‘Hoep-hoep”, roept vogeldeskundige Tijmen Majoor met hoge stem terwijl hij door een landschap van zandverstuivingen, heide, berken en dennen loopt. En dan drie keer: „Hoep-hoep-hoep.” Toen hij en zijn collega’s van Het Nationale Park De Hoge Veluwe op precies deze plek dat geluid hoorden, afgelopen voorjaar, kregen ze „kippenvel”.
Dat kon niet missen: een hop, een vogel die vrijwel uitgestorven was in Nederland sinds de jaren 70. „Een zingende hop: dat betekent dat hij zijn territorium afbakent.” Het bleken zelfs twéé zingende hoppen te zijn, van wie er ten minste één ook succesvol nageslacht heeft geproduceerd.
Dat bracht het Nationale Park pas deze week naar buiten, om verstoring tijdens het broedseizoen te voorkomen; dat loopt nu af. Want het is me nogal een fotogeniek dier, met een opvallende oranje-roze kuif en zwart-wit verenkleed.
„Het is wel echt een góre vogel,” zegt Majoor. „Hij maakt een rommeltje van zijn nest, ruimt prooiresten en kak van zijn kuikens niet op, anders dan andere vogels.” Vrouwelijke dieren hebben daarnaast een speciale geurklier, die hen tijdens de broedperiode enorm doet stinken. Moeder en jongen kunnen ook een riekende stof richting indringers sproeien; vandaar de bijnaam ‘stinkhaan’.
Een sneaky leven
Op deze buiige zomerochtend laten de hoppen zich niet zien, en dat is meestal zo: „Ze zien er opvallend uit, maar leiden een sneaky leven”, zegt Majoor. Ze nestelen in holtes van bomen, ze struinen tussen lage begroeiing op zoek naar hun eten: sprinkhanen, mestkevers en grote rupsen. Ze komen veelal voor in Zuid- en Midden-Europa en in delen van Afrika en Azië, en spelen daar ook een grote rol in culturele tradities. Zo is de hop de nationale vogel van Israël, en in de verhalen van Homerus begeleidde een hop Odysseus op eeén van zijn tochten. In sommige culturen is hij een symbool van wedergeboorte.
Maar voordat dáár sprake van is voor de hop-populatie in Nederland, is nog wel wat meer nodig. „Vorig jaar telden we negen territoria, in Zuid- en Oost-Nederland, waarbij op vier van die plekken ook een nest is gevonden”, zegt Albert de Jong, woordvoerder van Sovon Vogelonderzoek Nederland. „Dit jaar zijn er twee broedgevallen bekend, en er druppelen er misschien nog wel wat binnen.”
Wel is het inmiddels het vijfde jaar op rij dat deze opvallende vogel ergens in Nederland succesvol eieren uitbroedt, wat erop kan duiden dat hij – voorzichtig, voorzichtig – terugkeert. „Het is nog heel precair hoor”, zegt Christiaan Both, hoogleraar dierecologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Volgens hem is het gezien de piepkleine aantallen te vroeg om conclusies te trekken over oorzaken.
De voorzichtige terugkeer kan evenwel aan verschillende dingen liggen: de groei van populaties in Duitsland, waarvan dit misschien verdwaalde exemplaren zijn. Het gaat ook wat beter met andere vogels die grote insecten eten zoals de bijeneter, vaak rond plekken waar recent grote grazers in het landschap zijn uitgezet – misschien dat hún mest de grote insecten zoals mestkevers aantrekt, die dan weer hoppen aantrekken. Wellicht heeft het ook te maken met betere leefomstandigheden bij de Afrikaanse Sahel, waar de populaties overwinteren. Of met warmere zomers hier door klimaatverandering, zegt Both.
Pesticiden
Hoe dan ook kwamen ze vroeger veel meer voor in Nederland, maar sinds begin vorige eeuw stortte de soort hier volledig in. „Onder meer gelijktijdig met de opkomst van pesticiden”, zegt De Jong van Sovon. Ook verstedelijkte Nederland toen snel, en ontstonden de strakke graslanden die nu domineren. „Terwijl de hop juist woont in holtes, oude bomen, oude schuren en vervallen boerderijen,” zegt hij. Toen de rommeligheid uit het Nederlandse landschap verdween, verdween ook de hop.
Het is ook niet toevallig dat de vogel juist op de Hoge Veluwe nestelt, denkt Jakob Leidekker, hoofdbeheerder van het Nationale Park, terwijl hij over de zandpaden rijdt in een terreinwagen.
Hij laat zien hoe er op verschillende plekken in het park werk wordt gemaakt van afwisseling tussen hoge en lage begroeiing, open zandverstuivingen, heide, grassen, bomen – en hoe ze dode of stervende bomen hier al vele jaren vaak laten staan. „Dé ideale plekken voor de hop,” zegt Leidekker. „Vergeet ook niet dat veel hier erg jong bos is, jonger dan honderd jaar. En juist in oude bomen ontstaan de kieren en holtes die hij nodig heeft.” Die habitats beginnen nu pas weer een beetje te ontstaan op de Veluwe.
Het creëren van goede omstandigheden voor vogels als de hop lukt volgens hem alleen door beheer van het landschap te richten op afwisselende vegetatie en biodiversiteit, met als doel de verbetering van het héle ecosysteem. „Dat de hop hier terugkomt is een teken dat het hier wat beter gaat met het bodemleven, dat er ouder en diverser bos begint te ontstaan.” Het is volgens hem dus ook wel degelijk een hoopvol signaal voor de staat van dit gebied.
Maar het komt ook door mensen weg te houden van sommige stukken Hoge Veluwe, vult Tijmen Majoor aan. „De eerste keer dat iemand de hop dit jaar zag, was vlak bij een fietspad, maar ze is uiteindelijk een paar honderd meter verderop gaan nestelen, op een plek waar we bewust nauwelijks mensen laten komen.” De hop houdt wel van rommeligheid, maar zeker niet van drukte.
Zwiep, zwiep, zwiep. Met een kartonnen bordje probeert Ahmad Mohammedi de kolen van zijn bbq van extra zuurstof te voorzien. Al heel de week kijkt hij hiernaar uit, vertelt-ie, zijn ogen gericht op de Afghaans gekruide kipspiesjes.
En dus sprong hij woensdagmiddag direct na zijn werk in de auto richting het Kralingse Bos in Rotterdam. Zijn dochter (4), op schoot bij oma, kijkt toe terwijl ze in de zomerzon aan een stukje brood sabbelt.
Mohammedi is niet de enige die woensdag van de gunstige weersomstandigheden gebruikmaakt om te grillen in het park. Meer dan tien donkere rookpluimen waaien over het veld.
In Rotterdam mag in vier van de tweeëndertig parken gebarbecued worden. In het Kralingse Bos zijn om overlast tegen te gaan vijf ‘bbq-zones’ ingericht. Alleen daar is barbecuen toegestaan. Ook in andere parken mag nog enkel op aangewezen plekken worden gegrild. En er gelden regels, zegt boswachter Henk Suurbach van het Kralingse Bos. Zo moeten de barbecues verder dan twee meter van de bomen af staan en dertig centimeter van de grond. Dit om brandgevaar te voorkomen.
Klachten in Groningen
In veel steden is barbecuen in het openbaar toegestaan. Maar dit recht op openbaar grillen staat her en der ter discussie. Zo klaagden omwonenden van het Noorderplantsoen in Groningen dit voorjaar over stank en afvaloverlast, veroorzaakt door barbecuers. Ze drongen aan op een verbod en overwegen, nu de gemeente hier geen gehoor aan geeft, een rechtszaak aan te spannen. In de gemeenteraad sprak Amrut Sijbolt (Stadspartij Groningen) van een „duivels dilemma” tussen een „bruisende gemeente zonder betutteling” en een „veilige stad”.
Heerlen is een arme gemeente, niet iedereen heeft de luxe van een tuin
In Heerlen wordt barbecuen in het openbaar juist gestimuleerd. Voorheen was dat niet toegestaan, maar om de „kwaliteit” van de openbare ruimte te vergroten mogen Heerlenaren sinds kort op grindplateaus in het Aambos hun bbq stationeren. „Heerlen is een arme gemeente, niet iedereen heeft de luxe van een tuin”, zegt raadslid Hannie Heine (CDA). Het is vooralsnog een proef, zegt ze, want overlast ligt op de loer. Handhaving houdt een oogje in het zeil.
Vier bankjes in de fik
Marc Weterings van de lokale politieke partij Rijswijks Belang voert al jarenlang strijd tegen bbq-overlast in het plaatselijke Wilhelminapark. Hij stelt raadsvragen, dient moties in en plaatst foto’s van afval op sociale media. De gemeente neemt sinds 2019 maatregelen: extra handhaving, flyers, een socialmediacampagne, meer prullenbakken. Met weinig resultaat. Het Wilhelminapark ligt na elke warme dag vol plastic bekers, botjes, etensresten, zegt Weterings. „Vooral meloenen.”
Vorig jaar diende hij een motie in voor een verbod. De gemeente beloofde toen nóg meer handhaving, maar ook deze zomer gaat het weer mis, vindt hij. Afgelopen weekend vlogen er vier bankjes in de fik.
Lees ook
In het Vondelpark verboden, dus barbecuen we elders
Andere gemeenten gingen al over tot een verbod. In Nijmegen geldt sinds 2020 een algeheel barbecueverbod in de openbare ruimte. In Amsterdam neemt het aantal plekken waar gebarbecued mag worden al jaren gestaag af.
Uren opruimen
In het Kralingse Bos snapt Mohammedi wel dat mensen last kunnen hebben van het barbecuen. Hij ziet ook dat niet iedereen even netjes omgaat met hun afval. „Dat is niet goed voor de natuur.” En hij heeft net zoals anderen liever niet dat de kinderen te dicht op de rook zitten. Hij plaats zijn bbq altijd expres wat verder van het strandje bij de plas, zodat zwemmers en andere niet-bbq’ers er geen last van hebben. „Je moet een beetje rekening met elkaar houden.” Zijn dochter laat een keukenpapiertje vallen, dat direct door de wind wordt meegenomen, het veld op. Mohammedi rent er achteraan.
„Over het algemeen gaat het goed”, zegt boswachter Suurbach, „maar op drukke dagen komt het voor dat er veel afval ligt op het veld. Mensen nemen een afvalzak mee maar zetten die dan naast een prullenbak. Kraaien en meeuwen gaan hier dan aan pikken.” De gemeente zet op die dagen een opruimteam in, dat soms wel vier uur bezig is, zegt een woordvoerder van de gemeente.
Voor veel families is gezamenlijk barbecuen een hoogtepunt van de zomer, weet Mohammedi. Vraag aan de groepjes op het veld – vanuit alle uithoeken van de stad zijn ze hiernaartoe getrokken – wat bbq’en zo mooi maakt en de woorden „gezellig”, „lekker weer” en „samen” vallen vaak.
Maar ook: „praktisch” en “kosten”. Velen wonen in arme wijken als Ommoord en Feijenoord, ze hebben hooguit een balkon, dus thuis kunnen zij niet barbecuen. En uit eten gaan? „Te duur”, zegt Teresa Ngombojoao, die samen met haar vier kinderen en nichtje op het veld zit. Ze prikt in een burger. Nog geen gemakkelijke klus, dat barbecuen, want hoe werkt het precies met die aanmaakblokjes? Even appen met een vriend (“ahhh, ónder de kolen”) en het grillen kon beginnen.
„Dit is de eerste keer dat we het zo doen”, zegt ze. Vanochtend heeft ze inkopen gedaan bij de supermarkt. In totaal was ze, inclusief drinken, zo’n vier tientjes kwijt. „Vroeger gingen we nog weleens met z’n allen een hamburger halen daar”, ze wijst naar het restaurantje bij de ingang van het veld. „Maar met de huidige prijzen gaat dat niet meer.”
Lou Barendregt (15) trekt een vies gezicht: „Ik zit in België op school en daar krijg ik komend schooljaar zeven uur wiskunde per week. Zeven uur!” Toch is dit al de zesde keer dat Lou meedoet aan een wiskundekamp. Maar hier is wiskunde anders. Je mag de hele dag puzzelen met vormen, patronen en getallen. Met de lessen op school, waarbij het vaak draait om formules, lijkt dat weinig te maken te hebben.
Lou zit met Ace Stoelinga (15) en Alexia Girgenson (16) te dollen aan een picknicktafel bij Summercamps, een uitgestrekt terrein voor zomerkampen in de bossen bij Heino. Er zijn onder meer een restaurant, sporthal en slaapzalen. De drie kennen elkaar van voorgaande jaren. „Mijn moeder was van: jij hebt geen vrienden, ga maar naar wiskundekamp”, zegt Alexia.
Met Ace ging het de afgelopen jaren niet zo goed op school. „Ik ging van vwo naar havo naar mavo.” Hier maakt dat niet uit, op kamp gaat het niet om punten scoren maar om plezier hebben. Er worden wel boekjes met wiskundige problemen uitgereikt, maar niemand zegt hoever je daarin moet komen. En als je even iets anders wil doen, mag je bijvoorbeeld een 3D-object knutselen. Al vindt de kampleiding het wel leuk als deelnemers kunnen beargumenteren waarom hun maaksel een wiskundig figuur is.
Sommige deelnemers doen mee aan internationale wedstrijden. Zoals Katya Nikitchenko (18), die aan het andere uiteinde van de picknicktafel zit. Ze won twee keer een bronzen medaille bij de Europese wiskundeolympiade voor meisjes. Na de zomer begint ze aan een dubbele bachelor wis- en natuurkunde in Nijmegen. Wat ze leuk vindt aan wiskunde? „De combinatie van intuïtie en strategie die nodig is”, zegt ze. Ze heeft deze ochtend al een opdracht gemaakt van de bucketlist, die alle deelnemers hebben gekregen. Katya wijst op haar rode blouse. „Kom naar het ontbijt in nette kleding.”
Liefde
De stichting Vierkant voor Wiskunde, die dertig jaar geleden begon met het organiseren van deze kampen, wil de liefde van de deelnemers voor wiskunde aanwakkeren, ongeacht hun niveau. Er zijn elk jaar drie kampen, ingedeeld op leeftijd. De jongste groep zit op de basisschool. Deze week is het kamp voor de bovenbouw van de middelbare school.
In de beginjaren werden nog weleens kinderen aangemeld door ouders die dachten dat het een soort zomerschool was waar bijles werd gegeven, vertelt Relinde Jurrius (40), een van 21 vrijwilligers die het kamp begeleiden. „We doen hier niet hetzelfde als op school. Dat kan ook niet, want de deelnemers hebben verschillende niveaus. En we proberen hier te laten zien dat wiskunde meer is dan sommetjes maken. We willen kinderen de schoonheid van wiskunde laten ervaren.”
Jurrius was, net als het merendeel van de kampleiding, jarenlang zelf deelnemer. „Ik kwam hier al op mijn veertiende.” Ze werkt nu als wiskundedocent aan de Defensie Academie.
Lees ook
Filmpjes over wiskunde bingen de avond voor je toets: ‘Niet alle helden dragen capes, sommige hebben een gigantische geodriehoek’
Getallendriehoek
Wiskunde is geen populair vak onder middelbare scholieren. En het gaat ook niet goed met de vaardigheden op dit gebied. De Onderwijsinspectie bracht hierover in februari een zorgelijk rapport uit. Jurrius denkt dat veel leerlingen wiskunde zien als iets wat hun wordt opgedrongen en waar ze later niets meer mee doen. „Engels en Nederlands zijn ook verplicht en dat vindt iedereen wél nuttig.” Bij wiskunde leer je logisch nadenken, zegt ze. „Vaak zijn er verschillende strategieën mogelijk om tot een oplossing te komen. Als onze deelnemers hulp vragen, zeggen we eerst: wat heb je zelf al geprobeerd?”
Tijdens het ochtendprogramma werken de deelnemers in de grote eetzaal aan hun weekopdrachten: drie boekjes vol wiskundige problemen en losse opdrachten die ter plekke worden uitgelegd. Zoals een getallendriehoek waarin je getallen moet invullen. Wie de hoogste score van de driehoek kan vinden, mag aan het eind van de week graaien in de grabbelton.
We willen kinderen de schoonheid van wiskunde laten ervaren
Matthijs Labots (19) bespreekt de opdrachten met zijn buurman. Thuis brengt hij veel vrije tijd door met programmeren en gamen. „Op school was ik een beetje de bètanerd. Mijn beste vriend heb ik online ontmoet.” Op het zomerkamp zijn nergens computers te bekennen, maar wel veel gelijkgestemden. „Niemand vindt het hier vreemd als je ervan houdt om gewoon ontspannen wiskunde te doen”, zegt hij.
Soms wordt het rumoer in de eetzaal deelnemers te veel. Een jongen met een koptelefoon ijsbeert tijdens de pauze in zijn eentje achter een van de gebouwen. Als het programma verdergaat, voegt hij zich weer bij de groep
Vorig jaar blies iemand van de leiding weleens op een fluitje, om iedereen bij elkaar te roepen. Een hard, schel geluid. Een groepje deelnemers beraamde een plan. Samen met begeleider Tim van Mourik (33) ontfutselden ze het fluitje. Daarna knutselden ze een anonieme brief. Ze plakten gekleurde letters op een stuk papier. De begeleider laat op zijn telefoon een foto zien. „Je fluitje is gegijzeld. Wij keuren fluiten naar deelnemers af!”, staat er. „Het gaat hier niet alléén om wiskunde”, zegt hij. „Een gezellige en veilige sfeer is ook heel belangrijk.”
Kaartspel
Veel deelnemers kennen elkaar al jaren, de leiding let goed op of nieuwkomers niet buiten de boot vallen. Er doen 29 jongens en 22 meisjes mee en 6 personen die bij hun aanmelding het vakje ‘anders’ hebben aangekruist. Sommige deelnemers hebben autisme. „Ik heb me weleens afgevraagd waarom neurodiverse mensen zich zo aangetrokken voelen tot wiskunde”, zegt Jurrius. „Misschien omdat ze die regels beter begrijpen dan de wereld om hen heen. Wiskunde blijft altijd hetzelfde.”
Drie deelnemers en een begeleider zitten in rolstoelen, alle programmaonderdelen zijn voor hen toegankelijk. Juul Los (14) is een van hen, ze ging vorig jaar nog naar CineKamp, een filmkamp op hetzelfde terrein. „Daar waren activiteiten die lichamelijk te lastig waren voor mij.” Wanneer ze langs de verblijven van het wiskundekamp kwam, zag ze dat het daar ook gezellig was. „Gelukkig houd ik van wis- en natuurkunde.”
Aan een lijn wappert een bonte verzameling T-shirts, souvenirs van voorgaande kampen. Onder een afdakje spelen deelnemers Taipan, een kaartspel, of ze laten hun hersens kraken over een puzzel. Een schaakkampioen, ook een deelnemer, speelt tegen drie tegenstanders tegelijk.
Knooppunten
De kampleiding, die alle wiskundeboekjes zelf maakt, verzint opdrachten en spellen waarin de wiskunde subtiel is verwerkt. Zoals een workshop Creatief met statistiek, waarbij wordt uitgelegd hoe je cijfers kunt misbruiken om mensen te misleiden. Twee begeleiders presenteren zich als marketingbureau Wierkant voor Viskunde. Ze goochelen met percentages en grafieken. Even later zit iedereen over een kaartje van Nederland gebogen. De opdracht is om dat zo manipulatief mogelijk in te kleuren, zodat het lijkt of héél Nederland vis eet.
Bij een workshop Parabool borduren gaan ook de grootste bollebozen ijverig aan de slag met naald en draad. Eerst gaatjes prikken in een stuk karton, dan de draad erdoorheen rijgen volgens een vast patroon. Een jongen probeert de opdracht driedimensionaal uit te voeren. Wie klaar is, kan door met een borduuropdracht voor gevorderden. Er zijn ook andere opties: pen en papier erbij pakken om de wiskundige figuur toch maar eens in een formule te vatten. Of je kunt leren hoe je de grafische rekenmachine programmeert om zo’n figuur te maken.
Bij een workshop Parabool borduren gaan ook de grootste bollebozen ijverig aan de slag met naald en draad
Voor de workshop Algoritmisch bewegen is een gastspreker uitgenodigd. Tom Verhoeff, docent wiskunde en computerwetenschappen aan de TU Eindhoven, toont op een beeldscherm wat er gebeurt als je de cijfers van het getal 000011 van volgorde laat wisselen. Hij laat de deelnemers alle mogelijke varianten, de ‘permutaties’, opschrijven. Die worden uitgezet in een ‘graaf’, een verzameling knooppunten verbonden door lijnen. Na een tijdje zit iedereen uit te vogelen hoe je een ‘Hamiltonpad’ creëert, een route waarbij elk knooppunt maar één keer wordt gebruikt. Het is wiskunde voor gevorderden, speels gebracht.
Zulke opdrachten zijn een kolfje naar de hand van Matthijs. Na de zomer gaat hij computerwetenschappen studeren aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Nu hij van de middelbare school af is, kan hij volgende zomer niet meer meedoen als deelnemer. Maar helpen bij de jongste groep lijkt hem ook leuk. „Ik denk erover om me aan te melden als begeleider.”
Grote chaos, dat was het de afgelopen dagen in de avondspits in en rond Amsterdam. Op de ringweg A10 stonden kilometerslange files, waarin auto’s soms muurvast stonden, met vertragingen tot anderhalf uur. Automobilisten die om probeerden te rijden zorgden op andere snelwegen, onder andere op de A9, voor flinke vertraging. In Diemen was er op vrijwel alle wegen in het dorp geen beweging in het verkeer te krijgen. Het openbaar vervoer stond daardoor ook vast. Ook in Amsterdam waren er opstoppingen.
Het was allemaal het gevolg van wegwerkzaamheden. Aan de oostkant van de A10 vervangt Rijkswaterstaat deze zomer een stuk van het wegdek. Iets verderop, bij de IJburglaan, een grote laan die de ringweg kruist, doet de gemeente Amsterdam iets vergelijkbaars. Die projecten worden volgens Rijkswaterstaat bewust tegelijkertijd uitgevoerd, om te voorkomen dat bewoners twee keer te maken krijgen met werkzaamheden. Dat er chaos ontstond, heeft vooral te maken met ongelukken, de afgelopen drie dagen aan het begin van de avondspits. Ook leert de ervaring dat automobilisten vaak aan werkzaamheden moeten wennen en er pas na een paar dagen rekening mee houden.
Zorgen over hulpdiensten
Een woordvoerder van de ANWB noemt de situatie in Amsterdam „uitzonderlijk.” Hij ziet dat vooral de avondspits te maken heeft met drukte. Er is, door vakanties, minder woon-werkverkeer, maar er zijn wel dagjesmensen op pad. Die vertrekken later van huis, maar willen vaak met het eten weer terug zijn. De ANWB verwacht dat de problemen zullen aanhouden. „De werkzaamheden zijn gepland tot begin september, dus dit gaat nog wel even duren.”
Vanuit de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland zijn er zorgen geuit over de drukte, zo bevestigt een woordvoerder. Afgelopen maandag zag de meldkamer dat het vastliep op de wegen rondom Amsterdam, wat leidde tot de vraag of de hulpdiensten nog wel overal doorheen zouden kunnen. De woordvoerder benadrukt dat die zorgen voorbij zijn. De Amsterdamse politie stelt dat politieauto’s de afgelopen dagen bij spoed door het verkeer heen konden komen.
De verkeersdrukte leidde tot een verwijt van de gemeente Diemen richting Amsterdam. Diemen publiceerde op Facebook een statement waarin het stelde dat de drukte tot „onaanvaardbare risico’s voor de hulpdiensten” kan leiden. Volgens Diemen is over de werkzaamheden op de IJburglaan, waarvoor Amsterdam verantwoordelijk is, „geen overleg of afstemming” geweest. Diemen zegt dat Amsterdam daar nadrukkelijk op is aangesproken.
Manager Amsterdam betuigt spijt
Dat zit anders, reageert een woordvoerder van de gemeente Amsterdam. In een regio-overleg zou de kwestie wél aan de orde zijn gekomen, al is niet met zekerheid na te gaan of Diemen bij dat overleg aanwezig was. Wel bevestigt de woordvoerder het bestaan van een e-mail van een manager van de gemeente Amsterdam. In de e-mail aan het lokale medium Diemerkrant.nl betuigt de manager spijt aan een ambtenaar van de gemeente Diemen, omdat Amsterdam de buurgemeente niet op de hoogte zou hebben gesteld van de voorgenomen werkzaamheden.
Inmiddels, zo benadrukken beide gemeenten, is er goed onderling overleg over de situatie. In een gezamenlijke verklaring stellen ze dat de verwachting is dat de verkeersdrukte de komende dagen zal afnemen.
De ideale weerman is altijd thuis. Jannes Wiersema (58) is zijn hele leven vrijgezel en woont in een vrijstaande woning aan een landelijke weg even buiten Roodeschool in Groningen. Hij woont er al vijftig jaar. „Ik ga wel eens op pad maar ’s avonds ben ik altijd weer thuis.” Aan vakanties doet hij niet. „Dit is ook vakantie.” Dagelijks meet hij de weersomstandigheden: temperatuur, zonneschijn, wind en luchtvochtigheid voor zijn eigen website, en ook meet hij, uitgerust met een officiële gestandaardiseerde neerslagmeter, voor het KNMI de gevallen neerslag.
Elke dag om 8.55 uur, in de zomer exact een uur later, staat Wiersema in zijn tuin – één groot gazon – waar de meetinstrumenten zoals de regenmeter zich bevinden. „Vanmorgen had ik 2,6 millimeter”, vertelt hij bij de koffie, starend uit het raam waarachter opnieuw een malse bui valt. „Maar laatst had ik 46 millimeter. Dat komt steeds vaker voor.”
Wiersema is een van de ruim driehonderd vrijwillige waarnemers op wie het KNMI deels vertrouwt voor neerslagmetingen. Die worden elk jaar belangrijker, nu door klimaatverandering droogte en extreme neerslag het land regelmatig teisteren. Gemiddeld valt er maandelijks 60 tot 70 millimeter regen in Nederland, maar die hoeveelheid kan op een grillige zomerdag ook in enkele uren vallen. Zo viel vorige week in enkele dorpen in de Achterhoek zelfs ruim 100 millimeter, met onder meer overstromingen van snelwegen en een ondergelopen parkeerkelder tot gevolg.
Meteoroloog Rob Groenland van het KNMI: „De neerslag kan per dorp spectaculair verschillen. Het ene dorp krijgt 100 millimeter, het volgende helemaal niets.” Dat buien lokaal vallen, is niet nieuw, wel dat de buien zo zwaar zijn. Groenland: „Door de opwarming van de aarde bevat de lucht meer waterdamp en daardoor zijn buien veel zwaarder dan pakweg twintig of dertig jaar geleden. Dat is zorgelijk.”
We kunnen hier heel goed druiven telen. Dat kon je twintig jaar geleden vergeten
Ook weeramateur Jannes Wiersema merkt dat buien intenser zijn geworden. „Een bui met 20 millimeter noemden wij hier vijftig jaar geleden een dikke bui. Inmiddels vinden we 30 millimeter al bijna normaal.”
Er zijn nog steeds genoeg mensen die menen dat klimaatverandering een verzinsel is. „Terwijl er elke week wel ergens in Nederland een overstroming is waarvan vroeger werd gezegd dat die maar eens in de honderd jaar zou voorkomen. Nou, daar denken ze in Limburg inmiddels wel anders over. Mensen krabben zich bij al die overstromingen achter de oren of ze daar wel willen blijven wonen.” Klimaatverandering is onmiskenbaar, zegt Wiersema. „Wij hebben nu het klimaat van Limburg twintig jaar geleden. We kunnen hier heel goed druiven telen. Dat kon je twintig jaar geleden vergeten.”
Warmere oceaan
Dat het aantal hoosbuien in Nederland toeneemt, is duidelijk, stelt KNMI-meteoroloog Groenland. Ook de oorzaak is min of meer bekend. Groenland: „De temperatuur van met name de bovenste meters in de oceanen neemt toe. Die hogere temperaturen veroorzaken meer waterdamp in de lucht en omdat de lucht ook warmer is, neemt deze meer waterdamp op. Daardoor bevatten wolken meer water.”
Neerslagwaarden boven de 50 millimeter in een uur en 100 millimeter in een dag, op één vaste locatie, zijn voor Nederland „redelijk extreem”, stelt het KNMI in een uitleg, en komen „ongeveer één keer per eeuw of iets vaker” voor. Maar hoeveel neerslag op welke plaats in Nederland valt, valt nooit helemaal na te gaan.
Het KNMI gebruikt de regenmetingen van de ruim driehonderd vrijwillige waarnemers vooral ter ondersteuning van twee andere bronnen. Ten eerste de 34 automatische weerstations op land (plus 14 op zee) én de almaar nauwkeuriger wordende neerslagradar: ‘remote sensing’ van radargolven die door regendruppels worden weerkaatst. „Zo schatten ze de gevallen neerslag.”
Niet alle buien staan op de kaarten van het KNMI, aangezien niet overal een neerslagmeter staat. Gemeente Losser meldt dat afgelopen zondag „in korte tijd” 106 millimeter regen is gevallen, in het dorp De Lutte zelfs 116 millimeter. Maar deze metingen zijn gedaan door waarnemers die niet bij het netwerk van het KNMI horen.
Lees ook
Nederland beschermen tegen water wordt steeds lastiger: de problemen stapelen zich op
Voor de eeuwige roem
Saai is het weer voor Jannes Wiersema nooit. „In de Sahara zijn alle dagen gelijk. Daar hoef je niks over het weer te weten. In ons zeeklimaat is bijna nooit een dag gelijk.” Zijn passie dateert van 1979, toen er enkele meters sneeuw viel en hij als dertienjarige over de sneeuwbergen vanuit ditzelfde huis naar Roodeschool moest lopen. „De sneeuw kwam tot aan de schoorsteen.”
Sindsdien heeft hij altijd neerslag gemeten. Toen hij als loonwerker in dienst trad van een loonbedrijf werd hem steevast gevraagd wat er die dag aan regen zou vallen en of boeren het land op konden. Inmiddels werkt hij, twee ochtenden in de week, voor de plantsoenendienst van gemeente Het Hogeland.
Wiersema stort zich op zijn weermetingen, al krijgt hij er slechts een kleine vergoeding voor: 400 euro per jaar. Ook stuurt hij regelmatig weerfoto’s naar nieuwszenders. Af en toe is het raak en verschijnt zijn foto op televisie. „Dat is leuk. Mensen denken altijd dat ik daar rijk van word en er een grote villa van kan kopen. Maar je krijgt er niets voor. Het is voor de eer, en de eeuwige roem.”
Hij vertelt dat Nederland inmiddels de zogenoemde hondsdagen beleeft, van 20 juli tot 20 augustus, de warmste periode van het jaar. „Het is dan broeierig weer. Soep kun je buiten de ijskast maar één dag laten staan, anders wordt die zuur. De zon is nu ‘stekig’, zo noemen we dat hier. Ook bij twintig graden zweet je je al de pleuris. Plakkerig zweetweer.”
Verwachten, niet voorspellen
Waarnemen is lastig, maar voorspellen hoeveel regen de komende dagen waar gaat vallen, is eigenlijk ondoenlijk. Wiersema: „Aan voorspellen doe ik niet. Voorspellen doe je in een glazen bol. Ik ben verwachter. Mensen vragen mij daar vaak naar.
„Zelfs akkerbouwers uit de Noordoostpolder vragen mij wat voor weer het gaat worden. Die willen altijd te ver naar voren kijken. Ze vragen nu al hoeveel regen er over vier dagen gaat vallen. Dan antwoord ik: vandaag komen er buien, maar daarna zien we wel weer. Verder dan drie dagen moet je eigenlijk nooit kijken. Ook buienradarbeelden kloppen vaak niet. Er kan zomaar ineens een bui ontstaan. Dat noemen we een ‘popcornbui’. Maak maar eens popcorn in een pan. Moet jij eens kijken hoe snel die omhoog schiet.”
Wat vindt Jannes Wiersema van de codes die het KNMI afgeeft als waarschuwing voor afwijkende weersomstandigheden? Wiersema: „Die zijn niet goed. Ze zijn te vroeg of te laat. En de codes zijn niet lokaal genoeg. Die zouden per postcodegebied moeten gelden. Nu stelt een code oranje soms niets voor. En in de Achterhoek gold zondag alleen maar code geel terwijl het in sommige dorpen in werkelijkheid code rood was. Laat iedereen op z’n telefoon een waarschuwing krijgen.”
Meteoroloog Rob Groenland van het KNMI erkent dat het systeem niet perfect functioneert. „We werken aan een minder grof systeem, aan verbeteringen.” Namelijk? „We communiceren niet alleen wat het weer gaat worden maar ook de gevolgen en we geven daarbij advies. We gaan steeds eerder en preciezer waarschuwen. Zo geven we sinds een paar maanden in de weersverwachting al een aantal dagen van tevoren aan of er mogelijk gevaarlijk weer aankomt en we gaan preciezer waarschuwen voor bijvoorbeeld zware buien.”
Na de zomer, belooft het KNMI, komt er een nieuwe app waarmee gebruikers meldingen kunnen ontvangen voor gevaarlijk weer op hun locatie.
‘Ik zou het eigenlijk wel een groene vlag vinden”, zegt de 22-jarige Laura de Groot, als een jongen vlak voor de seks een condoom tevoorschijn haalt dat hij heeft meegenomen uit de bibliotheek. Een goed teken dus. De student loopt ontspannen door het winkelcentrum tegenover de bibliotheek in Diemen. Daar zal de gemeente Diemen vanaf volgend jaar gratis condooms verstrekken. „Ten eerste is hij slim, want hij leest boeken”, legt ze uit. „Ten tweede haalt hij condooms, dus is hij goed voorbereid. Dat is natuurlijk wel aantrekkelijk.”
In 2025 en 2026 stelt de gemeente condooms beschikbaar op allerlei openbare plekken in het dorp om de toename van geslachtsziekten te remmen. Vorige week stemde een meerderheid van de gemeenteraad voor het initiatief van D66 Diemen, Ons Diemen, PvdA en GroenLinks.
Laura de Groot vertelt dat ze geen vaste partner heeft; ze probeert altijd een condoom te gebruiken als ze seks heeft tijdens een date. Maar soms vergeet ze er een mee te nemen. Als ze onveilige seks heeft, zegt ze, is ze eerder bang is voor zwangerschap dan voor een seksueel overdraagbare aandoening (soa). Ze weet ook wel dat het niet verstandig is: „Beide zijn natuurlijk niet echt nice.” Haar vriendinnen hebben allemaal een spiraal, en die zijn helemaal laks. Ze vertelt dat zij testen op een soa wanneer ze een nieuwe partner krijgen, maar daarna seks hebben zonder condoom.
Lees ook
Huisarts: ’Gebruik condooms is bij jongeren uit de mode, vooral uit gemakzucht’
Meer soa-besmettingen, minder condooms
Steeds meer Nederlanders hebben een soa. Het RIVM meldde in april dat de stijging van het aantal mensen met gonorroe, al zichtbaar sinds 2022, doorzet. Het instituut benadrukt dat condoomgebruik belangrijk is om soa -besmettingen te voorkomen. Tegelijkertijd gebruiken jongeren steeds minder vaak condooms, blijkt uit onderzoek. In 2017 gebruikte nog bijna driekwart van de jongeren een condoom bij de eerste keer vaginale seks. In 2023 is dat gedaald naar twee derde.
„Ik zou wel naar de bieb gaan als ik weet dat ik er gratis condooms kan krijgen,” zegt student Kees (20) die langs het gebouw loopt. „En misschien scoor ik nog een boekje”, zegt hij grappend.
Tibo (21), een vriend van hem, knikt. Hij gelooft niet dat de „eigenwijze mensen die geen condoom gebruiken” dat opeens wel gaan doen als er gratis condooms worden verstrekt. Die vinden het te makkelijk om zonder voorbehoedsmiddel te vrijen, zijn al bereid om risico’s te nemen of vinden het te fijn zonder condoom, denkt hij. Kees zegt: „Ik denk wel dat het gaat helpen. Wanneer het makkelijker is om een condoom te halen, zullen meer mensen het gaan gebruiken.”
Tussen de oren
„Het belang van veilige seks moet wat meer tussen de oren zitten, zegt Onitcha Ramautarsing van D66 Diemen. Zij stelde samen met Nikki Moors (Ons Diemen) de aangenomen motie op. „Meer veilige seks betekent minder soa’s”, denkt Ramautarsing. Ze zegt dat het moeilijk is om een soa-test en hulp bij de GGD in Amsterdam te krijgen, dus ook voor de inwoners van Diemen. Dat komt door lange wachttijden en het stijgend aantal personen met soa-klachten. De gemeente Diemen, die onder de GGD Amsterdam valt, heeft geen invloed op de uitbreiding van de testcapaciteiten van de gezondheidsdienst. Maar als we niets doen, zal het niet vanzelf beter gaan met de seksuele gezondheid van mensen, denkt Ramautarsing. Dus de gemeenteraad ondernam zelf actie. Wat dit de gemeente gaat kosten en hoeveel condooms verstrekt gaan worden, is nog niet bekend.
Uitsgaanslocaties
In de winkel kost een doosje met twaalf condooms van een bekend merk zo’n elf euro. Tibo, Kees en Laura vinden vooral uitgaanslocaties goede plekken voor het gratis aanbieden van condooms. „Dat zijn de plekken waar mensen elkaar ontmoeten en onverwachte dingen gebeuren’, zegt Tibo. Op allerlei plekken in het dorp liggen nu gratis menstruatieproducten, zoals in basisscholen, buurthuizen, de voedselbank en de bibliotheek die ook als theater en café dient. Op die locaties (met uitzondering van basisscholen) zullen vanaf volgend jaar ook gratis condooms verkrijgbaar zijn. Ook zal de gemeente zich inspannen om horeca, verzorgingshuizen, stichtingen en verenigingen te stimuleren een betaalde condoomautomaat te plaatsen.
In de toiletten van de bibliotheek van Diemen hangt een glazen kastje met maandverband en tampons. Jopi Stalenberg (68) is werkzaam in het café en vindt het een uitstekend idee als daar condooms bij komen te staan. „Maar je moet het allemaal keurig in de toiletten hangen”, zegt ze. „Wat denk jij”, vraagt ze aan haar collega, de 22-jarige geluidstechnicus Luca Hohmann, „Zou jij hier in het café voor een kastje staan en kijken welke condooms er zijn?” Luca zegt dat hij, als hij vijftien was, dat niet zou doen. Dat zou hij veel te spannend en gênant vinden. Daarom is het volgens hem een goed idee om ze in de toiletten te plaatsen. „Dan kun je een condoom discreet in de broekzak te stoppen en weer doorlopen.”
Publiekscampagnes
De gemeente Diemen gaat het beschikbaar stellen van condooms koppelen aan informatievoorziening over soa’s en veilige seks, door middel van flyers of een QR-code. De partijen die de motie hebben ingediend, lieten zich onder andere adviseren door de Rutgers Stichting en Soa Aids Nederland. „Ik ben superblij dat de gemeente dit oppakt”, zegt Sally Hendriks, manager van de nationale afdeling van Aidsfonds Soa Aids Nederland. Hendriks stelt dat het uitdelen van condooms alleen werkt als je het in een zogeheten interventie plaatst. „Dus dat je de condooms hebt, én de informatie, én het gesprek met de jongeren hierover, én dat ze daarna getest en eventueel behandeld kunnen worden voor een soa”, legt ze uit.
Sinds 2011 zijn er geen landelijke, jaarlijks terugkerende publiekscampagnes meer geweest over condoomgebruik en veilig vrijen. Sally Hendriks van Soa Aids Nederland wijst naar de Vrij Veilig Campagne van het Aidsfonds uit 2011. Uit het effectonderzoek bleek destijds dat voorafgaande aan de campagne bij 56 procent van de jongeren condoomgebruik ter sprake is gebracht tijdens het laatste sekscontact. Na afloop van de campagne was dit percentage gestegen naar 74 procent.
Energiek loopt Mart de Kruif de betonnen wenteltrap in het NRC-gebouw op. Een etage hoger aangekomen keert de oud-landmachtgeneraal (1958) zich om en kijkt naar zijn twee gesprekspartners die op een afstandje volgen. „Weet je”, vraagt hij, „waarom wenteltrappen al sinds de Middeleeuwen vaak rechtsdraaiend zijn?” Langzaam begint De Kruif met zijn rechterarm een hakkende beweging te maken: „Dan is het veel gemakkelijker om aanvallers die van beneden komen, af te weren. Aanvallers sloegen met hun zwaard in de rechterhand vaak tegen de spil van de trap.”
NRC heeft De Kruif gevraagd om in debat te gaan met Tim Sweijs (1982), directeur onderzoek van denktank The Hague Centre for Strategic Studies en verbonden aan de Nederlandse Defensie Academie. Het onderwerp: Welke lessen moet Nederland trekken uit het verloop van de oorlog in Oekraïne, een conflict waarbij ons land gezien de massieve wapenleveranties zeer nauw betrokken is?
De militair en de strategisch denker blijken het opvallend vaak eens:
Over de „beperkte” toegevoegde waarde van de 24 F-16’s die Nederland aan Oekraïne levert.
Over Rusland dat na een dramatische start van het offensief in het voorjaar van 2022 snel bijleert.
Over de snelle innovaties van onder meer autonome wapensystemen (drones) die ethische vragen oproepen.
En over het centralisme dat de Nederlandse krijgsmacht dwars zit.
Lessen trekken uit de Oekraïne–oorlog. Is dat überhaupt zinvol? Lessen trekken komt neer op het proberen de vorige oorlog te winnen, luidt een populair gezegde onder militair historici.
De Kruif: „Dat gevaar zit er altijd in, daar moet je je van bewust zijn. Toch kunnen we niet anders. Ik heb het vaak genoeg meegemaakt: Je komt terug van een patrouille, je komt de poort in, alle veertig of zeventig mannen en vrouwen zitten bij elkaar en iedereen vraagt zich af wat er de volgende keer beter kan. Dat is je drill als het ware.”
Sweijs: „Eens. Toch is de beste manier om je voor te bereiden op de volgende oorlog om een actuele oorlog van nabij te bestuderen. Daarom sturen militaire organisaties – ook Nederlandse – waarnemers naar oorlogen en conflicten, zoals momenteel in Oekraïne. Eerder hielden de Chinezen en de Russen nauwlettend de Amerikaanse oorlogen tegen Irak in de gaten.
„De belangrijkste les die wij in ons boek trekken uit de Oekraïne-oorlog is, dat je het fenomeen oorlog niet meer kunt wegwensen. Hoe verschrikkelijk ook, oorlog moet onderdeel zijn van onze wereldbeschouwing, anders kun je je er niet op voorbereiden. Dat deden we lange tijd niet, ondanks de annexatie van de Krim door Rusland in 2014, ondanks het neerschieten van de MH-17, en ondanks voortdurende uitlatingen van Poetin dat Oekraïne bij Rusland hoorde. We beschouwden oorlog als irrationeel en daarmee irreëel. Dat kan niet meer.”
De Kruif: „En verder moet je qua lessen trekken een onderscheid maken tussen winnaars en verliezers. De eersten zijn daar meestal veel slechter in dan de verliezers, logisch want hun belang bij die lessen is veel groter. Duitsland is daar een sprekend voorbeeld van. Als verliezer van de Eerste Wereldoorlog trok het lessen waarmee het Frankrijk in 1940 wist te overrompelen. Rusland laat het nu ook zien. Het was de verliezer van de eerste fase van de oorlog in Oekraïne, voorjaar 2022, toen het beginoffensief dramatisch verliep. Dat gebeurde mede omdat Moskou had gedacht dat de aanval op Oekraïne net zo gladjes zou verlopen als de inname van de Krim. Toen die aanname niet bleek te kloppen, wisten de Russen daar goed lessen uit te trekken. Inmiddels zijn bijvoorbeeld hun aanvoerlijnen en andere logistiek veel beter georganiseerd, worden innovaties toegepast zoals met glijbommen, en hebben commandanten ter plekke meer verantwoordelijkheid gekregen. Eerst werden die helemaal niet vertrouwd en kwamen de generaals uit Moskou zelf naar het slagveld.”
Welke lessen vallen daaruit te trekken voor de Nederlandse krijgsmacht?
Sweijs: „Hoe belangrijk die decentrale verantwoordelijkheid is. Juist op dat lagere niveau gedijt een heel belangrijke activiteit in deze oorlog: innovatie, zoals bij de doorontwikkeling en inzet van drones. Met name aan Oekraïense kant zie je dat. Daar krijgen eenheden op het slagveld heel veel ruimte om hun eigen drones te ontwikkelen en hiervoor compleet eigen productielijnen te organiseren. Dat werkt veel sneller dan alles centraal aanpakken.
„Overigens worden daarbij soms gevoelige grenzen overschreden. Je ziet namelijk een shift naar autonomie. Zo worden momenteel drones ingezet met voorgeprogrammeerde doelwitten. Eenmaal boven het slagveld kunnen ze zelf beslissen wanneer ze het doelwit uitschakelen. Die ontwikkeling ligt hier bij ons – terecht – gevoelig omdat we graag willen dat mensen het laatste woord hebben.”
De Kruif: „De snelste ontwikkelingen in de oorlog zie je inderdaad bij innovaties op de lagere niveaus. Voor Nederland valt daar veel van te leren, omdat wij last hebben van enorm centralisme. Dat kom je nu keihard tegen in het nadenken over materieel dat we de komende tien, vijftien jaar nodig hebben Organiseren we dat centraal, zoals nu gebeurt? Of zeggen we tegen de marine, luchtmacht en landmacht: Dit is je budget voor de komende tien, vijftien jaar. Wat wil je bereiken en wat voor spullen heb je daarvoor nodig? Wil je vijfhonderd onderwaterdrones? Ok, als je daarvoor met een goed verhaal komt, krijg je die. Want jij bent de specialist.
„Dat raakt overigens aan nog iets belangrijks, en dat is de kwestie van leiderschap en weerbaarheid. Rusten we officieren in diverse rangen en standen genoeg uit voor die weerbaarheid en verantwoordelijkheid? Ik heb daar vragen bij. Door alle bezuinigingen van de laatste tien jaar zijn veel opleidingen teruggebracht tot het aanleren van vaardigheden: je moet, kort gezegd een kanon kunnen afschieten. Officieren en onderofficieren zijn cruciaal voor de weerbaarheid, maar hun training in ethiek en normbesef is verwaarloosd. We zijn door de kaalslag gewend geraakt om dingen goed te doen – de kazerne schoonhouden, een oefening goed afronden etcetera – maar niet om het goede doen, bijvoorbeeld in onverwachte omstandigheden.”
Lees ook
Oekraïne smacht naar de F-16’s – zelfs verouderde westerse vliegtuigen kunnen zich meten met de Russische
Vorig voorjaar besloot Nederland Oekraïne F-16’s te geven. Gaat dat helpen?
Sweijs: „Alle beetjes helpen. Maar het zal niets fundamenteels veranderen aan wat inmiddels een militair gegeven is in deze oorlog: het feit dat geen van beide partijen in staat is overwicht in de lucht te bereiken. Van beide kanten kan men effectief elkaars vliegtuigen uit de lucht schieten, Rusland met diverse soorten luchtverdedigingsraketten en Oekraïne met onder meer onze Patriots, die dus een wezenlijke bijdrage leveren aan de strijd.
„Voor het Westen is dat gebrek aan luchtoverwicht een heel nieuwe ervaring waarmee het nog moet leren omgaan. In eerdere conflicten zoals op de Balkan en in Afghanistan, Irak en Syrië was dat overwicht met de F-16’s er gewoon.”
De Kruif: „De rol van luchtstrijdkrachten is inderdaad aan het kantelen. Dat heeft te maken met wat Tim zegt: beide partijen kunnen elkaars gevechtsvliegtuigen uit de lucht schieten, maar ook met de toegenomen rol van langeafstandsraketten. Vanaf de grond kan Oekraïne met Himars-raketten doelen op de grond zo’n tachtig kilometer verderop uitschakelen. Daar heb je geen F-16 voor nodig.
„De rol van de F-16’s wordt hoe dan ook zeer beperkt. Van de 65 toestellen die door de NAVO-bondgenoten aan Oekraïne beloofd zijn, hangen er hooguit 12 constant, elk uur in de lucht. Dat is het, meer is het niet. Daarmee vergeleken hebben onbemande systemen zoals drones, in de lucht, maar ook op zee, enorme betekenis gekregen – en gaan ze die nog meer krijgen. Ze zijn veel goedkoper, militair personeel loopt geen risico, en tegen zwermen drones is het moeilijk verdedigen. Wat dat betekent voor onze F-35’s, peperdure toestellen, is nog niet te duiden.”
Er bestaat huiver om de eigen, toch al rafelige krijgsmacht uit te kleden voor een militaire operatie met ongewisse afloop in het oosten. Snappen jullie dat?
De Kruif: „Dat snap ik. Het is een klassiek voorbeeld van het kiezen tussen twee kwaden: Hou ik alles hier en geef ik Oekraïne niets van de middelen die het nodig heeft om deze oorlog te kunnen winnen? Of stuur ik zo veel mogelijk om een vrij land te helpen tegen een agressor, en neem ik een bewust risico door mezelf ‘kaal’ te plukken? We hebben voor het tweede scenario gekozen en daarmee het risico genomen kwetsbaar te zijn. Dat konden we doen vanwege de veiligheidsgarantie van de Verenigde Staten. We zullen heel rap moeten zijn met het versterken van eigen capaciteiten. Want we zijn nu wel heel kwetsbaar geworden. Voordat je bijvoorbeeld een nieuwe tank hebt, ben je zeven jaar verder.”
Sweijs: „We sturen onze militaire middelen naar een oorlog die Rusland heel graag wil winnen, zo is gebleken, en waarvoor het bereid is ontzettend grote aantallen mensen en materiaal op te offeren, en zichzelf te verzwakken. Je fixeert, je bindt Rusland als het ware vast op een plek hier tweeduizend kilometer vandaan. Dat is een strategische overweging die je moet meenemen in dit debat.
„Overigens, en dan kijk ik naar jou, Mart: Hebben wij nou werkelijk alles weggeven? Hebben wij bijvoorbeeld al onze Patriot-systemen weggegeven aan Oekraïne?”
De Kruif: „Ja, Tim, we hebben al onze Patriots weggegeven, voor zover ik daar zicht op heb. We hadden vier systemen, waarvan drie bemand, en een als logistieke voorraad. Deze laatste wordt achtergehouden voor bijvoorbeeld periodieke upgrades van computersystemen. Tel daarbij op alle pantserhouwitsers, munitievoorraden en ander materiaal dat naar Oekraïne is gegaan, dan moet je concluderen dat we buitengewoon kwetsbaar zijn geworden. Een Duitse generaal zei mij ooit: ‘Wij kunnen hooguit twee dagen vechten’. Toen zei ik: ‘Wij hooguit twee uur’. Een Belgische generaal die erbij stond, zei: ‘En wij: twee minuten’.”
Lees ook
‘Rusland zal Europa blijven destabiliseren. Europese leiders moeten investeren in defensie’
Wiebe Wiederhold rent achter een schaap aan. In zijn blauwe overall, laarzen aan, „kom maar, kom maar”-roepend, pakt hij er eentje bij nek en kont. Liefdevol duwt de zestiger het schaap het weiland uit, richting zijn auto, waar een veetrailer aan is gekoppeld. „Deze is ook ziek”, zegt hij, „kijk: hij is uitgemergeld, je ziet ook dat-ie anders loopt, toch? En kijk hier” – Wiederhold trekt de bek van het schaap rustig open – „de tong is blauw.”
Schapenhouder Wiederhold is bezig met een rondje langs zijn tien weilandjes met schapen. Hij is op zoek naar zieke dieren. Zijn geoefende oog ziet het meteen als het mis is: dan lopen ze slecht, hebben ze schuim om de bek, dikke lippen, een snotneus. Het plan is om een aantal dieren in de aanhangwagen te krijgen, zodat een opgetrommelde dierenarts bloed kan afnemen. Dan wordt in het laboratorium vastgesteld of inderdaad sprake is van blauwtong. Het schaap protesteert, maar na af en toe flink duwen, trippelt het beest de trailer in. Wiederhold zucht. „Het zou wel echt erg zijn als deze chef, deze grote ram, ook doodgaat.”
Schapen horen bij de familie Wiederhold. Zijn vader had ze, zijn broer heeft ze en Wiebe Wiederhold houdt de dieren ook al decennia. Inmiddels heeft hij er zo’n vierhonderd, waarvan zo’n tweederde lammeren. Niet voor het geld: hij werkt fulltime bij een groot zuivelbedrijf, schapen zijn een verdienste voor erbij. Een schaap levert bij de slachter zo’n 200 euro op, hij is er zo’n dertig uur per week mee bezig. Dat houd je alleen vol als je van schapen houdt. Luister en kijk maar eens, zegt hij, naar die bossen, bomen en vogelgeluiden in Woold, een buurtschap vlak bij Winterswijk. „Soms ben ik te druk om het te zien, maar het is geweldig om in dit prachtige land lekker buiten bezig te zijn.”
Dood
Maar nu vindt Wiebe Wiederhold het eventjes minder leuk om schapen te houden. De ziekte blauwtong is bezig aan een opmars, vooral onder schapen in de Achterhoek en Limburg. Blauwtong komt voor bij schapen, runderen en andere herkauwers, maar is vooral dodelijk voor schapen. Wiederhold schat dat dertig van zijn schapen ziek zijn, die probeert hij zoveel mogelijk medicijnen toe te dienen. Toch gingen er tot nu toe zo’n tien dood aan blauwtong.
In totaal overleden vorig jaar in heel Nederland naar schatting vijftigduizend schapen aan de ziekte, waarna het virus in de winter uit de Nederlandse stallen verdween. Veehouders hoopten dat het nooit meer zou terugkeren. Die hoop werd versterkt nadat vaccins op de markt werden gebracht die de dieren zouden beschermen. Maar uit de cijfers die de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) maandag vrijgaf, blijkt dat schapenhouders weer een zware zomer tegemoetgaan. Het aantal besmettingen is, ondanks de vaccinatiecampagne, in een week tijd vervijfvoudigd.
Hoe dat kan, is vooralsnog onduidelijk. Mogelijk heeft het virus in Nederland overwinterd, zegt schapendierenarts Evelien Dijkstra van diergezondheidsorganisatie Royal GD, dat in opdracht van het ministerie van Landbouw onderzoek doet naar de uitbraak. De genetische code van het virus is gelijk aan het blauwtongvirus dat vorig jaar rondging, blijkt uit nieuw onderzoek van Wageningen University.
Lees ook
Kan de prik de knutten voor zijn? Vaccinatie tegen blauwtong is race tegen de klok
Steekvliegjes
De ziekte verspreidt zich via knutten, zeer kleine steekvliegjes. Dijkstra: „De knut prikt een besmet dier, raakt zelf geïnfecteerd en prikt vervolgens een andere herkauwer die ook geïnfecteerd raakt.”
Zolang deze knutten rondvliegen, tot half november, blijft het virus ook rondgaan, is de verwachting. Zo ging het ook bij de vorige grote uitbraak in 2006, zegt Dijkstra. Met de komst van een vaccin in 2008, werd een uitbraak in 2009 voorkomen. „Maar het grote verschil met toen is dat het huidige virus ziekmakender lijkt te zijn. Ook speelt mee dat er nu is gevaccineerd met vaccins waar we minder van weten.”
Het Bureau Diergeneesmiddelen gaf dit voorjaar toestemming om drie niet-geregistreerde vaccins voor schapen en runderen te mogen gebruiken. Dat kan bij hoge uitzondering, zegt woordvoerder Mascha Meijer. „Als sprake is van een noodsituatie.” De medicijnorganisatie heeft het vaccin daarom alleen op de meest kritische punten beoordeeld.
Dat de besmettingen omhoog blijven schieten, zegt volgens schapendierenarts Dijkstra „vooralsnog niet veel”. De vaccins beschermen volgens de fabrikanten niet tegen besmetting, maar zouden moeten voorkomen dat de dieren daar ernstig ziek van worden. Dijkstra onderzoekt deze weken of er in sterfte een verschil is met vorig jaar, toen driekwart van de geïnfecteerde schapen overleed. „We lijken minder sterfte te zien”, zegt ze. „Maar we zitten pas in het begin van de uitbraak.”
Poten
Achter het stuur van zijn SUV, met drie zieke schapen in de veetrailer, remt Wiebe Wiederhold langs het laatste weiland dat hij inspecteert. Daar, wijst hij, ligt een schaap, dat het gister al zwaar had. Hij vreest het ergste. Kruiwagen eruit, en eropaf. Het schaap beweegt niet. „Ik zie het al”, zegt Wiederhold. „Die is dood.” Het beest ligt op de zij, de poten bungelen lichtjes de lucht in. Wiederhold gooit het schaap in zijn kruiwagen. Of het hem raakt? „Het doet wel iets, ja”, zegt hij. En meteen daarna: „Maar je moet erboven staan.”
In mei nog liet hij al zijn schapen vaccineren door de dierenarts. Het kostte hem in totaal een kleine 2.000 euro. Dat er nu alsnog dieren ziek worden, is daarom „heel zuur”. „Ik word er chagrijnig van. Elke dag zieke dieren oplappen, of wéér een dood schaap ophalen, dat wil je niet.” Als de ziekte vaker blijft terugkomen, twijfelt hij aan zijn toekomst als schapenhouder. „De schapen zijn mijn passie. Maar op deze manier is het echt geen doen.”
De politie is op zoek naar acht mannen vanwege vermoedelijke betrokkenheid bij een mishandeling in Den Haag met de dood tot gevolg. Dat meldde de politie maandag in een persbericht. Het slachtoffer, een 23-jarige man, overleed zondag in het ziekenhuis aan zijn verwondingen. De politie onderzoekt wat er precies is gebeurd.
In de nacht van zaterdag op zondag vond, waarschijnlijk, een vechtpartij plaats op het Plein in Den Haag. Dat is een bekend uitgaansgebied en ligt op een steenworp afstand van het Binnenhof. De politie schrijft dat er voorafgaand aan de dodelijke mishandeling vermoedelijk een ruzie plaatsvond in een straat nabij het Plein, in de buurt van een horecagelegenheid.
De mannen die de politie zoekt zijn tussen de 18 en 35 jaar en worden verdacht van „mogelijke betrokkenheid bij openlijke geweldpleging, met de dood tot gevolg”. De politie zoekt camerabeelden en getuigen. Dinsdagochtend was de politie niet telefonisch bereikbaar voor commentaar.
„Dit gaat om serieus geld”, zegt Wilbert Nijlant. De rentmeester van landgoed Den Treek-Henschoten kreeg donderdag te horen dat de gemeente Leusden, op advies van de provincie Utrecht, had besloten een belangrijk deel van het drukbezochte landgoed tot half augustus af te sluiten voor publiek. Verder werd hem gezegd het „dringende advies” te geven aan bezoekers om een nog groter deel van het landgoed te mijden. „Dat is nodig om de veiligheid van zowel mensen als de wolven te waarborgen”, aldus een verklaring van de gemeente.
Het besluit volgde op een confrontatie tussen een wolf en een meisje, dat tijdens een wandeling van de buitenschoolse opvang in haar zij werd gebeten. Al eerder waren in Den Treek incidenten tussen wolven en ruiters, fietsers en wandelaars. Rentmeester Nijlant: „Het is goed dat er een besluit is genomen. Alle seinen stonden al lang op rood. De politiek heeft al veel te lang weggekeken. Maar dit besluit heeft natuurlijk wel consequenties. De totale schade gaat misschien in de tonnen lopen.” Er zijn hekken en verbodsborden geplaatst. Er komen handhavers. Er zijn stroomdraden om maneges geplaatst. De natuurcamping Den Treek is gesloten. Er worden geen ruiterkaarten meer verkocht, evenmin als vignetten voor de mountainbikeroutes. „Binnen een uur na het nieuws over de afsluiting kregen we al 23 verzoeken om de ruiterpenningen en vignetten voor mountainbikes terug te storten.”
In Florida ga je ook niet tussen de alligators zwemmen
Bij camping De Recreatie is het volgens de beheerders „hoogseizoen”. Ze blijven open. Er is een wolfwerend hek geplaatst en gasten zijn „helemaal veilig”, aldus een verklaring. „Op de camping zijn geen wolven gezien en vooralsnog zien wij deze dieren niet als een gevaar voor de camping en haar gasten. We gaan ervan uit dat een grote groep mensen en gezellige reuring wel enigszins afschrikwekkend moeten zijn.”
Pannenkoekenhuis Bergzicht zag door de afsluiting het aantal gasten licht teruglopen. „We hebben er enigszins last van, maar we vinden het ook belangrijk dat de wolven veilig zijn”, zegt Kim, een van de locatiemanagers, die niet met haar achternaam in de krant wil. Mensen moeten sowieso voorzichtig zijn, vindt ze. „In Florida ga je ook niet tussen de alligators zwemmen.”
Vondelpark
Het afsluiten van landgoed Den Treek, dat jaarlijks een miljoen bezoekers trekt, roept de vraag op welke maatregelen de rest van Nederland nog te wachten staat. Rentmeester Nijlant: „Het gebied is afgesloten tot half augustus. Maar veilig is het dan niet. Want de wolven zijn dan niet ineens weg. Dus het verbod wordt misschien verlengd tot het einde van het recreatieseizoen. En volgend jaar is er misschien een nieuw nest. Als dit vervolgens het leefgebied van de wolf wordt, betekent dat het einde van de recreatie.”
Ook andere landgoederen worden „zenuwachtig”, zegt Nijlant, directeur van een rentmeesterkantoor dat vele landgoederen beheert. Hij noemt Maarsbergen, dat elk jaar een ruiterevenement organiseert. „Daar is ook weleens een wolf gezien. Moet dat evenement worden afgelast?”
Ik denk dat we een wolf in het Amsterdamse Vondelpark niet acceptabel vinden. Maar misschien wel op de Veluwe?
Nijlant is van oordeel dat het roofdier in drukbezochte recreatiegebieden „niet thuishoort”. Maar, stelt hij: het ene recreatiegebied is het andere niet. „Ik denk dat we in Nederland een wolf in het Amsterdamse Vondelpark niet acceptabel vinden. Maar misschien wel op de Veluwe? Waar bovendien voldoende edelherten en zwijnen als prooidieren zijn? En wat doen we met de Gelderse Vallei? Laat de politiek daarover nadenken. En een keuze maken.”
Nota bene: alleen bij hoge uitzondering kan toestemming worden gegeven om af te wijken van het wettelijke verbod om de wolf opzettelijk te verstoren of te doden. Zo kan een procedure voor het doden van een wolf alléén in gang worden gezet indien een „probleemwolf” als gevolg van „extreme gewenning” aan mensen „zonder aanleiding” agressief op mensen reageert, aldus de interventierichtlijnen van het Interprovinciaal wolvenplan.
Verrukking
De Raad voor Dierenaangelegenheden, een adviesorgaan van het kabinet, constateerde twee maanden geleden in een rapport dat de gevoelens van mensen over wolven „divers” zijn – „van verbazing, verrukking en blijdschap via neutraliteit en onverschilligheid tot angst, verdriet, woede en wanhoop”. Ontmoetingen met het roofdier worden „minder zeldzaam” en mensen maken zich zorgen „over zichzelf, hun kinderen, hun dieren en hun bedrijf”. Daartegenover staat het belang van de wolf die als beschermde diersoort een „intrinsieke waarde” heeft. „Dit schuurt”, concludeert de Raad.
Alle reden dus, menen onafhankelijke deskundigen, om als landelijke overheid met een „visie” te komen voor de „ruimte” voor wolven. „Die geeft dan antwoord op de vraag welke ruimte primair bestemd is voor wilde dieren en natuur.” Een visie om te bepalen waar gekozen wordt voor de wolf, waar voor recreatie en ook voor – bijvoorbeeld – schapenhouders. „Onvermijdelijke keuzes in situaties waarin dierhouderij en wolven niet samengaan, worden benoemd.”
Deze aanbeveling doet ook juridisch adviseur Luuk Boerema, gespecialiseerd in uitvoerbaarheid van plannen in het licht van natuurwetten. Boerema pleit eveneens voor het aanwijzen van leefgebieden voor wolven: „De overheid neemt een afwachtende houding aan. Ze had al lang gebieden moeten aanwijzen waar de wolf zich thuis voelt. Laat de overheid actief voor een goede leefomgeving zorgen, met voldoende prooidieren, laat haar gebieden afsluiten waar de dieren een nest hebben.” Het is zaak, zo stelt Boerema, om die gebieden zo goed te selecteren, dat de wolf die niet meer verlaat. „En zorg vervolgens dat de wolf zich in bijvoorbeeld recreatiegebieden niet lekker voelt.”
Lees ook
Op het landgoed waar de wolf loopt, wordt de situatie grimmiger
Lees ook
De vraag is niet of de wolf blijft, maar hoe je je schapen beschermt. ‘Je moet denken als een wolf’