Vandaag kunnen verdachten van de moord op Peter R. de Vries levenslange straffen krijgen

De rechtbank in Amsterdam doet woensdagochtend uitspraak tegen negen mannen die worden verdacht van betrokkenheid bij de moord op Peter R. de Vries in juli 2021. Tegen de schutter Delano G. en de chauffeur van de vluchtauto Kamil E. heeft het Openbaar Ministerie levenslang geëist voor hun rol bij de uitvoering van de moord.

Ook tegen moordmakelaar Krystian M. is levenslang geëist. Volgens het OM is hij niet alleen de organisator van de moord, maar is hij ook lid van een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk. Als de rechtbank die kwalificatie overneemt, kan dat leiden tot hogere straffen. Het is niet eerder gebeurd dat verdachten uit het criminele circuit worden beschuldigd van terrorisme.

Gezien de moordaanslag op De Vries bewust is gefilmd om deze te kunnen verspreiden op sociale media, vindt het OM dat sprake is van een bewuste poging om angst te zaaien in de Nederlandse samenleving. Tegen twee andere leden van deze criminele organisatie is 21 jaar cel geëist. Tegen de andere vier verdachten zijn straffen geëist van 3 tot 17 jaar cel voor hun aandeel bij de moordaanslag op 6 juli.

In NRC Vandaag vertelt redacteur georganiseerde misdaad Jan Meeus deze woensdag over de rechtszaak. Lees ook wat NRC eerder schreef over de zaak.


NRC Vandaag

Vandaag komt de rechtbank met een uitspraak in de zaak over de moord op Peter R. de Vries. Drie jaar na de dood van de journalist kijkt misdaadverslaggever Jan Meeus reikhalzend uit naar het vonnis. Wat zegt deze zaak over de rol van de georganiseerde misdaad in Nederland en de opkomst van narco-terreur?

Foto Olivier Middendorp


Wie staan er terecht?

Steeds meer verdachten lijken betrokken bij de moord op Peter R. de Vries. Wie staan terecht en waarvan worden ze verdacht? Vier vragen over de rechtszaak.

Foto Killian Lindenburg / ANP


Wat wordt er geëist?

Het OM eist levenslange gevangenisstraffen tegen drie mannen voor hun betrokkenheid bij de moord op Peter R. de Vries. Dat moet volgens het OM een duidelijk signaal geven. De vraag is of die boodschap aan zal komen.

Illustratie Aloys Oosterwijk / ANP


Wie is verdachte Krystian M.?

Krystian M. wordt gezien als organisator van de moord op misdaadjournalist Peter R. de Vries. Hij wordt in verband gebracht met de groep rond Ridouan Taghi.


‘We balanceren tussen te veel en te weinig water’, zegt de dijkgraaf

Het werk van adviseur Harold van Waveren is veranderd. In zijn functie bij Rijkswaterstaat was hij ooit af en toe, een halve dag per week, voorzitter van een commissie die ’s winters de maatregelen coördineerde bij dreigende wateroverlast en overstromingen, en ’s zomers bij watertekorten en droogte. Sinds zes jaar is hij echter regelmatig vele dagen per week voor de commissie actief. En nu is zelfs aan het begin van de zomer de commissie weer bijeen, niet vanwege droogte maar overstromingsdreiging. „Bijzonder”, zegt hij. „Vroeger maakten we onderscheid tussen laagwaterseizoen en hoogwaterseizoen. Dat doen we niet meer.”

De Rijn bereikte zaterdag een piek van ruim vijfduizend kubieke meter water per seconde bij Lobith, vooral door langdurige regenval in Duitsland. Er werden campings in de uiterwaarden ontruimd, en veel boeren zien de komende maanden zorgelijk in. Dijkgraaf Jeroen Haan, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: „Weersextremen lijken het nieuwe normaal te worden. De grond is verzadigd door het zeer natte voorjaar. Elke druppel die nu valt, kan eigenlijk niet meer de bodem in en gaat óf de rivier in, óf het land en de straat op. We voeren extra inspecties uit, niet alleen op dijken, maar overal waar overlast bestaat.”

Dat alle nattigheid van nu garandeert dat er deze zomer altijd voldoende zoet water beschikbaar zal zijn, voor allerhande toepassingen, is nog niet zeker. Van Waveren: „Het risico is aanzienlijk kleiner geworden. Voor het westen van Nederland zal het met die droogte wel goed komen. Het IJsselmeer zit tjokvol. Maar de hogere zandgronden in het zuiden en oosten zijn afhankelijk van neerslag en blijven kwetsbaar, omdat die gronden snel kunnen uitzakken bij langdurige droogte met veel zon.”

Niet alles valt weg te pompen

De watermanagers in Nederland behoren tot de wereldtop, stelde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) al eens eerder vast. Met de nog lopende dijkversterkingen wordt Nederland straks zelfs nog veiliger, ondanks de effecten van klimaatverandering. Maar, zeggen de watermanagers zelf, het technisch vernuft is niet eindeloos en met de extreme weersomstandigheden kunnen burgers, boeren en bedrijven er niet meer voetstoots van uitgaan dat wateroverlast en droogte altijd wel bestreden kunnen worden. Van Waveren: „Het grootste risico is gebrek aan bewustzijn bij burgers en bestuurders dat het ook weleens fout kan lopen.”

Medewerkers van waterschappen, zoals onlangs personeel van waterschap Brabantse Delta, krijgen soms te maken met agressie en zelfs bedreigingen door mensen die wateroverlast hebben. Jeroen Haan: „Mensen denken al snel dat wij overal een pomp kunnen wegzetten. Maar zo eenvoudig is dat niet. Want waar laat je dat water dan vervolgens weer?”

Hij constateert dat incidentele zware buien het watersysteem kunnen ontwrichten, en maakt de vergelijking met de menselijke bloedbaan. „Als jouw aorta is verstopt, moet je gedotterd worden. Maar wat als ook jouw haarvaten niet goed functioneren? Dan red je het niet met een nieuw, sterk hart en een grotere pomp. Dan moet je ook aan die haarvaten iets doen. En dat is ingewikkeld.”

Lees ook

De grenzen van het Nederlandse watersysteem zijn bereikt

Extreem hoge waterstand in de Waal door smeltwater uit Duitsland, februari 2021.

Grenzen aan het waterbeheer

De visie van de watermanagers sluit aan bij wat de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur woensdag in een advies stelt: dat klimaatverandering het „steeds minder vanzelfsprekend” maakt dat waterbeheerders in Nederland „altijd en overal de condities scheppen” om ergens te kunnen wonen, werken en recreëren. „In sommige gebieden en voor sommige activiteiten komen de grenzen in beeld van wat nog kan.”

De Raad doet een reeks aanbevelingen, zoals „tijdig vitale keuzes” maken over een nieuwe waterhuishouding; de introductie van een „toets” op de houdbaarheid van ruimtelijke plannen; het reserveren van „tijdelijke” voorzieningen voor natuur, energie of wonen in gebieden die later misschien voor water nodig zijn; het informeren van burgers, overheden en bedrijven door een ‘waterkalender’ over de gevolgen van klimaatverandering voor veiligheid, overlast en zoetwatervoorziening.

Weersextremen lijken het nieuwe normaal te worden

Jeroen Haan
dijkgraaf

„Zo weet de samenleving op welke waterstaatkundige condities redelijkerwijs gerekend kan worden, tot wanneer dat het geval is en welke onzekerheden er daarna aan de orde zijn”, aldus de Raad. „Nu gaan partijen er te gemakkelijk vanuit dat zij zich niet hoeven aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering, ook omdat te gemakkelijk wordt verondersteld dat de overheid de portemonnee trekt bij calamiteiten of andere onvoorziene gebeurtenissen.”

Wat dit alles in de praktijk voor waterbeheerders betekent? Dijkgraaf Haan: „We balanceren tussen te veel en te weinig water.” Van Waveren: „Je kunt dat het beste in alle openheid bespreken. Zodat mensen ook zelf maatregelen kunnen nemen. In de Achterhoek werken boeren bijvoorbeeld intensief samen met het waterschap om te zorgen dat ze in droge tijden toch voldoende water hebben en een goede oogst kunnen krijgen. Of ze kunnen minder kwetsbare gewassen telen.”

Water voor fruittelers

Jeroen Haan: „Nederland zal er aan moeten wennen dat we tijdens langdurige droge periodes niet altijd overal voldoende water kunnen bieden. De vraag is dan wie dat water nog krijgt. Nederlandse fruittelers hebben heel veel water nodig om in het voorjaar hun bomen te beregenen als bescherming tegen nachtvorst. Zij denken nu na over hoe ze met minder water toch voldoende bescherming kunnen bieden. Maar als fruittelers willen uitbreiden, zullen de waterschappen duidelijk maken dat er binnen het watersysteem niet nog meer ruimte is, en dat ze het beschikbare water samen moeten verdelen.”

Zo is het, vindt ook de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. „De overheid kan niet meer tot in lengte van jaren dezelfde zekerheden bieden aan de samenleving als voorheen. In veel gevallen waren dit overigens al geen zekerheden, maar werden ze door de samenleving wel als zodanig ervaren.”


En na het eindexamen? De toekomst lonkt, maar eerst een tussenjaar – met reizen, bijbaantjes en een duikbrevet

Zo’n 190.000 leerlingen van vmbo, havo en vwo krijgen deze woensdag te horen of ze geslaagd zijn voor hun eindexamen. Daar zijn scholen en leerlingen al vanaf ’s ochtends vroeg mee in de weer, want vanaf 8 uur wordt per vak de normering bekend voor het berekenen van de cijfers (de ‘N-termen’). Aan de hand van die normering kunnen leerlingen inschatten of ze het gehaald hebben. Vervolgens krijgen leerlingen in de middag hét telefoontje – de gezakten worden als eersten gebeld. Soms kunnen ze alsnog slagen dankzij een herkansing. Die tweede ronde begint op 18 juni, de uitslagen komen veertien dagen later. Veel diploma-uitreikingen zijn daarom begin juli.

Aan het centraal schriftelijk eindexamen deden afgelopen weken 96.000 vmbo’ers, 55.000 havisten en 39.000 vwo’ers mee. Net als vorig jaar is het een lichting die tijdens de coronapandemie maandenlang niet naar school mocht. Vanwege de leerachterstanden die toen werden opgelopen, golden de afgelopen jaren versoepelingen voor de examens. Leerlingen kregen extra herkansingen en mochten één slecht cijfer wegstrepen. Die regelingen zijn inmiddels vervallen.

Steeds meer scholieren nemen na hun eindexamen eerst een tussenjaar, waarin ze bijvoorbeeld gaan werken, rondreizen, een talencursus volgen in het buitenland, au-pair worden of vrijwilligerswerk doen. Het percentage scholieren dat voor een tussenjaar kiest, schommelde in 2023 rond de 20-25 procent, waar dat voor corona rond de 15 procent was. De rest stroomt in één keer door naar een vervolgopleiding.

NRC sprak met zes leerlingen die dit jaar eindexamen deden. Zitten ze in spanning over de uitslag? Wat doen ze deze zomer? En wat zijn hun plannen voor komend studiejaar?

Lees ook

NRC Eindexamenrubriek 2024

Josline Diboma (17) | Berlage Lyceum, Amsterdam | havo‘Ik heb me ingeschreven voor vier studies’

„Ik stond er best goed voor, maar het eerste examen ging echt verschrikkelijk. Dat was wiskunde A. Er werden allerlei kleine deelonderwerpen gevraagd die normaal nooit voorkomen. Ik raakte helemaal in paniek. Bij Nederlands verwacht ik puntenaftrek vanwege mijn slechte spelling. Daar ben ik niet goed in, omdat ik twee jaar met mijn ouders in Kameroen en Benin heb gewoond. En op de middelbare school in Amsterdam kreeg ik een halfjaar geen les in Nederlands en wiskunde, omdat er te weinig docenten waren.

„Ik denk wel dat ik ben geslaagd, maar ik weet het niet helemaal zeker, want je moet gemiddeld een 5,5 halen. Sommige examens, zoals Nederlands en geschiedenis, kreeg ik niet helemaal af. En ik twijfel dus ook over wiskunde, daar moet je minimaal een 5 voor hebben.

„Nu ik vrij ben, ben ik vooral aan het werk, in een Japans restaurant. In de zomer ga ik een weekje naar ponykamp en met mijn ouders en zusje naar Italië. Over mijn vervolgopleiding moet ik nog een knoop doorhakken. Ik heb me ingeschreven voor business innovation, hotelschool, bestuurskunde en international business. Als ik er niet uitkom, begin ik gewoon maar met business innovation, en als het niet bevalt, kan ik altijd switchen.”

Bram de Hullu (19) | Vavo Haaglanden, Den Haag | havo‘Personeelswerk past beter bij me dan de bouw’

„Afgelopen twee jaar zat ik op de Vavo, het volwassenenonderwijs, om na mijn mavo-diploma de havo te halen. Ik was zeventien toen ik die overstap maakte en had niet zo’n zin om op een gewone school te beginnen tussen allemaal vijftien- en zestienjarigen. Na de mavo heb ik eerst een een mbo-opleiding gedaan, tot middenkaderfunctionaris bouw/infra. In het eerste jaar mochten we vanwege corona maar weinig naar school, waardoor ik niet een goed beeld van de opleiding kreeg. In het tweede jaar vond ik het niet meer zo leuk. Toen dacht ik: ik kan ook nog twee jaar naar de havo gaan en daarna naar het hbo. Vorig jaar heb ik al een aantal deelcertificaten havo gehaald, dit jaar deed ik de rest van de vakken. Daardoor had ik wat meer tijd over voor mijn bijbaantje als maaltijdbezorger en om te sporten.

„Op de Vavo ligt de focus helemaal op de examens, dus je wordt goed voorbereid. Ik denk wel dat ben geslaagd. Ik ga deze zomer drie keer op vakantie: twee weken Italië met de familie, twee weken Oostenrijk en Boedapest met vrienden en aan het einde nog een weekje Griekenland met een andere vriend. Ik heb me aangemeld voor de bachelor human resource management. Personeelswerk past denk ik beter bij me dan de bouw. De opleiding is in Rotterdam, maar voorlopig blijf ik nog thuis in Voorburg wonen.”

Sander Schaap (17) | Coornhert Lyceum, Haarlem | havo‘Eerst een tussenjaar, want als zeventienjarige vind je lastig een kamer’

„In coronatijd ben ik begonnen op het gymnasium, maar het online onderwijs werkte voor mij helemaal niet. Het lukte me niet op te letten en niemand controleerde of ik mijn huiswerk maakte. Toen moest ik naar de havo, op een andere school. Daar ging het gelukkig beter.

„Ik vond de examens erg meevallen, dus ik ga ervan uit dat ik ze heb gehaald. Alleen wiskunde B vond ik moeilijk, terwijl ik daar normaal heel goed in ben. Ik heb wiskunde B én wiskunde D bij mijn profiel Natuur en Techniek. Ik ben nu vooral aan het uitrusten van het leren. In de zomer ga ik met mijn ouders naar familie in Spanje, ik ben half-Spaans. Daarna neem ik een tussenjaar en het eerste halfjaar ga ik vooral werken. Het tweede halfjaar wil ik reizen, eerst met een vriend naar de Verenigde Staten en dan in mijn eentje naar Azië.

„Ik wil in 2025 toegepaste wiskunde studeren op de hogeschool in Delft. Met wiskunde kun je overal makkelijk binnenkomen. Het is niet alleen sommetjes maken, je leert ook programmeren, dat lijkt me leuk. In Delft wil ik op kamers. Ik neem een tussenjaar omdat ik pas zeventien ben, dan is het moeilijk om een kamer te vinden. Bij het hospiteren nodigen ze vaak geen minderjarigen uit, omdat die nog geen alcohol mogen drinken.”

Rose Wehba (17) | Globe College, Utrecht | vmbo-kader‘Na de examens heb ik in Maastricht vriendinnen uit Syrië bezocht’

„Drie jaar geleden ben ik met mijn ouders en zus vanuit Syrië naar Nederland gekomen. Op het vmbo koos ik voor de richting Zorg en Welzijn. Je moet dan ook zorgexamen doen, met een toets en een praktijkdeel. Dat was al voor de meivakantie. Ik moest voordoen hoe ik een grote man help opstaan en met hem naar de rollator loop. Eerst vertel je wie je bent en leg je uit wat je gaat doen. Dan geef je hem een arm, tel je tot drie en help je hem opstaan. Bij de toets moet je bijvoorbeeld berekenen hoeveel calorieën een maaltijd bevat of je moet uitleggen op hoeveel graden je de was moet doen. Het zorgexamen ging niet zo goed, dat heb ik herkanst, toen ging het beter.

„Na de meivakantie was het centraal eindexamen, dat ging gelukkig goed. Ik heb wel het idee dat ik geslaagd ben.

„Naast school sport ik heel veel, ik zit op voetbal. En ik speel cello. Na de examens ben ik drie dagen naar Maastricht geweest, om vriendinnen te bezoeken die ik nog ken uit Syrië. Ik ga niet op vakantie, ik wil in de zomer werken om geld te sparen. Ik heb gesolliciteerd op een baantje in een winkel. Na de zomer ga ik mbo-4 doen, de opleiding voor tandtechnicus. Dat is ook in Utrecht, ik kan er met de bus naartoe. Ik heb daar heel veel zin in.”

Maud van Zandwijk (15) | Bonaventura College, Leiden | vmbo-gl/tl‘Als school belt, zit ik niet thuis in spanning te wachten’

„Het wordt nog spannend of ik ben geslaagd, want de eindexamens geschiedenis en economie vielen me tegen. Een niet al te erge onvoldoende kan ik wel compenseren met Engels, waar ik heel goed in ben. Maar als mijn cijfers echt veel te laag blijken, moet ik een herexamen doen. Wanneer school belt om de uitslag te vertellen, zit ik niet thuis in spanning te wachten, want ik heb dan opnames voor het tv-programma Brainstorm. Ik doe wel vaker mee als figurant in tv-programma’s en reclamefilmpjes. Soms kom ik bekende mensen tegen, supercool. Ik zit nu midden in een periode waarin ik voortdurend opnames heb, mijn agenda is helemaal vol.

„Daarnaast heb ik nog een bijbaantje in de horeca. Of ik daar volgend jaar allemaal nog aan toekom, weet ik niet. Eigenlijk had ik vanaf september een jaar naar Parijs gewild, om Frans te leren, maar ik ben nog leerplichtig, dus daar moet ik mee wachten. In plaats daarvan ga ik meedoen aan een soort tussenjaar dat wordt georganiseerd door mbo-Rijnland, voor jongeren die niet precies weten welke opleiding ze willen volgen. Je loopt dan heel veel stages bij allerlei bedrijven om te ontdekken wat bij je past. Maar eerst ga ik met mijn ouders een mooie rondreis maken door Zweden, Noorwegen en Denemarken.”

Nienke Brouwer (18) | Emmauscollege, Rotterdam | vwo‘Straks mijn duikbrevet halen en iets terugdoen voor het zeeleven’

„Met vijf vrienden was ik een weekje in Sicilië, ik ben pas net terug. We zaten in Catania en stonden soms al om zeven uur ’s ochtends op om met de bus of trein naar een van de andere steden te reizen, zoals Syracuse en Taormina, om musea te bezoeken. We zijn ook op de vulkaan de Etna geweest. Geen standaard eindexamenreis dus zoals op Chersonissos of Albufeira, al pakten we ’s avonds ook wel gewoon een terrasje.

„In de zomer ga ik met mijn vriend naar Gerona in Spanje om te werken voor een organisatie die vakanties organiseert voor jongeren en gezinnen, met windsurfen en andere sportactiviteiten. Daar ga ik zes weken helpen, in de maaltijdploeg en met de logistiek. Op sommige dagen kan ik zelf vakantie vieren.

„Als ik terugkom, doe ik nog mee aan The Scuba Challenge. Bij dat project haal je je duikbrevet en in ruil daarvoor doe je iets terug, bijvoorbeeld het zeeleven monitoren of een crowdfundingsactie opzetten.

„Als dat is afgelopen, begin ik aan mijn studie in Leiden, maar ik blijf voorlopig thuiswonen. Ik ga criminologie studeren, daar heb ik een best wel zware toelatingsprocedure voor doorlopen. Er doen elk jaar zo’n duizend mensen aan mee, terwijl maar iets van 135 worden toegelaten. Ik ben ontzettend blij dat mij dat is gelukt.”


Journalist Mirjam de Rijk: voor de samenleving is er wel degelijk schade als beleggers zich op een publieke dienst richten

Het vervoersbedrijf kwam in handen van Amerikaanse investeerders. Lesmateriaal en schoolsystemen? Van een Finse multinational. Ziekenhuislaboratoria gingen naar een Deense opkoper, tandartspraktijken naar een private-equityketen met honderden praktijken, private zorgklinieken zijn in handen van Zweedse private equity en huisartsen werden opgekocht door Co-Med. Een van de grootste ggz-organisaties valt onder een Frans private-equitybedrijf dat ook eigenaar is van postorderbedrijf Wehkamp. De kinderopvang? Voor de helft in handen van commerciële partijen die niet zelden eigendom zijn van buitenlandse investeerders. Duizenden huurwoningen werden opgekocht door beleggers uit onder meer Amerika, Duitsland en Zweden.

Nederland is „gekaapt door het kapitaal”, schrijft journalist Mirjam de Rijk in haar gelijknamige nieuwe boek. Beleggers, investeringsfondsen en private equity stortten zich de afgelopen jaren op delen van de Nederlandse samenleving die eerder ofwel in publieke handen waren en een publieke dienst uitvoerden, of privaat bezit waren, maar ook dan zelden gericht op grote winsten.

Het gesprek vindt plaats een paar dagen nadat naar buiten is gekomen dat Co-Med, een huisartsenketen die de afgelopen jaren op grote schaal huisartsenpraktijken opkocht, op het punt van faillissement staat. Koren op De Rijks molen? Ze schudt haar hoofd. Nee, nee, dat klinkt te positief, alsof ze dit zo wil. „Maar het is wel precies waar mijn boek over gaat. De hele kwestie met Co-Med heeft de rol van zulke ketens op de kaart gezet in het publieke debat.”

Haar boek is het resultaat van een journalistiek onderzoek waarover ze eerder ook publiceerde in De Groene Amsterdammer. Dat leverde een nominatie op voor de onderzoeksjournalistieke prijs De Loep, die later deze maand wordt uitgereikt. Ze begon het onderzoek toen ze jaren geleden in kranten begon te lezen over overnames in de publieke sector. „Ik was nieuwsgierig of dat incidenteel was, of dat er meer aan de hand was.” Het bleek dat laatste. En niet alleen de publieke sector: ze zag ook dat ondernemers de dupe zijn als hun bedrijven tot handelswaar verworden.

Als kapitaal zich op publieke diensten stort zijn mensen geneigd te denken dat de maatschappelijke schade vooral zit in hogere prijzen, zegt De Rijk. „Maar vaak gaat het om iets anders, toont ook Co-Med. Het is toe-eigening door kapitaal, met een groot risico dat zo’n bedrijf omvalt. Simpelweg omdat ze zich fors in de schulden hebben gewerkt en het verdienmodel klapt. En dan zijn patiënten de dupe.”

Of het nu gaat om private equity, beleggers, investeringsfondsen: de essentie is volgens De Rijk dat het gaat om geld dat gebruikt wordt om in heel korte tijd zo hoog mogelijke rendementen te halen, met de samenleving als slachtoffer.

Waarom is dat erg? Je zou kunnen zeggen dat op deze manier het geld nog gebruikt wordt om publieke diensten uit te voeren, zoals kinderopvang.

„Het zijn geen filantropen, hoor. Het is echt een mythe dat je in publieke sectoren kapitaal uit de markt nodig hebt om te kunnen functioneren. In de kinderopvang is het probleem een tekort aan personeel. Dan kun je zeggen: verhoog de lonen! Maar dat doen ze niet, want dan neemt het rendement af. In feite wordt er juist geld onttrokken. Zeventig procent van de financiering van de kinderopvang komt uit belastingen en premies. Geld dat nu wegvloeit naar de opkopers, want die eisen een hoog rendement. Ze zijn in feite niet geïnteresseerd in het product, of dat nou de kinderopvang is of een industrieel bedrijf.”

Maar zo’n investeerder heeft toch wel degelijk belang bij goede kinderopvang? Als de opvang slecht is halen ouders hun kinderen daar weg.

„Dat klopt, het is lang niet altijd zo dat de kwaliteit direct omlaag gaat, zoals bij Co-Med wel gebeurde. Bij de kinderopvang zit het directe effect in segregatie, want private opvang is duurder. Bovendien wordt de samenleving voor een essentiële voorziening afhankelijk van rendementzoekers – in sommige wijken is álle kinderopvang al in handen van private equity.”

En voor de samenleving is er wel degelijk schade als beleggers zich op een publieke dienst richten, zegt De Rijk: „In de zorg wordt personeel weggekaapt, dat vervolgens als duurdere zzp’er weer in te huren is. Of zo’n bedrijf wil alleen de lichtere gevallen behandelen, want daar kun je sneller geld mee verdienen. Dat zie je in de ggz en in de zorg voor dementerenden. Maar daardoor krijgt de publieke sector het zwaarder, met langere wachtlijsten voor zwaardere zorg. Daarnaast is er een risico dat zo’n bedrijf omvalt, want private equity en andere kopers financieren veel met leningen. Wat als de rente stijgt? Die onzekerheid gaan we de komende jaren vaker zien. Tot slot is er een verlies van zeggenschap. Bijvoorbeeld in het onderwijs, waar grote techbedrijven steeds meer invloed hebben op hóé er moet worden lesgegeven. Daardoor verliezen docenten grip.”

U noemt in uw boek ‘publieke verwaarlozing’ een van de oorzaken. Dat veronderstelt laksheid. Was hier niet juist sprake van heel ideologische, politieke keuzes om de publieke sector open te stellen voor marktwerking en commercialisatie?

„Zeker! In de zorg, de kinderopvang en het wonen is heel bewust gekozen voor het toelaten van commerciële partijen. In het onderwijs denk ik iets minder bewust. Het gebeurt tegelijkertijd: de commercie omarmen en het publieke verwaarlozen. Ik beschrijf ook dat het vaak heel geleidelijk gaat. Bijvoorbeeld eerst kleine, goedwillende ondernemers toelaten. Even later worden die opgekocht.”

Maar in de jaren negentig was de tijdgeest: kabinetten moeten markten en kapitaal stimuleren, bijvoorbeeld via privatiseringen. Dat waren keuzes voor een bepaalde economische ordening. De rol van de staat veranderde van het stimuleren van publieke waarde naar private waarde.

„Ik zie publieke verwaarlozing inderdaad niet als: ‘o, we hebben er per ongeluk niet aan gedacht’. Er waren andere keuzes mogelijk. De publieke sector is tot jachtterrein gemáákt.”

Het waren ook politieke keuzes die leidden tot een almaar „groeiende vermogensberg die rendement zoekt”, zegt ze. Door dereguleringen kon kapitaal vrijer over de wereld stromen op zoek naar nieuwe wingewesten. Een belastingstelsel dat inkomen uit arbeid zwaarder belast dan inkomen uit winst vergrootte de ongelijkheid én de concentratie van vermogen. Er is, zegt De Rijk, „een overschot aan kapitaal in de wereld”. Dat geld moet ergens heen.

Je kan tegenwerpen: wij maken ook deel uit van die vermogensberg. Zo’n twee miljoen Nederlanders beleggen en pensioenfondsen zitten ook in die private-equityfondsen die u bekritiseert.

„Het aandeel dat jij en ik erin hebben is echt verwaarloosbaar. Het feit dat ook pensioengeld wordt belegd is te vaak een manier om iedereen tot medeplichtige en belanghebbende te bestempelen. De NOS heeft uitgezocht dat pensioenfondsen bijvoorbeeld maar 0,5 procent eigenaar zijn van de aandelen grote winstmakers als Shell of Unilever. Het geld, en dus de aandelen, zit vooral bij een aantal heel rijke particulieren én bij grote bedrijven zelf. Daarnaast kun je overigens best vraagtekens zetten bij het beleggingsbeleid van pensioenfondsen, die geld stoppen in bedrijven die verdienen aan de krapte aan zorgpersoneel bijvoorbeeld. Zoals zorgdetacheerder TMI, dat eigendom is van een grote investeerder.”

Hoe kan het anders?

„De publieke sector zou onaantrekkelijk gemaakt moeten worden voor investeerders. Leg bijvoorbeeld een winstverbod op, waarbij je niet alleen kijkt naar dividend. Lang dachten politici: er wordt geen dividend uitgekeerd dus er is geen probleem. Ze zagen niet dat het verdienmodel anders in elkaar steekt: bedrijven opkopen en snel met winst weer doorverkopen. Het weren van private equity uit publieke sectoren zou ook helpen, in de Tweede Kamer zijn er al moties over de zorg aangenomen. Daarnaast: eis totale financiële transparantie, zodat het minder aantrekkelijk wordt om een web aan bv’s op te richten en via die bv’s alsnog winst weg te sluizen. Wie zich daar niet aan wil houden, moet geen publieke financiering meer krijgen. Als we de publieke zaak willen beschermen, dan moeten we eigenlijk de verdienmodellen van kapitaal lekprikken.”


Zorgplannen van de nieuwe regering zijn ‘populair, te ondoordacht en te weinig lange termijn’

Honderden miljoenen euro’s bezuinigen op onderzoek, wetenschap en preventie. Plannen die met elkaar in tegenspraak zijn. Veel ideeën voor de korte termijn, die de grote problemen in de zorg niet gaan oplossen. En als ongewild bijeffect: oplopende wachtlijsten in de ziekenhuizen.

Bertine Lahuis (56) oogt nu rustig, maar vorige maand was ze verbijsterd toen ze de plannen voor de zorg en de wetenschap in het hoofdlijnenakkoord van het nieuwe kabinet zag. „Die zijn keihard aangekomen. Een klap in het gezicht.”

Lahuis is scheidend voorzitter van Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), waar de zeven Nederlandse umc’s onder vallen. Ze is ook bestuursvoorzitter van het Nijmeegse Radboudumc en voormalig kinderpsychiater. Vorig jaar werd ze door Skipr, een belangrijk online nieuwsplatform voor de zorgsector, verkozen tot invloedrijkste persoon in de zorg.

Wat las u in het akkoord?

„Hoop, lef, trots… Veel ronkende woorden en zinnen. De tekst gaat over bestaanszekerheid, een betrouwbare overheid, preventie centraal stellen, een goed vestigingsklimaat, personeelskrapte als prioriteit. Allemaal goeie dingen. Maar als je dat dan afpelt, als je doorleest en daarna naar de financiële bijlage kijkt, zie je veel inconsistenties. Dit is een zeer zorgelijk akkoord.”

Waarom?

„Er wordt enorm gesneden in onderwijs en onderzoeksgelden. Kennisinstellingen en universiteiten hebben in 2022 met [demissionair] minister Dijkgraaf van Onderwijs een contract ondertekend dat er tien jaar lang 215 miljoen euro per jaar extra beschikbaar komt voor hoger onderwijs en wetenschap, waaronder de umc’s. Dat was onder meer bedoeld om de werkdruk te verlagen en nieuw talent aan te trekken en op te leiden. Inclusief de afspraak om mensen aan te nemen op basis van een vast contract. Het gaat om 1.200 mensen, van wie zo’n 330 bij de umc’s. In het hoofdlijnenakkoord wordt die 215 miljoen ineens weggehaald, maar die mensen kunnen we niet zomaar ontslaan. Dus moet nu elders fors worden bezuinigd. Is dat een betrouwbare overheid?”

Lahuis heeft het regeerakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB geprint en voor zich op tafel gelegd. Op de voorkant maakte ze tal van aantekeningen bij de belangrijkste tegenstrijdigheden die ze in de tekst kon vinden.

Kennisinstellingen worden „keihard” geraakt, zegt ze. Ze wijst op de bezuiniging van 150 miljoen euro per jaar op het Fonds Onderzoek en Wetenschap. Dat fonds wordt bijvoorbeeld gebruikt voor onderzoek naar nieuwe medicijnen of voor technologische innovaties. „Beloftes en contracten worden niet nagekomen. Blijkbaar kan een nieuw kabinet vaste afspraken zomaar van tafel halen.”

Als er contracten liggen, kunt u ook naar de rechter stappen.

„Dit is ook nog niet klaar. Wij denken dat deze bezuiniging juridisch niet kan. Daar zullen we in onze gesprekken met de nieuwe bewindslieden een hard punt van maken.”

De bezuinigingen hebben niet alleen gevolgen voor kennisinstellingen, ook bedrijven worden geraakt, zegt Lahuis. „Die pakken door ons ontwikkelde medische innovaties en nieuwe medicijnen op om in de markt te zetten. Wij zijn een grote driver voor de economie. En vergeet niet dat juist burgers hiervan profiteren, bijvoorbeeld door betere behandelingen van ziektes. Kennisinstellingen bestaan niet alleen voor zichzelf.”

De vier partijen willen het werken in de zorg „aantrekkelijker” maken, staat in het akkoord. Maar ook daar ontwaart Lahuis een tegenstrijdigheid: het kabinet haalt jaarlijks 130 miljoen euro weg bij het ‘Programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg’, dat juist bedoeld is om zorgmedewerkers gemotiveerd te houden en hen met plezier naar hun werk te laten gaan.

Of neem de zin uit het akkoord om „preventie meer centraal stellen om de gezondheid te verbeteren”. Lahuis: „Maar hoe dan? Dat is helemaal niet uitgewerkt. Sterker nog, het kabinet wil honderden miljoenen bezuinigingen op publieke gezondheid, juist daarbij draait het veel om preventie.” De publieke gezondheid is voor een belangrijk deel in handen van de GGD’s, die verantwoordelijk zijn voor bijvoorbeeld de uitvoering van vaccinaties, gezondheidsvoorlichting, het consultatiebureau, het ondersteunen van jongeren met problemen en de bestrijding van infectieziektes.

Het kabinet wil het eigen risico zo’n beetje halveren, dat kost miljarden per jaar. Moet je dan niet elders in de zorg snijden om dat terug te verdienen?

„Tuurlijk! Maar dat is kortetermijnpolitiek. Dat is ook de armoede en de treurigheid van ons politieke klimaat: het gaat om stemmen winnen. Het gaat altijd om vandaag, niet om morgen. Dat geldt ook voor die halvering van dat eigen risico.”

U vindt dat geen goed plan?

„Het klinkt heel aardig en er zijn zeker wat specifieke groepen die ermee worden geholpen, zoals mensen die nu zorg mijden vanwege de kosten. Maar het eigen risico voor iedereen verlagen kost ontzettend veel geld. Door een lager eigen risico stijgt de zorgvraag en dat betekent een hogere druk op zorgmedewerkers. Maar we hebben niet ineens meer mensen die zorg kunnen verlenen.”

Dat klinkt als langere wachtlijsten.

„Daar kan je wel van uitgaan, ja. Dus daarmee lossen we het probleem van de zorgmijders niet op; deze mensen krijgen zo nog steeds niet de zorg die ze nodig hebben. De werkdruk van het personeel lossen we er ook niet mee op. Integendeel, we krijgen hierdoor juist meer problemen in de zorg.”

Het personeelstekort is een van de grootste uitdagingen van de zorg. Door de zogeheten dubbele vergrijzing – er komen steeds meer ouderen die ook steeds ouder worden – zou in 2060 een op de drie werkenden een baan in de zorg moeten hebben. Onhaalbaar, zeggen deskundigen en politici. Lahuis: „We moeten met minder zorgmedewerkers meer mensen van zorg voorzien. Dat matcht dus niet.”

Onder het vorige kabinet werd daarom in 2022 het Integraal Zorgakkoord (IZA) gesloten tussen het ministerie, de lagere overheden en vele partijen in de sector. Het was hét grote zorgplan van Rutte IV en is „uniek in Europa”, zegt Lahuis. De kern: beter kijken naar wie welke behandeling nodig heeft, maar ook een betere organisatie van de zorg zoals digitalisering (consulten via beeldbellen) en het concentreren van hoogcomplexe zorg. Lahuis: „Al voor het hoofdlijnenakkoord er was hebben de IZA-partijen tegen elkaar gezegd: ‘Wij gaan hier sowieso mee door’.”

Gelukkig wordt het IZA genoemd in de financiële bijlage.

„Dat is positief, ja. Elementen uit het IZA staan erin. Maar ik mis een richtinggevend narratief over hoe de zorg er in de toekomst moet uitzien, als ik het akkoord lees. Het is te fragmentarisch, populair, te ondoordacht, te weinig gericht op de lange termijn. De samenhang ontbreekt.”

Wat had u dan verwacht?

„Dat we de opdracht zouden krijgen onze plannen te versnellen, omdat ze urgent zijn. Als je de verkiezingsprogramma’s van de partijen in de nieuwe coalitie bekijkt, zijn er veel dingen die bij het IZA passen.”

Had u ze dat niet beter kunnen vertellen tijdens de formatieonderhandelingen?

„Ze hebben ons niet geconsulteerd. Ze hebben niet met ons gepraat.”

Ik hoor enige frustratie.

„Dat is geen woord dat bij mij past. Maar het is wel een gemiste kans. Wat was nu logischer geweest, met drie nieuwe partijen en zo’n grote zorgopdracht, dan de IZA-partijen gezamenlijk te consulteren? Wat gaat goed, wat gaat stroef, waar moeten we meer op inzetten? Het IZA gáát nota bene over de toekomst van de zorg. En het loopt allemaal al. Hoe moeilijk kan het zijn om daar gebruik van te maken?”

Waarom is dat dan niet gebeurd?

„Die vraag heb ik ook. Ik snap dat het ingewikkeld is. Het IZA gaat over de lange termijn, het geeft geen antwoord op de vragen van vandaag van de burger. Maar het moet wel gebeuren voor de toekomst, voor de zorg van onze kinderen en kleinkinderen.”

Nu worden de plannen uitgesteld…

„Precies. Dan begin je later en moet je meer doen in een kortere tijd.”

Daar lopen deze partijen voor weg?

„Er zullen ook moeilijke besluiten genomen moeten worden. Het is niet alleen maar leuk. Je kunt niet zeggen: ‘ja, we zijn voor gezondheid’, maar intussen maatregelen nemen die contrair zijn.”

U bent zeer kritisch over dit akkoord, maar straks moet uw opvolger weer met de nieuwe minister aan tafel zitten. Dat wordt geen gezellig gesprek.

„Wij zijn best wel fatsoenlijke lieden. Soms zelfs té. Maar we moeten nu lawaai maken. Er worden overal grote happen genomen uit onderwijs, wetenschap, onderzoek, preventie. Dat moet je gewoon niet doen. Dat is echt penny wise, pound foolish. We krijgen straks nog de hoorzittingen met de nieuwe bewindslieden. Dan gaan zij hopelijk uitleggen hoe ze al die inconsistenties gaan oplossen. Het IZA loopt formeel eind 2026 af, dus we moeten sowieso met de nieuwe bewindslieden om tafel om te bespreken hoe we het broodnodige vervolg, het IZA 2.0, gaan vormgeven.”

Lees ook
Als de zorg niet sneller verandert, dreigt er een zorginfarct, stelt een advies aan het kabinet

Lege ziekenhuisbedden in het Gelre ziekenhuis Apeldoorn tijdens de landelijke staking in de zorg van 16 maart vorig jaar. De stakers eisten een betere cao, met onder meer hogere lonen en een hogere onregelmatigheidstoeslag.


PVV komt uit op 6 in plaats van 7 zetels, Volt pakt tweede zetel

De PVV groeit fors en keert na twee jaar afwezigheid terug in het Europees Parlement. Die boodschap uit de exitpoll na de verkiezingen in Nederland op donderdag, verkiezingsdag, staat na zondagavond overeind. Maar de partij gaat met zes in plaats van zeven zetels naar Brussel. In plaats daarvan krijgt Volt er een tweede zetel bij.

De zondagavond gepubliceerde uitslag bevestigt in grote lijnen het beeld van de exitpoll. Toch zal de verschuiving van één zetel van het eurokritische kamp naar het pro-Europese kamp in progressieve kringen als een kers op de taart gevierd worden: Volt groeit en de voorsprong van GroenLinks-PvdA (dat net als in de exitpoll acht zetels krijgt, een verlies van een zetel ten opzichte van 2019) op de PVV neemt toe. Daarbij moet worden aangetekend dat GroenLinks en PvdA straks in het Europees Parlement weer opsplitsen en bij hun eigen overkoepelende partijen zullen zitten.

De PVV kan nog steeds tevreden zijn. Andere radicaal-rechtse partijen in Europa, zoals Rassemblement National in Frankrijk, zetten klinkende uitslagen neer. Het is nog de vraag hoe radicaal-rechts zich in het Europees Parlement zal organiseren, maar de PVV krijgt er veel vrienden bij.

Wilders vs. Timmermans

Donderdag zei Wilders nog dat hij hoopte de grootste te worden. „Ik hoop dat wij zondag, als de definitieve uitslag komt, toch nog de grootste worden”, zei hij toen. „Dus één zeteltje verschil.”

Dat zo’n verschuiving in Wilders’ voordeel onwaarschijnlijk was, was die avond al duidelijk. Gemeten in percentages zat er een behoorlijk verschil tussen de twee grootste partijen en kon de PVV er zo één inleveren, zoals nu is gebeurd.

Wilders maakte zelf een tweestrijd van de campagne, door GroenLinks-PvdA-leider Frans Timmermans als grote rivaal uit te dagen, ook al stond die niet op het stembiljet. Zo’n tweestrijd is een beproefde politieke strategie: de twee rivalen profiteren vaak allebei, omdat ze alle aandacht naar zich toe trekken.

Bij GroenLinks-PvdA werd de uitkomst van de exitpoll al gevierd als een overwinning in die strijd. Het riep de vraag op of Wilders er goed aan had gedaan zoveel nadruk te leggen op Timmermans als grote concurrent.

Lees ook
De formatie lokte de Nederlandse kiezer naar Europese stembus

De formatie lokte de Nederlandse kiezer naar Europese stembus

Eigenlijk konden ze niet anders, zeiden de PVV’ers achter de schermen. Wilders zou toch wel kritiek krijgen als de PVV niet als eerste partij uit de bus kwam. Hij kon er maar beter gebruik van maken door Timmermans uit te dagen. Zo had hij een duidelijke boodschap om de PVV-achterban, notoir stembusschuw tijdens Europese verkiezingen, naar het stemhokje trekken.

Team-Timmermans kan in de uitslag een bevestiging zien van de ingeslagen weg. De leider van GroenLinks-PvdA figureert in deze strategie als een soort anti-Wilders, een vaste tegenstander die zich verzet tegen elke vorm van samenwerking met de PVV.

In de Tweede Kamer heeft Timmermans moeite zich als oppositieleider te onderscheiden. Zijn principiële kritiek op de PVV en Wilders’ rechtse coalitiepartners in debatten vindt ook weinig gehoor bij andere oppositiepolitici. Maar als het erop aankomt, blijkt de formule ‘Timmermans versus Wilders’ bij verkiezingen wél effectief.

Volt krijgt extra zetel

Dat Volt met twee zetels het Europees Parlement binnenkomt, één meer dan in de exitpoll, mag opvallend genoemd worden, des te meer omdat ook D66, een electorale concurrent, groeit van twee naar drie zetels. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in november zakte Volt nog terug van drie naar twee zetels.

Nu haalt Volt evenveel zetels bij verkiezingen waar 31 in plaats van 150 zetels te verdelen zijn. De partij profiteert van het feit dat de eigen achterban sterk geneigd is op te komen dagen bij Europese verkiezingen.

De scores van de drie coalitiepartners van de PVV zijn in de definitieve uitslag onveranderd: de VVD valt terug van vijf zetels in 2019 naar vier zetels nu, terwijl BBB (2 zetels) en NSC (1 zetel) voor het eerst toetreden tot het Europees Parlement. De campagne werd overschaduwd door de formatie. Toch lijken deze drie partijen daar, anders dan de PVV, niet van geprofiteerd te hebben.

Ook voor de ChristenUnie, Forum voor Democratie en de SP biedt de uitslag geen hoopvol nieuws. De drie partijen vielen in de exitpoll buiten het Europees Parlement en de definitieve uitslag brengt daar geen verandering in. SGP en de Partij voor de Dieren behouden allebei hun zetel uit de exitpoll.


‘Limburgers worden net zo goed beschermd tegen het water als de aardappels en uien’

Een gebrek aan „gebiedskennis”, daarop stuit Josette van Wersch soms wanneer ze elders in het land overlegt. Als lid van het dagelijks bestuur van het Waterschap Limburg (WL) merkt ze dat haar gesprekspartners zich onvoldoende realiseren dat veel neerslag in korte tijd in het reliëfrijke Zuid-Limburg ingrijpendere gevolgen heeft dan in andere regio’s. Hoogteverschillen zijn minder groot dan in het onlangs zo getroffen Zuid-Duitsland, maar de Geul stroomt zeker niet traag door oneindig laagland. „Water zoekt hier sneller zijn weg naar beneden, de dalen zijn relatief smal en hebben daardoor minder bergend vermogen.”

58 kilometer heeft de Geul nodig om van haar bron op driehonderd meter hoogte naar haar monding in de Maas op vijftig meter boven NAP te stromen. Zoals zoveel stromen en stroompjes kreeg ook deze rivier haar eigen lofzang:

Biej oes dao sjtreump de Geul, woa ich miech gelökkig veul,

Dat ies ’t sjoanste van Limburg: de Geul, oh jao-ao de Geul!

(Bij ons daar stroomt de Geul, waar ik me gelukkig voel.

Dat is het mooiste van Limburg: de Geul, o ja de Geul!)

Die mix van genot en chauvinisme kreeg de afgelopen jaren gezelschap van angst en onmacht. In de Heerlense bioscoop Royal ging afgelopen zaterdag de documentaire Valkenburg in de Geul in première. De documentairereeks van filmer Hans Heijnen, deze zomer te zien op NPO2, toont hoe ontwrichtend de watersnood van 2021 was. Psychologen, psychiaters en klinieken kregen volop te maken met getraumatiseerde slachtoffers. Huwelijken en gezinnen kwamen onder spanning te staan als gevolg van alle ellende.

Onheilspellend weerbericht

De Valkenburgse burgemeester Daan Prevoo vraagt zich in de documentaire af hoelang hij nog door kan gaan zonder definitief te verworden tot „Mr. Watersnood” of – nog erger – „een Don Quichot”. Na de vertoning klaagt hij dat rigoureuze maatregelen wat hem betreft te lang op zich laten wachten: „Drie jaar na de overstromingen is er nog nauwelijks een schop de grond ingegaan.”

Drie jaar na de overstromin-gen is er nog nauwelijks een schop de grond ingegaan

Daan Prevoo
burgemeester Valkenburg

Bij elk onheilspellend weerbericht en elke stevige bui slaat bij menigeen de angst om het hart: kan de regio al het water wel aan? Of gaat het opnieuw mis? In de afgelopen maanden was het meerdere keren billenknijpen en liep het een aantal keren fout af. Zo zagen de bewoners van de Lindenstraat in Terblijt hun straat in een kolkende rivier veranderen. Wegwerkzaamheden zorgden dat behalve water en modder ook straatklinkers mee naar beneden stroomden. Een aantal woningen kreeg de volle laag.

Net als elders regent het in Zuid-Limburg harder en komen vaker buien met heel veel regen in korte tijd langs. Dat betekent vaker wateroverlast.

Volgens Van Wersch van het Waterschap Limburg is voor en na de overstroming van 2021 wel degelijk het nodige gedaan. „We werken met gemeenten, de provincie en het Rijk samen in het programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg om per stroomgebied te bekijken welke maatregelen nodig zijn om wateroverlast te beperken.”

Buffers

In heel Limburg werden in de afgelopen jaren zo’n vijfhonderd buffers aangelegd, waarvan een groot aantal in het Heuvelland. Die kunnen water langer vasthouden en geleidelijk naar lagere punten laten afvloeien.

Deze en andere voorzieningen zijn echter soms nog ontworpen op basis van ‘buien oude stijl’. In Terblijt was het overstromen van buffers bovenaan de Lindenstraat een van de oorzaken van de ongemakken.

Ook zijn veel riolen en andere afvoeren oud en berekend op andere waterhoeveelheden, ziet zij. „En de verstening moet minder. Meer groen in bebouwd gebied.”

Lees ook
Water stroomt door de Zuid-Limburgse huiskamers: ‘De nieuwe realiteit’

Tegen de muur langs de inrit heeft het water zichtbaar meer dan een meter hoog gestaan in het huis van Robert Essers (rechts op de foto).

Hoewel de naam Heuvelland een hele reeks naast elkaar liggende toppen doet vermoeden, is eerder sprake van een plateau waarin gedurende miljoenen jaren dalen zijn uitgesleten. Bovenop en op de hellingen langs de dalen van de riviertjes zijn landbouwers actief.

Hun activiteiten en percelen werden de afgelopen decennia steeds grootschaliger. Veel bosschages en andere kleine landschapselementen verdwenen. De nieuwste generatie trekkers zijn soms zo zwaar dat ze niet meer langs de hoogtelijnen ploegen, omdat dan het gevaar bestaat dat ze omvallen. In plaats daarvan ploegen ze van boven naar beneden en vice versa. Het draagt er allemaal aan bij dat water minder lang bovenop wordt vastgehouden en eerder zijn weg naar beneden zoekt.

Van Wersch ziet ook postieve veranderingen. Ze wijst op de terugkeer van aanplant rondom akkers en andere manieren van teelt. „Door bij het poten van aardappelen meteen kleine dammetjes langs de planten aan te leggen, wordt meer water vastgehouden.” Zo wordt de afstroom naar lagere delen verminderd en het resultaat is ook „een betere opbrengst. Maïs die in plaats van 75 centimeter maar 37,5 centimeter hoog wordt, met daaronder andere plantjes, spoelt bij forse buien minder makkelijk met grond en al weg.”

Gestrande vakantiegangers in Valkenburg worden geëvacueerd tijdens de overstroming in 2021.
Foto Chris Keulen

Taal- en cultuurverschillen

De Geul ontspringt in het Duitstalige deel van België, meandert dan door Wallonië en komt bij het gehucht Cottessen Nederland binnen. Taal- en cultuurverschillen helpen niet bij een gezamenlijke aanpak van de wateroverlast. In de documentaire-reeks Valkenburg in de Geul zegt een medewerker van het waterschap: „Als in Nederland honderd mensen met water bezig zijn, gaat het in Duitsland om twintig mensen en in Wallonië om twee.”

De Nederlandse autoriteiten hebben 22 meetpunten langs de Geul. In België zijn dat er slechts twee. Waterschap Limburg heeft daar eigen meetpunten om sneller over de informatie te kunnen beschikken. Ook monitort het waterschap zelf nog op één ander punt zonder de Walen.

Afgelopen mei tekenden Nederlandse en Belgische bestuurders een „intentieovereenkomst” om beter samen te gaan werken. Maar echte maatregelen laten nog even op zich wachten.

Overstromingsnorm

Een zaal vol belangstellenden woonde afgelopen zaterdag in een voormalig klooster in Nederweert-Eind een bijeenkomst bij van de Algemene Waterschapspartij. Belangrijkste gespreksonderwerp: de in Limburg gehanteerde overstromingsnorm voor bebouwd gebied. Gemeenten, provincies, het Rijk en de waterschappen besloten in 2003 tot een richtlijn van hooguit één overstroming per honderd jaar rondom beken en riviertjes. Oftewel, als die richtlijn wordt gehaald, dan is bouwen mogelijk.

In heel Nederland geldt die richtlijn sindsdien, behalve in Limburg. Daar wordt voor de meeste kernen een overstroming per 25 jaar aangehouden. „In de rest van Nederland houden ze die overstromingsnorm aan voor akkerland. Het betekent dat in mensen in Limburg even goed zijn beschermd als aardappels en uien elders. Limburgers zijn de Groningers van het waterbeheer”, zegt Marja Hilders, lid van het algemeen bestuur (het controlerende orgaan) van WL. „Afgelopen jaren is daarom volop gebouwd in gebieden die in de rest van Nederland onbebouwd zouden blijven. Er verrezen niet alleen woningen, maar ook brandweerkazernes en ziekenhuizen, vitale voorzieningen in tijden van watersnood.”

Saskia Borgers, dijkgraaf van Waterschap Limburg, acht een strengere overstromingsnorm voor bebouwd gebied verstandig: als uitgangspunt zou eens in de honderd jaar voor het jaar 2100 moeten worden genomen. Want nieuw te bouwen huizen staan in principe minstens tot dat jaar. „Maar de norm moet flexibeler en we moeten maatregelen nemen waar ze het meest effectief zijn. Als je stroomopwaarts bijvoorbeeld strenger bent, zorgt dat voor minder water stroomafwaarts. Dat heeft dan effect voor de risico’s in die lagergelegen gedeeltes. Dan kun je daar soepeler zijn.”

Ordenend principe

De in februari geïnstalleerde Borgers gaat aandringen op een grotere stem van het waterschap bij ruimtelijke ontwikkelingen. Die stem had het ooit. Halverwege het vorige decennium kwam de zeggenschap meer bij regionale en lokale overheden te liggen. „Het betekent dat allerlei andere zaken zoals bouwopgaven leidend zijn geworden. Water werd sluitstuk.”

Borgers vindt dat water juist het ordenend principe bij uitstek zou moeten zijn. „Bij bouwplannen kan het bijvoorbeeld verstandiger zijn om iets hoger, op enige afstand van een stroomgebied te bouwen.”

Lees ook
Overstromingsrisico’s? Wonen aan het water is juist populair

Valkenburg na   het buiten haar oevers treden van de Geul in juli 2021. Duizenden huizen kwamen  onder water  te staan.

De documentairereeks Valkenburg in de Geul wordt op 27 juni, 4 en 11 juli om 20.30 uur uitgezonden op NPO2.


Universiteiten verbreken banden met Israëlische universiteiten niet omwille van ‘academische vrijheid’

De Nederlandse universiteiten verbreken hun banden met Israëlische universiteiten niet. Dit schrijven de rectores magnifici van 15 Nederlandse universiteiten zaterdag in een open brief in Trouw. „Wat de universiteit tot een uniek instituut maakt is onze toewijding aan academische vrijheid”, staat er, om te vervolgen met: „de vrijheid om te kunnen onderzoeken, na te denken en te debatteren, ook als dat schuurt met onze en andermans diepste overtuigingen. In wetenschappelijke samenwerking delen wij deze kernwaarde van vrijheid met onze partners en zien wij een belangrijk kanaal om de dialoog over onze fundamentele kernwaarden met instellingen waar deze kernwaarden mogelijkerwijs onder druk staan, toch door te zetten.” Ook stellen de rectores magnifici aan banden met universiteiten nooit te verbreken, tenzij dat vanuit de Rijksoverheid wordt opgelegd, zoals het geval was nadat Rusland de oorlog begon in Oekraïne en er sancties aan Rusland werden opgelegd.

De brief is een reactie na de acties op diverse universiteiten, waar studenten eisten dat banden met Israëlische universitaire instituten werden verbroken. Daarnaast wilden ze inzage in welke samenwerkingsverbanden er waren met Israëlische universiteiten. Sommige universiteiten openbaarden hun banden. Volgens die lijstjes zijn er geen onderzoeken die direct bijdragen aan de militaire acties van Israël in Gaza en gaat het vooral om studentenuitwisselingen en een beperkt aantal onderzoeksprojecten waarbij ook veel andere landen betrokken zijn. De Erasmus Universiteit deelde alleen intern een lijst van haar samenwerkingen met Israëlische universiteiten, maar de lijst werd niet publiek gemaakt. Ook de TU Delft wilde de lijst niet openbaar maken. Afgelopen november bleek uit onderzoek van de organisatie Stop Wapenhandel dat die universiteit samenwerkte met verschillende grote Israëlische wapenbedrijven.

Namens Universiteiten van Nederland (UNL) laat woordvoerder Ruben Puylaert weten dat er niet is gesproken over afzonderlijke samenwerkingen van universiteiten, en dus ook niet over de TU Delft. „Universiteiten toetsen altijd hun samenwerkingen volgens eigen vastgestelde procedures en voorwaarden”, laat hij per WhatsApp weten. „Op basis daarvan maken zij de afweging om al dan niet samen te werken met een organisatie. De brief van de rectoren gaat in op het categorisch verbreken van alle banden met een land, en waarom dat niet past bij de academische vrijheid.”

Over de protesten op de universiteiten staat er in de brief van de rectores magnifici: „De laatste weken zijn enkele van deze protesten aan de universiteiten ontaard in bezettingen, provocaties, geweld en vernielingen. Dit betreuren wij ten zeerste. Echter, de vraag achter al deze protesten is een legitieme: hoe verhouden wij ons tot onze zusterinstellingen in gebieden waar zich een grootschalig conflict afspeelt?” Het antwoord erop is dat de oorlog in Gaza „gewogen en geïnterpreteerd” moet worden vanuit de geschiedenis die eraan ten grondslag ligt. De demonstranten vertegenwoordigen slechts één gezichtspunt op die geschiedenis, stellen de rectores magnifici, terwijl wat hen betreft universiteiten de taak hebben „alle bestaande visies binnen de academische gemeenschap ten aanzien van het conflict een podium te geven.”

Palestijnse universiteiten

Vanuit de demonstrerende studenten is de brief „met open mond” gelezen, vertelt Raha (27) als woordvoerder namens Utrecht in Solidarity with Palestine (USP) en als studente psychologie verbonden aan de Universiteit Utrecht. Ze wil liever niet met haar achternaam in de krant. „Hebben ze überhaupt geluisterd naar wat we gevraagd hebben, hebben ze onze statements gelezen? Dat vraag ik me toch echt af als ik die brief lees van de 15 rectoren”, vertelt ze door de telefoon. „Vanuit duizenden stafleden en studenten is er niet gevraagd om individuele boycots zoals nu gesuggereerd wordt in de brief, maar om institutionele boycots. Instituten die mede verantwoordelijk zijn voor de genocide in Gaza, zoals de Haifa University die sinds 2018 het Israëlische leger ondersteunt.”

Dat er gesproken wordt over toewijding aan academische vrijheid en dat door de banden niet te verbreken de dialoog juist open wordt gehouden, verbaast haar nog het meest. „Waar was die dialoog dan de afgelopen 75 jaar? Er is nooit een statement gekomen wanneer een Palestijnse universiteit werd gebombardeerd of verwoest of als er studenten of onderzoekers werden opgepakt en monddood gemaakt. Als dat gebeurt is het jouw verantwoordelijkheid dat te veroordelen en op z’n minst op te roepen tot een staakt het vuren.” Met hoeveel Palestijnse universiteiten er wordt samengewerkt vanuit Nederlandse universiteiten, kan de UNL niet zeggen: „We hebben geen landelijk overzicht van internationale samenwerkingen”.

In een reactie aan de NOS liet demissionair minister Robbert Dijkgraaf van Onderwijs (D66) weten blij te zijn „dat de rectoren van de universiteiten zich uitspreken voor een zorgvuldige weging van samenwerkingsverbanden.” In een Kamerbrief had hij op 31 mei al laten weten dat het wat hem betreft „niet wenselijk” is als onderwijsinstellingen hun samenwerking met Israëlische instellingen stopzetten als er sprake is van druk, intimidatie of dreiging van demonstranten. In de brief benadrukte hij wel dat universiteiten het recht en de vrijheid hebben om daar zelf een afweging over te maken.


Het migratiedilemma in Veghel-Zuid: ook de kiezers die tegen de PVV zijn, willen grip op migratie

Jo heeft er genoeg van. Ze zit gehurkt in haar voortuin, handen in de potgrond, en kijkt geërgerd naar een afvalzak die verderop aan een lantaarnpaal hangt – de alleenstaande, gepensioneerde vrouw wil met iedereen goed blijven, dus geeft ze haar achternaam niet. „Die mensen wéten dat het vuil pas vol-gen-de week maandag wordt opgehaald”, zegt ze. „En kijk hun tuin. Al dat onkruid. Ik denk dan: zouden ze hun tuin in hun land van afkomst ook zo laten versloffen?”

Met haar wijk Veghel-Zuid ging het lang goed, zegt ze, het was er fijn wonen. Maar de laatste jaren verloedert het. De oorzaak daarvan kreeg ze nog scherper in het vizier toen ze laatst voor een goed doel langs de deuren ging. Veel mensen spraken geen Nederlands en van de mensen die het met wat moeite toch spraken, zei een aanzienlijk deel dat ze níks gingen geven, want Nederlanders geven ook niks om hen.

Toch stemde Jo donderdag op GroenLinks-PvdA omdat ze, zegt ze, „een rem wil op Geert Wilders, hij mag niet de grootste worden”. Ze snapt hem wel, zeker, maar het is de manier waarop. „We kunnen de grenzen niet sluiten. En we hebben ook mensen nódig.” Jo werkte jarenlang voor Vluchtelingenwerk, ze weet wat die mensen hebben meegemaakt. Hoewel asielzoekers in die tijd anders waren, denkt ze, beter wilden integreren. Nu denkt ze soms: die mensen die hier in de wijk komen wonen, willen gewoon niet.

Op de achtergrond valt de deur van Gymzaal-Zuid dicht. Het is negen uur, het stembureau sluit. Voorzitter Nastia Oessova pakt de kliko op en kiepert 426 ingevulde stembiljetten op de grond. Niet zelden bleek de partij die híer de grootste werd dat later ook landelijk, zonder dat er echt uitschieters waren.

De leden van het stembureau snappen dat wel. Het is hier, zegt een man, een héél gemêleerde wijk. Er zijn straten met villa’s en straten met alleen sociale huurwoningen; er zijn blokken waar bewoners amper Nederlands spreken en zonder te begrijpen hun schouders ophalen als je vraagt naar de verkiezingen, en er zijn straten waar mensen natúúrlijk zijn gaan stemmen, want dat doe je nu eenmaal als burger.

In gesprekken met buurtbewoners, voor het stembureau, aan de voordeur en op straat, domineert een thema dat kiezers deze Europese verkiezingen van Veghel tot Venetië bezig houdt, en dat dit weekend tot een grote overwinning voor radicaal-rechts kan leiden: migratie, „buitenlanders”. Maar in Veghel is ook te horen dat migratiekritiek allang niet meer louter een rechts thema is; ook linkse kiezers beginnen uit zichzelf vrijwel direct over de behoefte aan grip en grenzen.

Arbeidsmigranten

Een paar kilometer noordelijker wijst Jack de Laat naar een grasland. De Laat is actief in de buurtvereniging van Dorshout, een buurtschap met tachtig inwoners. De saamhorigheid is er groot, zegt hij. Wie er woont, blijft er wonen – láng, hijzelf al dertig jaar, in het ouderlijk huis van zijn vrouw. Dus toen in 2019 duidelijk werd dat de gemeente samen met uitzendbureaus OTTO en HOBIJ plannen had om hier een woonwijk voor arbeidsmigranten te bouwen, stonden de bewoners als vanzelfsprekend samen op.

Honderd huizen zouden het zijn en als je het aantal bedden daarbinnen optelt, kom je op vijfhonderd arbeidsmigranten. Ja: 500 nieuwe bewoners in een gehucht van 80 mensen. Aanvankelijk zouden ze op een evenemententerrein iets verderop komen, vertelt De Laat, maar daar zouden ze last hebben van de stankcirkel van een naastgelegen boer.

Oplossing: de boer werd door de gemeente uitgekocht zodat het op zíjn land kan – de man wordt daar nu door de rest op aangekeken.

„Het is gewoon te veel”, zegt De Laat. 34 gezinnen legden samen geld in om advocaten te betalen en te procederen. „Ze noemen ons nimby’s”, zegt De Laat. „We zouden wel profiteren van arbeidsmigranten maar ze niet in onze achtertuin willen. Maar ik schaam me nergens voor. Want hoezo profiteren wíj?” De Laat verdiepte zich de laatste jaren in arbeidsmigratie en werd er, ook tot zijn eigen verrassing, linkser van. „Veel van die mensen worden in feite uitgebuit. De grote bedrijven hier profiteren ervan, de lasten zijn voor de omgeving.”

De lokale economie van Veghel draait rond arbeidsmigratie. Bedrijven als Jumbo, Campina en Agrifirm hebben er grote vestigingen; op straat is Pools en Litouws te horen. Tegen het einde van de werkdag rijden er meer auto’s met witte, Oost-Europese kentekens het Jumbo-terrein af dan met gele, Nederlandse platen. Volle busjes met stickers van OTTO rijden vermoeide arbeiders weg.

Voor de poorten staan vier Poolse jongens. Verkiezingen? Ze kregen er niks van mee, ze werken gewoon. Elke dag van acht tot zes, zegt een jongen in een Jumbo-jasje, voor 14,33 euro per uur. Ze wachten op het busje dat ze terugbrengt naar een gehucht vlak bij Venlo. Daar huren ze voor vijfhonderd euro per maand een kamertje. Ja, bij OTTO.

De Laat snapt ook wel dat OTTO hier huizen wil bouwen, zoals hij ook vindt dat Van Gool niet helemaal ongelijk heeft als hij die mensen hierheen haalt. „Alleen: wat wíllen we nou eigenlijk met Nederland? Wat voor economie willen we zijn? Willen we een vleesverwerker waar voor tachtig procent arbeidsmigranten werken en dat tachtig procent van de producten exporteert? Wat voegen al die kassen in het Westland werkelijk toe, en is dat de vele arbeidsmigratie waard? Wie profiteert er nou wérkelijk van dat goedkope werk? Daar moet het over gaan.”

Het gaat hem niet om dichte grenzen, zegt De Laat. Het gaat hem om grip. „De aantallen arbeidsmigranten zijn al enorm en lopen alleen maar op. Dat zijn de verdienmodellen van die bedrijven.”

Eind mei verloor zijn buurtvereniging de laatste rechtszaak tegen de gemeente. Er mag gebouwd gaan worden. Toch ziet De Laat tot zijn tevredenheid de sentimenten over arbeidsmigratie veranderen. Mensen zijn kritischer, zien in dat vooral de bedrijven profiteren. Minder positief is hij over een andere verandering. Vroeger waren er op feestjes in de buurt alleen wat mensen die stiekem PVV stemden. Nu komen ze er openlijk voor uit.

Vol, vol, vol

Direct na negenen is het even stil in de gymzaal in Veghel-Zuid. Gedisciplineerd scheiden de zes vrijwilligers eerst de even van de oneven stemmen. Dan begint het uitsplitsen naar partij. In een stemlokaal hebben partijen geen naam, maar slechts een nummer. En als de vrijwilligers de biljetten doorgeven, klinkt vooral één nummer: acht – de PVV.

Eerder op de avond was Edwin met zijn vrouw aan komen lopen bij het stembureau. Korte broek, slippers aan, hij was net thuis van het werk, en hij wil geen achternaam geven. Normaal stemt hij bij Europese verkiezingen nooit – alleen bij landelijke en lokale politiek maakt het wat uit, denkt hij. Dit jaar ging hij wel en koos hij voor dezelfde partij waar hij ook in november op had gestemd. Zoals zovelen in Veghel stemde hij ooit CDA, de partij werd hier altijd de grootste. Tegenwoordig stemt hij PVV. „Vroeger wilde Wilders uit de Europese Unie, dat ging me te ver. Nu is hij wat milder.”

Nederland is vol, zegt hij. „De wegen zijn te vol, mensen vinden geen huizen meer. Vol, vol, vol. De grenzen hoeven echt niet dicht, maar 250.000 mensen per jaar extra is gewoon te veel. Hopelijk is daar in Europa wat aan te doen.”

Ook dáárom stemt hij PVV. Want Edwin weet dat de nieuwe coalitie naar Brussel moet om haar plannen voor bijvoorbeeld migratie en stikstof uit te kunnen voeren. „Hopelijk kunnen er verdragen veranderd worden, zodat Nederland wat meer ruimte krijgt.”

Hij is een van de laatste stemmers, in het laatste half uur komt nog slechts een enkeling opdagen. De opkomst in de gymzaal ligt rond de dertig procent. Vijf jaar geleden was GroenLinks-PvdA hier ruimschoots de grootste geworden, bij de Statenverkiezingen vorig jaar won BBB, bij de Tweede Kamerverkiezingen de PVV. Als voorzitter Nastia om kwart over tien het proces-verbaal opschrijft, blijkt dat weer het geval: 101 stemmen van de 424 geldige stemmen voor de PVV, tegenover 60 voor GroenLinks-PvdA.


Het onderzoek naar sociale veiligheid deugde niet, toch raakten de onderzochte docenten hun baan kwijt

Er hangt verandering in de lucht als de docenten van de zeevaartschool in West-Terschelling op donderdagochtend 20 april 2023 aan hun werkdag beginnen. Ze lopen over de dijk het brutalistische jarenzestig-schoolgebouw binnen. Zometeen, om 10 uur, worden in leslokaal Z1.08b de bevindingen gepresenteerd van een onderzoek naar de sociale veiligheid binnen het Maritiem Simulator Trainingscentrum (MSTC), een onderdeel van de school. Het moet het begin zijn van een cultuuromslag.

Ook docenten Sjoerd Stallinga, Maurits Geerdink en Jan Bleeker zijn uitgenodigd. Maar nog voordat ze zich naar het lokaal kunnen begeven, worden zij één voor één naar een kamertje geroepen.

Maurits Geerdink is de laatste. Het hoofd personeelszaken van de school loopt met hem mee naar boven. „Zoals je weet heeft er onderzoek plaatsgevonden naar de mate van sociale veiligheid door een extern bedrijf”, zegt zij in het kamertje tegen hem. Geerdink neemt het gesprek op. „Het rapport meldt dat er sprake is van grensoverschrijdend gedrag binnen het MSTC-team en jouw naam is daarin genoemd. Dat betekent dat wij als organisatie niets anders kunnen dan nu te handelen. We vragen je dan ook voorlopig thuis te blijven. We beschuldigen je op dit moment helemaal niet. Dit is geen strafmaatregel. Er is sprake van schorsing als ordemaatregel.”

Er volgt een lange stilte. „Krijg ik dit nog op papier?” vraagt Geerdink. De HR-directeur schuift hem een envelop toe. En hij mag nu natuurlijk in gesprek met haar, zegt ze. Maar dat wil Geerdink niet.

Ondertussen hebben zich in lokaal Z1.08b, dat uitkijkt over de Waddenzee, zo’n twintig collega’s verzameld voor de presentatie. Maar de grootste voorstelling blijkt zich in het trappenhuis af te spelen. Door de ramen aan de gangkant zien ze hoe Geerdink met een brief in de hand naar beneden wordt begeleid. Kort daarvoor zagen ze met Bleeker hetzelfde gebeuren. Stallinga staat al buiten. Hij had zijn gesprek op de begane grond.

Geerdink moet nog langs zijn werkplek om zijn spullen op te halen. Onderweg passeert hij de receptie, waar het drukker is dan normaal. Er zit een delegatie van het Koninklijk Huis en de gemeente Terschelling te wachten. Zij komen de laatste details bespreken van het aanstaande bezoek van Willem-Alexander en Máxima aan het Maritiem Instituut Willem Barentsz, zoals de zeevaartschool voluit heet. „What the fuck was daar aan de hand?” zal een gemeenteambtenaar later die dag aan Geerdink appen.

Als Geerdink zijn spullen heeft gepakt, moet hij het schoolgebouw direct verlaten. Eenmaal buiten voelt hij zich verslagen. Het water van de jachthaven ertegenover weerspiegelt grijze wolken. Op een kunstwerk voor de school staat een gedicht over de overwintering van ontdekkingsreiziger Willem Barentsz op Nova Zembla: „Hier zijn geen lentedagen. In dit ongastvrij oord, van ’t mensdom afgesloten, houdt geen sterveling het uit.”

Weinig blijft geheim

Op de werkvloer is steeds meer aandacht voor sociale veiligheid, óók in het onderwijs. Demissionair onderwijsminister Robbert Dijkgraaf (D66) lanceerde vorig jaar een grote campagne en een landelijk programma om de sociale veiligheid op hogescholen en universiteiten te vergroten. De aanleiding: steeds meer studenten en docenten in het hoger onderwijs ervaren onveilige of grensoverschrijdende situaties.

De nadruk hierop heeft ook een keerzijde. Er zijn geen regels voor hoe onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag eruit moet zien, waardoor dit vaak methodologisch tekortschiet. Dat concludeerde hoogleraar bestuurskunde Michiel de Vries van de Radboud Universiteit vorig jaar na het bestuderen van 87 rapporten. Een onterechte (of onvoldoende onderbouwde) beschuldiging van grensoverschrijdend gedrag is daardoor snel gemaakt.

NRC deed onderzoek naar de schorsing wegens mogelijk grensoverschrijdend gedrag van drie docenten van het Maritiem Instituut Willem Barentsz (MIWB) op Terschelling. Voor hen kwamen de beschuldigingen volledig uit de lucht vallen.

Het MIWB, opgericht in 1875, is één van de vier zeevaarthogescholen in Nederland. Het valt onder de hogeschool in Leeuwarden, NHL Stenden. Zo’n vijfhonderd studenten – het grote merendeel jongens van tussen de 18 en 22 jaar oud – worden op de zeevaartschool opgeleid tot maritiem officier, scheepsbouwkundige of hydrograaf (zeebodem-onderzoeker). De eerste twee jaar wonen de studenten op de campus in West-Terschelling en gaan ze in uniform naar school: witte blouse met epauletten, blauwe stropdas, zwarte broek.

Bij het simulatortrainingscentrum MSTC, waar Sjoerd Stallinga, Maurits Bleeker en Jan Geerdink aan verbonden waren, zijn circa tien mensen in dienst. Studenten oefenen er met varen zonder daadwerkelijk op een schip te zijn. De simulatoren, uniek in Europa, zijn zó geavanceerd dat het oefenen telt als officiële ‘vaartijd’ – nodig voor het behalen van een vaarbevoegdheid. Daarvoor komen alle maritieme mbo’ers en hbo’ers tijdens hun studie twee keer naar Terschelling voor een trainingsweek, in totaal zo’n duizend studenten per jaar. Dat wordt betaald door het onderwijsministerie, dat het budget voor het Nederlandse simulatieonderwijs (zo’n 2,5 miljoen euro) sinds 2008 rechtstreeks overmaakt naar NHL Stenden.

Studenten en docenten komen elkaar op Terschelling voortdurend tegen: op de veerboot, bij feestjes, in de winkels en kroegen van West-Terschelling. De lijnen zijn kort en de omgangsvormen vaak informeel. Dat heeft ook een nadeel: weinig blijft geheim. Zodoende weten veel docenten dat een groepje studenten het restaurantpersoneel van de campus lastigviel, bijvoorbeeld door met mayonaise hakenkruizen op de tafels te spuiten. Ze weten ook dat vrouwelijke studenten recent hebben geklaagd over een handtastelijke collega. En ze kennen de verhalen over weer een andere docent, die met studenten broeierige afspraakjes zou hebben gehad in cafés in West-Terschelling.

Gebaande paden

Jan Bleeker (51) komt in 2015 op het MSTC terecht. Hij is een doorgewinterde zeeman, met een grote, grijze baard, oorbellen en tattoos. Hij begint als instructeur op het MSTC, maar wordt al snel systeembeheerder. Oud-collega’s beschrijven hem als een directe man die soms lomp uit de hoek kan komen. Op zee was dat nooit een probleem. Sterker nog: als je maandenlang 24 uur per dag op elkaars lip zit, moet je zeggen wat je vindt, wat je dwarszit. Anders ga je rotten vanbinnen.

Maar op de zeevaartschool is dat anders. Collega’s zijn niet alleen collega’s van elkaar, maar ook partners, vrienden, familie, of buren. Een deel van de ruim vijftig docenten dankt zijn baan aan een informele uitnodiging van directeur Gerrit van Leunen, die weer de zoon is van een vorige schooldirecteur. Bovendien is de school een van de belangrijkste werkgevers op het eiland. Als je daar weg moet en niet in het toerisme wil werken, móét je bijna wel naar het vasteland uitwijken. Het gevolg: frustraties spreek je niet zomaar uit, zeker niet tegen de directeur. En gebaande paden ga je niet zomaar verleggen.

Bleeker wel. Op papier is hij systeembeheerder, maar ondertussen probeert hij het onderwijs sneller, intenser, moderner en interactiever te maken, zoals het nieuwe onderwijsmodel van NHL Stenden voorschrijft. Studenten zijn enthousiast, maar dat geldt niet voor alle collega’s. Bleeker wil dat zij ‘coachend’ werken. Studenten leren meer als je ze de boel zelf laat ontdekken, in plaats van ze alles voor te kauwen, vindt hij. En dat zegt hij ook tegen de instructeurs, op zijn directe Bleekerwijze.

Bij die nieuwe onderwijsvorm horen ook camera’s in de simulatie- en briefingsruimtes, waar de studenten instructies krijgen en hun opdracht voorbereiden. De instructeurs moeten na afloop samen met de studenten opnames van de oefeningen terugkijken, vindt Bleeker. Sjoerd Stallinga, dan teamleider van het MSTC, vindt het een goed idee.

Stallinga (60) werkte net als Bleeker jarenlang in de offshore-industrie. Hij is een minder opvallend, minder lomp type dan Bleeker, zeggen oud-collega’s, maar de twee vinden elkaar in hun ambitie om het onderwijs op het MSTC te vernieuwen. En in hun afkeer van de eilandcultuur waarin niets wordt uitgesproken.

Directeur Van Leunen steunt het cameraplan van Bleeker en Stallinga en maakt budget vrij. Het wordt opgenomen in de ‘jaarplanning’ van 2019. Als de camera’s geïnstalleerd zijn, zorgt Bleeker ervoor dat alles in lijn verloopt met de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). Wie vragen heeft over het cameragebruik mag altijd binnenlopen. Hij zet ook een klachtenprocedure op papier, voor het geval dat.

Illustratie Mikko Kuiper

Toch ontstaat er onrust: sommige collega’s vinden het onprettig dat wordt gefilmd hoe zij de studenten instructies geven in de briefingruimtes. Ze voelen zich bespied door Bleeker. Daarop haalt hij een aantal camera’s weg, maar het wantrouwen blijft.

Ook Stallinga maakt zich onbedoeld impopulair. Een aantal docenten staat op de loonlijst van het MSTC, maar werkt vooral voor de zeevaartschool. In overleg met Van Leunen besluit hij strakkere lijnen te trekken. Hij introduceert MSTC-vergaderingen en schaft het ‘uitje’ op vrijdag af, wanneer MSTC-instructeurs vaak mee het water opgaan met studenten van de zeevaartschool. Dat is spelevaren in de tijd van de baas, vindt Stallinga. Hij heeft de instructeurs hard nodig op de simulator.

Het wordt niet uitgesproken – dat doe je niet op Terschelling – maar Stallinga merkt dat de maatregelen slecht vallen bij sommige collega’s.

Maurits Geerdink, een fitte man van 51 met gemillimeterd haar, kent Bleeker nog uit de schoolbanken. Ook hij werkte lang in de offshore-industrie. Studenten lopen met hem weg, zeggen oud-collega’s en studenten, maar hij kan wel behoorlijk stellig zijn.

Gaandeweg vinden Geerdink, Bleeker en Stallinga elkaar. Hun bureaus staan in het MSTC, terwijl de rest van het personeel in de kantoortuin in het hoofdgebouw zit. Ze hebben een eigen koffieapparaat en missen de dagelijkse pauze om half elf in de koffiekamer. Ze ergeren zich aan het geroddel daar en hebben het bovendien druk met hun onderwijsplannen. Ze zijn trots op het MSTC en laten het logo op truien drukken.

Zo sluipt er onbedoeld tweespalt de school binnen, tussen het drietal in de simulatorruimte en de rest van het docentenkorps. Bleekers directheid versterkt dit. Er is bijvoorbeeld het incident in het najaar van 2019 waarbij een collega met een keelontsteking dicht bij Bleeker komt staan. Die heeft net een longtransplantatie ondergaan en vraagt de man om afstand te houden. Als dat niet gebeurt, begint hij te schelden: „Donder op, ik praat niet met jou! Ik ga dood als je dichterbij komt, sodemieter op eikel!”

Waarderend bevragend

In oktober 2022 staan er twee consultants op de stoep bij het MSTC. Zij werken voor bureau Nexxt – ‘de volgende stap in IT’. De aanleiding: de hogeschool wil meer grip op het MSTC en Nexxt moet uitzoeken hoe dat technisch te regelen valt. Bleeker heeft alle vertrouwen in het onderzoek. Hij heeft 1.900 overuren staan en kan wel wat hulp uit Leeuwarden gebruiken. Stallinga is inmiddels geen teamleider meer van het MSTC, maar weer docent.

Het rapport dat Nexxt eind januari 2023 oplevert gaat inderdaad over technische details, maar het wordt scherp als het over Bleeker zelf gaat: die zou „onvoldoende professioneel” samenwerken met de instructeurs.

Begin februari stuurt Bleeker een bezorgde mail aan de HR-directeur van NHL Stenden. Hij heeft het jaar daarvoor melding gemaakt van de collega die met studenten in het café zit. Soms gaan ze met hem mee naar huis, heeft hij gehoord. Sinds de melding heeft hij het idee dat hij met een „bullseye” op zijn rug loopt, schrijft hij. Collega’s klagen achter zijn rug over hem. Door het onderzoek van Nexxt is dat erger geworden, vermoedt Bleeker. Hij heeft „sterk de indruk dat de opdracht/doel van het huidige beleid is om mij, samen met nog een paar andere collega’s, eruit te werken”.

Half februari – twee maanden vóór de schorsing – schuift consultant Georgy Evers van bureau Het Zuiderlicht (‘de magie van eenvoud’) aan in Leeuwarden om een extern onderzoek op het MSTC te pitchen. Dat draait om het ophalen en analyseren van ervaringen en kwetsbaarheden en niet om het boven tafel krijgen van „de waarheid”, vertelt hij. Het Zuiderlicht deed eerder onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag bij Ambulancezorg Groningen.

Evers en een collega mogen direct aan de slag. Op 10 maart krijgen alle personeelsleden van het MSTC een mail. Onderzoekers van Het Zuiderlicht gaan „de ervaren sociale onveiligheid” op het MSTC onderzoeken, staat daarin. Dat doen zij „open, zonder voortgezette oordelen, onderzoekend en waarderend bevragend”.

Maar als één van de medewerkers de week daarna aanschuift bij de consultants van Het Zuiderlicht, is hun toon heel anders, staat in een mail die de vrouw later verstuurt. De consultants vertellen haar over onenigheid op de werkvloer, dat er klachten zijn over drie collega’s die zouden schelden en slecht aanspreekbaar zijn. Als de vrouw zegt dat zij daar nooit iets van heeft gemerkt, krijgt ze van de onderzoekers te horen dat zij zich „aan de verkeerde kant van de brug” bevindt en dat ze „onder aan de berg” staat. Ook vragen zij de vrouw of zij zich ervan bewust is dat ze „zo kan overlopen naar de andere kant”.

Illustratie Mikko Kuiper

Nog geen twee weken later, een maand voor de schorsing, stuurt Geerdink een emotionele mail naar het complete medewerkersbestand van de zeevaartschool. Een dag eerder heeft ook hij drie kwartier gesproken met de twee consultants van Het Zuiderlicht. Het werd geen „waarderende bevraging” over sociale veiligheid op de zeevaartschool, maar een intimiderend gesprek over zijn positie, en die van Bleeker en Stallinga.

Ze worden beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag, zoals „grof taalgebruik, intimidatie, niet integer gedrag en ongewenste omgangsvormen”, schrijft Geerdink aan al zijn collega’s. Dat steekt, temeer daar hij in de jaren daarvoor allerlei „zaken die niet goed gaan of schadelijk zijn” bij zijn leidinggevenden heeft gemeld. Hij doelt op kwesties zoals de hakenkruizen van mayonaise op de tafels in de eetzaal, de doorgeschoten familiecultuur op de zeevaartschool en de docent die te intiem zou zijn met studenten.

Na die meldingen bleef het stil, schrijft hij, en in plaats daarvan moet hij zich nu verweren tegen „zware en kwetsende beschuldigingen” over voorvallen waar hij nog nooit eerder van directe collega’s of leidinggevenden iets over heeft gehoord. Hij is niet van plan „met gebogen hoofd of als een melaatse door school te lopen” of zich „ziek te melden of te laten verleiden tot een arbeidsconflict”, schrijft Geerdink. „Maar ik laat me deze beschuldigingen niet zomaar aanleunen.”

Geerdink en Bleeker mogen zichzelf als klokkenluider zien, NHL Stenden vindt hun verhaal en klachten over het onderzoek niet relevant. De HR-directeur in Leeuwarden mailt twee dagen later alle medewerkers op Terschelling dat het onderzoek van Het Zuiderlicht „een duidelijke opdrachtomschrijving en afbakening” heeft en niet wordt uitgebreid. Ondertussen gaan de voorbereidingen voor de schorsing van het drietal op 20 april door.

Het kort geding

Op 30 mei 2023 eisen Stallinga, Bleeker en Geerdink in een kort geding bij de rechtbank in Leeuwarden rehabilitatie, opheffing van de schorsing en terugkeer naar hun werkplek. Ze hebben in de zes weken sinds de schorsing niets gehoord van NHL Stenden en zijn niet van plan om het te laten aankomen op een besloten zitting bij de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC) in Utrecht, zoals de school voorstelt. Bestuursvoorzitter Erica Schaper van NHL Stenden en directeur Gerrit van Leunen laten verstek gaan in de rechtbank, de HR-directeur vertegenwoordigt de hogeschool. In de zaal zit ook een verslaggever van de Leeuwarder Courant.

Het onderzoek naar sociale veiligheid heeft de problemen vergroot in plaats van helderheid geboden, zegt de advocaat van het drietal. De aftocht van de heren ten overstaan van de complete zeevaartschool, de mails die de directie een uur later rondstuurde over hun vermeende grensoverschrijdende gedrag – niet alleen directe collega’s, maar ook andere eilanders lopen sindsdien met een grote boog om de drie mannen heen. Datzelfde lot treft hun familieleden.

Het onderzoek naar sociale veiligheid heeft de problemen vergroot

Volgens de kortgedingrechter was de schorsing een veel te zwaar middel en de manier waarop die aan medewerkers en studenten bekend is gemaakt „onnodig diffamerend”, staat twee weken later in het vonnis. Het onderzoek van Het Zuiderlicht was „onzorgvuldig en onprofessioneel”, onder meer omdat de onderzoekers vooringenomen waren en vooraf hadden bepaald wie in het ‘goede’ en wie in het ‘slechte’ kamp zat, aldus de rechter.

Bovendien, zegt de rechter, zijn „jarenlang bestaande problemen” op de zeevaartschool „niet of niet-adequaat” opgepakt en heerst op school ontevredenheid over directeur Van Leunen. Het spreekt volgens de rechter voor zich dat „een dergelijk gebrek aan adequate leiding onderlinge discussie en wrijving in de hand werkt”.

Ondanks alle kritiek biedt de rechter de hogeschool een uitweg. De school heeft op de zitting verteld dat na Nexxt en bureau Het Zuiderlicht een nieuw bureau klaarstaat om op Terschelling extern onderzoek te doen, deze keer specifiek gericht op Geerdink, Bleeker en Stallinga. Hangende dat onderzoek is het niet verstandig dat het drietal al terugkeert naar de zeevaartschool, concludeert de rechter.

Knoop in de maag

Op 6 juli 2023 hebben Geerdink, Bleeker en Stallinga één voor één een anderhalf uur durend gesprek met de nieuwe onderzoeker Remco Berendsen, van Berendsen Management & Raadgeving BV. De Utrechtse jurist werkt volgens zijn website vooral in de zorgsector. Daar biedt hij bestuurders en toezichthouders „professionele hulp” bij het „nemen van besluiten” en het „hanteerbaar maken van aanpassingsproblemen”. Hij begrijpt de problemen van hoge managers als geen ander, schrijft hij: „It’s lonely at the top”.

Behalve de drie mannen schuift ook hun advocaat aan bij de gesprekken, die plaatsvinden in het World Trade Center in Leeuwarden. Ze zijn voorafgegaan door een stevige briefwisseling waarin de mannen zeiden dat ze de exacte onderzoeksopdracht van Berendsen wilden weten, net als de beschuldigingen aan hun adres, want die zijn hun nog steeds niet duidelijk. De sfeer is stekelig, onder meer omdat Berendsen al twee weken met zijn onderzoek bezig is. Het drietal moest van een geïnterviewde collega horen dat hij was begonnen en hebben uiteindelijk zichzelf maar gemeld.

Berendsen pakt het breed aan: hij spreekt in de zomermaanden van 2023 meer dan dertig mensen, sommigen vaker dan één keer. NRC luisterde naar een aantal opnames van de gesprekken, gemaakt door diverse gesprekspartners. Uit de tapes wordt duidelijk dat Berendsen zelf vaak lang aan het woord is en weinig belangstelling lijkt te hebben voor concrete feiten, incidenten of uitspraken.

Berendsen heeft „een knoop in zijn maag” van de situatie op de zeevaartschool, zegt hij in één van de gesprekken. De eerdere onderzoeken en media-aandacht laat hij voor wat die zijn, hij „komt gewoon zijn eigen onderzoek doen”, „goed luisteren” en met „allerlei mensen” praten. Veel ervaring met het hoger onderwijs heeft hij niet, gespreksverslagen zal hij niet maken. „Alles wat ik nodig vind om in kaart te brengen, breng ik in kaart. Ik ga pas iets vertellen en iets rapporteren als ik denk dat ik het in kaart heb.”

Kapot

Op 6 september zit het drietal opnieuw in Leeuwarden, deze keer bij het gerechtshof, tegenover drie rechters. In hoger beroep eisen de mannen nogmaals dat ze terug mogen keren naar de school. Berendsen is nog niet klaar, maar het drietal heeft de indruk dat hij het cultuuronderzoek van Het Zuiderlicht overdoet en niet bezig is met het beloofde (gedegen) onderzoek naar hun kwestie. Bestuursvoorzitter Schaper en directeur Van Leunen zijn er ook deze keer niet bij.

De advocaten hebben het boekje Kapot. Hoe vilein is de deugindustrie? van hoogleraar Michiel de Vries van de Radboud Universiteit bij zich. Het is net uit en is één van de ingebrachte processtukken. De bestuurskundige beschrijft daarin een aantal trends in onderzoeken naar grensoverschrijdend gedrag. Zo is het aantal onderzoeksbureaus dat bij allerlei instanties is ingeschakeld naar aanleiding van wat hij „pietluttigheden” noemt in de afgelopen jaren flink toegenomen. Ook ontbreekt in de helft van de onderzoeken een „normenkader, feitenrelaas, analyse of conclusie”. Het eindresultaat is echter altijd hetzelfde. De Vries trof in alle 87 rapporten die hij bestudeerde „onderzoeksconclusies die overeenkwamen met de vooraf geuite voorkeur van de opdrachtgever”.

Het onderzoek dat Berendsen aan het doen is, past naadloos in de lijst van de Nijmeegse hoogleraar. In het vonnis schrijven de rechters dat Berendsen geen „normerend kader” lijkt toe te passen, „strikt vertrouwelijke” gesprekken voert waarvan hij „geen verslagen” maakt en niet aan een rapport over het drietal werkt, maar over het door hem „aangetroffen beeld” op de zeevaartschool.

Met sommige oud-collega’s praten ze nog steeds niet

De rechters vegen het onderzoek tien dagen later dan ook van tafel, ook al staat nog geen letter op papier. Zij geloven niet dat Berendsen mogelijk grensoverschrijdend gedrag „deugdelijk” kan vaststellen, of een „concrete feitelijke basis” kan geven voor alle maatregelen tegen Stallinga, Bleeker en Geerdink. De schorsing moet direct worden opgeheven, de mannen mogen weer aan het werk en de hogeschool moet een bericht rondsturen dat zij ten onrechte beschuldigd zijn van grensoverschrijdend gedrag.

De mannen stemmen in met het voorstel om eerst mediationgesprekken te houden, voordat ze weer aan het werk gaan. Ze spreken daarover geheimhouding af. Maar de mediationgesprekken mislukken en de mannen keren niet terug op school, hoe graag ze dat ook willen.

Alle drie hebben ze inmiddels ander werk gevonden, in de maritieme sector, vertellen zij aan NRC. Maar dat verzacht de pijn van hun schorsing, de onbewezen beschuldigingen en vertrek op school nauwelijks. Ze missen de studenten en het simulatoronderwijs, waar ze grote plannen mee hadden. Bovendien zijn de sociale verhoudingen in West-Terschelling blijvend veranderd. Met sommige oud-collega’s praten ze nog steeds niet. Datzelfde geldt voor hun echtgenoten. Anderen komen stiekem langs bij het drietal en beklagen zich over wat er is gebeurd. Sjoerd Stallinga en schooldirecteur Gerrit van Leunen zijn bijna buren, maar ze spreken elkaar haast nooit meer, het is net alsof Van Leunen zich verstopt voor Stallinga.

En van de beloofde cultuuromslag op de zeevaartschool is nog niets te merken, zeggen (oud-)medewerkers.

Illustratie Mikko Kuiper

Kogel door de kerk

Het is „één grote vraag” wat er nou precies gebeurd is, zegt een MSTC-docent als NRC in april van dit jaar een kijkje op de school komt nemen. De docent – bruin colbert, bloemetjesoverhemd, twee ringetjes in de oren – komt net de lerarenkamer uitlopen met een bekertje koffie in zijn hand. Over zijn drie geschorste collega’s mag hij niets zeggen. Sterker nog: hij kan er niet eens iets over zeggen, want hij heeft werkelijk geen idee. „Er zijn natuurlijk geruchten genoeg, maar daar luister ik niet naar.”

Buiten, voor de ingang van de school, drinkt hij zijn koffie op. Studenten in uniform houden pauze op de betonnen trappen. Dan verschijnt er een collega tussen de automatische schuifdeuren, die hem veelbetekenend aankijkt. „We hebben het over de zeevaartschool, over het gebouw”, stelt hij haar gerust. De vrouw verdwijnt weer. „We hebben afgesproken dat we jullie moeten doorverwijzen naar de perswoordvoerder”, verklaart de docent.

„Het is door hogere machten bepaald”, zegt de docent vervolgens over de schorsing van zijn drie collega’s. „Ineens was de kogel door de kerk. Dan denk ik: hoe dan?” Hij vraagt zich af of onderzoeken naar sociale veiligheid niet gewoon „een hype” zijn. „Of ik ben een heel ongevoelig type, dat kan ook.”

Daarmee verwoordt hij wat de meeste (oud)-medewerkers tegen NRC zeggen: de schorsing van de mannen kwam als een grote verrassing. En goede uitleg over alle onderzoeken en rechtszaken bleef daarna uit. Vervolgens kwam het bericht van de hogeschool dat het drietal gerehabiliteerd was. En toch hangt er nog steeds een zweem van een onuitgesproken probleem om hen heen.

De docent staat met zijn rug naar de lerarenkamer, waar zijn collega’s aan tafel koffie zitten te drinken en allemaal naar buiten staren. Alsof ze kunnen horen wat hij zegt als ze maar lang genoeg staren. Hij kijkt achterom. „Oh, ze zitten allemaal te kijken.”

De volgende dag, op de campus van NHL Stenden in Leeuwarden, ontvangt bestuursvoorzitter Schaper NRC in haar kantoor. Ze noemt het haar „transparante ruimte” – vanaf de grote hal beneden kijk je inderdaad zo haar kantoor in. Ze wil er ook mee zeggen dat ze een open gesprek met NRC voorstaat.

Er is één maar, zegt ze gelijk: ze kan vanwege de schikking niets zeggen over „casuïstiek”, dus niets over de betrokken personen. En wat betreft de meldingen over ongepast gedrag die het drietal zelf deed; NHL Stenden heeft geen formele klacht van hen ontvangen, dus daar kan Schaper ook niets over kwijt. „Dit is voor ons begonnen toen wij signalen kregen over sociale onveiligheid in een team op Terschelling, dat mensen zich niet prettig voelden”, zegt Schaper. Na een „indicatief” onderzoek heeft de hogeschool Berendsen ingeschakeld. „Die heeft in de breedte gekeken naar de situatie, naar het team, de onderlinge verhoudingen.”

Daarna wordt het gesprek stroever. Waarom heeft ze drie externe onderzoeksbureaus ingehuurd? Waarom is niemand gewoon met de docenten gaan praten? Schaper vindt het een „what if”. „Sociale veiligheid is een complex thema”, zegt ze. Onderzoek van buiten is nodig om „dingen te objectiveren”.

Meer wil ze niet kwijt. Niets over de door de rechters afgekraakte onderzoeken, de blijvend verstoorde verhoudingen op Terschelling, de drie medewerkers die ten onrechte beschuldigd zijn van grensoverschrijdend gedrag, de afkoopsommen, de kosten van advocaten en onderzoekers, de reputatieschade van de hogeschool. In plaats daarvan zegt ze: „Het is belangrijk om, als zo’n situatie zich voordoet, die echt onafhankelijk te laten onderzoeken. Daar staan wij achter, dat zullen we de volgende keer weer doen.”

Reageren? [email protected]