‘Hupatee, alle bakken data delen, dat kan echt niet meer’, zegt Frontex-baas Leijtens

Nee, verbaasd is Hans Leijtens niet over de onvrede bij het OM. De topman van Frontex, de Europese grensbewakingsorganisatie, heeft eind 2023 een maatregel genomen waardoor de aanpak van mensensmokkelaars een stuk moeilijker is geworden. Data afkomstig uit verslagen van gesprekken met net aan land gekomen vluchtelingen zullen niet meer onbeperkt ter beschikking worden gesteld aan Europese opsporingsinstanties, zo besloot Leijtens na een advies daarover van de Europese privacywaakhond.

De gesprekken die Frontex-medewerkers voeren met vluchtelingen bevatten potentieel een schat aan aanknopingspunten voor opsporingsinstanties: de afgelegde route, werkwijze, betalingen en persoonsinformatie over handlangers. Vooral omdat die gesprekken plaatsvinden direct na aankomst, op het moment dat de ervaringen nog vers zijn. In vakjargon: het „golden hour”.

In een reactie stelt het OM: „De onmogelijkheid getuigenissen te delen, staat haaks op de EU-ambitie om grip te krijgen op migratiestromen.”

Lees ook
Bootmigranten vallen met Europese hulp in handen van Libische militie

Een Frontexpatrouille op de Middellandse Zee, een paar jaar geleden. Frontex zou informatie over bootmigranten uit Libië hebben doorgespeeld aan Libische milities.

Nieuwe werkwijze

De data werden jarenlang door Frontex via Europol ter beschikking gesteld aan de de EU-lidstaten. Tot de European Data Protection Supervisor (EDPS) stelde dat er voor die datadeling geen wettelijke grondslag is.

Leijtens, zo vertelt hij aan de telefoon vanuit zijn standplaats Warschau, nam dat advies eind 2023 over. „We komen uit een tijd waarin, hupatee, alles, letterlijk bakken data, werden gedeeld. Maar dat kan echt niet meer. De hoeveelheden data zijn tegenwoordig zo groot en zo makkelijk te delen, dat wij daar professioneel mee om moeten gaan. Die verantwoordelijkheid neem ik.”

En, zegt hij, het is belangrijk te beseffen dat de basis voor de interviews vrijwillig is. „Voor mensen een asielprocedure ingaan, hebben wij de kans ze te bevragen. Ze zijn geen verdachte, juist vaak slachtoffer.”

Kennis en analyse

De opgedane informatie gebruikt Frontex, zelf geen onderzoeksorganisatie, om mensenhandel en -smokkel beter te begrijpen. Verder helpt het lidstaten met hun kennis en analyses. „Dát verandert niet, wel de wijze waarop wij informatie verlenen.”

Opsporingsinstanties kunnen zodoende een onderzoek niet langer baseren op wat ze vinden in de Frontex-gegevens. Wel kunnen ze, als ze concrete verdenkingen hebben, vragen om specifieke informatie uit de verzamelde data. „Daar geven wij dan zo goed mogelijk antwoord op.”

Leijtens begon zijn carrière bij de marechaussee en voerde als commandant jarenlang het bevel over de organisatie. Hij zegt uit ervaring te weten dat de gedachte ‘geef ons alles, dan zien we zelf wel wat we ermee doen’ „populair” is bij opsporingsinstanties. Toch moet volgens hem juist Frontex als Europees agentschap het goede voorbeeld geven hoe om te gaan met data.

Hans Leijtens, topman van Frontex.

Feit is dat dit de opsporing van mensensmokkelaars bemoeilijkt.

„Dat is zo. Maar er móet een balans zijn tussen de strijdige belangen van privacy versus de bestrijding van mensensmokkel. Vergelijk het met een opsporingsinstantie die tegen de politie zegt: geef me álle informatie die jullie verzamelden met automatische nummerplaatherkenning. Dat is niet wat we in een democratisch Europa willen. Er moeten éérst indicatoren zijn die erop wijzen dat een bepáálde snelweg wordt gebruikt voor dúidelijk omschreven crimineel gedrag. En dat is precies wat er nu ook met door ons verzamelde migratiedata zal gebeuren. Want op het moment dat je migratie an sich als criminaliteit gaat beschouwen, kwalificeer je alle migranten op voorhand als criminelen terwijl daar geen basis voor is. En dat mag dus ook niet.”

U zegt tegen opsporingsinstanties: kijk naar wat er nog wél mogelijk is.

„Exact. Het is niet dat er niets meer kan. Maar ik deel de opvatting van de toezichthouder over ongericht delen van data. Juist omdat het hier geen verdachten betreft. Sterker, het zijn vaak slachtoffers, soms politieke dissidenten, die echt iets te vrezen hebben. Die hebben recht op bescherming van hun data. Tenzij er een juridische grondslag is die te delen.”

Wat zou die grondslag kunnen zijn?

„In de metafoor van de snelweg: justitie weet dat bij moorden in de drugswereld een deel van de A2 bij Utrecht in de nachtelijke uren als vluchtroute wordt gebruikt en dat mogelijk betrokkenen in de snelste BMW’s rijden. Als een officier dan vraagt of ze díe specifieke informatie kunnen krijgen, is het antwoord: ‘ja’. Maar niet: geef ons alle nummerplaatdata en we filteren daar, onder andere, uit dat telkens de snelste BMW’s worden gespot in de buurt van een zwaar delict.

„Het is ook gevaarlijk om, als je niet weet wat je wilt, in grote bakken data op basis van een algoritme of AI zomaar dwarsdoorsnedes te maken op basis van correlaties en daar je onderzoek op te baseren. Dat is als zeggen: we hebben een bak met veel groene en blauwe ballen waarbij het percentage groene dat zich schuldig maakt aan criminaliteit groter is dan bij blauwe, dus we gaan op jacht naar alle groene ballen.

„Het credo is, kortom, niet langer nice to have maar need to have. Dat vind ik ook vanuit het oogpunt van effectieve opsporing beter. Dat je als officier in de rechtszaal precies kan uitleggen welke informatie je hebt verzameld en waarom. Dan sta je sterker dan als je zegt: ‘Ik had een grote bak en stuitte hier toevallig op’.”

Het OM zegt dat het door uw besluit nu met „lege handen” staat.

„Dat is te simpel én in de categorie: als je niets te verbergen hebt, waarom doe je dan zo moeilijk?”

En de tijden zijn veranderd, zegt hij. Leijtens vertelt hoe hij begin jaren negentig als beginneling bij de marechaussee meemaakte dat er op elke post een dik boek lag. „Dat was het opsporingsregister. Daar kon je gewoon lekker in bladeren en zien of het vriendje van je dochter erin stond, of je buurman. Nou, in die tijd leven we niet meer.”


Column | We lopen nooit alleen

Al wekenlang staat Rotterdam vol met geelzwarte borden. Marathon. Niet parkeren! Bosjes dranghekken staan klaar langs het parcours. Een vriendin vroeg: hoeveel krijg je ervoor als je die marathon loopt? Niks. Je moet ervoor betalen.

Wat? Je loopt dat pokke-eind en jíj moet betalen?

Een pokke-eind is het. En het is een feest. Rotterdam wil in alles de grootste, de leukste en de mooiste van Nederland zijn en dat lukt de stad lang niet altijd. Maar nu wel. De Rotterdamse marathon is de grootste en de snelste van Nederland. En het feest erom heen is ongeëvenaard.

Loop even mee. De Erasmusbrug, icoon van Rotterdam, je mag er twee keer over. Daar staan toeschouwers rijen dik te juichen. Dan 28 kilometer jagen door Zuid. De Kuip, het Zuiderpark, de plek waar een paar maanden terug een drugslab gruwelijk ontplofte. Welke stad kan dat allemaal laten zien?

Weer de Erasmusbrug over. Verder, dwars door de stad naar het Kralingse Bos, het punt waar elke niet-topatleet (bijna iedereen) inzakt, maar toch doorloopt want aangemoedigd door echte Kralingers aan de witte wijn. En dan, als de loper tóch dreigt in te storten, Crooswijk. Crooswijk draagt. Crooswijk is crazy. De boxen bonken, de confetti waait rond, het bier vloeit. Soms moeten de laatste lopers zich zigzaggend door de feestvierders wringen.

Maar dan: het allermooiste. Natuurlijk Lee Towers. De man is er aan het begin en aan het eind. De marathon in Rotterdam loop je voor Lee Towers. Zoals een bekende Rotterdamse barbier het zei: Lee Towers staat daar voor jóu te blèren.

Voor de niet-Rotterdammer: deze volkszanger nummer 1 zingt de marathonlopers zondag bij de start van de 43ste editie toe vanaf een hoogwerker. Met zijn gouden microfoon én zijn bril met lichtgetinte glazen. Zo gaat dat al dertig jaar.

Hij zingt You never walk alone. Hou het dan maar eens droog. Het is zó waar. En een les voor het leven. Komend weekend is dat meer waar dan ooit: 17.000 marathonlopers staan aan de start. 50.000 lopers als je de kortere afstanden meetelt. En Lee gaat high fiven en zingen bij álle afstanden.

Vorig jaar kwam hij met een rollator. Hij was gestruikeld over een tapijt in zijn nieuwe huis met uitzicht over de Nieuwe Maas en brak zijn heup. Maar hij kwám. Net als de 28 keer daarvoor. Maar nu… nu komt hij voor het laatst….

„Met Leen.”

„Meneer Towers, waarom stopt u?”

„Ik heb het dertig jaar gedaan joh. Ik ben 78.”

„Maar zonder u is die marathon niet dé marathon.”

„Lief hoor. Nu word ik wel even emotioneel. Maar het is mooi geweest.”

You never walk alone blijft klinken, zegt hij nog. Uit de luidsprekers.

Sheila Kamerman vervangt Gemma Venhuizen


Slechts 4 procent van de wateren voldoet aan norm voor chemische stoffen – met name ‘vlamvertragers’ blijken problematische vervuilers

Het oppervlaktewater in Nederland bevat veel chemicaliën die er niet horen. Veruit de meeste sloten, beken en rivieren voldoen niet aan de Europese normen voor waterkwaliteit.

In 2027 moet elke sloot, rivier en beek in heel Europa voldoen aan de Europese kaderrichtlijn water (KRW). De kans is klein dat Nederland die norm op tijd gaat halen.

Dat blijkt uit onderzoek van NRC op basis van de recentste cijfers van Informatiehuis Water.

Een kleine groep chemische stoffen speelt daarin een grote rol. Het gaat onder meer om polygebromeerde difenylethers (PBDE’s), een groep veelvoorkomende vlamvertragers die bijna overal de KRW-grens overschrijdt.

Twee jaar geleden deed NRC ook onderzoek naar de waterkwaliteit. Toen al was die kwaliteit slecht. Nu blijkt dat vooral wat betreft chemicaliën bijna geen enkel Nederlands oppervlaktewatergebied aan de KRW- normen voldoet. Met nog drie jaar te gaan is er volgens deskundigen nauwelijks nog een mogelijkheid om de chemische vervuiling voldoende te verminderen.

Veel wateren blijken vervuild met vlamvertragers. Deze vlamvertragers, die de kans dat materiaal vlam vat verlagen, zijn te vinden in auto’s, elektronica, meubels, vliegtuigen, bouwmateriaal en textiel. De meeste van deze PBDE’s worden van nature traag afgebroken en kunnen jaren in het water blijven rondzwerven.

In 96 procent van de Nederlandse oppervlaktewatergebieden zitten te veel chemicaliën om aan de KRW-norm te voldoen; slechts 30 van de 745 gebieden voldoen aan deze norm. En deze 30 gebieden scoren dan weer onvoldoendes op andere vlakken.

Voldoet één van de stoffen op de KRW-lijst niet aan de norm, dan geldt de hele waterkwaliteit als onvoldoende. Dit wordt het one out, all out-principe genoemd. Kortom, Nederland haalt nergens de norm voor waterkwaliteit.


Juridische acties

De cijfers van Informatiehuis Water komen van metingen in de stroomgebieden Eems, Rijn, Maas en Schelde. Met die metingen worden watergebieden getoetst aan de KRW-norm. Die norm is ingevoerd om de ecologische en chemische kwaliteit van Europees water te beschermen.

Als Nederland niet aan deze norm voldoet, kan Europa juridische acties ondernemen. Dat betekent mogelijk boetes. Ook zouden burgers naar de rechter kunnen stappen om actie van de overheid af te dwingen. Dit zou een rechtszaak kunnen opleveren als die van Urgenda tegen de Nederlandse staat. Toen luidde het vonnis van de Hoge Raad dat de staat voor eind 2020 de broeikasgasuitstoot met 25 procent moet verminderen.

Slechts 4 procent van de Nederlandse oppervlaktewateren voldoet dus aan de KRW-norm. Deze schrijft de maximale hoeveelheid van een bepaalde chemische stof in het water voor en de hoeveelheid chemische stoffen die in het water mogen zitten. Deze stoffen zijn door de KRW vastgelegd in een lijst.

In 662 oppervlaktewateren overschrijdt de hoeveelheid vlamvertragers de KRW-norm. „Vlamvertragers kunnen in het water zijn gekomen via productielocaties die afvalwater loosden”, zegt Annemarie van Wezel, hoogleraar milieubiologie aan de Universiteit van Amsterdam. „Dat kan ook gebeuren via vuilstortplaatsen.” Samen met zes andere stoffen en stofgroepen zorgen de vlamvertragers ervoor dat 93 procent van alle wateren de normen van KRW niet haalt.


De meeste wateren scoren ‘slechts’ op één tot drie chemicaliën een onvoldoende. Betekent dit dat de norm alsnog kan worden gehaald door het water te zuiveren? Zo kunnen vlamvertragers volgens Van Wezel gedeeltelijk uit het water worden gehaald in een zuiveringsinstallatie. „Zo’n vlamvertrager stoot water af en laat zich relatief makkelijk vangen. Andere stoffen lossen weer beter op in water en zijn lastiger te pakken te krijgen.”

Lees ook
Hoogwater verrijkt én vervuilt de natuur

Door de hoge waterstand van de Waal is de uiterwaard bij Tuil ondergelopen. De verwachting is dat de komende dagen het waterpeil weer gaat zakken.

Zuivering

Het is alleen geen wondermiddel, zegt Van Wezel: „Je kunt niet de hele Rijn door zo’n zuiveringsinstallatie halen. Stoffen die al in het water en de grond zitten, kan je moeilijk verwijderen.”

Dat beaamt Johan Blom, consultant watertechnologie bij advies- en ingenieursbureau TAUW: „Deze stoffen zuiveren we nu alleen bij de winning van drinkwater uit oppervlaktewater. De beste zuiveringsoptie is met actieve kool. Dat is een stof die andere stoffen aan zich bindt.”

Maar deze oplossing met koolstof is ontzettend lastig of zelfs onmogelijk, zegt Blom. „Neem zo’n vlamvertrager. Daar mag per jaar gemiddeld zo’n 0,5 nanogram per liter van in het oppervlaktewater zitten.” Voor een kanaal van 40 kilometer lang, 10 meter breed en 2,5 meter diep is dat een kwart theelepel. Zo’n hoeveelheid water kun je realistisch gezien niet zuiveren tot zo’n laag gehalte.”

Het is beter om te voorkomen dat stoffen in het milieu worden geloosd, zegt hoogleraar waterrecht aan de Universiteit Utrecht Marleen van Rijswick. „Alleen lobbyen de industrie en landbouw enorm om lozing wel toe te laten.”

‘Versnipperd’

Hoe is het lozen van stoffen dan te voorkomen? Allereerst moeten volgens Van Wezel alle afvalstromen beter worden gemonitord. Daartoe moet een gezamenlijk register komen waarin staat welke vergunningen vergeven worden. „De verlening is nu versnipperd, bevoegdheden zijn verdeeld over veel partijen en op het totaal van vergunningen is weinig zicht. Als je die informatie wel inzichtelijk maakt, kun je kijken naar de grote afvalstromen en daartegen optreden. Dan is het ook nuttig lozers te verplichten informatie te verstrekken over alles wat ze lozen.”

Een voorbeeld daarvan is volgens Van Wezel het ingrijpen bij Chemours, dat zogeheten PFAS loosde in Dordrecht en omgeving. „Toen daar via de vergunning werd ingegrepen, is de uitstoot met een factor van meer dan duizend gedaald.”

Worden de doelen niet gehaald, dan kunnen de gevolgen groot zijn, denkt hoogleraar Van Rijswick: „Als Nederlandse burgers naar de rechter stappen, kunnen nieuwe activiteiten worden stopgezet. Terwijl die activiteiten weleens duurzamer kunnen zijn dan bestaande lozingen. Eerlijker is het oude en nieuwe activiteiten te vergelijken. Aan de hand daarvan zou je toestemmingen van oude activiteiten kunnen intrekken ten voordele van nieuwe, duurzamere bedrijven.”

Van Wezel zet ook een kanttekening bij de effectiviteit van de wettelijk vastgelegde lijsten met daarop chemische stoffen. „Die bevatten veelal de stoffen waar we ons gisteren zorgen over maakten. Niet die waar we ons vandaag of morgen zorgen over maken. Denk aan PFAS die pas sinds 2022 op de lijst staan. Er komen iedere dag nieuwe bij. Zulke lijsten houden geen rekening met die nieuwe stoffen en vertelt dus niet het hele verhaal.”

Lees ook
Eieren rondom Chemours zijn zo vervuild met PFAS dat eten schadelijk kan zijn. RIVM en GGD raden af hobby-eieren te eten

Enkele kippen op kinderboerderij de Bolderhoeve in Sliedrecht.


Met dit voorstel wil de Kamer meer aandacht voor suïcide

De meeste mensen die suïcide plegen, willen dat helemaal niet. Ze voelen zich eenzaam en radeloos. Ze zitten voor hun gevoel vast in een donkere tunnel waar geen licht binnendringt. Ze zien geen andere uitweg meer, al is die er vaak nog wel, vertelt Renske Gilissen, hoofdonderzoeker bij hulplijn 113 Zelfmoordpreventie.

Vorig jaar pleegden 1.885 mensen zelfmoord – ruim 5 per dag. Elke dag doen minimaal 135 mensen een poging. En dan zijn er nog eens dagelijks 500 mensen die belden met de landelijke hulplijn 113. Onder jongeren tot dertig jaar is suïcide de meest voorkomende doodsoorzaak. „Het is een urgent onderwerp, maar het wordt niet serieus genoeg behandeld”, zegt Gilissen. „Pas als dat wel gebeurt, zullen we een teruggang in die cijfers zien.”

Dat vindt niet alleen Gilissen, maar ook een meerderheid van de Tweede Kamer. Dinsdagavond sprak de Kamer op initiatief van de ChristenUnie over een voorstel – inmiddels ondertekend door zeven andere partijen – om suïcidebeleid vast te leggen in de Wet publieke gezondheid. De verantwoordelijkheid komt bij de minister van Volksgezondheid te liggen, die kan worden aangesproken als er te weinig gebeurt. Er wordt ook structureel geld uitgetrokken: 10 miljoen euro voor gemeenten, 6,5 miljoen voor landelijk beleid.

Kamerleden toonden zich soms emotioneel in hun bijdragen of deelden persoonlijke verhalen. Derk Boswijk (CDA) sprak over een „buitengewoon gevoelig en teer onderwerp” dat mensen persoonlijk raakt. Hij vertelde over een klasgenootje dat zelfmoord pleegde en „het knagende gevoel” dat dan achterblijft: „Had ik het kunnen voorkomen?” Don Ceder (CU) vertelde over „zijn maatje Michael”, die een paar jaar geleden onverwacht zelfmoord pleegde. „Een verhaal zoals dat van mij kent bijna iedereen.”

Het is niet dat er nu niets gebeurt om zelfmoord te voorkomen. Sinds 2014 is er de landelijke agenda suïcidepreventie, waarin ruim vijftig organisaties samenwerken om het aantal zelfmoorden en pogingen te verminderen. Ook is er een onderzoeksprogramma suïcidepreventie dat kennis verzamelt. „Maar er is geen garantie dat dat politieke draagvlak altijd blijft”, stelt 113-bestuurder Monique Kavelaars. Juist daarom noemt ze het voorstel „ontzettend belangrijk. De vrijblijvendheid gaat er nu vanaf.”

Sinds 2013 is het aantal zelfmoorden stabiel op zo’n 1.900 per jaar – 60 procent daarvan was niet in beeld bij de ggz. En dus is er meer nodig: meer geld, maar ook meer aandacht. „Het taboe moet ervan af”, zegt Kavelaars. Mensen die iemand met suïcidale gedachten kennen, vinden het een lastig onderwerp. „Het gaat over leven en dood, angst staat dan voorop. Maar met vermijden help je niemand. Suïcides hebben een verwoestend effect op de directe omgeving.”

Schaamte

Mensen met suïcidale gedachten praten er zelf vaak ook niet over en zoeken geen hulp, zegt Renske Gilissen. „Ze schamen zich, voelen zich een last. Maar erover praten helpt.” Juist daarom moeten mensen in de directe omgeving (familie, vrienden, collega’s maar ook zorgverleners, agenten en docenten) alert zijn.

Risicogroepen zijn onder meer vroegtijdige schoolverlaters en mannen met een uitkering. Gilissen: „Preventie begint dus al bij het signaleren van verzuim op school en bij uitkeringsinstanties als het UWV.” Daar is nog veel te winnen, zegt ze. Op alle scholen zou in het lesprogramma mentale gezondheidszorg moeten worden opgenomen. Wat doe je als je je somber voelt? Hoe ga je om met heftige gebeurtenissen? Maar ook: hoe begeleid je de andere leerlingen als iemand terugkeert na een suïcidepoging? Gilissen: „In de praktijk zie je dat niet elke school dat voldoende doet.”

Ook bij zorgverleners moet die preventie meer aandacht krijgen door het een meer prominente plek te geven in opleidingen, zegt Kavelaars. Gemeenten kunnen bewustwordingscampagnes beginnen, informatieavonden organiseren, welzijnswerkers trainen. Maar ze kunnen ook werken aan fysieke maatregelen, zoals hekken of andere veiligheidsmaatregelen bij het spoor. Vijftig gemeenten hebben nu al een eigen preventiebeleid. 113 zelf biedt laagdrempelige onlinetrainingen aan.

Lees ook
Waarom plegen zoveel mannen van middelbare leeftijd suïcide?

Peggy Wismans, nabestaande: „Ik moest kiezen om weer te leven in mijn eigen leven.”

Niet iedereen is enthousiast over het CU-plan. De Raad van State (RvS) stelde eerder in een advies dat het voorstel „geen nieuwe elementen aan het preventiebeleid toevoegt” en „slechts de wettelijke verankering betreft”. De RvS zet dan ook „vraagtekens bij de toegevoegde waarde van het voorstel”. Een slecht argument, vond D66. Wieke Paulusma: „Onze samenleving wordt dagelijks geconfronteerd met dit grote probleem en dat vereist een antwoord. Dit voorstel geeft dat.”

Ook zijn er de lange wachtlijsten bij de ggz, waardoor mensen met suïcidale gedachten niet terecht kunnen voor hulp. Maar, zegt Gilissen van 113, juist daarom is preventie zo belangrijk. „En de ggz-instellingen maken, als het goed is, altijd ruimte voor acute suïcidaliteit.” De lange wachtlijsten zijn om „moedeloos” van te worden, zei initiatiefnemer Mirjam Bikker (CU) voorafgaand aan het debat. „Maar dat is geen reden om te blijven zwijgen en het taboe overeind te houden.”

Praten over zelfmoord kan bij de hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.


Buiten bellen in het Hebreeuws? Dat doet Eli niet meer

„Had je gehoord over die rabbijn in Utrecht, die laatst in de Action op z’n hoofd was geslagen?” De 35-jarige Michael steekt nog een peuk op, pal voor David’s corner, een supermarktje waar de etalage staat volgestapeld met matzes. „Kijk, hier voel ik me veilig om een keppeltje te dragen, maar dat is niet overal.”

Hier, dat is de Kastelenstraat in Buitenveldert, het hart van de Joodse gemeenschap in Amsterdam. Een lange straat met een Joodse kruidenier, een Joods restaurant, een Joods verzorgingstehuis en een Joodse school. Hier voelt iedereen zich veilig om te tonen wie ze zijn. Kletsen bij de kassa in het Hebreeuws. Even de boodschappen neerzetten om met tien man in het restaurant de Mincha (het Joods middaggebed) te doen.

Hier heerst vrijheid. Voorwaardelijke vrijheid, gadegeslagen door vele camera’s op het plein en zwaarbewapende marechaussees die aan het einde van de straat de school bewaken.

„Die stonden er altijd al hoor”, roept een vader met keppeltje op de bakfiets.

Aanval van Hamas

Antisemitisme is voor de Joodse gemeenschap in Nederland niets nieuws. Maar zelden was de jodenhaat zó sterk als nu, constateert het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) in een dinsdag gepubliceerde monitor: 379 incidenten in 2023, een jaar eerder waren dat er nog 155. Vooral na de aanval van Hamas op Israël, op 7 oktober 2023, nam het aantal sterk toe.

Er kwamen nog veel meer meldingen binnen, zegt Hans Wallage, die ze namens het CIDI onderzoekt. Maar het CIDI rekent als ‘incident’ alleen concrete uitingen gericht tegen één of meerdere personen en waarvan de situatie is vastgesteld – zo’n 25 procent van het totaal. En ook de ruim 200.000 antisemitische uitingen online – volgens onderzoek uit 2020 van het CIDI en het CJO (Centraal Joods Overleg) – liet het centrum ongemoeid. „Behalve als ze werden geuit in een persoonlijk bericht, zoals een Direct Message.”

Leden van de marechaussee bewaken de Joodse school in het Amsterdamse Buitenveldert.
Foto Lebrina Latupeirissa

Ruim de helft van de incidenten (196 van de 379) waren schriftelijke uitingen. WhatsAppberichten aan Joodse Nederlanders met teksten als „ze zijn jullie vergeten te vergassen”, „Val dood, kankerjood”. Bij 34 incidenten was sprake van vernieling en bekladding van Joodse doelen. Een hakenkruis met watervaste stift op de voordeur bij een Joodse familie in Den Haag. Een tuinpoort van een Joodse familie in Rhenen kapot trappen waaraan een mezoeza (tekstkokertje) hangt.

Bij 69 incidenten was er een directe confrontatie. Een Joodse vrouw aangevallen in de tram. Een groepje jongens in Amstelveen dat op 4 mei tijdens de twee minuten stilte van 20.00 uur aanbelt bij een huis met een mezoeza en tegen het echtpaar dat opendoet zegt: „Wat moet je nou, kankerjood?”

Lees ook
Nederlandse Joden ervaren nu ‘dubbel onbehagen’

Thuis bij Joram Rookmaaker, rabbijn van de Liberaal Joodse Gemeente in Amsterdam, tijdens de sjabbat.

Schelden

„Weet je, ik probeer het maar een beetje te negeren”, zegt de 56-jarige Eli, die in de Kastelenstraat het restaurant Meat Me Kosher runt. Vooral toen de oorlog tegen Hamas net begonnen was, kreeg hij telefoontjes – „altijd nummer onbekend” – van mensen die gelijk begonnen met schelden. Jonge jongens, vermoedt hij. „Ach, ik hing gelijk op, en na een paar keer was het over.” Ook hij deed melding bij het CIDI. Maar Eli („geen achternaam”) is niet bang en wat hem nu vooral bezighoudt is wat er in zijn vaderland gebeurt – op elke stoel in zijn restaurant had hij een poster van een gegijzelde Israëliër geplakt.

„Als het maar niet normaliseert”, zegt Hans Wallage van het CIDI. Tekenen daarvan ziet hij terug op scholen: 40 incidenten in 2023, vijfmaal zoveel als een jaar eerder. Joodse scholieren op zowel basis- als middelbare scholen die door medeleerlingen zijn gepest, bedreigd, soms ook mishandeld. „Twee dagen geleden nog kregen we melding van een foto van Hitler in een klassenapp.” Meestal melden ouders, soms de school.

Restaurant Meat me Kosher heeft posters van gegijzelde Israëliërs op de stoelen

Foto Lebrina Latupeirissa

Schoolbestuur

Maar de bewustwording op scholen mag nog wel verbeterd, vindt Wallage. Kinderen krijgen online „de meest verschrikkelijke dingen” te zien en dat verlaagt offline de drempel om Joodse klasgenoten te beledigen of te belagen. „En niet altijd treedt een schoolbestuur adequaat op. Dan wordt er te lang getwijfeld wat te doen en gaan daders vrijuit. Vaak uit angst voor escalatie, of bang dat zo’n incident de media haalt.” Wallage kent acht gevallen waarin het Joodse kind niet meer naar school durfde.

„Had je al verteld over die vriend van jou?”, zegt de 51-jarige Eli, die opveert van z’n stoel als hij Michael voor de etalage van David’s corner hoort praten over antisemitisme.

Michael: „Ja ja, die wilde taxichauffeur worden, als zelfstandige, en daarvoor wilde hij laatst een taxi huren bij een bedrijf. Bijna alle papierwerk was geregeld en toen het bedrijf zag dat ’ie Joods was krabbelde het opeens terug. ‘Nee, toch maar niet’.”

De frustratie zit niet alleen in duidelijke incidenten, het zit ’m in méér. „Op plekken waar ik tot 7 oktober graag kwam, zoals de markt, bepaalde buurten, kom ik niet meer”, zegt Eli, die ook een keppeltje draagt. „En van mijn dochter, ze is negen, mag ik in het openbaar niet meer bellen in het Hebreeuws. Angstig. ‘Pahaap…’”


Column | Wat is de waarde van waterpolo?

Hayke Veldman was op 7 oktober vorig jaar thuis in het Gelderse Wehl toen hij de beelden zag van de Hamas-aanval in Israël. Dat één van de gevolgen zou zijn dat hij als voorzitter van de Nederlandse zwembond een druk najaar tegemoet ging, had hij toen niet voorzien. Israël, waar in januari dit jaar het Europees kampioenschap waterpolo zou plaatsvinden, kon de veiligheid van het evenement niet langer garanderen.

Zo werd Nederland organisator van het vrouwentoernooi, met Eindhoven als locatie. Dat de regerend wereldkampioenen daarmee het thuisvoordeel kregen, noemt Veldman aan de telefoon een „mooie bijkomstigheid”. „Hoe geweldig is het om voor eigen publiek Europees kampioen te kunnen worden?”

In allerijl moest de bond de zestien deelnemende landen onderbrengen in de regio. Dat viel nog niet mee. Veldman, oud-VVD-Kamerlid: „Bij één van de hotels hadden we concurrentie van het COA, dat er asielzoekers wilde opvangen.”

Uiteindelijk werd de klus geklaard, met hulp van sportmarketingbureau House of Sports, vrijwilligers en financiële steun van de overheid. De kosten van het evenement? „Dat weet ik niet want we hebben nog geen eindafrekening”, zegt Veldman. En de bijdrage van de Rijksoverheid aan het toernooi? Even valt de Achterhoekse spraakwaterval stil. Dan zegt hij: „Een paar ton.”

Dat blijkt iets meer te zijn. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport droeg 650.000 euro bij, de provincie Brabant en de gemeente Eindhoven maakten elk 150.000 euro over. De zelfbenoemde „zwemhoofdstad” gaf daarnaast 50.000 euro uit aan citymarketing (afkomstig uit het potje „Samen Morgen Mooier Maken”) en staat voor eenzelfde bedrag garant voor de financiële risico’s van het toernooi. Bij elkaar één miljoen euro. Veldman: „Dat is veel geld.” Om vervolgens met een souplesse die zijn ruime politieke ervaring verraad uit te leggen dat het goed besteed publiek geld is. „Waterpolo staat in Nederland weer in de spotlights.”

Bovendien, zegt hij: sport houdt mensen gezond en is een belangrijk bindmiddel. „Een waarde die vaak schromelijk wordt onderschat.” Dat zijn bond ook wel een steuntje in de rug kon gebruiken, erkent hij ruiterlijk.

Ga maar na: in coronatijd bleven zwembaden bijna anderhalf jaar dicht, daalde het ledenaantal van de KNZB met 15.000 naar 103.000 leden nu en zijn de energiekosten voor het verwarmen van het water torenhoog. „En dan groeit het aantal kinderen zonder zwemdiploma’s ook nog ieder jaar.” Dus een beetje aandacht en waardering voor die oer-Hollandse sport is wel op zijn plaats, wil Veldman maar zeggen.

Hij ziet „de periodieke discussie over de uitgave van belastinggeld aan sport” met vertrouwen tegemoet. Daarbij heeft de oud-wedstrijdzwemmer („een middelmatige hoor”) een sterk argument in handen: de Nederlandse vrouwen werden in januari in een uitverkochte zwemhal Europees kampioen.

Hugo Logtenberg is redacteur van NRC.


Geen bal kunnen vangen, of niet kunnen balanceren op een bank: veel kinderen hebben een slechte motoriek

Of een kind een slechte motoriek heeft, zie je meteen, zegt gymleraar Mathijs van Rijn van de Antoniusschool in Kudelstaart. „Het kind is soms bang tijdens de les, heeft moeite met het vangen of gooien van een bal of beweegt onhandig. Het valt, stoot dingen om”, vertelt hij. Op zijn school valt het allemaal best mee. Veel kinderen staan ingeschreven bij een sportclub, er wordt veel buitengespeeld en er zijn in de buurt genoeg sporttoernooien.

Wanneer groep 7D van de Antoniusschool begin maart een motorische test ondergaat, vallen de resultaten dan ook niet tegen. Wendsprongen over de bank – handen op de bank en eroverheen springen – kan bijna iedereen. Balanceren op een omgekeerde bank is lastiger. Wel verschillen de leerlingen onderling sterk. Maar ‘goed’ presteren vindt Van Rijn niet zo belangrijk: „Een kind dat plezier heeft in het bewegen en zich veilig voelt, geeft mij meer voldoening dan een bovengemiddelde motoriek. Dat motiveert ze ook veel meer om hun leven lang te blijven bewegen.”

Veel kinderen in het basisonderwijs hebben een slechte motoriek, blijkt al jaren uit onderzoeken. In 2018 concludeerde de Onderwijsinspectie dat 20 procent van de basisschoolleerlingen geen bal kan vangen. Mikken, gooien, vangen, zwaaien aan een touw en balanceren konden leerlingen gemiddeld veel minder goed dan in een vergelijkbaar onderzoek dat tien jaar eerder werd gedaan. In juli 2021 concludeerde het Mulier Instituut, een onderzoeksbureau, dat kinderen in groep 1 en 2 motorisch achteruit waren gegaan nadat scholen tijdens de coronapandemie werden gesloten.

Op de bank.
Foto Olivier Middendorp

Méér vakleerkrachten

In hetzelfde jaar beschreef het Mulier Instituut dat 44 procent van de basisscholen in het schooljaar 2020/2021 een vakleerkracht had die gymlessen gaf aan de groepen 1 en 2 en 77 procent die had voor de groepen 3 tot en met 8. Die cijfers toonden dat scholen zich ervan bewust zijn dat het niet goed gaat met de motoriek van hun leerlingen. Er waren namelijk veel meer vakleerkrachten dan enkele jaren voor die meting: er was een toename van 23 procent vakleerkrachten voor de groepen 1 en 2 en bijna 60 procent voor de hogere groepen. Het móést ook wel: vanaf 1 augustus 2023 zijn basisscholen verplicht om wekelijks twee uur gymles aan te bieden, gegeven door een bevoegd docent.

Oud-judoka Ziggy Tabacznik, die na zijn sportcarrière een marketingbureau begon, maakt zich al jaren zorgen over de motoriek van jonge kinderen. Hij richtte het Health Development Institute op, een bedrijf dat software en apps ontwikkelt waarmee gebruikers inzicht kunnen krijgen in hun leefstijl. Kinderen die niet goed kunnen bewegen, zegt hij, dóén dat ook minder. Dit heeft gevolgen voor hun gezondheid. ‘Inactiviteit’ is volgens de Nederlandse Gezondheidsraad de belangrijkste oorzaak van diabetes type 2, hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker. Volgens het RIVM gaan jaarlijks 5.800 mensen dood omdat ze gedurende hun leven onvoldoende hebben bewogen.

Toen hij zich erin ging verdiepen, merkte Tabacznik dat er niet veel kennis is over het onderwerp. Dat is volgens hem een reden dat er nauwelijks structureel beleid is om beweegvaardigheid te verbeteren. „We doen in Nederland maar wat”, zegt hij. „We hebben slecht in beeld welke gezondheidsuitdagingen per wijk of school het meest urgent zijn. We organiseren van alles om kinderen te laten bewegen, maar houden niet goed bij of het werkt. Daardoor schieten we steeds met hagel.”

Lees ook
Elk jaar overlijden duizenden mensen omdat ze te weinig bewegen. Hoe kan die ‘stille ramp’ blijven woekeren?

In 2017 doen leerlingen van de Valentijnschool in Rotterdam een recordpoging bewegen in de klas op het schoolplein.

En vanaf het turnpaard.
Foto Olivier Middendorp

Fors probleem

Samen met onder meer onderzoekers van de Haagse Hogeschool en de Vrije Universiteit Amsterdam ontwikkelde het bedrijf van Tabacznik een motorische test voor kinderen, de MQ-scan. Het is een gestandaardiseerd parkoers met oefeningen die scholen sinds 2018 kunnen afnemen bij hun leerlingen. Afgelopen jaren werden op ruim 1.000 scholen meer dan 400.000 kinderen getest, die vaak meerdere keren de scan hebben doorlopen.

Scholen, zoals de Antoniusschool in Kudelstaart van gymleraar Mathijs van Rijn, en gemeenten kopen de test in bij het bedrijf van Tabacznik. De resultaten worden (geanonimiseerd) ter beschikking gesteld aan de Haagse Hogeschool en de VU om te onderzoeken. Gymleraren krijgen zelf ook inzage in de scores van hun leerlingen, zodat ze weten wie extra hulp kan gebruiken. Sommige scholen geven kinderen die laag scoren extra gymles, of proberen hen te begeleiden naar een sportclub. Er is geen standaard aanpak. Geen enkele instantie in Nederland meet de motoriek van kinderen op zo’n grote schaal: scholen en gemeenten die gebruikmaken van de test moeten zelf uitvinden wat ze met de resultaten doen.

De uitkomsten tonen in elk geval dat het probleem fors is. Van alle leeftijdsgroepen (vier tot twaalf jaar) scoort structureel 7 tot 12 procent zeer laag. Dit betekent dat deze kinderen een flinke motorische achterstand hebben. Duizenden kinderen zijn niet in staat de meest simpele motorische oefeningen te doen, zoals op een lage kast springen, zigzaggend rennen rond pionnen of op handen en voeten lopen. Voor alle leeftijdsgroepen geldt dat ongeveer de helft van de leerlingen gemiddeld scoort. Door de jaren heen zijn er geen grote verschillen, ook niet als scholen meerdere keren de test hebben gedaan en tussendoor aanpassingen hebben kunnen doen in lesprogramma’s of kinderen op een andere manier hebben kunnen stimuleren om meer te bewegen.

Voormalig gymdocent Joris Hoeboer, die zich de afgelopen jaren voor de Haagse Hogeschool verdiepte in de uitkomsten van de MQ-scan, vindt het „eigenlijk wel logisch” dat door de jaren heen geen sprake is geweest van verbetering. Hoeboer, sinds 2024 niet meer in dienst bij de Hogeschool en nu zelfstandig ondernemer: „Kinderen hebben twee uur gymles in de week. Daarna gaan ze met de elektrische fiets naar huis en hangen ze op de bank met hun mobieltje. Veel kinderen eten niet gezond, krijgen sport en bewegen niet mee in hun opvoeding en zijn gewend om elektrische apparaten te gebruiken voor bijna alles. Buitenspelen doen ze niet veel meer. Politici zullen dus verder moeten kijken dan de gymles alleen.”

Lees ook
Bewegen als luxegoed: een kwart van de kinderen uit arme gezinnen heeft geen zwemdiploma

Kinderen tijdens het afzwemmen in Berschenhoek (dit artikel gaat niet specifiek over hen). In de hoogste inkomensgroepen heeft bijna de helft van de kinderen alle zwemdiploma’s.

Armoede

Sinds dit jaar combineert de vakgroep van lector Sanne de Vries (lectoraat Gezonde Leefstijl in een Stimulerende Omgeving) aan de Haagse Hogeschool de motorische resultaten van de MQ-scan met de wijken waarin kinderen wonen. Dat hebben ze nog niet op heel grote schaal kunnen doen, maar duidelijk is wel: in wijken met veel sociaal-economische problemen, zoals armoede, is de motoriek van kinderen vaker matig tot slecht dan in wijken waar dit soort problemen minder spelen.

Dit komt overeen met andere onderzoeken waaruit blijkt dat kinderen die opgroeien in armoede gemiddeld minder vaak voldoende bewegen dan kinderen uit gezinnen waar meer te besteden is. Minder dan 40 procent van de mensen, alle leeftijden, in de laagste twee inkomensgroepen in Nederland beweegt voldoende volgens de ‘beweegrichtlijn’, blijkt uit cijfers van het RIVM en het CBS. Hoe rijker, hoe meer mensen genoeg bewegen.

Gymleraar Mathijs van Rijn van de Antoniusschool ziet de verschillen ook in de klas, vertelt hij. Al ziet hij, net als Ziggy Tabacznik, het gebrek aan goede motoriek als het probleem van „een hele generatie die nu opgroeit”. Van Rijn: „Bij kinderen uit gezinnen die het breder hebben, is vaak te merken dat ze meerdere sporten beoefenen. Dat gaat gepaard met een betere motoriek. Maar dat kan een keerzijde hebben. Soms krijg ik het idee dat een kind te veel ‘moet’ van de ouders, zonder dat het plezier beleeft aan een bepaalde sport. Ik zou tegen iedereen zeggen: besteed wat meer tijd aan spelen met vrienden en vriendinnen.”

Over het turnpaard met een sierlijke sprong.
Foto Olivier Middendorp


Nieuw theater in het water verdeelt Amsterdammers rond de Sloterplas: ‘Ja pik, ze bouwen hier een technoclub’

Voor veel hardlopers en wandelaars is het ‘rondje Sloterplas’ (bijna zes kilometer) haast heilig.

Niets in deze bosjes, in een uithoek van de Sloterplas, verraadt waarom ze zo beladen zijn. Een argeloze voorbijganger ziet onopvallende bomen en struiken. Een zakdoekje in het gras. Een bankje langs het welvende voetpad. Gewoon een parkoever, kortom, zoals je die overal in Nederland kunt vinden. Maar dit is Amsterdam en hier leidt de strijd om dit stukje groen al jaren tot eindeloze raadsvergaderingen en demonstraties en zelfs tot bedreigingen.

Aanleiding voor al die strijd en emotie is het plan van het college een toonaangevend nieuw gebouw voor het Meervaart Theater in het water te plaatsen. Waardoor het groen op deze oever zou moeten plaatsmaken, voorbijgangers het weidse zicht op de plas zou worden ontnomen en het voor hardlopers en wandelaars haast heilige ‘rondje Sloterplas’ zou worden onderbroken. Dat vrezen althans de tegenstanders, deels verenigd in de Vrienden van de Sloterplas.

Voorstanders – de coalitie van PvdA, GroenLinks en D66 voorop – beargumenteren juist dat een bijzonder gebouw, zoals het filmmuseum Eye aan het IJ, op deze plaats iets toevoegt. In de eerste plaats allure, aan het voorheen verwaarloosde stadsdeel Nieuw-West. Maar ook meer ruimte voor podiumkunsten in deze snelgroeiende wijk (nu 165.000 inwoners, in 2050 meer dan 200.000). En het stadsbestuur belooft het verloren groen te compenseren met „hoogwaardig groen”. Op het dak van het gebouw bijvoorbeeld.

De beoogde locatie van de nieuwe Meervaart, in het zuidwestelijke hoekje van de Sloterplas.

Voor het gebouw zelf is nog geen ontwerp, zelfs nog geen architect. Er is nu alleen, sinds de gemeenteraad eind maart instemde met de investeringsnota voor dit gebied, een plek gemarkeerd in het zuidwesten van de plas. En er is budget vrijgemaakt. De totale kosten voor de nieuwe Meervaart worden geraamd op 100 miljoen euro. De opening zal nog zeker vijf jaar op zich laten wachten.

Canta

Voorafgaand aan de stemming schreef de directeur van de Meervaart, Yassine Boussaid, de gemeenteraad – waar een deel van de oppositie zich tegen het plan verzet – een emotionele brief. Daarin zegt hij dat de politie zijn veiligheid in de gaten moest houden na bedreigingen. En hij haalt fel uit naar de tegenstanders van het plan, de „boze generatie van verloren glorie”, zoals hij die noemt.

Het Meervaart Theater, nu tussen het Osdorpplein en de Sloterplas, krijgt een nieuw gebouw.

Boussaid noemt de groep tegenstanders in zijn brief ook marginaal. Hij zag bij het laatste protest minder demonstranten dan „blikjes Red Bull in de bosjes”. En niet representatief. „De Mo’s en Fatima’s van de leeftijdscategorie 20-35 jaar” zouden zwaar ondervertegenwoordigd zijn. Hij beticht ze van „fake nostalgie”. Als vroeger alles beter was, waarom zijn er dan zoveel generatiegenoten naar Almere verhuisd? Ook verwijt hij deze groep buurtbewoners grimmigheid. „Moet ik nu bang zijn dat een Canta mij overhoop rijdt?”

„Krenkend”, noemt Tineke Stricker de woorden van Boussaid. De 75-jarige voorzitter van de Vrienden van de Sloterplas („vijfhonderd leden die overwegend tegen zijn”) geeft toe dat ze weinig contact heeft met buurtgenoten met een migratie-achtergrond. En zelf gaat ze liever naar het Concertgebouw of het Bimhuis voor klassiek of jazz, dan naar „Turkse muziek” in de Meervaart. Maar ze is hartstikke vóór een nieuwe en grotere Meervaart. Alleen niet dáár. Een gebouw in de plas is „echt onacceptabel”.

Hij was „vilein” in zijn brief, erkent Boussaid aan de telefoon. Maar, zegt de directeur, „ik houd al vijf jaar mijn mond en wilde met mijn brief een steentje in de vijver gooien. De plas is niet van de Vrienden van de Sloterplas, maar van alle Amsterdammers. En de Meervaart wil een cultureel knooppunt zijn, met een aanbod voor alle lagen van de samenleving.” Dat hij met de woordkeuze in zijn brief lijkt te wijzen op een cultuurstrijd – tussen jong en oud of zwart en wit – ontkent hij met klem. „Dat is mijn discours niet.”

Modder

Een cultuurstrijd blijkt ook niet als je het de ‘gebruikers’ van de Sloterplas en de Meervaart vraagt. Op een doordeweekse middag in april draaien recreanten in alle soorten en maten rond de plas. Stokoude stellen. Moslima’s met kinderen op fatbikes. Mensen met serieuze wandelschoenen. De meningen over het stukje groen zijn behoorlijk verdeeld – het is een griezelige pieshoek voor de één, een onmisbare verpoosplek voor de ander – maar zeker niet langs sociaal-culturele lijnen.

Sekar Jong (23) vindt dit hoekje „heerlijk, lekker rustig” en ze zou het jammer vinden als hier iets verandert. Ze komt hier al haar hele leven vrijwel dagelijks, vandaag om een zelfhulppodcast te luisteren, „want je bent wat je voelt”. Ze is hier nooit bang in het donker, maar de gemeente mag hier wel meer lampen plaatsen, „to be honest”, want laatst stapte ze met gympen pardoes in de modder.

wijkbewonerFrits Droog Dit groen mag best verloren gaan

Frits Droog (73) loopt hier in zijn lange leren jas elke dag zijn ronde, ook als het regent. Hij bezoekt elke maand wel een cabaretvoorstelling in de Meervaart en heeft geen enkele moeite met een nieuw gebouw in de plas. „Dit groen mag best verloren gaan.” Tegen allure heeft hij ook geen bezwaar. „Ze doen maar.” Om het gebouw loopt hij wel heen.

Arwa Ahannach (19) loopt ondanks het druilerige weer met een enorme zonnebril langs de plas met een vriendin om inkopen te doen voor de iftar. In de Meervaart komt ze nooit, want „theater is niet mijn ding”. Maar de Sloterplas vindt ze „echt een leuke plas om langs te lopen en te kletsen”. Ahannach is tegen de nieuwbouw in het water, „dan zou er een stukje nostalgie verdwijnen”.

Peter Westerhof is 82 jaar, maar rent het rondje (bijna zes kilometer) nog in drie kwartier, zegt hij glunderend. Ook hij is tegen de nieuwbouwplannen, demonstreerde er zelfs tegen. „Want dit is een verrot klein bosje, maar als je op dit punt bent aangekomen, snak je wel naar dat bosje.”

Een andere hardloper, een veertiger, leest met verbazing het spandoek dat verderop op een vlonder hangt. „Niet bouwen in de Sloterplas.” Zijn renmaatje: „Ja pik, ze bouwen hier een technoclub.”

Visjes

Deze misvatting is tekenend voor de speculaties in het debat over de nieuwe Meervaart. Zo verwijst wethouder Reinier van Dantzig (Ruimtelijke Ordening, D66) naar een plasontwerp uit 1939, waarop in de zuidwestelijke hoek een gebouw staat ingetekend. „Van Eesteren had dit al bedacht”, aldus de wethouder tegen de gemeenteraad. Deze oude kaart wordt ook door de directeur van de Meervaart verspreid, alsof de bekende stedenbouwkundige Cornelis van Eesteren postuum zijn fiat geeft.

De kaart hoort namelijk bij het Algemeen Uitbreidingsplan uit 1935, dat tot 2000 in de bevolkingsgroei van Amsterdam moest voorzien. Van Eesteren ontwierp deze Westelijke Tuinsteden, nu stadsdeel Nieuw-West, met veel ruimte voor groen en aandacht voor recreatie. Ook de Sloterplas werd heel nauwkeurig ontworpen, met op iedere hoek een ander uitzicht op een ander landschap.

wethouder D66Reinier van Dantzig Soms moet je een beetje geloven in gave dingen

Volgens medewerkers van het Van Eesteren Museum, aan de overkant van de plas, zou de grondlegger van dit plan nooit een theater in die hoek hebben voorzien. Misschien een paviljoentje, om iets te eten of drinken. Maar voor cultuur moesten bewoners juist met goede verkeersverbindingen naar het oude stadscentrum, was het oorspronkelijke idee.

De directeur van het museum, Jorn Konijn, vindt dat een groot theater in deze groeiende buurt intussen wel te rechtvaardigen is, maar hij heeft toch bezwaren tegen de huidige plannen. In de eerste plaats omdat er volgens deskundige vrijwilligers van het museum „unieke visjes en salamanders” in de diep uitgegraven Sloterplas wonen.

Ook vindt Konijn het oneerlijk dat het college heel veel geld wil geven aan één instelling, terwijl zich in Nieuw-West tal van culturele instellingen bevinden die dringend subsidie nodig hebben. Zo ziet Konijn zich vandaag genoodzaakt zijn hele expositieruimte te verhuren aan een communicatiebureau met een heidag.

Daarbij wordt kunsthistoricus Konijn altijd „een beetje droevig” van groene daken, die slechts de schijn van duurzaamheid zouden wekken. In de tuinsteden is het groen bedoeld voor onder de voeten.

Lees ook
Is Rondje Sloterplas vol creeps?

Veel vrouwen die wandelen, fietsen of joggen bij de Sloterplas in Nieuw-West worden lastiggevallen door mannen: seksuele intimidatie, mishandeling, aanranding.  De politie zoekt naar een oplossing.

Fakkels

Jorine van Hooijdonk, een uitgesproken voorstander van het plan voor de nieuwe Meervaart in het water, laat zich door ecologische argumenten niet van de wijs brengen. „De Sloterplas is het grootste aangelegde stadsmeer ter wereld”, weet Van Hooijdonk. „ En het park eromheen is niet gebouwd als natuurgebied, maar als recreatiegebied. Dit stuk water is trouwens hartstikke vervuild, er zit geen leven in. De nieuwbouw is juist een kans om dat om te draaien.”

Door haar bevlogen pleidooien voor een gebouw in de plas, in de gemeenteraad en Het Parool, is ze naar eigen zeggen „de gebeten hond” geworden in Facebookgroepen in de buurt. „Ze noemen me ‘de vijfde colonne’, mijn pasfoto is verspreid op Twitter, en er zijn Woo-verzoeken gedaan omdat ze denken dat ik betaald word voor propagandawerk. Ik ben gewoon een burger met een mening, maar ik pas precies in de complottheorieën van het populisme van dit moment. Het zou me niet verbazen als ze straks met fakkels voor mijn deur staan. Zo’n sfeer is er ontstaan.”

Tineke Stricker ontkent dat er namens haar vereniging bedreigingen zijn geuit. De voorzitter heeft Van Hooijdonk alleen op straat aangesproken „op haar leugens”. De vereniging bevecht het plan van het stadsbestuur louter met democratische middelen, zegt Stricker, en heeft nog twee troeven in haar mouw. Het waterschap doet momenteel toevallig onderzoek naar het onderwaterleven in de Sloterplas. „Ik hoop dat het onderzoek voor ons de goede kant op kantelt”.

En over twee maanden houdt Amsterdam een referendum over de zogeheten Hoofdgroenstructuur, waarbij inwoners mogen aangeven wat ze vinden van het beleid rond stadsgroen. Stricker is haar buurtjes al druk aan het mobiliseren. „Want de gemeente heeft een potdichte overtuiging waar je als burger met argumenten geen vat op krijgt.”

Soms moet je „een beetje geloven in gave dingen”, verklaarde wethouder Van Dantzig eind maart tegenover de gemeenteraad. „Je hebt twee soorten mensen. Zij die bij elk idee denken: ‘ik weet niet, ik vind het spannend, het kan nooit wat worden, waarom moet dat eigenlijk’. En je hebt mensen die denken: ‘potverdorie, we doen hier iets gaafs’. En ik hoor bij die laatsten en volgens mij een raadsmeerderheid ook.” Vervolgens stemde de raad in met een nieuw gebouw in de Sloterplas.

Maar Tineke Stricker houdt vast aan haar bosjes. Als het waterschap of het referendum het gemeentebestuur niet tegenhouden, dan gaat ze naar de Raad van State.


Wat miserabele opvang op Lesbos, borstimplantaten en sjoemelsoftware gemeen hebben: het recht beschermt tegen collectieve massaschade

Drie mensenrechtenorganisaties eisen dat de civiele rechter in Den Haag Nederland binnenkort verplicht binnen zes maanden de Turkijedeal aan dwingende mensenrechtelijke normen aan te laten passen. Of zich uit de deal terugtrekt dan wel deelname eraan opschort.

Amnesty International, de Stichting Bootvluchteling en Defence for Children willen Nederland zo aansprakelijk stellen voor wat ze „jarenlange mensonterende toestanden” op de Griekse eilanden noemen. De ‘Turkijedeal’ kwam in 2016 tot stand onder Nederlands EU-voorzitterschap. En kwam erop neer dat migranten uit Afrika en het Midden-Oosten die veelal vanuit Turkije overstaken naar Griekenland tegengehouden en teruggestuurd mochten worden. Dat leidde tot overbevolkte opvangkampen op Griekse eilanden, die nog altijd bestaan.

1
Welke wet wordt door de eisers benut om de staat aansprakelijk te houden?

De rechter wordt gevraagd om de Turkijedeal als een vorm van ‘onrechtmatig overheidshandelen’ te beoordelen op basis van de WAMCA, de Wet aansprakelijkheid massaschade in collectieve actie. Dat is een wapen voor bijvoorbeeld grote groepen slachtoffers van een zelfde incident. Denk aan bezitters van hetzelfde autotype die slachtoffer zijn geworden van ‘sjoemel-software’. Of de massaschadezaak voor gebrekkige borstimplantaten, aangespannen door Bureau Clara Wichmann.

Het is juridisch ook mogelijk om zónder deelname van de individuele slachtoffers te procederen met de WAMCA. Maar louter om ideële redenen, door professionele belangenbehartigers, die dan wel representatief moeten zijn.

Een voorbeeld daarvan is de zaak tegen de Koninklijke Marechaussee wegens etnisch profileren, ook aangespannen door Amnesty. Of neem de zaak van de actiegroep Fossielvrij die de KLM (achteraf terecht) verweet aan ‘greenwashing’ te doen in hun reclame-uitingen. Hetzelfde gold voor de (gewonnen) zaak van omwonenden tegen de geluidhinder van Schiphol. Deze belangengroep zei namens 1,4 miljoen ‘geluidgehinderden’ op te treden. Op de vijf Griekse eilanden gaat het over een langere periode over duizenden migranten in dramatisch slechte leefomstandigheden.

Juridisch is de vraag of de Griekse mensenrechtenschendingen Nederland aangerekend mogen worden

2
Wat maakt déze zaak bijzonder?

Dat zit deels in de eis. Belangengroepen die de rechter vragen de staat te verplichten een internationaal verdrag op te zeggen wegens mensenrechtenschending zijn zeldzaam. De laatste keer dat zoiets gebeurde was in de jaren 80 toen de actiegroep ‘Stop de kruisraketten’ de rechter vroeg te toetsen of het plaatsingsverdrag in NAVO-verband zich wel verdroeg met de mensenrechten. De Hoge Raad oordeelde toen dat de rechter zo’n oordeel inderdaad mocht vellen. Maar overigens vond dat dit verdrag wel door de beugel kon en de staat zich dus tot plaatsing van deze wapens mocht verplichten.

3
Maar de migrantenkampen op de Griekse eilanden worden toch niet door Nederland beheerd?

Nee – en ook dat maakt deze eis bijzonder. Voor het eerst wordt van een rechter in een migratiekwestie gevraagd de (in)directe gevolgen van Nederlands beleid te wegen. De schending van de mensenrechten van migranten vindt niet plaats door Nederland, maar namens Nederland. De staat heeft z’n juridische, mensenrechtelijke verplichtingen uitbesteed aan Griekenland. Wat internationaal een trend lijkt te worden – zie ook de Britse plannen met Rwanda. Juridisch is de vraag of de Griekse mensenrechtenschendingen Nederland aangerekend mogen worden.

4
Speelt niet ook de vraag of de rechter zich buiten z’n domein dreigt te bewegen?

Zeker. De 172 pagina dikke dagvaarding gaat uitgebreid in op de vraag of hier wel rechterlijke inmenging geboden is, gezien het politieke karakter van de ‘deal’ met Turkije. Behalve bij eerdere rechterlijke oordelen op basis van de WAMCA (zie boven) wordt de nogal informele totstandkoming van de deal en het gebrek aan parlementaire controle aangehaald. „Noch op het niveau van de EU, noch op nationaal niveau (heeft) enige vorm van controle plaatsgevonden op de rechtmatigheid van de EU-Turkijedeal. Deze controle is door de staat en de andere partijen ontlopen door de EU-Turkijedeal in strijd met het feit dat het een internationaal verdrag is, te presenteren als een ‘persverklaring’ en deze niet ter goedkeuring voor te leggen aan de Staten-Generaal”.

5
Welke opties heeft de rechter?

Behalve de eis verwerpen of inwilligen, kan de rechter ook matigen. Denkbaar is een ‘verklaring voor recht’ dat de staat inderdaad ten onrechte de mensenrechten op de Griekse eilanden laat schenden en met dergelijk onrechtmatig handelen op termijn moet ophouden. Waarna de staat ruimte krijgt om zelf te beoordelen of, wanneer en hoe vlot het de afspraak moet aanpassen.

Een bevel tot opzeggen lijkt in strijd met het verbod dat de burgerlijke rechter de wetgever geen directe bevelen mag geven, bijvoorbeeld om wetten te maken. Maar dat de rechter de wetgever wel onder druk mag zetten om aan laakbare ‘toestanden’ een eind te maken, staat de Hoge Raad dan weer wel toe.

De belangenorganisaties eisen geen dwangsom noch een schadevergoeding. Dat zouden de slachtoffers eventueel zélf later nog kunnen eisen. Als deze zaak die namens hen maar zónder hen wordt gevoerd, iets oplevert.

Lees ook
Nieuw miljardenpakket voor vluchtelingenopvang in Turkije is welkom, maar niet genoeg

De Turkse kustwacht onderschepte begin november een groep vluchtelingen die via de Egeïsche Zee naar Europa trachtte te varen.


Plan voor levering abortuspillen aan vrouwen in het buitenland lijkt te stranden

De initiatiefnota van GroenLinks-PvdA om het Nederlandse artsen makkelijker te maken abortuspillen te leveren aan vrouwen in het buitenland, lijkt te stranden. Een meerderheid van de Tweede Kamer, waaronder de formerende partijen PVV, VVD en NSC, heeft grote bezwaren. „Zouden wij het accepteren dat ons beleid wordt overruled door andere Europese landen?”, vroeg NSC-Kamerlid Daniëlle Jansen.

Het is het tweede progressieve voorstel in korte tijd dat dreigt te sneuvelen. Vorige week riep NSC het demissionaire kabinet op de Transgenderwet, die het voor trans personen makkelijker moet maken hun officiële geslacht te wijzigen, in te trekken. Het zou volgens de partij veel te makkelijk worden om een ander geslacht te kiezen.

„Ook in Nederland waait er een conservatieve wind”, constateerde D66-Kamerlid Wieke Paulusma maandag. „Ik maak me grote zorgen over een volgend kabinet.”

Kamerleden vrezen dat artsen slecht kunnen nagaan of vrouwen niet onder druk worden gezet om abortus te plegen

Het voorstel van GroenLinks-PvdA beoogt via digitale consulten abortuspillen te laten voorschrijven, waardoor vrouwen uit met name Polen in het beginstadium van hun zwangerschap niet meer naar het buitenland hoeven te reizen of via omwegen hoeven te bestellen. Abortuspillen moeten nu via andere landen worden verstuurd en komen niet altijd (op tijd) aan. Het zeer katholieke Polen heeft een strenge abortuswetgeving.

Op dit moment mogen artsen in Nederland geen medicatie voorschrijven zonder een patiënt zelf fysiek te hebben gezien. Juist dat bleek maandag een belangrijk argument voor Kamerleden om tegen het voorstel te zijn. Ze vrezen dat artsen niet goed kunnen controleren of vrouwen niet onder druk worden gezet om abortus te plegen. Ook denken de Kamerleden dat de vrouwen slechtere fysieke en emotionele nazorg zullen krijgen. Verder zouden artsen slechter kunnen beoordelen hoe ver de zwangerschap is gevorderd als een vrouw langer zwanger is dan ze beweert, kan een abortuspil gevaarlijk zijn. „Abortuszorg is meer dan het toedienen van medicatie”, vatte Kamerlid Sophie Hermans (VVD) de kritiek samen.

Lees ook
‘Je was er vroeg bij, hè’ – wat je ziet als je een week meekijkt in een abortuskliniek

‘Je was er vroeg bij, hè’ - wat je ziet als je een week meekijkt in een abortuskliniek

Diplomatieke betrekkingen

Gevreesd wordt ook dat het opsturen van de pillen erin resulteert dat tegen de artsen een Europees opsporingsbevel wordt uitgevaardigd door een ander land, wat Nederland in een lastige positie zou brengen. Ook kunnen diplomatieke betrekkingen met andere Europese landen beschadigd raken, omdat Nederland zich dan zou bemoeien met het (zorg)beleid van andere landen, zeggen veel partijen in de Kamer.

Het kabinet deelt die zorgen. Het voorstel „kan leiden tot het verwijt van inmenging in interne aangelegenheden en gevolgen hebben voor de bilaterale relatie met de betreffende EU-lidstaten”, schreef oud-minister Kuipers (VWS, D66) vorig jaar. Daarom werd besloten het besluit om het beleid aan te passen door te schuiven naar een volgend kabinet.

Initiatiefnemer Corinne Ellemeet diende het voorstel vorig jaar in, maar is na de verkiezingen in november verdwenen uit de Kamer. Haar partijgenoot Elke Slagt-Tichelman nam de verdediging van het plan over. Dat verliep niet makkelijk. Ze zei dat Nederland zich met het plan niet met de abortuszorg in andere landen bemoeit, maar het voor Nederland zelf goed regelt en dat buitenlandse vrouwen daar gebruik van mogen maken. Ze zei ook dat artsen zelf kunnen beslissen of ze willen meedoen. Maar ze liet ook weten zich zorgen te maken: „We beseffen dat dit voorstel echt op de grens zit van mogelijke diplomatieke gevolgen. En dat we de zorgen van artsen niet kunnen wegnemen.”

Voor de SGP, samen met de ChristenUnie ook tegenstander, was het wel duidelijk. Kamerlid Diederik van Dijk noemde het voorstel „schandalig”: „Nederland heeft de ruimste abortusgrens van de Europese Unie. Dat vraagt eerder om reflectie dan om zendingsdrang”.

Lees ook
Vanuit Nederland abortuspillen voorschrijven aan Poolse vrouwen? Dat moet kunnen, vindt GroenLinks

De rode bliksemschicht is symbool geworden van het protest tegen de afbraak van vrouwenrechten in  Polen.