Twee jaar lang hebben duizend mensen in Heerenveen op een huisarts gewacht

Schrijnende situaties zag huisarts Jac Jacobs afgelopen maanden in zijn spreekkamer in Heerenveen. „Patiënten met klachten waarmee je niet zo snel naar de huisartsenpost of spoedeisende hulp gaat, maar die toch ernstiger bleken dan ze dachten. Huidkanker bijvoorbeeld. Daar moet je op tijd bij zijn.”

Jacobs wilde, na 32 jaar als huisarts op Ameland te hebben gewerkt, af en toe ergens gaan waarnemen, zodat andere huisartsen eens op vakantie konden. Het liep anders. Sinds januari houdt hij twee dagen in de week spreekuur in een nieuwe huisartsenpraktijk in Heerenveen, waar meer dan duizend mensen op de wachtlijst voor een huisarts stonden.

Jacobs kreeg patiënten te zien met diabetes of schildklierproblemen die al lang niet meer waren gecontroleerd en daardoor „behoorlijk ontregeld waren”. Patiënten die meerdere klachten hadden, waarvan de problemen waren opgestapeld. Patiënten die van Rotterdam naar Heerenveen waren verhuisd en voor de huisarts naar hun oude woonplaats moesten.

Doordat mensen niet naar de huisarts konden, moesten ze zelf bepalen of hun klacht spoedeisend was. „Mensen gaan niet zo snel naar de doktersdienst of de spoedeisende hulp. Nu hebben ze soms te lang met klachten rondgelopen”, zegt Jacobs.

Vanwege het huisartsentekort in Heerenveen is sinds januari de pop-up-huisartsenpraktijk Feanstate opgericht.
Foto Kees van de Veen

Dankbaar

In Heerenveen was de nood hoog. De negen praktijken in de stad, waar 51.000 mensen wonen, hebben lang extra patiënten aangenomen, maar stopten daar twee jaar geleden mee. Het aantal inwoners zonder huisarts was binnen die tijd opgelopen tot meer dan duizend. Bewoners van een nieuwbouwwijk en mensen die vanuit andere delen van het land naar de Friese stad verhuisden, konden door de patiëntenstop nergens terecht.

In september vroegen de andere huisartsen in Heerenveen aan Jacobs of hij samen met Tom Grift, ook gepensioneerd huisarts, een nieuwe praktijk wilde helpen opzetten. Een paar maanden later konden de eerste patiënten in praktijk Feanstate terecht. Omdat Jacobs en Grift met een ingewerkt team van twee andere artsen en een assistente werken, kon de praktijk zo snel open. Opgelucht kwamen de eerste weken de patiënten binnen, zag assistente Therese Wouda (53). „Zo dankbaar dat ze eindelijk bij de huisarts terechtkonden.”

Een week voor Feanstate in januari opende, hadden al vierhonderd mensen zich ingeschreven. Zorgverzekeraars Zilveren Kruis en De Friesland hadden alle wachtenden gebeld om te laten weten dat ze naar de nieuwe praktijk konden. Zorgverzekeraars moeten voor hun verzekerden een huisarts regelen. Binnen vier maanden had Feanstate al meer dan 1.400 patiënten. Een gemiddelde huisartsenpraktijk heeft zo’n tweeduizend patiënten.

Het huisartsentekort speelt niet alleen in Friesland, het is een landelijk probleem

Landelijk

Het huisartsentekort speelt niet alleen in Friesland, het is een landelijk probleem. Uit onderzoek van instituut Nivel bleek afgelopen zomer dat 60 procent van de praktijken (tijdelijk) geen nieuwe patiënten aanneemt.

In Heerenveen is dat opgelost met een bijzondere constructie. Dokterszorg Friesland, een niet-commerciële organisatie die huisartsen ondersteunt, heeft de praktijk opgezet en is eigenaar. Projectleiders ondersteunen Jacobs en Grift bij het runnen. Dat doen de twee gepensioneerden tijdelijk – in september stoppen ze. Dan nemen twee jonge artsen hun taken over, zonder dat ze meteen eigenaar van de praktijk worden.

Veel jonge huisartsen zitten er niet op te wachten direct eigenaar van een praktijk te worden, zegt Anke Strikwerda (39), projectleider van Dokterszorg Friesland. „Veel huisartsen vinden het spannend een praktijk te beginnen. Wanneer startende artsen een praktijk wel willen overnemen, dan kan dat.”

Assistent Wouda acht dat voordelig voor jonge huisartsen. „Je kan proeven en meegroeien in de praktijk, zonder dat je de financiële verantwoordelijkheid hebt.”

Nu Feanstate een paar maanden open is, is van de nieuwigheid in het openbare gedeelte geen spoor meer te zien. In de wachtruimte staat een grote tafel met tijdschriften. In de hoek een speelplek voor kinderen. Een praktijk als alle andere. Een week voor de opening was hier nog niets, vertelt Wouda. „Mijn sollicitatiegesprek had ik aan een campingtafel op een klapstoeltje. Het is ongelofelijk hoe snel deze praktijk uit de grond is gestampt.”

Het vak van huisarts staat vaak negatief bekend. Het is ook druk en soms zwaar, maar het is een schitterend beroep

Jac Jacobs
huisarts

Gerust

Uiteindelijk willen mensen het liefst een vaste huisarts, zeggen Wouda, Strikwerda en Jacobs in een nog steeds spaarzaam gemeubileerde kantoorruimte in de praktijk. „Patiënten zijn daar heel gevoelig voor”, zegt Jacobs. „Dat is juist de meerwaarde van de huisartsenzorg”, zegt Strikwerda. „Het is wel de vraag hoe we met z’n allen deze zorg goed gaan houden. Het grootste knelpunt is echt het aantal artsen en hun beschikbaarheid.”

De wachtkamer van de nieuwe pop-up huisartsenpraktijk Feanstate in Heerenveen.
Foto Kees van de Veen

Jacobs hoopt dat Feanstate als voorbeeld kan dienen. „Het vak van huisarts staat vaak negatief bekend. Het is ook druk en soms zwaar, maar het is een schitterend beroep. Op Ameland was ik dokter van mensen van vóór de wieg tot het graf. Daar was ik echt de poortwachter. Dat is prachtig.”

Na september gaat hij verder met zijn oorspronkelijke plan: waarnemend huisarts zijn. Dan vervangt hij een arts in Zuid-Holland die twee weken op vakantie gaat. Als de praktijk is overgedragen, kan hij met een gerust hart verder. „We hebben voor rust gezorgd. We bereiden de patiënten nu voor op de opvolgers. We geven duidelijk aan wanneer we stoppen en zorgen ervoor dat ze niet weer in de situatie komen dat ze geen huisarts hebben.”


‘Risico scheepvaartongelukken op Noordzee ernstig onderschat’, concludeert Onderzoeksraad voor Veiligheid

De overheid onderschat het risico op ongelukken tussen de scheepvaart en bestaande en toekomstige windparken op de Noordzee ernstig. Dat concludeert de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) in de studie Schipperen met ruimte, die donderdag is gepubliceerd.

De risicoanalyses die het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat hanteert vertonen „hiaten” en leveren „geen actueel inzicht op” omdat ze gebaseerd zijn op een verouderde situatie, aldus de raad. De „ambitie dat de scheepvaartveiligheid gelijk blijft of zelfs verbetert” op een Noordzee die steeds drukker en voller wordt door windparken en andere ‘vaste objecten’, is volgens de raad „niet realistisch”. Er kan nu al geen „goede weging van scheepvaartveiligheid in de besluitvorming worden gemaakt”, schrijft de raad.

De effectiviteit van ‘beheersmaatregelen’ waarop de overheid nu inzet is „onzeker”. Zo zijn bufferstroken rond windparken zo goed als zeker te smal om schepen te laten manoeuvreren of in nood te laten uitwijken. De gekozen vorm van „passieve” verkeersbegeleiding houdt geen rekening met aanvaringsrisico’s tussen schepen onderling.

Windgevoelige schepen

Er zijn weliswaar extra noodsleepboten bijgekomen, maar bij grote, windgevoelige schepen is sleephulp boven windkracht 6 al te „uitdagend”, blijkt uit verschillende scenario’s en simulaties die de raad heeft laten uitvoeren door onderzoeksinstituut Marin in Wageningen.

Aanleiding voor het OVV-onderzoek was het op drift raken van de lege bulkcarrier Julietta D, die tijdens de storm Corrie, begin 2022, ter hoogte van IJmuiden in de vroege ochtend van zijn anker sloeg. De bemanning werd met helikopters van boord gehaald en terwijl het stuurloze schip naar de Nederlandse kust dreef, raakte het eerst een ander schip en daarna twee constructies van een windmolenpark in aanbouw, terwijl het ternauwernood een gasplatform miste. Pas laat in de middag kon een sleepboot een tros overbrengen. Het ging hierbij om een leeg schip, waarbij alleen materiële schade ontstond. „Ernstiger gevolgen voor mens en milieu zijn realistischer”, schrijft de raad.

Lees ook

‘De schepen worden groter, de zee steeds kleiner’

Loodsvaartuig Procyon  op de kruispost Steenbank, gezien vanaf het andere loodsvaartuig, Polaris. De jol zet loodsen over tussen het loodsvaartuig en in- en uitgaande zeeschepen.

De Noordzee kent een veelheid aan gebruikers wier belangen en beslag op ruimte vaak concurreren. Naast scheepvaart en windenergie zijn dat onder meer ook Defensie (militaire oefengebieden), natuur, zandwinning, visserij, bekabeling en pijpleidingen. Nederland wil in het kader van de energietransitie de bestaande capaciteit van windparken uitbreiden van 5 gigawatt naar 21 gigawatt in 2030, wat neerkomt op 1.700 turbines. Om aan de toekomstige elektriciteitsvraag te voldoen zijn zelfs tot 6.000 windturbines voorzien in 2050. Tegelijkertijd is sprake van schaalvergroting in de scheepvaart, met meer en grotere schepen. De Noordzee is een van de drukste stukken water ter wereld. Volgens de raad moet de scheepvaartveiligheid „meegroeien met de toenemende complexiteit”.

Tot nu toe werden nieuwe objecten op de Noordzee steeds ingepast in de bestaande infrastructuur. Als de overheid een beter inzicht heeft in de risico’s zal volgens de raad blijken dat dat niet langer houdbaar is. Sommige routes of ankergebieden zullen verplaatst moeten worden, of de ruimtelijke indeling moet anderszins worden herzien. Nederland kan niet in zijn eentje besluiten routes of zogeheten verkeersscheidingstelsels (een ‘banenstelsel’ dat aanvaringen moet vermijden) te verleggen. De raad roept daarom op tot internationale samenwerking tussen Noordzeelanden.

De ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en van Economische Zaken en Klimaat erkennen in een eerste reactie dat „er extra aandacht en inspanning nodig is om de veiligheid van de scheepvaart op de Noordzee te borgen”. Ze zeggen met de OVV-aanbevelingen „aan de slag te gaan” en later dit jaar daarover details te geven.

Lees ook

Tussen alle windturbines is het wachten op de klap

Tussen alle  windturbines en de drukke scheepvaart is  het wachten op de klap


Wetenschapsjournalist ‘Sjamadriaan’ ter Braack: ‘Desinformatie bestrijden is dweilen met een open rioolkraan’

Op een grauwe dinsdag eind maart drukt de postbode op de deurbel van wetenschapsjournalist Adriaan ter Braack (38). Die baant zich vanuit zijn houten prefab-kantoor in de tuin mopperend een weg door zijn Amsterdamse benedenwoning. Langs de speelhoek van zijn kinderen van één en drie, blaffend begeleid door Karel, het hondje uit Griekenland. Het zal wel weer een pakket voor de buren zijn, zo gaat het bijna iedere dag. Maar dit keer is de postbode er voor hem: met alleen een envelop en een apparaatje om te tekenen voor ontvangst.

Een brief van een advocatenkantoor. Betreft: Onrechtmatige bewering over Vitakruid.

Vitakruid is de supplementenaanbieder die Ter Braack nogal eens bekritiseert in zijn artikelen, nieuwsbrieven en Instagram-posts. Het bedrijf doet veel aan influencermarketing: op social media prijzen microberoemdheden met vaak tienduizenden volgers de supplementen aan. Magnesiumpillen, multivitaminen – noem maar op. De influencers krijgen op verschillende manieren betaald. Als via hun linkje supplementen worden besteld, verdienen ze bijvoorbeeld een percentage van de verkoop. Maar Vitakruid heeft ook bekende ‘ambassadeurs’, zoals Arie Boomsma, die andere afspraken hebben.

„Uw bewering dat eenieder een ‘verkooplinkje’ bij Vitakruid kan aanmaken en vervolgens namens Vitakruid op social media kan roepen dat hij of zij ‘je van je kanker kan laten genezen’ door een bepaald supplement van Vitakruid te slikken is (…) onjuist en onrechtmatig jegens Vitakruid. Zij houdt u aansprakelijk voor de door u veroorzaakte schade en eist dat u die bewering rectificeert.”

Aan de correctheid van wat hij heeft gezegd in twee radioprogramma’s waar hij te gast was, twijfelt Ter Braack niet: ja, Vitakruid heeft wel een voortraject waarin aspirant-influencers vragen moeten beantwoorden, en ze controleren naar eigen zeggen hun posts, maar een waterdicht systeem is het niet: hij heeft zulke posts over kanker zelf voorbij zien komen. Toch is er die avond milde paniek in huize Ter Braack, een ongerustheid die vooral wordt aangejaagd door vragen die zijn partner hem stelt. Zij was advocaat en is alerter op risico’s dan haar impulsieve vriend. Als Vitakruid de plannen nu doorzet en succes boekt, kan er uiteindelijk aanspraak worden gemaakt op hun gemeenschappelijke bezittingen.

Zelf vraagt Ter Braack zich vooral af: kan hij zijn werk nog wel blijven doen, als de dreiging van een aanklacht boven zijn hoofd hangt?

‘Strijders’

Ter Braack is al jaren wetenschapsjournalist. Hij studeerde natuur- en wiskunde, schreef een boek over natuurwetten, had een baan als redacteur bij het populair-wetenschappelijke tijdschrift Quest, waar hij eind 2022 vertrok toen de redactie uit elkaar begon te vallen. De laatste jaren heeft hij op Instagram onder de naam Sjamadriaan (70.000 volgers) een grote groep aanhangers verworven met berichtgeving over „de online wildgroei aan pseudowetenschap”. Hij post vooral over influencers die twijfelachtige content verspreiden over allerhande gezondheidsinnovaties. Komende week verschijnt zijn tweede boek: Eigen onderzoek eerst. De pseudowetenschappelijke methode.

In zijn nieuwsbrief publiceert hij langere artikelen over online pseudowetenschap. Bijvoorbeeld over actrice en fitnessgoeroe Fajah Lourens, die waarschuwt dat gezichtscrèmes vanwege de microplastics voor overgewicht kunnen zorgen. „Lieve Fajah”, schrijft Sjamadriaan, „een gezichtscrème hoor je op je gezicht te smeren, niet op te eten.”

Sommige artikelen zoomen meer uit: hoe praat je met naasten die in pseudowetenschap geloven, bijvoorbeeld. De toon is soms cynisch, soms ironisch, en altijd met een vleug humor. Als in maart bekend wordt dat er een mazelenuitbraak is, en even later dat er vier baby’s aan kinkhoest zijn overleden, plaatst Ter Braack op Instagram een screenshot van berichtgeving daarover, en bedankt in de begeleidende tekst onder meer stichting Moederhart, een clubje vrouwen gesteund door model Doutzen Kroes, dat zich in coronatijd verzette tegen onder meer vaccinaties voor kinderen. „Strijders”, noemt hij ze, en hij sluit af met „veel liefde”.

We spreken elkaar in de week na de Vitakruid-brief in een koffiezaak in zijn buurt. Van de stress die de brief hem aanvankelijk gaf, is vooral de strijdlust overgebleven. Al is hij nog steeds ontstemd. „Arie Boomsma kan gewoon live op tv bij Renze Klamer zeggen dat mensen magnesiumsupplementen nodig hebben, terwijl dat aantoonbaar onjuist is. Maar ik krijg een advocaat op mijn dak als ik kritiek lever op supplementen die niet werken.”

Waarom is hij eigenlijk begonnen met zijn berichtgeving over Vitakruid? „Op een gegeven moment zag ik iedereen online die pillen aanprijzen. Waarom doen ze dat, vroeg ik me af?” Dat is zijn werkwijze: hij volgt zijn intuïtie en schenkt aandacht aan de onderwerpen die ergernis bij hem opwekken omdat ze niet kunnen kloppen. Vervolgens leest hij wetenschappelijk onderzoek en bevraagt hij experts. „Voor gezonde mensen maken supplementen geen verschil. Ik vind het heel kwalijk als wordt gedaan alsof dat wel zo is. Kijk: zwangere vrouwen hebben bijvoorbeeld foliumzuur nodig en vitamine D, veganisten B12 en mensen die te weinig zonlicht krijgen vitamine D, net als kinderen tot vier jaar. Maar dat zijn specifieke gevallen. En dat gegeven is een soort paraplu geworden waar al die andere shit onder is komen te hangen.”

Het argument ‘baat het niet dan schaadt het niet’ gaat niet op, vindt Ter Braack. Het supplementenbedrijf verkoopt volgens hem moedwillig producten die „geen bewezen werking” hebben. „Op hun site moet je een test doen, en bijna iedereen komt er dan op uit dat je voor tientallen euro’s per maand supplementen moet kopen.” Dat vindt hij crimineel. „Mensen geloven heel graag dat ze er hartstikke gezond door worden.”

Cognitieve dissonantie

Bij verschillende mensen die hij op Instagram volgt, heeft hij gezien dat het aanprijzen van supplementen, homeopathische producten en wondersapjes het begin is van een glijdende schaal. Aan het einde van de rit zijn gezondheidsinfluencers complotdenkers geworden.

„Je ziet steeds een zelfde soort dynamiek. De influencers zeggen iets als: koop kurkuma en voel je beter, volg mijn fitnessregime, koop mijn supplementen. Vervolgens krijgen ze kritiek van artsen en volgers, die hen om bronnen vragen die ze meestal niet kunnen geven. Of ze komen met kleine wetenschappelijke onderzoekjes die geen stand houden. Daarna richt hun kritiek zich in toenemende mate op het héle systeem, op de overheid.”

Er is volgens Ter Braack dan een soort „cognitieve dissonantie” opgetreden: „alsof ze denken dat hun opdrachtgever geen ongelijk kan hebben. Dat waar zij in geloven en betaald voor krijgen wel de waarheid moet zijn”.

Die mensen krijgen volgens Ter Braack steeds meer volgers die het met hen eens zijn, want zo werkt het algoritme. „Langs de zijlijn staan mensen te applaudisseren terwijl zij steeds gekker worden.”

Zijn uitspraken over Vitakruid gaat hij niet rectificeren, heeft hij in de loop van april in samenspraak met een advocaat besloten. Hij heeft wel beloofd om claims over het genezen van kanker niet meer direct in verband te brengen met posts van Vitakruid-influencers. „Prima om dat ene specifieke ding niet meer te doen.”

Vitakruid ziet af van een rechtszaak. In zijn nieuwsbrief reageert Ter Braack stellig: „Ik heb niets incorrects gezegd, dus een kort geding had weinig kans van slagen. Daarom trok Vitakruid haar keutel weer in, toen bleek dat ik niet onder de indruk was van deze driftbui.” Maar eerlijk, zegt hij tijdens een tweede gesprek in de koffiezaak: de gebeurtenis heeft hem wel aan het wankelen gebracht.

Ter Braack vindt het frustrerend. „Alles wat ík post moet ik helemaal uitpluizen, ik controleer alles honderd keer. Ik kan niet zomaar geld verdienen door reclame te maken, want dan neemt niemand me meer serieus. Ik ben weleens gevraagd om reclame te maken voor verantwoord Ozempic-gebruik. Mensen zien me aankomen. Ik kan geen samenwerkingen aangaan met de farmaceutische industrie. Dus aan het einde van de rit kost alles mij tien keer zoveel tijd als je het vergelijkt met die onzininfluencers, terwijl ik er niks aan verdien.” Diepe zucht: „En dat is dus het speelveld waar ik me in bevind.”

Foto Merlijn Doomernik

Alleen maar gezeik

De weken voordat zijn boek naar de drukker gaat heeft hij slapeloze nachten. Als halverwege mei tijdens een derde gesprek, dit keer aan de keukentafel, de postbode voor de tweede keer aanbelt met een pakketje voor de buren, beent hij tierend naar de voordeur. In Eigen onderzoek eerst laat hij aan de hand van herkenbare voorbeelden de verspreiding van desinformatie in Nederland en daarbuiten zien. Daar mogen geen fouten in sluipen. „Ik neem anderen de maat, dus als ikzelf fouten maak, word ik er keihard op afgerekend.”

Ter Braack worstelt ook met de manier waarop hij zijn boodschap wil overbrengen. Hoewel hij een boek te verkopen heeft, wil hij aanvankelijk niet meewerken aan een persoonlijk interview met NRC. „Daar komt alleen maar gezeik van.”

Hij wil zijn boodschap zelf in de hand houden. Dat is ook de reden dat hij aanvankelijk niet over de dood van zijn vader wil praten. In een essay schreef hij eens hoe zijn vader, die leed aan ALS, in diens laatste levensmaanden zwichtte voor alternatieve geneeswijzen. Ter Braack was achttien. Zijn vader deed eigen onderzoek en kwam uit bij iemand die hem vertelde dat bioresonantie – het lichaam ‘in balans’ brengen met trillingen – al vaak heeft geholpen bij mensen met een spierziekte. Uit zijn boek: „Niet zelden hoor ik dat mensen, net als mijn vader, het alternatieve circuit opzoeken, niet eens omdat ze uitbehandeld zijn, maar gewoon omdat ze zich niet gehoord voelden door de reguliere zorg. En laat een beetje natuurgenezer daar nou net uitstekend in zijn: urenlang luisteren naar je probleem zodat je je gehoord voelt, om vervolgens een diagnose uit de duim te zuigen, zodat je weet waar je mee te maken hebt. In zekere zin is dit ook waar populaire welzijnsmythes bijzonder goed op inspelen.”

Het zou logisch zijn als wat hij nu doet ten dele is voortgevloeid uit wat hij in zijn tienerjaren zag gebeuren. „Het geeft me begrip voor mensen die vallen voor iets stompzinnigs, maar het drijft me niet. Ik wil de herinnering aan hem hiermee niet bezoedelen. Ik wil niet dat zijn dood mijn verhaal wordt. Ik doe gewoon wat ik doe.”

Zijn vriendin Evelien vertelt aan de telefoon dat ze niks wist over de alternatieve therapieën waar Ter Braacks vader mee bezig was, totdat hij er vorig jaar over schreef. Ze zijn acht jaar samen. Zij ziet vooral dat niets hem zo ziedend maakt als desinformatie van influencers met een groot bereik.

„Impliciet zeggen ze dat mensen die niet zo succesvol zijn, het simpelweg niet graag genoeg willen”

Bougie herinnert zich de periode dat hij wegging bij Quest. Er was een nieuwe hoofdredacteur aangekondigd en die bleek verschillende pseudowetenschappelijke theorieën aan te hangen. Ter Braack postte er op X over en moest op het matje komen bij de directie. Hij vreesde voor juridische stappen. Bougie: „Ik was net zwanger van ons tweede kind en heb toen wel tegen hem geschreeuwd. ‘Je kan altijd nog barista worden.’ Maar het werd een site met abonnees.”

Als Ter Braack na lang wikken en wegen toch wil meewerken aan een artikel van NRC, waarvan hij hoopt dat het mensen aan het denken zet over desinformatie, wil hij niet op de foto. „Het gaat niet om mij, snap je? Anders ben ik ook iemand geworden die zichzelf veel te serieus neemt. Een van de redenen dat we nu in dit gezeik zitten, is dat we anderen verafgoden en niet meer naar de inhoud kijken.”

De spanning over Vitakruid is halverwege mei een beetje weggezakt. Het gesprek gaat over wetenschapscommunicatie, die wat hem betreft ruimte laat ontstaan waarin desinformatie kan woekeren. „Op een gegeven moment zijn we de wetenschap sexy gaan maken. Dat deden we bij Quest natuurlijk ook. Ik herinner me een bericht over dat bier gezond is, omdat uit een onderzoekje bleek dat er gezonde ingrediënten in zitten. Maar wetenschap is eigenlijk heel saai en complex. Er kunnen geen grote conclusies worden getrokken uit één onderzoekje. Daar moeten we eerlijk over zijn.”

Die ochtend heeft hij sinds weken weer iets op zijn Instagram-pagina gepost. „Het moest weer even”, zegt hij, want het was door het werken aan zijn boek wel erg lang stil geweest. Het is een filmpje geworden waarin hij een fotoshoot voor het spirituele tijdschrift Manifestatie Magazine becommentarieert. Begeleidende tekst: „Omdat iedereen nogal van slag is vanwege het regeerakkoord, bij deze een hart onder de riem. Een inspirerend samenwerkingsverband van elke poldergoeroe die het land rijk is.”

Een grote groep bekende coaches en influencers poseert in spijkerpakken en zingt mee met ‘We Are the World’. Ter Braack als commentator: „Dit zijn dus mensen die allemaal, stuk voor stuk, rijk, welvarend en geprivilegieerd genoeg zijn om zich bezig te houden met zaken als spiritualiteit en vijf keer in de week in de sportschool staan.” Later, plagerig: „En zij denken dus daadwerkelijk dat ze met zijn allen wereldproblematiek aan het oplossen zijn. Want ze zijn een lied aan het zingen dat is geschreven om geld in te zamelen voor de Afrikaanse hongersnood in de jaren tachtig.”

Waar komt hij op uit, als hij deze post langs zijn eigen meetlat legt? Is wat zij doen schadelijk? Ja, zegt hij, dat „witte rijke vrouwen” doen alsof je alles kunt krijgen door het te ‘manifesteren’ – er heel hard aan te denken als het ware – vindt hij schadelijk. „Impliciet zeggen ze dat mensen die niet zo succesvol zijn, het simpelweg niet graag genoeg willen.”

Op mindere dagen voelt Ter Braack zich „een roepende in de woestijn”, zegt hij. Doutzen Kroes, Fajah Lourens en Arie Boomsma hebben een veelvoud van zijn volgers. Op betere dagen ziet hij dat mensen van mening veranderen door zijn posts. Hij weet van mensen die gestopt zijn met het promoten van supplementen, doordat hij ze wees op het gebrek aan bewijs. Maar desinformatie bestrijden is „dweilen met een open rioolkraan”. „Je kunt er af en toe wat drollen uitvissen, maar het blijft gewoon maar stromen.”

Foto’s: Merlijn Doomernik


Minister Van der Wal trekt miljoenen uit voor bestrijding natuurbranden

Nu door klimaatverandering het risico op grote bosbranden toeneemt, trekt het demissionaire kabinet 70 miljoen euro uit om natuurbranden te bestrijden en voorkomen. Dat heeft demissionair minister voor Natuur en Stikstof Christianne van der Wal (VVD) donderdag bekendgemaakt in een brief aan de Tweede Kamer.

Een deel van het budget gaat naar maatregelen die provincies en natuurbeheerders kunnen nemen in en rond natuurgebieden. Ook trekt Van der Wal geld uit voor om een expertisecentrum op te richten en een nationaal crisisplan te schrijven.

In bepaalde natuurgebieden moeten naaldbomen volgens de minister worden vervangen door loofbomen, die vanwege hun bladeren het vuur langer kunnen tegenhouden. Ook is het van belang om bepaalde gebieden natter te maken. Sommige plekken moeten daarnaast toegankelijker worden voor hulpdiensten en een betere toevoer van bluswater krijgen.

Langere periodes van droogte en hitte wegens een veranderend klimaat verzwakken de natuur. Dat zorgt voor een hogere ontvlambaarheid van bomen en struikgewas. In het dichtbevolkte Nederland kunnen natuurbranden „snel aanzienlijke schade veroorzaken en een grote impact hebben”, schrijft Van der Wal.


PBL: coalitieakkoord schuift pijn door naar de toekomst

Het hoofdlijnenakoord van PVV, NSC, VVD en BBB heeft een „sterke nadruk” op „hier en nu”, en weinig aandacht voor internationale samenwerking en de toekomst. Het risico is dat problemen worden afgewenteld op „volgende generaties en op kwetsbare groepen elders in de wereld”. Dat staat in de kritische reflectie Aanbevelingen voor het nieuwe kabinet die het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), onafhankelijk adviseur van politiek en bestuur, woensdagavond heeft gepubliceerd.

„Het is misschien een tegenbeweging”, zegt PBL-directeur Marko Hekkert. Nederland staat voor grote opgaven rond wonen, natuur en landbouw, energie en klimaat, zegt hij. „Die transities gaan mensen uiteindelijk voelen. Je ziet bij deze coalitie een voorkeur de pijn voor burgers en bedrijven nu te verlichten, en door te schuiven.”

Warmtepompen

De nieuwe coalitie zegt bijvoorbeeld de klimaat- en energieafspraken voor 2030 en 2050 te willen nakomen. Maar hoe is onduidelijk, alternatief beleid is er nog niet. Sommige nieuwe maatregelen brengen de doelen verder uit zicht. Zoals het terugdraaien van de verhoging van de CO2-heffing voor industrie, of van de verplichting per 2026 warmtepompen te nemen.

Windmolens moeten vooral in zee, maar de visserij krijgt voorrang. „Heel legitiem om vissers ruimte te geven”, zegt Hekkert, „maar in 2050 zijn er vier- tot zesduizend windturbines op zee nodig, goed voor tweederde van de elektriciteitsproductie. Met vier nieuwe kerncentrales kom je hooguit op 10 à 15 procent. Het is een ruimtelijke puzzel, ook op zee. Als we nu te veel piketpaaltjes slaan, wordt de energietransitie moeilijker.”

Je kunt boeren straks niet verplicht onteigenen. Dat belemmert natuurherstel

Marko Hekkert
PBL-directeur

Net als Rutte IV wil de nieuwe coalitie er honderdduizend woningen per jaar bij laten bouwen. Ook via snellere procedures, nieuwe grootschalige bouwlocaties en „een straatje erbij” in bestaand bebouwd gebied. „De woningnood is zo groot dat het goed is om op al die opties in te zetten. Het klinkt wel gemakkelijker dan het is, en in plaats van overal ‘een straatje erbij’ wil je eerder ‘een wijkje erbij’.”

Positief is dat alle grote opgaven benoemd worden in het hoofdlijnenakkoord, zegt Hekkert. „De coalitie zegt ook dat ze een betrouwbare overheid belangrijk vinden. Dat ze willen inzetten op een klimaatbeleid dat haalbaar is. In algemene bewoordingen worden de ambities dus intact gehouden. Maar de uitwerking ontbreekt nog, daar dringen wij als PBL op aan.”

Niet te dwingend

Ook mist het PBL financiële keuzes voor de toekomst. Hekkert: „De coalitie wil niet te dwingend zijn of te veel prijzen verhogen, dat vinden mensen vervelend. Dan is de route voor duurzame transities die overblijft flink subsidiëren. Maar de coalitie staat ook voor een degelijke overheidsbegroting, dus dat is ook eindig.”

Het loslaten van het huidige stikstofbeleid onderschrijft het PBL. „Wij zeggen ook al langer: dat is een enge blik op natuurherstel.” Maar het overstappen op een nieuwe meetmethode voor stikstof, en boeren zelf laten bepalen hoe ze de natuurdoelen voor hun bedrijf halen, is niet zonder risico’s. Het is een „omvangrijke en complexe stelselwijziging die meerdere jaren in beslag zal nemen”, volgens het advies van planbureau.

Lees ook

Op een rij gezet: dit zijn de plannen uit het coalitieakkoord

Op een rij gezet: dit zijn de plannen uit het coalitieakkoord

Natuurherstel vraagt verder om hogere waterstanden, betere waterkwaliteit en meer natuurgebied, zegt Hekkert. Die maatregelen staan niet in het hoofdlijnenakkoord. „De nieuwe coalitie wil veel met agrarisch natuurbeheer op boerenland, en dat is goed. Waar wij ons zorgen om maken is het herstel van ‘groene natuur’. Het fonds met miljarden voor het landelijk gebied komt er niet. Boeren kunnen niet verplicht onteigend worden, volgens dit hoofdlijnenakkoord. Dan maak je natuurherstel wel moeilijker.”

Wat het PBL ten slotte ook mist, is het doel van een circulaire economie in 2050. „Minder grondstoffen nodig hebben, betekent minder energieverbruik, minder luchtvervuiling, minder biodiversiteitsverlies. Dat vergt een enorme transitie van onze productie, maar dat thema komt er ook redelijk karig vanaf. Anderzijds, het is een hoofdlijnenakkoord, dus over alles wat er niet in staat, kunnen we zeggen: misschien komt het nog.”


Het lijkt lang geleden, maar veel jongeren hebben nog altijd last van de lockdowns

Stagiairs kregen overal te horen dat hun stage niet doorging, terwijl die wel verplicht was voor hun opleiding. Studenten brachten hun eerste studiejaar gedwongen thuis door met online colleges, zonder kennismaking met andere eerstejaars of ergens een feestje. Middelbare scholieren hingen hele dagen rond in hun slaapkamer achter twee schermen: een waarop de docent te zien was, een ander met YouTube- en TikTok-filmpjes. En groep 8-leerlingen liepen de musical en het eindkamp mis en daarmee hun belangrijke afscheidsmoment van de basisschool.

De maandenlange lockdowns, de avondklok, het met het hele gezin gedwongen thuiszitten, de gesloten sportverenigingen en uitgaansgelegenheden – het lijkt allemaal lang geleden. Veel mensen hebben hun ‘oude’ leven weer opgepakt, maar vooral jongeren kampen met ernstige naweeën van de coronapandemie.

De mentale gezondheid van jongeren tussen de 12 en 25 jaar is nog altijd slechter dan in de periode voor corona, blijkt uit het tussentijdse rapport In de luwte van de coronapandemie van het RIVM, onderzoeksinstituut Nivel, de GGD’s en ARQ Nationaal Psychotrauma Centrum, dat deze donderdag wordt gepresenteerd. Vier op de tien jongeren heeft last van psychische klachten en eenzaamheid, zo’n 15 procent kampt met suïcidale gedachten. De achteruitgang van hun mentale gezondheid begon vaak tijdens of direct na de lockdowns, en duurt nog altijd voort.

Het rapport, in opdracht van het ministerie van VWS, maakt deel uit van een vijfjarig onderzoek naar de effecten van de coronamaatregelen op de gezondheid en het welzijn van de bevolking. Het eindrapport verschijnt naar verwachting in 2026.

Langdurige klachten

Wat opvalt is de omvang en langdurigheid van de klachten, schrijven de onderzoekers. Zo is het aantal doorverwijzingen naar de geestelijke gezondheidszorg (ggz) gegroeid. Meisjes en vrouwen uiten relatief vaker klachten dan jongens en mannen.

Volwassenen en ouderen hebben een relatief stabiele mentale gezondheid, vergelijkbaar met de pre-coronatijd, staat in het rapport. Maar juist voor jongeren – in de levensfase dat ze zelfstandig worden en ontmoetingen met leeftijdsgenoten zeer belangrijk zijn – hadden „de strikte contactbeperkende maatregelen een negatief effect”.

Nivel-onderzoeker en bijzonder hoogleraar crises, veiligheid en gezondheid Michel Dückers wijst op laatste lockdown, de Omikron-lockdown, van eind 2021 tot begin 2022. Het was de tweede winter-lockdown op rij, ditmaal zonder een avondklok. „De Omikron-lockdown had serieuze negatieve gevolgen”, zegt Dückers. „Een op de vijf jongeren had toen last van zelfmoordgedachten, dat was daarvoor een op de tien, en dat aantal daalt nauwelijks. Dat herstelt maar heel langzaam.”

Een op de vijf jongeren had toen zelfmoordgedachten, dat aantal daalt nauwelijks

Michel Dückers
Nivel-onderzoeker

De onderzoekers concluderen dat de nadruk tijdens de coronapandemie lag bij infectiebestrijding, de zorg toegankelijk houden en het beïnvloeden van het gedrag van mensen. Bij een nieuwe pandemie is het van belang dat onmiddellijk een uitgebreide, representatieve monitoring van gezondheid en welzijn wordt opgestart, staat in het rapport. Dückers zegt: „Dat is hier niet gebeurd, daar was geen aandacht voor. Het ging toch steeds weer om de waan van de dag. De acute situatie had de overhand.”

Dückers noemt als voorbeeld dat hij en zijn mede-onderzoekers pas in september 2021 konden starten met het monitoren van de mentale gevolgen van de coronamaatregelen, terwijl ze dat al in juni 2020 hadden voorgesteld. Het Maatschappelijk Impact Team (MIT), dat de sociale, maatschappelijke en economische impact van corona op de samenleving in kaart moest brengen, ging zelfs pas in de zomer van 2022 aan de slag; tweeënhalf jaar na de uitbraak. Dückers: „Terwijl er vanaf het begin genoeg experts waren die waarschuwden voor deze gevolgen. Had je al eerder gegevens gehad door goed te monitoren, had dat zomaar tot andere afwegingen kunnen leiden.” Het kabinet wil het MIT vanaf augustus ‘in waakstand’ zetten; dat kan dan bij een nieuwe gezondheidscrisis snel weer worden ingeschakeld.

Het rapport wijst er ook op dat de „aard en toon van de crisiscommunicatie bij een toekomstige crisis aangepast moet worden, zodat er meer aandacht is voor bijbehorende emoties”. Dückers wijst op de veelbekeken persconferenties van het kabinet: „Een nogal eenzijdig verhaal, gericht op besmettingen, zorgcapaciteit en de naleving van maatregelen. Je moet juist de dilemma’s benoemen, erkennen dat maatregelen pijn doen. Als je de scholen sluit vanwege oplopende besmettingen, vertel er dan bij dat de mentale gezondheid van mensen goed in de gaten wordt gehouden.”

Lees ook

Bij een nieuwe pandemie is er in Nederland weer een tekort aan IC’s en tests

Behandelkamer in het Erasmus Medisch Centrum in de zomer van 2021.

Pandemische paraatheid

Maart vorig jaar stelde het kabinet vast dat corona de ‘endemische fase’ had bereikt en werden de laatste maatregelen afgeschaft. Het kabinet werkte intussen aan het programma ‘Pandemische paraatheid’ om Nederland beter voor te bereiden op een volgende gezondheidscrisis. Zo hebben de GGD’s datawetenschappers, artsen en epidemiologen aangenomen, is er een nieuwe crisisorganisatie opgetuigd, en is de Wet publieke gezondheid zó aangepast dat de overheid tijdelijk bepaalde grondrechten mag uitschakelen en plichten kan opleggen.

Uit een tussentijdse evaluatie, die vorige week naar de Kamer werd gestuurd, bleek dat dat programma „sterk gericht is op de zorgkant”. Virusbestrijding en fysieke gezondheid zijn opnieuw „dominant”, zegt ook Dückers, „De OMT-lijn, zeg maar. Dat baart mij zorgen.” Dat merkt hij ook als hij met andere partijen en deskundigen crisisscenario’s oefent. „Duizenden kinderen die komende weken ziek dreigen te worden door een virus is veel concreter dan het vooruitzicht op mentale problemen in de toekomst.”


Strafrechtelijk onderzoek naar ‘bangalijst’ op middelbare school Utrecht

Het Leidsche Rijn College (LRC) in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn heeft aangifte gedaan van een ‘bangalijst’. Dat heeft de middelbare school woensdag bekendgemaakt in een verklaring. De politie is een strafrechtelijk onderzoek begonnen naar de leerlingenlijst.

Op de lijst staan persoonsgegeven van leerlingen met seksistische, beledigende en bedreigende opmerkingen. De lijst is gemaakt door drie leerlingen van het LRC; zij zijn voorlopig geschorst. Ook heeft de school melding gedaan bij de Autoriteit Persoonsgegevens vanwege misbruik van persoonsgegevens van hun leerlingen.

Hoe het met de slachtoffers gaat is vooralsnog niet bekendgemaakt. De school zegt „enorm geschrokken” te zijn en „alles in werking” te zetten om een dergelijk incident in de toekomst te voorkomen. De lijst met achttien namen is via WhatsApp in appgroepen van leerlingen van 5-vwo gedeeld.

Doxing

Ook staan er op de lijst foto’s van de getroffen leerlingen samen met negatieve beoordelingen van hun uiterlijk en beschrijvingen van hun seksuele getinte handelingen. Twee van de drie geschorste leerlingen mogen inmiddels weer naar school.

Lees ook

Van ‘banga’s’ tot ‘draken’; Utrechtse studenten weten dat de bangalijst nooit is verdwenen

Het gebouw van Utrechtsch Studenten Corps (USC), aan het Janskerkhof in Utrecht.

De politie onderzoekt of er sprake is van strafbare feiten, zoals doxing (het openbaar maken van persoonlijke informatie van mensen met het doel die mensen te intimideren), belediging, smaad en laster. In eerste instantie was de middelbare school niet van plan om aangifte te doen, maar nadat een vader van een slachtoffer de media had ingeschakeld en de middelbare school de originele lijst in handen kreeg werd er actie ondernomen.


Achter in de klas ziet deze practor wat er beter kan: ‘Om studenten gelijke kansen te geven moet je ze juist ongelijk behandelen’

Toen Mohamed Bouziane (36) studeerde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, zag hij ’s avonds bij thuiskomst in zijn wijk Spangen vaak jongens rondhangen met wie hij als kind had opgetrokken. Ze waren afgegleden in de drugshandel. Hij was een andere weg gegaan, had vwo gedaan en was sociologie gaan studeren. ‘Ga niet met die jongens om’, kreeg hij thuis te horen.

Toch maakte hij soms een praatje. „De afstand die zulke jongens voelen tot de samenleving is groot”, zegt Bouziane. Precies hetzelfde ziet hij nu in Rotterdam-Zuid, waar hij werkt bij regionaal opleidingscentrum Albeda. „Sommige jongeren zijn de wijk nog nooit uit geweest. Als je ze vraagt waar zij zich onderdeel van voelen, dan zeggen ze niet ‘Nederland’ maar ‘Rotterdam’ of ‘Zuid’. Op het voetbalpleintje in de wijk voelen ze wél die verbinding.”

Albeda is met meer dan 22.000 studenten een van de grootste instellingen voor middelbaar beroepsonderwijs (mbo) in Nederland. Bouziane is sinds vorig jaar aan deze school verbonden als ‘practor’, hij doet praktijkgericht onderzoek dat verbeteringen moet opleveren die direct kunnen worden toegepast in het onderwijs en de beroepspraktijk. Het onderwerp waarop hij zich specifiek richt is gelijke kansen. Deze donderdag spreekt hij zijn practorale rede uit, net zoals een hoogleraar aan de universiteit een inaugurele rede houdt en een lector aan de hogeschool een lectorale rede.

Ruimte scheppen

Bouziane is niet de eerste practor in Nederland, toch is deze functie lang niet zo bekend als de professor op de universiteit of de lector aan de hogeschool. Jorick Scheerens, opgeleid als communicatiewetenschapper, was de eerste die met een practoraat begon, in 2012, bij het Mediacollege in Amsterdam. „Wij wilden een project doen over sociale media en het onderwijs”, vertelt hij. „Daarvoor vroegen wij subsidie aan bij het ministerie van OCW (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap). We konden het krijgen op voorwaarde dat we zelf ook onderzoek zouden doen. Dat was eigenlijk niet gebruikelijk op het mbo, onderzoek werd normaal gesproken uitbesteed aan hogescholen of universiteiten. We dachten: ‘goed idee, maar dan moet het onderzoek wel passen bij het mbo, praktijkgerichter zijn, direct toepasbaar op school’. We keken met een schuin oog naar het hbo waar ze al lectoraten hadden, en zo ontstond het practoraat.”

Dat trok onverwacht veel aandacht bij andere mbo-instellingen, die het Amsterdamse voorbeeld wilden volgen. Scheerens is nu projectdirecteur van de Stichting Practoraten.nl, die helpt bij het opzetten en doorontwikkelen van practoraten. Er zijn er inmiddels zo’n 140.

Lees ook

‘Durf als docent kleur te bekennen’

Leerlingen van het ROC opleiding techniek.

Mohamed Bouziane is in april vorig jaar begonnen met zijn practoraat en wil daar, nu hij de oriënterende fase voorbij is, ook studenten bij betrekken. „Het is mijn missie om ervoor te zorgen dat onze studenten zich meer verbonden voelen met school én de maatschappij. Dat thuisgevoel is van invloed op hoe je presteert. Wat helpt is ze te betrekken bij hun directe omgeving. Dat kan een sportclub zijn of een buurthuis, maar ook de medezeggenschapsraad op school of mijn practoraat. Ik kan de hulp van studenten goed gebruiken, zij weten hoe je jongeren via social media kunt bereiken als je ze iets wil vragen.”

Er wordt vergeten dat deze jongeren hier zijn om te leren.

Mohamed Bouziane
practor ROC Albeda

De practor wil meer ruimte creëren voor studenten, zowel letterlijk als figuurlijk. Hij gaat onderzoeken of er behoefte is aan studie- of studentenverenigingen op school, of eigen sportclubs. Daarnaast wil hij meer ruimte scheppen voor studenten om fouten te maken. „Er wordt door docenten en werkgevers soms op een harde manier gedacht en gesproken over studenten”, zegt hij. „Er wordt vergeten dat deze jongeren hier zijn om te leren.”

Ook voor docenten wil hij meer ruimte scheppen. „De groepsdynamiek in klassen kan heftig zijn”, zegt hij. „Een les over economie kan zo uitlopen op een hoogoplopende discussie over de vraag of we nog moeten handelen met een bepaald land. Er zijn docenten die gewoon hun lesje willen afdraaien en zo’n gesprek liever uit de weg gaan. Ik ga achter in de klas meekijken en handvaten ontwikkelen voor docenten om zulke gesprekken beter te begeleiden.”

Sociale codes

Om het gevoel van ‘thuis zijn’ bij studenten te versterken organiseert Albeda in evenementhal Ahoy een uitgebreid introductieprogramma voor de zesduizend eerstejaars. Bouziane onderzoekt wat het effect daarvan is. De school heeft ook plannen om de hoofdlocatie in de avonduren open te stellen, zodat er activiteiten voor en door studenten kunnen worden georganiseerd.

Wat hij hoopt, is dat de volgende lichting studenten wél het gevoel krijgt dat ze erbij horen. „Ik verzet me tegen de meritocratische gedachte dat iedereen in beginsel gelijke kansen heeft in het onderwijs en dat het aan studenten zelf ligt als zij niet succesvol zijn. Onze studenten zijn vaak opgegroeid in arme gezinnen met allerlei problemen, die hebben extra hulp nodig. Het klinkt misschien paradoxaal, maar om studenten gelijke kansen te geven, moet je ze ongelijk behandelen.”

Dat kan bijvoorbeeld betekenen, zegt hij, dat studenten op school sociale codes moeten aanleren die ze niet van huis uit hebben meegekregen. Dat je op tijd op je werk komt, geen trainingspak aantrekt naar een sollicitatiegesprek, en een klant rustig te woord staat. Bouziane: „Ik zie het mbo als een emancipatiemotor. Wij leiden hier vakmensen op, maar ook burgers. We willen dat ze straks volwaardig meedraaien in de maatschappij.”


Vandaag kunnen verdachten van de moord op Peter R. de Vries levenslange straffen krijgen

De rechtbank in Amsterdam doet woensdagochtend uitspraak tegen negen mannen die worden verdacht van betrokkenheid bij de moord op Peter R. de Vries in juli 2021. Tegen de schutter Delano G. en de chauffeur van de vluchtauto Kamil E. heeft het Openbaar Ministerie levenslang geëist voor hun rol bij de uitvoering van de moord.

Ook tegen moordmakelaar Krystian M. is levenslang geëist. Volgens het OM is hij niet alleen de organisator van de moord, maar is hij ook lid van een criminele organisatie met een terroristisch oogmerk. Als de rechtbank die kwalificatie overneemt, kan dat leiden tot hogere straffen. Het is niet eerder gebeurd dat verdachten uit het criminele circuit worden beschuldigd van terrorisme.

Gezien de moordaanslag op De Vries bewust is gefilmd om deze te kunnen verspreiden op sociale media, vindt het OM dat sprake is van een bewuste poging om angst te zaaien in de Nederlandse samenleving. Tegen twee andere leden van deze criminele organisatie is 21 jaar cel geëist. Tegen de andere vier verdachten zijn straffen geëist van 3 tot 17 jaar cel voor hun aandeel bij de moordaanslag op 6 juli.

In NRC Vandaag vertelt redacteur georganiseerde misdaad Jan Meeus deze woensdag over de rechtszaak. Lees ook wat NRC eerder schreef over de zaak.


NRC Vandaag

Vandaag komt de rechtbank met een uitspraak in de zaak over de moord op Peter R. de Vries. Drie jaar na de dood van de journalist kijkt misdaadverslaggever Jan Meeus reikhalzend uit naar het vonnis. Wat zegt deze zaak over de rol van de georganiseerde misdaad in Nederland en de opkomst van narco-terreur?

Foto Olivier Middendorp


Wie staan er terecht?

Steeds meer verdachten lijken betrokken bij de moord op Peter R. de Vries. Wie staan terecht en waarvan worden ze verdacht? Vier vragen over de rechtszaak.

Foto Killian Lindenburg / ANP


Wat wordt er geëist?

Het OM eist levenslange gevangenisstraffen tegen drie mannen voor hun betrokkenheid bij de moord op Peter R. de Vries. Dat moet volgens het OM een duidelijk signaal geven. De vraag is of die boodschap aan zal komen.

Illustratie Aloys Oosterwijk / ANP


Wie is verdachte Krystian M.?

Krystian M. wordt gezien als organisator van de moord op misdaadjournalist Peter R. de Vries. Hij wordt in verband gebracht met de groep rond Ridouan Taghi.


‘We balanceren tussen te veel en te weinig water’, zegt de dijkgraaf

Het werk van adviseur Harold van Waveren is veranderd. In zijn functie bij Rijkswaterstaat was hij ooit af en toe, een halve dag per week, voorzitter van een commissie die ’s winters de maatregelen coördineerde bij dreigende wateroverlast en overstromingen, en ’s zomers bij watertekorten en droogte. Sinds zes jaar is hij echter regelmatig vele dagen per week voor de commissie actief. En nu is zelfs aan het begin van de zomer de commissie weer bijeen, niet vanwege droogte maar overstromingsdreiging. „Bijzonder”, zegt hij. „Vroeger maakten we onderscheid tussen laagwaterseizoen en hoogwaterseizoen. Dat doen we niet meer.”

De Rijn bereikte zaterdag een piek van ruim vijfduizend kubieke meter water per seconde bij Lobith, vooral door langdurige regenval in Duitsland. Er werden campings in de uiterwaarden ontruimd, en veel boeren zien de komende maanden zorgelijk in. Dijkgraaf Jeroen Haan, bestuurslid van de Unie van Waterschappen: „Weersextremen lijken het nieuwe normaal te worden. De grond is verzadigd door het zeer natte voorjaar. Elke druppel die nu valt, kan eigenlijk niet meer de bodem in en gaat óf de rivier in, óf het land en de straat op. We voeren extra inspecties uit, niet alleen op dijken, maar overal waar overlast bestaat.”

Dat alle nattigheid van nu garandeert dat er deze zomer altijd voldoende zoet water beschikbaar zal zijn, voor allerhande toepassingen, is nog niet zeker. Van Waveren: „Het risico is aanzienlijk kleiner geworden. Voor het westen van Nederland zal het met die droogte wel goed komen. Het IJsselmeer zit tjokvol. Maar de hogere zandgronden in het zuiden en oosten zijn afhankelijk van neerslag en blijven kwetsbaar, omdat die gronden snel kunnen uitzakken bij langdurige droogte met veel zon.”

Niet alles valt weg te pompen

De watermanagers in Nederland behoren tot de wereldtop, stelde de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) al eens eerder vast. Met de nog lopende dijkversterkingen wordt Nederland straks zelfs nog veiliger, ondanks de effecten van klimaatverandering. Maar, zeggen de watermanagers zelf, het technisch vernuft is niet eindeloos en met de extreme weersomstandigheden kunnen burgers, boeren en bedrijven er niet meer voetstoots van uitgaan dat wateroverlast en droogte altijd wel bestreden kunnen worden. Van Waveren: „Het grootste risico is gebrek aan bewustzijn bij burgers en bestuurders dat het ook weleens fout kan lopen.”

Medewerkers van waterschappen, zoals onlangs personeel van waterschap Brabantse Delta, krijgen soms te maken met agressie en zelfs bedreigingen door mensen die wateroverlast hebben. Jeroen Haan: „Mensen denken al snel dat wij overal een pomp kunnen wegzetten. Maar zo eenvoudig is dat niet. Want waar laat je dat water dan vervolgens weer?”

Hij constateert dat incidentele zware buien het watersysteem kunnen ontwrichten, en maakt de vergelijking met de menselijke bloedbaan. „Als jouw aorta is verstopt, moet je gedotterd worden. Maar wat als ook jouw haarvaten niet goed functioneren? Dan red je het niet met een nieuw, sterk hart en een grotere pomp. Dan moet je ook aan die haarvaten iets doen. En dat is ingewikkeld.”

Lees ook

De grenzen van het Nederlandse watersysteem zijn bereikt

Extreem hoge waterstand in de Waal door smeltwater uit Duitsland, februari 2021.

Grenzen aan het waterbeheer

De visie van de watermanagers sluit aan bij wat de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur woensdag in een advies stelt: dat klimaatverandering het „steeds minder vanzelfsprekend” maakt dat waterbeheerders in Nederland „altijd en overal de condities scheppen” om ergens te kunnen wonen, werken en recreëren. „In sommige gebieden en voor sommige activiteiten komen de grenzen in beeld van wat nog kan.”

De Raad doet een reeks aanbevelingen, zoals „tijdig vitale keuzes” maken over een nieuwe waterhuishouding; de introductie van een „toets” op de houdbaarheid van ruimtelijke plannen; het reserveren van „tijdelijke” voorzieningen voor natuur, energie of wonen in gebieden die later misschien voor water nodig zijn; het informeren van burgers, overheden en bedrijven door een ‘waterkalender’ over de gevolgen van klimaatverandering voor veiligheid, overlast en zoetwatervoorziening.

Weersextremen lijken het nieuwe normaal te worden

Jeroen Haan
dijkgraaf

„Zo weet de samenleving op welke waterstaatkundige condities redelijkerwijs gerekend kan worden, tot wanneer dat het geval is en welke onzekerheden er daarna aan de orde zijn”, aldus de Raad. „Nu gaan partijen er te gemakkelijk vanuit dat zij zich niet hoeven aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering, ook omdat te gemakkelijk wordt verondersteld dat de overheid de portemonnee trekt bij calamiteiten of andere onvoorziene gebeurtenissen.”

Wat dit alles in de praktijk voor waterbeheerders betekent? Dijkgraaf Haan: „We balanceren tussen te veel en te weinig water.” Van Waveren: „Je kunt dat het beste in alle openheid bespreken. Zodat mensen ook zelf maatregelen kunnen nemen. In de Achterhoek werken boeren bijvoorbeeld intensief samen met het waterschap om te zorgen dat ze in droge tijden toch voldoende water hebben en een goede oogst kunnen krijgen. Of ze kunnen minder kwetsbare gewassen telen.”

Water voor fruittelers

Jeroen Haan: „Nederland zal er aan moeten wennen dat we tijdens langdurige droge periodes niet altijd overal voldoende water kunnen bieden. De vraag is dan wie dat water nog krijgt. Nederlandse fruittelers hebben heel veel water nodig om in het voorjaar hun bomen te beregenen als bescherming tegen nachtvorst. Zij denken nu na over hoe ze met minder water toch voldoende bescherming kunnen bieden. Maar als fruittelers willen uitbreiden, zullen de waterschappen duidelijk maken dat er binnen het watersysteem niet nog meer ruimte is, en dat ze het beschikbare water samen moeten verdelen.”

Zo is het, vindt ook de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur. „De overheid kan niet meer tot in lengte van jaren dezelfde zekerheden bieden aan de samenleving als voorheen. In veel gevallen waren dit overigens al geen zekerheden, maar werden ze door de samenleving wel als zodanig ervaren.”