In Gent verbreekt de rector wél de banden met Israëlische universiteiten

In de jaren negentig kreeg hij als jonge onderzoeker op de Universiteit Gent „extreem veel vrijheid”, zegt Rik Van de Walle, nu rector van die universiteit. „In het kiezen van mijn onderzoeksthema’s, in het bepalen met wie ik wilde samenwerken, ik kon veel reizen.” Dat gunt hij de nieuwe generatie onderzoekers óók, maar toch heeft hij ervoor gekozen om alle samenwerkingen tussen de UGent en Israëlische universiteiten en onderzoeksinstellingen stop te zetten. Tot nu toe is de UGent de enige Vlaamse universiteit die dat gedaan heeft. In Nederland heeft vooralsnog geen enkele universiteit dat gedaan. Van de Walle legt graag uit waarom.

Zijn ruime kantoor in het rectoraat van de universiteit kijkt uit op het grijze Universiteitsforum (Ufo). Dat is het gebouw dat vanaf 6 mei tot half juni werd bezet door pro-Palestina-demonstranten. Het protest werd georganiseerd door Gent Students4Palestine, met als eis dat de universiteit alle banden met „Israëlische instituten” zou verbreken.

6 mei was ook de dag waarop de studentenprotesten in Nederland begonnen, op de Universiteit van Amsterdam. Maar waar het tentenkamp op de Roeterseilandcampus al in de eerste nacht werd ontruimd door de politie, gedoogde de UGent de bezetting van het Ufo-gebouw. Demonstranten hadden tenten opgezet en spandoeken opgehangen. Ze scandeerden leuzen, gaven workshops en toespraken, kookten voor elkaar.

Binnengedrongen

In de eerste week schreef Van de Walle nog aan de studenten dat hij de banden met Israël niet zou verbreken. De UGent heeft sinds 2018 een mensenrechtencommissie en die had de lopende samenwerkingen met Israël al getoetst. In het geval van UGent ging dat overigens over samenwerkingen in consortia met allerlei landen, over onderzoeken naar onder andere alzheimer, obesitas en tarwe.

Eind mei besloot de rector tóch om alle samenwerkingen met Israëlische universiteiten en onderwijsinstellingen stop te zetten. Van de Walle had de mensenrechtencommissie gevraagd om zich nogmaals te buigen over die samenwerkingen – dit keer niet op projectniveau, zoals gebruikelijk, maar op instellingsniveau. Dit alles gebeurde kort nadat het protest uit de hand was gelopen. Studenten waren het rectoraat binnengedrongen, vernielden spullen, bekladden muren. Een paar beveiligers raakten gewond. Voor Van de Walle was hiermee de maat vol: de bezetting van het Ufo moest ophouden. Omdat de studenten niet wilden luisteren, stapte de universiteit naar de rechter. Die besloot (in hoger beroep) dat de betogers het gebouw niet meer mochten bezetten.

Van de Walles beslissing om de banden met Israël te verbreken, lijkt in tegenspraak met de ingelijste woorden aan een muur van zijn kantoor: „TWIJFEL”, „VERTROUWEN” en „NUANCE”. Maar de rector vindt juist dat hij die waarden heeft nageleefd. „Twijfel, nuance, vertrouwen in het denken. Je moet jezelf verplichten om vragen te blijven stellen en een bereidheid hebben om je denken bij te sturen. Dat is toch een kerntaak van een universiteit? En ja, mijn denken is de afgelopen tijd geëvolueerd.”

Lees ook

Met badkuipen vol cement blokkeren Wageningse studenten hun campus

In de middag tilden de actievoerders de badkuipen op karren en ontmantelden de barricades van de Wageningse universiteit.

Waarom besloot u uiteindelijk om toch de banden te verbreken?

„De mensenrechtenschendingen in Israël zijn toch wel bijzonder in termen van omvang, aard en duur. Het aantal ziekenhuizen dat gebombardeerd wordt, het aantal onderwijsinstellingen, het percentage vrouwen en kinderen. En er is geen enkel uitzicht op het beëindigen ervan. Geen enkel signaal vanuit de regering. Dus denken wij – de mensenrechtencommissie en ik – dat de situatie in Gaza exceptioneel erg is. En dan is er de verwevenheid tussen Israëlische universiteiten en onderzoeksinstellingen aan de ene kant en overheid, defensie en veiligheidsdiensten aan de andere kant. Daarom stapt de commissie in dit geval af van haar gebruikelijke, fijnmazige aanpak en kijkt ze op instellingsniveau in plaats van projectniveau.”

Bent u niet óók gezwicht onder de druk van de protesten?

„De studenten hebben de problematiek duidelijk op de kaart gezet en ons ertoe aangezet er meer aandacht aan te besteden. Het zou absurd zijn dat te ontkennen.

„Maar wij hebben niet alle eisen van de demonstranten ingewilligd. Zij willen een volledige boycot van Israël. Die zal ik nooit verdedigen. Nooit, never. Voor mij kan het niet dat je een samenwerking met een individu of onderzoeksinstelling stopt alleen op basis van locatie. Dat is net zo ondenkbaar als dat je mensen negatief bejegent alleen vanwege hun nationaliteit. Op een gegeven moment heeft onze mensenrechtencommissie geadviseerd in de toekomst een-op-een-samenwerkingen met Israël niet meer toe te laten, louter omdat ze Israëlisch zijn. Ik heb me daar vol tegen verzet.”

Pro-Palestina-demonstranten hebben het rectoraat van de Universiteit Gent beklad.

Anders dan in Nederland wordt een universiteitsbestuurder in Vlaanderen democratisch gekozen. U bent verkozen door de medewerkers en studenten van de universiteit. Heeft dat een rol gespeeld in uw beslissing om de demonstranten tegemoet te komen?

„Ja en nee. Ik heb me op geen enkel moment afgevraagd hoeveel mensen er volgend jaar wel of niet op mij gaan stemmen. We weten ook niet eens of alle demonstranten studenten waren. Maar ik ben wel gekozen om de visie van de universiteit uit te dragen. En het grote belang dat wij aan mensenrechten hechten is een wezenlijk element in het dna van de UGent.”

De Nederlandse rectores magnifici plaatsten twee weken geleden in Trouw een open brief waarin ze schreven dat ze niet categorisch alle banden met Israël zullen verbreken. Dat past niet bij de academische vrijheid die ze zo belangrijk vinden. Ze zullen wel de samenwerkingsverbanden „zorgvuldig wegen”.

Van de Walle vindt het onduidelijk wat ze precies bedoelen. „Als men de brief aan mij zou voorleggen en zou zeggen: deze brief impliceert dat je de samenwerkingen met Israëlische universiteiten gewoon moet voorzetten, dan zou ik die niet tekenen. Als ze bedoelen: je moet elke samenwerking afzonderlijk screenen, dan onderteken ik wel, want dat is precies wat wij gedaan hebben, op institutioneel niveau.”

„Overigens is de academische vrijheid van individuele onderzoekers niet aangetast door onze beslissing”, zegt hij. „En voor alle duidelijkheid: ik heb begrip voor het standpunt van de Nederlandse rectoren. Maar wij zijn wel een universiteit die mensenrechten bijzonder belangrijk vindt. Onder meer omdat we veel onderzoekers hebben die zich ermee bezig houden.”

Maar op institutioneel niveau beknot u de academische vrijheid nu wel als het om Israël gaat.

„Je kunt zeggen: de kerntaken van de universiteit zijn onderzoek doen en kennis verspreiden, en die taken gaan boven alles en iedereen. Als je dan doorredeneert, kom je tot de conclusie dat betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen altijd ondergeschikt is aan die kerntaken. Dat is een zeer legitiem standpunt, maar het onze is: die kerntaken blijven gebonden aan randvoorwaarden en één daarvan is dat wij niet willen bijdragen aan mensenrechtenschending.”

Lees ook

Bombardement van een prof en de bezetting van een kernreactor: studentenprotesten zijn eeuwenoud

In 1993 zijn studenten in Den Haag boos over de invoering van de Tempobeurs. Wie niet genoeg studiepunten haalt, raakt zijn studiefinanciering kwijt.

De UGent heeft alleen samenwerkingen met Israël lopen in groepsverband, gefinancierd met EU-geld. Is het juridisch wel mogelijk om die samenwerkingen op te zeggen?

„Wat juridisch mogelijk is, zijn we nu aan het bestuderen. We gaan eerst kijken of de universiteiten die als problematisch uit de screenings kwamen, uit de consortia kunnen worden verwijderd. Als dat niet lukt, stappen we er zelf uit – ook als het ons geld zal kosten.”

Nu u voor Israël van de ‘fijnmazige’ screening door de mensrechtencommissie bent afgestapt, moet u dat dan ook niet voor andere landen doen?

„Ik zie daar op dit moment geen aanleiding voor. Maar als er bewijs op tafel komt dat in een ander land sprake is van dezelfde situatie als in Gaza, dan is het evident dat wij daarvoor hetzelfde beleid zullen hanteren.”

Rik Van de Walle, rector Universiteit Gent.

De pro-Palestina-demonstranten van de UGent zijn nog steeds niet tevreden. Ze willen verder gaan met protesteren, omdat ze vinden dat u óók de banden met Israëlische bedrijven moet verbreken. Is dat niet frustrerend?

„Frustrerend is het woord niet. Het is meer een gevoel van niet begrijpen, wat iets anders is dan onbegrip. Onbegrip is veroordelend, maar ik begrijp het oprecht niet. De commissie heeft ook die bedrijven gescreend. En daaruit blijkt dat momenteel geen bewijs bestaat van betrokkenheid bij mensenrechtenschendingen.

„Twee keer ben ik in gesprek gegaan met een grote groep studenten. En we hebben een bemiddelaar ingezet – die coördinator diversiteit en inclusie was op onze universiteit –, maar het is niet gelukt om tot een oplossing te komen, omdat de actievoerders enkel en alleen een volledige boycot van Israël willen.”


Op het WK Adoptiekids draait het niet om voetbal, maar om herkenning

‘Opgepast, daar komt groen.” Jázmin (8) leunt tegen het hek en knijpt haar ogen dicht terwijl de spuitbus haar blonde haar in een Hongaarse vlag verandert. „Maar goed dat we het gisteren niet hebben gewassen hè”, zegt Anne Hendrikx (36) tegen haar dochter. „Zal ik een foto van je maken?”

Naast hen, in de dug out, tuurt Michelle Bax (37) op haar telefoon. „Even kijken… Een, twee, drie, vier, vijf… We missen er nog een aantal.” Om haar heen dartelen een heleboel kinderen. Ze probeert de namen te lezen die achterop hun rode shirtjes staan. De boel een beetje bij elkaar houden, dat is vandaag als bondscoach haar belangrijkste taak, zegt ze lachend. „Van voetbal heb ik niet echt verstand.”

Het is zaterdagochtend negen uur en op het sportcomplex van v.v. Brederodes in Vianen is bijna geen parkeerplek meer te vinden. Voor de dertiende keer wordt hier het WK Adoptiekids gehouden: een voetbaltoernooi voor kinderen die geadopteerd zijn. De deelnemers komen uit voor hun land van herkomst. Dit jaar zijn er zo’n honderd teams die zich nu allemaal op hetzelfde veld verzamelen, opgezweept door een sambaband.

Er worden sokken uitgedeeld en scheenbeschermers aangetrokken. Haren gevlochten en veters extra goed gestrikt. Vier tienermeisjes van Zuid-Afrika checken het speelschema („Moeten we tegen China? Nooo, zij zijn ziék goed”) en hun mannelijke medespelers. Thailand oefent op doeltrappen. Haïti heeft speakers meegenomen: bij de hoekvlag ontstaat een dancebattle. Een speler van het Nigeriaanse team maakt radslagen. Twee jongetjes vechten om een Amerikaanse vlag.

Tegen tien uur stellen de teams zich op voor de vlaggenparade. Op het hoofdveld kondigt Gert-Jan van Wijk, gekleed in paarse organisatiepolo, een voor een de deelnemende landen aan. „Lesoothoooo, met z’n tweeëntwintigen. Kom er maar op!” Zuid-Afrika heeft de meeste spelers: 139. Daarna volgen de VS (125) en China (121). De jongste deelnemer is vijf, de oudste drieëntwintig jaar.

Spelers van de Verenigde Staten.
Spelers van team Haïti zitten langs het veld.

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Ontmoeten en verbinden

Voetbal, zegt Van Wijk een paar dagen eerder aan de telefoon, is op dit jaarlijkse evenement niet het belangrijkste. „Het gaat om ontmoeten en verbinden, die bal rolt daar tussendoor.” Van Wijk, in het dagelijks leven partner bij een adviesbureau voor cultuurverandering, is sinds enkele jaren voorzitter van de stichting WK Adoptiekids. Het idee kwam van twee vaders, die in 2010 besloten een toernooi speciaal voor geadopteerde kinderen te organiseren in de aanloop naar het wereldkampioenschap in Zuid-Afrika. De eerste keer deden zo’n honderd kinderen mee, het tweede jaar dubbel zoveel. Inmiddels zijn er bijna duizend aanmeldingen.

Het helpt dat voetbal een echte teamsport is, denkt Van Wijk. Dat iedereen kan meedoen, ongeacht ervaring of leeftijd. Tegelijkertijd wordt er wel degelijk fanatiek gespeeld. „We zijn gestopt met elf tegen elf, bij de oudere teams werd het soms té competitief. Niveauverschil houd je altijd. De wedstrijden duren gelukkig maar een kwartier, dus het is ook zo weer voorbij.”

Na de vlaggenparade zwermen spelers en supporters uit over de velden. De ‘Hongaarse ouders’ strijken met hun picknickkleedjes en koelboxen neer in de schaduw van een eikenboom. „Het is een beetje bivakkeren”, zegt Michelle Bax. Ze klapt in haar handen en roept haar team van 8- en 9-jarigen bijeen. „Oké, we gaan straks zes tegen zes spelen. Dus er zijn vier reservespelers. En we hebben een keeper nodig. Wie wil?”

Sommige kinderen vinden het zichtbaar spannend. Brendon, het 9-jarige zoontje van Bax („waarschijnlijk is hij met voetbalschoenen aan geboren”) stond vanochtend al om zes uur met scheenbeschermers aan naast z’n bed. Deze dag, denkt ze, draait vooral om herkenning. „Ook voor ons als ouders. We lopen allemaal tegen dezelfde dingen aan. Ieder adoptiekind heeft een rugzakje, ze zijn vaak op jonge leeftijd uit huis geplaatst of afgestaan. Het vertrouwen dat hij hier mag blijven, is er bij Brendon bijvoorbeeld nog steeds niet. Even een boodschap doen en hem in de auto laten zitten? No way.”

Lees ook

Hij krijgt ‘veertig jaar te laat’ alsnog gelijk

Deze hoogleraar wees al lang geleden op problemen bij adoptie. Hij krijgt ‘veertig jaar te laat’ alsnog gelijk

Misstanden

Dat een kind uit het buitenland adopteren sinds kort niet meer mag, houdt veel ouders langs de lijn bezig. Vorige maand besloot demissionair minister Franc Weerwind (Rechtsbescherming, D66) per direct een interlandelijke adoptiestop in te voeren na een aangenomen motie van de SP. Aanleiding was het vernietigende rapport van de Commissie Joustra uit 2021, over adopties in de jaren 1967 tot 1998. Er kwamen vele misstanden aan het licht, van kinderdiefstal en corruptie tot vervalsing van documenten. Eerder pleitte de minister nog voor een nieuw, beter gereguleerd adoptiestelsel.

„Verschrikkelijk”, vindt Bax de beslissing om helemaal met buitenlandse adoptie te stoppen. „Ik kan er wel om huilen.” Waarom wordt er niet per land gekeken, vraagt ze zich af. En wat lost een Nederlandse adoptiestop eigenlijk op? Haar zoon is Roma, een etnische minderheid die gediscrimineerd wordt in Hongarije. „Die kinderen zullen altijd opgroeien in tehuizen en krijgen later geen kans in de maatschappij.”

Aan de andere kant van het complex, langs de lijn bij Haïti tegen Ethiopië onder 19, zegt coach Kasper van der Molen (54) min of meer hetzelfde. Het is goed dat er streng naar wet- en regelgeving wordt gekeken, zeker na die dramatische gebeurtenissen in het verleden. En natúúrlijk is het het allerbeste als kinderen opgroeien op de plek waar ze geboren zijn. Tegelijkertijd hebben kinderen daar soms „echt geen toekomst”.

Hij vertelt over zijn oudste zoon uit Haïti („het armste land van het westelijk halfrond”) die in 2010 na een jarenlang traject versneld overkwam omdat het kindertehuis waar hij woonde instortte na een aardbeving. Zijn jongste, uit China, heeft een kortere arm en mist een hand. „Special needs-kinderen worden in China zelf niet geadopteerd. Daar moet je wel oog voor hebben.”

Coach Kasper van der Molen en een van de spelers van team Haïti.
Foto Dieuwertje Bravenboer
Herby Mook, de zoon van Linda Mook, bestudeert het wedstrijdschema.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Linda Mook heeft er „een heel gesprek” over gehad met haar jongens – ook zij komen uit Haïti. „Ze zijn er helemaal verbolgen over.” Ze vindt dat het voelt alsof het besluit op basis van oude incidenten is genomen. „Dat kan, maar er gaat toch ook heel veel goed?” Ze gebaart om zich heen. „Kijk, je ziet het hier, vandaag. De wereld komt letterlijk bij elkaar.”

Marcos ‘Marra’ Santos Da Hora (23), oud-deelnemer van het toernooi en nu terug om als artiest op te treden, zegt dat hij wel begrijpt waarom buitenlandse adopties niet meer mogen. „Waarschijnlijk zijn er echt goede redenen.” Hij kan alleen uit eigen ervaring spreken: hij kwam op zijn zevende vanuit Brazilië naar Nederland en wéét hoe kwetsbaar het adoptieproces is, zeker in het begin. „Voor mij was het heel heftig, zo’n overgang. De organisatie die mijn adoptie regelde ondersteunde ons helemaal niet. Als je het doet, zorg dan dat het heel goed geregeld is.” Het nieuws had hij nog niet volledig meegekregen. „Is het permanent? O, dat is wel jammer voor het WK Adoptiekids.”

Lees ook

Onder schimmige omstandigheden werden hun kinderen ter adoptie aangeboden. Nu proberen de moeders ze terug te vinden via dna-tests

Raimunda Aparecida is een van de Braziliaanse vrouwen die een dna-test ondergaan. De resultaten worden gekoppeld aan Europese dna-banken.

Hetzelfde meegemaakt

„Hé, ben je je shirt verloren?”

De oudste zoon van Linda Mook komt aangerend en kijkt rond of de NRC-fotograaf toevallig nog in de buurt is. De jongste, Herby (16), zit met zijn keepershandschoenen nog aan in een campingstoel aan de rand van het veld, hij heeft net voor de tweede keer de nul gehouden. Winnen is leuk, maar hij komt toch vooral voor de sfeer. „Die is wel bijzonder omdat je weet dat iedereen geadopteerd is. Je voelt je niet echt anders daardoor.”

Teamgenoot Jonas (18) zegt dat hij sommige jongens herkent van de foto’s die hij meekreeg uit het kindertehuis. „Dan denk ik: hé we zijn allemaal hierheen gekomen, we hebben allemaal hetzelfde meegemaakt. Ik vind het gewoon wat vrijer, ik kan lekker doen wat ik wil.” Bedoelt hij dansen, en rondlopen zonder shirt? Jonas: „Ja, haha, Haïti heeft wel echt main character vibes.”


Een dreun die de vloer doet trillen en dan weten de afvalverwerkers: wéér een lachgascilinder ontploft in de verbrandingsoven

Het is een beetje als de grijpmachine op de kermis, maar dan een extreem grote variant. De 58-jarige Herman Vormer werkt vanuit een cabine op ruim dertig meter hoogte, in een Star Wars-achtige stoel die kan ronddraaien, met beide handen op een zwarte joystick. Vormer bestuurt vanachter een raam een grijphaak in een enorme loods, waarin een haast niet te bevatten hoeveelheid afval ligt, een berg van luiers, blikjes, plastic: alles wat wordt weggegooid, belandt hier.

Vormer gooit afval in een van de zes verbrandingsovens. Als grijze wolken verdwijnt het vuilnis vervolgens via een gigantische schoorsteen. De geur van verbrand afval ruik je buiten én binnen. Zo gaat het hier – vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week.

De kosten van de duizenden ontploffingen, waardoor ovens stilliggen en gerepareerd moeten worden, bedragen 150 miljoen euro per jaar

Vormer werkt voor het Afval Energie Bedrijf (AEB), dat in Amsterdam vuilnis verwerkt. Hij opereert aan het eind van de voedselketen en moet wat de maatschappij heeft verbruikt en uitgespuug, zo netjes mogelijk in de ovens deponeren. Wat Vormer wegwerkt, zegt veel over de buitenwereld. Tijdens corona verwerkte hij tonnen aan mondkapjes, daarna duizenden ongebruikte vaccins.

Sinds 1 januari 2023 hoort Vormer om de zoveel dagen een dreun. Dan weet hij: het is weer zo ver. Er is weer een lachgascilinder in de oven beland. Door de warmte neemt de druk in die stalen tanks toe, waarna ze met geweld uit elkaar klappen. Tijdens die explosies voelen de medewerkers van AEB de vloer trillen. Ze dragen extra bescherming. Na een ontploffing is een oven soms twee tot drie dagen onklaar.

Lees ook

Lachgas is gevaarlijk in het verkeer. Een nieuwe test kan aantonen of een chauffeur beneveld is

De ademhalingssimulator bij TNO in Rijswijk inhaleert lachgas.

De grijper plukt afval uit een enorme opeenhoping vuilnis en deponeert dat in de ovens.
Foto Simon Lenskens

Statiegeld

Die explosies houden volgens de medewerkers direct verband met een maatregel die landelijk op 1 januari 2023 inging. Sindsdien is het in Nederland verboden lachgas te gebruiken of te verkopen. Het gebruik ervan zou onder meer in het verkeer ongelukken veroorzaken. Met het verbod kwam het statiegeld op tanks of cilinders met lachgas te vervallen. Gevolg: ze worden gedumpt, bijvoorbeeld in ondergrondse afvalcontainers of vuilnisbakken in het park.

Via die weg belanden de cilinders in de oven. Dat leidde volgens Boris van der Ham, voorzitter van de Vereniging Afvalbedrijven, die zestig afval- en recyclingbedrijven vertegenwoordigt, in 2023 al tot tienduizend ontploffingen. In totaal werden bij de afvalverwerkers 500.000 cilinders aangetroffen. De kosten van de explosies, waardoor ovens stilliggen en gerepareerd moeten worden, worden berekend op 150 miljoen euro per jaar.

Volgens Van der Ham is het aantal explosies sinds het lachgasverbod „in een kaarsrechte lijn” opgelopen. Het stoort hem dat de gevolgen van de maatregel „volledig bij de afvalbedrijven worden neergelegd”. Hij wil dat het Rijk optreedt. „Dit is gevaarlijk voor mensen én het kost enorm veel geld. Maar tot nu toe gebeurt er nauwelijks iets. Ik noem dat een onbetrouwbare overheid.”

Lees ook

Hoe de lachgaskoning een miljoen kwijtraakte

Hoe de lachgaskoning een miljoen kwijtraakte

‘Kostbaar’

AEB heeft geconcludeerd dat het zo niet langer kan. Gemeenten en bedrijven worden daarom verzocht hun afval aan te leveren zonder cilinders.

Dat is nog niet zo makkelijk, merkte wethouder Anneke Grummel (D66) van de gemeente Heemstede. Het verwijderen van cilinders met een magneet is onvoldoende effectief, de shredder is op dit moment het enige alternatief. Die vermaalt het afval, waardoor cilinders worden opengescheurd en niet meer ontploffen in de ovens. „Maar dat is erg kostbaar. We hebben berekend dat we de afvalstoffenheffing in 2025 daardoor met 20 of 30 euro per huishouden moeten verhogen.”

Meerdere gemeenten zitten met een vergelijkbaar probleem. In Uithoorn zal het vanaf 2025 volgens wethouder Ferry Hoekstra (Gemeentebelangen) gaan om een verhoging van ongeveer 20 euro per huishouden per jaar. De wethouder baalt: inwoners van Uithoorn scheiden hun afval elk jaar een beetje meer, op initiatief van de gemeente. „We hebben altijd gecommuniceerd: de kosten zullen daardoor dalen. Maar nu stijgen ze.”

Volgens de Heemsteedse wethouder Grummel is het „oneerlijk” dat haar inwoners voor de consequenties van het verbod moeten opdraaien. Ze vindt dat het Rijk een rol moet pakken. „We moeten dit samen oplossen, zodat we de kosten gezamenlijk dragen.”

De meetkamer van de Amsterdamse afvalverwerker.
Foto Simon Lenskens

Druppel

Voor Boris van der Ham van de Vereniging Afvalbedrijven is het massaal shredderen van afval geen sluitende oplossing. Dat voorkomt niet dat cilinders bij beknelling in de vuilnisauto kunnen ontploffen of tijdens het ophalen van het afval, zegt hij. Ook een pilot van het ministerie, aangekondigd in april, waarbij het kabinet 450.000 euro beschikbaar stelde om technieken te ontwikkelingen om de cilinders in het afval op te sporen, is volgens hem een druppel op de gloeiende plaat.

AEB probeerde het vijf maanden lang met een alternatieve oplossing. Het riep een inzamelpunt in het leven, waar iedereen 5 euro kreeg voor elke cilinder. Het liep storm: tachtigduizend cilinders werden ingeleverd, mensen kwamen uit het hele land naar Amsterdam. Toch stopte dat initiatief. Het werd te kostbaar voor de afvalverwerker en het aantal explosies nam niet genoeg af. Een premie voor een ingeleverde cilinder ligt bovendien politiek gevoelig: daarmee wordt betaald voor een illegaal product.

We hebben altijd gecommuniceerd: afvalscheiding bespaart geld, maar nu stijgen de kosten juist

Ferry Hoekstra
wethouder van Uithoorn

Drie betrokken ministeries (Infrastructuur en Waterstaat, Justitie en Veiligheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport) laten in een gezamenlijke reactie weten dat de negatieve gevolgen van lachgascilinders al sinds 2022 aan de orde zijn, en dat daar ook sprake van is in landen waar geen lachgasverbod is. Volgens de ministeries speelt het Rijk een actieve rol in het terugdringen van lachgasverbruik: op het gebied van preventie, handhaving en inzameling van afval. Zo handhaven politie en douane het lachgasverbod, en zeggen de ministeries dat gemeenten inzamellocaties in woonwijken kunnen inrichten. Volgens de ministeries is er geen twijfel over nut en noodzaak van het lachgasverbod.

Van der Ham denkt dat een inleverpremie, betaald door de landelijke overheid, een van de weinige maatregelen is die echt zouden kunnen helpen. „Het is een politieke beslissing geweest om een lachgasverbod in te voeren. Laat de politiek dan ook niet weglopen van de enorme neveneffecten daarvan.”


Waarom de gemeente West Maas en Waal maandelijks bijna anderhalve ton betaalt voor de opvang van Oekraïners – die er niet zijn

Levent Karahan is een ondernemer die, als hij kansen ruikt, ze ook meteen grijpt. Hij straalt uit dat het hem goed gaat. Je ziet het als hij door de eetzaal loopt van zijn goedlopende opvang voor 75 Oekraïners in het Gelderse Altforst, en links en rechts zijn hand opsteekt voor een groet. Je ziet het als hij grapjes maakt met zijn moeder en zus, met wie hij de opvang bestiert. Je ziet het ook aan zijn kantoor, op de eerste verdieping van het pand. Op de vloer liggen nepmarmeren tegels uit Turkije, achterin staat een groot wit bureau, voorin een grote vergadertafel, er hangen twee televisies en in het midden staat een zachte fluwelen bank.

Maar het gáát hem niet goed, zegt Karahan (42). Zijn conflict met de gemeente West Maas en Waal vreet aan hem.

In 2020 is Karahans opvang in het dorpje Altforst nog helemaal geen opvang. Het dorpje telt zo’n 600 inwoners en ligt in de gemeente West Maas en Waal, Gelderland. De ondernemer heeft er een succesvolle feestlocatie. Vooral de Turkse bruiloften doen het goed. Op zo’n bruiloft zijn er meer gasten aan het dansen dan er mensen in Altforst wonen, grapt Karahan weleens.

Tijdens de coronapandemie moet Karahan zijn evenementenlocatie sluiten. Als in 2022 de oorlog in Oekraïne uitbreekt, leest de ondernemer in de krant dat gemeentes de taak krijgen om gevluchte Oekraïners op te vangen. Hij belt meteen de burgemeester, en biedt zijn pand in Altforst aan. „Een week later was het contract getekend”, zegt Karahan. De gemeente huurt het pand van Karahan, hij regelt verder alles wat de Oekraïners nodig hebben.

De feestzaal is nu een eet- en recreatieruimte met tafels en stoelen, een pooltafel, een keuken met koelkasten. Er is een ontbijthoek waar ’s ochtends om zeven uur brood, beleg, yoghurt en eieren worden uitgestald. Daarna gaan de meeste bewoners naar hun werk. Een paar oudere vrouwen, de baboesjka’s, schuifelen rond elf uur uit hun kamers naar een van de tafeltjes met een vaasje met plastic bloemen. Eén vrouw speelt muziek af op haar telefoon en zingt zacht mee. Als de kinderen uit school komen, houden ze een oogje in het zeil.

Honderdduizend regeltjes

Dat hij het zó leuk zou vinden, had Karahan niet verwacht. Hij runt zijn opvang met de verhalen van zijn Turkse opa in zijn achterhoofd, die vertelde hoe moeilijk het is om in een land als Nederland terecht te komen, met honderdduizend regeltjes. De ondernemer kent de bewoners allemaal bij naam, weet hun verhaal.

Vanaf 2022 helpt Karahans bedrijf, Jasmin Group, ook bij de opvang van Oekraïners in Wamel, tien kilometer verderop. In ’t Veerhuis, een voormalig hotel, worden 55 Oekraïners opgevangen en Karahan verzorgt vanaf dat moment de catering, de schoonmaak en andere diensten. Maar ’t Veerhuis is verouderd, de Oekraïners moeten uiteindelijk weg. Voor hen moet binnen de gemeente een andere plek worden gezocht. Bovendien wil de gemeente – met de spreidingswet in het vooruitzicht – nog eens extra dertig Oekraïners opvangen.

De gemeente had geen vooronderzoek gedaan naar de geschiktheid van het pand

West Maas en Waal benadert Karahan: of hij een plan wil maken. Hij gaat op zoek naar nieuwe locaties en vindt twee villa’s. Eén aan de dijk in het dorpje Maasbommel, één midden in Wamel. In augustus 2023 tekent hij een contract met de gemeente waarin staat dat hij de opvang, de catering, facilitaire diensten, beveiliging en vervoer regelt voor de opvang van 160 Oekraïners in de twee villa’s én het pand in Altforst. De gemeente betaalt hem hiervoor een vergoeding. In september leent de gemeente hem 500.000 euro voor de verbouwingen. Karahan begint met het strippen van de panden.

Maar nu, in juni 2024, staan de panden in Wamel en in Maasbommel nog steeds leeg. Wel moet de gemeente aan Levent Karahan maandelijks zo’n 144.000 euro betalen voor de huur en geleverde diensten aan Oekraïners die in panden zouden worden opgevangen. Oekraïners die er helemaal niet zijn. En inmiddels is de gemeente van plan de panden van Karahan te kopen. Wat is hier gebeurd?

Lees ook

De spreidingswet is aangenomen, kan een volgend kabinet er nog omheen?

Eric van der Burg, demissionair staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, schudt fractievoorzitter Edith Schippers (VVD) de hand na afloop van de stemming in de Eerste Kamer over de spreidingswet. Foto Sem van der Wal/ANP

Op de dijk

IJsbrand en Vivien Visser (beiden 36) wonen zo’n acht jaar in een oude boerderij, direct achter de dijk in Maasbommel. Aan de andere kant van de dijk stroomt de Maas. Op sommige houten balken in het verder moderne huis zie je schuurplekken, van koeien die er ooit met hun ruggen tegenaan wreven. De Vissers zijn de directe buren van de villa in Maasbommel die verbouwd zou worden tot Oekraïner-opvang. Door het keukenraam kijkt het stel uit op het pand. Op het grind van de oprit liggen ijzeren balken. Van binnen is het huis kaal gestript.

Het gezin dat in de zomer van 2023 de villa bewoont, wil verhuizen en zet het voor 1,1 miljoen euro te koop. Levent Karahan meldt zich snel. Vivien Visser krijgt een appje dat het huis verkocht is: „Jullie nieuwe buurman komt uit Nijmegen. Hij komt hier met zijn gezin en ouders wonen.” Maar een maand later krijgen de direct omwonenden een brief van de gemeente. Vanaf december 2023 krijgen zij dertig nieuwe buren, staat er: gevluchte Oekraïners. De gemeente nodigt de Maasbommelaars uit voor een informatieavond, omdat ze zich kan „voorstellen dat u vragen heeft”.

De buren zijn verrast en ontstemd. Niet omdat er Oekraïners komen, zeggen ze, maar vanwege de locatie. De weg boven op de dijk is smal, en vooral in de zomer raast er heel wat verkeer overheen. „We vragen al een paar jaar aandacht voor de verkeersveiligheid op de dijk bij de gemeente”, zegt IJsbrand Visser. Enkele kilometers verderop zit recreatiegebied de Gouden Ham. Wie op de dijk rijdt ziet glooiende weilanden en het blauw van het water, maar ook havens vol bootjes, vakantiehuizen en grote campings. „Ik noem het in de zomer altijd Klein Alanya”, zegt Levent Karahan.

De maandag erop zit wethouder Marieke van den Boom – op verzoek van de omwonenden – bij de Vissers aan tafel. Ook buurman Luuk Vogels en zijn vrouw zijn aanwezig. Zij stellen vooral vragen. In het pand woonde één gezin, is het wel geschikt als opvang? Waar gaan de dertig nieuwe bewoners parkeren en hoe zit het met de verkeersbewegingen? Dan blijkt dat de gemeente geen antwoorden heeft. Ze heeft het pand namelijk nooit bezocht. „Het was duidelijk dat ze op geen enkele manier vooronderzoek hadden gedaan naar de geschiktheid van het pand”, zegt Vivien Visser. Via Google Streetview heeft Karahan met ambtenaren van de gemeente het pand bekeken. En via het kadaster vroeg hij de perceelgegevens op Karahan vindt de panden in Maasbommel en Wamel júist geschikt voor opvang: „Het zijn grote panden, want je hebt vierkante meters nodig om mensen op te kunnen vangen.”

Levent Karahan.
Foto John van Hamond

Nooit iets gevraagd

Een informatieavond voor het hele dorp volgt op 11 oktober. Vivien Visser zit vol spanning voor in het dorpszaaltje. Ze hoopt dat er geen discriminerende of xenofobe uitspraken worden gedaan. „Dat gebeurde ook niet”, zegt ze. Burgemeester Vincent van Neerbos, wethouder Van den Boom en gemeentesecretaris Perry Arissen krijgen opnieuw veel vragen over de geschiktheid van het pand en de verkeersveiligheid. In het dorp staat al een paar jaar een grote groepsaccommodatie leeg, de Dijkgraaf. Waarom is daar niet aan gedacht voor een opvang? Daar stond de eigenaar van die accommodatie niet voor open, zegt de gemeente. „Toen werd het stil”, zegt Vivien. Want de eigenaar van De Dijkgraaf staat achter in de zaal. Hij zegt dat hem nooit wat is gevraagd.

Wanneer de eigenaar van De Dijkgraaf aan het woord komt, voelt Marieke van den Boom, wethouder van West Maas en Waal sinds augustus 2023, zichzelf kleiner worden. Van den Boom heeft in augustus 2023 Ans Mol als wethouder vervangen, en kreeg het onderwerp vluchtelingen in haar portefeuille. Mol is in juni gestopt. Precies in die tussenperiode is – door de gemeentesecretaris – de overeenkomst met Karahan gesloten.

Van den Boom hoort op de bewonersbijeenkomst dingen die ook voor haar nieuw zijn. Ze denkt dat het contract met Karahan een ontbindende clausule bevat: de raad moet instemmen met de opvang. De wethouder besluit in overleg met de burgermeester de vergadering te pauzeren. Ze gaan apart zitten en nemen een rigoureus besluit: de opvang in Maasbommel gaat niet door. De zaal barst uit in applaus.

Vivien en IJsbrand Visser staan van de beslissing te kijken. Ook Piet Donkers, raadslid voor Sociaal Maas en Waal, vindt het vreemd. „Ik heb niet het idee dat de inwoners per se tegen de opvang zijn. Het had bijvoorbeeld ook met kleinere aantallen gekund.” Voor Levent Karahan, die er die avond niet bij is, is het helemaal verrassend. Hij krijgt een dag later een brief van de gemeente met het nieuws. Dan pas ziet hij ook dat de gemeente op het laatste moment voor de ondertekening en zonder dat hij het weet, de ontbindende clausule toevoegde. Voor Karahan en zijn advocaat is dat genoeg om aangifte te doen van valsheid in geschrifte én een kort geding aan te spannen, om de gemeente te dwingen het contract na te leven.

Een week voor het kort geding, op 4 december, ontdekt ook de wethouder dat de ontbindende zin heimelijk is toegevoegd. „Dat vonden we in mailcorrespondentie”, zegt Van den Boom. „Ik weet niet wie daar verantwoordelijk voor was.” Het dorpje Wamel, waar Karahan een tweede pand kocht, wordt in het kort geding genoemd en om onrust onder inwoners te voorkomen, besluit de gemeente hen op de hoogte te stellen van de plannen én de voorlopige opvang op te schorten.

Een ander pand dat Levent Karahan aankocht.
Foto John van Hamond

270.000 euro per maand

Karahan wint zijn kort geding in december waarna de gemeente begint met het betalen van de huur. Maar Karahan wil óók gecompenseerd worden voor de catering, de schoonmaak en alle zaken die in het contract stonden. In maart dit jaar geeft de rechter hem gelijk. De gemeente moet hem voor de twee leegstaande panden zo’n 144.000 euro per maand betalen, met de opvang in Altforst erbij is dat 270.000 euro. Dat bedrag krijgt de Jasmin Group nog steeds overgemaakt. Voor onbepaalde tijd. Het contract is namelijk geldig zolang de landelijke noodwet voor Oekraïners van kracht is.

Maar gelukkig? Dat is Karahan niet. Hij heeft lang moeten wachten voordat hij alles kreeg waar hij recht op had, zegt hij. Karahan zegt dat hij de mensen die nodig waren voor de schoonmaak en catering al heeft aangenomen. Zij werken nu op de locatie in Altforst en hen ontslaan wil hij niet. Ook is hij geld kwijt aan de juridische procedures, de inkoop van materialen en de (gestopte) verbouwingen. Hoeveel winst hij maakt, nu hij zijn geld wel krijgt, wil de ondernemer niet zeggen. „Maar natuurlijk verdien ik eraan, anders koop ik geen twee panden van 2,5 miljoen euro. Als je een geschil hebt met een andere ondernemer, ga je samen kijken hoe je eruit komt, dat gevoel krijg ik hier helemaal niet. Diep in mijn hart wil ik nu gewoon weg uit deze gemeente.”

De gemeente gaat in hoger beroep, omdat ze het onterecht vindt dat ze ook diensten die niet worden geleverd, moet vergoeden. „Niet logisch. Geen rechter gaat zeggen dat we hier onderuit kunnen”, zegt Piet Donkers van Sociaal Maas en Waal. Van den Boom ziet dat anders. „Wij hebben meerdere keren aan Karahan gevraagd welke kosten hij nu maakt. Maar dat vertelt hij niet.”

Ondertussen is de gemeente een half jaar verder, en tijd kost geld. Elke euro die naar Karahan wordt overgemaakt, komt uit de algemene reserves. „Dat gaat ten koste van andere zaken”, zegt raadslid Donkers. „Het plan om in drie dorpen een aantal straten op te knappen moet misschien in de ijskast.” De wethouder zegt stellig dat de extra kosten daar geen invloed op hebben. De gemeenteraad diende begin dit jaar een motie van treurnis in tegen het college. Gemeentesecretaris Perry Arissen, die nauw betrokken was bij de deal met Karahan, vertrok even daarvoor per direct – en zonder uitleg. Wethouder Van den Boom wil over hem niks kwijt.

Al zeggen inwoners dat het hen daar niet om gaat, toch denkt de wethouder dat ze „heeft onderschat hoe zeer het sentiment over Oekraïners is veranderd. Toen we in Altforst begonnen met de opvang, werd dat zonder veel weerstand geregeld. Daarom dacht ik dat een informatiebrief naar de inwoners van Maasbommel wel voldoende zou zijn. Inmiddels maken mensen zich zorgen wanneer opvang te dicht in hun persoonlijke ruimte komt. Zo krijgen we geen nieuwe aanmeldingen van inwoners die Oekraïners bij zich thuis willen opvangen.”

Volgens Karahan voelt de gemeente niet genoeg druk. „Het college ziet niet in dat er nog steeds een opvangcrisis ís. Ik heb twee panden leegstaan waar ook starters of ouderen zouden kunnen wonen, en wij zitten in een geschil.”

„We zijn een kleine gemeente en de opvang kost ons mankracht, ik denk dat we daarom misschien te sterk geleund hebben op Karahan, juist vanwege onze goede ervaring met hem”, zegt de wethouder. „Hij nam ons veel uit handen.”

West Maas en Waal doet er intussen alles aan om het vertrouwen van de inwoners terug te winnen Inwoners mochten meedenken over de nieuwe invulling van het pand in Maasbommel in een ‘klankbordgroep’. Daaruit kwam een aantal ‘scenario’s’ naar voren.

De Vissers zien het liefst dat de gemeente de panden gewoon koopt, zeggen ze. Op 14 juni komt er voor hen goed nieuws. De gemeente West Maas en Waal wil de panden in Maasbommel én in Wamel inderdaad gaan kopen. Het gesprek met Karahan daarover loopt nog én de raad moet het nog goedkeuren. Over eventuele aankoopbedragen wil de gemeente niks kwijt.

De vraag is nu welke bestemming de panden krijgen, als de aankoop lukt. De gemeente wil putten uit eerdere ideeën van de klankbordgroep. Zo kan het pand in Maasbommel worden omgevormd tot appartementen of een hospice. Vivien: „Er zijn genoeg scenario’s. We zijn blij dat de gemeente de panden wil kopen, het geeft rust voor nu.”

Wethouder Van den Boom hoopt dat gemeente van het debacle heeft geleerd. „De overheid staat er niet altijd even goed op, dat vind ik erg genoeg. En dit draagt daar niet aan bij.”


OM-baas Rinus Otte: ‘Als het recht steeds minder het cement vormt in de samenleving, wat moeten we dan?’

Een jaar is Rinus Otte (63) inmiddels de hoogste baas van het Openbaar Ministerie. In die twaalf maanden heeft de buitenwereld nog niet bijzonder veel mogen vernemen van de voorzitter van het College van procureurs-generaal. Dat gaat weldra veranderen, want het OM staat voor een koerswijziging: vanwege capaciteitsproblemen gaat justitie scherper kiezen welke strafzaken wel en niet opgepakt worden en waarvoor verdachten vervolgd worden.

Otte vindt dat er dringend wat moet veranderen, vertelt hij in zijn Haagse werkkamer met zicht op de ‘apenrots’, het tijdelijke onderkomen van de Tweede Kamer. Strafzaken duren nu veel te lang en een te klein deel van de aangiftes wordt onderzocht. De OM-topman schetst dat er in Nederland ruwweg jaarlijks ongeveer 2 miljoen slachtoffers van criminaliteit zijn en 1 miljoen aangiftes, waarvan er slechts 250.000 door het OM opgepakt worden. En de afhandeling en berechting van die zaken gaat vervolgens veel te langzaam, vindt Otte. „Slachtoffer en dader krijgen nu pas na lange tijd duidelijkheid.”

Een van de oorzaken is dat de strafrecht-keten – politie, justitie, rechtspraak – zaken „steeds complexer” is gaan maken en daarmee is afgedreven van zijn kerntaak: strafzaken zo snel mogelijk afdoen. Iemand die een bushokje vernielt, krijgt dan bijvoorbeeld geen boete van een paar honderd euro, maar moet naar een cursus om te leren omgaan met zijn boosheid.

„Het is een te hoogstaande ambitie om te denken dat met straf iemand kan worden opgevoed”, meent Otte – geen groot gelover in de maakbaarheid van de samenleving. „Maar wij moeten oppassen dat wij vanwege goede bedoelingen niet werken op een vlak dat primair toebehoort aan bijvoorbeeld de gemeente of Raad voor de Kinderbescherming.”

Hij wijst op recent wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat de kostbare, met preventiemaatregelen doorspekte en persoonsgerichte ‘Top600-aanpak’ van Amsterdamse veelplegers van high impact crimes niet tot minder misdaad onder de criminelen leidde.

Onder de vleugels van Otte, tevens hoogleraar organisatie van de rechtspleging aan de Rijksuniversiteit Groningen en voormalig rechter, keert het OM terug naar de basis: aan dader en samenleving met behulp van het strafrecht tonen dat een norm is overtreden. Of, in de woorden van Otte: „Een terughoudende strafrechtelijke inzet met een kalere, gelijkere en snellere afhandeling van misdrijven”.

Het is een te hoogstaande ambitie om te denken dat met straf iemand kan worden opgevoed

Hoe ziet een kalere afhandeling van een misdrijf er concreet uit?

„Neem een mensenhandelaar die je twintig strafbare feiten tegen twintig slachtoffers ten laste kan leggen. Het liefst willen die meisjes dat ook, want dan hebben ze recht op schadevergoeding. In mijn beleving kun je echter veel beter voor vijf strafbare feiten kiezen en die goed uitrechercheren, zodat het bewijstechnisch aan de maat is. Dat kost minder onderzoekstijd en biedt de kans een verdachte sneller uit de samenleving te trekken. De focus kun je dan weer op een andere zaak met andere slachtoffers leggen.”

Die mensenhandelaar gaat dan wel korter de cel in.

„Dat klopt. Maar je kunt die zaken van de andere geronselde meisjes wel als extra context in het strafdossier meenemen zodat ze een strafverhogend effect hebben. Stel dat je in die ene zaak voor die twintig strafbare feiten tien jaar celstraf kon vorderen, dan is dat met vijf strafbare feiten straks acht jaar.”

Onder het scherper kiezen dat u voorstaat, worden bepaalde zaken niet meer afgehandeld. Is winkeldiefstal een goed voorbeeld?

„Je kunt nooit in zijn algemeenheid zeggen dat de politie niet meer voor winkeldiefstal uitrukt. Maar je moet goed kijken of slachtoffers zich bewust kwetsbaar hebben gemaakt. Want moet je dan wel het dure strafrecht inzetten? Bij een grootgrutter die om allerlei economische redenen kiest voor zelfbedieningskassa’s en minder personeel, ligt dat anders dan bij een kleine winkelier.

„Maar dit raakt ook andere feiten. Bij zedendelicten is er meestal maar één getuige: de aangever. Dan moet je het hebben van steunbewijs zoals blauwe plekken, dna-restanten of dat iemand heel snel naar de buren is gerend om te vertellen wat er is gebeurd. Er is veel begrijpelijke druk vanuit de samenleving om op zedenmisdrijven strafrecht in te zetten, maar een zaak moet in beginsel volledig bewijsbaar zijn. Op het moment dat onze eerste indruk van het dossier is dat het bewijs heel moeilijk te verkrijgen is, dan moeten we voortaan eerder zeggen dat we die zaak dan niet verder kunnen oppakken.”

De nieuwe korpschef van de politie, Janny Knol, maakte in Oost-Nederland met het OM gedetailleerde afspraken over wat niet langer vervolgd wordt: hennepteelt tot 200 planten, dierenmishandeling en oplichting tot 2.000 euro. Zou dit landelijk moeten gebeuren?

„Dat vind ik een heel aansprekende richting. Met de politie ontwerpen wij momenteel een nieuwe richting voor ons vervolgingsbeleid. We moeten vaker kiezen. Juist ook bij veelvoorkomende delicten waar we nu al vaak minder mee doen, maar dat dan niet consistent door heel Nederland. Terwijl het vervolgingsbeleid dat juist wel zoveel mogelijk moet zijn.”

Dit voorjaar publiceerde Rinus Otte De Troost van gebrekkig strafrecht. In dit boek geeft de aanklager en hoogleraar, die na ruim twintig jaar als rechter in 2015 de overstap naar het OM maakte, „een wetenschappelijke terugblik” en „reflectie op de strafrechtspleging” waarin hij 35 jaar werkt. Otte omschrijft zich in het boek als geen geweldige wetenschapper. „Ik schreef te slordig, dacht niet altijd strak en mijn bijdragen hebben niet veel invloed gehad.”

Bent u wel een geweldige magistraat?

„Advocaten vonden mij een heel goede rechter. Ik heb me ook altijd als een vis in het water gevoeld in de zittingszaal tussen al die procespartijen en ik kon goed vonnissen schrijven. Ik heb altijd geprobeerd om in de zittingszaal alle betrokkenen zo goed mogelijk hun verhaal te laten doen en het gesprek met ze aan te gaan.”

Hoe typeert u zichzelf als OM-baas?

„Ik vind eigenlijk maar twee dingen heel goed van mezelf, de rest is matig. Ik ben juridisch en organisatorisch heel creatief en ik ben niet benauwd uitgevallen. Dat laatste was op de kleuterschool al zo. Dat helpt wel, want de hectiek bij het OM is altijd groot. Er is altijd shit. Er is altijd een vuurlinie. Maar je moet als organisatie vuurbestendig zijn. Soms is kritiek terecht en dan moet je ook voor je troepen staan en tegenover de buitenwereld zeggen: ‘Er is iets ergs gebeurd en we gaan het beter doen’.”

Maakt het uit wie de voorzitter is van het college bij het OM?

„Ik denk het wel. Acht jaar geleden zou ik het niet goed hebben gekund terwijl ik hetzelfde karakter had. Het heeft ermee te maken dat je de organisatie door en door moet kennen.”

Foto Merlijn Doomernik

In zijn boek ruimt Otte een apart hoofdstuk in voor euthanasie en levensbeëindiging. Nadat Otte in 2016 toetrad tot het College, besloot het OM voor het eerst een arts die euthanasie verleende strafrechtelijk te vervolgen en werden ook handelaren in middel X, een zelfdodingspoeder, vervolgd.

Wat maakt dat u zo door kwesties rond levensbeëindiging gegrepen bent?

„Het intrigeert mij dat beroepsgroepen die een vorm van eigen tuchtrecht hebben, zoals artsen, notarissen of piloten, de wet bijna als een bedreiging zien. Zij hebben eigen beroepsnormen, maar die beroepsnormen moeten wel getoetst worden aan het recht. Want het recht is hoger dan wat dan ook.

„Rond voltooid leven houdt mij bezig dat men niet goed overweg kan met zijn lijden en de oplossing buiten zichzelf zoekt. Bij levensbeëindiging is dat de overheid en een arts. Maar het speelt bij tal van onderwerpen.”

Waarom mag een mens niet voor de dood kiezen?

„Natuurlijk mag iemand voor de dood kiezen, maar als je wilt dat een ander het voor jou doet omdat je je leven voltooid acht, dan moet het wel binnen de grenzen van de wet. Wij hebben een hoogstaande euthanasiepraktijk, maar als je daarin een grens verlegt – wat aan de orde was in de zaak rond geriatrisch lijden die wij vervolgden en in het debat over voltooid leven – dan moet dat door de rechter, of nog beter de wetgever, geaccepteerd worden.”

Hangt uw fascinatie voor dit onderwerp samen met uw streng gereformeerde opvoeding?

„Eigenlijk niet. Wat mij triggert is de uitdrukking van Kennedy die ik als kind meekreeg: ‘vraag niet wat uw land voor u kan doen, maar wat u voor uw land kunt doen’. Men moet van de overheid niet al te veel verwachten. Dat zie je in extenso bij dit onderwerp, want als jij het leven voltooid acht omdat je lijdt aan het leven zelf, gaat het wel ver als je de overheid vraagt om je een arts ter beschikking te stellen die je doodt.

„Dit valt onder het maakbaarheidsdenken waar ik kritisch over ben. De individuele mens zoekt naar een optimum, dat het liefst ook nog door een ander voor hem georganiseerd wordt. Daarom verwacht hij zo veel van een regering, al komt dat ook doordat politici bepaalde verwachtingen wekken. Ik zal voor het OM spreken: wij kunnen niet een optimaal leven voor iemand genereren, daar is het OM niet voor en ook het recht niet.”

Tegelijk met uw publicatie verscheen nog een boek over het Nederlandse rechtsbedrijf: Het geluid van de stilte van strafadvocate Inez Weski. Hebt u dat inmiddels gelezen?

„Nee, daar heb ik geen zin in. Ik lees zelden iets over strafrecht. Alleen jurisprudentie. Er zijn allemaal knappe mensen die boeken schrijven over het strafrecht, maar die lees ik meestal niet.”

Weski schrijft dat ze vorig jaar na haar arrestatie, op verdenking van lidmaatschap van een criminele organisatie en schending van haar ambtsgeheim, in detentie dagenlang zo schofterig is behandeld door justitie dat ze in de cel vreesde te sterven…

Otte begint nu driftig te gebaren en met stemverheffing te interrumperen.

„Maar ze is een verdachte en die kan zo veel zeggen.”

Had uw reactie als OM-baas niet moeten zijn: ‘dit zijn zulke ernstige aantijgingen, ik zoek het tot de bodem uit’?

„Ach joh, we worden toch iedere dag beschuldigd. Als ik voor elke beschuldiging tien euro krijg, zou ik rijk worden.”

Het gaat om beschuldigingen van een ervaren, vooraanstaande strafrechtadvocate…

„Die van zeer ernstige feiten wordt verdacht. De strafzaak loopt nog, dus die beschuldigingen komen nog wel aan de orde.”

Toch zei u op televisie bij WNL op Zondag dat de beweringen van Weski u „totale onzin” en „quatsch” lijken.

„Dat zei ik omdat ik denk dat we een uitermate hoge kwaliteit in het detentiewezen kennen. De rechter toetst alles. Denkt u dat een rechter bij een voorgeleiding zo’n illegale, martelsituatie zou hebben gelegitimeerd? Dan zouden we wel een hele corrupte rechtsstaat zijn, denkt u niet? Ik weet inmiddels al iets meer van die zaak van Weski, maar daar kan ik niks over zeggen omdat het een lopende strafzaak is..”

In de samenleving wordt daar anders over gedacht. Het boek van Weski staat al negen weken hoog in de boeken top-60. Uw boek kwam binnen op 44 en verdween na één week uit die lijst.

„Ach, er staan ook kinderboeken hoog in de top. Prentenboeken. Reisboeken. En kookboeken, heb ik me laten vertellen. Dat boek van haar is natuurlijk een egodocument en dat vind ik geweldig voor haar. Ik hoop dat ze er goed aan verdient. Kan ze leuk op vakantie als die strafzaak achter de rug is. Ik heb geen royalty’s gevraagd. Krijg er helemaal niks voor. Ik wil er geen cent aan verdienen. Mijn boek is serieus, gebaseerd op bronnen.

„Als het recht steeds minder het cement vormt in de samenleving, wat moeten we dan? Dat is de zorg die alles overkoepelt. Als we niet genoeg capaciteit hebben als OM om te handelen en als de maatschappij tegelijkertijd steeds meer verwacht van straffen, wat kun je dan doen om het recht weer meer tot bloei te laten komen? Hoe zorgen we dat de burger het recht weer gaat zien als een houvast en niet alleen maar als een handvat om mensen steeds harder te corrigeren? Dit debat over hoe we ervoor staan als rechtsgemeenschap vind ik onvoorstelbaar ingewikkeld. Zo’n discussie wordt nu helaas vaak alleen maar gevoerd vanuit opportunistische, goedkope en lege taal.’’

Heeft u serieuze reacties ontvangen op uw boek en analyse? Bijvoorbeeld van politici?

„Ik hoop nog steeds dat dit gebeurt. Het boek is pas verschenen. Er is veel debat over de vraag of actuele politieke voornemens een gevaar zijn voor de rechtsstaat. Dan kan een boek dat vanuit rechtssociologische en rechtsfilosofische hoek ingaat op vijftig jaar strafrechtelijk beleid wel een bijdrage leveren aan die discussie.”

Bent u anno 2024 eigenlijk nog steeds lid van de VVD?

„Dat zijn privévragen waar ik nooit antwoord op geef.’’ Gewezen op een oud Volkskrant-interview waarin hij het lidmaatschap niet weersprak, beaamt Otte nog steeds VVD-lid te zijn.

Verheugt u zich op de samenwerking met de nieuwe rechtse regering?

„Ik heb weinig met zo’n formulering: ‘rechtse regering’. En verheugen is ook geen goed woord. Soms zie je rechtse regeringen linkse dingen doen, en omgekeerd. Het gaat om het beleid. Elke regering die er na democratische verkiezingen komt, begroet ik. Het volk heeft gesproken en ik wacht met bovengemiddelde belangstelling af of de plannen haalbaar blijken.”

Kent u Geert Wilders goed?

„‘Goed’, dat weet ik niet, maar ik ken hem wel.”

En?

„Sympathieke man. Als mens hè, als je hem zo spreekt. Over de politicus ga ik me als magistraat niet uitlaten.”

Politicus Wilders is na een jarenlange vervolging veroordeeld voor groepsbelediging. Kun je zo iemand als de hoogste aanklager van het land toch sympathiek vinden?

„Er is een groot verschil tussen een juridische opstelling in een rechtszaak en het hebben van een persoonlijke impressie van een mens. Uw vraag indiceert dat een justitievertegenwoordiger een huidige of vroegere justitiabele niet aardig kan vinden. Dat zou onjuist zijn en past niet in een rechtsstaat.”


Cathelijne Verboeket-Crul wil dat het levenseinde draaglijker wordt. ‘Je zou alle mensen hospicezorg gunnen’

Cathelijne Verboeket-Crul (54), die bijna vijftien jaar in de stervenszorg werkt, ziet dat patiënten en hun naasten steeds vaker binnenkomen met een wensenlijstje. Mensen die weten dat ze binnenkort dood zullen gaan, vragen waarom ze niet ‘gewoon’ euthanasie kunnen krijgen. Ze willen weten waarom ze het lijden eigenlijk moeten uitzitten, en willen het sterven steeds minder vaak bewust meemaken, ziet Verboeket-Crul. Mensen vragen haar om continue palliatieve sedatie, waarbij het bewustzijn opzettelijk verlaagd wordt. „Maar het is niet ‘u vraagt wij draaien’. Zo werkt het niet. Wij hebben juridische kaders en richtlijnen waar we ons aan moeten houden.” De zorg rondom het levenseinde wordt in die zin „uitdagender”, vindt Verboeket-Crul. „We voeren veel interessante gesprekken.”

In Het leven loslaten, dat vorige maand bij De Arbeiderspers verscheen, beschrijft verpleegkundig specialist palliatieve zorg Cathelijne Verboeket-Crul situaties die ze meemaakte bij haar stervende patiënten. Ze staat mensen bij in de laatste levensfase, thuis of in een hospice, en combineert dat met wetenschappelijk onderzoek naar het levenseinde in Academisch Hospice Demeter in De Bilt.

In tien compacte hoofdstukken zoomt ze in op verschillende overlijdens die zij meemaakte, en die vraagstukken aankaarten die het sterven met zich meebrengt. Ze beschrijft in haar boek heel praktisch en gedetailleerd hoe een euthanasietraject kan verlopen, maar ook over de angsten die stervenden hebben, vooral voor pijn, en ze behandelt hoe spirituele levenseinde-ervaringen door zorgverleners soms ongemakkelijk worden weggewuifd. Het boek is kort gezegd een tijdsbeeld van hoe sterven nu in Nederland gaat.

Waarom zou je het lijden eigenlijk uit moeten zitten?

„Ik vind het een moeilijke vraag. Als ik zelf heel ziek zou zijn en zou lijden, dan weet ik niet hoe ik daar in zou staan. Maar wat ik in de praktijk zie is dat de klachten van mensen soms nog heel goed behandeld kunnen worden, waardoor het levenseinde draaglijker wordt. Ik zie dat patiënten soms echt uitgeput of met slecht behandelde klachten in ons hospice komen. En dat als je dat wat meer in balans brengt, bijvoorbeeld met medicatie, of gesprekken over doodsangst, de levenslust weer terugkomt. De pijn wordt minder. Er is weer ruimte om met andere dingen bezig te zijn, en dat kan verdieping geven waardoor ze het leven beter afsluiten. Maar dat lukt lang niet bij iedereen, ik wil het stervensproces ook helemaal niet romantiseren, want er zijn ook sterfbedden die heel zwaar zijn.”

In Het leven loslaten beschrijft Verboeket-Crul ook de praktijk van patiënten die bewust stoppen met eten en drinken (BSTED) omdat ze willen sterven, maar bijvoorbeeld geen euthanasie krijgen omdat ze niet aan de voorwaarden van ondraaglijk en uitzichtloos lijden voldoen. Soms komen deze mensen wel in aanmerking voor euthanasie, maar willen ze het niet omdat ze gewetensbezwaren hebben. Patiënten kunnen door hun huisarts of in steeds meer hospices begeleid worden bij het bewust stoppen met eten en drinken. Verpleegkundigen spelen in dit proces een grote rol. Ze verlenen bijvoorbeeld mondzorg om de dorstklachten zo veel mogelijk te voorkomen.

Het merendeel van de mensen die stopt met eten en drinken overlijdt binnen twee weken. Als patiënten jong zijn of slokjes water blijven drinken, duurt het enkele weken langer. Bij ongeveer een half procent van de sterfgevallen geeft de arts bewust stoppen met eten en drinken op als doodsoorzaak. Ter vergelijking: ongeveer 4,5 procent krijgt euthanasie.

Verboeket-Crul moet soms ingewikkelde afwegingen maken, in het proces van bewust stoppen met eten en drinken, zegt ze. „De mevrouw die ik in mijn boek beschrijf kon niet meer thuis wonen maar wilde ook niet naar een verpleeghuis, daar had ze slechte verhalen over gehoord. Ze had verschillende lichamelijke klachten en kon daardoor nog maar weinig dingen doen, waarmee de zingeving in haar leven wegviel. De verwachting was dat ze niet snel zou komen te overlijden aan haar chronische ziekte. Ze zei daarom: ik wil stoppen met eten en drinken om de dood naar me toe te halen. „Maar toen ze bij ons kwam en weer contacten had met vrijwilligers en er goed voor haar gezorgd werd, stelde ze dit proces uit. Het eten smaakte haar weer wat beter, ze was minder moe en ervoer weer iets meer kwaliteit van leven. Op een gegeven moment moet je dan het gesprek voeren: u bent hier gekomen om te sterven. Het hospice is een plek om te overlijden voor mensen die een levensverwachting van drie maanden of korter hebben. Als het u uiteindelijk toch niet lukt om te stoppen met eten en drinken, of u wil dit niet, dan moeten we een andere plek voor u zoeken.”

Ze ging voortvarend van start maar kon het niet volhouden omdat ze zoveel dorst had. Ze is weer naar huis gegaan en leeft nu nog

Hoe is zo’n gesprek?

„Het raakt bij mij aan iets groters. Ze knapte bij ons op, kon het leven zelfs weer een beetje omarmen, genieten van het eten en drinken. Ze wilde het liefst in het hospice blijven, maar dat kon alleen als ze bij haar eerdere keuze om bewust te stoppen met eten en drinken zou blijven, dan zou ze overlijden. Ze wilde niet naar een verpleeghuis omdat ze dacht dat ze daar zou verpieteren. Met de gedachte dat ze bij ons weg zou moeten als ze zou blijven eten en drinken heeft ze het proces toen doorgezet en is bij ons gestorven. Het laat zien dat sommige mensen voor de dood kiezen, terwijl ik denk dat er misschien andere mogelijkheden zijn.”

Is de zorg in een hospice beter dan in een verpleeghuis?

„Daar praten we in het hospice regelmatig over. De kern is dat wij kleinschalig zijn, en veel vrijwilligers hebben die ons ondersteunen in de zorg waardoor we veel extra’s kunnen bieden. In verpleeghuizen hebben sommige bewoners ook een relatief korte levensverwachting. Maar om in een hospice opgenomen te worden, moet er een geschatte levensverwachting van drie maanden of korter zijn. Dat is bij een proces als dementie ingewikkeld vast te stellen. Die mensen gaan dan naar een verpleeghuis, terwijl het ook een groep is die niet meer beter wordt, en die ook palliatieve zorg nodig heeft. Je zou eigenlijk alle mensen die hospicezorg gunnen.”

Ziet u tegenwoordig vaker mensen die bewust stoppen met eten en drinken dan toen u net begon?

„Ja, dat zien we zeker vaker. Onlangs is er een nieuwe handreiking over Bewust Stoppen met Eten en Drinken (BSTED) verschenen, waarin staat dat ook patiënten die jonger dan zestig jaar zijn hiervoor in aanmerking kunnen komen. Voorheen werd het voor die groep afgeraden, maar nu dus niet meer. Mede daarom zien we een jongere groep mensen die bijvoorbeeld psychiatrisch lijden of een gebrek aan zingeving ervaren, die dit als een mogelijkheid zien om de dood te versnellen. Dat we hen nu vaker zien, heeft mogelijk ook te maken met de lange wachtlijst bij het Expertisecentrum Euthanasie voor mensen die psychisch lijden.”

Foto Annabel Oosteweeghel

Het is niet bekend hoeveel mensen zich bij de huisarts of de palliatieve zorg melden met psychische problemen en een stervenswens. Verboeket-Crul vertelt over een gebeurtenis die zij niet meer in haar boek heeft kunnen beschrijven, omdat het al naar de drukker was. Ze stond een vrouw bij, een zestiger met psychiatrische problematiek, die bewust stopte met eten en drinken. „Zij had veel verliezen geleden in haar leven en ervoer daardoor geen zingeving meer. Ook was ze depressief en heel eenzaam. Ze had heel bewust afscheid genomen van alles wat haar dierbaar was en kwam toen bij ons. Er zijn voor BSTED geen toetsingscriteria zoals bij euthanasie, maar iemand moet wel wilsbekwaam zijn. Vooraf zijn er verschillende gesprekken met haar gevoerd door de huisarts en verpleegkundig specialist vanuit het hospice. We wilden goed in kaart brengen wat haar beweegredenen waren. Ze ging voortvarend van start maar ze kon het niet volhouden omdat ze zoveel dorst had. Ze is weer naar huis gegaan en leeft nu nog.”

Hoe kijkt u ernaar dat zij nog leeft, en probeert om haar leven nog invulling te geven?

„Ik vind het verdrietig voor haar. Zij is bij ons gekomen met het verzoek om haar te begeleiden bij BSTED, daarin hebben wij het beste geprobeerd voor haar, met de kennis die we toen hadden. Achteraf denk ik dat we ook bepaalde kennis misten als het gaat om de begeleiding van patiënten met een psychiatrische ziekte. Hoewel we ruime ervaring hebben in het begeleiden van oudere patiënten met lichamelijk en existentieel lijden die daarom voor BSTED kiezen, vraagt de begeleiding van mensen met psychiatrisch lijden specifieke expertise. We hebben haar nog een week langer bij ons laten blijven om op krachten te komen, daarna heeft ze een maand extra gesprekken gehad met de geestelijk verzorger van het hospice. Ik bel haar af en toe om te vragen hoe het met haar gaat. Ze heeft nog steeds de wens om te sterven.”

Weet de palliatieve zorg wel hoe voor deze groep mensen gezorgd moet worden?

„De discussie wordt in veel hospices in het land gevoerd. Is het hospice wel de plek om deze mensen op te vangen? Moet de GGZ deze groep mensen niet zelf gaan begeleiden met ondersteuning vanuit de palliatieve zorg? Of zijn er nog mogelijkheden in het voortraject – bijvoorbeeld een behandeling van de psychiatrische ziekte waardoor mensen mogelijk afzien van BSTED? We zullen met elkaar moeten beslissen wat de rol van hospices hierin is.”

Ik vraag me af of we steeds meer gaan opschuiven naar het niet meer bewust willen meemaken van het sterven

Hoe ziet u de toekomst van het sterven voor zich?

„Daar ben ik zelf ook heel benieuwd naar. Ik vraag me af of we steeds meer gaan opschuiven naar het niet meer bewust willen meemaken van het sterven. Dus nog vaker met palliatieve sedatie, of met euthanasie. Of misschien komt er juist wel een tegenbeweging die het natuurlijke beloop van het sterven zonder medische interventies meer nadruk wil geven. De dood laten komen zoals die komt. Er is nog weinig concreets over te zeggen, omdat het op dit moment zo in beweging is. Het debat over sterven is vaak gepolariseerd. Je bent tegen zelfbeschikking rondom de dood of juist vóór; waarom zou je lijden als het niet hoeft, is dan de gedachte.”

Het zou ook kunnen dat sterven in de toekomst oncomfortabeler wordt, met minder zorgverleners die kunnen helpen. We worden steeds ouder, terwijl we nu al een tekort aan medewerkers hebben in de ouderenzorg.

„Dat is ook een hele grote zorg die ik een beetje wegdruk, merk ik. Waarschijnlijk ga ik zelf tot de generatie behoren die hiermee te maken krijgt. Het is een groot probleem. Dat probleem is onder andere het gevolg van keuzes die we als maatschappij maken rondom geld, de keuze om dienstverlenende beroepen te weinig te betalen en te weinig perspectieven te bieden, bijvoorbeeld. Het is een ingewikkelde tijd. Het zou mooi zijn als generaties weer voor elkaar gaan zorgen – zoals vroeger. Dat oma thuis stierf. Maar het is de vraag of het zo zal gaan, want we zijn ook een individualistische samenleving geworden. Er zijn allerlei scenario’s met betrekking tot de toekomst van de ouderenzorg en het levenseinde. Dat we met robotica moeten gaan werken, bijvoorbeeld. Ik moet er niet aan denken. Het is zo belangrijk om de aanloop naar het sterven op een waardige en humane manier te kunnen doen. Voor ieder mens en ook voor alle nabestaanden.”

Lees ook

Stoppen met eten en drinken kan regie over de eigen dood geven


Dit is de erfenis van Hugo de Jonge voor Mona Keijzer: het voorlopige plan voor de inrichting van Nederland

De dag na zijn afscheidsreceptie brengt demissionair minister Hugo de Jonge (CDA) deze vrijdag zijn grootste, onvoltooide werk naar buiten: het Voorontwerp Nota Ruimte, het voorlopige plan voor de inrichting van Nederland tot 2030, 2050 en zelfs een beetje 2100.

Het is een grote puzzel voor een klein land waarin alle uitdagingen voor de toekomst samenkomen. Bevolkingsgroei en woningnood, klimaatverandering en milieuvervuiling, de economische ontwikkeling en groene energietransitie, geopolitieke spanningen, en de verrommeling van het landschap.

Het Nederland van 2050 heeft een slim geordend netwerk van leefbare steden en dorpen, staat in het document van 128 pagina’s. Met een circulaire economie, duurzame industrie en genoeg ruimte voor defensie en cultureel erfgoed. Met meer natuur, een schonere landbouw met andere gewassen en minder dieren. „Een Nederland dat werkt. Een mooi Nederland bovendien”, staat er.

De nieuwe minister

Alleen, niet CDA’er Hugo de Jonge, maar Mona Keijzer van de BoerBurgerBeweging (BBB) mag die grote puzzel afmaken, als beoogd minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Op haar eigen manier, in haar eigen tempo en volgens de visie van de nieuwe, rechtse coalitie van PVV, NSC, VVD en BBB.

Het komende kabinet wil ook de regie op ruimtelijke ordening hernemen, staat in het hoofdlijnenakkoord. Maar er zijn wel coalitieafspraken die kunnen gaan schuren met de Nota Ruimte tot nu toe. Hoogwaardige landbouw beschermen bijvoorbeeld, alleen „belangrijke natuur” in stand houden, of de woningbouw en visserij voorrang geven op windmolens op land en in zee.

Toen Keijzer donderdag in de Tweede Kamer werd gehoord door fracties liet ze weinig los. Ze gaat alle belangen wegen zei ze, van voedselvoorziening, duurzame energie en waterbeheer tot woningbouw. „Je kunt wel alles willen, maar je kunt niet alles krijgen”, zei ze ook.

Brengt De Jonge het Voorontwerp Nota Ruimte dan op de valreep naar buiten om piketpalen te slaan? „Het is duidelijk maken waar we staan. En daarmee is het ook nog niet klaar”, antwoordt De Jonge aan de telefoon. „Ieder volgend kabinet kan en zal ook gewoon zijn eigen accenten zetten. Maar tegelijkertijd, de opgaven zijn voor een belangrijk deel echt onvermijdelijk. De klimaatverandering gaat door, die houdt zich niet aan hoofdlijnakkoorden.” En ja, dat akkoord roept ruimtelijk wel „allerlei spanningen” op, bevestigt De Jonge. „Maar laat ik even niet op de stoel van een opvolger gaan zitten.”

Het Voorontwerp Nota Ruimte is dus een ongewisse erfenis van De Jonge. Er is maanden geleden voor gekozen nog geen ontwerp met een bindende, juridische status te maken, zegt hij, zodat het Rijk en de provincies er vooraf een „open gesprek” over kunnen voeren.

Duidelijk is dat er veel nieuwe woningen bijgebouwd moeten worden, mogelijk twee miljoen tot 2040. Niet alleen in de Randstad, maar ook in de ‘Bandstad’ eromheen, staat in de Nota, in het noorden, oosten en zuiden. Het plan is een samenhangend stedelijk gebied van Zwolle via de Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen), de Arnhem-Nijmegen-Foodvalley (Gelderse Vallei) en de Brabantse stedenrij van Oss tot Roosendaal. Op afstand zullen de regio’s Groningen-Assen, Twente, Zuid-Limburg en zeker Eindhoven verder verstedelijken.

Het betekent niet dat die stedelijke gebieden aan elkaar vastgroeien als één grote Randstad. Het idee is om het karakter van steden, dorpen en landschappen zoveel mogelijk te behouden. Een negatief gevolg van zo’n stedelijk netwerk kan wel zijn, dat mensen over langere afstanden reizen tussen wonen en werken.

Ook in de Zuidelijke Randstad (Leiden, Den Haag, Delft, Rotterdam, Dordrecht) zijn veel bouwplannen, maar qua woongebied is er een achterstand in te halen, volgens het plan. Buiten de traditionele haven en industrie zijn er meer kennisbedrijven nodig, en de regio vraagt om meer groen voor prettig wonen.

Terrein prijsgeven

De landbouw, die nu meer dan de helft van Nederland beslaat, zal wat terrein prijs moeten geven. Stikstof en fijnstof, geuroverlast, dierziekten en dierwaardige landbouw vragen om een krimp van de veehouderij. Akkerbouwers zullen de teelt van hun gewassen moeten aanpassen aan bijvoorbeeld verzilting van de bodem, droogte en natte periodes. De glastuinbouw wil in 2040 klimaatneutraal zijn; er komen clusters van kassen in gebieden met genoeg duurzame aardwarmte, industriële restwarmte en elektriciteit.

Bij de zeehavens Eemshaven, IJmond, Rotterdam en Vlissingen komt energie vanaf windmolenparken op zee aan land en wordt hier opgeslagen. Chemelot in Zuid-Limburg is een knooppunt van hoogwaardige chemische industrie. Er wordt een buizenstelsel voor nieuwe energie uit waterstof aangelegd. De m eeste hoogspanningsleidingen, snelwegen en spoorlijnen blijven op hun plek.

Naar de zeespiegelstijging wordt nog meer onderzoek gedaan, daarom wordt over dat onderwerp nog geen besluit genomen. Technisch kan Nederland een stijging van vijf meter aan, en de Randstad ‘opgeven’ aan het zoute water is geen optie. Ook economisch niet, zo staat in het voorontwerp: „Het verdienvermogen van Laag-Nederland is onmisbaar om de effecten van klimaatverandering het hoofd te bieden en transities te bekostigen.”


In oordeel over Richard de Mos zal gerechtshof de grenzen van de ombudspolitiek bepalen

Ombudspolitiek of vriendjespolitiek? Vrijdag doet het gerechtshof in Den Haag uitspraak in de strafzaak tegen zelfbenoemd ‘ombudspoliticus’ Richard de Mos en diens lokale partij, Hart voor Den Haag. Reputaties staan op het spel. Die van De Mos zelf, maar ook van het OM en van bestuurlijk Den Haag.

De zaak tegen De Mos, partijgenoot en voormalig wethouder Financiën Rachid Guernaoui en vijf andere verdachten (allen ondernemers) speelt sinds 2017. Aanvankelijk als een fraudeonderzoek naar gerommel met vergunningen: de Rijksrecherche had de wethouders De Mos en Guernaoui helemaal niet in het vizier. Later wel, wat in oktober 2019 leidde tot aanhoudingen en invallen in hun werkkamers op het stadhuis in Den Haag.

Vorig jaar april sprak de rechtbank in Rotterdam De Mos, Guernaoui en de andere verdachten vrij. De Mos had zich niet laten omkopen, had geen meineed gepleegd en vormde al helemaal geen criminele organisatie met zijn medeverdachten. En als al sprake was geweest van vriendjespolitiek, dan was de „politieke arena” – de gemeenteraad van Den Haag – de plek geweest om die te ontmaskeren, niet de rechtbank, zo oordeelde de rechter.

‘Vrijspraak niet terecht’

Advocaat-generaal Koos Plooij noemde in maart dat vonnis in zijn requisitoir nog net geen gerechtelijke dwaling. Hij had het over een vonnis dat blijk gaf van een „onzorgvuldige benadering en onjuistheden”. Met de vrijspraak, zo betoogde Plooij, had de rechter een „kleine bibliotheek aan wetgeving, wetgevingsgeschiedenis, juridische commentaren en arresten van gerechtshoven en de Hoge Raad gemist”. Daarom dit hoger beroep, aldus Plooij: „De vrijspraak was niet terecht”.

Het gerechtshof moet zich uitspreken over de vraag of sprake was van netwerkcorruptie, zegt Rob van Eijbergen, hoogleraar integriteit van organisaties aan de Universiteit voor Humanistiek. Netwerkcorruptie is de strafrechtelijke term voor vriendjespolitiek. „Bij mijn weten is dit de eerste keer dat een strafrechtelijk vermoeden van netwerkcorruptie voor de rechter komt.” Volgens Van Eijbergen wordt het proces dan ook nauwlettend in de gaten gehouden in bestuurlijk Nederland. „Zoals in Roermond, waar de nieuwe burgemeester, Yolanda Hoogtanders, dit soort praktijken voortvarend wil aanpakken. Daar zit het echt in de cultuur.” In Roermond speelden diverse affaires met omstreden politici.

Goud: we zitten zo dicht bij het vuur zonder dat we zichtbaar vriend met Richard de Mos zijn of lid van Hart voor Den Haag

Een van de verdachten
ondernemer

In Den Haag wilde volgens het OM een kleine groep ondernemers de partij van De Mos groot maken. En dat lukte: De Mos won de raadsverkiezingen in 2018 overtuigend. Niet alleen hadden de ondernemers zeggenschap over het verkiezingsprogramma, maar ook over de inhoud van het coalitieakkoord. Als tegenprestatie voor hun financiële steun voor de verkiezingscampagne werden ze „in een aantal projecten evident bevoordeeld”. Ter zitting bracht Plooij afgeluisterde telefoongesprekken en mailverkeer in stelling om aan te tonen dat die zakenlieden zich in de partij zouden hebben ingekocht en besluitvorming konden sturen: „Het is briljant dat we indirect aan de onderhandelingstafel zitten met andere coalitiepartijen”, aldus een van hen. „In het geheim, om lopende zaken in het stadsbestuur te bespreken. Dichter bij het vuur kunnen we niet liggen.” In een andere mail: „Het is natuurlijk goud dat we zo dicht bij het vuur zitten zonder dat we zichtbaar vriend met De Mos zijn of lid zijn van zijn partij.”

Geaccepteerde ombudspolitiek

Op de laatste zittingsdag ontkende De Mos alle beschuldigingen. Het OM was volgens hem al jaren bezig om zijn ombudspolitiek te beschimpen en te criminaliseren. „Ze blijven hangen in hun eigen gelijk en kiezen voor een prestigestrijd, in plaats van voor waarheidsvinding.” Met de nodige consequenties voor de Haagse gemeentepolitiek. Want zijn partij, in 2018 en 2022 de grootste in Den Haag, maakt sinds de huiszoekingen geen deel meer uit van het college van B en W. De Mos: „We hebben nu dus een college dat deels bestaat uit partijen die verloren hebben en uit wethouders die fungeren als brokkenpiloot vanwege het onthutsende gebrek aan bestuurservaring.”

Ze blijven hangen in hun eigen gelijk en kiezen voor een prestigestrijd, in plaats van voor waarheidsvinding

Richard de Mos
oud-wethouder namens Hart voor Nederland

Historicus Geerten Waling geeft De Mos daarin gelijk. „Het OM wil weten waar de strafrechtelijke grenzen van de ombudspolitiek liggen. De lokale democratie betaalt daar wel een hoge prijs voor: twee opgestapte wethouders en de grootste partij van de stad staat al tijdenlang buitenspel. Maar er moet ook duidelijkheid komen over de grenzen van geaccepteerde ombudspolitiek.”

Dat acht Waling ook van belang voor lokale partijen buiten Den Haag: „Zeker als het om fondsenwerving gaat. Ze kunnen meestal niet terugvallen op landelijke partijen voor financiering. Ze zijn kwetsbaarder dan de gevestigde partijen.”

Een ‘mega-overwinning in 2026’

Plooij bestreed ter zitting dat vriendjespolitiek en omkoping in de gemeenteraad moeten worden uitgevochten. „Dat moet daar niet ontmaskerd worden, daar heeft de gemeente onvoldoende middelen voor. Het strafrecht heeft die wel, als sprake is van vriendjespolitiek tegenover giften is het strafrecht zonder meer aan zet.”

Aan De Mos was die boodschap tijdens het hoger beroep niet besteed, hij gaat uit van vrijspraak. Hij verwacht een glorieuze politieke comeback en „een mega-overwinning bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2026”, zei hij na vijf zittingsdagen in zijn slotwoord. Of hij dan zo makkelijk aan een wethouderspost komt, is dan de vraag. Na de invallen en de huiszoekingen bij De Mos en Guernaoui heeft Den Haag de screening van nieuwe wethouders verscherpt. Weerbaarheid tegen netwerkcorruptie maakt daar onderdeel van uit.

Lees wat NRC eerder schreef over de zaak.


Wie werd verdacht?

Twee Haagse wethouders worden verdacht van ambtelijke corruptie, omkoping en schending van het ambtsgeheim. Wie zijn zij?


Wat was de verdenking?

Richard de Mos deed volgens hemzelf slechts aan „ombudspolitiek”. Sinds 1990 heeft justitie alle corruptiezaken tegen politici gewonnen.


Wat was het verweer?

Oud-wethouders van Den Haag Richard de Mos en Rachid Guernaoui stonden voor de rechter. Volgens De Mos een poging van de gevestigde orde om af te rekenen met zijn partij.


Hoe verliep de rechtsgang?

Richard de Mos en zijn partijgenoot Rachid Guernaoui van Hart voor Den Haag zijn hevig teleurgesteld dat de „klip en klare vrijspraak van de rechters niet wordt gevolgd”.


Na de containers met bananen: de cocaïne komt ook via de bulkhavens het land in

De schok is groot bij de werknemers van Bulk Terminal Zeeland als meer dan honderdvijftig politiemedewerkers op maandagochtend 6 mei een inval doen op het terrein in het dorpje Ritthem. De politiemacht is er niet voor uithalers van cocaïne, een fenomeen dat ook in de zeehaven van Vlissingen voorkomt. Ze zoeken de directeur-grootaandeelhouder en twee andere directieleden van het bulkoverslagbedrijf. Maar die zijn niet op de terminal en worden elders aangehouden.

De arrestatie van de drie directieleden is de medewerkers rauw op het dak gevallen, zegt een medewerker van het bedrijf. Ze worden verdacht van lidmaatschap van een criminele organisatie, cocaïnesmokkel en valsheid in geschrift. In augustus moeten ze voor de rechter verschijnen op een eerste openbare zitting; tot dat moment blijven ze in voorlopige hechtenis.

Burgemeester Bas van den Tillaar van de gemeente Vlissingen, waar Ritthem onder valt, maakt zich zorgen over de kwetsbaarheid van de zeehaven. Woensdag is er een partij van 3.600 kilo cocaïne gevonden in een zending bananen vanuit Ecuador met eindbestemming Duitsland; de grootste drugsvangst in Zeeland dit jaar. „Ik denk dat we in Vlissingen meer problemen met drugssmokkel hebben omdat ze in de havens van Antwerpen en Rotterdam harder zijn gaan drukken.”

In onze haven zijn relatief meer mensen actief. Dat is kwetsbaar

Bas van Tillaar
burgemeester Vlissingen

Energietransitie

Zes weken na de inval is er ogenschijnlijk niks aan de hand bij Bulk Terminal Zeeland (BTZ). De slagbomen van het overslagterrein aan de Quarleshaven gaan om de paar minuten open voor groene John Deere-trekkers en gele Volvo-trucks die met gigantische kiepwagens vol houtsnippers het haventerrein afrijden.

De grijs-groene opslagloodsen van het overslagbedrijf zijn vol. Nu de zon even schijnt wordt de lading houtsnippers snel naar een opslagloods elders op het haventerrein gebracht zodat het spul droog naar zijn eindbestemming kan: één van de biomassacentrales in Nederland.

Elders op het terrein liggen andere stille getuigen van de energietransitie: bergen basaltblokken, stenen en grind. Het materiaal wordt gebruikt bij de aanleg van windmolenparken op de Noordzee. Daarnaast slaat het bedrijf schroot en oud ijzer over dat over de hele wereld wordt verzameld voor hergebruik.

Het bedrijf groeit snel sinds de oprichting in 2015. Sinds 2018 is de winst gegroeid van net iets meer dan 1 miljoen naar bijna 3,5 miljoen euro in 2022, het laatste jaar waarover cijfers openbaar zijn gemaakt. Sindsdien heeft het bedrijf fors geïnvesteerd. Er is bijna 10 hectare opslagruimte bijgekomen en de kade is verlengd met bijna 500 meter.

Lees ook

Drugssmokkel in kleine havens: ‘Als ze met een bamboehengel staan te vissen naar zeebaars, dan weet je het wel’

Met de zeehavenpolitie moet Zeeland de drugscriminaliteit bestrijden in de havens van Vlissingen, Borsele, Terneuzen en Moerdijk.

Blokken tussen bulkgoederen

De inval bij BTZ suggereert dat de cocaïnesmokkel verandert. De afgelopen jaren is heel veel aandacht gegaan naar de ‘klassieke’ smokkel via containers waarin blokken cocaïne vaak tussen ananassen, bananen of ander tropisch fruit worden verstopt. Maar het lijkt erop dat het verstoppen van blokken coke in bulkgoederen aan een opmars bezig is. In de bulkhaven van Gent zijn dit jaar al drie cocaïnezendingen onderschept. De havens in Gent en Vlissingen zijn onderdeel van het Nederlands-Vlaamse bedrijf North Sea Port, dat in handen is van lokale overheden.

Patrick Willocx, hoofdcommissaris in Gent, vertelde naar aanleiding van de inval bij BTZ tegen Omroep Zeeland dat hij zich grote zorgen maakt over deze smokkelmethode. „Het doorzoeken van een bulkschip is heel intensief”, aldus Willocx die beschrijft dat daarvoor wel dertig tot vijftig mensen nodig zijn. „Het duurt soms dagen voordat een schip helemaal leeg is en al die tijd moeten wij bij dat schip kamperen.”

Volgens Jan Janse, districtschef van de havenpolitie in Rotterdam, is er in 2024 opvallend minder cocaïne onderschept in Rotterdam. Janse denkt dat dit mede komt door de strengere controle. „Daardoor wordt het hier een stuk lastiger dan elders”, aldus Janse recent in Het Parool.

Waterbedeffect

De Vlissingse burgemeester Van den Tillaar vreest de innovatieve kracht van de mondiale drugsindustrie. „Drugscriminelen zoeken altijd naar de zwakste schakel,” vertelt hij in zijn werkkamer. Van den Tillaar is sinds 2016 burgemeester van Vlissingen en bestuurslid van de Haventafel Zeeland/West-Brabant, een overleg voor de regionale havens waar veiligheid een belangrijk onderwerp is. Om het waterbedeffect te illustreren pakt hij de cijfers over de onderscheppingen van cocaïne in Vlissingen erbij: 11.500 kilo in 2023, vergelijkbaar met de vondsten in 2022. Maar twee jaar daarvoor werd er in de haven van Vlissingen minder dan 1.000 kilo onderschept.

Volgens Van den Tillaar is de haven van Vlissingen kwetsbaar omdat er vooral klassieke overslag plaatsvindt. Naast containers met bananen worden er ook nog pallets uit het ruim van grote schepen op de kade gezet. „Dat betekent dat hier relatief meer mensen actief zijn op het haventerrein dan bijvoorbeeld in Rotterdam. Dat is kwetsbaar en daarom hebben we veel meer controle nodig.” Van den Tillaar is dan ook blij dat Vlissingen samen met de havens van Borsele, Moerdijk en Terneuzen sinds een jaar een eigen Zeehavenpolitie heeft.

Over het onderzoek naar de directie van BTZ kan Van den Tillaar geen mededelingen doen. „Dat is aan het Openbaar Ministerie. Maar we moeten ons geen illusies maken als het gaat om de smokkel via bulkgoederen. Juist omdat de stroom containers zoveel strenger wordt gecontroleerd moet de aandacht voor bulk toenemen.” Een anonieme bron, werkzaam in de opsporing in de Rotterdamse haven, is het met hem eens: „Ik vraag me af of we voldoende zicht hebben op de cocaïnesmokkel via bulkgoederen.”

Stapels stenen op de Bulk Terminal Zeeland.
Foto NRC

Een rode truck

Aan het einde van de middag ligt het terrein van BTZ aan de San Marinoweg er verlaten bij. De slagbomen gaan hier in principe om vier uur ’s middags dicht. Op het terrein staat een rode vrachtwagencombinatie met daarop een gele graafmachine te wachten op een volgende klus. Op de achterkant van de cabine van de truck is een poster van de televisieserie Penoza geschilderd met in het midden het gezicht van actrice Monic Hendrickx. Ze speelt Carmen van Walraven, een drugscrimineel tegen wil en dank. Op de zijkant van de cabine staat een andere hoofdrolspeler, met een getrokken wapen.

Aan drugssmokkel gerelateerd vuurwapengeweld is Vlissingen vooralsnog bespaard gebleven, en de burgemeester hoopt dat dat zo blijft. „We weten allemaal dat drugscriminelen nietsontziend te werk gaan. Om de goede naam en faam van de haven van Vlissingen te behouden, doen we veel aan preventie en bewustwording bij ondernemers en personeel.”


Lesley en Madelaine mogen de trucks vol jonge kalveren geen moment uit het oog verliezen

Samen met twee andere teams is Eyes on Animals onderweg van Frankrijk naar Nederland. Het is woensdag 27 maart, en elk team houdt een truck volgeladen met jonge kalveren in de gaten. De kalveren zijn al twee dagen onderweg vanuit Ierland. Hun reis zal eindigen in een stal van een kalverhouderij. Op de dag dat ze, zo rond de jaarwisseling, naar de slacht zullen worden gebracht hebben ze de zon nooit gezien. De wind nooit gevoeld. Ze zullen niet weten wat rennen is.

Eyes on Animals is een stichting die ernaar streeft het lijden van vee waar mogelijk te verkleinen. Dat doet ze door voorlichting te geven aan transporteurs, medewerkers van slachthuizen, kippenvangers en de snelwegpolitie. En verder neemt ze waar, zoals vandaag. Lesley Moffat richtte Eyes on Animals in 2009 op en startte de stichting met vrijwilligers. Inmiddels worden er een paar krachten betaald, zoals Madelaine Looije die vandaag samen met Moffat een team vormt.

„We geven advies”, zegt Looije terwijl ze de auto over de Belgische snelweg in de richting van de Franse grens stuurt. „We willen dat er een einde komt aan de intensieve veehouderij en de uitbuiting van dieren die daarmee gepaard gaat.” Moffat knikt vanaf de bijrijdersstoel. „We houden de dieren en hun welzijn in de gaten”, vult ze aan, „we rapporteren, we adviseren, maar we blokkeren niet.”

Vanaf eind februari tot ver in april maken honderdduizenden kalveren de oversteek van Ierland naar het vasteland. Ierland is een grote producent van zuivel. Jaarlijks worden er meer dan een miljoen kalfjes geboren. Daarvan zijn alle stiertjes en tweederde van de vrouwelijke dieren overtollig. In Ierland zelf hebben ze er geen plek voor. Maar de rest van Europa wil ze graag. Vooral Nederland. De nog ongespeende kalfjes zijn erg goedkoop – de prijzen beginnen bij 5 euro per dier. Ze worden per bulk verkocht. De Nederlandse familie Van Drie – toptien in de Quote 500 – is hoofdimporteur van Ierse kalveren. In hun stallen worden de dieren in zeer kleine hokken en op kale vloeren vet gevoerd om ten slotte te verdwijnen in een Oostenrijkse schnitzel.

De kalveren worden, vaak nog geen drie weken oud, bijeengebracht op een van de grote Ierse veemarkten waar ze worden geveild. Vanaf die markt worden ze vervoerd naar een exportstal, een speciale stal bestemd voor dieren die naar het buitenland reizen. Als ze daar aankomen, zijn ze al minstens twaalf uur onderweg. De reis van hun boerderij naar de veemarkt, de veemarkt zelf waar ze soms een dag staan, gevolgd door het transport van die markt naar de exportstal. Waarschijnlijk krijgen ze in die exportstal melk, maar Moffat vertelt dat Eyes on Animals aan de poort steevast wordt geweigerd, dus zeker weten doet ze het niet. De volgende stap in de keten is dat de kalveren vanuit die exportstal in een truck worden geladen, drie verdiepingen hoog – honderd kalfjes per verdieping, om naar de haven van Rosslare in het zuidoosten van Ierland te worden vervoerd. Die tocht in de veewagen duurt een aantal uren en het wachten op de veerboot ook. De overtocht naar Frankrijk zelf duurt achttien uur. Al die tijd, van de exportstal tot de tussenstop in Cherbourg in Normandië krijgen de kalveren niets te eten en te drinken. Als ze in Cherbourg aankomen, is er al minimaal vijfentwintig uur verstreken zonder voeding.

Dood

„Normaal drinkt een kalf elke drie tot vier uur bij de moeder, zo’n tien tot twaalf liter per dag. Maar deze dieren krijgen ruim een etmaal helemaal niets. Soms zijn ze bij aankomst in Cherbourg al dood, maar de meeste leven nog, voordat ze sterven moeten ze eerst lang lijden”, zegt Moffat.

De wet schrijft voor dat kalveren elke negentien uur moeten worden gevoed met melk, maar alleen de oversteek zelf duurt al achttien uur dus feitelijk is iedere chauffeur op weg naar het vasteland in overtreding en daarom doen Moffat en Looije dit werk, bijgestaan door waarnemers in Ierland en Frankrijk. Zo coveren ze de hele route van meerdere trucks om daarna de overtredingen te kunnen melden bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. De NVWA zelf volgt nooit de gehele route omdat ze alleen in Nederland inspecteert, waardoor ze ook niet weet wat zich op de tussenstations en onderweg in de trucks precies afspeelt.

Wat er bij aankomst in de Franse haven Cherbourg met de kalfjes gebeurt weten we inmiddels wel, dankzij beelden die Zembla uitzond in 2023. Te zien is hoe kalveren worden geschopt, hoe ze aan één poot over de vloer worden getrokken, hoe er op ze wordt gestampt en hoe er zelfs met ze wordt gegooid.

„Moet je je voorstellen”, zegt Moffat, „er zijn daar drie, misschien vier, personen die tweeduizend kalveren moeten voeden. Dat gaat niet. Ze hebben te maken met heel jonge dieren, baby’s feitelijk, die alle kanten op stuiven en die aan de kleren, handen en spullen van de verzorgers zuigen. Ze hebben honger, ze zoeken hun moeder in de chaos, en die mannen raken door de tijdsdruk geïrriteerd en lossen het op met slaan, schoppen en smijten.”

Moffat en Looije volgen op die bewuste 27 maart een van de trucks die door Ierse collega’s zijn gesignaleerd en gefotografeerd in de haven van Rosslare. Daar hebben de trucks vol kalveren vier uur stilgestaan voordat ze aan boord konden.

In Cherbourg zag het Franse team hoe de kalveren op 26 maart, ruim 22 uur na vertrek van de veerboot uit Ierland, werden uitgeladen op de controlepost om te worden gevoed en hoe ze na dertien uur rust weer werden ingeladen.

Foto’s Hedayatullah Amid

Niks te verbergen

Moffat en Looije houden met een verrekijker vanaf een parkeerplaats in de buurt van Arras, vijftig kilometer ten zuiden van Lille, de tolhuisjes bij de péage in de gaten. En zodra er een kalvertruck in zicht komt die aan een van de beschrijvingen van de Ierse en Franse collega’s voldoet, springen ze in de auto en rijden erachteraan. Dat deden even daarvoor ook de andere twee teams op een andere locatie. Die zijn al onderweg in de richting van de Belgische grens.

„De chauffeur moet iedere vierenhalf uur pauze houden”, zegt Moffat, „dus volgen we de truck, of we nu moeten plassen of niet, we mogen hem onder geen beding uit het oog verliezen. Intussen leggen we de overtredingen vast om een sterke zaak te kunnen opbouwen tegen de kalverimporteurs.”

De truck die Moffat en Looije volgen is een transport van Hamanitra B.V. Hij rijdt bij Ranst in België de parkeerplaats van een tankstation op. Moffat volgt en zegt dat iedereen zich gedeisd moet houden. Zij zal als eerste naar de chauffeur gaan om te vragen of ze naar de kalfjes mogen kijken. Ze heeft haar hesje met het logo van Eyes on Animals aangetrokken. De chauffeur is een Nederlander. Hij bekijkt het hesje van Moffat en opent een deurtje van de truck. Looije gaat erbij staan. Direct steken de kalfjes hun kopjes naar buiten. Ze zijn ontzettend jong. Hooguit drie weken oud, maar eerder twee weken. Ze loeien onophoudelijk. Looije steekt haar handen door de openingen in de truck en wie een vinger kan grijpen om op te zuigen doet dat.

De chauffeur: „Ik heb niks te verbergen. Ik heb vijftien kalfjes in Ierland achtergelaten, die waren te slecht voor vervoer. En ik heb geen zin in een boete.”

Moffat: „Dus die waren daar al ziek?”

De chauffeur: „Ja, en ze wilden ze erbij proppen, maar dat heb ik geweigerd.” Hij wijst naar de nippels van metaal waar water uit kan stromen. Maar het is algemeen bekend dat geen kalf eraan zuigt omdat ze niet geleerd hebben hoe dat moet. De chauffeur haalt zijn schouders erover op. Hij vertelt dat zijn transport naar Polen gaat, maar eerst zal hij een tussenstop maken vlak voor de Nederlandse grens. Daar is een exportstal die de kalveren een etmaal op zal vangen. Moffat en Looije besluiten de truck te volgen om te kijken of ze de kalveren bij het uitladen kunnen zien.

Foto Hedayatullah Amid

Mooi leven

De exportstal staat vlak bij Turnhout. Moffat en Looije zijn er eerder geweest en kennen de beheerder. Ze krijgen er koffie aangeboden.

„Mogen we kijken hoe de kalveren worden uitgeladen?” vraagt Moffat.

„Dat is prima, maar nu nog niet”, zegt de beheerder. „Het is drie uur en de reservering voor dit transport gaat pas over twee uur in.”

De kalveren loeien nog altijd aan een stuk door. Deze twee uur extra in de truck komen bovenop de toch al zo lange reis. Liggen gaat nauwelijks, want er is niet genoeg plek voor ieder kalf. Bovendien lopen ze de kans elkaar te vertrappen.

„Heel de wereld staat in brand”, zegt de beheerder. „Er is oorlog overal en jullie maken je druk over een kalfje. Stelletje koekenbakkers. Jullie zijn niet slim, of ze houden jullie dom.”

„We willen alleen dat het vervoer uit Ierland stopt. Ze zijn te jong.” Moffat en Looije blijven rustig.

„Moeten we die kalveren anders doodschieten? Moeten we ze een mooi leven ontnemen? Wat willen jullie dan?”

„Ze krijgen geen mooi leven.”

Heel de wereld staat in brand. Er is oorlog overal en jullie maken je druk over een kalfje.

„Jullie moeten niet zo doorslaan. Door jullie linkse flikkers krijgen wij bedreigingen.” De beheerder laat handgeschreven brieven zien waarin bedreigingen en verwensingen staan. Looije en Moffat zeggen dat zij zulke brieven nooit zouden schrijven. In het kantoortje hangt een blote dame aan de muur. Er is koffie en er zijn broodjes met ham. Het kalvergeloei klinkt door de muren heen. De dieren zijn al ruim twee etmalen onderweg op één portie poedermelk. En ook de komende vierentwintig uur zullen ze tijdens de verplichte rust geen melk krijgen. In deze tussenstal wordt namelijk alleen een soort energiedrank gegeven. Water vermengd met mineralen. Dat weten we omdat de beheerder Moffat die avond nog foto’s stuurt waarop te zien is hoe de kalveren uit de Hamanitratruck een groen goedje te drinken krijgen. Een soort ORS om overeind te blijven, maar het zal hun honger niet stillen. „Anders gaan ze te veel poepen”, schreef de beheerder erbij. Pas bij aankomst in Polen, na nog eens minimaal zesendertig uur, zullen ze weer worden gevoed.

Moffat en Looije besluiten niet te wachten op het uitladen en gaan de twee andere teams assisteren; medewerkers van Dier & Recht en Ethical Farming Ireland. Via de livetrack kunnen de teams elkaar volgen. Moffat en Looije zien dat de anderen op de A27 zitten. Niet lang daarna meldt een van de teams dat ze door de politie van de weg zijn gehaald wegens hinderlijk achtervolgen van een veetransport. Na nog eens een uur meldt ook het derde team zich. Bij de kalvermesterij werden ze opgewacht door boeren die dreigend op hen af kwamen. De chauffeur van dat transport had niet de politie gebeld, maar wel degene bij wie hij de kalveren moest afleveren. Dat team heeft toen de auto in z’n achteruit gezet en is ervandoor gegaan.

Lesley Moffat (rechts) en Madelaine Looije bij kalveren in een Ierse veewagen.

Foto Hedayatullah Amid

Beet

Moffat en Looije balen. Ze hadden graag een van de transporten bij de NVWA willen melden. Wanneer ze besluiten huiswaarts te gaan zien ze in de verte een truck rijden. Moffat geeft wat meer gas en ziet een Iers nummerbord en de naam O’Neill op de achterzijde staan. Ze vergelijken de truck met de foto’s van de Ierse en Franse collega’s en weten dat ze beet hebben. Het blijkt inderdaad om een van de kalvertransporten te gaan die twee dagen daarvoor, net als de truck van Hamanitra B.V., vanuit de Ierse exportstal was vertrokken. Dit is het laatste transport waarvoor de NVWA nog in actie zou kunnen komen.

Moffat rijdt op gepaste afstand om geen argwaan te wekken bij de chauffeur. Looije belt intussen met de NVWA en meldt dat een truck met kalveren aan boord van de firma O’Neill niet heeft voldaan aan de wettelijke eisen rondom de voeding van kalveren. Want ook deze truck zat op dezelfde boot als de andere trucks en is geobserveerd en gefilmd door de Ierse en Franse collega’s. De meldkamer neemt de melding zeer serieus.

Het is inmiddels donker als de truck even voorbij Zwolle afslaat. Het wordt stil in de auto. De taken worden verdeeld. De vrachtwagenchauffeur heeft op dat moment vrijwel zeker in de gaten dat hij wordt gevolgd. De truck stopt op een smalle weg bij een boerderij met grote stallen zonder ramen. Moffat draait het raampje op een kier: „Goedenavond”, zegt ze tegen de boer die de truck staat op te wachten. „Je hoeft niet bang te zijn, we zijn geen radicale activisten, we zijn van Eyes on Animals. We zouden graag even met de chauffeur willen praten.” De boer zegt dat ze weg moeten gaan. Moffat wil geen problemen en keert zonder aandringen de auto.

„Weet je wat het ergste is?” zegt ze even later bij een tankstation. „Het ergste is dat deze dieren hun benen pas weer kunnen strekken als ze over zeven maanden worden ingeladen om naar het slachthuis te gaan. Tot die tijd zullen ze geen ruimte hebben om te lopen.”

„Maar we hebben er in ieder geval een melding van kunnen maken”, besluit Looije. Als ze die avond laat thuiskomen zullen ze eerst het loeien van de kalfjes uit hun oren moeten verdrijven. Moffat met een glas wijn tussen de varkens in de tuin, Looije met haar hond, tijdens een wandeling onder de sterren.