden. Wat in de periode van de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, is van een andere orde dan de geschiedenis van de Tachtigjarige Oorlog of de ineenstorting van het Romeinse Rijk. Deze geschiedenis moet worden herinnerd omdat ze onverminderd relevant is voor de maatschappij van de 21ste eeuw. „Ons museum heeft een morele opdracht”, zegt Liesbeth van der Horst over het Verzetsmuseum. „Ook, of misschien wel juist in deze tijd, nu de rechtsstaat weer onder druk staat. Kom je in verzet of niet? En wij willen de bezoekers meegeven dat het niet zo eenvoudig is, verzet.”

„De Shoah is niet uniek”, zegt Annemiek Gringold van het Holocaustmuseum. „Ze is wel zonder precedent, maar niet uniek. Maar mensen hebben dat gedaan, mensen zoals wij, tegen andere mensen zoals wij. Daarom toon ik de daders in niet-iconische foto’s, zoals Hitler wandelend in burgertenue, en de hoogste SS’er in Nederland, Hanns Rauter, met zijn dochters, een gezellige vader. Daarom laten wij van de Joden die zijn vermoord juist dingen zien die hun leven weerspiegelen. Voordat ze werden vervolgd en vermoord waren ze verpleegsters, postbodes, moeders, verliefd. Zo krijgen ze hier een waardige nagedachtenis en zijn ze niet alleen maar slachtoffers.”

Kamp Amersfoort is „het eerste museum in Nederland waar daders en slachtoffers door elkaar staan”, zegt directeur Bruinvels. En dat is de bedoeling: het moet voor de bezoeker niet meteen duidelijk zijn hoe het zit. „Wij proberen te vertellen dat het niet zwart-wit is. Je moet er zelf over nadenken.”

Leopold denkt terug aan de jaren 70 en 80 toen de Anne Frank Stichting met de geschiedenis in de hand scherprechter speelde, en te pas (soms te onpas) incidenten als racistisch of fascistisch betitelde. „Naarmate de oorlog verder van ons af komt te staan, heb je minder aan een eenvoudig: ‘Dat mag nooit meer gebeuren’. Onze opstelling is geen preek, wij proberen onze bezoekers tot nadenken te bewegen.”

Aan het slot van de opstelling in Amersfoort leidt een deur naar een futuristische ruimte. Zestien witte kuipstoeltjes rond een arena van melkwit licht. Groepen kunnen deze ruimte boeken, en dan krijgen ze een virtual reality-bril op, waarmee hun hedendaagse situaties wordt voorgelegd. „Een dilemma-workshop”, zegt Bruinvels. Voorbeeld: Er gebeurt een groot ongeluk in de buurt. Vertrouw je op berichtgeving in de traditionele nieuwsmedia of op berichten via social media?

De les is steeds: „Pas op met oordelen. Je kunt aan de foto niet zien of iemand een boef is of een dader.”


Ik wil niet iemands gezonde keus zijn

‘Ik wil niet iemands gezonde keus zijn”, zeg ik tegen mijn vriendin Eva. Het is mei 2023, we zitten in een hippe bar waar de jongeren waterschoentjes dragen en T-shirts met jurkjes eroverheen. Op tafel staat een fles oranje Georgische wijn. „Ik wil iemands noodlot zijn, ik wil dat iemand aan mij onderdoor gaat maar toch niet anders kan dan bij me zijn.” Ik formuleer overdreven om Eva te laten lachen, maar er zit wel een kern van waarheid in.

De situatie: mijn op dat moment nieuwe (en inmiddels voormalige) geliefde heeft onze relatie die middag gekenschetst als ‘gezond’, en in één adem door als ‘makkelijk’, ‘veilig’ en simpelweg ‘leuk’. Dit ben ik niet gewend. Mijn eerdere relaties waren van alles, vaak ook leuk, maar zeker niet makkelijk, veilig en gezond. Instinctief roepen deze woorden afkeer bij me op.

Waar komt die afkeer vandaan? Het heeft ermee te maken dat de gezonde keus, althans in mijn beleving, altijd een rationele keus is. Gezond gedrag kost moeite, ongezond gedrag komt me aanwaaien. Als ik mijn driften de vrije loop liet, zou ik elke avond pizza, wijn en sigaretten nuttigen. Er schiet me een moment in Londen te binnen, alweer jaren geleden. Mijn vriendinnen en ik leefden al dagen op bier en fish-and-chips, en ineens zei een van hen: „Ik wil heel graag ergens fruit kopen.” Wie ben jij, schoot het door mijn hoofd. Ik zag dat er meer aan de hand was dan een rationele afweging: zij hunkerde simpelweg naar iets gezonds. Zo’n hunkering was mij vreemd.

Zo was het lange tijd ook in de liefde. Waar ik naar verlangde was nooit ‘een gezellige, goed werkende relatie’, maar eerder iets als ‘verzengende verliefdheid’, ‘zielsverwantschap’ of ‘iets waarover romans geschreven worden’. Dat dit ook de nodige pijn met zich meebracht accepteerde ik als part of the deal. Ik was op zoek naar het sublieme, niet naar iets praktisch.

Maatschappelijke druk

Die romantische levenshouding had ik uit boeken en films gehaald. In de kunst is het eerder regel dan uitzondering om het sublieme na te streven, en dat sublieme draagt vaak iets destructiefs in zich. Eva schreef daar vlak voor ons bezoek aan de hippe bar een essay over in NRC. Ze besprak de roman Either/Or van de Turks-Amerikaans schrijfster Elif Batuman, over een 19-jarige student Russisch die, in Eva’s woorden, „literatuur als zelfhulp” gebruikt. Hoofdpersoon Selin wil een „esthetisch leven” leiden en stort zich daartoe in allemaal tamelijk ongezonde avonturen met mannen, gemodelleerd naar de Russische klassiekers. Eva deed vroeger hetzelfde, beschrijft ze in het essay: in briefwisselingen probeerde ze „Tatjana’s desastreuze liefdesbrief uit Jevgeni Onegin” te evenaren, en na nachtelijke escapades met foute mannen dacht ze: „Nou, dit is volgens mij ontzettend literair.”

Misschien floreren sommige stellen niet bij een eerlijk gesprek, maar bij zwijgen of leugens om bestwil

Kunst bezingt vaak het exces, het abnormale, het ongezonde. Weinig films en romans gaan over stellen die op een gezonde manier met elkaar communiceren: dat zou simpelweg te saai zijn. In die zin staat kunst tegenover het gewone leven. Daarin geldt ‘gezond’ tegenwoordig als het summum, op ieder vlak. En dat is een andere reden voor mijn aversie: de maatschappelijke druk om op alle gebieden gezond te zijn. Werkelijk nergens mogen we onze neigingen laten woekeren; alles moet worden gesnoeid en ingeperkt.

‘Gezond’ gaat in de eerste plaats natuurlijk over de fysieke gezondheid. Steeds beter weten we wat goed en slecht is voor ons lichaam, en die kennis wordt omgezet in (dringende) adviezen. We gingen van ‘de beste sigaret voor uw gezondheid’ (een oude tabaksreclame) via ‘roken is dodelijk’ naar ‘zitten is het nieuwe roken’. Van ‘geniet, maar drink met mate’ naar ‘het advies is om geen alcohol te drinken’. Van ‘drink niet te veel tijdens uw zwangerschap’ naar ‘drink geen alcohol en eet geen schaaldieren, leverworst, tonijn, rauwe vis en rauwmelkse kazen’. Te kort slapen is ongezond, net als te lang slapen.

Nieuwe technologie helpt ons de opgedane gezondheidskennis in de praktijk te praktijk te brengen. Met apps en trackers kunnen we bijhouden hoe hard we rennen, hoe hoog onze bloeddruk is, hoe gezond onze slaaproutine. Hoe meer we weten over de concrete gevolgen van een ongezonde leefstijl, hoe verantwoordelijker we ons voelen om geen domme keuzes te maken. Zo stond een vriendin van me laatst in de sportschool naast een man die de avond ervoor was doorgezakt in de kroeg. Hij was er slecht aan toe: hij werd niet alleen getergd door zijn kater, maar ook door het schuldgevoel over wat hij zijn lichaam had aangedaan. Op zijn smartwatch had hij namelijk gezien hoe de alcohol zijn slaap had verstoord – een beeld dat hij niet kon loslaten.

Humorloos

De hang naar gezondheid strekt zich intussen uit tot buiten het fysieke. Neem bijvoorbeeld de schematherapie, een vorm van cognitieve gedragstherapie die ik zelf heb gevolgd. Mensen leren hier onderscheid te maken tussen verschillende interne personages, zoals het kwetsbare kind, de straffende ouder en de gezonde volwassene. Die laatste moet, surprise surprise, versterkt worden. In het gedroomde scenario zit de gezonde volwassene altijd aan het roer, zodat de interne kinderen geen ongezonde acties meer uithalen (denk aan: ineens veel geld uitgeven, of het op een zuipen zetten). Ik begreep wat er bedoeld werd en hoe deze aanpak zou kunnen helpen. Toch dacht ik soms: gezonde volwassene, ik zou je niet uitnodigen op m’n verjaardag.

Maar helaas: hij achtervolgt nu ook mensen buiten de (geestelijke) gezondheidszorg, tot ver in de zelfhulp- en managementwereld. In een paar minuutjes googlen vind ik artikelen over ‘gezond egoïsme’, ‘gezonde jaloezie’, ‘gezond seksleven’, ‘gezonde ouder-kindrelatie’, ‘gezonde dynamiek op de werkvloer’, ‘gezond ruziemaken’, ‘gezonde intimiteit’ en nog veel meer. En dus over de gezonde relatie, de heilige graal van de moderne liefde. Zweefglossy Happinez vat ‘vijf principes’ samen voor een gezonde relatie: eerlijkheid, compromisbereidheid, goede communicatie, genoeg ruimte, en acceptatie van andermans verleden. Het is allemaal zo zijig en humorloos dat je van de weeromstuit zin krijgt om een affaire te beginnen, of iemand aan te randen in de metro.

Ik was op zoek naar het sublieme, niet naar iets praktisch

De enigen die (enigszins) ontkomen aan de gezondheidsdictatuur zijn adolescenten. Als jongere mag je experimenteren – mits de conclusie luidt dat een gezond leven de voorkeur verdient. Tot die tijd kun je domme dingen doen zonder al te grote consequenties. Bingedrinken, verliefd worden op foute of onbereikbare types, tegen de tijdgeest in beginnen met roken. „Je kunt overal ziek van worden, ook van een plakje kaas”, zei een rokende jongere laatst laconiek tegen een NRC-verslaggever.

De Gen Z’ers die mij en Eva in de hippe bar omringen zitten nog in de experimenteerfase. Ze slempen erop los. Maar ook wij doen even alsof we onschendbaar zijn, we bestellen de tweede fles wijn, een zalige pinot noir uit de Elzas. Ik weet dat dit een domme keuze is, ik heb nota bene al een kater, maar die wetenschap maakt de wijn nóg aantrekkelijker. ‘Wát een domme keus. Proost!’

Offers voor een hoger doel

Dit is de reden dat ik mij vijf jaar geleden aangetrokken voelde tot het toen verschenen Zelfverwoestingsboek van Marian Donner, over „waarom we meer moeten stinken, drinken, bloeden, branden en dansen”. Ze bekritiseerde daarin de zelfverbeteringscultus die volgens haar samenhangt met het neoliberalisme: voor Donner, zelf een roker, is destructief gedrag een daad van verzet. Ik vond het een leuk boek, dat uitnodigde om uit het korset van het gezondheidsregime te knallen.

Toch had ik er ook dubbele gevoelens over. In een column schreef ik destijds dat zelfzorg geen afwijzing van plezier is, zoals Donner het deed voorkomen, maar juist een manier om het leven lichter te maken. Ik was toen een half jaar gestopt met roken, een grote stap voor iemand die graag haar neus ophaalde voor haar lichaam. Het bleek het begin van een bescheiden transformatie. Ik heb nu al zes jaar niet gerookt, ga vaak vroeg naar bed, eet graag groenten en wandel veel, althans, soms. Ik beweeg, kortom, schoorvoetend in de richting van Team Gezond.

Je kunt niet voorspellen hoe een nieuwe situatie jou verandert

Misschien is dit het verschil: ik zie mijn stapjes als offers die ik moet brengen voor een hoger doel. Zoals: gezond oud worden, zodat ik langer van dit leven kan genieten. Als niet roken en wel (een beetje) sporten middelen zijn om dat te bereiken, ben ik daar graag toe bereid.

Dat is, bedenk ik nu, misschien wel mijn grootste probleem met de gezondheidsobsessie: dat gezonde keuzes niet als middel worden gezien om te leven, maar een doel op zich worden. Friedrich Nietzsche waarschuwde hier al voor in Aldus sprak Zarathoestra: hij voorspelde hoe saai ‘de laatste mens’ zou worden. De laatste mens zou leven aan het einde van de geschiedenis, als alle grote conflicten waren beslecht. „De aarde is dan klein geworden, en op haar hipt de laatste mens, die alles klein maakt. Zijn geslacht is onuitroeibaar, als de aardvlo; de laatste mens leeft het langst”, schreef Nietzsche. „Ziek worden en achterdochtig zijn merken ze aan als zondig: men loopt behoedzaam voort.” En: „Men heeft zijn pretje voor de dag en zijn pretje voor de nacht: maar men houdt de gezondheid in ere.”

Bij filmpjes waarin influencers uitleggen hoe je je buikspieren, huid of billen kunt optimaliseren moet ik aan Nietzsche denken, en ook bij de vele cursussen, inmiddels vaak verplicht in het bedrijfsleven en bij de overheid, waarin we leren om zo min mogelijk ongemak te ervaren en te veroorzaken. Stel je voor dat je een ongezonde interactie hebt bij de koffieautomaat. Het is allemaal zo saai, zowel het doel als de weg erheen.

Bovendien creëert het een eenvormigheid die mensen geen recht doet. Het listige aan het woord ‘gezond’ is dat het objectiviteit suggereert, alsof de gezonde keuze overduidelijk de juiste is. Kijk bijvoorbeeld naar hoe Louise Fresco het woord laatst gebruikte in een column over onze verhouding tot de toekomst: ze schetste een tegenstelling tussen „geloof in de heilstaat en gezond realisme”. Wie zou, gesteld voor deze keus, nou zeggen ‘doe mij maar het geloof in de heilstaat’?

Het gezondheidsdiscours spiegelt één correcte manier van leven voor, terwijl we in werkelijkheid individuen zijn met verschillende behoeftes. Misschien floreren sommige stellen niet bij een eerlijk gesprek, maar bij zwijgen of leugens om bestwil. Misschien is de kou soms sneller uit de lucht na een uitzinnige, ongezonde schreeuwpartij. Misschien vind ik Georgische oranje wijn en Elzassische pinot noir wel zó lekker dat ik er een verhoogd risico op borstkanker voor overheb. Elk mens maakt andere afwegingen.

Daar komt nog iets bij: je kunt niet altijd van tevoren weten welke optie ‘gezond’ voor je uitpakt. Een potentiële partner kan een gezonde indruk maken en gaandeweg een enorme gek blijken. En je kunt ook niet voorspellen hoe een nieuwe situatie jou verandert. Een vriendschap, een baan, een geliefde, een obsessie kan zo interessant, grappig of uitdagend zijn dat je, tot je eigen verbazing, de ‘ongezonde’ kanten ervan op de koop toe neemt. Niet alleen de invulling van ‘gezond’, maar ook het belang ervan zijn subjectief en contextafhankelijk.

Dit bedenk ik allemaal niet die avond bij de hippe wijnbar. Daar heb ik, na mijn dramatische klaagzang over de ‘gezonde relatie’, vooral oog voor waterschoentjes en de wijnkaart. Pas later realiseer ik me waar mijn irritatie vandaan komt. Ik vind het gek om een relatie in de eerste plaats te waarderen om haar gezonde karakter. Het is alsof je een vakantie beoordeelt op haar soepele logistiek, of een maaltijd prijst om zijn calorieën-voedingswaarde-ratio. Die dingen kunnen een voorwaarde zijn, maar ze zijn niet wat een relatie, vakantie of maaltijd de moeite waard maakt.


Burgemeester Rijswijk: ‘Als er vrouwen bang zijn in mijn gemeente, dan is het mijn taak om ze te helpen’

Huri Sahin is nog geen half jaar burgemeester van Rijswijk als ze naar de plek fietst waar een vrouw door haar vriend werd vermoord. Bij aankomst ziet ze een portiekflat, bloemen, politielinten. Veel kan ze niet doen maar ze moet er zijn, vindt ze, dat hoort bij haar werk. Ook omdat het volgens Sahin nog veel te vaak gebeurt: dat vrouwen door hun levenspartner worden vermoord.

De middag ervoor – in juni vorig jaar – was Sahin op de hoogte gesteld door de teamchef van de politie. Hij vertelde dat zijn agenten een melding hadden gekregen van een man die voor de trein was gesprongen. Via zijn identiteitsbewijs kwamen ze achter zijn adres. Daar troffen ze het lichaam aan van zijn vriendin, haar jonge kind was nog in de woning.

De man had zijn vriendin om het leven gebracht met een mes en daarna zijn eigen leven beëindigd.

Huri Sahin is bijna twee jaar burgemeester van Rijswijk. In de eerste vijftien maanden van dat burgemeesterschap werd in haar gemeente drie keer een vrouw door een man vermoord. In juni en september vorig jaar was de dader de partner van de vrouw, afgelopen september ging het volgens regionale media om een man die een relatie zou willen met zijn buurvrouw.

Vrouwen worden veel vaker dan mannen om het leven gebracht door iemand die dicht bij hen staat. Bij zo’n 60 procent van de vrouwen die tussen 2018 en 2022 werden vermoord, was de dader hun partner of ex, bij mannen was dat 4 procent. Voor dodelijk geweld tegen vrouwen en meisjes wordt de term femicide gebruikt. Uit onderzoek van de Britse hoogleraar criminologie Jane Monckton Smith en uitgebreide gesprekken die NRC eerder voerde met 25 nabestaanden, blijkt dat aan femicide vaak een patroon vooraf gaat. Daders ontzeggen hun partners plezier en gaan controle over hen uitoefenen. De katalysator voor geweld is vaak afwijzing, vooral als deze definitief blijkt te zijn.

Het vorige kabinet presenteerde in juni het plan van aanpak ‘Stop Femicide!’, met voornemens om het aantal slachtoffers van femicide omlaag te bregen. Half oktober kondigde staatssecretaris Ingrid Coenradie (PVV, Justitie en Veiligheid) aan dat ze via een aparte wet psychisch geweld strafbaar wil stellen, omdat dat vaak aan femicide voorafgaat.

Wanneer dacht u: ik moet hier als burgemeester iets aan doen?

„Kort na de eerste vrouwenmoord, kreeg ik een mail. Een vrouw schreef dat ze werd bedreigd door haar ex. Dat ze meldingen bij de politie had gedaan, maar nog niet goed werd geholpen. Er stond een telefoonnummer bij. Ik heb haar uitgenodigd op het stadhuis, samen met de politie. Ik dacht: dit moet opgelost worden.”

Wat gebeurde er tijdens dat gesprek?

„Het bleek dat de vrouw doodsbang was voor haar ex en dat hij onder meer een baksteen door haar ruit had gegooid. Maar de politie had het risico van haar situatie als ‘middelmatig’ ingeschat, daardoor gebeurde er nog te weinig. Toen ik me ermee ging bemoeien, en de vrouw bewijzen kon overleggen, werd het risico opgeschaald naar ‘hoog’. De politie ging serieus onderzoek doen. Ook kon ze ineens wél een awareness-systeem krijgen, een alarmknop waarmee je meteen contact met de meldkamer hebt. Kort daarna werd de man aangehouden. Ze mailde me: ‘Nu voel ik me weer veilig.’”

Ik heb al die instanties aan tafel gezet en gezegd: en nu gaan we het regelen

Wat leerde u hiervan?

„Instanties die zich met geweld tegen vrouwen bezighouden, zijn in Nederland overgeorganiseerd. Neem die alarmknop. De beslissing of een vrouw zo’n knop krijgt, wordt genomen door het expertisecentrum voor huiselijk geweld. Maar ook het regionale zorg- en veiligheidshuis wordt erbij betrokken. Vrouwen zijn dus met meerdere hulpverlenende instanties bezig, terwijl ze dat kastje met spoed nodig hebben. En als ik als burgemeester dan al die partijen aan tafel zet, dan kan het meestal ineens wél geregeld worden. Toen dacht ik: blijkbaar is dat nodig, nu wil ik ook andere vrouwen helpen.”

Eind november vorig jaar belt de teamchef van de politie Huri Sahin wakker. Het is midden in de nacht, er is opnieuw iets vreselijks gebeurd. Een man heeft zijn vrouw doodgeschoten en daarna zichzelf wat aangedaan. Ze waren getrouwd en hadden drie kinderen. De man wordt zwaargewond buiten de woning gevonden en overlijdt later in het ziekenhuis. „Een mooi huis in een goede wijk”, zegt Sahin. „In juni gebeurde het in een kwetsbare wijk. Het kan overal gebeuren.”

Een aantal maanden na deze moord schrijft burgemeester Sahin een column in de lokale krant Nieuwsblad Rijswijk. „De keiharde realiteit is helaas dat vorig jaar in onze gemeente twee vrouwen zijn vermoord”, schrijft ze. Ze roept alle vrouwen op haar te mailen, als ze door hun partner of ex-partner in angst leven. Ze schrijft: „Ieder bericht zal ik met de grootste aandacht lezen en nog belangrijker: in actie komen.” De column wordt door regionale media overgenomen. De NOS kopt: ‘Burgemeester Rijswijk: mail mij als je bedreigd wordt.’

Kwamen er veel reacties?

„Ongelooflijk veel. In totaal zo’n zestig mails, van vrouwen in nood en van professionals en deskundigen. Ik heb alles gelezen en een ambtenaar een overzicht laten maken. Twintig gevallen waren zeer urgent, dat waren vrouwen die acuut hulp nodig hadden. Die heb ik allemaal gesproken. Een groot deel is hier langsgekomen op het gemeentehuis. Soms ging ik zelf op bezoek, om naar hun verhaal te luisteren.”

Kon u ze helpen?

„Ik kon soms niet geloven wat ik hoorde. Een vrouw die in een hotel werd geplaatst omdat er geen plek was in de vrouwenopvang. Dat hotel lag ver van de school van haar kinderen. Haar spullen lagen nog thuis, maar daar zat haar man, voor wie ze bang was. Ze vertelde me dat niemand haar hielp. Ze had geen geld voor eten en drinken. Omdat het hotel niet in Rijswijk stond, was ze uitgeschreven uit onze gemeente, ze was op papier dus dakloos. Onze ambtenaren hadden gezegd dat ze formeel niet meer onze inwoner was. Als ik dat dan hoor… Ik heb al die instanties en professionals in een crisisoverleg aan een tafel gezet en gezegd: en nu gaan we het regelen. Toen hebben we via de woningcorporatie voor elkaar gekregen dat ze een huis in Rijswijk kon krijgen.”

Het is ook wel pijnlijk dat u daar voor nodig bent.

„Dat is het ook. Een andere vrouw die me mailde was vanuit Rijswijk helemaal naar Friesland verplaatst, omdat er verder nergens woonruimte was. Ook zij had kinderen, die daar niet konden wennen. En vanaf het moment dat ze in een andere gemeente zat, ontstond er een soort onduidelijkheid over welke instanties verantwoordelijk waren. Het is gekmakende bureaucratie. En het risico bestaat natuurlijk dat een vrouw dan toch weer terugkeert naar de man voor wie ze bang is.”

Burgemeester Huri Sahin
Foto Olivier Middendorp

Is dit wel uw taak als burgemeester? U bent niet opgeleid als hulpverlener en u maakt zich ook kwetsbaar door te beloven dat u vrouwen kunt helpen.

„Ik denk van wel. Inmiddels heb ik wel een structuur opgezet waardoor ik niet alles zelf meer doe. Maar als er vrouwen bang zijn in mijn gemeente, dan is het mijn taak om ze te helpen. Dan kan ik niet de andere kant op kijken. Wat ik wel verontrustend vind, is dat ik pas achter dit probleem kwam na mijn oproep in die column. Ik had gewild dat ik van de vrouwenopvang of andere hulpverlenende instanties had gehoord: wij hebben te weinig capaciteit om deze vrouwen goed te helpen.”

Is het onwil van de betrokken instanties?

„Nee. De wil is er, maar de snelheid mist. En er zijn soms te veel instanties betrokken, die allemaal voor een deel van een casus verantwoordelijk zijn. Wat je zou willen is dat iedereen hetzelfde doel heeft: zo snel mogelijk een oplossing regelen. Tegen die instanties heb ik gezegd: beleg een crisistafel, kijk verder dan je eigen organisatie. Kom in actie, want het doet ertoe.”

En toch, zo merkte Sahin, is niet alles te voorkomen. Op een vrijdagmiddag in september dit jaar hoort ze politiesirenes als ze in het gemeentehuis is. Wéér belt de teamchef, weer is er een vrouw vermoord. Ze is doodgeschoten op een trap in haar portiekflat, kort nadat ze haar vierjarige zoontje heeft opgehaald, die getuige was van de moord. De buurman van de vrouw werd opgepakt; volgens regionale media wilde hij een relatie met haar, maar wilde zij dat niet. Het onderzoek loopt nog.

De onduidelijkheid over welke instanties verantwoordelijk zijn zorgt voor gekmakende bureaucratie

Uiteindelijk, denkt Sahin, is er een diepere oorzaak voor veel femicidezaken. „De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Daar heb ik als burgemeester weinig invloed op. Dan gaat het over hoe we onze kinderen opvoeden, hoe scholen daarmee omgaan. Maar tegelijkertijd zijn er heel veel crisissituaties waarin vrouwen om hulp roepen. En daar kunnen we nu meteen iets aan doen, om dat beter te laten verlopen.”

Het is goed dat er een landelijk plan is voor de aanpak van femicide, zegt Sahin, maar ze mist duidelijkheid over hoe dat moet worden uitgevoerd.

Soms komt het niet eens tot een melding, of een crisissituatie. Sahin zocht de naam van het slachtoffer van de moord uit september meteen op in de lijst van vrouwen die haar hadden gemaild. Ze stond er niet tussen.

Nabestaanden van de vrouw die een klein jaar geleden in Rijswijk werd vermoord, stuurden de burgemeester een mail die ze mocht doorsturen aan NRC. Ze schrijven dat zij tot de conclusie zijn gekomen dat „hoe goed je mensen ook denkt te kennen, het heel moeilijk is om iets te voorkomen dat achter de voordeur gebeurt. Zolang het nog steeds gewoon gevonden wordt dat meisjes en vrouwen in een onderdanige rol opgroeien en leven, kunnen we dit niet zomaar voorkomen.”

Is dat zo?

„Ik ben me ervan bewust dat het probleem groter is dan we denken, of dan we kunnen zien. Maar we kunnen ook meer doen dan we nu doen. Gemeenten en instanties kunnen vrouwen die bang zijn voor hun man nog veel beter helpen. Daar is echt nog een hoop te winnen, niet alleen in Rijswijk, maar in heel Nederland. Dat inzicht hebben de zaken van twintig bedreigde vrouwen mij in ieder geval gegeven.”


Floriade kostte tien keer zo veel als begroot, Almere vraagt bestuurders waar het fout ging

Dichte mist hangt laag over het voormalige Floriadeterrein in Almere. Ym de Roos (73) loopt langs kale kavels waar twee jaar geleden nog paviljoenen stonden. Bij een verwilderd veld stopt ze. „Hier stond de ommuurde woestijntuin van de Verenigde Arabische Emiraten”, zegt ze. „En daar was het rosarium, met geurende inheemse rozen. Mijn favoriete plek.”

De Roos leidde als vrijwilliger honderden mensen rond tijdens de Floriade, de wereldtuinbouwtentoonstelling die tussen april en oktober 2022 plaatsvond in Almere. Nog vaak komt ze terug op de Hortus, zoals het 60 hectare grote terrein nu heet. Elke maand maakt ze met een deel van de honderden vrijwilligers van toen een wandeling door het park. „Wij, het sociale weefsel, vormen een belangrijk nalatenschap van de Floriade. Overal komen we elkaar weer tegen. Een stad kan niet zonder groepen mensen die het kabouterwerk opknappen.”

Noem je de woorden ‘Floriade’ en ‘nalatenschap’ in één zin, dan zullen veel mensen een negatieve associatie hebben. De editie van 2022 ging de geschiedenisboeken in als een debacle. In aanloop naar de Floriade moest de gemeente Almere steeds dieper uit de reserves putten om de begroting rond te krijgen. Uiteindelijk kostte het de stad zo’n 103 miljoen euro, tien keer meer dan de begrote 10 miljoen. Ook het aantal mensen dat op de expositie afkwam viel tegen: met zo’n 680.000 bezoekers werd de beoogde 2 miljoen bezoekers bij lange na niet gehaald. Voor de Nederlandse Tuinbouwraad gaf het de doorslag om in de toekomst geen Floriade meer te organiseren. Daarvoor waren edities in Venlo en Haarlemmermeer ook al verliesgevend geweest.

Lees ook

Een paar schaarse geslaagde paviljoenen, verder is de aanblik van de Floriade treurig

De Tuin van Vrede, met  twee reusachtige, knalroze bloemen met in het hart bollen waarin een plastic babypop ligt.

Nadat de paviljoenen waren afgebouwd, bleef Almere met vragen achter. Waarom kwamen de bezoekers niet naar Flevoland? Hoe hebben de kosten zo kunnen oplopen? En welke rol speelt de gemeente daarin? Een raadsenquête – het zwaarst mogelijke middel op het niveau van de lokale politiek om de waarheid boven tafel te krijgen – moet antwoorden zien te vinden op die vragen.

De Floriade in 2022.
Het verlaten Floriadeterrein, oktober 2024.

Foto’s: Walter Herfst

Vijfkoppige commissie

Vergelijkbaar met de parlementaire enquêtes over de Groningse gaswinning of de Toeslagenaffaire verschijnen de komende drie weken betrokken wethouders, burgemeesters en andere kopstukken voor een speciaal ingestelde, vijfkoppige commissie van raadsleden om onder ede hun verhaal te doen.

Maandag beginnen de zittingen met het verhoor van Annemarie Jorritsma, die tussen 2003 en 2015 burgemeester was van Almere. Ook haar opvolger Franc Weerwind, die later minister van Rechtsbescherming werd namens D66, zal verschijnen. Hetzelfde geldt voor de verschillende wethouders die zich in aanloop naar de Floriade bezighielden met het evenement, dan wel met de gemeentefinanciën. Oud-directeuren van de Floriade, zoals Hans Bakker en Martijn Rengelink, leggen eveneens verantwoording af, ook al zijn zij hier in tegenstelling tot de burgemeesters en wethouders niet toe verplicht.

Het moet nadrukkelijk geen whodunnit worden, geen zoektocht naar een schuldige, zegt Brent Hadderingh (Forum voor Democratie). Hij is voorzitter van de commissie die de verhoren leidt. De afgelopen maanden voerde de commissie tientallen voorgesprekken om straks de juiste vragen te kunnen stellen. „Onze opdrachten zijn lering trekken, waarheidsvinding en verantwoording richting de stad. Daar hopen we gehoor aan te kunnen geven. Het politieke oordeel is aan de raad.”

De Floriade in 2022.
Foto Walter Herfst

Meerwaarde

Met alle gekleurde herfstbladeren ziet de bomentuin op het Hortusterrein er half oktober sprookjesachtig uit. Gevraagd naar haar mening over de raadsenquête zegt oud-vrijwilliger De Roos het „vreselijk” te vinden dat het „alleen maar om geld gaat”. „De maatschappelijke en culturele meerwaarde, het tegengaan van eenzaamheid, de educatie van kinderen over groen: dat blijft zo onderbelicht.” Of de extra kosten in verhouding staan tot die ‘zachte’ opbrengst, daar wil ze geen oordeel over vellen.

Even verderop is een groep medewerkers van de gemeente bezig om de paden schoon te vegen. Lichtkunstfestival Alluminous, een voortvloeisel van de Floriade, staat op het punt van beginnen. Het is pas sinds kort dat de gemeente de paden weer onderhoudt, vertelt De Roos. „De Hortus is een periode niemandsland geweest.”

Na de Floriade was het de bedoeling dat een projectontwikkelaar op de kavels een woonwijk zou bouwen, met behoud van de aangelegde padenstructuur. In 2018 hadden de gemeente en Weerwater CV, een door bouwbedrijven Amvest en Dura Vermeer opgericht vennootschap, afgesproken dat de partijen 660 huizen konden bouwen. Maar de gemeenteraad zag daar liever tot wel 1.300 woningen bovenop komen. Volgens Weerwater kon de bouw daarvan niet uit, terwijl de gemeente het met het oog op de woningnood wilde doorzetten.

Meermaals leek het geruzie uit te monden in een rechtszaak. In de tussentijd zorgden vrijwilligers van het op het terrein gelegen voedselbos Utopia ervoor dat er geen takken over de paden hingen. „Maar zoals je bij de verwilderde locatie van het paviljoen van de Verenigde Arabische Emiraten kan zien, zijn sommige plekken helemaal niet onderhouden”, aldus De Roos. „Verbijsterend vind ik het, dat de gemeente en de ontwikkelaar dat niet wilden doen”.

Uiteindelijk bereikten de gemeente en Weerwater CV dit voorjaar een akkoord. Voor 51 miljoen euro kocht Almere de Hortus terug van de ontwikkelaar, die daarmee schadeloos werd gesteld. Het geld denkt de stad terug te kunnen verdienen met de toekomstige woningbouw. Wanneer deze begint is nog niet duidelijk, maar het doel blijft een groene wijk waarvoor de aangeplante bomen niet hoeven te sneuvelen. „Over een paar jaar zal het er hier heel anders uitzien”, zegt De Roos.

De Floriade in 2022.
Het verlaten Floriadeterrein, oktober 2024.

Foto’s Walter Herfst

Afzeggingen

De enquêtecommissie wilde Weerwater CV ook graag horen, maar de vennootschap besloot niet op de uitnodiging in te gaan. Achter de naam van voormalig staatssecretaris van justitie Eric van der Burg (VVD) staat nog een vraagteken. Hij was tussen 2018 en 2021 voorzitter van de raad van commissarissen van de Floriade BV en is niet verplicht om te verschijnen. De commissie heeft hem tot een week voor zijn geplande zitting op 18 november de tijd gegeven om in te gaan op het verzoek. Op de vraag of de enquêtecommissie nog andere afzeggingen heeft gehad, wil Hadderingh geen antwoord geven. „Het kan zijn dat we daar in een later stadium meer over kunnen zeggen.”

Twee jaar na dato wordt de Floriade-klap nog steeds als oorzaak genoemd van hogere gemeentelijke belastingen en parkeertarieven

Ook buiten de politiek klonk na de Floriade de roep om verantwoording. Enkele Almeerders riepen de gemeente vorig jaar met een petitie op om een raadsenquête in te stellen, in hun ogen de enige oplossing die recht doet aan „de krater die de Floriade in de gemeentefinanciën heeft geslagen”. Twee jaar na het evenement noemen inwoners de Floriade-klap nog steeds als oorzaak van hogere gemeentelijke belastingen en tarieven voor bijvoorbeeld parkeren.

Dat beeld klopt niet, stelde wethouder Kees Ahles (Leefbaar Almere) onlangs in De Stentor. „Ja, de Floriade heeft geld gekost en ja, dat heeft pijn gedaan. Maar dat is allemaal niet in één jaar uitgegeven. In een periode van tien jaar moest er telkens extra geld bij.” In 2021 is de laatste Floriade-tegenvaller verwerkt in de begroting, daarna zijn er geen bedragen meer bijgekomen. „Je kan dus zeggen dat we er nu niks meer van merken.”

Om de enquêtecommissie niet in de weg te zitten wil de wethouder niet meewerken aan dit artikel. De vraag blijft welke bestemming de 100 miljoen euro die nu naar de Floriade is gegaan, had kunnen krijgen. Waren de lastenverzwaringen het afgelopen decennium minder hoog geweest? Hadden andere bezuinigingen kunnen worden voorkomen? Ahles gaf in De Stentor slechts voor een deel antwoord op die vraag: „Het geld had gebruikt kunnen worden voor andere projecten in de gemeente. De praktijk is dat we dat niet hebben gedaan. In die zin is het wel een gemis.”

Je kan je afvragen of de organisatie van de Floriade de juiste keuze was, maar het heeft Almere wel op de kaart gezet

Ym de Roos
oud-vrijwilliger van de Floriade
Oud-vrijwilliger Ym de Roos op het huidige Floriadeterrein.
Foto Walter Herfst

In de Hortus staat ook De Roos achter de komst van de raadsenquête, zolang deze verder gaat dan de schuldvraag. „Laat iedereen zich maar uitspreken”, vindt ze. „Je kan je afvragen of de organisatie van de Floriade de juiste keuze was, maar het heeft Almere wel op de kaart gezet. Het aantal bezoekers viel tegen, maar degenen die kwamen, vonden de kwaliteit hoog. Ze waardeerden de Floriade gemiddeld met een acht.”

Woorden van gelijke strekking uitte voormalig Floriade-directeur Bakker ook al eens in NRC: het prijskaartje betekende volgens hem niet dat het evenement „minder succesvol” was. Een in opdracht van de gemeente uitgevoerd vooronderzoek concludeerde desondanks al dat in aanloop naar het evenement niet duidelijk was wat Almere met de Floriade wilde bereiken, en dat de samenwerking met partners als de Floriade en de provincie stroef verliep. De gemeenteraad werd overladen met informatie, die „niet altijd goed te volgen” was.

„Almere is een pioniersstad”, stelt De Roos bij het Flevoland-paviljoen, een van de weinige overgebleven gebouwen en nu het eindpunt van de wandeling. „Daar gaan wel eens dingen mis. Maar als je alles van tevoren weet, dan gebeurt er nooit wat.”

De enquêtecommissie presenteert begin volgend jaar haar bevindingen.

Lees ook

Hoe werd de Floriade zo’n debacle?

Bezoekers bij wereldtuinbouwtentoonstelling De Floriade in Almere.


De langverwachte longcovidcentra gaan open: ‘Ik voelde me wel in de steek gelaten’

Drie longartsen, twee cardiologen, een internist, een neuroloog, een fysiotherapeut en een ergotherapeut: bij al die artsen zat Pascal Grootveld (39) de afgelopen vier jaar in de spreekkamer. Daarnaast nog een rits alternatieve therapeuten – osteopaat, acupuncturist – want „je gaat van alles proberen”. Grootveld heeft long covid, een ziekte waar artsen lang geen raad mee wisten vanwege de nieuwigheid en uiteenlopende klachten: er zijn zo’n tweehonderd symptomen die kunnen optreden, de gemiddelde patiënt heeft last van tien à vijftien daarvan. Dat maakt het voor een arts met één specialisme lastig behandelen.

Daarom moet alles nu samenkomen op één plek: de langverwachte Post Covid Expertisecentra (long covid wordt ook wel post covid genoemd), waarvoor patiënten zich vanaf deze vrijdag kunnen aanmelden via de huisarts. Slechts een fractie van hen kan daar meteen terecht: de universitaire ziekenhuizen Maastricht UMC+, Amsterdam UMC en Erasmus UMC (Rotterdam) zullen in eerste instantie zo’n duizend patiënten gaan zien. Naar schatting zijn er in Nederland 450.000 longcovidpatiënten, van wie 90.000 met ernstige klachten. Patiënten worden geselecteerd op basis van een „gewogen steekproef” en moeten minstens een jaar lang klachten hebben van „een bepaalde ernst”. Voor de centra is 27 miljoen euro uitgetrokken.

De bedoeling is dat na de eerste drie maanden alle zeven Nederlandse universitaire ziekenhuizen longcovidpoli’s openen. Longarts in het Erasmus MC en voorzitter van het expertiseteam post covid Leon van den Toorn, die betrokken is bij de centra, kan nog niet inschatten hoeveel patiënten er dan terecht kunnen. „We kunnen lang niet iedereen verwelkomen en dat kan als een teleurstelling voelen, maar het is wel de bedoeling dat dit zo spoedig mogelijk ten goede komt aan álle patiënten. We gaan hier zoveel mogelijk specialistische kennis opdoen en breed onderzoek doen naar behandelingen. Daarmee kunnen we landelijke aanbevelingen doen zodat ook artsen buiten de centra die kunnen gebruiken.”

Lees ook

Hoe voelt long covid? Jet Peters maakte graphic novel over haar ziekte-ervaring

Hoe voelt long covid? Jet Peters maakte graphic novel over haar ziekte-ervaring

Te weinig kennis

Want daar lopen veel longcovidpatiënten tegenaan: artsen die weinig kennis hebben van het ziektebeeld of terughoudend zijn met behandelingen omdat daar geen duidelijke richtlijnen over zijn. Pascal Grootveld, die tevens voorzitter is van patiëntenvereniging Long Covid Nederland, had bijvoorbeeld veel last van benauwdheid. Dus ging ze naar de longarts. „Maar de longen waren goed.” De volgende stop was de cardioloog. „Maar het hart was ook goed.” De cardioloog bleek echter niet bekend met POTS, een aandoening waarbij het lichaam zich niet aanpast aan een veranderende houding en mensen bijvoorbeeld last krijgen van een snelle hartslag, benauwdheid of duizeligheid wanneer zij vanuit een liggende houding opstaan. De tweede cardioloog die Grootveld bezocht stelde dat pas bij haar vast.

Je wil zo wanhopig graag beter worden, dat je overal voor openstaat.

Karianne Hulshof
longcovidpatiënt

Ook Karianne Hulshof (51) merkt als longcovidpatiënt „vooral zelf heel veel op zoek” te zijn. „Je wil zo wanhopig graag beter worden, dat je overal voor openstaat.” Ze probeerde supplementen als lactoferrine (een eiwit dat ontstekingsremmend en weerstandsverhogend zou werken) en deed ademtherapie. „Allemaal dingen die in de marge misschien iets helpen, maar je niet beter maken.” Ze noemt het „super frustrerend” dat er tot nu toe geen aangewezen plek was waar longcovidpatiënten terecht konden. „Bij de meeste ziektebeelden kun je naar iemand toe die er alles van weet. Maar wij moeten eigenlijk elke keer aan artsen uitleggen hoe het is.”

Omdat klachten niet onder één noemer vallen – variëren van bijvoorbeeld extreem veel pijn of vermoeidheid tot hersenmist en van alles ertussenin – en vaak ook verschillende oorzaken hebben, is een multidisciplinaire aanpak nodig, zegt ook longarts Van den Toorn. „Nu is het zo dat de patiënt er zelf vaak nog meer van weet dan een willekeurige medische specialist. Ook vanuit het ziekenhuis klinkt al langer de roep voor specialistische centra. Artsen zeggen: we willen de patiënten met alle liefde zien, maar weten gewoon niet wat we ermee moeten.”

De bedoeling van de centra is dat daar ‘generalisten’ komen te werken die kennis hebben van het hele ziektebeeld – en dus niet slechts van de longen, het brein of het hart – waardoor patiënten niet meer die veelheid aan artsen hoeven te zien. Een genezing van de ziekte is „nog ver weg”, zegt Van den Toorn, maar behandelingen en medicijnen om klachten te verminderen komen met de centra wel dichterbij. Zo zijn er al eerste resultaten met naltrexon, een ontwenningsmiddel dat doorgaans wordt ingezet bij verslaving maar ook klachten lijkt te verminderen bij long covid. „Het werkt op je mentale gesteldheid en energieniveau”, legt Van den Toorn uit. Het middel fludrocortison, dat onder meer wordt gebruikt bij een lage bloeddruk, kan POTS-klachten weer verminderen.

Kwaliteit van leven

Dat soort symptoombestrijding kan het leven met long covid draaglijker maken, zegt Hulshof. „Ik verwacht heus niet dat ik gelijk mijn leven er weer door kan oppakken, maar ik hoop wel dat het de kwaliteit van mijn leven zal verbeteren.” Haar leven staat nu in de wachtstand, zegt ze, „ik voel me niet eens goed genoeg om mezelf te zijn”. Ze hield van lezen en „met mensen omgaan” – dingen die ze nu nauwelijks meer kan, omdat ze moeite heeft met informatieverwerking en nadenken haar veel energie kost. „Dat is moeilijk, want je gedachten vormen zo’n groot deel van je zijn.” Eén-op-één een gesprek voeren gaat nog wel, maar met meerdere gesprekspartners niet meer.

Hulshof werkt al drie jaar niet, ze is volledig arbeidsongeschikt verklaard – en met haar veel anderen: bijna tienduizend longcovidpatiënten zijn geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt verklaard, schreef De Volkskrant donderdag. Dat zou de schatkist jaarlijks zeker 200 miljoen euro aan uitkeringen kosten. Hulshof: „Ik zou dolgraag werken. Maar als dit interview nog veel langer duurt, moet ik daar waarschijnlijk al van bijkomen. Soms kan ik dagen of weken niet op mijn benen staan, en dan is het wachten tot het over is. Morgen, overmorgen, volgende week?”

Lees ook

Arbeidsongeschikt door long covid: ‘Ik was aan het vechten voor de oude Joris, maar die komt niet meer terug’

Geertje Jorritsma is sinds haar postcoviddiagnose muziek gaan maken.  „Drie jaar geleden had ik nooit gedacht dat ik een lied zou schrijven.”

Zowel Hulshof als Grootveld zijn blij met de erkenning die volgens hen uitgaat van het openen van de expertisecentra, maar vinden ook dat het lang geduurd heeft. „Ik voelde me wel in de steek gelaten”, zegt Hulshof. „Long covid heeft invloed op alles in je leven”, zegt Grootveld, „en we kunnen niets anders dan wachten.”

Post acute infectieuze syndromen

Zowel Grootveld en Hulshof als longarts Van den Toorn noemen nadrukkelijk óók patiënten met andere ‘post acute infectieuze syndromen’ (PAIS), zoals ME (ook wel bekend als chronisch vermoeidheidssyndroom), Q-koorts en de ziekte van Lyme. De ziektebeelden zijn enigszins vergelijkbaar, en op genezing is net zo weinig perspectief. Grootveld en Hulshof noemen het „pijnlijk” dat er voor hen – in ieder geval in eerste instantie – géén plek is in de centra. Volgens Van den Toorn ligt de nadruk nu op long covid, maar is het de bedoeling „in de nabije toekomst” ook naar de andere ziektebeelden te kijken. „We hopen dat wat we nu gaan vinden, raakvlakken biedt met andere PAIS.”

Hulshof en Grootveld zullen voor nu op een wachtlijst komen te staan. Beiden wonen niet in een van de regio’s waar de centra starten. Wel kijken ze, nu er meer onderzoek komt naar hun ziekte, met iets meer vertrouwen naar de toekomst. Grootveld: „Hopelijk kan ik straks weer met mijn neefje en nichtje in de speeltuin spelen.”

Lees ook

Waar blijft het langetermijnperspectief op long covid?

Waar blijft het langetermijnperspectief op long covid?


Hoe zoon Faissal werd meegesleept in de woede van zijn vader Ridouan Taghi

„Ach lieffie, doe wat je wilt”, schrijft Ridouan Taghi op 15 augustus 2015 aan zijn echtgenote via een speciale cryptotelefoon. „Hou veel van jouw. Kyk maar. Ik ben het zat, al dat praten als een gek.”

Op het moment dat Ridouan Taghi dit schrijft is hij op de vlucht. Hij vreest arrestatie, na een grote wapenvondst in Nieuwegein in juli van dat jaar, waarvoor een aantal van zijn handlangers is aangehouden.

Hij reist vanaf dat moment met valse paspoorten en onderhoudt het contact met zijn gezin via cryptotelefoons. Zo appt hij op 28 augustus 2015: „Ik ben er niet maar ga een mooi cadeau voor jezelf kopen voor ons 16-jarig huwelyk!!! En ga het vieren met onze kinderen!!!”

Nu Ridouan Taghi niet meer bij hen kan zijn, staan de verhoudingen in het gezin op zijn kop, zo valt af te leiden uit berichtenverkeer over geld dat een onbekende man moet komen ophalen. Taghi geeft zijn vrouw instructies: ze moet iemand euro’s en Marokkaanse dirham geven. „Zeg dat je wilt ze in Dubai hebben, okay. Cash is beter.”

Maar het is de taak van hun oudste zoon Faissal om contact met deze geldwisselaar op te nemen, zo blijkt. „Ik heb nummer naar Fais gestuurd. Laat hem even bellen en zeggen: hy is zoon van hemi hollanda”, een bijnaam die Taghi voor zichzelf gebruikt.

Zo gaat dat vaker in Marokkaanse gezinnen waar de vader om wat voor reden dan ook wegvalt. De oudste zoon wordt dan naar buiten toe de vertegenwoordiger van het gezin. Als er problemen zijn, vertelt Taghi aan zijn vrouw, moet de dan 15-jarige Faissal „bellen met King Tito”, een naaste handlanger van Taghi.

In de ogen van het Openbaar Ministerie heeft Faissal Taghi de rol van vertegenwoordiger van het gezin Taghi wat al te nadrukkelijk naar zich toegetrokken. Justitie ziet hem als „een kernlid” van de criminele organisatie van zijn vader.

Lees ook

Uitlevering zoon van Taghi is eerste bewijs dat uitleveringsverdrag met Emiraten tanden heeft

De oudste zoon van Ridouan Taghi is vrijdagavond in Nederland  aangekomen op Rotterdam The Hague Airport, na uitlevering door Dubai.

Na zijn arrestatie in Dubai ruim een jaar geleden en zijn uitlevering naar Nederland afgelopen zomer, krijgt de inmiddels 24-jarige Faissal Taghi vrijdag 1 november voor het eerst de kans om zich in het openbaar te verweren tegen de beschuldigingen.Wie is hij? En hoe is Faissal meegesleept in het criminele leven van zijn vader?

Een zoon vol woede

Faissal Taghi wordt op 24 oktober 2000 geboren in Nieuwegein, iets meer dan een jaar nadat zijn ouders zijn getrouwd. Ridouan en zijn vrouw krijgen daarna nog drie kinderen voordat ze Nederland verlaten. Faissal is nog geen negen jaar als zijn ouders naar Marokko verhuizen. Daar krijgt het stel nog twee kinderen.

Nadat Ridouan Taghi in 2015 op de vlucht slaat, verhuist zijn gezin vermoedelijk naar Dubai. Taghi zelf raakt betrokken bij een serie liquidaties die volgens het Openbaar Ministerie het gevolg zijn van verschillende onderwereldconflicten.

En dat zorgt ook binnen zijn gezin voor oplopende spanningen, valt te lezen in berichten aan Taghi van zijn echtgenote. „Je hebt je kinderen nodig om je heen net als we jou nodig hebben”, schrijft ze in het voorjaar van 2016 als het geweld in de Nederlandse onderwereld steeds verder oplaait. „lk weet zeker dat het dan nooit zover had kunnen komen. Je bent te lang by je gezin vandaan en uit je woede op iedereen die je in de weg zit!”

De afwezigheid van zijn vader weegt zwaar op Faissal, schrijft zijn moeder aan Taghi. „Weet je dat zelfs Fais daar heel erg mee zit!” Volgens zijn moeder wil hij als hij groter is „wraak nemen op iedereen die ervoor heeft gezorgd” dat zijn vader moest vluchten. „Zie je niet dat de kinderen zelf ook vol woede zitten en het dus nooit zal eindigen?”

De vrees van Faissals moeder dat haar oudste zoon in de voetsporen van zijn vader zal treden, is niet zo gek. Crimineel gedrag wordt van generatie op generatie overdragen, concluderen onderzoekers Hans Moors en Toine Spapens in de studie Criminele families in Noord-Brabant uit 2017.

Al blijkt uit hun onderzoek ook dat succes van de vader niet per se garantie is voor succes van de zoon. „In de praktijk lijkt het erop dat de volgende generatie vooral een eigen niche moet zoeken”, aldus Moors en Spapens. Of ze moeten volgens de onderzoekers genoegen nemen met „een meer uitvoerende rol in samenwerking met vader”.

Van belang voor het succes van een zoon, zo stellen Moors en Spapens, is of de criminele contacten van zijn vader hem serieus nemen.

De echte test

Voor Faissal Taghi moet dat blijken als zijn vader in december 2019 na een gewelddadige arrestatie door Dubai wordt uitgeleverd aan Nederland. Ridouan wordt hier vervolgd voor zijn rol bij een serie onderwereldmoorden die centraal staan in de strafzaak Marengo. Hij komt terecht in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) in Vught.

Daar zit hij zo geïsoleerd dat communiceren met de buitenwereld ingewikkeld is en niet kan plaatsvinden zonder dat gevangenbewaarders meeluisteren. Faissal, inmiddels 19 jaar, probeert vanaf het eerste moment in contact te komen met zijn vader.

Zo vraagt Faissal aan zijn vaders : toenmalige advocaat Inez Weski of zij iets tegen hem kan zeggen namens de familie. Weski antwoordt op 30 december 2019: „U begrijpt dat ik niets kan doorgeven. Alleen over nieuwjaar.” Ridouan Taghi zit op dat moment in beperkingen en mag alleen contact hebben met zijn advocaten.

Lees ook

Ridouan Taghi: ze gaan voelen wat woede is

Bij een seksclub in Laren werd 8 december 2016 voormalig crimineel en misdaadblogger Martin Kok doodgeschoten.

Later zoeken zowel vader als zoon Taghi naar mogelijkheden om ongezien met de buitenwereld te kunnen communiceren, met succes. Zo weet Ridouan Taghi contact te krijgen met zijn zakenpartner Raffaele Imperiale, een invloedrijk lid van de Italiaanse Camorra die in de jaren negentig enige tijd in Amsterdam woonde.

Hierbij speelt Faissal een bijzondere rol. Volgens de politie heeft hij namelijk een relatie met een dochter van Imperiale en zouden de twee trouwplannen hebben, al is nooit vastgesteld of dat huwelijk is voltrokken.

Eind 2020, zijn vader zit dan bijna een jaar vast in de EBI, krijgt Imperiale volgens de politie via de cryptotelefoon van Faissal een bericht van Ridouan Taghi over „de Panama rekening”. Het gaat over geld dat Taghi nog tegoed zegt te hebben. Ook is hij teleurgesteld dat hij niet meer wordt betrokken bij de handel van Imperiale. „Sinds ik in de gevangenis zit heb je me nergens meer bij betrokken”, schrijft Taghi.

Faissal zit, als de informatie over de huwelijksplannen klopt, tussen twee vuren. Zijn vader is niet tevreden en die boodschap moet Faissal doorgeven aan zijn schoonvader. En dat doet hij met succes, zo lijkt het. In februari van 2021 vraagt Faissal via een cryptotelefoon of Imperiale 5 miljoen euro contant kan laten afleveren in Nederland, zo concludeerde onderzoeksplatform Follow the Money op basis van Italiaanse dossierstukken.

Het zou om een privékwestie gaan, laat Imperiale weten als hij zijn mensen instrueert om het bedrag in tranches te betalen. En dat gebeurt ook: enkele dagen na het bericht van Faissal wordt er 2,5 miljoen in Nederland afgeleverd.

Bij het Openbaar Ministerie voeden dit soort berichten het idee dat Faissal Taghi in de voetsporen van zijn vader is getreden en een belangrijke rol vervult in diens organisatie. Het is de kern van de verdenking waarvoor het OM Faissal vervolgt.

Advocatenneef

Maar er speelt meer. Dat valt te lezen in het dossier van het onderzoek naar Youssef Taghi, de inmiddels veroordeelde advocaat en neef van Ridouan. Youssef heeft bij zijn bezoek als advocaat aan zijn cliënt Ridouan informatie van en voor derden de zwaarbeveiligde EBI in en uit gesmokkeld. Hoe hij dat heeft gedaan is te zien op beeld- en geluidsopnames die vanaf eind augustus 2021 met door de recherche geplaatste camera’s in de EbI zijn gemaakt.

Daarbij gaat het ook om berichten die zijn gericht aan Faissal, die door zijn vader ook wel wordt aangesproken met de bijnaam Genie. Uit die berichten kan worden afgeleid dat Faissal betrokken is bij de voorbereidingen van een poging om zijn vader te bevrijden.

Een bericht van zijn vader aan Faissal gaat over het plan om Ridouan Taghi te helpen ontsnappen uit de EbI. „Deze mensen verwachten het. Dus moet perfect zijn anders ga ik dood of zie daglicht nooit meer”, schrijft Ridouan aan zijn zoon.

Het is een tekst die volgens het OM laat zien dat Faissal betrokken moet zijn geweest bij het voorbereiden van de ontsnapping van zijn vader. Ook dat is onderdeel van de aanklacht waarvoor Faissal zich moet verantwoorden.

Vader Ridoaun is overigens niet altijd even blij met de voortgang van dat project. In zijn ogen duren de voorbereidingen te lang. „Zeg tegen Genie: ben zwaar ziek.” Faissal reageert daar later op, als het hele gezin een brief heeft gekregen van vader Ridouan waarin hij aan zijn kinderen vertelt hoe hij hun moeder ten huwelijk heeft gevraagd.

„En serieus papa: nadat ik uw brief had gelezen dacht ik: wow waar wacht ik op. Soms denk ik te veel en word ik pessimistisch. Ik zou meer als u moeten zijn. U moet ons meer verhalen vertellen over uw leven.”

Dat laatste lukt niet. In oktober 2021 wordt advocatenneef Youssef aangehouden en komt Ridouan Taghi nog verder in isolatie te zitten. In de strafzaak tegen Youssef valt ook de naam van Faissal regelmatig. Hij wordt al in de zomer van 2021 door de politie omschreven als een „kernlid” van de organisatie van zijn vader.

Desondanks duurt het tot 2023 voordat Faissal wordt aangehouden in Dubai. Omdat hij zich verzet tegen zijn uitlevering naar Nederland gaat er nog een jaar overheen voordat Faissal daadwerkelijk naar Nederland wordt gestuurd. Eenmaal hier, komt hij in eerste instantie terecht in de cel die speciaal voor zijn vader is ingericht.

Dat leidde tot grote politieke commotie nadat bleek dat zijn vader vanwege zijn verhuizing binnen de EbI contact heeft gehad met een van zijn medeverdachten: Saïd Razzouki. Hoe de situatie nu is in de EbI is niet bekend. Maar de kans is groot dat Faissal Taghi en zijn advocaten vrijdag de extreme omstandigheden waaronder hij gedetineerd zit aan de orde zullen stellen tijdens de zitting. Zijn advocaten geven vooruitlopende op de zitting geen commentaar.


Op sociale media draait bijna alles om seks, toch doen jongeren het steeds later

Een paar maanden geleden heeft een 25-jarige muziekprogrammeur voor het eerst vaginale seks gehad. Het was een onenightstand en beiden hadden een slokje op. „Volgens mij had ze in de gaten dat ik niet eerder seks heb gehad”, vertelt hij lachend. Technisch gezien was het volgens hem seks, maar gevoelsmatig nog niet echt. „Toen ik naast haar in slaap viel, was het klaar met de seks. Ik denk dat ze best geïrriteerd was.”

De muziekprogrammeur had het gevoel dat zijn jonge jaren vol vrijheid en feesten voorbij gingen zonder er volledig van te genieten en daarom vond hij het tijd voor zijn ontmaagding. Of hij er spijt van heeft, dat weet hij niet. „Ik moest gewoon ergens beginnen om ervaring op te doen.” Vanwege problemen met angst en depressie was hij niet eerder aan seks begonnen. Zijn worstelingen maakten hem bang en onzeker om contact te maken.

Jongeren beginnen steeds later aan vaginale (piemel-in-vagina) seks. Met bijna 19 jaar heeft de helft van de Nederlandse jongeren vaginale seks gehad. In 2017 was dat met 18 jaar. Ook beginnen jongeren steeds later aan tongzoenen, orale seks en aftrekken en vingeren. Dat blijkt uit het onderzoek Seks onder je 25e uit 2023, dat in februari werd gepubliceerd door Rutgers en Soa Aids Nederland. Deze kennis- en expertisecentra doen, samen met het RIVM en het CBS, periodiek onderzoek naar het seksleven van jongeren, van dertien tot vijfentwintig jaar.

De juiste keuze maken

Een 28-jarige journalist, die op haar twintigste werd ontmaagd, geeft er niet om dat vrienden haar „preuts” noemden. „Ik heb bewust gewacht tot de jongen waar ik verliefd op was, volwassener werd en heb toen een hele fijne eerste keer gehad.”

Het verbaast de journalist wel dat jongeren steeds later beginnen aan seks, omdat tieners er volwassener uitzien op sociale media en veel meer uitgesproken zijn over seks. „Zo hoorde ik laatst in de trein een aantal tienermeiden ongelooflijk onbeschoft en luidruchtig praten over wie ze allemaal hebben geneukt.” Misleidend, vindt ze. „Misschien doen ze zich seksueel bekwaam voor om erbij te horen, terwijl sociale media hen juist banger maakt voor seks?”

In het onderzoek worden geen verklaringen gegeven waaróm jongeren steeds later beginnen aan seks. Met seks wordt vaginale seks, anale seks, manuele seks (vingeren en aftrekken) en orale seks bedoeld. De jongeren tussen de dertien en vijfentwintig jaar die nog geen ervaring hadden, konden uit een aantal opties kiezen voor de reden hiervoor. Ruim de helft van de jongens zei nog geen seks te hebben gehad omdat het simpelweg nog niet was gebeurd. De meeste meisjes zeiden zichzelf nog te jong te vinden.

„In mijn tienertijd heb ik nog lang een kinderlijk gevoel gehad”, zegt een 21-jarige student theater. Ze was een beetje bang voor naakte lichamen en piemels vond ze maar raar. „Op mijn zestiende kreeg ik mijn eerste vriendje en hij forceerde mij om mijn beha uit te trekken.” Het gevoel van dwang heeft haar afgeschrikt, waardoor ze seksuele ervaringen bleef uitstellen.

Twee jaar later kreeg ze een nieuwe relatie en met die vriend had ze op haar achttiende voor het eerst vaginale seks. „Ik moest huilen van de pijn.” Het bleek dat haar vaginisme (waarbij de spieren rond de vagina zich ongewild aanspannen), waar ze wel van af wist, een heftiger reactie gaf dan verwacht. De relatie liep stuk en sindsdien heeft ze geen penetratieseks meer gehad. Nu is ze in therapie voor vaginisme en heeft ze een „heel erg geduldig” vriendje.

Leven in een online wereld

Er is geen eensluidende verklaring voor een latere seksuele start bij jongeren. Dat blijkt uit het onderzoek Ze weten wat ze moeten typen, maar niet wat ze moeten zeggen, gepubliceerd door Rutgers in 2018. In dat jaar werd onderzoek gedaan naar verklaringen voor een latere seksuele start en de verschuiving ten opzichte van 2017 – in dat jaar waren de jongeren 18 jaar en in 2012 17 jaar bij de eerste keer seks.

„Ieder individu doet op diens eigen manier stap voor stap seksuele ervaringen op”, zegt Marianne Cense, auteur van het onderzoek en senior onderzoeker bij Rutgers. Voor het onderzoek sprak Cense met jongeren over de verschuiving en zochten ze samen naar een verklaring. „De drie belangrijkste redenen die veel werden genoemd, zijn dat ze worden beïnvloed door sociale media, prestatiedruk ervaren en het uitgaansleven op zich laat wachten door de verhoogde alcoholgrens.”

Volgens Hanne de Graaf, ook onderzoeker bij Rutgers en auteur van de rapporten Seks onder je 25e, zouden deze verklaringen ook kunnen gelden voor de verschuiving in 2023. „Mogelijk heeft de coronapandemie ook een rol gespeeld, omdat jongeren hierdoor nog lastiger contact konden maken”, zegt ze.

Ik zag hoe ze eraan kapot gingen, omdat ze werden gepest om hun seksleven

27-jarige maatschappelijk werker
over ervaringen van vroegere klasgenoten met seks

Een 27-jarige maatschappelijk werker, die op haar negentiende voor het eerst seks heeft gehad, vertelt dat de opkomst van smartphones ervoor heeft gezorgd dat de sekslevens van tieners niet meer zo privé zijn. „In de eerste klas was het normaal dat bijna al mijn vrienden op hun twaalfde of dertiende werden ontmaagd”, zegt ze. Een jaar later had bijna iedereen een blackberry en werden er naaktfoto’s en naaktfilmpjes doorgestuurd van haar seksueel actieve klasgenoten. „Ik zag hoe ze eraan kapot gingen, omdat ze werden gepest om hun seksleven.”

Als tiener werd de maatschappelijk werker zelf ook gepest, omdat ze nog maagd was en voor ‘lesbie’ werd uitgemaakt. „Ik heb er veel om gehuild en om erbij te horen ging ik op feestjes met Jan en alleman uit het dorp tongzoenen.” Maar haar eerste keer seks wilde ze met een geliefde ervaren. Op haar negentiende kreeg ze haar eerste vriendje, met wie ze voor het eerst vaginale seks had. „In de twee jaar dat ik een relatie met hem heb gehad, heb ik niet verteld dat ik nooit eerder seks had gehad, omdat ik me ervoor schaamde.”

Onzekerheid

De jongeren die NRC sprak waren net zoals de jongeren met wie Cense praatte, verbaasd over de verschuiving en vonden het lastig om die te verklaren. Vaak dachten ze dat jongeren dankzij sociale media juist eerder begonnen aan seks. Ze herkennen zich wel in de suggestie dat het intensieve contact dat jongeren op sociale media met elkaar hebben en het delen van foto’s en filmpjes te maken zouden kunnen hebben met de verschuiving.

Jongeren ontmoeten elkaar steeds vaker online. „Hierdoor vinden ze het bijvoorbeeld ongemakkelijk om fysiek contact te maken met anderen, omdat ze online, met smileys, gemakkelijker communiceren”, zegt Cense. Ook zijn jongeren bang dat als ze wel seksueel actief zijn, dat wordt verspreid via sociale media en ze exposed worden, zoals dat wordt genoemd. Dat zou weer kunnen leiden tot pesten, roddelen en reputatieschade.

Het wordt een probleem als jongeren niet meer op elkaar af durven stappen, omdat ze te bang zijn om een blauwtje te lopen

Daarnaast vergelijken jongeren hun lichamen met sexy foto’s die ze zien op sociale media, wat ze onzeker kan maken. „Influencers zijn natuurlijk geen representatie van de echte wereld”, zegt Cense. Uit het onderzoek blijkt ook dat er op sociale media een dubbele seksuele moraal heerst, die negatief effect heeft op jongeren. Zo worden jongens afgerekend als ze te terughoudend zijn met seks en meiden als ze zich te vrij gedragen.

Volgens Cense is het op zichzelf geen probleem dat jongeren later seksueel actief worden. „Het wordt wel een probleem als jongeren niet meer op elkaar durven af te stappen, omdat ze te bang zijn om een blauwtje te lopen. Of als ze het vertrouwen missen om dat pad op te gaan.”

Van de vriendengroep van de 25-jarige muziekprogrammeur is de ene helft rond hun veertiende of vijftiende ontmaagd, terwijl de andere helft nog maagd is. „Dat zijn dan van die boys die alleen maar achter de computer zitten en ervaring hebben met aftrekken.”

Sinds de onenightstand heeft de muziekprogrammeur zelf geen penetratieseks meer gehad, omdat hij het met een bijzonder iemand wil doen. „Ik ben nu aan het daten met vrouwen en mannen en doe steeds meer fijne seksuele ervaringen op.”

Lees ook

‘Seks is geen verplichting’, maar ze zien seksuele intimidatie ‘aan de lopende band’

Efraim Dahl (24): „We gebruiken altijd condooms en vragen van tevoren om instemming.”


Ruim de helft van de Nederlandse moslims ervaart discriminatie: ‘Als ik jou sla krijg ik een cadeautje van mijn oom’

De oudste zoon van de islamitische Mouna (45) kreeg acht jaar geleden regelmatig te maken met discriminatie op zijn basisschool in Amsterdam-Zuid. „‘Als ik jou sla krijg ik een cadeautje van mijn oom’, hoorde hij van een kind van Israëlische afkomst wiens oom moslims niet mocht”, vertelt Mouna. Of: „Jullie geloven niet in Jezus, daarom zijn jullie slecht.”

Toen hij in de klas kwam met de enige andere jongen van Marokkaanse afkomst, beklaagden de ouders zich. Een meisje zou Mouna’s zoon van de stoel hebben geduwd, waarna hij zou hebben teruggeduwd. „Kinderen uit de klas gingen naar de juf om dat te vertellen. Volgens de ouders trommelden mijn zoon en de andere jongen elkaar op. Geen idee hoe ze daarop zijn gekomen”, zegt ze. „Mijn zoon was op dat moment niet eens bevriend met die jongen. Ik heb tegen de ouders gezegd dat hun verhaal waarschijnlijk is gebaseerd op hun eigen vooroordelen. Toen ik dit met de leerkracht besprak, bevestigde die dat het meisje eerst duwde.”

Meer dan de helft

Moslimdiscriminatie is in Europa toegenomen, blijkt uit een vorige week gepubliceerd onderzoek van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA). Met zo’n 26 miljoen mensen vormen moslims de op een na grootste religieuze groep in de Europese Unie. In Nederland gaf 55 procent aan de afgelopen vijf jaar met discriminatie te maken te hebben gehad. Dit is hoger dan het Europese gemiddelde van 47 procent. In 2016 was dat Europese cijfer nog 39 procent.

chart visualization

Hoewel onderwijs op plek vier staat van de plekken waar moslimdiscriminatie het meest voorkomt, is discriminatie op school volgens sociologen een bron van kansenongelijkheid op de langere termijn. 16 procent van de Europese moslimouders of verzorgers zegt dat hun kinderen op school te maken krijgen met pesterijen of intimidatie vanwege hun etnische of migratieachtergrond. 8 procent van de Europese moslims zegt dat hun kinderen op school worden gepest of uitgesloten, in Nederland is dat 15 procent. Uit het rapport blijkt dan ook dat jonge moslims drie keer vaker vroegtijdig school (30 procent) verlaten dan andere scholieren.

„Het is pijnlijk om te zien dat het nog steeds zo is, want wij hebben exact hetzelfde meegemaakt”, zegt Mouna (45) over discriminatie. Ze wil niet met haar achternaam in de krant, omdat ze vervelende reacties kreeg toen ze zich eerder in de media uitsprak over discriminatie. Het tiental ouders dat door NRC werd benaderd, wilde op één na allemaal enkel op voorwaarde van (gedeeltelijke) anonimiteit meewerken.

Gisteren begon een juf die mij nog niet kende heel kinderlijk tegen mij te praten

Ibtissam Abaaziz
gepromoveerd socioloog (met hoofddoek)

Zelf heeft Mouna ook in Amsterdam op school gezeten. „Onze ouders zeiden vroeger: ‘Je moet altijd de leraar respecteren’. Hoewel mijn kinderen in sommige jaren goede leraren hadden, weet ik nu dat het niet altijd aan de leerling ligt.” Verschillende ouders vertellen dat zij vanwege discriminatie liever kiezen voor een islamitische school of stappen na nare ervaringen over op zo’n school.

Niet alleen leerlingen worden op openbare scholen gediscrimineerd, zoals het onderzoek vermeldt, ook ouders ervaren discriminatie op school, vertellen zij aan NRC.

Ibtissam Abaaziz, mede-oprichter van het burgerinitiatief Stichting Meld Islamofobie, heeft een dochter van vier die net is begonnen op de basisschool. Zelf is ze gepromoveerd socioloog. „Gisteren begon een juf die mij nog niet kende heel kinderlijk tegen mij te praten”, zegt ze. Abaaziz draagt een hoofddoek.

Uit het FRA-onderzoek blijkt dat moslims die religieuze kleding dragen vaker te maken krijgen met discriminatie dan andere moslims. Mouna, die ook een hoofddoek draagt, heeft er „echt een trauma aan over gehouden”.

Toen haar zoon net naar de basisschool ging, zei de leraar toen zij hem kwam ophalen uit het niets dat ze ‘wel moest voorlezen thuis’. „Ik dacht: houd je mond, waarom denk je dat ik dat niet doe? Andere, witte ouders werden gegroet met dat alles goed was gegaan.”

Sommige ouders kiezen vanwege discriminatie liever voor een islamitische school

Factor in onderwijsongelijkheid

Volgens Orhan Agirdag, als onderwijssocioloog en hoogleraar aan de KU Leuven gespecialiseerd in onderwijsongelijkheid, heeft discriminatie invloed op de langere termijn; er is een causaal verband tussen discriminatie op school en leerprestaties. „Zowel direct op je leerprestaties, als indirect in het niet meer thuis of betrokken voelen op school”, zegt hij. „Als je gelooft dat onderwijs niet rechtvaardig is, ga je ook minder je best doen op school.”

In zijn boek Onderwijs in een gekleurde samenleving schrijft hij over het rad van ongelijkheid. Dat is een drievoudig tandmechanisme, met aan de buitenkant de ongelijkheid in leerprestaties. Die wordt aangedreven door vijf tussenliggende tandwielen: segregatie, discriminatie, vooroordelen, lage verwachtingen en stereotypen vanuit leraren.

In het midden bevindt zich het systeem van geïnstitutionaliseerd racisme. Dat systeem stuurt niet alleen de tandwielen aan, maar wordt er ook door versterkt. „Uit mijn onderzoek blijkt dat er een kloof is in leerprestaties ter grootte van één leerjaar tussen leerlingen die gediscrimineerd worden en niet”, zegt Agirdag.

Maar de effecten gaan verder dan onderwijs. Dat moslims vaker vroegtijdig school verlaten belemmert hun kansen op werk later in hun leven, stellen de onderzoekers van het FRA-rapport. Veel moslims hebben tijdelijke, kortdurende banen, die geen zekerheid en stabiliteit bieden.

Nationaal Coördinator

De regeringscommissaris Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme Rabin Baldewsingh begrijpt niet waarom het zo „akelig stil” blijft na deze cijfers. „Ik maak me grote zorgen, zegt hij. „De helft van de moslims heeft met discriminatie te maken.” Hij ziet dat die toename al jaren gaande is; sinds 9/11 is de positie van moslims in Europa steeds verder verslechterd. „Moslims krijgen overal de schuld van: huisvestingsproblemen, het tekort op de arbeidsmarkt.” Er zijn in Europa regeringen aan de macht die moslims „bashen” en daarmee vooroordelen versterken, zegt hij. t alleen over NL?

Sinds het FRA-onderzoek, dat vóór het begin van de Gaza-oorlog plaatsvond, zijn de cijfers verder opgelopen, aldus het bureau. „Gevoed door de conflicten in het Midden-Oosten en verergerd door dehumaniserende antimoslimretoriek op het hele continent’, leest een FRA-persbericht.

Op de vraag of het Nederlandse antidiscriminatiebeleid heeft gefaald antwoordt Baldewsingh dat het beleid nog niet goed „vorm en inhoud” heeft gekregen. „We doen liever aan victim blaming”, zegt hij. Hij wijst op wetten en maatregelen die moslims volgens hem profileren, zoals de wet tegen gelaatsbedekkende kleding . „Dat is symboolpolitiek.

Er werd gezegd: ‘We hebben artikel 1 van de grondwet, dat verbiedt discriminatie, dus het is er niet!’

Rabin Baldewsingh
Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme

We hebben in de politiek bijna veertig jaar weggekeken, gedaan alsof er geen discriminatie is”, zegt hij. „Er werd gezegd: ‘We hebben artikel 1 van de grondwet, dat verbiedt discriminatie, dus het is er niet!’”

Lichtpuntje

Een goede aanpak van discriminatie is er tot de dag van vandaag niet, vindt coördinator Baldewsingh. „Ik ben bijvoorbeeld voorstander van verplichte trainingen in organisaties die bewust maken van racisme en discriminatie. Maak inclusiviteit een van de competenties en toets daarop in functioneringsgesprekken. Op scholen moet het curriculum verbreed worden, zodat iedereen zichzelf herkent.” Maar, geeft hij toe, het is een zaak van lange adem. Maar of hij die kans krijgt is de vraag. Baldewsinghs termijn werd in juli door toenmalig minister Hugo de Jonge van Binnenlandse Zaken (CDA) met één in plaats van drie jaar verlengd. Verdere verlenging is aan het volgende kabinet, schreef hij aan de Kamer.

Mouna ziet een lichtpuntje: de nieuwe generatie, die zich minder laat beïnvloeden door hun ouders. „Mijn dochter droeg laatst een hoofddoek naar school. Haar niet-moslim vriendinnen waren trots op haar. Ze vonden dat ze een leuke kleur had uitgekozen bij haar kleding. Dat was ondenkbaar in mijn tijd.”

Lees ook

Weet jij wat strafbare discriminatie is? Test het

Weet jij wat strafbare discriminatie is? Test het


Kleine scholen kunnen ‘zomaar’ worden opgeheven. Ouders in Limburg pikten dat niet: ‘Alsof een school van het bestuur is en niet van de gemeenschap’

Renée Savelkoul, moeder van twee, besloot in 2022 vanuit de Randstad met een jong gezin in het Limburgse Griendtsveen (ruim vijfhonderd inwoners) te gaan wonen. De kinderen, toen twee en drie jaar, zouden naar de plaatselijke basisschool De Driehoek gaan. Tot het bestuur op afstand, de Dynamiek Scholengroep, kort voor de verhuizing van het gezin aankondigde dat De Driehoek dicht moest. Prognoses over de bevolkingsaantallen zouden het bestuur geen andere keuze laten.

Het Peeldorp op de grens van Limburg en Noord-Brabant pikte dat niet, waarna ouders een eigen schoolbestuur oprichtten. Dat draagt nu verantwoordelijkheid voor De Driehoek (44 leerlingen).

Renée Savelkoul is voorzitter van dat bestuur. Ze doet dat naast het runnen van een B&B. „Voor het bestuurswerk staat 0,2 FTE . In de praktijk is het minstens 0,6 FTE.” Een deel van het door Den Haag opgelegde werk noemt ze een „onnodige papierwinkel”. „Dat wat op stichtingsniveau verantwoord moet worden, moet ook op schoolniveau verantwoord worden, terwijl daar in ons geval geen verschil tussen zit. Dat is gewoon dubbel werk.”

In het Midden-Limburgse Buggenum (ruim negenhonderd inwoners) stond de afgelopen jaren ook de toekomst van een basisschool op het spel: die van de rooms-katholieke Antoniusschool. Het bestuur, de Stichting Primair Onderwijs Leudal en Thornerkwartier (SPOLT) achtte die niet langer levensvatbaar. Een andere scholenkoepel, Akkoord! Primair Openbaar, geloofde dat het nog wel kon en meldde zich voor overname. Daarop maakte SPOLT bekend toch zelf door te willen met de Antoniusschool.

Veel ouders waren echter het vertrouwen in dat bestuur kwijt. Ze haalden hun kinderen weg van de school en stuurden ze tijdelijk per bus naar een andere Akkoord! PO-school, in het dertien kilometer verderop gelegen Kelpen-Oler. SPOLT besloot daarna de school in Buggenum op te heffen, hoewel Akkoord! PO duidelijk had gemaakt deze nog steeds over te willen nemen. „Door de handelwijze van SPOLT moeten we nu helemaal opnieuw beginnen” , zegt Kim Schmitz, voorzitter van het college van bestuur van Akkoord! PO.

Voor de overplaatsing van leerlingen van de te sluiten school naar een andere school van hetzelfde bestuur stelt het ministerie een fusievergoeding in het vooruitzicht

Renée Savelkoul
ouder en bestuurder

Verontwaardigd vertelt ze: „Dat betekent onnodig heel veel tijd, energie en geld steken in een nieuw BRIN-nummer, waarmee je weer geregistreerd bent bij het ministerie van Onderwijs en in aanmerking komt voor financiering. De gemeente Leudal die financieel haar nek mee heeft moeten uitsteken. Maar straks ook een hogere minimum-ondergrens honderd in plaats van 23 leerlingen in de minst dichtbevolkte gebieden om te mogen blijven bestaan.” Voor een nieuw opgerichte school geldt namelijk na vijf jaar een vereist leerlingenaantal dat vier keer zo hoog ligt als bij een bestaande school.

Sluitingstoets

Savelkoul hekelt het belang dat aan prognoses van leerlingenaantallen wordt gehangen. „Bij grotere scholen hebben ze nog enige voorspellende waarde. Bij kleine scholen praat je over zulke kleine aantallen dat een op het oog minieme verandering grote gevolgen kan hebben. Stel, in Griendtsveen overlijdt een alleenstaande oudere en in dat huis komt een gezin met vier schoolgaande kinderen, dan neemt ons aantal leerlingen in één keer met 10 procent toe.”

Achterzijde van basisschool De Driehoek in Griendtsveen. Foto John van Hamond

En het zakken door een wettelijke ondergrens wat betreft leerlingenaantal is niet eens nodig voor de sluiting van een kleine school. Savelkoul: „Een bestuur kan dat zomaar zelfstandig beslissen op basis van zijn visie. Echte criteria daarvoor ontbreken.” Ze vindt dat ongelofelijk. Wat haar betreft zou de overheid dan ook een sluitingstoets moeten invoeren. „Nu kan een bestuur het op eigen gezag besluiten. Een medezeggenschapsraad heeft alleen instemmingsrecht als een bestuur dat zelf in zijn statuten zo heeft geregeld. Wettelijk hoeft dat niet eens. Alsof een school van het bestuur is en niet van de gemeenschap. Bij een sluitingstoets kunnen alle belangen worden afgewogen. Is een opheffing goed gemotiveerd? Heeft iedereen zijn zegje kunnen doen? Is er echt geen overnamekandidaat of alternatief?”

Volgens Schmitz is sluiting van een school een ontkenning van „het belang dat zo’n school heeft voor de samenhang in zo’n gemeenschap”. En weg is echt weg, zegt ze. „Met een dappere ondernemer kan nog een winkel terugkeren in een dorp, maar een school til je niet zomaar van de grond.” Savelkoul vraagt zich af van wie de school eigenlijk is: „Van een bestuur of van de kinderen, de ouders en het personeel?”

‘Perverse prikkels’

Bij een sluiting kunnen in de ogen van Savelkoul makkelijk „perverse prikkels” meespelen: „Voor de overplaatsing van leerlingen van de te sluiten school naar een andere school van hetzelfde bestuur stelt het ministerie een fusievergoeding in het vooruitzicht. De reserves van een school vallen dan ook toe aan een stichting.”

In het geval van de school in Buggenum, waar SPOLT besloot terug te komen op het voornemen tot sluiting, vermoedt Akkoord! PO dat de vrees voor concurrentie een rol speelde. Schmitz: „SPOLT is de enige aanbieder van basisonderwijs in de regio. Een alternatief kan leerlingen afsnoepen van andere scholen van de stichting.”

Bestuurder Gérard Zeegers van SPOLT wil niet uitgebreid reageren: „De sluiting van de Antoniusschool heeft de afgelopen jaren veel emotie losgemaakt. Wat ik ook zeg, zorgt ervoor dat die gevoelens opnieuw opflakkeren en zou maar reactief en defensief klinken.”

Kabinet-Schoof

Schmitz hoopt dat het kabinet-Schoof oog heeft voor het belang van de kleine scholen. Een aantal coalitiepartners heeft zich immers nadrukkelijk gemanifesteerd met meer aandacht voor plattelandsgebieden als een van de speerpunten. „Vorig jaar verscheen bovendien het rapport Elke regio telt. Daarin constateerden drie belangrijke adviesraden van de regering dat de afgelopen jaren onevenredig veel geld en aandacht naar ontwikkelingen in de Randstad en Brainport Eindhoven is gegaan en te weinig naar andere delen van het land. Dat zou moeten worden rechtgetrokken.”

Savelkoul hoopt met Schmitz mee, maar vreest ondertussen: „Bezuinigingen in het primair onderwijs kunnen in de komende kabinetsperiode oplopen tot 255 miljoen euro. Dat geld moet ergens vandaan komen. Wellicht dat de kleine scholen dan in beeld komen. Lerarentekorten helpen evenmin.”

Het kabinet-Schoof heeft in elk geval aangekondigd de bestaande kleinescholentoeslag, waarmee scholen die minder dan 145 leerlingen hebben een extra bijdrage krijgen, in te ruilen voor een dunbevolktheidstoeslag. Geld komt dan terecht in gebieden met relatief weinig onderwijsvoorzieningen. Savelkoul vindt de beleidswijziging geen goed idee: „Onderwijsvrijheid betekent dat ook ouders in dichtbevolkte gebieden zouden moeten kunnen kiezen voor een kleinere school voor hun kind.”