Medewerkers van Rijkswaterstaat (RWS) hebben intern de noodklok geluid over de deplorabele staat van het gemaal in IJmuiden. Dat blijkt uit een brandbrief aan de directie van Rijkswaterstaat, die is ondertekend door wateradviseurs van Rijkswaterstaat die piketdiensten draaien op het Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal. De brief is in handen van NRC. De opstellers schetsen een zeer zorgwekkende staat van het gemaal, en denken dat dit in de toekomst kan leiden tot „aanzienlijke schade”.
Rijkswaterstaat zegt in een reactie de beschreven problematiek te kennen en erkennen. Een woordvoerder noemt de zorgen van de opstellers van de brief „terecht”. Rondom het gemaal vonden sinds november vijf incidenten plaats, zo bevestigt Rijkswaterstaat.
Sleutelrol
Het gemaal- en spuicomplex op de zeesluis bij IJmuiden speelt een sleutelrol in het waterbeheer rondom het Noordzeekanaal en Amsterdam-Rijnkanaal, een gebied waarin vier miljoen mensen wonen. Afgelopen november vond er een storing plaats in de spui. Omdat op dat moment storm Ciaran over Nederland trok, steeg het water in Amsterdam en omstreken tot recordhoogte.
Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht was hierdoor genoodzaakt een uitzonderlijke maatregel te nemen: voor het eerst in meer dan 25 jaar moesten alle sluizen tussen het IJ en de Amsterdamse binnenstad afgesloten worden om een ramp te voorkomen.
Uit de brandbrief blijkt dat zich nog geen drie weken na Ciaran opnieuw een urenlange storing was in IJmuiden. De stroom viel uit, waardoor het gemaal niet meer aan te sturen was. De twee storingen hebben geleid tot zorgen en onrust bij de beheerders van Rijkswaterstaat, „omdat onze eigen gemaal- en spuicomplex niet functioneert zoals het zou moeten”, zo schrijven ze in hun brief, die ze eind november versturen. Ze schrijven dat ze als waterpiketlopers – die ingrijpen als er iets mis is met de waterstanden – het gevoel hebben dat ze „onvoldoende kunnen vertrouwen op de afvoercapaciteit in IJmuiden, welke zorgt voor droge voeten van vier miljoen Nederlanders”. De storingen zouden ook „af en toe tot extreme werkdruk” leiden.
Lees ook
Zo ontkwam Amsterdam bij storm Ciarán ternauwernood aan een overstroming
De wateradviseurs wijzen ook op „voortdurende werkzaamheden” aan het gemaal in IJmuiden. Daardoor zou het complex niet altijd over de benodigde afvoercapaciteit beschikken. Tot tweemaal toe, schrijven ze, zijn „in onderhoud zijnde pompen eerder teruggeplaatst” om het waterpeil binnen de marges te houden. De bezorgde Rijkswaterstaat-medewerkers constateren dat ze in 2023 zes keer een beroep hebben moeten doen op het noodgemaal Zeeburg in Amsterdam, „een stuk meer dan in de afgelopen jaren.”
Ons gemaal functioneert niet zoals het zou moeten
Als er niet snel ingrijpende maatregelen worden genomen, vrezen de briefschrijvers, „zullen calamiteiten zoals die van begin november vaker voorkomen. […] Aanzienlijke schade is dan onvermijdelijk”. Betrokkenen stellen tegenover NRC dat de zorgen onder het personeel nog steeds niet zijn weggenomen, omdat voldoende concrete maatregelen zouden zijn uitgebleven.
Volgens Rijkswaterstaat konden op 21 november, drie weken na storm Ciaran, de spuikokers niet meer op afstand bestuurd worden. Spuikokers dienen voor de afvoer van overtollig water. Daardoor moesten de kokers handmatig worden dichtgezet. Volgens RWS was er geen risico op hoogwater, omdat er weinig neerslag viel.
‘Alerte operator’
Ook na de brandbrief, zo erkent Rijkswaterstaat, zijn er nog drie incidenten geweest rondom het gemaal. Zo bleek begin december het noodpaneel, dat als back-up dient voor het reguliere bedienproces, niet te werken. In februari gingen de spuikokers niet automatisch dicht en werden ze gesloten door „een alerte operator”. In juni kon het gemaal enkele minuten niet bediend worden door een netwerkstoring. De incidenten leidden volgens Rijkswaterstaat niet tot een onveilige situatie.
Rijkswaterstaat zegt al langer intern in gesprek te zijn over plannen om de problemen met het gemaal aan te pakken. Er zou inmiddels onder leiding van een kwartiermaker een „integrale aanpak” zijn ontwikkeld voor het spui- en gemaalcomplex, met aandacht voor „de korte, de middellange en lange termijn”.
Ook is er een extra pomp geïnstalleerd in het gemaal en zijn operators extra getraind. Rijkswaterstaat zegt dat het incident in november en de brandbrief de noodzaak onderstrepen om tot een „gedegen aanpak” te komen. Daarbij moeten wel „keuzes” worden gemaakt, omdat niet alle problemen tegelijkertijd kunnen worden opgelost.
Toen een jeugdarts van het consultatiebureau aan Fatma Oktay (38) vroeg of ze haar pasgeboren dochter wilde laten vaccineren, reageerde ze met: „Ik denk het wel.” Oktay staat met haar twee dochters, inmiddels vijf en bijna drie jaar oud, voor gezondheidscentrum De Spil in de Almeerse Stedenwijk. Daar hebben haar beide kinderen hun prikken gehaald. „Je hoort wel dat de vaccinaties ongezond zouden zijn, maar ik ga niet onderzoeken wat erin zit. Uiteindelijk heb ik de adviezen van de arts opgevolgd.”
Dat doet niet iedereen in Almere. Van de 2.800 kinderen die in 2021 zijn geboren, zijn er een kleine tweehonderd kinderen helemaal niet gevaccineerd. Dat is in absolute aantallen een grotere groep kinderen dan in Urk, dat sinds jaar en dag bekend staat om het lage percentage vaccinaties.
Niet alleen in de Biblebelt, maar ook in de grote steden en in Flevoland, de meest kinderrijke provincie van Nederland, wonen grote groepen ongevaccineerde kinderen soms dicht op elkaar. Grote steden hebben de afgelopen tijd te maken gehad met uitbraken van mazelen, zoals Eindhoven in het voorjaar. Den Haag meldde donderdagochtend een lokale uitbraak.
Het aantal kinderen zonder vaccinatie is in een jaar tijd toegenomen van tienduizend tot twaalfduizend. Dit blijkt uit de vaccinatiegegevens die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) vorige week heeft gepubliceerd.
De aantallen kunnen in werkelijkheid lager zijn, doordat de cijfers ook een beperkt aantal anonieme vaccinaties bevatten. Anonieme vaccinaties, waar ouders sinds 2022 voor kunnen kiezen, kan het RIVM niet toeschrijven aan de vaccinatiegraad voor een bepaalde leeftijdsgroep. Deze kinderen worden geregistreerd als niet gevaccineerd.
Het RIVM rapporteerde vorige week al dat 83,1 procent van de tweejarigen alle prikken van het Rijksvaccinatieprogramma heeft gehaald. Dat is ver onder de norm van de Wereldgezondheidsorganisatie. Die stelt dat minimaal 90 procent van de kinderen gevaccineerd moet zijn voor infectieziekten als polio – en zelfs 95 procent voor de zeer besmettelijke mazelen.
Lees ook
Vaccinatiegraad daalt niet verder, maar heel zeker weet het RIVM dat niet
Slechts in 75 van de 342 Nederlandse gemeenten hebben inderdaad negen op de tien kinderen de vaccins gekregen voor onder meer DKTP (difterie, kinkhoest, tetanus, polio) en BMR (bof, mazelen en rode hond). De gevolgen van deze te beperkte bescherming tegen infectie lijken steeds zichtbaarder te worden. Woensdag rapporteerde het RIVM dat in 2024 al vijf baby’s zijn overleden aan kinkhoest (en twee 70-plussers), tegen nul in 2023.
Bij de percentages niet-gevaccineerde kinderen vallen al snel Bijbel-bolwerken als Reimerswaal en Rhenen op, waar zo’n 30 procent niet gevaccineerd is. Maar wie naar de absolute aantallen ongevaccineerde kinderen kijkt, ziet dat de vier grote steden koplopers zijn. Amsterdam voorop met achthonderd niet-gevaccineerde kinderen.
Flevoland scoort hoog in beide ranglijsten. Urk heeft een hoog percentage kinderen die helemaal geen prik hebben gekregen (36,5 procent). Almere telt een groot aantal van deze kinderen – meer dan de grotere gemeenten Eindhoven, Tilburg en Groningen. Met de Biblebelt en het westen van Noord-Brabant behoort Flevoland dan ook tot de regio’s waar de vaccinaties sterk achterblijven. In Zeewolde daalde de vaccinatiegraad zelfs van 87,8 procent in 2023 naar 64,1 procent in 2024 – het hardst in heel Nederland. Een verklaring daarvoor heeft GGD Flevoland nog niet.
Corona en prikangst
De provincie Flevoland biedt een kleine staalkaart van Nederland met onder meer een grote stad (Almere, nummer acht in Nederland), een middelgrote groeistad (Lelystad), een christelijke vissersplaats (Urk) en een dorpachtige groeikern (Zeewolde). „Ondanks deze verschillen zien we hier overal de vaccinatiegraad dalen”, zegt verpleegkundige Ellen ter Meer van GGD Flevoland, coördinator van het Rijksvaccinatieprogramma. „Op Urk is de vaccinatiebereidheid al heel lang laag door de religieuze overtuiging van veel inwoners. Toch zie je die bereidheid ook daar verder afnemen. Er is echt wat aan de hand.” Wat precies weet Ter Meer niet: „Ik zie bij ouders wel een toegenomen wantrouwen in de overheid.”
Dat wantrouwen lijkt te zijn aangewakkerd door de coronapandemie, die gepaard ging met een omvangrijk vaccinatieprogramma. Vóór de pandemie kreeg jeugdarts Tamara Francis van Icare Jeugdgezond in Flevoland van ouders nog wel eens een vraag over het fabeltje dat vaccins autisme zou veroorzaken: „Dat hoor ik niet meer. Nu zegt een twijfelende ouder vaker: ‘Ik wil geen nieuw vaccin voor mijn kind’. Dan zeg ik meteen: ‘Deze vaccinaties bestaan al heel lang’. Dat idee van een ‘nieuw vaccin’ komt echt uit de coronatijd.”
Dat zeggen ook verschillende ouders in de Almeerse Stedenwijk tegen NRC. Zo heeft Kevin Otters (33) niet getwijfeld of hij zijn zoontje zou vaccineren. „Maar corona is dan weer wat anders, dat was iets heel nieuws.” Ook Roxanne van der Oord (28), die geen coronavaccinatie heeft gehaald, heeft niet getwijfeld of haar twee kinderen ingeënt zouden moeten worden.
Verpleegkundige Ter Meer constateert ook een toename van prikangst: „Bij kinderen én bij de ouders, die het prikken zielig vinden voor hun kinderen.” Tijdens een vaccinatieronde krijgen doorgaans zeshonderd tot zevenhonderd een prik in een grote hal. „Kinderen die bang zijn, geven we altijd wat extra aandacht, in een aparte ruimte”, zegt Ter Meer. „Dat ging altijd om pakweg tien kinderen, inmiddels zijn dat er drie keer zoveel.”
Soms is er sprake van een misverstand, zegt wethouder Froukje de Jonge (Volksgezondheid, CDA): „In Almere komt het voor dat ouders na de eerste prik denken dat het klaar is en vervolgens niet meer komen voor de herhaalprik. Dus willen we ouders na de eerste prik meteen een uitnodiging voor de volgende vaccinatie meegeven.”
De GGD en andere betrokken zorgorganisaties hebben niet goed zicht op wat voor ouders geen vaccinatie willen voor hun kind of daarover twijfelen. De Jonge zou daarom graag „klein kijken”, in buurten, wijken en postcodegebieden, om een gedetailleerd beeld te krijgen van de weigeraars en twijfels. „Zodat we hen op de juiste plekken en de juiste manier kunnen benaderen.” Het verzamelen van dit soort gegevens is volgens De Jonge nog maar net goed begonnen in haar gemeente.
‘Het spinnen van het web’
Intussen lopen in Flevoland tal van initiatieven om de vaccinatiegraad te verhogen. Consultatiebureaus bieden spreekuren waarop ouders zonder afspraak kunnen binnenlopen en consulten voor twijfelende ouders, die makkelijk een afspraak kunnen maken voor een inhaalprik.
„Als een vrouw 22 weken zwanger is, verwijst de verloskundige haar naar het consultatiebureau”, vertelt jeugdarts Francis. Daar wordt een gesprek gevoerd over een kinkhoestvaccinatie voor de aanstaande moeder. „En over de vaccinatie van haar kind.” Dat past allemaal in het „spinnen van het web” rond ouders en kinderen, zoals wethouder De Jonge het noemt. Dat kost geld, erkent zij: „We bezuinigen op de gezondheidspreventie, maar zeker niet op het vaccinatieprogramma. Dat is namelijk bewezen effectief.”
Als je nog meer verschil wil maken, zegt Simone Kukenheim, directeur publieke gezondheid bij GGD Flevoland, moet de GGD naar de twijfelende ouders toe gaan voor een gesprek. „Is het een bewuste keus of zitten ze met heel veel vragen? Vinden ze het logistiek heel ingewikkeld, of hebben ze op internet dingen gelezen? Dat is maatwerk.” Dan hebben gemeenten wel geld nodig van het Rijk om GGD-personeel vrij te kunnen maken, aldus Kukenheim.
Het voeren van een goed gesprek is cruciaal, vertelt verpleegkundige Ter Meer. „Daarom trainen we onze medewerkers in gesprekstechnieken.” In een gesprek probeert een medewerker niet om ouders te overtuigen, zegt Ter Meer: „Maar om goede informatie te geven, bijvoorbeeld door te verwijzen naar de site van het RIVM.”
Jeugdarts Francis geeft in zulke gesprekken wel uitleg over bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek naar vaccins. Vooral stelt ze vragen aan de ouders, zoals: waar zijn jullie bang voor? „Want alle ouders willen het beste voor hun kind en verdienen een open gesprek over vaccinaties.”
Niet alle ouders staan open voor zulke gesprekken, is de ervaring van de verpleegkundige en de jeugdarts. „Dan zegt iemand: ‘Ik hoef jullie verhaal niet te horen’. Hoogopgeleide ouders willen vaker wel in gesprek”, vertelt Francis, „maar dan kan de uitkomst toch zijn dat ze afzien van een vaccinatie. Ik zeg dan: je kan het ook later nog doen.” Onlangs kwam een twijfelende vader al een paar minuten na het consult terug om zijn kind alsnog te laten vaccineren.
Het helpt als ouders zelf zien hoe ernstig bepaalde ziekten zijn. Zo gaat het nu zeer voorspoedig met het vaccin voor het rotavirus, dat sinds begin dit jaar wordt toegediend. Dat komt doordat ouders op de kinderopvang kunnen zien hoe ziek andere kinderen zijn geworden door dit virus.
Voor Fatma Oktay bevestigde zien-is-geloven de juistheid van haar besluit om haar kinderen te laten vaccineren. Een driejarig kind in haar omgeving kreeg meningokokkenziekte en raakte haar handjes kwijt: „Toen was ik stiekem wel blij met mijn vaccinatiekeuze.”
De belangrijkste toezichthouder op de geheime diensten wordt ondergebracht in onderkomens in de buurt van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst in Den Haag. Dat schrijven de demissionaire ministers Mark Rutte (Algemene Zaken, VVD), Kajsa Ollongren (Defensie, D66) en Hugo de Jonge (Binnenlandse Zaken, CDA) in een brief aan de Tweede Kamer.
De keuze voor deze tijdelijke locatie is opmerkelijk omdat de MIVD een van de diensten is die door de onafhankelijke toezichthouder Commissie voor het Toezicht op de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (CTIVD) moet worden gecontroleerd. Om die reden weigerde de CTIVD eerder aangeboden werkruimtes in het gebouw van de AIVD in Zoetermeer.
De CTIVD gaat nu wel akkoord met het nieuwe aanbod omdat het „om een soort bedrijfsverzamelgebouw gaat” waarin niet alleen de MIVD gehuisvest wordt. Dat zei CTIVD-lid Judith Lichtenberg donderdagmorgen tijdens een technische briefing aan de Tweede Kamer. In het gebouw in het duingebied aan de rand van Den Haag is ook innovatiecentrum TNO gevestigd. Dit werkt overigens veel met Defensie en MIVD samen.
Verder betreft het een tijdelijk onderkomen voor de CTIVD van dertig werkplekken vanaf januari 2025 tot de zomer van 2026, zo beklemtoonde Lichtenberg. Daarna komen er structureel nieuwe werkruimtes voor de toezichthouder vrij in het centrum van Den Haag.
Een toezichthouder kan langzaam maar zeker de wereld gaan zien door de ogen van de sector waar toezicht op wordt gehouden
Drie jaar gedoe
Fracties in de Tweede Kamer toonden zich donderdagmorgen bezorgd over het al drie jaar durend gedoe tussen toezichthouder en de drie betrokken ministeries. Barbara Kathmann (GroenLinks-PvdA) sprak van „complete miscommunicatie” tussen betrokkenen. Michiel van Nispen (SP) vroeg de CTIVD: „Voelt u zich nog wel voldoende serieus genomen?”
De PVV liet bij monde van Kamerlid Marco Deen juist merken het „positief en pragmatisch” te vinden als toezichthouder en diensten dicht bij elkaar gehuisvest worden. Zo gaat de CTIVD straks ‘realtime’ meekijken met cyber-operaties van AIVD en MIVD om te zien of die volgens de regels verlopen. Mede met het oog hierop heeft de toezichthouder nu al enkele tijdelijke werkplekken bij de AIVD.
Combinaties van huisvesting voor overheidsdiensten en toezichthouders zijn ongebruikelijk en volgens deskundigen controversieel. Inlichtingenexpert Bert Hubert schrijft in een reactie op de brief van het kabinet. „Heel in het kort gaat het hier om een zeer veel voorkomende situatie waarbij een toezichthouder (of regelgever) langzaam maar zeker de wereld gaat zien door de ogen van de sector waar toezicht op wordt gehouden.”
Dat gebeurt bijvoorbeeld als medewerkers van de toezichthouder en diensten elkaar tegenkomen op of bij gemeenschappelijke faciliteiten (toiletten, koffieautomaat, parkeerplaats) of tijdens bijeenkomsten. In het geval van geheime diensten speelt ook de zorg om inbraken in bijvoorbeeld computersystemen van de toezichthouder, of afluistermogelijkheden. Lichtenberg van de CTIVD, die nu gevestigd is in een pand van de Raad van State, noemde donderdag ook het risico „dat je een band opbouwt met mensen van diensten waardoor het moeilijk wordt de professionele afstand te bewaken.”
Lees ook
Invoering van nieuw toezicht op inlichtingen- en veiligheidsdiensten per 1 juli is ‘onverantwoord’ door personeelstekort, waarschuwen toezichthouders
Omdat er momenteel geen goede huisvesting is voor de CTIVD heeft de toezichthouder de werving van 10 extra fte stopgezet. Daardoor kan het toezicht na 1 juli gaten gaan vertonen. Dan wordt de nieuwe Inlichtingenwet van kracht waardoor er meer mankracht van de CTIVD wordt gevraagd. De toezichthouder noemde daarom de invoering van de wet per 1 juli vorige week „onverantwoord”.
Het kabinet laat in de brief weten de invoering van de wet per 1 juli te zullen doorzetten vanwege de grote dreiging uit onder meer Rusland, China en Noord-Korea.
De brief meldt wel dat de invoering van een deel van de nieuwe wet wordt uitgesteld. Het gaat om een niet eerder gebruikte bevoegdheid van de AIVD en MIVD bij ‘geautomatiseerde data-analyse’. Door de uitvoering van die bevoegdheid uit te stellen moet deze „ingroeien in de uitvoerings- en toezichtspraktijk”, schrijven de ministers.
AIVD-chef Erik Akerboom zei donderdag tijdens de technische briefing met de Tweede Kamer dat het om uitstel van „misschien maanden tot een half jaar” gaat. Ook zei hij de „instroom te willen beperken” van zaken die de AIVD aan de CTIVD wettelijk moet voorleggen, om zo de werkdruk voor de toezichthouder te verlagen.
De bel gaat en winkelmanager Cevher Sultan van juwelierszaak Goldpoint in Rotterdam-Delfshaven kijkt even op om te zien wie er voor de deur staat. Dan laat ze met een druk op de knop de klant binnen. Het is dinsdagochtend en in de zaak waar vooral Turkse en Marokkaanse Nederlanders winkelen, staat een rij. De inrichting is glimmend, glad en strak. Verschillende medewerkers drentelen achter de balie heen en weer. Cevher (29) zet met donkerblauw fluweel beklede bakken met ringen en armbanden op de toonbank. Klanten passen en twijfelen. Cevher weegt en noemt een prijs. Ze is kalm en vriendelijk, draagt zwarte eyeliner en een hijab.
Goud is booming.
De goudprijs stijgt al jaren, maar de afgelopen maanden ging de grafiek steil de lucht in. De marktprijs staat op 2.317 dollar (2.167 euro) per troy ounce goud (31,1 gram). Dat is flink hoger dan aan het begin van het jaar.
Özgül (30) past een gouden armband die lijkt op de beroemde Alhambra-lijn van het designermerk Van Cleef & Arpel. Maar terwijl dat modehuis het armbandje maakt van 18 karaat en verkoopt voor duizenden euro’s, kost deze lookalike zo’n 450 euro. „Ik hou van goud”, vertelt ze. „Ik draag tien keer liever gouden oorbellen dan oorbellen van de Hema.” Ze is net een gouden oorbel verloren en dat kost haar dan 200 euro.
De klanten komen niet alleen voor gouden sieraden om te dragen. Ze komen ook om te investeren. Gouden sieraden worden traditioneel cadeau gedaan op Turkse en Marokkaanse bruiloften en bij geboorten. Cevher laat een collectie babyarmbandjes zien – sommigen met een nazar, een steentje dat lijkt op een oog, om geluk te brengen.
Geld op een spaarrekening vindt Özgül niks. Geld dat ze niet direct nodig heeft, investeert ze in goud. Ze koopt sieraden van 22 karaat , een hoog goudgehalte, met daardoor een heldere goudgele kleur. „Als ik spaargeld op de bank heb en ik zie een mooie tas of leuke schoenen, dan koop ik die. Goud ligt in de kluis. Ik moet er moeite voor doen om het te ruilen voor geld en er iets voor te kopen.”
Klompjes of munten
Özgül is niet de enige. Veel Nederlanders investeren in goud. Goud kan indien nodig eenvoudig worden omgewisseld voor geld. Investeerders kunnen plakjes, klompjes of munten van goud kopen en die in de kluis leggen. Ze kunnen ook gouden sieraden kopen en die dragen. Twee vliegen in één klap. Winkelmanager Cevher legt uit dat klanten in dat geval wel een verlies accepteren bij het terugwisselen naar geld omdat arbeidsloon voor het vervaardigen van het sieraad in de prijs zit.
Wil de koper het goud in een bankkluis bewaren, dan kopen Turks- Nederlandse klanten van Goldpoint meestal een gouden munt met het hoofd van Atatürk, grondlegger van de republiek Turkije. Bij de juwelier komen ook klanten die eens in de maand munten kopen om te sparen voor de studie van hun kinderen of een huwelijk. Er zijn verschillende maten, wijst Cevher naar de vele munten die onder het glas van de toonbank glinsteren. Er zijn kleine muntjes die 50 euro kosten. Een grote is vijf keer zo zwaar, past net in de palm van een hand, en kost 250 euro.
In veel sieraden zijn de munten verwerkt: met een barokke gouden rand om te dragen als hanger bijvoorbeeld. Rinkelend aan een armband. Aan oorbellen of óp een ring. Özgül haalt een Atatürk-muntje uit een rood satijnen zakje om een deel van de armband mee te betalen. Ze is acht jaar geleden getrouwd. Al haar bruidssieraden liggen in de kluis. „Alleen als ik het echt nodig heb, haal ik die op.”
Klanten weten de juwelier te vinden via het Instagramaccount met bijna zestigduizend volgers. Cevher showt sieraden vaak zelf. Özgül komt er, omdat Cevher een jeugdvriendin van haar is. „Ze zullen je hier nooit belazeren”, zegt ze.
Op een fluwelen poef zit een man te wachten terwijl zijn vrouw een sieraad uitzoekt. Voor islamitische mannen is het verboden om goud te dragen, zegt hij. Zilver of platina mag wel. Goud is een investering. „Een bank maakt winst met jouw geld. Als je in goud belegt en de prijs stijgt, is de winst voor jou.”
Onrust drijft prijs op
Als er iemand profiteert van de stijgende goudprijs is het Johan de Ruiter van Goudwisselkantoren, een bedrijf dat op 150 locaties in Nederland, Duitsland en België sieraden en edelmetalen taxeert, inkoopt en verkoopt. De laatste tijd is het gekkenhuis. Het aantal ingekochte luxe horloges, gouden sieraden en diamanten steeg met 44 procent in het eerste kwartaal van 2024 ten opzichte van een jaar eerder. Oorlogen en onrust, zoals momenteel in Oekraïne en Israël, drijven altijd de goudprijs op. Dan zoeken mensen naar een historisch betrouwbare belegging. Directeur De Ruiter wil wel gezegd hebben: liever geen oorlog en winst dan andersom.
Veertig jaar geleden begon zijn vader met handel in postzegels en munten in Rotterdam. Het was eigenlijk een uit de hand gelopen hobby, zegt hij. In 2008 maakte Goudwisselkantoor de overstap naar de goudhandel. Sindsdien is de goudprijs gestegen. „Met eb en vloed”, zegt De Ruiter. „Gestaag omhoog.”
Mensen die een erfenis hebben verdeeld. Of mensen die een handje goud verkopen omdat ze geld nodig hebben
De Goudwisselkantoren werden zo’n belangrijke schakel in de goudverkoop omdat banken in 2008 stopten met de verkoop van goud. Zij sprongen in het gat en ontvangen nu de beleggers. Die kunnen een baar goud kopen variërend van één gram tot vijfhonderd (35.600 euro) of duizend gram (70.950 euro). Beleggers mikken op een stijging van de goudprijs. Of ze vinden banken niet betrouwbaar. Of ze belegden eerst in vastgoed en stappen over op goud nu verhuur van woningen minder lucratief wordt. In de afgelopen vijftien jaar groeide Goudwisselkantoren van tien naar vierhonderd mensen. De Ruiter: „Elke twee weken gaat wel ergens een kantoor open.”
Geld nodig
Stap je een Goudwisselkantoor binnen dan lijkt het meer op een tandartspraktijk dan op een juwelier. Eerst aanbellen. Witgelakte balie. Nergens sieraden. Ook de groep die goud wil vérkopen staat aan de balie, die door medewerkers vervolgens met veel privacy verder worden geholpen in een discreet taxatiekantoor. De Ruiter: „Dat zijn mensen die een erfenis hebben verdeeld. Of mensen die een handje goud verkopen omdat ze geld nodig hebben.”
Verpanden kan ook. Maar de Goudwisselkantoren zijn geen pandjeshuizen, ze accepteren alleen gouden sieraden of dure horloges. De waarde van de sieraden die worden ingeleverd, wordt bepaald door een expert en uitgekeerd in geld. Tegen dat bedrag plus rente kan het sieraad later worden teruggekocht. Dat gebeurt regelmatig, zegt De Ruiter. Zeker nu alles duurder wordt, kan het een uitweg zijn voor mensen. Het aantal verpandingen wil De Ruiter niet noemen. Wel zegt hij dat die in het eerste kwartaal van 2024 met 14 procent toenamen.
Iedereen mag goud inleveren bij de Goudwisselkantoren. De kans dat gestolen sieraden worden aangeboden, is klein, zegt de directeur . Het is risicovol omdat medewerkers inzage hebben in het politieregisters. Gestolen goederen komen direct naar boven. De Ruiter: „Die worden op de zwarte markt verkocht, vermoed ik.”
Plakjes zijn uitverkocht
Achter de zwartmarmeren gevel van juwelier Cleopatra gaat het glinsterend paradijs van Shanta Gadjradj (54) en haar zoon Gianni Khelawan (26) schuil. Ze hebben een baaierd aan klanten maar de meesten zijn Nederlanders met Surinaamse, Antilliaanse en Indiase roots. Shanta begon dertig jaar geleden als medewerkster en nam de zaak vier jaar later over toen de eigenaar naar Suriname vertrok.
Klanten die bij hen goud kopen als investering, kopen geen munten maar ‘plakjes’ Een plakje kost 150 euro. Het is, mooi ingepakt, veel leuker om te geven op een bruiloft of verjaardag dan geld, zegt Shanta. Ook hier loopt de goudverkoop als een trein. De plakjes zijn uitverkocht. Volgende maand komen ze weer binnen.
‘Pietpiet’ is populair bij de klanten van Cleopatra, dat zijn sieraden die eruit zien als klompjes ruw goud. Er zijn ringen met pietpiet, oorbellen met pietpiet en pietpiet als hanger. Typisch Surinaamse sieraden zijn handen die elkaar vasthouden, verwerkt in een gouden ring of armband. Gianni zet een bak met verschillende modellen op de toonbank. „Het symboliseert vriendschap.” Daarnaast zijn sieraden met een gevlochten ‘mattenklopper’ patroon populair omdat ze geluk zouden brengen. Ringen met een zwarte onyx-steen zouden de drager beschermen tegen het boze oog.
Het zijn vooral ouderen die investeren, denken moeder en zoon. Gianni: „Jongeren vinden het goud gewoon mooi.”
Shanta is bezig met het inrichten van de etalages voor het bruidsseizoen, de zomer. Met name Indiase bruidssieraden lopen goed. Aan de muur, op rood fluweel, hangen sets gouden colliers met verschillende lagen gouden kettingen, bijpassende armbanden en oorbellen.
En Nederlanders zonder migratieachtergrond, hebben ze daar ook een collectie voor?
Jazeker, zegt Gianni. Hij wijst op een vitrinekast met strak vormgegeven sieraden. „Ah, zij houden van sober?”
Zoeken naar camera’s op straat heeft wel iets van vogels spotten. „Kijk, daar zit er nog eentje”, zegt Sander Flight op het terras van De Biertuin in Amsterdam. Verscholen in een hoek boven de ingang van het café hangt een wit bolletje. Vanaf daar wordt het terras gefilmd. Even verderop bij de Mauritskade heeft camera- en privacydeskundige Flight nog meer camera’s gespot. Aan de gevel van het Wereldmuseum bijvoorbeeld (voorheen het Tropenmuseum) en op de brug richting Artis.
Precies tien jaar geleden liep een NRC-verslaggever ook door deze buurt om camera’s te tellen. Als onderdeel van een artikel over het „toezicht van de toekomst”, waarin deskundigen een vrij dystopisch toekomstbeeld schetsten. In 2024 zou oom agent met een druk op de knop via een netwerk van „slimme camera’s” in heel Nederland kunnen meekijken, luisteren en personen op straat identificeren. Burgers zouden ongevraagd door de overheid worden gevolgd via hun mobiele telefoon en elkaar identificeren via gezichtsherkenning op hun Google Glass-bril.
Dit voorjaar stelde Flight voor de wandeling door Amsterdam-Oost over te doen. Hij adviseert bedrijven en overheden over hoe cameratoezicht privacyvriendelijk in te zetten. In dit gedeelte van Amsterdam telde de NRC-verslaggever in 2014 tien camera’s op straat. „Die hangen er nog allemaal, plus twintig nieuwe”, concludeert Flight op het terras, na de wandeling. Vooral cafés, restaurants en winkels hingen om veiligheidsredenen meer camera’s aan hun gevels. Ook de gemeente filmt veel. Om vervuilende auto’s te weren, het verkeer te reguleren en de openbare orde te handhaven.
Op het terras dringt zich de vraag op of Nederland de controlemaatschappij is geworden zoals die tien jaar geleden werd uitgetekend. Om daar antwoord op te kunnen geven, onderzocht Flight wat in het artikel uit 2014 werd voorspeld. Hij komt met een geruststellend antwoord, maar heeft ook zorgen.
Drie keer meer camera’s op straat dan tien jaar geleden.
„Ja, daar sta ik ook best van te kijken. En dan hebben we de deurbelcamera’s niet eens meegeteld, waarvan er nu veel meer zijn dan toen. Die zijn nu ook veel geavanceerder, met goede camera’s en sterke microfoons. We worden op straat steeds meer in de gaten gehouden, dat is wel duidelijk.”
Leven we nu dan in de gevreesde Big Brother-maatschappij?
„Dat vind ik dan weer niet. Als je kijkt welke plannen er tien jaar geleden waren en welke proefprojecten er liepen, dan zie je dat ze bijna allemaal zijn mislukt of door wetgeving en maatschappelijke druk hooguit in afgeslankte vorm zijn doorgevoerd.”
RTL Nieuwsontdekte onlangs nog dat allerlei steden ‘slimme’ camera’s gaan inzetten, die geweld op straat signaleren.
„Dat soort projecten liepen tien jaar geleden ook al in het concept van de ‘slimme stad’. Op het Stratumseind in Eindhoven werden automatisch mensen op straat geteld om de drukte te meten, geluidsmeters zouden vechtpartijen signaleren, slimme camera’s slaande bewegingen opmerken en berichten van het uitgaanspubliek op sociale media over de sfeer werden gemonitord. In de praktijk bleken ordehandhavers gek te worden van de loze alarmen die de camera’s gaven en konden ze zelf ook wel zien of het druk en gezellig was.
„We hebben de oplossing, laten we er een probleem bij zoeken, was vaak het idee. Gelukkig wordt dat nu wel steeds vaker omgedraaid. De waarschuwingen van privacy-organisaties en -deskundigen hebben geholpen. In 2019 hebben alle Nederlandse gemeenten zich gecommitteerd aan de ‘principes voor de digitale samenleving’. Een van de afspraken is dat vooraf goed wordt onderzocht welke maatschappelijke risico’s bepaalde innovaties met zich meebrengen.”
Vanaf 2019 mocht de politie miljoenen foto’s van kentekens van slechts passerende auto’s bewaren, om misdrijven op te lossen. Privacy-organisaties spraken van massa-surveillance. Hoe is dat verlopen?
„Uit een evaluatie in 2021 bleek dat de database maar weinig werd geraadpleegd door de politie. Elke dag worden vijf miljoen kentekens gescand, maar de database was in heel 2019 maar zo’n duizend keer geraadpleegd. Dat betekent dat van iedere twee miljoen scans er maar één wordt bekeken. Bovendien levert het kenteken bijna nooit het doorslaggevende bewijs dat iemand ergens bij betrokken is. Het beperkte gebruik van de database komt door de wetgeving, die na een uitgebreid debat met maatschappelijke organisaties en Tweede Kamerleden tot stand is gekomen. Daarin staat dat de database alleen mag worden bekeken voor ernstige strafbare feiten. Bovendien is een bevel nodig van de officier van justitie.”
In het artikel uit 2014 was ook aandacht voor camera’s die zo slim waren dat ze misdaden konden voorspellen.
„Dat klopt, in een project dat ‘secure lane’ heette. Slimme camera’s merkten auto’s op die telkens parkeerplaatsen opreden. Dat zouden ladingdieven kunnen zijn. Zij zouden dan een preventief bezoekje krijgen van de politie, of op heterdaad worden betrapt. Daar is nooit meer wat van vernomen. Hetzelfde geldt voor slimme camera’s op Schiphol, die ‘verdacht gedrag’ zouden opmerken. Daar is ook niets van terechtgekomen. De techniek levert vaak veel valse alarmen op, soms is het te duur en soms besluit een organisatie dat ze het vanuit privacy-oogpunt toch te ver vinden gaan.”
En de vergevorderde plannen destijds om overheids- en particuliere camera’s te koppelen in een landelijk dekkend netwerk? In enkele ‘regionale toezichtruimtes’ gebeurde dit al.
„Ook die plannen zijn niet doorgegaan. Een experiment hiermee in Roermond werd fel bekritiseerd door Amnesty International. Wat ook niet hielp is dat de programmaleider voor de regionale toezichtruimtes in 2016 werd geschorst op verdenking van fraude en corruptie. In 2019 werd hij veroordeeld tot een jaar gevangenisstraf. Dat had binnen de politie een stevig effect: het wordt niet langer wenselijk gevonden om zo nauw samen te werken met particuliere beveiligingsbedrijven.
„Alles overziend kan je zeggen dat maatschappelijke organisaties, politie, rechters, wetenschappers en parlementariërs ervoor hebben gezorgd dat een surveillancesamenleving zoals die in 2014 werd voorspeld, er niet is gekomen. Die maatschappelijke discussies hadden ook invloed op bedrijven als Google en Facebook. De Google Glass werd in 2014 al direct een mislukking. Cafés in San Francisco kondigden aan ‘glassholes’ buiten de deur te zullen houden. Facebook stopte ook met automatische gezichtsherkenning. Het bedrijf noemde ‘groeiende maatschappelijke zorgen’ als reden om in 2021 een miljard gezichtsprofielen te vernietigen.”
Lees ook
Voor de ‘persoonlijke’ AI op Apple’s iPhone en Microsofts Copilot-pc ben je een open boek. Maar wie leest er mee?
Voor een controlemaatschappij hoeven we niet meer bang te zijn?
„We moeten wel waakzaam blijven. Het geloof in technologie als oplossing voor complexe sociale vraagstukken is nog altijd groot. Denk maar aan de inzet van kunstmatige intelligentie en algoritmes. Van de Toeslagenaffaire lijken we weinig geleerd te hebben. En ik heb natuurlijk ook geen goed zicht op de datastromen bij alle bedrijven die cameradeurbellen aanbieden en auto’s met camera’s uitrusten.
„Waar ik me nog steeds zorgen over maak is biometrie, en dan vooral automatische gezichtsherkenning. Daarmee zou iedereen kunnen zien waar iedereen is geweest. Dat zou onze samenleving fundamenteel veranderen. Gelukkig is precies deze vorm van gezichtsherkenning net verboden door de EU.
„Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat bedrijven buiten Europa niet de randen opzoeken. Het Amerikaanse bedrijf Tools for Humanity gaf cryptogeld aan miljoenen mensen in arme landen om hun irissen te scannen. Niet voor gezichtsherkenning, maar om iedereen op aarde te kunnen identificeren, om zo een wereldwijd digitaal paspoort te kunnen invoeren. Inmiddels hebben de data-toezichthouders van Kenia en Argentinië op de rem getrapt. Dit soort bedrijven moeten in toom worden gehouden. De voorbije tien jaar hebben laten zien dat dat mogelijk is.”
Grady Kottrik (65) woont al 36 jaar in een rijtjeswoning in Assen met een mooie achtertuin. Nu wil ze weg. De buurt is veranderd en met de nieuwe, jonge bewoners heeft ze weinig contact. Bovendien wordt haar knie steeds slechter – een benedenwoning is dan een prettig vooruitzicht. Maar voor welke huurwoningen komt ze in aanmerking? En hoe werkt de website waarop je dat moet regelen? Het weerhoudt haar ervan om daadwerkelijk te verhuizen.
Daarom is Hennie Arends (62) vandaag op bezoek, met een trommel vol gevulde koeken, om „orde in de chaos te scheppen”. Vier dagen in de week bezoekt deze ‘seniorenmakelaar’ twee tot drie ouderen per dag. Ze helpt senioren die willen verhuizen naar een ‘levensloopbestendige’ huurwoning of die hun huis willen aanpassen, zodat ze er langer kunnen blijven wonen.
Met behulp van een brochure laat Arends de mogelijkheden zien en helpt ze de mensen hun weg te vinden op de website met het aanbod van woningcorporaties. Altijd laat ze haar telefoonnummer achter, voor als er vragen zijn. Dat persoonlijke contact vinden mensen fijn, merkt Arends. Geen formulier invullen of een mail sturen, maar iemand die thuis met je komt praten.
Lees ook
Wonen in Nederland: eenheidsworst. Dat het anders kan, zie je hier
Ooststellingwerf
Sinds februari 2022 is Arends seniorenmakelaar bij woningcorporatie Actium in Assen, waar ze eerder als verhuurmedewerker werkte. De functie begon als een pilot van de gemeente, de woningcorporaties en de welzijnsorganisaties in de Drentse stad. Inmiddels is Arends seniorenmakelaar in een groter gebied, waaronder ook de Friese gemeente Ooststellingwerf. In tweeënhalf jaar tijd heeft ze zo’n vijfhonderd gesprekken gevoerd. Er zijn grofweg drie redenen waarom mensen op leeftijd willen verhuizen, weet ze inmiddels. „Ze krijgen fysieke klachten en kunnen niet meer in het huis blijven wonen, de partner overlijdt of de buurt verandert.”
Het is niet makkelijk om een geschikte woning te vinden. Door de vergrijzing neemt de behoefte aan seniorenwoningen toe, maar het lukt nog niet om die voldoende bij te bouwen. Minister Hugo de Jonge (Volkshuisvesting, CDA) kondigde in 2022 aan dat tot 2030 jaarlijks gemiddeld 36.000 nieuwe seniorenwoningen beschikbaar moeten worden. Dit jaar komen er slechts zo’n 2.800 bij, berekende ABN Amro in mei.
Het is niet alleen voor ouderen vervelend dat ze geen geschikte woning kunnen vinden. Doordat ze in het huis blijven wonen waar ze vaak met hun gezin woonden, stokt de doorstroming op de woningmarkt. Arends hoort vaak dat ouderen hun grote woning vasthouden. „Maar er is best een grote groep die wil verhuizen. Alleen, waar moet die naar toe?”
Lees ook
Huizen bouwen wordt steeds moeilijker, zeggen economen van ABN Amro
Nieuwbouw
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) liet onderzoeksbureau Kien in februari dit jaar onderzoek doen naar 1.043 Nederlanders tussen de 60 en 75 jaar. Daaruit blijkt dat hun woonsituatie ze bezighoudt: 76 procent van de ondervraagden praat er met anderen over, 19 procent wil de komende tien jaar verhuizen naar een levensloopbestendige woning, 21 procent past liever de huidige woning aan om daar langer te kunnen wonen.
In Assen bouwt de woningcorporatie flink bij. „Binnen vijf jaar komen er vijfhonderd levensloopbestendige woningen bij”, zegt Arends. Die nieuwe woningen hebben volgens haar nog een voordeel. „Bij nieuwbouw heb je meer connectie. Je krijgt allemaal tegelijkertijd de sleutel. Heb jij de vloer al? Dat soort dingen bespreek je dan met elkaar.”
Meer contact met buren is ook waar Kottrik op hoopt. Na het overlijden van haar partner, drie jaar geleden, is ze klaar voor een nieuwe start op een nieuwe plek. „Ik vind dit huisje heel mooi. Het heeft veel ruimte. Maar ik wil opnieuw beginnen. Ik ben me al aan het voorbereiden op een verhuizing, ben begonnen met opruimen.”
Tot opluchting van Arends staat Kottrik al 23 jaar ingeschreven bij de woningcorporatie. Daardoor zal het voor haar niet moeilijk worden om te verhuizen naar een nieuwe sociale huurwoning. Door de lange inschrijftijd staat ze bijna altijd bovenaan de lijst voor een huis. Dat is lang niet altijd zo, vertelt Arends. „Ik kom vaak bij mensen thuis die nog niet ingeschreven staan. Dan wordt het lastig. De gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning in Assen is een jaar of zes.”
Toen Arends begon als seniorenmakelaar hielp ze vooral veel ‘oudere ouderen’, mensen van tachtig jaar of ouder. De laatste maanden komt ze vaak bij ‘jongere ouderen’ thuis, de 65-plussers. „Jonge senioren zijn steeds meer bezig met hun woonsituatie. Dat is ook goed. Je moet er niet pas mee beginnen als het eigenlijk al te laat is.”
De Tweede Kamer wil dat een twee jaar geleden opgericht samenwerkingsverband van mensen van politie, Openbaar Ministerie, douane, belastingdienst, Koninklijke Marechaussee en het ministerie van Defensie die gezamenlijk strijden tegen de georganiseerde criminaliteit, wordt opgeheven.
Een meerderheid in het parlement stemde dinsdagmiddag voor een motie van de VVD, PvdA-GroenLinks en BBB waarin wordt vastgesteld dat de Nationale Samenwerking tegen Ondermijnende Criminaliteit (NSOC) „versneld moet worden afgebouwd”. De reden voor de motie is dat deze organisatie, waar honderd misdaadbestrijders werken, „onvoldoende heeft aangetoond meerwaarde te hebben” in de aanpak van de zware criminaliteit. De Kamer verzoekt het kabinet om de financiële middelen die al voor het volgende jaar waren gereserveerd „te verdelen onder de deelnemende organisaties”.
Demissionair minister Dilan Yesilgöz (Justitie en Veiligheid, VVD) ontraadde de motie. In maart van dit jaar schreef ze de Kamer nog „dat de eerste resultaten [van het NSOC] zichtbaar waren”. Het samenwerkingsverband heeft volgens de minister „het beoogde potentieel in de integrale bestrijding van de georganiseerde criminaliteit”. Ze wilde dat het NSOC ten minste nog twee jaar kon doorwerken.
Lees ook
Harde kritiek binnen politie op nieuw team tegen zware misdaad
Ongenoegen
Haar partijgenoot en Tweede Kamerlid Ingrid Michon-Derkzen heeft geen vertrouwen in het NSOC. „Het werk van deze club heeft niets opgeleverd en de gelden die ermee zijn gemoeid, jaarlijks zo’n 35 miljoen euro, kunnen beter worden besteed bij de misdaadbestrijding. Bovendien werken alle betrokken organisaties nu ook al samen.” De beoogde nieuwe minister van Justitie David van Weel (VVD) moet volgens haar het NSOC opheffen.
Het samenwerkingsverband was de voortzetting van het zogeheten Multidisciplinair Interventie Team (MIT), dat door de vorige minister van Justitie en Veiligheid Ferd Grapperhaus (CDA) in 2019 werd opgericht om de zware misdaad „een flinke slag” toe te brengen. Het instellen van het MIT was een reactie op de moord op advocaat Derk Wiersum op 18 september 2019.
De nieuwe superopsporingseenheid zou zich richten op „het duurzaam verstoren van ondermijnende criminele bedrijfsprocessen in binnen- en buitenland”. Dat diende het te bewerkstelligen „door het structureel opsporen en ontmantelen van criminele netwerken, het aanpakken van sleutelfiguren, het in beslag nemen van crimineel vermogen en het opwerpen van barrières voor crimineel handelen en voor het verkrijgen van crimineel geld”.
Drie jaar na de aankondiging was het MIT nog steeds niet operationeel. De oprichting wekte met name bij de Nationale Politie veel ongenoegen. De landelijke recherche verweet het MIT „roofbouw” te plegen op de politie, omdat de organisatie ervaren agenten wegkocht door hogere salarissen te bieden.
‘Doodzonde’
Yesilgöz besloot in 2022 tot een „koerswijziging”: de opsporingseenheid MIT werd vervangen door samenwerkingsverband NSOC. De nieuwe club richtte zich vooral op „het ontvlechten van de financiële verwevenheid van onder- en bovenwereld. Dat spitst zich toe op de aanpak van criminele geldstromen via handelsstromen, het doorlichten van logistieke en financiële dienstverleners, en (niet-ambtelijke) corruptie”.
Directeur Joost van Slobbe van het NSOC zei deze dinsdag het „doodzonde„ te vinden dat zijn organisatie dreigt te verdwijnen. „Het opbouwen van samenwerking duurt jaren en die tijd zou ons gegund moeten worden.” Volgens hem zijn de zes deelnemende organisaties enthousiast over het NSOC. „Dit is wat ze willen.”
Lees ook
Mislukt misdaadbestrijdingsteam MIT heeft overheid bijna 160 miljoen gekost
Het is de grootste beloning die het Nederlandse Openbaar Ministerie ooit heeft uitgeloofd voor informatie over een voortvluchtige crimineel: 200.000 euro, voor de tip over waar Jos Leijdekkers, beter bekend als Bolle Jos, verblijft. Al ruim twee jaar staat Leijdekkers op de Nationale Opsporingslijst en de Europese most wanted list, waarop de meest gezochte criminelen prijken. Naar verluidt is Leijdekkers een paar keer bijna gearresteerd in Turkije, maar telkens wist hij te ontkomen.
De Bredanaar wordt verdacht van grootschalige cocaïnesmokkel en betrokkenheid bij een aantal ernstige geweldsincidenten. Hoewel van Bolle Jos tot dusver ieder spoor ontbreekt, heeft het OM besloten hem alsnog te vervolgen. Op 10 juni eiste het ministerie tegen Leijdekkers een celstraf van 24 jaar, bij verstek. De verdachte was niet aanwezig en had ook geen advocaat gemachtigd als belangenvertegenwoordiger.
Dinsdag oordeelt de Rotterdamse rechtbank over de beschuldigingen. Daarnaast hangt Leijdekkers in België een straf van twaalf jaar boven het hoofd. Ook in Duitsland is hij onderwerp van strafrechtelijk onderzoek.
Bordeel
Joseph Johannes Leijdekkers is geboren op 1 juli 1991 in Prinsenbeek, een dorp dat inmiddels is vastgegroeid aan Breda. De vrijstaande woning waar Jos opgroeit met zijn broer en zus staat in de buurt bekend als de ‘hoerentent’, zo meldt het Brabants Dagblad in een profiel van de Leijdekkers.
Het is een verwijzing naar het bordeel dat de vader van Jos exploiteert onder de naam Club Reeperbaan. Buurtgenoten omschrijven Jos in die tijd als een „onopvallende jongen” die „erg op zichzelf is”. ‘Joske’ heeft een voorliefde voor het verzamelen van Pokémon-kaarten en tijdens het ruilen kan hij nogal dwingend uit de hoek komen, vertelt een leeftijdgenoot aan de Brabantse krant: „Nee, kende hij niet.”
Het huis waar hij opgroeit wordt de ‘hoerentent’ genoemd, wat verwijst naar Club Reeperbaan, het bordeel dat de vader van Jos exploiteert
Dat beeld komt ook naar voren in een vonnis over de zware mishandeling van een jongen in 2008, waarbij Jos niet heeft geschopt of geslagen, maar ook niet heeft ingegrepen. Hij omschrijft zichzelf tijdens de rechtszaak als „een probleemloze jongen”. De reclassering stelt vast dat Jos „op een dwingende manier praat en vaak zijn eigen gelijk wil halen”. Uiteindelijk krijgt hij een maand jeugddetentie opgelegd.
Twee jaar later is Leijdekkers, inmiddels negentien jaar, wel actief betrokken bij een incident. Na een ruzie met twee mannen over een barkruk in het Haagse Kurhaus begin 2011, kijkt hij zijn twee rivalen recht in de ogen als ze buiten staan. En schiet ze vervolgens allebei neer, zonder dralen. De slachtoffers overleven. Leijdekkers weigert inzicht te geven in waarom hij de trekker overhaalde en krijgt zes jaar celstraf voor dubbele poging tot doodslag.
Lees ook
Panden familieleden drugscrimineel Bolle Jos doorzocht
Marbella
In de gevangenis krijgt de criminele carrière van Bolle Jos vermoedelijk een nieuwe impuls. Twee jaar na het uitzitten van die straf, laat Leijdekkers zich uitschrijven uit de gemeentelijke basisadministratie en vertrekt naar het Spaanse Marbella, waar Nederlandse criminelen zich begeven tussen kopstukken van de internationale cocaïnemaffia.
Niet lang daarna bereiken berichten uit het criminele milieu de politie dat Bolle Jos cocaïne smokkelt. Volgens het OM is Leijdekkers in enkele jaren zelfs doorgestoten tot de top van de Europese cocaïnemaffia.
Bolle Jos onderhoudt contact met Flor Bressers, een Vlaamse generatiegenoot van Leijdekkers uit Lommel. Eind mei eiste justitie in België twaalf jaar cel tegen Leijdekkers en vijf jaar tegen Bressers vanwege cocaïnesmokkel en – in het geval van Bolle Jos – de ernstige mishandeling van een brandwacht. Bressers wordt overigens ook vervolgd voor de smokkel van 16.000 kilo cocaïne.
Wat opvalt aan de berichten op alle telefoons die aan Leijdekkers worden toegeschreven, is het gebruik van ‘alles op zen gangetje’
Belangrijk bewijsmateriaal tegen Leijdekkers komt uit berichten die hij heeft verstuurd met cryptotelefoons van de berichtendienst Sky ECC, die in 2021 is gekraakt. Daar maakte hij volgens het OM gebruik van verschillende bijnamen, zoals „Holly”, „El Presidente” en „El Ganador” (De Winnaar).
Wat justitie opvalt aan de berichten op alle telefoons die aan Leijdekkers worden toegeschreven, is het gebruik van de uitdrukking „alles op zen gangetje”, vermoedelijk een samentrekking van ‘alles op z’n tijd’ en ‘alles gaat z’n gangetje’.
Wat het in de wereld van Jos Leijdekkers betekent als alles op ‘zen gangetje’ gaat, heeft het OM aan de rechtbank voorgerekend. Volgens het OM is Bolle Jos tussen eind 2019 en mei 2020 betrokken geweest bij verschillende transporten. Op basis van een groothandelsprijs van 26.500 euro per kilo, schat het OM dat Leijdekkers een criminele omzet heeft gedraaid van minimaal 70 miljoen euro tot maximaal 140 miljoen euro – pér maand. Bij enkele onderschepte partijen was met een speciale stempel ‘Holly’ in de blokken cocaïne geperst.
Onderwereldgeweld
Naast zijn werk als smokkelaar is Bolle Jos volgens het OM ook betrokken bij geweldsdelicten. Zo zou hij begin 2020 de opdracht hebben gegeven om Robin van Ouwerkerk te liquideren, wat niet is gebeurd.
Bolle Jos wordt ook genoemd in relatie tot de verdwijning van Naima Jillal, een Marokkaans-Nederlandse vrouw die een prominente rol speelde binnen de Nederlandse cocaïnemaffia.
Jilal is verdwenen in oktober 2019 en vrijwel zeker vermoord. Het onderzoek naar de rol van Leijdekkers bij haar verdwijning loopt nog altijd en kan tot een nieuwe vervolging leiden. Saillant detail: foto’s van Jillals zielloze, naakte lichaam waren opgeslagen op een telefoon die eind 2019 in Dubai werd aangetroffen bij de arrestatie van Ridouan Taghi. Ook hij wist lang uit handen van justitie te blijven. Inmiddels is hij tot levenslang veroordeeld. Tegen die straf is hoger beroep aangetekend. Die kans krijgt Leijdekkers ook, zolang hij niet wordt aangehouden, verloopt de beroepstermijn niet.
Lees ook
In de zoektocht naar de verdwenen Jillal komt politie uit bij ‘Bolle Jos’, wie is hij?
Het zou voor leerlingen niet moeten uitmaken welke toets zij maken in groep 8 om hun niveau voor de middelbare school te bepalen – maar er is wel degelijk verschil tussen de zes toetsen waaruit scholen dit jaar konden kiezen. De ene toets leidt vaker tot een hoger schooladvies dan de andere.
Dat blijkt uit een analyse die de PO Raad (sectorvereniging voor het primair onderwijs, behartigt de belangen van de schoolorganisaties) heeft gemaakt van de uitslagen van de zes toetsen.
Het schooladvies dat leerlingen in groep 8 krijgen voor de middelbare school komt in twee stappen tot stand. Eerst geeft de basisschool een voorlopig schooladvies, op basis van cijfers en observaties die leerkrachten bijhouden in een ‘leerlingvolgsysteem’. Vervolgens maken alle leerlingen een toets, zoals de Cito-toets, die hun niveau meet.
Dit schooljaar waren er een paar grote veranderingen. De toets werd vervroegd van april naar februari en heet nu ‘doorstroomtoets’ in plaats van ‘eindtoets’. Scholen mochten voor het eerst kiezen uit zes toetsen, die volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ondanks de verschillen tot een gelijk resultaat zouden moeten leiden. Uit de analyse van de PO Raad blijkt dat dit anders heeft uitgepakt.
Nieuw was ook dat scholen dit jaar verplicht ‘kansrijk’ moesten adviseren: als de leerling bij de toets uitkwam op een hoger niveau dan de school had geadviseerd (bijvoorbeeld vwo in plaats van havo), moest het definitieve schooladvies worden bijgesteld. Wilde een school toch aan het eigen advies vasthouden, dan moest zij op schrift beargumenteren waarom.
Uit de analyse van de PO Raad blijkt dat één op de drie leerlingen in aanmerking kwam voor heroverweging van het voorlopig schooladvies. Maar dat is een gemiddelde. Bij de ene toets kwam 24 procent van de deelnemers in aanmerking voor heroverweging en bij de andere toets 40 procent. „Dit verschil is onacceptabel”, vindt de PO Raad. „De toetsen moeten vergelijkbaar zijn en bijdragen aan kansengelijkheid voor leerlingen.” Om juridische claims van de toetsaanbieders – commerciële partijen – te voorkomen wil de organisatie niet zeggen bij welke toets de uitslag het vaakst aanleiding gaf voor een heroverweging van het schooladvies.
Eva Naaijkens, directeur op de Alan Turingschool in Amsterdam, maakte in maart op LinkedIn de discussie los over de verschillende toetsen. Zij dacht dat er iets mis was gegaan bij de normering. „Er zijn zogenoemde ankervragen in alle zes toetsen verwerkt om ze te kunnen vergelijken. Maar ik heb de indruk dat dat niet heeft gewerkt”, zei ze.
Het ministerie van Onderwijs zei toen in een reactie dat er er geen fouten zijn gemaakt. „Het aanpassen van de normering is een zorgvuldig en uitvoerig proces waardoor de doorstroomtoetsen ook dit jaar betrouwbare resultaten geven.”
Er zijn ook regionale verschillen te zien in de resultaten van de doorstroomtoets. Het percentage leerlingen dat na de toets in aanmerking kwam voor een bijgesteld schooladvies lag vooral hoog in Overijssel, Groningen, Friesland en in delen van Limburg. Volgens Freddy Weima, voorzitter van de PO Raad, komt dat doordat hier vaak sprake is van „onderadvisering” door de school. De PO Raad heeft hier een mogelijke verklaring voor: het aanbod aan middelbare scholen is in sommige gebieden kleiner dan in de Randstad. „Misschien houden leerkrachten in het voorlopige schooladvies rekening met de beschikbaarheid van schoolsoorten”, zegt Weima.
Averechts effect
Vooral leerlingen die een voorlopig schooladvies praktijkonderwijs of vmbo-basis hadden, hebben na de toets relatief vaak een bijgesteld advies gekregen. Het aantal definitieve schooladviezen voor praktijkonderwijs is zo met 10 procent gedaald. De PO Raad maakt zich hier zorgen over. „Dat heeft voor zowel de leerlingen als de scholen gevolgen”, zegt Weima. „Voor leerlingen kan het betekenen dat ze op een schoolniveau terechtkomen dat niet goed bij hen past en dat ze na een tijdje toch van het vmbo af moeten, omdat het praktijkonderwijs nu eenmaal beter bij hen past. Dat is niet goed voor hun ontwikkeling. En voor de praktijkscholen betekent het dat zij mogelijk leerkrachten moeten ontslaan, die zij op termijn weer nodig hebben, als die leerlingen alsnog komen.”
Ook Nicole Teeuwen, directeur van de Sectorraad Praktijkonderwijs, en Arjen Daelmans, voorzitter van de Stichting Platforms VMBO wezen onlangs in een opiniestuk in NRC op het averechtse effect dat het ‘kansrijk adviseren’ kan hebben.
De PO Raad pleit ervoor om alle leerlingen weer dezelfde toets te laten maken als het niet lukt om de toetsen beter vergelijkbaar te maken. „Nog beter zou het zijn om de toets drie jaar later af te nemen”, zegt voorzitter Weima, „want eigenlijk vinden we het niet goed dat leerlingen al zo vroeg een advies krijgen dat zo bepalend is voor hun verdere leven. Als je op je vierde het basisonderwijs in komt en je spreekt helemaal geen Nederlands, dan heb je die acht jaar heel hard nodig om een beetje op niveau te komen. Wij zijn dus voor een latere selectie, maar we beseffen dat dit systeem voorlopig niet zal veranderen.”
Vergeleken met leeftijdgenoten uit andere landen praten Nederlandse jongeren makkelijk met hun ouders als ze ergens mee zitten. Ze ervaren veel steun van hun gezin, vrienden, klasgenoten en leraren en voelen zich minder vaak eenzaam. Dat schrijven jeugdonderzoekers van de Universiteit Utrecht, het Trimbos-instituut en het Sociaal en Cultureel Planbureau in een factsheet op basis van een internationale studie onder scholieren.
Het vierjaarlijkse Health Behaviour in School-aged Children-onderzoek (HBSC) meet al ruim twintig jaar het welzijn en de gezondheid van jongeren. Dit keer vulden circa 280.000 scholieren van 11, 13 en 15 jaar uit 44 landen de vragenlijst in, tussen oktober 2021 en juni 2022. Bij het vergelijken van de internationale resultaten vallen twee dingen op, zegt Gonneke Stevens, hoofdonderzoeker en hoogleraar jongerenwelzijn aan de Universiteit Utrecht. „Een keer goed en een keer slecht nieuws.”
Het slechte nieuws is dat de mentale gezondheid van jongeren de afgelopen jaren flink achteruit is gegaan, vooral bij meisjes. In vier jaar nam het percentage meisjes in Nederland met psychosomatische klachten, zoals hoofdpijn en zich ongelukkig voelen, toe van 32 naar 50 procent. „Dat beeld”, zegt Stevens, „zien we eigenlijk in heel Europa.” Internationaal steeg het percentage meisjes met dit soort klachten van 43 naar 56 procent, bij jongens ging het van 29 naar 34 procent.
De pandemie is een deel van de verklaring. De vragenlijsten werden afgenomen ten tijde van ingrijpende maatregelen, zoals het sluiten van scholen. Dat jongeren minder positief zijn over hun welzijn is dan ook niet verwonderlijk, schrijven de onderzoekers, maar zorgwekkend is het wel.
Corona, zei Stevens eerder in NRC, is ook niet het enige probleem. Het percentage jongeren dat last heeft van druk door schoolwerk is tussen 2001 en 2021 bijna verdrievoudigd. Bepaalde ontwikkelingen – zoals het stijgende aantal leerlingen dat bijles heeft of naar huiswerkbegeleiding gaat – werken mogelijk drukverhogend. Stevens: „Je ziet dat daar in de samenleving gelukkig steeds meer aandacht voor is. Is hoger altijd beter? Waar zit een kind het beste op zijn of haar plek?”
Lees ook
‘Schaduwonderwijs’ is een forse groeimarkt geworden
Positief is dat Nederlandse tieners het net als alle eerdere jaren erg goed doen als het gaat om sociale relaties. Zo geeft 87 procent van de jongens en 75 procent van de meisjes in Nederland aan makkelijk met hun vader te kunnen praten wanneer zij ergens mee zitten, moeders scoren nog enkele procenten hoger. Op de vraag hoe vaak ze zich in de afgelopen 12 maanden eenzaam hebben gevoeld, antwoordde 7 procent van de jongens en 15 procent van de meisjes ‘meestal of altijd’, internationaal is dat 10 en 21 procent.
Weinig hiërarchie
Is er een verklaring voor de goede sociale relaties die Nederlandse kinderen hebben? Stevens: „Wij hebben niet onderzocht wat de achtergronden hiervan zijn, maar we zien dit al twintig jaar in ons onderzoek, dus het lijkt wel deel uit te maken van de Nederlandse cultuur. We weten uit ander onderzoek bijvoorbeeld dat het vertrouwen in anderen hier relatief hoog ligt en dat relaties weinig hiërarchisch zijn. Dat zou een goede basis kunnen zijn van goede sociale relaties.”
Stevens benadrukt hoe belangrijk het is dit in stand te houden. „Goede sociale relaties beschermen tegen mentale problemen. Als je je geaccepteerd en gesteund voelt door anderen – vrienden, leraren, ouders – dan is dat heel bepalend voor hoe het met je gaat.”
Wat tot slot opvalt, is de positie die Nederland inneemt bij het gebruik van sociale media. In geen enkel ander land is het percentage jongeren bij wie dat gebruik problematisch is, zo laag. Net als in andere landen gebruiken veel Nederlandse kinderen sociale media intensief: ze hebben gedurende de hele dag online contact met anderen. Maar symptomen van verslaving, zoals aan niets anders kunnen denken dan aan sociale media of er ruzie over krijgen, komen slechts bij 4,1 procent van de jongens en 6,7 procent van de meisjes voor – de helft van het internationale gemiddelde.