‘Laat ouders in de vakantie maar eens nadenken of ze hun kind überhaupt een smartphone willen geven’

Een paar jaar geleden, zeggen journalist Danielle Batist (40) uit Utrecht en actrice Thekla Reuten (48) uit Amsterdam, leek het dat je met een mobiele telefoon iets positiefs aan je kinderen gaf. Iets leuks. „Maar het is een paard van Troje gebleken”, zegt Reuten. „Het is niet wenselijk een kind toegang tot internet in zijn zak te geven. ‘Kijkchallenges’, waarbij kinderen elkaar uitdagen steeds akeliger filmpjes te bekijken, van afranselingen tot onthoofdingen, zijn niet normaal. Of cosmeticareclame gericht op meisjes van acht. De prefrontale cortex is nog niet ontwikkeld in de puberteit. En toch geven we juist dan een verslavend apparaat.” „Maar ook los van onderzoek”, zegt Batist. „Je weet toch zelf ook hoe moeilijk het is om dat verslavende ding weg te leggen. Dan heb je voor je kind al genoeg om je zorgen over te maken.”

Batist (twee dochters, van acht en zes) en Reuten (twee zoons, acht en vijf) willen de norm dat kinderen steeds jonger een smartphone krijgen, veranderen. Ze brengen het onderwerp ter sprake waar ze kunnen, op het schoolplein en in de politiek.

Per 1 juli willen ze – met een groep gelijkgestemden – ouders in heel Nederland met elkaar in contact brengen die hun kinderen voorlopig geen smartphone willen geven, via de website smartphonevrijopgroeien.nl.

Grassroots

In andere landen, zoals Duitsland, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, waren er al vergelijkbare grassrootsouderbewegingen, die razendsnel duizenden tot tienduizenden aanhangers vergaarden. Smartphonevrij Opgroeien heeft zich gevormd naar Engels voorbeeld: zusterbeweging Smartphone Free Childhood hield in mei een webinar voor ouders van over de hele wereld en gaf de deelnemers per land (onder wie een tiental Nederlanders) elkaars mailadres, zodat die met elkaar in contact konden komen.

Dat contact is belangrijk, zegt Batist, „zodat ouders ervaren dat ze niet de enige zijn met zorgen.” „Groepsdruk kun je tegengaan door verbinding”, vult Reuten aan. „Als een kwart van de kinderen in de klas geen smartphone heeft, verandert de norm al. Dat zijn dus maar zeven of acht kinderen, hè? Mensen zijn vaak bang dat ze hun kind buiten de groep zetten door geen smartphone te geven, maar je houdt ze juist tot een geschiktere leeftijd ergens uit.” Batist: „Ik zie het ook meer als bevrijden dan beschermen.”

Het is niet wenselijk een kind toegang tot internet in zijn zak te geven

Thekla Reuten
Smartphonevrij Opgroeien

Batist maakte de website. Mensen kunnen zich opgeven voor een nieuwsbrief en informatie vinden over kinderen en smartphones die mensen, bijvoorbeeld in de ouderapp van hun klas, kunnen kopiëren om het gesprek te openen over het onderwerp. Er is ook aandacht voor alternatieve, ‘simpele’ telefoons.

Verder kunnen ouders op de site kijken of op hun school al een WhatsAppgroep is van gelijkgestemden of hun eigen groep aanmelden, want net als de buitenlandse zusterbewegingen organiseren ze zich in lokale appgroepen. „Ja, dat is wel ironisch”, zegt Batist. „Maar goed, ik zat namens mijn kinderen toch al in twintig groepen, van schaatsen tot scouting.” Voor mensen die niet willen appen, is er nog een discord server, een website met een forum waar mensen met elkaar kunnen praten.

Lees ook

‘Nee hoor, jij krijgt (nog) geen smartphone. Wacht maar tot je veertien bent!’

‘Nee hoor,  jij krijgt  (nog) geen smartphone. Wacht maar tot je veertien bent!’

Marjolein Moorman

Smartphonevrij Opgroeien heeft nog geen leeftijd vastgesteld tot wanneer kinderen smartphonevrij zouden moeten opgroeien. In andere landen pleiten oudercollectieven voor veertien of zestien jaar. „Maar een veilige norm stellen, vind ik niet alleen een taak voor ouders”, zegt Batist. „Daar zijn toch onderzoekers voor, net als bij alcohol? We willen als organisatie niet zeggen hoe het moet. Het is alleen bij gebrek aan wetgeving en handhaving dat we dit doen, naast onze baan en als de kinderen in bed liggen.” Voor verschillende sociale media, zoals TikTok en Snapchat, moet een kind dertien jaar zijn, maar jongere kinderen kunnen ook gewoon invullen dat ze dertien zijn.

Reuten is gaan praten met Marjolein Moorman (PvdA), de Amsterdamse wethouder onderwijs, jeugd(zorg) en armoedebestrijding. „Ik heb haar voorgelegd dat er een golf kinderen aankomt zónder smartphone. Mijn kinderen komen straks bijvoorbeeld zonder smartphone maar met een Nokia naar school.” Een telefoon waarmee je niet op sociale media kunt en waarop je geen apps kunt installeren. „Maar scholen leunen zeer op apps zoals Magister.” Daarin worden onder meer de cijfers bijgehouden en de roosters weergegeven. „Dat moet worden teruggedraaid”, vindt Reuten. Ze vertelt dat het gesprek met Moorman weerklank vond en dat er een vervolggesprek komt.

Brugklas

„Het is de norm geworden dat kinderen in groep zeven of acht leren met een smartphone om te gaan”, zegt Batist. „Omdat je in de brugklas vaak geacht wordt zo’n ding te hebben. Wij zeggen nu terug: begin er nog maar helemaal niet mee.”

„Je hoeft het ook niet te ‘leren’”, zegt Reuten. „Kinderen ontdekken in een seconde hoe WhatsApp werkt. Laat ouders in de zomervakantie maar eens nadenken of ze hun kind überhaupt een smartphone willen geven.”

Het is alleen bij gebrek aan wetgeving en handhaving dat we dit doen, naast onze baan

Danielle Batist
Smartphonevrij Opgroeien

Wat vinden hun eigen kinderen eigenlijk van het initiatief? „De oudste vroeg laatst wel wanneer hij een smartphone kreeg”, zegt Reuten. „Ik vertelde hem dat dat ding mijn tijd en aandacht vaak opslokt en hoe algoritmes werken. En dat de kinderen van de ceo’s van Google en Apple geen smartphone mogen en op schermvrije scholen zitten. Dat maakte indruk.”

„Mijn oudste dochter ziet soms kinderen ineens niet meer meespelen als ze een smartphone krijgen”, zegt Batist. „Die zitten dan op hun telefoon. Ik denk dat we straks op deze jaren terugkijken en zeggen: wat ongelofelijk dat we kinderen toen nog smartphones gaven.”

Lees ook

Eigenlijk is het verdacht dat een peuter wél 20 minuten rustig naar de tv kan kijken

 Filmstills uit de animatieserie Cocomelon van Netflix.


‘Fysiotherapeuten rennen het vak uit’

Simone von der Linden (28) uit het Gelderse Wijchen staat op het punt op wandelvakantie naar Tsjechië te gaan. Ze heeft een passie voor sport, bewegen en gezondheid, vertelt ze. Ze houdt van voetbal, hardlopen, zwemmen en wielrennen, en is gefascineerd door het menselijk lichaam. Biologie was vroeger een van haar lievelingsvakken. Drie jaar lang was ze fysiotherapeut, 34 uur in de week. „Het paste bij mij. Lekker met je poten in de klei staan, direct mensen kunnen helpen. Heel waardevol.”

Toch is Von der Linden nu geen fysiotherapeut meer, maar trainee bij de provincie Noord-Brabant. Ze wordt gedetacheerd bij gemeenten en houdt zich bezig met bijvoorbeeld dienstverlening en seniorenbeleid. Fysiotherapeut zijn, zegt ze, is een pittig vak. „Het kan fysiek zwaar zijn, maar mentaal ook. Je ziet de hele dag mensen, je hoort veel ingrijpende verhalen. Het is weinig flexibel: je kunt niet even tussendoor in de lunchpauze naar de tandarts bijvoorbeeld, je moet stipt op tijd terug zijn want er wachten alweer mensen op je.”

Ander nadeel: haar inkomen was lager dan dat van haar vrienden die ook hbo hadden gedaan, en het steeg nauwelijks. „Ik kon rondkomen, maar het zorgde wel voor veel onrust: kan ik wel een huis kopen? Wat als ik kinderen wil?” Bijscholing betaalde ze zelf, net als haar pensioen.

Dus vroeg ze zich af: wil ik dit voor de rest van mijn leven doen? Het antwoord luidde: nee.

„Als trainee, wat toch een verkapte opleiding is, krijg ik een dertiende maand en verdien ik driehonderd euro meer dan als opgeleide fysiotherapeut met drie jaar ervaring. Dat is wel gek.”

Von der Linden is niet de enige fysiotherapeut die ermee opgehouden is. In 2023 verliet een op de tien fysio’s het vak – ruim vierduizend mensen. Daarnaast overwegen zeven op de tien iets anders te gaan doen en neemt het aantal nieuwe studenten fysiotherapie al sinds 2020 elk jaar verder af. Dat blijkt uit een groot representatief onderzoek onder fysiotherapeuten van fysiovakbond FDV, dat deze maandag uitkomt.

„De fysio’s rennen het vak uit”, concludeert Bob van Ravensberg, voorzitter van FDV. „We stevenen af op een implosie van ons beroep.” Het gaat om eerstelijns fysiotherapeuten, praktijken ‘om de hoek’ die voor iedereen beschikbaar zouden moeten zijn.

Vooral jongere fysiotherapeuten stoppen snel. Van Ravensberg: „Die hebben enthousiast een vierjarige hbo-opleiding gedaan, vaak ook nog een driejarige master erachteraan, en zien daarna pas dat ze niet meer dan een mbo-salaris verdienen.”

Het FDV-onderzoek laat ook zien waarom fysio’s stoppen: laag salaris, onvoldoende loopbaanperspectief, slechte arbeidsvoorwaarden. Er is geen cao. Fysiotherapie zit sinds 2004 nog maar beperkt in het basispakket, je moet er een aanvullende verzekering voor afsluiten. Daarvoor gelden vrije tarieven.

Onderzoeksbureau Gupta stelde in een onderzoek uit 2020, verricht in opdracht van overheid, zorgverzekeraars en fysiotherapeuten, dat het tarief per behandeling bijna 34 euro per half uur moet zijn om alle kosten te betalen. Gecorrigeerd voor inflatie is dat nu ongeveer 45 euro. Maar in de praktijk betalen de zorgverzekeraars tussen de 36 en 40 euro, blijkt uit het onderzoek. „Intussen zijn huisvestings-, energie- en personeelskosten voor werkgevers fors gestegen. De tarieven zijn dus aan de lage kant”, zegt Charlotte van Laar, sectorspecialist Medische Beroepen bij ABN Amro. Gevolg: werkgevers kijken eerst naar hun eigen hogere kosten, hun fysio’s zijn „een sluitpost”, zegt FDV-secretaris Marije Bosboom. „Sommige fysiotherapeuten hebben jarenlang geen loonsverhoging gehad. Die staan nog op een salaris uit 2003.” Het leidde vorig jaar tot een gemiddeld salaris van 3.600 euro bruto per maand voor een 40-urige werkweek, net iets boven modaal (3.300 euro).

Fysio’s wijzen ook naar de arbeidsvoorwaarden. Veel van hen, zowel zzp’ers als degenen in loondienst, betalen de verplichte scholing en registraties zelf, en vaak ook hun vakantiedagen en pensioen – al betaalt hun werkgever daar soms een klein deel aan mee. Vergaderingen, scholing en administratie gebeuren in eigen tijd. „Ik krijg wekelijks mailtjes en telefoontjes van fysiotherapeuten die hun hypotheek en boodschappen niet meer kunnen betalen, of al jaren niet met vakantie zijn gegaan”, zegt Van Ravensberg.

Het verschil met tweedelijns fysiotherapeuten – wel een cao, betere arbeidsvoorwaarden, een 55 tot 70 procent hoger salaris – is groot, blijkt uit het onderzoek. Het zorgt ervoor dat fysiotherapeuten niet alleen het vak verlaten, maar ook overstappen naar die ‘tweede lijn’: ziekenhuizen, revalidatiecentra, verpleeghuizen.

Bloemetjes en lectuur

Paul Klaver (62) verkocht in april 2023 na bijna veertig jaar zijn fysiopraktijk in Naarden. Nu laat hij zichzelf als zzp’er inhuren bij zijn ‘oude’ praktijk omdat het „zo’n prachtig vak is”. „Je wilt zorgen, lekker met mensen bezig zijn.” Klaver is optimistisch ingesteld en wil niet te veel klagen, zegt hij, maar ook hij moest jarenlang op de centen letten: zichzelf soms minder betalen dan de fysio’s die hij inhuurde, om huurverlaging vragen in de coronaperiode, twaalf uur per dag werken, en geen bloemetjes of lectuur in de wachtkamer. „Alle franje moest ervan af. Je moet de kosten zo laag mogelijk houden, want aan de inkomstenkant valt niks te winnen.” Wat ook hielp: zijn vrouw verdient goed – een opmerking die bij meer fysio’s te horen valt.

Anderhalf jaar geleden voerde Klaver actie bij zijn praktijk. Hij hing een spandoek op en gaf de klanten na afloop een sponsje mee. De boodschap: de fysio is net een spons. Op het laatst is die helemaal uitgeknepen en komt er niets meer uit.

Ruim vier miljoen mensen maken jaarlijks gebruik van fysiotherapie, blijkt uit cijfers van beroepsvereniging KNGF. De problemen met de tarieven spelen al jaren. Het laatste cao-akkoord stamt uit 2003, en pas begin 2023 lag er een nieuw principeakkoord. Het grootste deel van de fysiotherapeuten stemde ermee in.

Ook de meeste werkgevers zijn voor een cao, maar vrezen voor de betaalbaarheid ervan. „Praktijkhouders zijn bang dat ze erbij inschieten door de hogere personeelskosten, als de tarieven van zorgverzekeraars niet ook omhooggaan”, zegt Charlotte van Laar. Die tarieven stijgen wel, maar minder dan de inflatie. Van Laar: „Zorgverzekeraars vrezen te hoge kosten, terwijl ze daar juist op moeten letten.”

Een woordvoerder van Zilveren Kruis zegt dat de verzekeraar „niet tegen hogere salarissen is. We willen ook zeker niet het onderste uit de kan. Maar wij betalen wel met de portemonnee van de premiebetaler, en veel mensen hebben al moeite de premie te betalen. We moeten altijd goed kijken waar we geld aan uitgeven.”

Zo kijkt iedereen naar elkaar „maar gebeurt er niks”, zegt Van Ravensberg van FDV. Zorgelijk, zeker nu de fysio’s in het Integraal Zorgakkoord IZA (het plan van Rutte IV om Nederland te wapenen tegen vergrijzing en hoge zorgkosten) een grote rol toebedeeld krijgen. Fysiotherapeuten kunnen huisartsen ontlasten en voorkomen dat klachten zo ernstig worden dat mensen bij een – duurdere – specialist terechtkomen.

NSC-Kamerlid Daniëlle Jansen sprak in mei tijdens het wekelijkse vragenuurtje in de Tweede Kamer de zorg uit dat „patiënten straks voor een gesloten deur staan door de krimpende beroepsgroep”. Demissionair minister Dijkstra (Zorg, D66) erkende het probleem: „Paramedische zorg krijgt een belangrijke rol binnen het IZA, maar dat gaat niet altijd goed.” Volgens haar ligt de oorzaak deels bij de fysio’s zelf. „Kleine aanbieders hebben geen goede gesprekken met verzekeraars. Ze moeten gezamenlijk onderhandelen, dan staan ze veel sterker.”

Fitness bij de fysio

Van Laar van ABN Amro wijst op andere mogelijkheden. Zo kunnen fysio’s leefstijlprogramma’s aanbieden (tegen hogere tarieven) en meer aan arbeidsfysiotherapie doen. Door schaalvergroting (denk aan ketens als FysioHolland of de TopzorgGroep) kunnen ze hun efficiency verbeteren. Ook kunnen fysio’s hun werk combineren met bijvoorbeeld het aanbieden van fitness. „Na je behandelingen bij de fysio ga je bij hem door met fitnessen, maar dan op eigen kosten. Dat maakt fysiotherapeuten minder afhankelijk van de verzekeraar.” Maar volgens de FDV past dat niet per se bij fysiotherapeuten; die zijn er vooral om zorg te leveren.

Paul Klaver wijst op nog een oplossing. Creatieve collega’s van hem bedachten een variant op coperto (extra betalen voor bestek in een restaurant). Ze vroegen een bijdrage per behandeling aan hun klanten. Klaver: „Patiënten begrepen het wel, maar de zorgverzekeraar floot ze meteen terug.”

Bij vakbond FDV zien ze het intussen somber in. „Heel veel mensen zijn weleens naar de fysiotherapeut in de buurt geweest”, zegt Van Ravensberg. „Die denken: de fysio is er nu, de fysio blijft er altijd. Maar de vraag is of de fysiotherapeut over vijf jaar nog wel bestaat.”

Lees ook

Groot tekort aan logopedisten leidt tot leerachterstanden en gedragsproblemen. Een oplossing is er niet

Logopediste  Gonneke Sargis in haar praktijk in  Amstelveen.  „Ik vrees voor mijn opvolging. Zijn er nog logopedisten die dit willen?”


Bij het formuleren van een antwoord op de Nederlandse excuses zet Suriname zelf graag de ‘komma’s en punten’

Al dansend komt een groep vrouwen een zaaltje binnen in koto’s – traditionele Afro-Surinaamse jurken – en kleurrijke en kunstig gebonden hoofddoeken, angisa’s. Een vrouw zet met lange uithalen een couplet in, het koor antwoordt en de drums zwellen aan.

Het publiek juicht en Siegmien Staphorst, voorzitter van NAKS – de Afro-Surinaamse culturele organisatie die het evenement organiseert, staat op en gooit haar handen in de lucht. „Prachtig zijn jullie!” roept ze en voegt zich tussen de dansende vrouwen. Ze hebben in aanloop naar Keti Koti een cursus gevolgd bij Akuba, de vrouwengroep van NAKS, om traditionele Afro-Surinaamse vrouwenkleding te ontwerpen. NAKS (Na Afrikan Kulturu fu Sranan – Onze Afrikaanse Cultuur van Suriname) is de oudste Afro-Surinaamse organisatie van Suriname, opgericht in de jaren veertig.

Staphorst volgde het afgelopen jaar op de voet wat er gebeurde in Suriname nadat de excuses door Nederland waren aangeboden. Die kwamen voor Suriname vrij plotseling. Geen van de belangrijke Afro-Surinaamse organisaties in het land was er in aanloop naar de excuses bij betrokken. „Het was een Nederlandse en vooral eenzijdige aangelegenheid, waar Suriname plotseling mee opgescheept werd”, zegt Staphorst als ze even wegloopt van het evenement en een stille plek zoekt. Maar toen de excuses eenmaal waren uitgesproken werd er volgens haar wel direct een antwoord van Suriname verwacht. „Maar daar hebben we tijd voor nodig want zo’n antwoord formuleren we op onze manier”, zegt ze.

Op de grondvesten van slavernij

Het verhaal „achter de komma”, zoals in Nederland het proces na de excuses is gaan heten, is in Suriname volgens Staphorst al veel langer gaande. De Surinaamse samenleving is gebouwd op de grondvesten van eeuwenlange slavernij en kolonisatie. Na de slavernij moesten de mensen met elkaar verder in het land waar het zich allemaal afspeelde en waar de geschiedenis ook nu, eeuwen later, nog voelbaar en tastbaar is. „Er zijn diepe wonden geslagen, we zijn eeuwenlang ontmenselijkt en die erfenis is nog steeds van generatie op generatie doorgegeven en voelbaar in Suriname.

Ondertussen leeft de vraag ook of de fondsen voor Suriname – maar ook de excuses – nog wel overeind blijven staan onder de nieuwe, rechts-radicale regering in Nederland

Vanuit zo’n positie een nieuwe stap maken kost tijd. Dat zie je ook aan de sociaal-economische achterstand in Suriname”, zegt ze. Tegelijkertijd is het herstel, aangestuurd door organisaties zoals NAKS, ook al decennialang aan de gang. „We zijn al lang bezig met een stuk ontwikkeling van onszelf, met onze identiteit en economische versterking tegen de onderdrukking. We laten dat niet afhangen van een komma of een punt uit Nederland. We bepalen zelf onze eigen komma’s en punten”, zegt Staphorst.

Koto dansers tijdens de Naks Prodo Spikri woensdag 26 juni in Paramaribo.
Foto Ranu Abhelakh

Dat de behoefte om een eigen antwoord te formuleren groot is bij de nazaten in Suriname, blijkt ook uit een brief die verschillende Afro-Surinaamse gemeenschappen, inheemse gemeenschappen en marrons – nazaten van gevluchte plantageslaven – schreven aan Koning Willem-Alexander en aan premier Rutte, vorig jaar augustus. „In die brief stond dat de excuses zijn ontvangen en aangehoord en dat er een antwoord zou komen”, vertelt theoloog en marron Frank Jabini. „Daarvoor worden er nu in het hele land zogeheten krutu’s georganiseerd, een traditionele vorm van vergaderen, waarin de leiders van de gemeenschappen met de nazaten in gesprek gaan en uiteindelijk zal er dan een antwoord komen of de excuses geaccepteerd worden of niet, en hoe nu verder”, zegt Jabini. Samen met socioloog Helmut Gezius is hij betrokken bij dit proces. Hoe lang dit gaat duren is onbekend, er is geen tijdsbestek voor uitgetrokken. „Je kunt dat niet snel doen, daarvoor is het te belangrijk.” Het is een zorgvuldig proces dat veel losmaakt.

Lees ook

Koning Willem-Alexander biedt excuses aan voor slavernijverleden, vraagt vergiffenis voor rol Oranjes

De toespraak van de koning volgt op de excuses van premier Mark Rutte (VVD) namens de regering eind vorig jaar.

Aan de excuses heeft Nederland een bedrag van 200 miljoen euro gekoppeld, voor projecten en zogeheten beleidsversterking. Van dit bedrag is een deel voor de Koninkrijk-eilanden bestemd, en een deel voor Suriname. Daartoe is een speciaal platform slavernijverleden Suriname opgericht waarvan econoom en oud-minister Silvano Tjong Ahin de coördinator is. Hoe projecten kunnen worden ingediend in Suriname, wie ze goedkeurt, en hoe gelden worden verdeeld zal later nog duidelijker worden.

Ondertussen leeft de vraag ook of de fondsen voor Suriname – maar ook de gemaakte excuses – nog wel overeind blijven staan onder de nieuwe, rechts-radicale regering in Nederland. De PVV heeft in haar partijprogramma geschreven dat de excuses moeten worden teruggetrokken. Siegmien Staphorst hoopt dat het niet zover komt, maar mocht dat wel zo zijn dan nóg moet Suriname verder. „Stel dat alles wordt teruggedraaid dan gaan wij toch door met onze eigen herstelprogramma’s. Dat proces moeten we sowieso door, met of zonder excuses uit Nederland.”

Lees ook

Wat is de oogst na een jaar herdenken van het slavernijverleden?

Mitchell Esajas:  „Op 1 juli eindigt het Herdenkingsjaar, op 2 juli begint het meest racistische kabinet sinds WOII.”


Einde Co-Med zorgelijk voor artsen én patiënten: ‘Niemand neemt me aan, want niemand heeft plek’

Vorige week woensdag kreeg Perone Cobben (60) uit Breda een MRI-scan vanwege rugpijn. De uitslag zou ze binnen drie werkdagen via de huisarts horen. Maar de dag erna las ze in de krant dat ze helemaal geen huisarts meer had – en met haar 50.000 andere patiënten: verzekeraars stopten de financiering van huisartsenketen Co-Med en de keten sloot op zijn beurt alle praktijken. „Ik zit in de penarie”, was het eerste wat ze dacht.

Reden voor de beslissing van de verzekeraars was dat Co-Med volgens hen geen goede zorg meer kon garanderen. Ook NRC berichtte eerder dat het goed mis kon gaan in de twaalf praktijken van de keten: patiënten stonden voor gesloten deuren, op sommige momenten was er geen huisarts aanwezig en wegens gebrek aan protocollen moesten assistenten soms taken uitvoeren waarvoor ze niet bevoegd waren. Zorgverzekeraar CZ onderzocht of de bereikbaarheid, het spoedprotocol en de zorg in de avond, het weekend en ’s nachts op orde was – dat gold voor geen enkele praktijk op alle drie die onderwerpen, aldus woordvoerder Arjen Zwaan.

Deze week vraagt Co-Med faillissement aan, bleek afgelopen weekend. En het sloot vorige week dus al alle praktijken – ook die van Cobben, die zelf overigens wel tevreden was over Co-Med. Via CZ kon ze uiteindelijk terecht bij digitale huisartsenpraktijk Arene, dat de zorg voor patiënten van negen van de twaalf praktijken van Co-Med opvangt. Afgelopen maandag kreeg ze daar iemand aan de lijn, maar die hadden nog geen inzage in haar dossier. Uit onderzoek van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) bleek inderdaad dat Co-Med patiëntendossiers „niet of onvoldoende” overdroeg aan vervangende huisartsen. Daartoe verplichtte het de keten afgelopen donderdag.

Cobben ontving pas donderdag de uitslag van haar MRI-scan. „Ik ben goed geholpen door de arts van Arene, maar zo duurde het toch een week langer waarin ik met pijn rondliep.” Bij een fysieke huisarts in de buurt kan ze ook niet terecht: „Niemand neemt me aan, want niemand heeft plek.”

Cobben vindt haar weg wel in de digitale zorg, zegt ze, maar ziet dat het voor ouderen moeilijk is. „Ik maak me zorgen om mensen van, zeg, boven de 80 jaar. Die kunnen dat niet allemaal.”

In allerijl opgetuigde spoedzorg

50.000 patiënten van Co-Med zijn sinds vorige week aangewezen op de digitale zorg van Arene of op in allerijl opgetuigde spoedzorg van lokale huisartsen – die er daardoor erg veel patiënten bij krijgen, boven op een vaak al vol patiëntenbestand.

Tot nu toe registreerden zo’n vijfduizend mensen zich bij Arene, daar kwamen dagelijks zo’n 180 consulten en honderden belletjes uit. Het is „een stuk drukker dan normaal”, zegt woordvoerder Sijmen Veenstra, en ook op de website staat aangegeven dat er langere wachttijden zijn vanwege de drukte. Maar meer huisartsen aantrekken is niet nodig, zegt Veenstra: „De veertig artsen die voor ons werken, kunnen meer uren draaien. Daar is veel animo voor – iedereen zet een tandje bij.”

Toch vindt David Baden, spoedeisende hulp-arts in het Utrechtse Diakonessenhuis, de huidige situatie „zorgelijk”, want „teleconsulten zijn geen vervanging van reguliere zorg”. „Een vaste huisarts is bewezen beter voor de gezondheid van patiënten én voor de zorgkosten. Mensen met een vaste huisarts gaan minder vaak naar de spoedeisende hulp en maken minder lang gebruik van zorg.”

Het tekort aan huisartsen is al langer een probleem, deels doordat praktijkhoudende huisartsen die met pensioen gaan geen opvolging kunnen vinden

Baden hoopt dat er voor de lange termijn andere oplossingen worden gezocht. Het huisartsentekort is al langer een probleem in Nederland, voor een deel omdat praktijkhoudende huisartsen die met pensioen gaan geen opvolging kunnen vinden. Maar dat is niet onomkeerbaar, volgens Baden. „Ik vind het intrigerend dat er nu vooral gekeken wordt naar manieren om de huisarts te vervangen, en niet naar manieren om méér huisartsen te krijgen. Alsof het een natuurwet is dat die er niet zijn. Je kunt bijvoorbeeld minder artsen inzetten in het ziekenhuis, zodat er meer overblijven om huisarts te worden. Want als we de huisartsenzorg goed op orde hebben, gaat de zorgvraag in het ziekenhuis weer omlaag.”

Drempel voor jonge huisartsen

Dat zegt ook huisarts in Gelderland en vertegenwoordiger van de Landelijke Huisartsen Vereniging Isabel Hövell-Ullmann. „Het beeld dat er nooit opvolging te vinden is klopt voor een deel, maar is niet compleet. Er zijn voorbeelden waarbij er wél andere kopers waren, maar de gemiddelde huisarts kan gewoon lang niet hetzelfde bedrag neerleggen als Co-Med deed.” Dáár moet naar oplossingen gekeken worden, vindt zij. „Er is blijkbaar een drempel om als jonge huisarts in te stappen als praktijkhouder.”

Woordvoerder Zwaan van CZ laat weten dat de verzekeraar inderdaad hard op zoek is naar toekomstbestendige oplossingen, maar kan daar nog weinig concreets over zeggen. „Dat kan pas als het definitief is.” Wel zijn 5.500 patiënten uit Den Haag inmiddels structureel ondergebracht bij andere lokale huisartsen.

Hövell-Ullmann is blij dat patiënten met Arene alsnog enige toegang tot zorg hebben, maar waarschuwt er net als Baden voor dat niet te gaan zien als volledige huisartsenzorg. „Het is generalistische zorg en mist de continuïteit van een huisarts die de context en verhaallijn van een patiënt kent.”

Ik kreeg elke keer de vraag waarom ik in een rolstoel zit.

Grietje Hof (67)
patiente van Co-Med

Steeds iemand anders

Precies daar liep Grietje Hof (67) tegenaan bij Co-Med, dat drie jaar geleden de praktijk van haar huisarts overnam. Vanaf dat moment zat ze steeds tegenover iemand anders en moest ze telkens haar medische geschiedenis uitleggen. „Ik kreeg elke keer de vraag waarom ik in een rolstoel zit.” Dat is zo vanwege complicaties die ze opliep tijdens de behandeling van de ziekte van Hodgkin (een vorm van lymfeklierkanker), dertig jaar geleden, waardoor haar ruggenmerg beschadigd raakte. „Dat is niet zo’n leuk verhaal om steeds uit te leggen. Je huisarts hoort dat gewoon te weten.”

Hof heeft tevens een trage schildklier waar ze medicijnen voor neemt. Soms moet de dosering aangepast worden, als ze merkt dat ze bepaalde klachten zoals vermoeidheid ervaart. Momenteel heeft ze daar last van – normaal gesproken zou ze dan even bloedprikken bij de huisarts. Nu gaat dat niet.

Zij en haar man John Hof, ook 67, zijn aangewezen op de ‘spoedzorg’ die is opgetuigd in het Medisch Spectrum Twente, het ziekenhuis van Enschede. „Maar is dit spoed? Ik weet het niet.” Het is voor haar een stressvolle situatie: „Ik heb niet het idee dat het snel goed komt. Nu heb ik nog genoeg medicijnen, maar wat als die straks op zijn?”

Ook Cobben uit Breda maakt zich zorgen om haar medicijnen. Naast de rugpijn waarvoor ze vorige week de huisarts bezocht, heeft ze longziekte COPD en gebruikt ze verschillende inhalatoren. Eén daarvan is bijna leeg. „Ik neem nu maar wat pufjes minder, want ik weet niet hoe snel ik een nieuwe kan krijgen via die huisarts op internet. Maar daardoor heb ik wel minder lucht.” Dat medicijn heeft ze bijvoorbeeld nodig bij inspanning of als ze in paniek raakt. „Ik heb het eigenlijk altijd bij me. Ik word er wel onzeker van dat ik nu niet zeker weet wanneer ik het weer kan krijgen.”

Twee beroertes

Ook de familie Franken uit Bergen op Zoom zit zonder huisarts, vertelt Johan Franken (63). Hij heeft eerder twee beroertes gehad en slikt daar medicijnen voor. „Op mijn leeftijd en met mijn verleden wil ik terug kunnen vallen op een huisarts.” Een „echte”, bedoelt hij daarmee, geen digitale. „Dat is zo onpersoonlijk. Ze zullen hun best daar wel doen, maar ze kennen me helemaal niet.”

Zijn 40-jarige dochter had vorige week vrijdag een afspraak bij de huisarts voor stressklachten – maar ze stond voor een gesloten deur. „Nu kon zij het online wel regelen, maar er stond daar ook een mevrouw van 83. Die was helemaal in paniek.” Ook zijn kleinzoon van 5 jaar ondervond de gevolgen al. ‘Het manneke had last van zijn oortjes. Maar hij kon geen digitale afspraak maken, want daar heb je een e-mailadres voor nodig, en die heeft hij nog niet.” Een woordvoerder van Arene laat weten dat een ouder een account voor een kind kan maken en dat aan het eigen account kan koppelen, maar dat daar inderdaad wel een eigen e-mailadres voor nodig is. Franken vindt het maar gedoe. „Tja, liever dat online dan niets, maar doe me nog liever mijn eigen dokter.”


De illegale handel in tabak neemt toe: ‘De distributie is ook zo makkelijk’

Sigaretten en shag tegen bodemprijzen: tien pakjes zware Van Nelle, 140 euro – normaal kost één pakje 27 euro. Of een emmer Marlboro, 90 euro. Zomaar een greep uit aanbiedingen op berichtendienst Telegram. Van een anonieme verkoper, in groepen als PeukenHandelNL of Sigaretten-Sloffen. Handel die eerder deze maand werd doorgegeven aan het Meldpunt Accijnsfraude van de Nederlandse Douane.

Achter de anonieme aanbieders gaan twee studenten schuil, weet de onderzoeker van het recherchebureau dat in opdracht van brancheorganisatie Vereniging Nederlandse Sigaretten & Kerftabakfabrikanten (VSK) het internet afstruint op zoek naar verdachte partijen tabak. Cor (achternaam bekend bij de redactie) mag bij dergelijke aanbieders ook testaankopen doen. Zo ontdekte hij dat die aanbieders een handeltje zijn van twee jonge studenten waarmee ze hun studiebeurs aanvullen. Ze wonen in één studentenhuis en pendelen wekelijks heen en weer naar Luxemburg. Met twee bestelbusjes. Op de terugweg rijdt een busje voorop met het andere er achteraan, afgeladen met sigaretten. Wordt het eerste busje aangehouden of gecontroleerd, dan rijdt het tweede busje om tot de kust veilig is.

Terug in Nederland gaan de sigaretten via Telegram, Snapchat of Instagram van de hand. Telegram voor de eerste klantenbinding, om kopers geïnteresseerd te maken. Snapchat of Instagram voor de serieuze transacties en de afspraken over aflevering, thuis of op een veiliger ontmoetingsplek.

Cor, die de handel van die twee studenten blootlegde, weet dat er veel meer illegale handel is. De handel in sigaretten zonder belastingzegel (waar dus geen belasting over is betaald) stijgt al jaren en neemt vooral explosief toe na iedere prijsstijging op de Nederlandse markt, zeker als omringende landen als Duitsland of Luxemburg dat niet doen.

Vuilnisbakken

Over een kwart (25,0 procent) van de gerookte sigaretten in Nederland wordt geen belasting betaald, blijkt uit onderzoek van de douane. Afgelopen najaar werden in opdracht van de douane een kleine vijfduizend lege sigarettenpakjes verzameld, overal in het land. Ze werden van straat geraapt of uit vuilnisbakken gevist en overgebracht naar het Douane Laboratorium in Amsterdam voor analyse. Het aandeel pakjes zonder belastingzegel vertoonde een opmerkelijke stijging vergeleken met de jaren ervoor, toen de douane ook lege sigarettenpakjes bij elkaar raapte. Vlak voor de corona-pandemie was dit aandeel 15,8 procent, in 2021 was het 15,3 procent.

De stijging loopt gelijk op met de accijnsverhoging op sigaretten, signaleerde ook demissionair staatssecretaris, Maarten van Ooijen (Volksgezondheid, ChristenUnie), eerder deze maand in een brief aan de Tweede kamer. „Het ligt voor de hand dat, naarmate de accijns op tabaksproducten hoger wordt, het voor criminele organisaties lucratiever wordt om illegaal te handelen in tabaksproducten”, voegde hij eraan toe.

Supermarkten, ook de kleintjes, moeten op 1 juli hun tabaksschappen hebben leeggemaakt. Eerder gebeurde dat al in cafés en sportkantines. Wie legaal sigaretten of shag wil kopen, is aangewezen op tankstations of tabaksspeciaalzaken. Voor de pandemie waren er in Nederland zo’n 15.600 plekken waar de roker terecht kon, bleek in 2021 uit een inventarisatie door SEO Economisch Onderzoek in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid. De totale omzet van al die verkooppunten was zo’n 4,4 miljard euro, supermarkten waren goed voor 55 procent daarvan. Nieuwe tabakspeciaalzaken schieten als paddestoelen uit de grond, maar die kunnen het verdwenen aantal van twaalfduizend verkooppunten in supermarkten, niet snel compenseren.

Het recherchebureau dat in opdracht van VSK illegale verkooppraktijken van sigaretten en tabak opspoort, merkt die toegenomen drukte op de zwarte markt, op straat en op internet. Cor kent die markt, als voormalig rechercheur bij de Douane en Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Die is voor hem best doorzichtig: een pseudo-aankoop bij de studenten was eenvoudig geregeld. „Ik kreeg een slof Camel, zij de afgesproken 95 euro. Voor die jongens was het makkelijk verdiend, op elke slof zo’n vijftien tot twintig euro netto, en ze hadden een vaste klantenkring.” Echte criminelen wil Cor die twee ook niet noemen. „Het is voor die twee een makkelijke manier om wat extra geld te fixen.” Hij ziet ze af en toe nog steeds op internet voorbijkomen. Want het recherchebureau levert die bevindingen wel aan bij VSK, de opdrachtgever, inclusief bewijsmateriaal, maar dat leidt niet altijd tot opsporing of vervolging.

Sigaretten-dealer in een BMW

Cor komt in de praktijk ook zwaardere gevallen tegen. Zoals de dealer uit een middelgrote gemeente die rondrijdt in een dure BMW. Eentje die, behalve illegale sigaretten, ook nep-merkkleding en parfum verkoopt. Met een eigen aanvoerlijn uit Polen en Turkije en eigen opslagboxen bij een industrieterrein. „Hij kon ook groot leveren, ‘mastercases’, dat zijn grote partijen sigaretten van vijftig sloffen. Dan zit je wel in het criminele segment, met dezelfde distributielijnen als bij de illegale handel in wapens of explosieven. De distributie is ook zo makkelijk. Je kunt ergens langs de snelweg of een industrieterrein afspreken, en de postbuslocaties, NS-kluisjes op de stations of de pakketbezorging van PostNL of DHL zijn ook gewild.”

Het is de vraag of de vermindering van het aanbod aan legale verkooppunten een boost geeft aan het illegale verkoopcircuit. Mogelijk dat die combinatie van duurder maken en verkooppunten sluiten het rookgedrag ontmoedigt. Cijfers daarover ontbreken. Toen tabak vorig jaar april een stuk duurder werd, en een pakje Marlboro uitkwam op gemiddeld 12 euro en shag op 24 euro, had iets minder dan één op de vijf rokers een stoppoging gedaan, bleek vorige maand uit onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), waar Van Ooijen in zijn brief aan de Tweede Kamer naar verwijst.

In Bulgarije kost een pakje Marlboro gemiddeld 3 euro, in Polen 4 euro. In Nederland inmiddels 12 euro

Het RIVM baseert zich bij dat onderzoek op een panel van 1.653 rokers die voor en na de accijnsverhoging van vorig jaar april zijn ondervraagd. Tien procent daarvan zou daadwerkelijk gestopt zijn, aldus Van Ooijen. Hoeveel daarvan inmiddels weer roken, is onbekend. Volgens het CBS noemde 13,5 procent van de Nederlanders zich vorig jaar een dagelijkse roker. Dat percentage is volgens een woordvoerder nagenoeg gelijk aan dat van 2022: 13,1 procent. Ook het RIVM bevestigt desgevraagd dat het aantal rokers in 2023 niet is gedaald.

Vorig jaar namen Douane en FIOD samen zo’n 120,6 miljoen illegale sigaretten in beslag. Bulgarije en Polen hebben buurlanden Duitsland en België inmiddels verdrongen uit de Nederlandse top-5 van landen waar die illegale sigaretten vandaan komen, blijkt uit dat straat-raap-onderzoek van de Douane van eind vorig jaar. Een kwestie van marktwerking, die ook voor dat illegale tabakcircuit geldt: in Bulgarije kost een pakje Marlboro gemiddeld 3 euro. In Polen 4 euro. In Nederland moet daar inmiddels 12 euro voor worden neergeteld.

Lees ook

Tabaksverbod voor supermarkten? Dan gaan rokers wel naar de speciaalzaak: ‘Ik moet nu alleen honderd meter verder lopen’

De tabakswinkel van Dalil Koldzic in de Lange Hezelstraat, in Nijmegen.


Tabaksverbod voor supermarkten? Dan gaan rokers wel naar de speciaalzaak: ‘Ik moet nu alleen honderd meter verder lopen’

Dalil Koldzic (24) mag geen reclame maken. Maar dat hindert hem niet: „De klanten komen toch wel”, zegt hij. Het dingdong van de deurbel, wanneer iemand over de drempel van de winkel stapt, klinkt deze namiddag inderdaad om de paar minuten. „Hallooo, een pakje Marlboro.” En: „Heeft u ook aanstekers?” Koldzic pakt de waar uit de kast achter hem. Elke klant pint razendsnel, maakt geen praatje en vertrekt weer binnen een minuutje.

Begin dit jaar opende Koldzic, witte blouse en vierkante bril op het puntje van de neus, een tabaksspeciaalzaak in de Lange Hezelstraat, midden in het centrum van Nijmegen. Dat was heel bewust getimed. Koldzic speelde in op het verkoopverbod van sigaretten in supermarkten, dat 1 juli 2024 ingaat. „Ik ben een ondernemer, ik krijg daar adrenaline van,” zegt hij grijnzend, met gebalde vuisten. „Dan denk ik, dit wíl ik proberen.”

Dan maak ik hier een sigarenkamer, met de échte kwaliteitsmerken

Dalil Koldzic
ondernemer

De Spar een paar deuren naast Koldzics zaak, stopte een paar weken geleden met tabak verkopen. De Albert Heijn hield daar door heel het land in januari al mee op. Ook de twee avondwinkels in het centrum van Nijmegen hebben vanaf 1 juli een verbod. Dat maakt Koldzic nog maar één van de drie verkooppunten in het Nijmeegse centrum.

Voor het grootste deel bestaat zijn zaak uit een langwerpige, strakke, witte toonbank met daarachter donkere kasten vol sigaretten, sigaren en vapes. Alles is uitgestald in het zicht van de koper. Het winkelpubliek en de toeristen in de Lange Hezelstraat zien daarentegen niets als ze naar binnen kijken, dankzij een strategisch wandje bij de ingang. „Vanaf de straat mag je geen rookwaar zien”, zegt Koldzic. Zes maanden geleden had hij 110 klanten per dag: „Nu zijn het er al 400.”

Lees ook

De illegale handel in tabak neemt toe: ‘De distributie is ook zo makkelijk’

Een breed scala aan sigarettenpakjes waarop wordt gewaarschuwd, met tekst en beeld, voor de medische consequenties van roken.

Een waarschuwing aan rokers.
Foto Flip Franssen

‘Teleurgesteld’

Ondernemers zoals Koldzic spelen in op dat rokers straks niet meer bij de supermarkt terechtkunnen. De eerste vijf maanden van dit jaar zijn zeker honderd nieuwe verkooppunten voor tabak in Nederland geopend, meldt onderzoekswebsite TabakNee. Ook opvallend veel supermarkteigenaren openen tabakszaken, het liefst vlak bij hun winkels.

Maarten van Ooijen, demissionair staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (CU), is daar „oprecht teleurgesteld” over, zo schreef hij begin dit jaar aan de Tweede Kamer. Want Nederland heeft de ambitie ‘rookvrij’ te worden in 2040. Van Ooijen roept ondernemers op „winstoverwegingen niet te laten prevaleren en de rookvrije generatie voorop te stellen”.

Koldzic voelt zich moreel niet zo bezwaard, zegt hij. „Ik heb mijn eigen familie, mijn eigen problemen. Dus dan ga ik niet aan jou denken. Want wie denkt er dan aan mij?” Kant-en-klare vapes met fruitsmaakjes, die vindt hij wel verkeerd. „Dan denken kinderen: lekker, aardbei.” In een kast naast hem staan losse ‘smaakjes’ uitgestald, die aan vapes kunnen worden toegevoegd. Iets totaal anders, zegt Koldzic. „Hier zit geen nicotine in hè, dus dít is niet verslavend.”

Hij knikt naar een klant die binnenkomt. Nienke (22) koopt een pakje sigaretten. Ze ging altijd naar de Spar, maar vindt het „heel goed” dat dit niet meer kan. „Ik ben geneeskundestudent, ik word arts”, zegt ze. „Ik maak zelf niet de verstandigste keuzes, maar het is wel beter als minder mensen roken.” Omwille van privacy wil ze niet met haar achternaam of foto in de krant. Eigenlijk is het nog steeds te makkelijk, om aan sigaretten te komen, vindt ze. „Ik moet nu alleen honderd meter verder lopen.”

Lees ook

Gaan supermarkten failliet door verkoopverbod op tabak? Niet zoveel als de lobby beweerde

Tabakwinkel Tabac & Gifts in Loosdrecht, geopend door een franchiser van Albert Heijn.

Voor de tabakswinkel van Dalil Koldzic in Nijmegen.
Foto Flip Franssen

Goedlopend

Wat maakt het zo aantrekkelijk om een tabaksspeciaalzaak te beginnen? De brutowinstmarge op een pakje sigaretten is niet hoog, zo’n 8 procent, schreef SEO Economisch Onderzoek in 2021. „Massa is kassa”, zegt Koldzic. „Als zo’n vierhonderd klanten allemaal een pakje sigaretten van gemiddeld 11 euro kopen, is 8 procent opeens wel veel.” Koldzic had al een goedlopend transportbedrijf, zegt hij. Daarmee financierde hij de inkoop van de producten en de inrichting van deze zaak.

De vrouw van de eigenaar van de Spar in de straat was hem eigenlijk vóór. Zij wilde een tabakszaak beginnen in het pand waar Koldzic nu zit, om de „klanten in de buurt te houden”, zegt Koldzic. „Ze had al een bedrijf, dat heb ik van haar overgekocht.”

Laat winstoverwegingen niet prevaleren en stel de rookvrije generatie voorop

Maarten van Ooijen
staatssecretaris VWS (CU)

Koldzic denkt dat hij alleen maar meer klanten gaat krijgen. „Vanaf 2030 mogen tankstations en gemakswinkels [minisupermarkten] geen tabak meer verkopen.” Hij heeft plannen. „Dit wandje gaat eruit,” zegt hij trots, wijzend op een muurtje achter in de winkel. „Dan komt hier een glazen deur en maak ik een sigarenkamer, met de échte kwaliteitsmerken.”

Emma (24) komt, met haar oortjes in, even langswippen voor een pakje Camel Orange. „Onhandig is het wel, dat ik het niet meer overal kan krijgen”, zegt ze. „Vooral als je onderweg bent. Maar ik vind het goed dat roken ontmoedigd wordt en uit het straatbeeld verdwijnt. Ik zou zelf ook wel willen stoppen.” Geprobeerd heeft ze dat alleen nog niet.

Een breed scala aan sigarettenpakjes waarop wordt gewaarschuwd, met tekst en beeld, voor de medische consequenties van roken.
Foto Flip Franssen

Lees ook

Wie worden het meest geraakt door het tabaksverbod?

Sigarettenverkoop bij een Jumbo in Vught.


Supporters over het mogelijke verdwijnen van Vitesse: ‘Het is hetzelfde als een geliefde verliezen, misschien nog wel erger’

Een Arnhem zonder voetbalclub Vitesse? Nu het laatste uur voor de club bijna heeft geslagen, klopt het supportershart van de gemiddelde Arnhemmer ineens weer. Het stadion zat weer vol, uit het carillon van de Eusebiuskerk klonk het Vitesse-clublied, lokale horeca-ondernemers doneerden avonden aan winst aan de club en de teller van een crowdfundingsactie stond bijna op 2 miljoen euro.

Het mocht niet baten.Het voortbestaan van Vitesse als profclub is onzeker. De club degradeerde uit de Eredivisie, heeft een schuld van 19 miljoen en verloor op 9 juli haar proflicentie. Tegen dat laatste gaat de club in hoger beroep. Voor de supporter die Ernems Trots – niet alleen in de noodlijdende tijden – steunt, zijn het spannende weken. Wat betekent Vitesse voor hen?

Arno Geesink (44) ‘Een andere club volgen doen we niet’

„Het ritueel, met zijn allen de bus in, naar het stadion, vind ik indrukwekkend. Als twintigduizend mensen hetzelfde doen, dat is mooi. Toen ik als kind eens heel koude voeten had probeerde ik ze warm te trappelen. Dit namen andere supporters over en het verspreidde zich door het stadion. Uiteindelijk trapten alle tribunes mee.

„Op mijn vijfde nam mijn vader me voor het eerst mee naar het stadion. Hij zette me in de balk die onder het dak liep. Dan kon ik daar over de hoofden kijken. Mijn vader is architect, ik ook. Toen hij nog werkte heeft hij het trainingscentrum van de club ontworpen, en ik heb meegetekend. Dat was heel leuk, vooral mijn vader vond het machtig mooi.

„Met een man of twaalf gaan we naar alle thuiswedstrijden. Het is net als naar de bioscoop gaan. Soms zit je naar een slechte film te kijken, maar soms een heel goede en dan blijft het je bij. Veel van mijn vriendschappen bestaan nog door het voetbal, denk ik. . Anders was het misschien wel verwaterd. Als Vitesse verdwijnt zouden we heel goed moeten nadenken over iets nieuws. Een andere club volgen doen we niet. Ik heb er vertrouwen in dat het goedkomt. Het financiële verlies, het verlies van het vastgoed van de club is zo groot. Als de club verdwijnt vind ik het echt zonde voor de stad, én voor mijzelf.”

Kristel Jilesen (36)‘Ik zie deze mensen vaker dan mijn familie’

Ik ben twaalf jaar supporter van Vitesse. Toen ik mijn eerste wedstrijd in het stadion zag, tegen Ajax, heb ik de hele wedstrijd naar de Vitesse supporters op de tribune aan de overkant staan staren. Wát een sfeer zij daar maakten, ik was meteen verkocht. Voetbal is natuurlijk een prachtig spel, maar ik vind de sfeer om de wedstrijden heen bijna nog mooier. De sfeer, de saamhorigheid, daar pak je mij echt mee. Ik heb een seizoenkaart en kijk in principe alle thuiswedstrijden in het stadion. De meeste uitwedstrijden eigenlijk ook wel.

„In het begin ging ik vaak alleen naar wedstrijden. Ik kom zelf niet uit Arnhem, maar uit het land van Maas en Waal en niet veel mensen in mijn omgeving zijn Vitesse-supporter. Toen in 2014 supportersgroep VIVO werd opgericht, zochten ze mensen om te helpen met het maken van spandoeken. Zo leerde ik de groep vrienden kennen waarmee ik nu naar wedstrijden ga. Ik zie deze mensen vaker dan mijn eigen familie. Eén groot spandoek maken kan maanden duren en je leert elkaar zo echt kennen.

Het ene moment denk ik: het komt vast wel goed met de club. Maar dan lees ik weer van alles in de media. Daar word ik echt gek van, dus ik probeer alleen naar de communicatie van de club zelf te kijken. Als Vitesse als club zou verdwijnen, moet ik door een rouwproces denk ik. Het is hetzelfde als een geliefde verliezen, misschien nog wel erger. Relaties kunnen overgaan, of verwateren, maar clubliefde blijft altijd.”

Gerard Cornelissen (62)‘De supporterskern is ons kent ons’

„Deze hier blijven hangen tot de laatste snik”, zegt Gerard Cornelissen, terwijl hij op drie geel-zwarte shirts wijst. Ze hangen in de woonkamer van zijn flatje in de Arnhemse buurt Kronenburg. In Arnhem werd hij geboren, in Arnhem gaat hij waarschijnlijk dood. Op zijn lichaam prijkt de Grote Kerk van Arnhem, en een verbeelding van de Slag om Arnhem tijdens de Tweede Wereldoorlog. .

Vitesse-tattoos heeft hij niet. Dadelijk verdwijnt de club misschien, en zitten die Vitesse-tattoos er voor altijd op. „Ik ben vanaf 1967 supporter van Vitesse”, zegt Cornelissen. „Toen ik jong was nam mijn opa me mee naar Hoogte 80, een klein stadspark vlak bij het oude stadion Nieuw-Monnikenhuize. Vanaf de heuvel hadden we zicht op het veld. Dan mochten we om de beurt door de verrekijker kijken als er gejuicht werd.

„Ik ben verslaafd geweest. Aan dingen in flessen en blikken en medicijnen die ik voorgeschreven kreeg. Ik heb me diverse keren laten opnemen. Uiteindelijk raakte ik er vanaf. Daarna, in 2019, kreeg ik corona. Ik lag drie weken in het ziekenhuis, acht dagen op de IC. Raakte 16 kilo kwijt in 12 dagen. Vooral het spierweefsel, in mijn benen.

„Ik was al mijn sociale contacten kwijt. Toen ik weer thuiskwam zei mijn mantelzorger: nu gaan we weer naar het voetbal. Ik zei: hoe dan? Toen heeft ze me een jaar lang meegenomen naar de roller-side. Iedere club heeft een speciaal pad naast het veld voor supporters met een scootmobiel of rolstoel. Dan gingen we eerst naar het supporters home. Konden we even wat drinken, eten en een beetje kletsen. Dan kwam ik oud-collega’s, andere supporters tegen. Ik kon lekker over het voetbal zitten kletsen. Ik vond mijn sociale contacten terug. Binnen Vitesse is de supporterskern gewoon ons kent ons.

„‘Trouw en eerlijkheid’, dat kenmerkt de Vitesse-supporter. „En respect. Dat is weleens anders geweest. Maar hoe ze zich de laatste jaren in moeilijke tijden achter de club blijven scharen. Ook met die crowdfunding.

„Als ik niet meer naar het stadion kon, zou ik dat verschrikkelijk vinden. We bestaan 133 jaar. Ik maak er sinds 1966 deel van uit, in mijn hart, en periodes ook als vrijwilliger. Ik weet hoe hard er gewerkt wordt bij de club en voel de pijn van mensen die er na zoveel jaar uitgetrapt worden vanwege het geld. Zoals de fysiotherapeut, die heeft er ruim 26 jaar gewerkt. ’s Ochtends stond hij nog op het veld, ’s middags moest hij vertrekken.”


‘Hallo, ik ben er ook nog’, zegt Caroline van der Plas

Caroline van der Plas wil niets liever dan dat het lukt. Zes maanden en twaalf dagen lang. „Iedereen kan wat mij betreft van tafel lopen”, zegt ze in die tijd een paar keer. „Ik blijf zitten.”

Ze vindt ook dat zíj er alles aan doet om het te laten lukken.

Bij de draaideur waar journalisten staan te wachten op nieuws over de formatie, op de eerste verdieping van de Tweede Kamer, neemt ze het een paar keer op voor Geert Wilders, als hij zelf niets wil zeggen. In de grote debatzaal bedankt ze Dilan Yesilgöz van de VVD, omdat die haar ministerschap opgeeft en net als Van der Plas zelf, Pieter Omtzigt en Geert Wilders fractievoorzitter zal worden als er een nieuw kabinet is. Dat hebben ze met z’n vieren zo afgesproken, maar Van der Plas denkt dat het moeilijk is voor Yesilgöz. Die lijkt gehecht te zijn aan haar ministerschap. „Ik heb haar”, zegt ze later, „sterkte gewenst.”

Ze onderdrukt haar irritaties over Omtzigt, die te veel twijfelt naar haar zin. Ze vindt dat ze heel vaak „als een boeddha” bij de onderhandelingen zit, hoe moeilijk die soms ook zijn en hoe lang die ook duren. Zij denkt zelf: onnodig moeilijk, onnodig lang.

En dan, op maandag 3 juni aan het eind van de middag, zegt ze tegen Wilders, Yesilgöz en Omtzigt dat die het verder maar met z’n drieën moeten uitzoeken. „Het is heel simpel: jullie hebben mij niet nodig voor een meerderheid in de Tweede Kamer. En ik vind oppositie voeren machtig mooi.”

Zo vertelt Caroline van der Plas het op donderdag 6 juni, de dag van de Europese verkiezingen. Het is ook haar verjaardag, ze is 57 jaar geworden. Om 10 uur ’s ochtends heeft ze in het Kulturhus van Diepenveen op BBB-lijsttrekker Sander Smit gestemd. Die stond haar op te wachten met bloemen en ballonnen. In de tuin van haar moeder in Deventer dronken ze koffie. Haar moeder had de taart in huis gehaald die Caroline van der Plas het allerlekkerst vindt: chipolata.

In de woonkamer kijkt haar moeder, die in Ierland is geboren, op de BBC naar de herdenking van D-Day. Van der Plas zit in een leunstoel bij het raam en zegt dat ze in de onderhandelingen over het coalitieakkoord weleens haar best had moeten doen om iets voor elkaar te krijgen. Maar toen de ministersposten verdeeld werden, helemaal aan het eind, stond ze opeens „in een boksring”. „En ik heb nooit voor sales gekozen, hè. Dat is niks voor mij. Ik denk al snel: oké, als jij het niet wil, houdt het op.”

De PVV kreeg als grootste partij vijf ministeries, de VVD en NSC allebei vier, BBB twee. Van der Plas wilde graag Landbouw en dat kreeg ze. Maar verder was er voor haar partij alleen nog het ministerie van Onderwijs overgebleven, met als portefeuille alleen het mbo, het lerarentekort en ‘je leven lang leren’. Van der Plas had gevraagd om Economische Zaken. Daar zou Mona Keijzer dan minister van worden. Of anders Sociale Zaken. Als het toch Onderwijs moest worden, dan op zijn minst óók met het basis- en voortgezet onderwijs erbij. Maar dat was, zegt Van der Plas op 6 juni, vooral voor de VVD onbespreekbaar.

Van der Plas denkt zelf dat dat kwam door wat zij in de Tweede Kamer had gezegd over seksuele voorlichting op scholen, op 22 mei in het debat over het coalitieakkoord. Ze was toen begonnen over „al die gekkigheid” die kinderen van vijf of zes volgens haar over zich „uitgestort” krijgen. „Ze leren al hoe ze bepaalde handelingen moeten verrichten aan de onderkant van het lichaam van een andere persoon. Dat is toch niet normaal? Dat gaan wij kinderen toch niet vertellen?” Ze zei in dat debat ook: „Ik heb gezien dat er een ‘a’ aan de letterbak is toegevoegd: lhbtiqa+. Sorry, misschien ben ik te onwetend, maar ik heb geen idee waar de a voor staat.”

In de bankjes van de rechtse partijen was er hard om gelachen, bij links wat meewarig. Maar bij de VVD keken de meesten strak voor zich uit. Een VVD’er zei later dat ze het „verschrikkelijk” hadden gevonden, wat voor coalitie werd dit?

In het zaaltje van de formatie was Caroline van der Plas zelf over haar verhaal in dat debat begonnen, toen ze er maar niet uit kwamen met de ministeries. „Ik hoor nu de hele tijd van iedereen dat ik homofoob ben. Dat is helemaal niet zo.”

Henri Bontenbal (CDA), Frans Timmermans (GroenLinks/PvdA) en Caroline van der Plas (BBB) na afloop van een gesprek van kamervoorzitter Vera Bergkamp met de beoogd fractievoorzitters.
Foto Bart Maat

Op vrijdag 31 mei was er voor het eerst over de ministersposten onderhandeld. Op maandag 3 juni gaan ze er de hele dag over verder. Maar BBB krijgt er, vindt Van der Plas, niet genoeg bij.

De anderen in het formatieteam van BBB, ex-CDA’er Mona Keijzer en Henk Vermeer, vertrouweling van Van der Plas en medeoprichter van de partij, weten hoe moeilijk Van der Plas het ermee heeft. En dat ze de neiging heeft om toe te geven. „Caroline”, zegt Vermeer later, „wil altijd en overal de lieve vrede bewaren. En nu zat ze tussen twee vuren.”

Want vooral Mona Keijzer is fel. BBB wordt volgens haar „in het pak genaaid”. Zij vindt ook dat er misbruik van wordt gemaakt dat Van der Plas nog onervaren is. In hun appgroep krijgt die te horen dat ze moet vasthouden, schorsen, van tafel lopen. Een beveiliger haalt Mona Keijzer en Henk Vermeer die maandag om 11 uur op en brengt hen via een geheime route naar de kamers van de formatie, voor overleg met Van der Plas.

In het huis van haar moeder, op 6 juni, zegt Van der Plas: „Ik heb woorden gehad met Mona, ja. Geen ruzie. Wóórden. Ik zei: ‘Mona, laat het mij nou op mijn eigen manier doen. Ik bén geen Mona.’ Maar achteraf is het heel goed wat ze heeft gedaan. Anders had ik vast gezegd: prima, I don’t care.”

In de kabinetsformaties van Rutte III en Rutte IV was de ChristenUnie de kleinste partij aan tafel, zoals BBB nu, en ook Christen-Unie-leider Gert-Jan Segers hield van de lieve vrede. Het verdelen van de ministersposten had hij later in NRC een „free fight” genoemd, hij kon nauwelijks tegen de anderen op. In Rutte III was niemand in zijn partij blij met het ministerie van Landbouw, en in Rutte IV ook niet met de bijrol die Carola Schouten kreeg op Sociale Zaken als de minister ‘voor’ Armoedebeleid. Op de ministeries ben je pas echt de baas als je minister ‘van’ bent en bij Sociale Zaken was dat Karien van Gennip van het CDA.

Mona Keijzer, Henk Vermeer en Caroline van der Plas spreken op maandag 3 juni met elkaar af dat ze hun „poot stijf houden”. En als het niet anders kan, is voor hen de formatie mislukt en gaan ze „volle bak” oppositie voeren.

’s Avonds belt Van der Plas met Wilders. „Ik zei”, zegt ze in de leunstoel bij haar moeder, „dat ik hem en de anderen ál die tijd had gesteund en verdedigd. Ik was optimistisch en vriendelijk geweest, ik was heel vaak het bindmiddel. En daar krijg je dan niks voor terug. Hij zei: ‘Caroline, dat is allemaal waar. Maar het is niet zo dat je meer of betere ministersposten krijgt omdat je aardig bent. Zo werkt het niet.’”

Het was, zegt Van der Plas, misschien ook wel „een naïeve gedachte” van haar. „Maar ik denk altijd, wie goed doet, goed ontmoet.” Ze heeft Geert Wilders later bedankt. „Het was voor mij echt een eye opener.”

Dat BBB niet toegeeft, helpt op dinsdag 4 juni wel. Na wéér een rondje gesprekken en stevige druk van formateur Richard van Zwol op de andere partijleiders staat NSC het ministerie van Volkshuisvesting af aan BBB. „Dat viel Pieter zwaar”, zegt Van der Plas later. „Dat besefte ik wel. Ik was hem heel erg dankbaar.”

De onderhandelingen hebben dan al dagen langer geduurd dan de bedoeling was. Op woensdag 5 juni om vier uur ’s middags beginnen ze aan het verdelen van de staatssecretariaten. „En voordat ik het wist”, zegt Van der Plas, „waren Geert, Dilan en Pieter al druk met elkaar aan het onderhandelen: jij krijgt dit en dan neem ik dat. Ik had nog helemaal níks gezegd en ze waren al bijna klaar. Dus ik riep: ‘Hallo! Ik ben er ook nog.’”

Na afloop van een formatiegesprek in de Tweede Kamer.
Het debat over de stukgelopen formatie.

Foto’s Bart Maat

‘Bang? Waarvoor dan?’

Net als de ChristenUnie in de formatie van Rutte III is BBB bereid om NRC achter de schermen te laten meekijken, omdat ze die openheid van belang vinden voor de politieke geschiedenis. Caroline van der Plas en Henk Vermeer vertellen zo’n een of twee keer per week wat zij in de onderhandelingen meemaken, op voorwaarde dat dat pas naar buiten komt als er een nieuw kabinet is.

Het verhaal van BBB in deze formatie begint op 22 november 2023 in de avond. De Tweede Kamerverkiezingen zijn voorbij en volgens de eerste exitpoll krijgt BBB 7 zetels. Op het podium van café Boode in Bathmen steekt Caroline van der Plas haar armen in de lucht.

In het voorjaar van 2023 had BBB nog op zo’n 30 zetels gestaan in de peilingen, maar in de zomer al niet meer. Omtzigt is met zijn eigen partij gaan meedoen aan de verkiezingen, de PVV trekt steeds meer kiezers. Van der Plas is opgelucht dat ze toch nog 7 zetels haalt. Ze danst die avond door het café. Haar moeder gaat vroeg naar huis. Zíj was op het podium wit weggetrokken na de eerste, voorlopige uitslag van de PVV: 35 zetels, later werden het er 37. „Mijn moeder”, zegt Van der Plas, „vindt het eng.”

Een week na de verkiezingen loopt Van der Plas door de hal van de Tweede Kamer naar buiten om te roken. Een docent maatschappijleer spreekt haar aan, hij heeft een 4 vwo-klas bij zich voor een rondleiding, mogen ze haar iets vragen? Hij begint over Geert Wilders en Van der Plas zegt: „Ja, hij zegt nu dat-ie milder is geworden. Geert Milders. Dat gaan we zien, hè?”

Een meisje met een hoofddoek steekt haar hand omhoog en Van der Plas kijkt haar aan, ze wacht. „Ik ben eh.. ik ben..,” zegt het meisje. Dan stopt ze. „Ben je bang?” vraagt Van der Plas. Het meisje knikt. „Waarvoor dan?” Het meisje raakt haar hoofddoek aan. „Dat je die niet meer mag dragen?” Het meisje knikt weer. Van der Plas knikt ook. „Maar dat kan echt niet zomaar, hoor. Dat kan hij nóóit in zijn eentje beslissen. Dan moet eerst de héle Tweede Kamer zich daarover uitspreken.”

Op 4 december, in haar werkkamer in de Tweede Kamer, zegt ze dat ze van Wilders verwacht dat hij zijn omstreden ideeën intrekt. En dat hij zegt dat hij zelf ook niet meer vindt dat de Koran verboden zou moeten worden en islamitische scholen dicht moeten. „Als BBB vinden wij net als de PVV dat de migratie moet worden ingeperkt en wij vinden het oneerlijk dat statushouders per definitie voorrang krijgen bij het toewijzen van een sociale huurwoning. Ze mogen wat ons betreft wél net als iedereen op de urgentielijst staan, als hun situatie urgent is. Want urgentie is urgentie. Of je nu een vluchteling bent of een gescheiden moeder.”

Van der Plas zegt ook: „Ik denk dat ik in mijn fractie de meest progressieve ben. De anderen zitten er strakker in.” Henk Vermeer, die naast haar zit, schraapt zijn keel en lacht. „Ik bedoel”, zegt Van der Plas, „Henk en ik samen.”

Tijdens het debat over de verkiezingsuitslag.

Foto’s Bart Maat

In de verkiezingscampagne was Van der Plas wekenlang ziek, ze hoestte veel en zag er slecht uit. Begin december niet meer. Ze is vrolijk en vol zelfvertrouwen. Henk Vermeer ook. Hij heeft al een lijstje gemaakt met het aantal ministers waar BBB volgens hem recht op heeft in een kabinet met PVV, VVD en NSC. In de Tweede Kamer heeft BBB veel minder zetels dan de andere drie, maar in de Eerste Kamer is BBB de grootste partij met 16 van de 75 zetels. De PVV heeft er daar maar 4, de VVD 10, NSC 0. Vermeer laat die zetels meewegen in zijn berekening en komt erop uit dat BBB in een kabinet met twintig ministers recht zou hebben op vijf ministers, PVV en VVD allebei zes, NSC drie.

Eind juni, helemaal aan het eind, zal blijken dat het anders uitpakt: van de vijftien ministeries die er te verdelen zijn, krijgt BBB er twee. In december zijn Vermeer en Van der Plas vast van plan om binnen te halen waar ze recht op denken te hebben. Ze zijn ook van plan om de onderhandelingen steeds met z’n drieën te doen: met Mona Keijzer erbij. Zij is staatssecretaris geweest voor het CDA en weet hoe formaties gaan. Maar het is ongebruikelijk om in zulke onderhandelingen met drie mensen te komen. Het zijn altijd de partijleider en een ‘secondant’, de belangrijkste adviseur. Dus wat doet BBB, als de anderen vinden dat drie te veel is? „Dan doen we het toch”, zegt Henk Vermeer.

Dat lukt één keer, op 11 december, als Yesilgöz de vier partijleiders uitnodigt in haar werkkamer op het ministerie van Justitie en Veiligheid. Daarna niet meer. Het was, zegt Van der Plas net voor Kerst, drie tegen één. „Ze vinden dat er anders te veel mensen aan tafel zitten.”

Vanaf die tijd gaat Henk Vermeer met Van der Plas mee als het over geld, economie en landbouw gaat en Mona Keijzer bij migratie, veiligheid, bestuur.

Naar Ameland

Ronald Plasterk, die na de verkiezingen verkenner is geworden, komt in december met het idee om met de leiders van PVV, VVD, NSC en BBB een paar dagen naar Ameland te gaan. „Zie je het voor je?” zegt Van der Plas in die tijd. „Dat we met zijn allen een uur op de boot zitten en iedereen ons ziet?” Plasterk noemt ook nog Texel. „Geert en ik hebben allebei een bloedhekel aan wandelen in de regen, dus ik zei: als het een eiland moet zijn, dan Bonaire. Iedereen moest lachen.”

Het wordt De Zwaluwenberg in Hilversum, een landgoed van Defensie.

Op maandag 8 januari, net voordat ze vertrekken, trekt de PVV drie omstreden wetsvoorstellen in. Eentje gaat over het verbod dat die partij wil op ‘islamitische uitingen’ zoals moskeeën, islamitische scholen, de Koran, een boerka of nikab. Er is er ook een over het kiesrecht dat de PVV wil afnemen van mensen met een dubbele nationaliteit, en een over verdachten van terroristische activiteiten. Die moeten wat de PVV betreft ook zonder bemoeienis van de rechte vastgezet kunnen worden.

In Hilversum, op 9 en 10 januari, spreken PVV, VVD, NSC en BBB in zeven punten af dat alles wat zij met z’n vieren doen of voorstellen moet passen binnen de grenzen van de democratische rechtstaat. Dat alle rechterlijke uitspraken moeten worden nageleefd en alle godsdiensten, dus ook de islam, onder de vrijheid van godsdienst vallen. Wetsvoorstellen die in strijd zijn met grondrechten of internationale verdragen zullen worden ingetrokken.

Uit het verslag van informateur Ronald Plasterk zal later blijken dat NSC de „rechtstatelijke afstand” tot de PVV nog steeds te groot vindt om mee te doen aan een gewoon meerderheidskabinet. Bij NSC valt te horen dat ze „reflectie” missen van Wilders, ze willen dat hij terugkomt op wat hij heeft gezegd over rechters en journalisten, en sorry zegt.

Een week nadat ze zijn teruggekomen uit Hilversum zegt Van der Plas: „Geert heeft veel gegeven, echt heel veel. Hij trekt voorstellen in of wil ze veranderen, hij wil instituties die twijfels hebben over de PVV laten langskomen om met ze in gesprek te gaan. De media, de Raad van Moskeeën, de rechtspraak.”

Van der Plas zegt ook: „Ik vind het oké zo.”

Op woensdag 24 januari zegt Henk Vermeer, in zijn werkkamer in de Tweede Kamer, dat het aan de onderhandelingstafel uitmaakt of híj erbij zit. Hij is bijna altijd vrolijk, maakt veel grappen. „Dat helpt voor de sfeer. Geert zei pas nog: ‘Jij hebt altijd goeie zin, heb jij weleens een dag géén goeie zin?’”

Er zijn „inhoudelijke verschillen” met de PVV, zegt Vermeer. „Bij dierenwelzijn bijvoorbeeld. En wij gebruiken veel minder harde woorden over migratie. Maar ik zie ook veel verbinding.” PVV en BBB kijken volgens hem vaak op dezelfde manier naar voorstellen. „We hebben het nu over koopkracht en dan moet je, vind ik, vooral bedenken hoe een maatregel overkomt bij mensen. Ik zei aan tafel: ‘Je moet mensen hóóp geven.’ Daar slaat Geert dan meteen op aan. Je kunt allerlei rekenkundige dingen bedenken, in de arbeidskorting bijvoorbeeld, die een netto effect hebben op je salarisstrook. Maar je moet mensen het gevoel geven: hier ben ik echt mee geholpen. Je kunt misschien beter de ziektekostenpremie met tien euro verlagen. Dat tientje zien mensen voor zich.”

En dat kan weer helpen, denkt Henk Vermeer, tegen „de stress” van mensen. Tegen hun „boosheid”. „Ik wil graag dat mensen gaan denken: dit kabinet snapt wat mijn noden zijn.”

Met actievoerders van ‘Red de Nederlandse Kers’, die zich verzetten tegen het verbod op een aantal bestrijdingsmiddelen.
Op de foto met voorbijgangers na afloop van een formatiegesprek in de Tweede Kamer.

Foto’s Bart Maat

Maar of het zover komt? De buitenwereld hoort pas later over de rechtstatelijke afstand die NSC ziet, de andere drie partijen weten dat al sinds het overleg in Hilversum. En dan heb je nog de VVD. Dilan Yesilgöz heeft meteen na de verkiezingen gezegd dat ze een kabinet van PVV, NSC en BBB wil gedogen, ze heeft daarna nog niet gezegd of dat is veranderd. Ze praten verder met z’n vieren, maar niemand weet met welk doel.

Henk Vermeer zegt: „Ik heb tegen onze fractie gezegd dat we onszelf goed moeten laten zien in de debatten, want het zou mij niet verbazen als er nieuwe verkiezingen komen.” Dan zou het zomaar kunnen gebeuren, denkt hij, dat PVV en BBB samen genoeg zetels halen om een kabinet te vormen. „Misschien met de SGP er nog bij of zo.”

De volgende dag, op donderdag 25 januari, staat in De Telegraaf een verhaal met als kop: ‘Zorgen rond formatietafel over gebrekkige financiële kennis BBB’. Het gaat over het gesprek dat de vier partijen aan tafel hebben gehad met een topambtenaar van Financiën, de directeur van het Centraal Planbureau en met Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank. „De vragen die BBB stelde”, schrijft De Telegraaf, „waren volgens meerdere bronnen van een dusdanig laag niveau dat ze tot opgetrokken wenkbrauwen bij de formatiepartners leidden. Vooral bij Omtzigt werd er vertwijfeling bespeurd.”

Volgens de krant is het „niet voor het eerst dat er twijfels zijn over het financiële niveau” van BBB, en dan gaat het over de ‘gratis-bier-motie’ die Van der Plas had ingediend bij de Algemene Politieke Beschouwingen in september. Die motie was bedoeld om het minimumloon te verhogen, maar zonder financiële onderbouwing. De hele Tweede Kamer had haar uitgelachen. Dat het een motie was die Omtzigt had bedacht, had later nauwelijks aandacht gekregen. Het staat ook niet in De Telegraaf. Omtzigt was haar in het debat niet komen helpen.

Henk Vermeer zegt die donderdagavond door de telefoon dat andere partijen aan tafel, hij weet niet wie, BBB kennelijk willen beschadigen. „Dit zal er wel bij horen zeker?”

Bij BBB proberen ze de dagen erna te achterhalen of het klopt wat rondgaat in de Tweede Kamer: dat Omtzigt en Klaas Knot het met z’n tweeën over BBB hebben gehad, waar anderen bij stonden. Na wéér een bijeenkomst met Knot in de Tweede Kamer, twee weken later met Eerste Kamerleden van BBB erbij die financiën en belastingen in hun portefeuille hebben, denkt Vermeer zeker te weten dat het zo is gegaan. „Knot zei tegen ons: dat had nooit gelekt mogen worden.”

Henk Vermeer is communicatie-expert, voordat hij Kamerlid werd leidde hij een adviesbureau dat marketing deed voor agrarische bedrijven. „Het heeft geen zin”, zegt hij, „om nu te gaan zeggen dat we wél financiële kennis hebben. We zullen in de debatten over financiën moeten laten zien dat we met slimme oplossingen komen. Dat we voluit kunnen meepraten.”

Bij WNL op Zondag, drie dagen na het Telegraaf-verhaal, krijgt Vermeer de vraag welk ministerie híj graag wil. Hij lacht en zegt: „Financiën natuurlijk!”

„Daar laat ik mee zien: lul er maar lekker over door, het doet ons niets.”

Poetin-lover

Pieter Omtzigt verlaat op dinsdagmiddag 6 februari de onderhandelingen, onder leiding van informateur Ronald Plasterk, en komt niet meer terug. Hij vertelt dat aan een groepje journalisten, hij appt Plasterk, de NSC-leden krijgen een brief. De andere drie aan tafel, Wilders, Yesilgöz en Van der Plas, horen niets van hem. Ze zijn daar alle drie kwaad over. Een week later, op 14 februari, is er in de Tweede Kamer een debat over de formatie en de dag ervoor bereiden Caroline van der Plas en Henk Vermeer dat samen voor, op de werkkamer van Van der Plas.

„Je hebt mensen die Poetin-lover zijn”, zegt Vermeer. „Maar jij was Pieter-lover. ‘Ik wil met Pieter’, zei jij altijd. Jij wilde met hém in een kabinet. En nu? Dat gaan ze je vragen.”

Van der Plas: „Ik vond hem als Kamerlid heel goed…”

Vermeer: „En daarmee zeg je: maar níet als partijleider aan de onderhandelingstafel? Wil jij kwalificaties aan hem geven als persoon?”

Van der Plas: „Ik wil niemand beschadigen. Dat gebeurt hier al veel te veel. Zijn vrouw en kinderen kijken vast ook, ik weet hoe dat is.”

Vermeer: „En dus moet je het over zijn gedrag hebben, want dat gedrag vind jij ingewikkeld, toch? Je kunt zeggen dat hij zijn gedrag aan tafel zou moeten veranderen. En dat NSC anders beter iemand anders naar de onderhandelingen kan sturen.”

In de grote vergaderzaal, de volgende dag, noemt Van der Plas het weglopen van Omtzigt „een schoffering”. „En een ‘sorry’ hebben wij nog niet gehoord. Na weken, weken praten waarin alles, maar dan ook álles werd gedaan om de heer Omtzigt comfort te geven.”

Pieter Omtzigt, in zijn bankje tegenover haar, kijkt niet op. Van der Plas zegt niets over een andere onderhandelaar die NSC zou moeten sturen. Niemand vraagt: ‘U wilde toch met Pieter?’ Ze noemt Omtzigt wel weer „een knettergoed Kamerlid”.

De weken erna maakt SER-voorzitter Kim Putters als informateur een nieuw rondje langs alle fractievoorzitters. Van der Plas denkt eerst nog dat NSC niet meer zal meedoen. Ze vraagt Putters om nog eens aan te dringen bij het CDA. Ze ziet ook wel wat in een minderheidscoalitie, zegt ze, van PVV, VVD, BBB, JA21. „Het liefst ook met de SGP, voor de rechtstatelijkheid tegenover de PVV. Dat lijkt me heel belangrijk.”

Begin maart komt De Telegraaf in een podcast met een verhaal dat weer hard aankomt, maar nu bij Pieter Omtzigt. Hij zou in de formatie „zeer regelmatige huilbuien” hebben, zijn stem verheffen, weglopen als hij iets moet beslissen, weglopen als het hem te veel wordt.

Na afloop van een gesprek met informateur Kim Putters.
Foto Bart Maat

Vermeer en Van der Plas, in hun werkkamer, zeggen allebei dat het níet bij hen vandaan komt, maar dat het in de onderhandelingen daarna „louterend” lijkt te werken. Dat valt ook te horen bij andere partijen: vanaf de tijd dat Omtzigts gedrag onderwerp van gesprek is geworden, gaat het onderling veel beter. Half maart zitten Wilders, Yesilgöz, Omtzigt en Van der Plas opnieuw in De Zwaluwenberg. Onder leiding van Kim Putters. Ze spreken af om met z’n vieren te gaan praten over een ‘programkabinet’ met ‘extraparlementaire kenmerken’. En Geert Wilders zegt dat hij premier wil worden.

Alleen BBB, zegt hij een paar dagen later tegen journalisten in Den Haag, had hem „volmondig” gesteund.

In haar werkkamer pakt Van der Plas haar aantekeningen erbij. Ze heeft, zegt ze, in de Zwaluwenberg gezegd dat Wilders „al heel veel” heeft toegegeven. En ook: „Je moet elkaar op een gegeven moment gaan vertrouwen.” „Ik vond wel dat we het erover moesten hebben of het altijd handig is wat Geert twittert. Want af en toe is dat toch wel redelijk controversieel. Moet je dat doen als premier? Hoe reageren andere landen? Maar ik heb ook gezegd: met die kleine mitsen en maren denk ik wel dat het kan.”

„Ik heb al die tijd gedacht”, zegt Van der Plas ook, „dat Geert heel goed wist dat er niet genoeg steun voor hem zou zijn, maar dat hij zo lang mogelijk wilde volhouden. Dan zou hij in het landsbelang een stap opzij doen en iedereen zou zeggen: ‘Jeetje, Geert! Dat je dat doet!’”

Bij de bakker

Op dinsdag 19 maart zegt ze in de rokershoek bij de ingang dat ze „ontzettend blij is”: een van haar zoons, die psychische problemen had en een tijdje opgenomen is geweest, heeft een baan gevonden. „Ik wil dat nu heel graag aan iedereen vertellen. De rest hier kan me gestolen worden.” Ze zegt dat ze er genoeg van begint te krijgen om zoveel uren in een ruimte te zitten zonder ramen. En dat ze ’s avonds of in het weekend niet meer op een terrasje zit. „Ik kom nergens meer, want iedereen begint over de formatie. Als ik bij de bakker sta zeggen mensen: ‘Moet jij niet formeren?’”

Tussen BBB en de VVD gaat het dan al een tijdje niet heel goed. De Tweede Kamerfractie van de VVD stemt begin maart tegen de Europese natuurherstelwet en Kamerleden van de VVD denken in die tijd dat ze dat doen onder druk van Van der Plas, als aanstaand coalitiepartner. Daar zijn ze kwaad over. VVD’er Christianne van der Wal is als demissionair minister voor Natuur en Stikstof juist vóór die Europese wet. Omdat zij ook Kamerlid is van de VVD komt ze in de vernederende positie terecht dat ze tegen haar eigen beleid moet stemmen. Van der Plas is op haar beurt kwaad als Kamerleden van de VVD en NSC haar partij in een debat over landbouw neerzetten als naïef, omdat BBB blijft denken dat er in Brussel nog iets te doen valt tegen de strenge mestregels die de boeren tot wanhoop drijven.

Op een woensdag in april, aan de onderhandelingstafel, begint Van der Plas erover tegen Yesilgöz. Ze denkt ook zeker te weten dat veel lekken over de formatie bij de VVD vandaan komen en daar spreekt ze Yesilgöz op aan. Het loopt hoog op, maar het eindigt met de afspraak dat ze het met z’n tweeën gaan uitpraten bij een glas wijn. Dat komt er niet van.

Het gaat wél heel goed tussen BBB en de PVV. Na een gesprek aan tafel over de jacht, waarin Wilders zegt dat hij Gijs Gans uit de Donald Duck „zo lief” vindt, geeft Van der Plas hem een doek met ganzen erop. „Met van die knapzakjes op hun rug. Geert was helemaal ontroerd.” Hij is wel weer verbijsterd als hij aan het eind van de formatie ziet dat Van der Plas een gekookt ei van de lunch in haar bh stopt. „Ik bewaar daar altijd alles en ik wilde ’s middags geen chocola of koek eten. En Geert is een keurige man hè. Altijd nette kleren. Hij zei: ‘Wat doe jij nou?’” Het ei vergeet ze. „Ik dacht er pas ’s avonds laat weer aan, toen ik zat te praten met de ambtenaren van Algemene Zaken die ons ondersteunen.”

De moeder van Caroline van der Plas vindt de PVV dan allang niet meer eng.

Henk Vermeer zegt begin mei aan de telefoon dat de toenadering van BBB tot de PVV „logisch” is. BBB en de PVV helpen elkaar als de VVD en NSC hun plannen voor landbouw of asiel en migratie onhaalbaar noemen, omdat die niet voldoen aan Europese regels. „Door de steun van de PVV kunnen wij meer punten binnenhalen. PVV’ers zijn binnenskamers ook veel minder extreem dan daarbuiten, we hebben daardoor minder reserves om tegen hen aan te schurken.”

Daar komt bij: de achterban van BBB heeft er ook geen probleem mee: „Die is, denk ik, rechtser dan Caroline en ik.”

Henk Vermeer klinkt tevreden. Hij vindt dat het goed gaat met de formatie. „We zitten lekker in het midden. Veel van wat wij willen wordt al door anderen binnengehaald, wij onderhandelen alleen als we zeker weten dat wíj dat moeten doen. En we zijn klein hè, we zijn voor niemand een bedreiging.”

Maar hoe klein ook: „Ik denk dat we ondertussen bij alle partijen en bij de informateurs in achting zijn gestegen. Ze zijn anders gaan denken over onze kwaliteiten.” Vindt hij dat belangrijk? „Ja, dat vind ik belangrijk. Dat we in het begin nog werden weggezet als een stelletje domme amateurs, raakte me. Maar misschien is dat wel onze zwakke plek, onze valkuil. Dat dat ons zo raakt.”

Informateur Richard van Zwol ontvangt beoogd premier Dick Schoof, Geert Wilders (PVV), Caroline van der Plas (BBB), Pieter Omtzigt (NSC) en Dilan Yesilgoz (VVD).
Foto Bart Maat

Toppers

Op donderdag 16 mei presenteren Wilders, Yesilgöz, Omtzigt en Van der Plas hun coalitieakkoord ‘Hoop, lef en trots’, in een zaaltje in de Tweede Kamer. Omtzigt zegt daarna tegen journalisten dat Van der Plas die titel heeft bedacht en als Van der Plas dat hoort, is ze verbaasd. „Krijg ík nu de credits?”

Ze vindt dat de anderen in de formatie erg zuinig zijn in het geven van complimenten. Zíj had, toen het akkoord klaar was, voor de camera’s gezegd hoe „goed en professioneel” Wilders volgens haar de gesprekken had geleid, als fractievoorzitter van de grootste partij.

„Ik vond dat eerlijk om te zeggen”, zegt ze op vrijdagavond 17 mei, net voordat ze in Amsterdam de studio in gaat van talkshow Renze. „En als Geert daarna denkt ‘dat heb ik mooi binnen’, dan is dat maar zo. Maar ik zou het ook weleens prettig vinden als iemand zou zeggen hoe goed onze financiële kennis is. Henk zit er goed in, hij weet heel veel en ik vind dat ontzettend knap.”

En als het zo blijft: dat de BBB’ers zichzelf complimentjes moeten geven? „Het zij zo. Dit houdt ons vast ook wel weer scherp. We moeten blijven knokken om iets te bereiken.”

Van der Plas was zo blij en opgewonden geweest dat het was gelukt met het coalitieakkoord, dat ze de nacht voor de presentatie niet had geslapen. „Nog maar drie jaar geleden”, zegt ze tegen wie het maar horen wil, „kwam ik met één zetel in de Tweede Kamer. Nu gaan we mee regeren.” Ze heeft al gehoord, zegt ze, over vissers die moesten huilen omdat ze eindelijk weer meetellen. Over boeren die het weer zien zitten met hun bedrijf.

Bij de presentatie in de Tweede Kamer, op het podium, noemt ze Wilders, Yesilgöz en Omtzigt „toppers”. Die zitten op de eerste rij en weten alle drie niet hoe ze moeten kijken. Ook de foto daarna is ongemakkelijk: de vier partijleiders naast elkaar. Tussen Wilders en Yesilgöz is veel ruimte en alleen Van der Plas kijkt vrolijk. Maar ook zij vond het „verschrikkelijk”, zegt ze later in Amsterdam. De andere drie staan zoals ze van hun media-adviseurs hebben geleerd: handen voor hun buik, handen of vingers tegen elkaar. „Ik wil dat niet”, zegt Van der Plas. „Maar nu sta ik er als een soort lompe boerin tussenin.”

Op vrijdagochtend 14 juni is Caroline van der Plas op weg naar Vlagtwedde in Groningen om de landbouwbeurs te openen. Rond half twaalf krijgt ze een appje van de ambtenaren die helpen in de formatie: kan ze naar Den Haag komen? Wilders heeft de dag ervoor PVV’er Marjolein Faber voorgesteld als minister van Asiel, in plaats van Gidi Markuszower die een negatief advies had gekregen van de AIVD. En nu heeft Yesilgöz tegen journalisten gezegd dat Faber „ook niet onomstreden” is, en dat ze daar „zorgen” over heeft. Het is crisis. Wat wil de VVD? Moet Wilders buigen en ook Faber vervangen?

Maar dat is niet zo. Wilders zegt tegen de anderen dat Marjolein Faber zich zal houden aan de rechtstatelijke afspraken die ze met z’n vieren hebben gemaakt en voor Yesilgöz, blijkt later, is dat genoeg.

Door de telefoon, op weg naar huis, zegt Van der Plas: „Ik heb gezegd dat ik me óók zorgen maak. Ik vind: de ministers en staatssecretarissen waar wij nu mee komen moeten goed zijn voor hun mensen, ook als die een hoofddoek dragen of een andere mening hebben. Ik zei: ik ga het daar in elk geval over hebben met ónze mensen.”

Het overleg duurde anderhalf uur en dat kwam vooral omdat Van der Plas alsnog was uitgevallen tegen Omtzigt over de gratis-bier-motie van september, die Omtzigt had bedacht. „Ik zei: ‘Ik heb jou toen nog gevraagd of er geen financiële dekking bij moest en jij zei: dat moet het kabinet zelf maar bedenken. En waar wás jij, toen ik werd uitgelachen?’”

De landbouwbeurs in Vlagtwedde is die dag geopend door Eddie van Marum, die namens BBB staatssecretaris Herstel Groningen wordt. Bij de achterban van de VVD en NSC groeit de onrust over de samenwerking met de PVV nu daar ineens gezichten bij horen, en racistische uitspraken naar boven komen uit het verleden. „Die twee partijen staan in de fik”, zegt Van der Plas vanuit de auto. „Dus ik heb nog nagevraagd hoe het bij ons zit. Maar wij hebben helemaal geen kritische e-mails binnengekregen.”

Of toch: eentje. „Iemand vond dat wij Joost Eerdmans naar voren hadden moeten schuiven als minister.”

Op dinsdag 25 juni gaat het in de fractievergadering van BBB lang over een motie van Denk, waarin staat dat in debatten in de Tweede Kamer niemand nog mag beginnen over omvolkingstheorieën. „Ik wilde zelf per se vóór die motie stemmen”, zegt Caroline van der Plas aan het eind van de middag. „En als anderen in mijn fractie dat niet wilden, dan moest het maar in een hoofdelijke stemming.”

Dat is, zegt ze, omdat ze van de racistische ideeën over omvolking niets moet hebben. Maar ook: „We moeten uit de schaduw komen van de PVV. We moeten weer BBB worden.”

De hele BBB-fractie stemt voor de motie van Denk. De PVV ook.


Wat is de oogst na een jaar herdenken van het slavernijverleden?

Mitchell Esajas, oprichter van The Black Archives – een archief en cultureel centrum „vanuit zwart perspectief” – staat gebogen over een tafel met documenten. Hij pakt een zwart-witboekje, Fri. De Vereniging Ons Suriname bracht elk jaar zo’n boekje uit rond 1 juli, de dag waarop het einde van de trans-Atlantische slavernij wordt herdacht. De Vereniging vierde Keti Koti (‘verbroken ketenen’) voor zover bekend voor het eerst in 1948 in Nederland. Deze editie van Fri komt uit 1969. Hardop leest Esajas „dat vrijheid, gelijkheid en menselijkheid waarden zijn die men niet kan kopen; slechts door strijd kan men die veroveren”. Hij begint te lachen. „Ik ga dit denk ik met een aantal mensen delen ter herinnering.”

Maandag is het een jaar geleden dat koning Willem-Alexander op een regenachtige dag in een overvol Oosterpark in Amsterdam excuses maakte voor de Nederlandse rol in de slavernij. Ook vroeg hij vergiffenis voor de betrokkenheid van zijn eigen familie hierbij. Het was de aftrap van het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, 150 jaar nadat de trans-Atlantische slavernij in de praktijk werd afgeschaft. Het werd aangekondigd als een jaar waarin dit onderwerp volop in de aandacht zou staan.

„Na erkenning en excuses mogen we samenwerken aan heling, verzoening en herstel. Zodat we uiteindelijk allen trots […] kunnen zeggen: Ten kon drai. Den keti koti”, zei de koning. Tijden zijn veranderd. De ketenen zijn verbroken. De bezoekers waren emotioneel, er werd gehuild.

Wat is er afgelopen jaar gebeurd? In reactie op het rapport Ketenen van het Verleden had het kabinet in 2022 al een aantal maatregelen aangekondigd. Kosteloze naamswijziging van achternamen die voortkomen uit het slavernijverleden. Meerjarig onderzoek naar de doorwerking van het slavernijverleden. Gezamenlijke inzet voor erfgoed en cultuurbeheer op de Caribische eilanden. Oprichting van een slavernijmuseum. En een nationaal programma tegen discriminatie en racisme.

In dit Herdenkingsjaar werd voor deze plannen van het kabinet een ‘bewustwordingsfonds’ van 200 miljoen euro ingesteld. Het Rijk wil dat er hiermee „structurele aandacht” komt voor het slavernijverleden. De helft van dit bedrag is bedoeld voor langdurige maatregelen om de sociaal-economische positie van zwarte mensen te verbeteren, maar dat geld is nog niet beschikbaar.

Wel heeft de regering voldaan aan de wens van de gemeenschap om eerherstel voor verzetsheld Tula, de man die in 1795 op Curaçao tot slaaf gemaakten in opstand bracht. In een verklaring erkende de regering „volmondig de rechtvaardigheid van Tula’s strijd” en zei „met spijt en schaamte” te kijken naar het feit hij door bestuurlijke voorgangers is behandeld als een terrorist en een gevaar voor de samenleving.

Ook werd in februari bekend dat het nationaal slavernijmuseum op het Java-eiland in Amsterdam komt, waar het in 2030 moet opengaan. Verder werd naamswijziging vanaf 2024 inderdaad gratis.

Een jaarlijks herdenkingscomité moet gaan zorgen voor een jaarlijkse „grootste, waardige herdenking”, samen met het Caribische deel van het Koninkrijk, Suriname en andere landen, waarvoor het kabinet 8 miljoen vrijmaakte.

Voor eenmalige culturele, maatschappelijke en educatieve activiteiten „vanuit de samenleving” werd daarnaast 12,5 miljoen euro aan subsidies uitgetrokken die inmiddels zijn gebruikt.

Hoewel slechts 10 procent van de Nederlanders nu weet wat Keti Koti precies is, beschouwt de gemeenschap de aandacht voor het slavernijverleden grotendeels als positief. Het afgelopen jaar was er een veelvoud aan exposities, theaterproducties, podcasts, documentaires, culturele evenementen en stadswandelingen, plus nog de ontwikkeling van het slavernijmuseum.

Toch is bij betrokkenen een jaar later van dat euforische gevoel van toen niet veel meer over – ook met het oog op het nieuwe kabinet. Al die aandacht is natuurlijk mooi, vindt bijvoorbeeld Esajas, maar de nadruk ligt nog te veel op bewustwording en entertainment. Auteur Janice Deul, die vorig jaar het boek Keti Koti. Waarom we de afschaffing van de slavernij moeten herdenken en vieren schreef, zegt dat ze moe wordt van „die ongezonde focus op persoonlijke verhalen” die „bij media en instellingen” vaak centraal staan.

Beiden missen aandacht voor de doorwerking van de slavernij op het heden in de vorm van structurele achterstelling van zwarte mensen, en daarmee voor zaken als institutioneel racisme (zoals bij de Toeslagenaffaire), armoede en de gevolgen voor de mentale gezondheid.

„Ik had een mooi gesprek met psychiater Glenn Helberg”, zegt Esajas. „Bij Joodse nazaten van Holocaustslachtoffers is onderzocht dat trauma van generatie op generatie wordt doorgegeven. Dat geldt ook voor onze gemeenschappen. Maar er wordt nog te weinig geïnvesteerd in gespecialiseerde gezondheidszorg daarvoor.”

Mitchell Esajas sprak afgelopen jaar samen met de organisatie Zwart Manifest met een „breed scala aan mensen” uit de zwarte gemeenschap, „jongens die zich bezighouden met sporten, die normaal gesproken geen online enquête zouden invullen over herstel. Maar ook met de eerste generatie Surinamers en mensen van de Caribische eilanden.” Ze stelden de vraag wat er moet gebeuren na „de komma”. Een verwijzing naar de uitspraak van demissionair premier Mark Rutte bij zijn excuses op 19 december 2022: „We zetten een komma, geen punt.”

Lees ook

De sporen van het slavernijverleden zijn in het Haagse straatbeeld overal.

Oprichter van studentenvereniging Tribez Rudy van der Beek, één van de vertellers  tijdens de Keti Koti-wandeling van Het Nationale Theater in 2023.

Esajas en Zwart Manifest gebruikten voor hun advies een raamwerk dat de Verenigde Naties hanteren bij mensenrechtenschendingen. Die onderscheiden vijf herstelmaatregelen: stoppen en voorkomen van herhaling, restitutie, compensatie voor geleden schade, rehabilitatie en genoegdoening. En op deze terreinen, zegt Esajas, is afgelopen jaar juist „weinig substantieels” gebeurd.

De „structurele aandacht” die het kabinet aankondigde blijft uit. Het slavernijverleden is nog geen vast onderdeel van het onderwijscurriculum. Ook is nog niet wettelijk vastgelegd dat 1 juli een nationale herdenkingsdag moet worden, jaarlijks bijgewoond door de koning en de regering. Janice Deul ziet dat in 2023 grif de beurzen werden getrokken om bijvoorbeeld lokale herdenkingen te financieren, maar dat dit voor komende maandag alweer beduidend minder aan de orde lijkt. „Het jaar is nog niet eens afgelopen en het is alweer business as usual.”

Gure wind

Over het nieuwe kabinet is de stemming nog pessimistischer. „Hoe ironisch wil je het hebben”, zegt Esajas „Op 1 juli eindigt het Herdenkingsjaar, op 2 juli begint het meest racistische kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog.” Voor Deul hebben de woorden ‘de tijden zijn veranderd’ van de koning van vorig jaar een bittere nasmaak gekregen, „als je kijkt naar de gure politieke wind die inmiddels waait”.

De aanloop naar de viering van Keti Koti was afgelopen weken een indicatie van de veranderde tijden. Eerst overwoog het aanstaande kabinet de beëdiging op 1 juli te laten plaatsvinden. Pas toen leden van het demissionaire kabinet en de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema er onder meer bij beoogd premier Schoof op aangedrongen, werd dit een dag uitgesteld in verband met Keti Koti. Bij een persmoment hierover kon Schoof niet op de naam van de herdenking komen: „Tikkie, euh… Dat gaat niet goed.”

Esajas schreef samen met een groep van meer dan 150 vertegenwoordigers uit de zwarte gemeenschap een open brief tegen de geplande aanwezigheid van Kamervoorzitter en PVV-Kamerlid Martin Bosma bij de nationale herdenking, vanwege Bosma’s uitspraken over de slavernij. Zo noemde Bosma aandacht hiervoor „anti-blank racisme” en zei hij: „Ik wil niet nog meer bewust gemaakt worden. Het slavernijgedram is al jaren aan de gang.” In het verkiezingsprogramma van de PVV van vorig jaar staat dat de excuses moeten worden teruggetrokken.

Het is gebruikelijk dat de Kamervoorzitter aanwezig is bij Keti Koti. Het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee), dat de herdenking organiseert, vroeg hem vervolgens te reflecteren op zijn uitspraken, of een vervanger te sturen. Op woensdag liet het NiNsee weten dat Bosma zich in overleg met het instituut terugtrekt. Het NiNsee wil niet publiekelijk ingaan op nadere vragen van NRC. Volgens Bosma’s woordvoerder wordt er geen vervanger gestuurd. PVV-leider Geert Wilders tweette vervolgens donderdag over het wegblijven van Bosma: „Ik wil anders maandag wel naar Amsterdam gaan en daar speechen hoor. Ze zullen gaan hunkeren naar onze Voorzitter.”

Eppo Bruins (NSC) wordt als minister van OCW verantwoordelijk voor Keti Koti, waarover hij zich nog niet heeft uitgelaten. In het hoofdlijnenakkoord staat het slavernijverleden nergens vermeld. Het demissionaire kabinet zal maandag wél met een grote delegatie van tien bewindslieden aanwezig zijn, wat door sommigen wordt opgevat als mede een signaal aan het nieuwe kabinet.

Aan tafel, omringd door kasten vol met boeken over zwarte geschiedenis, besluit Esajas: „Ik zie het Herdenkingsjaar als een stapje vooruit; tien jaar geleden konden we het er niet eens over hebben. Maar het is bij lange na niet genoeg.”

Met medewerking van Leonie van Nierop


Rotterdamse moslims over de anti-islamtweets van Wilders: ‘Doet ons niks meer’

‘Een poppenkast is het, de politiek.’

„Het is een spelletje…”

„Het boeit ons niet meer.”

Ashraf (36), Samir (31) en Yassine (24) zitten in de late middagzon voor café Dalia in Rotterdam-West. Ze laten zich bereidwillig een van de laatste berichten van PVV-leider Geert Wilders op X voorlezen. Ze volgen het allang niet meer. Je kan wel aan de gang blijven.

Wilders schreef woensdag: ‘Islam is een religie. En religiekritiek is geoorloofd. En na twintig jaar beveiliging, safe houses, vijf fatwa’s, duizenden doodsbedreigingen en het bezoeken van vele islamitische landen, kan ik zeggen dat de #islam een walgelijke, verwerpelijke, gewelddadige en haatdragende religie is.’

Samir: „Wij horen dit al jaren, joh. Het doet ons niks meer. Vroeger werden we boos. Nu zijn we ouder en wijzer. Wilders zegt die dingen voor zijn achterban.”

Ashraf: „En trouwens, áls we boos zouden worden, wat dan? Als wij gaan demonstreren of rellen komt dat in de media. Dan zeggen mensen: Zie je wel, die moslims veroorzaken inderdaad problemen. Dat wakkert de ellende alleen maar aan.”

Hanane Aamran (23) had het bericht van Wilders wel gelezen. Ook haar eerste reactie was: What’s new? „We zijn niet anders gewend.” Ze zit met een vriendin op een terras naast het Rotterdamse ziekenhuis Erasmus MC. Beiden studeren geneeskunde, ze werken als bijbaan in het ziekenhuis. Weinig mensen in hun omgeving hebben het nog over uitspraken van Wilders of andere PVV’ers. Mensen halen hun schouders op.

Dat was na de verkiezingen van vorig jaar november toen de PVV de grootste partij van Nederland werd met 37 zetels wel anders. Iedereen was in shock, zegt Hanane. Het ging voortdurend over die verkiezingsoverwinning en er werd bezorgd gevraagd of ze zich als moslima nog wel welkom voelde met zoveel PVV-stemmers. Ja hoor. „Misschien leef ik in een bubbel, maar ik kén ze niet.”

Toch kroop het onder haar huid. Want veel mensen moesten op die radicaal-rechtse partij gestemd hebben. Wie waren dat? „Je bent aan het werk en denkt bij patiënten: jij? Of jij? Of jij?” Ze vindt de vele extreemrechtse stemmers zorgwekkender dan de PVV-leider zelf. Dat politici met hem samenwerken in plaats van keihard ingaan tegen racistische opmerkingen, vindt ze ook verontrustend. „Daardoor worden vergaande uitspraken genormaliseerd.”

Ze moet wel zeggen, ze had haar vertrouwen in de politiek toch al verloren. In november stemde ze blanco. Geen enkele partij die haar aansprak. „Stemmen vind ik een plicht. Maar ik wilde wel laten zien: ik ben het niet eens met zoals het gaat.”

Anders behandeld

Vraag je op straat aan islamitische Nederlanders wat ze vinden van Wilders’ uitlatingen, dan hebben de meesten geen zin om daarover te praten. Souhad Yalte (47), die met haar dochters Daniya (15) en Sofiyya (20) aan het winkelen is in het centrum van Rotterdam begrijpt dat volkomen. „Wat moet ik erover zeggen”, zucht ze. „Het gaat niet alleen om Wilders, het is ook Faber met haar ideeën over omvolking, Bosma’s bizarre uitspraken over slavernij. En eigenlijk gaat het om veel meer.” Nederland is een divers land, maar we kunnen er niet mee omgaan, zegt ze. „Allerlei groepen worden anders behandeld.” Haar man komt uit Suriname. „Daar is iedereen Surinamer. Of ze nu Creools, Javaan, Hindoestaan of anders zijn, maakt niet uit. En hier in Nederland? Ze vragen nog steeds aan mij waar ik vandaan kom.”

Angst voor de islam, voor moslims, voor mensen die er anders uitzien dan zijzelf, krijgen mensen omdat ze dat steeds horen, zegt Maud Mahyou (48). „Dan wordt dát je referentiekader.” Kijk naar de vele PVV-stemmers in dorpen buiten de Randstad waar weinig mensen met een migratieachtergrond wonen. „Die hebben geen contact met moslims. Maar horen wel die retoriek. Die denken: dan zal het wel heel erg zijn.”

Ze wijst op ophef rond een verkeerscampagne van de gemeente Rijswijk. Die gemeente plaatste borden met overstekende mensen met de tekst: ‘Rij rustig, ik steek hier over’. Onder de foto van een vrouw met hoofddoek werd online zoveel racistische drek en zelfs doodsverwensingen geplaatst, dat de gemeente zei aangifte te gaan doen. Maud: „Mensen horen politici als Wilders de naarste dingen over de islam zeggen en denken dat het normaal is.”

Het punt dat ze zich druk maakt over uitspraken van Wilders is ze allang voorbij. Jammer dat hij geen premier is geworden, zegt ze. „Hij roept al jaren van alles. Ik zeg: laat maar zien dan. Nu hij aan de zijlijn staat, kan hij blijven roepen wat hij wil. Als premier had hij dat niet kunnen doen.”

Ze is directeur van stichting Salaam die voedselpakketten verzorgt voor Rotterdammers die moeilijk kunnen rondkomen, met en zonder islamitische achtergrond. „De pakketten zijn halal, maar 40 procent van de klanten is niet islamitisch. Óns maakt dat niet uit.” Ze lacht.

En hoe kijken haar ouders naar Wilders en zijn uitspraken? Maud Mahyou: „Die trekken zes maanden per jaar met een camper door Marokko. Die krijgen het niet mee. En als ze het van hun kinderen horen, halen ze hun schouders erover op. Dat geldt voor veel ouderen, zegt ze. Het zijn volgens haar vooral de jonge mensen, hier geboren en opgeleid, die zich bedrukt voelen. „Soms voelen ze zich hier echt niet meer thuis.”

De mannen voor café Dalia kennen verschillende jonge mensen die uit Nederland weg willen. Niet alleen om Wilders met zijn PVV, zeggen ze. Er is veel meer mis. „Gaza. Wat doet Nederland om Israël te stoppen? Ik krijg een error in mijn hoofd als ik aan Gaza denk.”

„Over vijftig jaar gaat de politiek daar sorry voor zeggen. Sorry en klaar.”

„De belasting is veel te hoog in Nederland. Je werkt de hele week en moet dan de helft wegbrengen.”

„Een huis is niet te betalen. Ik ben 24, heb een baan en woon nog steeds thuis.”

„Eigenlijk worden we hier allemaal nogal uitgemolken.”