Lale Gül (26) heeft een pet op, een oranje-rode pet met een klep die haar gezicht overschaduwt. Ze kijkt om zich heen op het terras waar we hebben afgesproken, in een provinciestad waarvan we op haar verzoek de naam niet noemen, en zegt: „Zullen we binnen gaan zitten?” Ze is bang dat mensen haar herkennen. De minst vervelende variant van wat er dan gebeurt is dat ze haar complimenteren met haar boek van drie jaar geleden, Ik ga leven, en haar prijzen om haar moed. Mogen ze een selfie met haar maken? Maar het komt ook voor dat mensen haar vol haat aanstaren, haar uitschelden, naar haar spugen. En altijd houdt Lale Gül er rekening mee dat iemand op een dag zal doen waar ze online al drie jaar mee wordt bedreigd: haar aanvallen, vermoorden.
Nu heeft ze een nieuw boek geschreven, Ik ben vrij. Het is dinsdag 14 mei verschenen en het is een vervolg op Ik ga leven. Dat was het woedende relaas van het Turks-Nederlandse meisje Büsra dat Nederlands studeert aan de Vrije Universiteit en is opgegroeid in een streng-islamitisch gezin in Amsterdam-West, met ouders die niet kunnen lezen of schrijven en haar dwingen om een hoofddoek te dragen, vijf keer per dag te bidden, elk weekend naar de Koranschool te gaan en zich voor te bereiden op het leven van een vrome getrouwde vrouw.
Moet ik leven als een kamerplant? Moet ik in een huwelijk treden waar alle seks uit is geramd nog voordat het begonnen is, omdat mijn verwekkers een volstrekt humorloze, bloedeloze en Koranvaste lul voor mij hebben uitgekozen? En dan veranderen in een broedkip zoals alle vrouwen om me heen? En de rest van mijn bestaan op die manier slijten? Is dat waarvoor ik leef? Is God dan blij met mijn tragedie?
Ze is zeventien als ze haar hoofddoek afdoet. Ze stopt met bidden. Ze maakt zich op en gaat uit terwijl haar ouders denken dat ze bij de Albert Heijn aan het werk is. Ze heeft seks met jongens die geen moslim zijn. En ze schrijft het allemaal op.
Büsra is een vermomde Lale en op de omslag van het boek staat ‘roman’. Lale, Turks-Nederlands, dacht toen ze het schreef nog dat ze zich daarachter zou kunnen verschuilen en altijd nog kon zeggen dat haar boek niet over haar en haar familie ging. Maar die vlieger ging niet op. In Ik ben vrij vertelt ze hoe het haar vergaan is sinds de presentatie van Ik ga leven, te beginnen in de nacht na haar televisieoptreden bij Op1. Haar moeder staat haar op te wachten bij de voordeur van hun flat en trekt haar rechterschoen uit. ‘Kom hier, jij eerloos wezen!’ Ze mept Lale op haar armen, haar schouders, haar hoofd, waar ze haar maar raken kan. Binnen zit de hele familie klaar, haar vader, haar broer, haar zusje van tien, ooms, tantes. De ooms en tantes zetten het op een schreeuwen en vallen haar aan. Waar denkt Lale dat ze mee bezig is? Waarom maakt ze hen zwart op tv? Is ze gestoord? Er wordt geschopt en geduwd en geknepen, en het eindigt ermee dat Lale het huis uit vlucht. Ze heeft niet eens tijd om haar oplader te pakken en haar telefoon is bijna leeg. Haar moeder heeft dan al verklaard dat Lale haar dochter niet meer is. ‘Had ik maar een steen gebaard.’
Sindsdien woont Lale niet meer thuis. De eerste maanden verbleef ze in een safehouse, geregeld door burgemeester Femke Halsema. Later huurde ze een appartement en twee jaar geleden kocht ze van de opbrengst van haar boek en de lezingen die ze geeft een huis in de provinciestad waar we nu zijn, in een lawaaierig café.
„Twintig kilo afgevallen”, zegt ze als wij zeggen dat ze er beter uitziet dan in de zomer van 2021, toen we haar met Franca Treur (Dorsvloer vol confetti) interviewden voor NRC. „Op het toppunt was ik tachtig kilo. Ik kwam aan doordat ik in een depressie zat en op een gegeven moment werd ik depressief van hoe ik eruit zag. Stond ik bij de Zara een XL-jeans te passen en dan kon ik wel janken. Die vetrollen! In dat licht!”
En toen?
„Ben ik opgehouden met hele dagen op de bank hangen en non-stop Netflix-series kijken en eten bestellen en wijn drinken. Vooral van wijn word je heel dik.”
Het meeste verdriet, schrijf je, had je om je kleine zusje.
„Ik heb nog steeds verdriet om haar. Toevallig heb ik haar gisteren gezien. Ze is nu dertien en wordt met de maand meer anti-mij. Maar ik ben allang blij dat ze me nog wil zien. Mijn broertje belde me, hij is twee jonger dan ik, en zei dat Defne – zo noem ik haar in mijn boeken – vakantie had en zich verveelde. We gingen in De Drie Graefjes zitten in Amsterdam en toen zei mijn broer dat hij een pak nodig had. Hij is net advocaat geworden op de Zuidas. Hij is cum laude geslaagd voor zijn rechtenstudie. Ik zei dat we bij de Zara konden gaan kijken en toen werd Defne boos. ‘De Zara steunt Israël in de oorlog tegen Hamas.’ Ze boycot McDonald’s en Starbucks ook, ze is daar obsessief mee bezig. Al die kinderen met wie zij omgaat zijn er obsessief mee bezig. Als mijn zusje bij mij thuis komt, moet ik erop letten dat ik geen dadels uit Israël in huis heb. En geen varkensvlees. Geen vlees dat niet halal is. Geen wijn. En foto’s van vrienden met wie ik scharrel verwijder ik.”
Ze draagt een hoofddoek?
„Ja, natuurlijk.” Ze pakt haar telefoon en laat een foto zien. Haar zusjes hoofddoek is zwart en bedekt ook haar hals. „Jullie kunnen denk ik niet zien hoe belachelijk knap ze is, veel knapper dan ik.” Ze heeft ook een filmpje op haar telefoon van toen haar zusje nog klein was. Defne zit te wippen op de rand van een sofa en lacht met haar mond wijd open in de camera. Haar ogen zijn onwaarschijnlijk groot.
Jij was dertien toen ze geboren werd.
„En daarna was mijn moeder hartstikke depressief. Ze lag veel in bed, deed bijna niets aan het huishouden en ik zorgde voor mijn zusje. Het heeft lang gevoeld alsof ze mijn kind was, alsof ik haar heb opgevoed. Defne heeft me gesmeekt, echt gesméékt om het weer goed te maken met mijn ouders. Ik heb het geprobeerd en jullie hebben denk ik wel gelezen hoe dat is afgelopen. Mijn vader kan me misschien nog wel vergeven. Mijn moeder niet. Ze eist dat ik eerst Allah om vergiffenis vraag. Ze eist dus dat ik weer moslim word en dat kan ik niet. Ze mag geloven wat ze wil, dat is haar vrijheid. Maar het is mijn vrijheid om niet te geloven. Dat seculiere gedachtengoed wil maar niet tot haar doordringen. Tot niemand in de moslimgemeenschap.”
In je boek zegt je moeder dat je allang dood bent.
„En dat ze me niet kent en dat Allah mij naar haar heeft gezonden als een beproeving. Het ergste vind ik dat Defne zo onder mij lijdt en dat ik dat niet heb zien aankomen toen ik Ik ga leven schreef, anders had ik nog wel twee keer nagedacht. Ze heeft verdriet om mijn moeder die dood wil en depressief is en zich nergens meer durft te vertonen. En op school, op de Koranschool, in de moskee, overal is ze het zusje van Lale Gül die haar familie en haar cultuur te kakken heeft gezet. Ze heeft geen eigen identiteit meer. Ze zou naar het Haga gaan, een islamitische middelbare school, maar dat heeft mijn broer tegengehouden. Nu zit ze op dezelfde school waar ik op heb gezeten, op de havo, terwijl ze gemakkelijk vwo zou kunnen doen. Ze haalt alleen maar achten en negens. Maar mijn moeder wil niet dat ze naar het vwo gaat. Ze wil niet nog een Lale.”
Foto’s Merlijn Doomernik
Heeft je broer begrip voor je?
„Nee. Hij is conservatief. Hij gaat dit jaar trouwen met een Turkse vrouw, een vrouw die een goede moeder zal zijn voor zijn kinderen. Hij leest niets van wat ik schrijf en kijkt nooit terug als ik op tv ben geweest. Alles wat ik zeg irriteert hem en hij vindt het totaal niet goed of inspirerend zoals ik leef. Hij gaat alleen niet zo ver dat hij het contact met me verbreekt. En hij is te intelligent om achter me aan te komen en de eer van de familie te wreken. Mijn vader eist dat ook niet van hem. Daar heb ik geluk mee.”
Er zijn mensen, schrijf je, die vinden dat je Wilders in de kaart speelt.
„Mensen uit goede milieus, ja. Ook mensen van mijn leeftijd. Ze zijn al van generatie op generatie niet gelovig opgevoed en hebben geen idee, echt géén idee waar ik vandaan kom. Ze kennen het soort wijk niet waarin ik ben opgegroeid. En als ze die wel kennen, zien ze de misstanden niet, want het meeste blijft verborgen. ‘Mocht je je niet opmaken? Mocht je niet naar het strand? Dat kán toch niet!’ Iets ergers kunnen ze zich niet voorstellen. Er zijn mensen die denken dat mijn ouders wel trots op me zullen zijn: een succesvol boek, elke week een column in Het Parool. Die snappen er echt helemaal niets van. Het is zo super-Nederlands om trots te zijn op de merites van je kind. In het milieu waar ik uitkom telt alleen of je een goede moslim bent.”
De PVV, schrijf je, is groot geworden door de mislukte integratie, niet door de immigratie.
„Je hoort mij niet zeggen dat we de immigratie moeten beperken omdat die problematisch is. Daar ga ik niet over. Maar dat de integratie is mislukt, dat is toch gewoon zo? Het is mijn ervaring en het staat ook in recent onderzoek van het CBS. Dat Wilders mijn verhaal gebruikt als argument tegen immigratie, is voor zijn rekening. Voor mij is het geen reden om niet te zeggen wat ik vind.”
Wanneer ben je begonnen aan Ik ben vrij?
„Ik schreef steeds wel dingen op, flarden, dingen die ik meemaakte, gesprekken met mijn psycholoog, met vrienden, ruzies. Maar het heeft lang geduurd voordat ik me ertoe kon zetten om weer aan een boek te beginnen. Het idee alleen al gaf me stress. Niet wéér over de familie en de islam, niet wéér al die ellende over me heen krijgen. Het was gewoon heel comfortabel om het niet te doen. Ik werkte aan een essaybundel over vrijheid, puur een vlucht. Alleen bleek ik geen Bas Heijne te zijn. Waarom zouden mensen essays van mij willen lezen? Ze waren saai. En toen, een maand of negen geleden, werd ik gebeld door Mai Spijkers, mijn uitgever. ‘Wil je morgen naar mijn kantoor komen?’ De volgende dag zat ik bij hem en hij was echt heel boos op me. Ik zat maar een beetje te hannesen op Instagram, zei hij, waar was ik nou mee bezig? Ik verwaarloosde mijn talent, ik verwaarloosde mijn lezers en als ik over negen jaar weer eens met een boek zou komen, was iedereen me vergeten. Hij had genoeg schrijvers, zei hij, dus hem had ik er niet mee. Ik had alleen mezelf. Ik vond dat hij gelijk had.”
En toen ben je toch over je familie en de islam gaan schrijven.
„Maar het was heel anders dan de eerste keer. Toen was ik een onbekende student Nederlands aan de Vrije Universiteit die er geen idee van had wat dat boek teweeg zou brengen. Nu was ik me hyperbewust van alles. Zo’n hoofdstuk waarin ik met mijn vriend naar een seksclub in Valencia ga, wat gaat iedereen daar nou weer van vinden? Het verdriet van mijn zusje, mijn verdriet om haar, kan ik het haar aandoen om het te beschrijven? Het was zo verlammend.”
Toch heb je het gedaan.
„Uiteindelijk wel. Op een gegeven moment moet je een soort Herman Brusselmans worden: fuck iedereen, ik schrijf op wat ik op wil schrijven en denk aan niemand. Na een paar maanden was het af. Toen heb ik het gewoon maar ingeleverd. Ik dacht: dan kan ik niet meer terug.”
En nu?
„De komende weken, na de presentatie, woon ik bij een vriendin in een andere stad, dan voel ik me veiliger. Als de interviews en optredens voorbij zijn wil ik naar het buitenland.”
Op een gegeven moment moet je een soort Herman Brusselmans worden: fuck iedereen
Voor wie schrijf je?
„Niet voor de recensenten van NRC of de Volkskrant. Ik ben er totaal niet mee bezig wat zij van mijn boek zullen vinden en of het literair wel goed genoeg is. Ik hou van geëngageerde schrijvers, Houellebecq, Jan Cremer, Wolkers, en ik zie mezelf ook als een geëngageerde schrijver. Mijn publiek, dat zijn scholieren en studenten. Ik heb begrepen dat boekhandel Donner in Rotterdam veruit de meeste exemplaren van Ik ga leven heeft verkocht. Ze zagen daar opeens allemaal mensen in de winkel komen die ze normaal nooit zagen en ze vroegen allemaal naar het boek van Lale Gül. Ook meisjes met hoofddoeken, véél meisjes met hoofddoeken. Dat is toch leuk? Ik vind dat leuk. Als ik een lezing geef op een middelbare school komen scholieren naar me toe om te zeggen hoe dodelijk saai ze De donkere kamer van Damokles vinden, of De aanslag, of De tweeling van Tessa de Loo. Dat snap ik, want die boeken gaan over de Tweede Wereldoorlog en daar zijn die scholieren helemaal niet mee bezig. Triest voor de oudere generatie, maar het boeit ze gewoon niet.”
Lale Gül
- 1997
- Lale Gül (Amsterdam, 1997) groeide op in een traditioneel Turks-islamitisch gezin in Amsterdam-West. Na het vwo studeerde ze Nederlands aan de Vrije Universiteit.
- 2021
- In 2021 debuteerde ze met de autobiografische roman Ik ga leven, waarin ze afrekent met haar opvoeding. Het werd een bestseller.
- 2024
- In haar nieuwe boek Ik ben vrij beschrijft ze wat er gebeurde na het verschijnen van haar eerste boek.