Sake Zwaagstra (63) is een stoere Fries, met een oorring in elke lel, een zware zilveren ketting en tatoeages. En: de vertederendste lachblosjes op zijn wangen als hij een vlinder ziet. Zaterdagmorgen staat hij met zijn vrouw Wieny Toren (60, minstens even stoer) in hun achtertuin in het Friese Burgum om mee te doen aan de landelijke tuinvlindertelling die de Vlinderstichting dit weekend houdt.
Net als met de hele insectenstand gaat het met de vlinderstand al jaren niet goed. De afgelopen dertig jaar is het aantal vlinders meer dan gehalveerd. En 2023 was volgens de Vlinderstichting het slechtste vlinderjaar sinds serieuze tellingen in 1990 begonnen. Redenen voor de achteruitgang zijn de grotere weersextremen door klimaatverandering en het verschralen van de biodiversiteit. De stichting begon in 2009 de tuinvlindertelling, om naast nuttige data vooral ook laagdrempelig engagement te kweken. Dat lijkt te werken: in 2009 telden een kleine veertienhonderd mensen, vorig jaar waren dat er ruim twaalfduizend.
Daar zijn Toren en Zwaagstra er twee van. „Dit noem ik de ‘honingbar’”. Toren wijst naar een lange strook fleurigheid aan de linkerkant van hun achtertuin. „Elke vlinder heeft een eigen lievelingsplant om van te eten.” Natuurlijk staan er meerdere vlinderstruiken, maar ze wijst ook naar minstens tien andere bloeiende inheemse plantensoorten. Munt, marjolein, boerenwormkruid, brandnetel, klimop. Maar wie denkt dat een goeie tuin voor beestjes automatisch een rommelige tuin betekent, heeft het mis. Een strak gazonnetje en een mooi onderhouden tegelpad liggen in het midden van de tuin. Rechts staat een heg die lijkt gesnoeid met een waterpas. Toren legt uit dat zelfs dat voor de vlinders is: „naast een honingbar hebben ze een open deel nodig, om op te warmen in de zon. En die heg is een laurier: die is van buiten dikbebladerd, maar van binnen hol. Een ideale schuilplaats.”
Vlinders geven rust
Zwaagstra pakt voortdurend zijn telefoon om foto’s te laten zien van alles wat ze hier al gezien hebben, sinds de tuin vlindervriendelijk is. Zelfs hun grootste wensvlinder fladderde twee jaar geleden zomaar langs: de koninginnenpage, een soort die eigenlijk zuidelijker leeft maar door klimaatopwarming steeds verder omhoog trekt. De twee waren zo blij dat ze ‘haar’ een naam gaven en een uitvergrote foto op canvas lieten printen. ‘Petronella’ hangt nu boven de wasmachine.
Lees ook
Met zo’n groenstrook hoeven insecten geen kilometers te vliegen voor hun ontbijt
Het is een af en aan vliegen van bijen en andere insecten in de tuin, maar vlinders laten zich nauwelijks zien. Was de krant vorige week maar gekomen, toen zat het helemaal vol, verzuchten ze beteuterd. Als het zonnetje doorbreekt, verschijnen er toch een paar. Zwaagstra wijst naar een zwart-oranje vlinder: „Een atalanta, een veel voorkomende. Maar zie je hoe prachtig diep het zwart is? Dat betekent dat-ie van een nieuwe generatie is. Deze is nog maar net uitgevlogen.” Uiteindelijk tellen we twee atalanta’s, twee dagpauwogen, een kleine vos, een klein koolwitje, en als Zwaagstra de snelle flits goed interpreteerde een landkaartje. Na een tijdje goed speuren eindigt de ochtend met een muntvlindertje, die zo klein is als een vingerkootje. Zwaagstra en Toren glunderen allebei. „Mooi is-ie, hè? Naar vlinders kijken geeft je rust. Kijk nou hoe kalm ze vliegt en hoe rustig ze zit te eten. We leven in een gejaagde maatschappij, maar wij kunnen hier urenlang zwijgend samen in de tuin zitten. Kijken.”
Positieve verandering
Maar als vorige week wel een goede vlinderweek was, had de Vlinderstichting dan niet liever vorige week een telling gehad? „We kunnen ongeveer gokken wanneer de meeste vlinders zullen vliegen, maar zeker zijn we nooit”, zegt Marjelle Molenaar (29) van de Vlinderstichting ’s middag in haar tuin in Veenendaal, die op één overgroeid kronkelpaadje na helemaal vol staat met kleurige, zoet ruikende bloemen. „Vlinders reageren snel op grote wisselingen in de natuur, maar ook op kleine wisselingen van het weer. Een vroeg voorjaar zorgt ervoor dat vlinders eerder ontpoppen en dus ook eerder sterven, waardoor je net in een dipje kunt zitten voor de volgende generatie uitvliegt. En zoiets simpels als een bewolkte dag is evengoed een factor, want vlinders zijn zonaanbidders. Maar zelfs in een ongunstig weekend zou je gewoon vlinders moeten zien. Weliswaar minder, maar niet geen, zoals nu. Ook dit zegt ons dus veel.”
Ook in de honingbar van Molenaar („wij noemen het de ‘nectarkroeg’”) zoemt het van de hommels en de bijen, maar fladdert er weinig. Lang wachten wordt beloond met één klein koolwitje en één atalanta. „Vanochtend zag ik wel nog een bont zandoogje en een citroenvlinder. Maar ze zijn allemaal in hun uppie. Wat doet dat met een vlinderaar? Ja, dat doet pijn. Het is zuur.”
Voor definitieve uitspraken is het volgens Molenaar nog te vroeg, maar ze acht de kans groot dat dit jaar even slecht is als vorig jaar. Toch wil ze optimistisch blijven. „Vlinders reageren óók snel op positieve verandering, zoals ecologisch bermbeheer en insectenvriendelijk tuinieren. Dus hup, haal tegels uit je tuin, plant inheemse soorten, liefst met verschillende bloeimomenten, en maai je gazon in fases.” En maak je tuin niet (te vroeg) ‘winterklaar’. „Laat takjes en blaadjes lekker liggen en uitgebloeide planten lekker staan. Als het sneeuwt levert het de mooiste winterse plaatjes op en eronder krioelt het van het leven. Dan kan het binnen een paar jaar juist weer beter gaan met de vlinders.”
Lees ook
In de ecologische tuin mag de natuurlijke cyclus van leven en dood zijn gang gaan
‘Wat als mensen denken: die zijn allemaal aan de brug blijven hangen?” Maarten Beckers, actiecoördinator bij Amnesty International Nederland, maakt er een grapje van, maar vandaag, begin juli, moet nodig één vraag beantwoord worden: „Hoe maken we duidelijk dat onze boot exprés leeg is?”
In de vergaderzaal van de mensenrechtenorganisatie steken acht mensen de koppen bijeen – sommige koppen alleen op het scherm – om het concept uit te werken voor hun boot op de Canal Parade, deze zaterdag op de grachten van Amsterdam. Er zijn: een fondsenwerver, een persvoorlichter, een tweede actiecoördinator, een grafisch vormgever, een tekstredacteur en twee botenbouwers. Aan de muren oude campagneposters, op tafel staat een pot snoep.
„Dit idee komt voort uit de vraag: is er wel genoeg reden voor een feest?”, begint Beckers. „Wij vinden: nee, eigenlijk niet. Toen bedachten we: een lege boot. Dan denk je: nou, snel klaar dit jaar. Maar dat roept toch een heleboel vragen op. Bijvoorbeeld: hoe leeg moet die boot dan zijn? Zullen toeschouwers denken dat het een sleepboot is? Hoe zetten we ze aan tot actie? En wat doen we met geluid?”
De boot maakt deel uit van Amnesty’s campagne tegen discriminerende wetgeving wereldwijd. Zoals in Rusland, waar het Hooggerechtshof de „internationale lhbti-beweging” als extremistische organisatie bestempelde. Of Oeganda en Ghana, waar sinds 2023 nog zwaardere straffen staan op homoseksualiteit.
„Repressieve wetgeving is van alle tijden”, zal Beckers na de vergadering uitleggen. „Maar afgelopen jaar leek het wel of landen tegen elkaar aan het opbieden zijn. Alsof er een oorlog is.” De fondsenwerver: „Het lijkt achteruit te gaan, in plaats van vooruit.”
Huwelijk
Of daadwerkelijk sprake is van achteruitgang, is lastig te zeggen. Het aantal landen dat homoseksuele handelingen legaliseert en huwelijken tussen mensen van gelijk geslacht mogelijk maakt, stijgt bijvoorbeeld nog steeds gestaag. Tegelijkertijd beperkte afgelopen jaar een „alarmerend” aantal landen de vrijheid van de lhbti-gemeenschap, volgens het rapport Laws on Us van ILGA World, waarbij zo’n tweeduizend lhbti-organisaties uit 170 landen zijn aangesloten. Bijvoorbeeld door wetten die ‘homopropaganda’ verbieden (Jordanië, Kirgizië, Oeganda) of gender- en seksuele diversiteit uit schoolboeken weren (VS, Bulgarije, Indonesië). Ook in Nederland zijn signalen van tanende acceptatie.
Lees ook
Lhbti’ers proberen Rusland te ontvluchten – nu het nog kan
Amnesty zelf schreef het rapport We are facing extinction over twaalf Afrikaanse landen. „Daaruit blijkt hoe goed de anti-homolobby georganiseerd is in die landen”, zegt Beckers. „Die wordt grotendeels gefinancierd door evangelische organisaties uit de VS.” In Afrika en delen van Azië groeide, tegen de trend in, het aantal landen dat homoseksuele handelingen verbiedt, volgens ILGA.
Maar hoe communiceer je dat alles, op een lege boot? Met een QR-code, die linkt naar Amnesty’s website, daar is iedereen het over eens. Beckers pakt twee grote vellen met een foto van een plat schip dat normaal afvalcontainers ophaalt aan de Amsterdamse kades. Een gele banner met de QR-code is er al op gephotoshopt. Het verticale spandoek moet na elke brug omhoog komen.
„Wie gaat dat doen als de boot leeg is?”, vraagt de persvoorlichter.
Beckers: „Er moet verplicht íémand op de boot staan. Die heeft een afstandsbediening van de banner.” Er is gelukkig een ruim en een stuurhut, waardoor de crew niet zichtbaar is.
„Ik zou dan nog wel denken dat het een sleepboot is waar nog gauw een reclame op is gezet”, aldus de persvoorlichter, die inmiddels op tafel is gaan zitten.
„Je moet iets doen wat laat zien dat er éígenlijk mensen op hadden moeten staan”, zegt de tekstredacteur. „Zoals wat ze soms doen met schoenen op een plein. Maar dan anders, want dat is al zo vaak gedaan.”
„Of de tekst: waarom staan er geen mensen op deze boot?”, zegt de fondsenwerver. ‘Waarom is deze boot leeg’, schrijft Beckers op een flipover.
„Is dat niet een beetje Jeugdjournaal?”, zegt de grafisch vormgever. „Dat we het heel erg gaan uitleggen?”
„Misschien: scan de code, teken de petitie”, zegt de tweede actiecoördinator. „Dat mensen weten dat ze iets kunnen dóén.”
Beckers: „We dachten eerst aan: ‘Geen feest in… Ghana, Rusland, Oeganda, et cetera.”
„Ja, mooi om het daarbij te laten”, zegt de persvoorlichter. „Dan maken mensen zelf het bruggetje.”
„Als we aan het begin van de parade varen, zijn mensen nog nuchter”, merkt de grafisch vormgever op. „Zijn ze toch meer bereid na te denken.”
Drie keer eerder voer een lege boot mee. In 2005 herdacht de toenmalige organisatie van de Pride twee Iraanse jongens die vanwege hun homoseksualiteit waren opgehangen. Hivos richtte in 2008 met een lege boot de aandacht op homo-intolerante landen – langs de kant werden flyers uitgedeeld met uitleg. In 2015 zette KPN alleen een 360-gradencamera op een boot, waarop vanuit de hele wereld kon worden ingelogd om de viering te ervaren. Voor repressieve landen was er een beveiligde link.
De tweede actiecoördinator werpt nog één dilemma op. „Is dit niet ook een beetje een sneer naar die boten die daar wél een feestje staan te vieren?”
De tekstredacteur: „We kunnen ook doen: ‘Feest! Maar niet overal.’”
De persvoorlichter: „Maar moeten we altijd die nuance zoeken?”
Lees ook
Het dilemma van Pride: protest of viering?
Het wordt toch ‘Feest! Maar niet overal’, blijkt een paar weken later. Plus bordjes met ‘Geen feest in…’ en dan een land. Ook de volgorde is nu bekend: Amnesty vaart als nummer 1. „Dat is een ereplek”, appt Beckers. „Maar ook een beetje lastig als je concept gebaseerd is op stilte tussen twee feestboten. Haha.”
„5221: sta in Monster op een fietspad bij een man en een vrouw in verwarde toestand. Staan te schreeuwen in het Pools. ‘Crazy crazy crazy.’”
Agent Dominik, stapvoets rijdend door de straten van Den Haag, buigt zich over de portofoon op zijn schouder: „5221 kom eens uit voor de 5241: „Heb je behoefte aan een Pools sprekende agent, kan ik je helpen?”
„5221: ze hebben net vervelend lopen doen tegen voorbijgangers. Vermoed dat het ons bekende stel is. Die zwerven hier al een tijdje rond. Spreken slecht Engels. Als jij kan steunen….”
„5241: Ja, ik kom eraan”.
Dominik drukt het pedaal in van zijn onopvallende surveillanceauto, een blauwe Opel Astra Turbo, en rijdt vlotjes naar de oprit van de A4 richting Monster, het Westland. Het is midden op de dag.
De 45-jarige agent, werkzaam bij de politie-eenheid Den Haag, hoort de samenleving wel eens zuchten als het over arbeidsmigranten gaat. Ruzies, openbare dronkenschap, migranten zwervend door het Westland. Burgers melden zulke overlast bij zijn politie-eenheid, maar hij merkt dat een deel van zijn collega’s er moeilijk raad mee weet. Want je gaat er als agent op af, maar je weet vaak al hoe het zal verlopen. Moeizaam gesprek vanwege de taalbarrière, gebrek aan vertrouwen. En wat je ook doet om te helpen, het voelt als „dweilen met de kraan open”.
Afgelopen winter trof Dominik samen met collega’s, onder wie enkelen van de gemeente en twee agenten uit Krakau, een ouder Pools stel aan in een tent in het bos achter de Uithof. Ze woonden er al maanden maar wilden niet weg, ondanks dat het bijna vroor, de tent in de modder stond, beiden onderkoeld waren en de man aan keelkanker leed, sondevoeding had en amper kon lopen. Ze wisten het stel de opvang in te praten. Toen Dominik laatst op de Poolse ambassade was, hoorde hij dat ze via de gemeente een huis hebben gevonden, in Delft.
Een succesje, heel af en toe. Maar kijk naar het groeiend aantal dakloze arbeidsmigranten in de regio, slapend in tentjes in parken, in portieken en in auto’s, of naar de cijfers van Oost-Europees-gerelateerde meldingen in het Westland – vrijwel dagelijks een overlast- of verkeersdelict, vaak onder invloed, of een diefstal of erger – en je ziet dat de kraan voorlopig nog niet dicht is. Integendeel.
En als je dan, zoals Dominik, poogt met de migranten in gesprek te gaan om te horen over hun omstandigheden – „kom, even buiten een sigaretje roken”, in het Pools – dan blijken ze niet alleen dader, maar ook slachtoffer. Dan blijkt dat ene delict, de overlast van een dakloze of dronken Pool, het residu van een geraffineerd economisch systeem waarin hun ellende steeds verder is ingekookt. Dat ene delict kun je dan zien als resultaat van langdurig uitknijpen en uitwringen door een deel van de uitzendbureaus waarvoor ze werken.
Arbeidsuitbuiting, dat is wat Dominik dagelijks ziet. Hij deed er onderzoek naar voor zijn onlangs afgeronde opleiding politiekunde. En hij hoopt dat de samenleving haar ogen ervoor opent, want in zijn ogen is het niets anders dan moderne slavernij.
Rendement
„Kijk, die daar zie je overal.” Rijdend naar de A4 wijst Dominik op twee busjes met Pools kenteken, geparkeerd voor een oud herenhuis. Ze zijn van een groot Pools vervoersbedrijf en veel uitzendbureaus hebben zulke busjes geleased, om hun werknemers binnen Nederland te vervoeren. Leasen vanuit Polen is goedkoper.
Kosten, daar draait het om aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Door die bril moet je kijken om te begrijpen wat je ziet.
Zou Dominik nu voor het herenhuis zijn auto parkeren en naar binnenlopen, dan treft hij vrijwel zeker arbeidsmigranten die het pand renoveren, mogelijk in opdracht van een uitzendbureau. De vraag is dan hoeveel ze van hun loon mogen houden en hoeveel ze moeten afstaan, voor reiskosten, pauze, ziekte of reparaties aan het huis waarin ze wonen via het bureau. Zou hij de arbeidsinspectie erbij halen om te controleren of ze verzekerd zijn, sociale lasten afdragen, zich aan de veiligheidsvoorschriften houden, dan is de kans groot dat de arbeidsinspectie een aantal boetes zou kunnen uitschrijven. Zulke zaken zijn extra kosten en bij een deel van de uitzendbureaus draait het „puur en alleen” om rendement.
Met die bril op begrijp je ook waarom Dominik bij een controle van arbeidsmigranten in hun woning naar aanleiding van een melding eens drugs op tafel vond. Amfetaminen. „Verstrekt door de coördinatoren van een uitzendbureau, om langer door te kunnen werken.”
Mensen zo goedkoop mogelijk zo hard mogelijk laten werken. That’s it.
En dan begrijp je ook waarom ze op werkplekken de machines soms sneller afstellen om de productienorm te verhogen. „Mensen zo goedkoop mogelijk zo hard mogelijk laten werken. That’s it.”
Dominik doelt niet op álle 750.000 arbeidsmigranten die in Nederland werken. Niet op de vestigingsmigrant die hij zelf was toen hij in 1988 van Polen naar Nederland kwam, noch op de kennismigrant: hoogopgeleid en met een goed netwerk. En evenmin op de seizoensarbeider: de student die of het gezinshoofd dat dankzij het vrije verkeer in de EU tijdelijk in Nederland verblijft en het verdiende geld spaart voor een huis of auto in het moederland.
Lees ook
Migratiecijfers en feiten
Nee, zijn zorgen gaan over de ‘footloose’ migrant: de kwetsbaarste groep. Laag opgeleid, ongeworteld in Nederland, vaak ook in het thuisland, dikwijls jong en naïef en in zijn bestaan (inkomen, huisvesting) volledig afhankelijk van een van de 14.000 uitzendbureaus die Nederland telt en die volgens de wet zonder vergunning mensen aan het werk mogen zetten. Dan gaat het meestal om laagbetaalde, fysieke en ongeschoolde arbeid in de land- en tuinbouw, de bouwsector en de logistiek.
Je vindt dit type migranten in heel Nederland. Polen, Bulgaren, Roemenen. In het Westland, met veel glastuinbouw, werken volgens de officiële cijfers in totaal ruim 12.000 arbeidsmigranten, al zullen dat er in werkelijkheid veel meer zijn, want lang niet alle uitzendbureaus schrijven hun werknemers in bij de gemeente, ondanks de wettelijke verplichting. Van de migranten in het Westland wonen er officieel 4.500 in de gemeente zelf, zoals in speciale huisvesting, ‘Polenhotels’. Het overgrote deel woont in Den Haag, dikwijls in oude arbeiderswoningen toegewezen door een uitzendbureau, soms met zes tot tien onbekenden tegelijk, mannen en vrouwen door elkaar, soms voor 700 euro in de maand, per persoon, per kamer. Huizen met lekkages, schimmel, tocht, kapotte verwarming en elektra die bloot ligt.
„Als ik hier nu zou aankloppen,” zegt Dominik, een laatste blik werpend op het herenhuis voordat-ie het gaspedaal dieper intrapt richting Monster, „is de kans groot dat deze werknemers helemaal niets zullen verklaren. Dat ze verwijzen naar hun coördinator, die precies weet wat-ie wel en niet kan vertellen. En best kans dat ze ook geen identiteitsbewijs kunnen tonen.” Dat is soms afgepakt door een uitzendbureau, weet Dominik. „Krijgen ze pas terug als het werk af is.”
„5241 kom eens uit voor de 5221: „Waar ben je nu?”
Dominik buigt zich over de portofoon.”
„5241: Ik rij nu de A4 op.”
„5221: Begrijp uit het verhaal van de Poolse man en vrouw dat ze samen ‘bezig’ waren in de bosjes toen er mensen langsliepen. Dat vonden ze niet prettig en toen begonnen ze te schreeuwen. Ik stuur je de locatie.”
„5241: Ik ben er zo.”
Agent Dominik pleit voor infiltratie om de praktijken van malafide uitzendbureaus te onthullen.
Foto’s: Merlin Daleman
Wassen bij het wc-fonteintje
Natuurlijk, deze arbeidsmigranten komen hier vrijwillig, omdat ze met een uurloon van pakweg 12 à 13 euro nog steeds flink meer verdienen dan in Polen. En er zijn ook bonafide uitzendbureaus die zuinig zijn op hun werknemers. Maar Dominik vraagt zich af of migranten beseffen in welk systeem ze terecht kunnen komen. Of ze weten welk all inclusive-wereldje de malafide bureaus voor ze geschapen hebben. En of ze eigenlijk wel uit dat wereldje kúnnen stappen. „Volledige beheersing van iemands bestaan, dat noem ik slavernij.”
Dominik noteerde voor zijn onderzoek ook de ervaringen van zijn collega’s van het politieteam Westland. Die troffen tien migranten in een huis met één badkamer, die zich alleen konden wassen in het fonteintje van de wc. Migranten die woonden in een huis met een slot op de thermostaat, met daarop een briefje: max 16 graden en wie het slot verbreekt 250 euro boete. Een jonge vrouw, bewusteloos in een kas waar de temperatuur meer dan 40 graden was.
Tien migranten met één badkamer, en een slot op de thermostaat op 16 graden
Er is angst om de omstandigheden aan te kaarten, vertelden migranten in interviews aan Dominik. De 39-jarige Agnieszka werkte bij een aardbeienteler eens 48 uur achter elkaar zonder pauze. Maar zij durfde er niets van te zeggen, uit angst het werk te verliezen. De 34-jarige Maria verpakte voorheen bloemen aan een gammel tafeltje in een koude ruimte en had zich opgewerkt tot teamleider bij het uitzendbureau. Ze werd weggestuurd toen ze zwanger werd. Al kan het altijd nog erger, zoals haar collega die na een bedrijfsongeval direct werd ontslagen en uit huis gezet. Haar spullen werden door het uitzendbureau gedumpt in het ziekenhuis waarmee elke vorm van onderzoek naar het ongeval werd voorkomen. Of neem de 60-jarige Adam, werkte 23 jaar bij hetzelfde overslagbedrijf, 60 uur in de week, kreeg nooit salarisverhoging, jarenlang geen reiskostenvergoeding en ook zijn overuren werden amper uitbetaald. Zit nu ziek thuis.
Salarisverhoging durven de migranten sowieso niet te vragen, angstig voor ontslag. En ook over de ziektekostenregeling, door de uitzendbureaus, lang niet altijd goed geregeld, durven ze niet te beginnen. Noch over inhoudingen van salaris. Vrouwen krijgen te maken met seksuele intimidatie door leidinggevenden, maar wat zeg je daarvan als het je baan én huis kan kosten? Eén vrouw durfde geen vrij te nemen voor de uitvaart van haar vriend, om dezelfde redenen.
Jaloezie op Oekraïners
Onderling gaat het er soms hard aan toe, vertellen de geïnterviewden. Er is nijd om in de gunst van de chefs te komen, in de hoop op een beter salaris, promotie of privileges. Jaloezie op de Oekraïners, veelal jongemannen gevlucht voor de oorlog, die aan dezelfde loopband staan maar die een huis krijgen van de gemeente en worden bevoordeeld door het uitzendbureau omdat dit weet dat de Nederlandse overheid hen zal beschermen.
En dan dus de angst, vertelden ze Dominik unaniem, voor de tot coördinator opgewerkte Polen van de uitzendbureaus. Vaak jonge vrouwen die jegens hun werknemers „meedogenloos” kunnen zijn en die hen om het minste duwen, slaan, uitschelden. Of dreigen met huisuitzetting of ontslag.
„Heel simpel,” zegt Dominik vanachter zijn stuur. „Als ik jou uit de drek haal, wil jij nooit meer in de drek terug.” Deze coördinatoren, of teamleiders, zijn de nét iets beter opgeleide migranten die ook het Nederlands een beetje beheersen. Nét niet geschikt voor de reguliere arbeidsmarkt, maar al wel zo gegroeid dat ze kritisch zouden kunnen zijn over het uitzendbureau. „Door hen teamleider te maken, met een laptop, een telefoon van de zaak, een auto en duizend euro extra in de maand, maakt zo’n bureau handig gebruik van ze. Die coördinatoren willen zelf ook nooit meer terug naar de lopende band. Die doen er alles aan om hun verworven positie te behouden.” En zo blijft het systeem in stand.
Missies
Dominik zit pas vijf jaar bij de politie en het was voor hem wel even wennen. Hij is ex-militair en heeft zich bij Defensie in twintig jaar tijd opgewerkt tot hoofdofficier. Hij ging op missies naar Afghanistan en Irak en moest voorwaarts – niet achterwaarts– door een kogelregen om de dreiging tegen zijn eigen eenheid te stoppen. En plots zat-ie weer in de schoolbanken tussen de 19-jarigen en kreeg hij op straat te maken met de noden van de gewone man. Burenruzies, fietsongelukken, de gebroken heup van tante Sjaan.
In twintig jaar diensttijd had hij geleerd elk gevoel weg te drukken. Hij was gestript van zijn persoonlijkheid, zijn eigen moraal en geweten. Dat is nodig om jezelf als militair ondergeschikt te maken aan de opdracht, als lid van een eenheid handelingen te verrichten die je in een normaal leven nooit verrichten zou.
Karakters, daarin zit ook de kracht
Maar bij de politie geldt het tegenovergestelde. De politie drijft juist op verschillen in persoonlijkheid. Nodig, juist om die burenruzies te slechten. „Karakters, daarin zit ook de kracht.” Hij lag er een tijdje uit en kreeg van de psycholoog de diagnose ‘moral injury’: ontwrichting van je morele kompas.
Wat telt, wat telt écht? Die vraag houdt Dominik sindsdien bezig. Op zoek naar een nieuwe koers stelde hij zijn kompas af op ‘de menselijke maat’: de omstandigheden waarin iemand tot zijn delict komt. Zo scherp, dat het wel eens tot discussie leidt met collega’s. Want wat te doen als je in een woning twee Polen stijf van de heroïne op bed aantreft, met tussen hen in een baby? Direct zodanig escaleren dat de baby, volgens de moeder haar „laatste strohalm”, in een pleeggezin belandt? Of geef je deze ouders nog een begeleide kans? En is het nuttig om een notoir dronken Pool die loopt te schreeuwen telkens weer op de bon te slingeren, tot de boetes zo hoog oplopen dat-ie geen kant meer op kan?
Dominik kan best kritisch zijn, ook over zijn eigen politieorganisatie. Hij geldt als een pain in the ass – „al wordt die houding gelukkig juist gewaardeerd”. Hij stelt hardop vragen, ook aan collega’s. Hoe kun je als agent de burger het beste helpen? Wat is dat, ‘het beste’? Juist met arbeidsmigranten, levend in een parallelle wereld die ook de politie deels onbekend is, is een antwoord op die vraag best lastig.
Kassen en kerktorens
„Ja, bingo.” Na kilometers rijden langs kassen en kerktorens stopt Dominik zijn auto aan de weg tussen een bloemkweker en een paardenstal. Rechts, op een fietspad naast een bosschage, staat een motoragent naast het Poolse stel. Een flinke vent, kaal, gespierd en gekleed in alleen een blauwe zwembroek met ananassen erop, en een vrouw in felgeel shirt, beteuterd ernaast.
Dominik loopt er rustig op af.
„Jak mogę pomóc?”
Die vraag alleen al – hoe kan ik helpen? – is dikwijls genoeg om de Poolse gemoederen wat te bedaren. Helpen? Polen zijn helemaal niet gewend dat een agent ze wil helpen. Die kennen alleen de Poolse politie die hard kan zijn en in hun ogen onbetrouwbaar, zoals de politie dat was in de tijd van het communisme, toen ze ook als een soort van inlichtingen- en veiligheidsdienst optrad. Een Poolse arbeidsmigrant, ook al wordt-ie geslagen door zijn leidinggevende, zal zelf nooit aan de bel trekken. Die houdt de politie liever overal buiten. Dat zit diep.
Met grote armgebaren begint de Poolse man, walmend van de alcohol, een spraakwaterval tegen Dominik.
Agent Dominik op zijn ronde in het Westland. „Jak mogę pomóc?”, vraagt hij. Hoe kan ik helpen?
Foto’s: Merlin Daleman
„Dobra”, knikt Dominik, zijn armen over elkaar. „Dobra.” „Dobra.” Goed. Goed.
„Ken je hem?” Hij wendt zich tot de motoragent.
„Een stuiterballetje. Onder invloed, dat sowieso.” Wilfred, de motoragent, vertelt dat hij het stel al een tijdje door Monster ziet zwerven. Ze sliepen in een tentje bij de begraafplaats in het centrum en in een auto met Nederlands kenteken – „van een vriend, zeiden ze”. Ze werden telkens weggestuurd, dus gisteren hadden ze hun tentje hier opgezet, naast het fietspad. „Ik heb ze toen gezegd dat ze hun tentje moesten opruimen.” Wijzend naar de bosjes: „Daar lag het helemaal vol met stront en wc-papier, dat lijkt nu opgeruimd.”
„Firma?” Dominik wendt zich weer tot de Poolse man, die direct zijn woordenvloed vervolgt. „Stress! Stress!” De man vertelt dat hij zijn ID-bewijs is kwijtgeraakt en daarom niet meer kan werken voor een uitzendbureau. Als hij over vijf weken weer een nieuwe krijgt van de Poolse ambassade, bezweert hij, gaat-ie weer op zoek naar werk.
Bekend verhaal, weet motoragent Wilfred, die zulke types wekelijks tegenkomt. „Ze gaan drinken, veroorzaken overlast, raken hun baan kwijt, belanden op straat, gaan nog meer drinken en zo gaat het van kwaad tot erger.” Maar hij weet ook: nu op de bon slingeren voor wildkamperen, openbare dronkenschap en afval dumpen op straat, „ze helemaal kapot te schrijven”, heeft weinig nut. „Ik heb liever dat ze naar de opvang gaan.”
Demper op de realiteit
Zoekend naar een verklaring voor zulke overlast moet Dominik soms denken aan zijn eigen diensttijd en hoe hij en zijn kameraden na vijf maanden op Afghanistan-missie een paar dagen stoom afbliezen op een Grieks eiland voordat ze weer terug konden naar huis – anders was de overgang te groot. Het kon er op dat eiland best heftig aan toe gaan. Al die spanning, opgebouwd in dat lichaam na vijf maanden de tanden op elkaar.
En precies diezelfde spanning denkt hij soms terug te zien op de gezichten van de arbeidsmigranten. In de busjes op de A4 waarin ze ’s middags van het werk naar huis worden gereden, door een chauffeur die er zelf ook al tien uur aan de lopende band op heeft zitten. Aan een picknicktafel achter hun telefoon, alleen op de parkeerplaats van zo’n Polenhotel. Busje, werk, busje, eten. Van ’s ochtends 4 tot ’s middags 16. Om 20 uur naar bed en om 4 weer op. Thuis en op je werk dezelfde mensen om je heen, al-tijd dezelfde mensen. Weinig vertier, amper ontspanning, geen afwisseling.
Dat leven, die malaise, leidt tot de neergang die vermoedelijk ook dit Poolse stel hun baan en huis heeft gekost. Het is de achterliggende oorzaak van vrijwel alle meldingen van ruzies en vechtpartijen, soms zelfs (poging tot) doodslag of zelfmoord – zover kwam het in het Westland afgelopen jaren al een aantal keer.
Busje, werk, busje, eten. Van ’s ochtends 4 tot ’s middags 16
Vaak was dat na overmatig alcoholgebruik. In Polen heeft alcohol een nobele betekenis. Wie met elkaar drinkt, gaat nadien voor elkaar door het vuur. ‘Piłem z nim’, is een bekende gezegde. ‘Ik heb met hem gezopen.’ Teken van ultiem vertrouwen. Daar wordt drinken gezien als een deugd, maar hier gebruikt de arbeidsmigrant diezelfde drank om te vluchten, denkt Dominik. Als demper op de realiteit.
„Kurwa! Kurwa! Kurwa!” Hoer! Hoer! Hoer! Beschuldigend wijst de Poolse man naar zijn vriendin, die gepijnigd met twee handen op haar zij rondloopt. Ze heeft last van nierstenen, vertelt ze, maar ze wil niet naar de dokter. Geen verzekering. De man vertelt intussen tegen Dominik vol verontwaardiging wat hen zojuist is overkomen. Ze hadden seks in de bosjes en toen was er een voorbijganger die hen had gefilmd. En nu wil zij geen seks meer met hem! „Kurwa!”
„Dobra. Dobra.” Dominik knikt rustig mee. Misschien, zegt hij, is seks in het openbaar ook niet zo slim. Filmen in Nederland is toegestaan, en als ze naar de opvang gaan zijn er in ieder geval geen pottenkijkers. En moet zijn vriendin niet toch naar de dokter?
De Poolse man wuift alles weg. „Ik ga aangifte doen tegen de voorbijganger!”
De uitzichtloosheid. Waarom gaan deze mensen niet zelf terug? Die vraag heeft ook Dominik zich wel gesteld. Maar wat is in hun thuisland het perspectief? Velen komen uit het noordoosten van Polen, een agrarisch gebied met veel werkloosheid en zonder veel voorzieningen – die zijn niet voor niets vertrokken. En het definitieve antwoord kreeg hij twee jaar terug, toen een verslaafde Pool zelfmoord had gepleegd en Dominik de familie moest verwittigen. Het lichaam repatriëren naar Polen? Nou, zei zijn broer, maar dan moet ik de familie uitleggen dat hij verslaafd was en zelfmoord heeft gepleegd? „Dat trekt onze moeder niet”. „Kun je de overlijdensakte niet aanpassen aub?” De Polen zijn een trots volk, en wie naar het buitenland trekt, schept verwachtingen. „Als dat dan niet lukt…”
Slachtofferschap
Wat Dominik vooral ziet is dat de arbeidsmigranten hun omstandigheden ‘gewoon’ gaan vinden. Normalisatie van het slachtofferschap, dat vindt hij het meest zorgwekkend. Dat ze niet eens beseffen dat ze slachtoffer zijn. Geïsoleerd en vastgedraaid in hun eigen gedachten, totdat ze de situatie niet meer overzien.
Samen met collega’s heeft Dominik geregeld flyers uitgedeeld op straat, in het Pools, Bulgaars, Turks, Moldavisch, Roemeens. ‘Krijg je wel genoeg salaris?’ ‘Wat betaal je voor je huisvesting?’ Om arbeidsmigranten bewust te maken van hun situatie. Veel meer kan de politie voorlopig niet doen. En er is goed contact met de Poolse ambassade, met Poolse welzijnsorganisaties, met de gemeenten, werkgeversorganisaties, de rijksoverheid en vakbond. Maar ook de malafide uitzendbureaus hebben aan de voorkant alles prima geregeld. Keurige ontvangstbalie, kantoorplant, glimmend wagenpark. En aan de achterkant kom je niet zo snel.
Dominik pleit in zijn onderzoeksbevindingen onder andere voor meer gerichte politieacties, zoals infiltratie. Maar vooral voor meer prioriteit, want daar ontbreekt het aan. Al begrijpt hij ook waarom: „Zolang de Nederlandse consument geen 15 euro wil betalen voor zijn bakje tomaatjes, zijn telers aangewezen op goedkope arbeidskrachten en op de praktijken van deze uitzendbureaus. Zo werkt de economie.” En tegelijkertijd houdt hij zijn hart vast, want bij een politiecontrole vorig jaar in een arbeidsmigrantenhotel in Wassenaar, troffen de politie en arbeidsinspectie op de tweede verdieping een flinke groep Noord-Afrikanen aan. Illegale arbeidskrachten van buiten de EU. Nóg rechtelozer en nóg goedkoper. „Ik wil niet weten…”
Zware jongen
Een lach op het gezicht van de Poolse man. Dominik had de tatoeage op z’n schouder herkend: twee strepen en een ster; een majoorsrang en teken dat-ie ooit als zware jongen in een Poolse gevangenis heeft gezeten. Zijn collega checkt intussen of-ie gezocht wordt, maar nee, geen signalering. En dan geeft de man Dominik een hand en Wilfred een boks. „Voor het eerst in m’n leven dat ik de politie de hand geef”, zegt-ie erbij in het Pools. Hij belooft naar de opvang te gaan – „Tak. Tak.” Ja. Ja. – en samen met zijn vriendin zoeken ze nu wat blikjes bij elkaar om in te leveren voor statiegeld. „Kamerade!”, roept-ie, op weg naar de Lidl.
De spullen in de bosjes ruimen ze later op. Het tentje, een reiskoffer, parfum, drie paar schoenen, een handtas, een onderbroek, eetverpakkingen, een peperbus, een pot Franse mosterd en verderop, hangend over een tak, het werkshirt van een uitzendbureau.
Ze hadden elkaar tot vanavond nog nooit ontmoet, maar een aanvaring hadden VVD-Tweede Kamerlid Ulysse Ellian (35) en advocaat Vito Shukrula (35) al wél gehad. We zitten in restaurant Ventuno – Ellian en Shukrula tegenover elkaar – op de 21ste verdieping van een toren in Amsterdam. Shukrula (krijtstreeppak en stropdas) liep iets eerder dan Ellian door de draaideur op de begane grond. Hij zag daarna hoe de politicus (vest en suède loafers) binnen kwam lopen onder begeleiding van meerdere beveiligers.
Door de hoge ramen van het restaurant is in de verte de Zuidas te zien. Daar studeerden beide mannen rechten aan de Vrije Universiteit. Shukrula werd strafpleiter, hij doet veel grote moord-, mishandeling-, drugs- en mensensmokkelzaken. Ellian werkte even als civielrechtelijk advocaat. Sinds 2021 is hij Tweede Kamerlid voor de VVD, met als portefeuille justitie. Hij diende allerlei voorstellen in om het criminelen in detentie moeilijker te maken , via het beperken van telefoonverkeer of bezoek voor de zwaarste categorie gevangenen.
In 2023 stond Shukrula verdachte Erickson O. bij als advocaat in de rechtszaak over de moord op Peter R. de Vries. O. zou ingeschakeld zijn om de misdaadverslaggever meteen na het misdrijf te filmen. Ellian zei in een serie op Videoland dat het filmen van de neergeschoten Peter R. de Vries past bij de werkwijze van terroristische organisaties. Shukrula stelde in de rechtbank dat de uitspraken van Ellian „niet alleen zorgen voor trial by media, maar ook voor trial by politics”. Volgens Shukrula had het Kamerlid de uitspraken gedaan „ter eer en glorie van hemzelf”. Het was „opportunistisch, politiek gewin ten top”.
Een politicus moet zich nóóit uitlaten over een lopende strafzaak, zegt Shukrula nu. „Trias politica: we moeten de dingen gescheiden houden.”
Ellian: „Ik vind nog steeds dat ik die uitspraak kon doen als politicus, want het is mijn mening over de werkwijze van de daders. Maar ik snap Vito ook, want het ging over zijn cliënt. Oké, fair enough. Maar dat ‘ter ere en glorie van hemzelf’? Dat is een beetje overdreven.”
„Dat vind ik ook”, haast Shukrula zich te zeggen. „Ik heb het nieuwsbericht teruggelezen deze week.” Hij klikt met zijn tong. „En toen dacht ik wel van: nee.” Die woorden neemt hij terug. „Serieus, ik heb nog nooit wat teruggenomen, maar dat neem ik terug.”
Ellian kijkt gelijk minder gespannen. Hij twijfelde of hij het gesprek wilde laten doorgaan. Onverwachts moest-ie vanmiddag een ontstoken kies laten trekken – „ik heb een batterij ibuprofen genomen” – en hij vreesde dat hij door de pijn daarna niet scherp genoeg zou zijn tijdens het interview. Hij wilde op „100 procent” zitten, want Shukrula, dacht hij, zou hem misschien een hak gaan zetten, zoals hij vorig jaar in de rechtbank deed.
Het restaurant is geïnspireerd op Italiaans-Amerikaanse eetgelegenheden uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Het rode fluweel, de kroonluchters, de vloer met zwart-witpatroon: het doet sterk denken aan een setting uit oude misdaadfilms als The Godfather. En, ja: Vito Shukrula is vernoemd naar maffiabaas Vito Corleone, de hoofdpersoon in The Godfather. Shukrula’s ouders vonden Corleone-vertolker Marlon Brando een geweldige acteur. „Dus ik had eigenlijk ook Marlon kunnen heten.” Tijdens het diner zitten Ellians beveiligers een eindje verderop aan de glimmende bar met art-decotafellampjes.
Ze hebben genoeg meningsverschillen, zo blijkt gedurende de avond, maar Shukrula probeert Ellian vooral te begrijpen. Hij heeft zich ingelezen in zijn leeftijdsgenoot en stelt hem veel vragen. Ellian leunt vaak achterover terwijl hij vertelt, Shukrula buigt dan naar voren, knikt en „hmmm”-t.
In 2010 werkten beiden – kort na elkaar – als student bij de Amsterdamse advocaat Anneke Bierenbroodspot. Hun foto’s staan nog op de website: Shukrula, in een blauwe trui met V-hals, kijkt een beetje timide in de camera. Ellian kijkt bloedserieus, in een pak. „Ik hoorde altijd verhalen over jou van Anneke”, zegt Shukrula. „Een echte intellectueel, zei ze dan.”
Ellian glimlacht. Hij heeft thee met honing voor zich staan. Shukrula cola. „Ik heb jou in die tijd op televisie gezien, Vito. Je stelde in College Tour kritische vragen aan Willem Holleeder.” De 23-jarige Shukrula irriteerde de Heineken-ontvoerder toen hij hem impliciet verantwoordelijk hield voor onopgeloste liquidaties in de onderwereld. Hij vroeg: „Ik begrijp u ook wel, u kunt geen bekentenis af gaan leggen over moorden.” Na de uitzending dacht Shukrula: nu ben ik afgestudeerd. „Ik dacht: ‘Als ik opgewassen ben tegen Holleeder, ben ik klaar voor de rechtszaal’.”
Vergelding of preventie
Ellian is voor vergelding, harder straffen. Shukrula ziet meer in preventie: houd jongens in kwetsbare wijken van de straat. Geef ze een ander doel dan zo snel mogelijk zoveel mogelijk geld verdienen om die dikke Mercedes te kopen.
De laatste jaren, vindt Shukrula, heeft de partij van Ellian te veel bezuinigd op ogen en oren in de wijk. „Ik zie dat jongeren met een andere culturele achtergrond gewoon minder kansen krijgen in het leven. En dan krijg je uitwassen: mensen die zich niet gehoord voelen en een soort subcultuur gaan vormen met eigen normen en waarden.” Hij ergert zich daarom aan rechtse partijen die steeds roepen dat er meer geld naar de politie moet. „Op het moment dat je mensen negeert, moet je achteraf niet gaan miepen als het helemaal fout gaat. Niet zeggen: repressie, repressie. Want je hebt het monster zelf gecreëerd.”
En dan, sarcastisch: „Wat zei Mark Rutte ook alweer? Je moet je invechten? Nou, ik héb gevochten, om bij mijn kluisje te komen op het gymnasium.”
De eerste twee jaar van zijn middelbare school zat Shukrula op het gymnasium in Alkmaar, daarna ging hij naar het vwo op een andere school. Op het gymnasium was hij het enige kind met een donkere huidskleur (zijn vader komt uit Suriname) en dat lieten de andere leerlingen hem voelen. „In de aula gooiden ze afgekauwd snoep naar me en riepen ‘neger’,” zegt hij. En een jongen pakte zijn kleding vast en zei – hij zet een kakstem op: „Wat jij daar aan hebt, is betaald van mijn vaders belastinggeld!” Hij ging ervan uit dat Shukrula’s ouders een uitkering hadden.
Zijn ouders woonden in een witte wijk, zonder veel criminaliteit, maar zijn oma in een „iets mindere buurt”. Daar voelde hij zich meer thuis. „Het was een melting pot, van alles door elkaar. En bijna iedereen had een side hustle, vaak naast een uitkering: illegaal dvd’tjes branden of wat wietplantjes op zolder.”
Daar zag hij hoe criminaliteit overgedragen kan worden van ouder op kind. Hij hoorde een vader van een vriendje eens zeggen: „Mafklapper, je gaat toch niet werken voor de overheid? Ben je gek ofzo? Je moet gewoon drugs gaan dealen, net als ik.” Toch was Shukrula in de wijk van zijn oma ook een buitenstaander. „Dan hadden m’n vrienden een crimineel plan en zeiden ze tegen elkaar: ‘Laat Vito erbuiten, want hij doet vwo.’ Ik heb ervan geleerd dat er altijd een verhaal achter elke verdachte zit.”
Ellian groeide op in Tilburg-Noord. „Het grote misverstand is dat, omdat mijn vader hoogleraar [rechtsgeleerde Afshin Ellian] is, ik wel uit een nette wijk zal komen.” Hij lacht. „Iedereen in Brabant kent de reputatie van de Heikant, waar ik opgroeide.”
Hij kreeg er minder van mee dan Shukrula. Bovendien verhuisde hij op zijn dertiende naar een rustigere buurt in Almere. En discriminatie? „Nou.. het gekke is… dat weet ik niet precies. De laatste jaren is er meer aandacht voor discriminatie en daardoor ben ik wel gaan terugdenken aan bepaalde voorvallen. Bijvoorbeeld die keren dat ik niet serieus werd genomen in een autoshowroom.”
Zijn vader vluchtte voor het Iraanse regime naar Afghanistan. Daar ontmoette hij zijn moeder. Toen Ellian nog een baby was kwam het gezin naar Nederland, als uitgenodigde vluchtelingen. Zijn ouders hebben hem nooit Farsi geleerd, om te voorkomen dat hij „bezig zou zijn met waar hij vandaan komt”. „Ze zeiden: ‘Ga werken, geld verdienen, ga lekker leven.’ Dat is mislukt. Hun verhaal heeft me als mens én politicus gevormd.”
Dat zijn vader vluchtte om in Nederland vrij te kunnen zijn, maakt het voor Ellian nog onbegrijpelijker dat mensen in Nederland kiezen voor de criminaliteit. „Mijn neef kwam in Engeland terecht, nadat hij vluchtte uit Afghanistan. Hij had geen moer, maar is na twaalf jaar studeren chirurg geworden. Ik sluit mijn ogen niet voor wat Vito zegt, maar toch: aan het eind van de dag is het wél een keuze die je maakt.”
Toch is Ellian het met Shukrula eens dat repressie op zichzelf niet de oplossing is. Maar het antwoord op de vraag hoe je ervoor zorgt dat jongeren zich minder aangetrokken voelen tot de criminaliteit is niet zo simpel, denkt hij. „Nederland zal altijd grote havens kennen en een open economie. We scannen in Rotterdam slechts 1 procent van de containers! Daardoor is georganiseerde misdaad iets wat blijft. Links zegt: je moet de situatie van die families verbeteren. Maar de geldbedragen die jongeren kunnen verdienen in de criminaliteit zijn zó groot… Daar is legaal bijna niet tegenop te boksen.”
Niet zomaar naar de speeltuin
Een ober neemt de bestelling op. Shukrula kiest als voorgerecht de carpaccio en als hoofdgerecht de ravioli met truffel en champignons. Ellian houdt het bij een steak tartaar – dat eet makkelijk, met zijn pijnlijke mond.
Ellian was vijftien jaar toen zijn vader beveiliging kreeg, vanwege zijn kritiek op de radicale islam na de moord op Theo van Gogh. Ellian begreep het toen niet, vertelt hij, als puber. Plotseling kon hij niet meer met hem naar de bioscoop. Was dat het waard?
Twintig jaar later heeft hij zélf permanent bewakers om zich heen. In de Kamer is het niet gebruikelijk om in moties en publieke optredens namen te noemen van grote jongens uit de onderwereld. Ellian doet dat wel. Zo zei hij dat de zoon van Ridouan Taghi niet in dezelfde gevangenis als zijn vader moest worden opgesloten. Hij zei ook dat hij het een slechte zaak vond dat topcrimineel Rico de Chileen zou worden overgeplaatst naar een minder strenge gevangenis. Mede door dit soort uitspraken kan hij niet meer zomaar naar de speeltuin met zijn kinderen of boodschappen doen.
Ellian: „Taghi is gewoon een heel gevaarlijke grote crimineel. Over het noemen van zijn naam moeten we niet te spannend doen, anders geven we toe aan hem.”
Shukrula: „Maar het ís spannend. Sterker nog: het is gevaarlijk.” Ellian knikt.
Shukrula: „Jij weet door je vader wat het betekent om met beveiliging te leven. En je bent niet dronken geweest toen je die namen bent gaan noemen. Dat was een bewuste keuze.” Het verbaast hem al jaren dat Ellian zo strooit met criminele namen. Vanavond wil hij erachter komen, écht begrijpen, waarom Ellian dat doet, heeft hij zich voorgenomen.
Hij schuift steeds verder naar voren op zijn kruk. „Ben je je écht bewust geweest van de mogelijke gevolgen?”
„Dat was ik. Extreme dreiging mag nooit succesvol zijn, maar dat is het nu wel. Het is een slechte ontwikkeling dat de rechters en officieren van justitie vanwege bedreigingen in het proces tegen Taghi anoniem blijven. Ik wil een tegengeluid laten horen. En ik kan zo als politicus beter uitleggen wat het probleem is dan wanneer je in algemene zin over bijvoorbeeld de Mocromaffia praat.”
„En je gezin dan? Als jij op pad gaat met je gezin moet er een hele berg mannen mee. Je betaalt wel een hele hoge prijs.”
„Dat erken ik meteen. Ik heb het mijn vrouw van tevoren voorgelegd: ‘Deze en deze moties wil ik indienen. Bijvoorbeeld een gevangenisregime naar Italiaans model, waarbij mensen meer worden afgesloten van de buitenwereld.’ Maar ik zei ook: ‘Onze vrijheid kan de prijs zijn.’ Ze antwoordde: ‘Nederland is geen Mexico, maar dat blijft alleen zo als je dit nu gaat doen.’ Ik heb er zelf niks aan, maar ik geloof écht in die voorstellen. Maar natuurlijk breekt mijn ouderhart soms. Mijn zoontje van twaalf zei laatst: ‘Ik wil graag met je voetballen, maar ik weet dat dat niet kan’.”
Shukrula: „Ik vind het superprincipieel, heel moedig en tegelijkertijd levensgevaarlijk. Je maakt jezelf een target, én je familie. Had je niet hetzelfde kunnen bereiken zonder die namen te noemen? En wanneer stopt die dreiging? Dit soort criminelen vergeet niet snel.”
Dat is waar, zegt Ellian. „Het is een ingewikkelde kwestie. Want grote criminelen die vastzitten hebben veel geduld. Ik weet dat er een aantal van hen extreem boos op me is. Dus is die dreiging ooit voorbij? Dat houdt me soms wakker ’s nachts.”
Shukrula noemt in de publiciteit juist zo min mogelijk namen van gevaarlijke criminelen, en hij staat geen kroongetuigen bij. „Uit eigenbelang. Sorry, omdat ik niet dood wil, en mijn familie ook niet.”
‘Soldaten’
Het voorgerecht wordt geserveerd. De ondergaande zon laat de Amstel glinsteren. Af en toe lijkt er een vliegtuig op ooghoogte langs te vliegen, doordat we zo hoog zitten.
Vanwege idealen – burgers beschermen tegen de overheid – kwam Shukrula in de advocatuur terecht. Maar in de praktijk vallen zijn klanten hem soms zwaar tegen, zegt hij. „Ik had er net nog eentje. Die had ik naar buiten gekregen, is-ie meteen weer wat strafbaars gaan doen. Dan is er geen bedankje hoor, maar gewoon meteen weer een belletje: ik heb je nodig.”
Is die dreiging ooit voorbij? Dat houdt me soms wakker
Het is soms gewoon erg moeilijk, geeft hij toe, om weerstand te bieden aan de druk uit de top van de onderwereld. „Sommige criminelen geven leiding aan vijftig, zestig ‘soldaten’ – zoals ze die noemen. Ze beschikken over honderden miljoenen euro’s. Die categorie gaat niet zeggen: ‘Meester Shukrula, zou u er over na willen denken?’ Nee, die geven orders. En dan moet je sterk zijn en niet iets doen wat écht niet kan.” Zoals die keer dat ze hem vroegen zijn cliënt iets te laten bekennen, in het belang van de criminele organisatie. „En dat ging met heel veel dreiging, met enorme druk.”
Ellian knikt. „Ik vind dat jouw vakgenoten te vaak zeggen: als wij onder druk worden gezet, dan lossen we dat zelf wel op. Maar dat is toch stoere praat, Vito? Wat als één van de grootste criminelen van het land zegt te weten dat je nichtje in Barendrecht op school zit, ben je er dan nog steeds tegen bestand? Je wéét niet hoe je dat gaat oplossen.”
Volgens Shukrula is het goed dat de Orde van Advocaten is begonnen met vertrouwensadvocaten, die hij kan bellen als het hem te gevaarlijk wordt. Maar: „Het blijft moeilijk. Tegen mij is toen gezegd: we dreigen niet, we doen. Ik heb dat nooit bij justitie gemeld. Want dan weet ik: dan kan ik mijn toga wel aan de wilgen hangen, want dan ben je een snitch. In die zin heb ik misschien ook wel gedacht: ik los het zelf op.”
Bang is hij niet, zegt Shukrula. „Dat hebben Ulysse en ik gemeen.” Hij vertelt over een man – „meer dan twee meter lang” – die hij bijstond, en die hij „wonder boven wonder” vrij kreeg. Maar kort daarna werd de man weer gearresteerd, Shukrula werd gebeld om naar zijn cel te komen. „Hij was helemaal rood en doorgesnoven.” Toen de man vroeg hoe het zat met zijn zaak, zei Shukrula dat er kans was dat hij daar in hoger beroep alsnog voor zou worden veroordeeld. „Hij stormde op me af, pakte me vast, hield zijn vuist vlak bij mijn gezicht en schreeuwde: ‘Nu ga ik je in elkaar slaan, nu ga ik je in elkaar slaan! Kankerlijer, kankerlijer!’”
Tegen mij is gezegd: we dreigen niet, we doen
Shukrula drukte op een rode knop, waardoor de bewakers de cel in zouden moeten komen. Maar er gebeurde niks. „Ik kan je vertellen: die halve minuut was de langste uit mijn leven. Ik wist: als ik nu naar die deur ren, slaat-ie me helemaal dood.” Uiteindelijk kwam er een bewaker die vroeg: „Gaat alles goed hier?” Shukrula: „Ik zei: wat denk je zelf? Mijn klant liep weg en zei nog: ‘Als je niet weer vrijspraak regelt, dan maak ik je dood.’”
Dat zijn de momenten dat hij denkt: waarom doe ik dit vak? Toch gaat hij door. „Ik vind het een belangrijk vak. En ik geloof dat ik de rechtsstaat uiteindelijk help door wat ik doe.”
Universiteit van Criminaliteit
Het hoofdgerecht komt op tafel en Ellian bestelt alvast een nagerecht, de ‘Limoncello Panna Cotta Droom’ met niet te veel limoncello. We komen opnieuw bij de vraag: harder straffen of niet? „In de tien jaar dat ik advocaat ben”, zegt Shukrula, „heeft nog nóóit een crimineel tegen mij gezegd: ik ga het niet meer doen, want die straffen zijn zo hoog. Ze denken alleen: hoe kan ik het de volgende keer beter doen zodat ik niet word gepakt?”
Ellian plukt wat aan zijn baard. „Ik vind het ingewikkeld als je zegt: het helpt niet tegen recidive, dus we moeten het niet doen. Dat is één perspectief in de discussie. Maar je kunt ook kijken vanuit de nabestaanden, of de slachtoffers.”
Shukrula: „Ja, maar voor een slachtoffer of nabestaande is het nóóit genoeg. Die wil altijd de hoogst mogelijke straf.”
Ellian: „Bij ernstige delicten snap ik dat wel. Er is jou een geliefde ontnomen en die komt nooit meer terug.”
„Maar wij zijn al één van de hardst straffende landen in Europa”, zegt Shukrula. „Ik denk dat het vooral belangrijk is dat gedetineerden óók een opleiding kunnen volgen. Dan kunnen ze wat maken van hun leven als ze vrijkomen. Anders is het enige wat ze op zak hebben een diploma van de Universiteit van de Criminaliteit, en een telefoonboekje met criminelen.”
Toch is er wat veranderd in hoe Shukrula kijkt naar de aanpak van georganiseerde misdaad. Hij is, zegt hij, door zijn werk „een beetje naar rechts opgeschoven”. Hij zag jongens die steeds bleven terugvallen in de misdaad. „Toen dacht ik: maar nu kies je ervoor. Je kan niet blijven zeggen: ja, mijn moeder, vroeger dit en dat.”
Hij schudt zijn hoofd. Oók de ouders hebben een verantwoordelijkheid, vindt hij. „Hoe vaak krijg ik niet moeders aan de lijn: ‘Mijn zoon is voor de tiende keer opgepakt! Racisten, die politie, racisten. En jij bent een slechte advocaat!’ Dan denk ik: wat? Jouw kind is de hele dag in een PostNL-pak oude mensen aan het oplichten. Hoe kan het dat jij niet ziet dat er een PostNL-pak in zijn kast hangt, terwijl hij daar niet werkt? Hoe kan het dat jij duizenden euro’s van hem aanneemt, terwijl hij geen baan heeft? Die ouders moet je ook aanpakken.”
Ellian: „Ik ken een burgemeester die een jongen die betrokken was bij explosies ’s nachts met zwaailichten liet ophalen door de politie. Want dan wist iedereen gelijk dat hij iets had misdaan.”
Shukrula: „Public shaming.”
Ellian: „Inderdaad. Dan schamen die ouders zich kapot.”
Shukrula: „Public shaming vind ik wel heel erg. Dat moet je niet doen. Maar een waarschuwing aan de ouders kan wel helpen. Ik krijg weleens ouders aan de lijn die een brief hebben gekregen van de gemeente, dat die hun woning dreigt te sluiten. ‘Dat mag toch niet?’, vragen ze dan aan mij. Dan zeg ik: ‘Nou, wat niet mag, is dat uw zoon een geladen wapen onder het matras heeft liggen.’ Je ziet ze dan toch wel schrikken.”
De nagerechten arriveren. Shukrula heeft tiramisu. Heeft hij antwoord op zijn vraag gevonden? Begrijpt hij Ellian nu? „Ik begrijp hem nu exact. Ik had dat ook bij Peter R. de Vries. Ik probeerde te begrijpen waarom hij deed wat hij deed, wetende dat het levensgevaarlijk was. En dan kom je toch uiteindelijk bij één woord: idealen. Idealen waarvoor ze bereid zijn te sterven.”
Ellian glimlacht, vindt dat Shukrula het allemaal heel goed verwoordt. „Ik voel me in mijn hoofd en hart vrij, maar eigenlijk ben ik nooit helemaal vrij.”
Shukrula zegt dat dat eigenlijk ook voor hemzelf geldt. Hij ziet zichzelf al heel zijn leven als iemand die niet echt ergens bij hoort, en daardoor als vrije geest, autonoom. Toch laat hij zich „muilkorven”. Zegt hij bepaalde dingen niet, omdat die levensgevaarlijk kunnen zijn.
Het gesprek is meegevallen voor Ellian, zegt hij. „In Nederland staat de rol die iemand heeft – politicus of advocaat – vaak helaas niet los van wat je van iemand persoonlijk kunt vinden. Ik ben meer dan die ene uitspraak, of dat ene wetsvoorstel. En dat snapt Vito.”
Shukrula: „Ik weet dat veel vakgenoten hadden gewild dat ik Ulysse vanwege zijn voorstellen in de Kamer had gevild hier vanavond, maar wat heb je daar aan? Daar gaat het vaak fout. Mensen die zich niet meer willen inleven in elkaar.”
Marjolein Faber, de minister van Asiel en Migratie (PVV), kan niets doen om de uitzetting van de 11-jarige Mikael te verhinderen. Dat zegt haar woordvoerder vrijdag tegen NRC, na berichtgeving van persbureau ANP. Twee dagen eerder oordeelde de Raad van State dat de in Nederland geboren Mikael en zijn Armeense moeder niet in Nederland mogen blijven: ze zijn „een te lange periode uit beeld geweest bij de vreemdelingrechtelijke instanties” en waren „niet beschikbaar voor vertrek naar Armenië na beëindiging van de verblijfsprocedure in Nederland”.
De Amsterdamse burgemeester Femke Halsema vroeg asielminister Faber woensdag opnieuw naar de zaak te kijken en in samenspraak met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) alsnog asiel te verlenen aan het gezin. „Mikael is een 11-jarige Amsterdammer en hoort bij zijn vrienden op school”, zei Halsema tegen persbureau ANP. Maar dat is geen optie, stelt de woordvoerder van Faber. „De hoogste rechter heeft gesproken, wij zien geen mogelijkheid om daarvan af te wijken.”
Tot 2019 had een minister of staatssecretaris zogeheten discretionaire bevoegdheid, waarmee ze in uitzonderlijke situaties konden beslissen een afgewezen asielzoeker eventueel toch asiel te verlenen. Omdat die bevoegdheid is afgeschaft, kan Faber nu niets betekenen, zegt haar woordvoerder. „De enige mogelijkheid is om aan het begin van een procedure een herziening te krijgen bij de IND, maar daar loopt deze zaak al veel te lang voor.”
De woordvoerder noemt de situatie van Mikael „schrijnend” en verwijst naar het nieuwe coalitieakkoord, waarin de ambitie is opgenomen om een einde te maken aan jarenlange procedures „waardoor je dit soort situaties creëert”. Een petitie om Mikael van uitzetting te behoeden is inmiddels meer dan 45.000 keer getekend.
Lees ook
Mikael (11) snapt niet waarom hij uit Nederland weg moet, en hij is niet de enige
‘Ik voel me bedrogen”, zegt Mikael uit Amsterdam. „Ik vind het oneerlijk.” De Raad van State heeft woensdag geoordeeld dat Mikael (11) samen met zijn moeder Gohar Matosyan Nederland moet verlaten. Mikael is geboren en getogen in Amsterdam, heeft de basisschool doorlopen en is vast van plan na de zomervakantie naar het Cygnus Gymnasium te gaan. „Ik had dit niet verwacht. Ik heb al mijn spullen al voor school. ik heb me goed voorbereid. Ik zag dit niet aankomen.”
Mikael zit op de bank in het Amsterdamse appartement van Guy Loyson. Die heeft als vrijwilliger van Big Friends, een organisatie die kinderen in moeilijke omstandigheden steunt, de jongen als mentor onder zijn hoede genomen. „We gaan af en toe leuke dingen doen. Varen in de grachten. Naar musea. Dat soort dingen. Ik heb drie kinderen, ik beschouw hem bijna als mijn vierde kind.”
Loyson noemt Mikael „min of meer hoogbegaafd” en „een multitalent”; hij kan goed leren, speelt verschillende muziekinstrumenten en maakt lange fietstochten, naar eigen zeggen „om niet aan de ellende te hoeven denken”. Hij wil later „misschien dokter” worden. „Maar ik weet het eigenlijk nog niet. Met gymnasium kun je alles wel worden.”
Het gesprek komt op de Dienst Terugkeer en Vertrek. Mikael: „Dat klinkt niet goed.” Loyson: „Jij en ik hebben een afspraak. En die luidt dat jij niet vertrekt.”
Loyson heeft het er moeilijk mee. „De situatie is hondsberoerd. Ik hoop op een wondertje.” Mikael pakt zijn gitaar en speelt het Wilhelmus. Loyson: „Ik hoop dat de koning gratie verleent.” Mikael had vannacht moeite de slaap te vatten. „Als je slaapt, ben je kwetsbaar. Ik dacht: stel dat de politie ons komt oppakken en wegbrengt.”
‘Dit voelt als een loterij’
Zijn moeder neemt via de telefoon deel aan het gesprek. Ze houdt haar zoon voor zich niet over de politiek uit te spreken. Zelf zegt ze de dreigende uitzetting „niet eerlijk” te vinden. „Andere mensen hebben in een gelijke situatie een positief bericht gekregen. Ik ben niet jaloers, maar het voelt als een loterij. Het lijkt wel of de Raad van State niet onafhankelijk is.”
Wat haar in de uitspraak bovendien heeft gekwetst, is de suggestie dat zij zich lange tijd bewust aan het zicht van de autoriteiten zou hebben onttrokken. „Daarmee trek je mensen omlaag. Ik schaam me voor mijn kind als hij denkt dat zijn ouders hem in deze situatie hebben gebracht. Dat is niet zo. Iedereen wist waar wij waren.”
Moeder en kind hebben, zonder de vader, jarenlang in een kamer van het ASKV Steunpunt Vluchtelingen gewoond, ook op verschillende geheime adressen. Nadat moeder en zoon vijf jaar geleden hadden gevraagd in aanmerking te komen voor de zogenoemde Afsluitingsregeling, die in de plaats was gekomen voor het afgeschafte kinderpardon, woonden ze in een asielzoekerscentrum. Mikael: „Ik heb altijd met mijn moeder op één kamer gewoond.”
Lees ook
Voor gewortelde kinderen zonder verblijfsrecht bestaat geen beleid meer. Hoe moet Precious (17) straks stage lopen?
De Raad van State stelt in zijn uitspraak dat de vorige staatssecretaris Eric van der Burg (Justitie en Veiligheid, VVD) en de huidige minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) de Armeense moeder en haar zoon geen verblijfsvergunning hoeven te verlenen omdat deze „een te lange periode uit beeld geweest bij de vreemdelingrechtelijke instanties” en „niet beschikbaar” zijn geweest „voor vertrek naar Armenië na beëindiging van de verblijfsprocedure in Nederland”.
De pijnlijke consequenties van deze uitspraak voor Mikael beschrijft de Raad van State zelf; het zal „zwaar” zijn „om naar een land te vertrekken waar hij nog nooit is geweest”. Ook begrijpt de Raad van State dat Mikael „in stress en onzekerheid verkeert en dat dat hem zwaar valt”. Dat die situatie voor „de vreemdeling” zoals hij in de uitspraak wordt aangeduid, al elf jaar duurt, ligt „voor een deel aan de keuze van de moeder om niet met de vreemdeling te vertrekken toen dat moest én ligt voor een ander deel aan de verschillende instanties die lang hebben gedaan over de besluitvorming”. Maar hoe dan ook: „Door de keuze van de moeder en de vreemdeling de opvang al te verlaten nog voordat de verblijfsrechtelijke procedure was beëindigd, is door hun eigen toedoen een situatie ontstaan waardoor niet aan de vereisten van de Afsluitingsregeling is voldaan. De minister mocht daarom besluiten om aan de vreemdeling geen verblijfsvergunning op grond van deze regeling te verlenen.”
Lees ook
Dat Joeri examen deed, is een prestatie op zich
‘Ineens de uitspraak’
Er is al veel gehuild. Mentor Guy Loyson spreekt van een „rare” uitspraak die bovendien ruim tweeënhalf jaar op zich heeft laten wachten. „Ik heb de Raad van State gevraagd haast te maken omdat Mikael en zijn moeder het asielzoekerscentrum per 1 augustus moesten verlaten. Dat doet de Raad dan één dag ervoor! En dat kom je dan te weten als je op woensdagochtend om 10.16 uur op je laptop ineens de uitspraak ziet verschijnen. Dan breekt hier de hel los, natuurlijk.”
Op de uitspraak valt ook volgens Martin Vegter van Defence for Children veel af te dingen. „De uitspraak heeft bespottelijk lang op zich laten wachten, dat is één. Deze mensen hebben er vijfenhalf jaar na hun aanvraag op moeten wachten. Feit is dat Mikael hier als kind is geworteld, en in die vijf jaren alleen maar dieper is geworteld. Ook maakt de Raad van State zich wel erg gemakkelijk af van het sterkste argument van deze mensen, namelijk dat er eerder in identieke gevallen anders is besloten door de IND, en diverse rechtbanken in dezelfde type zaken gemotiveerd hebben geoordeeld dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden. Het laat zien dat deze uitspraak niet deugt.”
Kritiek op regeling
Bij alle kritiek moeten we niet vergeten dat het vooral het politieke beleid van de afgelopen jaren is geweest dat tot deze uitspraak heeft kunnen leiden, stelt Karen Geertsema, universitair docent aan de Radboud Universiteit Nijmegen en gespecialiseerd in migratierecht. „De Raad van State doet niet anders dan beleid toetsen. En dat beleid is heel streng en hardvochtig. Dat komt door de wens van de politiek tot migratiebeperking.”
Er is volgens haar altijd al veel kritiek geweest op de voorwaarde in de Afsluitingsregeling dat vreemdelingen gedurende drie jaar niet langer dan drie maanden buiten beeld van de autoriteiten hebben mogen verkeren. „Wrang” is bovendien dat de rechtbank in Amsterdam eerder oordeelde dat Mikael en zijn moeder wel voldeden aan de voorwaarden uit de Afsluitingsregeling, dat de staatssecretaris tegen die uitspraak in beroep is gegaan, en dat de Raad van State bijna drie jaar later anders oordeelt. „Dat is lastig te verteren.”
Nooit in een ander land geweest
Mikael, op de bank driftig de muziek noterend van een liedje dat hij zojuist in zijn hoofd heeft gecomponeerd, vertelt dat hij Nederland een fijn land vindt, maar dat hij dat niet kan vergelijken omdat hij nog nooit in een ander land is geweest. „Ik had nooit zo’n rood boekje waarmee mijn vriendjes altijd op vakantie gaan.”
Kan iets of iemand de uitzetting van moeder en zoon nog voorkomen? Burgemeester Femke Halsema heeft eerder bij staatssecretaris Van der Burg aangedrongen op ingrijpen, en doet dat nu bij zijn opvolger Faber. „Dit is een voorbeeld waar een regel in een individueel geval veel te hardvochtig uitvalt”, verklaart Halsema. „De wens minder migranten in Nederland te hebben, kan nooit zo sterk zijn dat deze ten koste gaat van een 11-jarige jongen die geen ander land kent dan Nederland.”
Het is wellicht lastig voor een bewindspersoon een uitspraak van de Raad van State te negeren als je er zelf om hebt gevraagd en ook nog in het gelijk bent gesteld, erkent Karen Geertsema. Maar er zijn wel „andere gronden” om bij schrijnende gevallen zoals deze ten gunste van de vreemdelingen te beslissen, denkt ze. Zoals een beroep op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens of op het Kinderrechtenverdrag. „Want dit is verschrikkelijk.”
Mikael zelf roept Nederlanders op de petitie te tekenen die de dochter van zijn mentor heeft opgesteld om hem voor uitzetting te behoeden. Die is inmiddels 35.000 keer getekend. „Ik hoop dat iedereen de petitie tekent zodat de Raad van State en de IND beseffen dat ze niet het juiste doen.”
In twee dagen is de stemming in het glooiende, groene ZuidLimburgse plaatsje Vaals omgeslagen van verwondering en vreugde naar irritatie. Van vreugde over een prachtig geschenk, naar irritatie omdat iedereen daar alles over wil weten.
Nog maar een paar dagen geleden werd bekend dat huisbaas Anneliese Houppermans was gestorven en haar tien tot twintig huizen in Vaals, Lemiers en Vijlen heeft nagelaten aan haar huurders. Een bijzondere erfenis omdat de meeste huurders geen andere band met haar hadden dan die van huurder-verhuurder.
Aan de eerste verslaggever wilde een enkele huurder nog wel vertellen over de verrassing en de vreugde. Want ja, het kwam voor iedereen onverwacht. En, voilà, ook nog wel een keer tegen de volgende journalist. Daarna was het welletjes. En toch bleven journalisten aanbellen. Niet alleen uit Nederland, ook uit Duitsland en België. Met fototoestellen en draaiende camera’s. Toen gingen in Vaals de luiken dicht.
Letterlijk. Want in deze streek zijn veel huizen voorzien van stalen rolluiken voor de ramen.
De journalisten bleven aanbellen. Toen gingen de luiken dicht
Een kar met groenten en fruit
De meeste huizen van Anneliese Houppermans staan in Vaals. De Maastrichterlaan doorkruist het plaatsje met tienduizend inwoners. Het huizenrijtje naast frituur Delnoye was in z’n geheel van Houppermans. De witte luiken op de benedenverdieping zijn dicht, maar bij de frituur is het druk. Buurtbewoners, racefietsers, een enkele toerist. De eigenaar van de frituur haalt zijn schouders op. Wat hij ervan vindt? „Ik heb toch niets geërfd?”
Een paar honderd meter verderop, in een zijstraat, vertelt Piet Ortmans (81) dat hij Anneliese Houppermans al kende toen hij een jong kind was. Hij houdt zijn vlakke hand op een meter van de grond. Ze woonden vlak bij elkaar, in Lemiers, een dorp verderop. Haar vader ging met een kar fruit en groente langs de deuren en zij ging met hem mee. Toen haar vader overleed, ging zij alleen met de kar rond. Later werd die kar een busje. Het contact was vriendelijk, zegt Ortmans. Vrolijk was ze, maar wel wat apart. „Appelen-Marie” noemden ze haar. Altijd droeg ze een oude broek en slobbertrui. Ze bleef alleen, kreeg geen kinderen. Dat ze geld had, kon je niet aan haar zien. Maar iedereen wist dat, zegt Ortmans. Tot kort voor haar dood begin februari, ze was 87, reed ze rond in een witte bestelbus. Ortmans: „Als die aan kwam rijden, leek het net alsof er niemand in de bus zat. Ze was heel klein en kwam nauwelijks boven het stuur uit. Ze zag eruit als een oud heksje.”
Ortmans woont tegenover een van de huizen die van Anneliese Houppermans waren. Farhang Monem (60) doet uit beleefdheid open, zijn grijze haar in een staartje in zijn nek. Hij was sprakeloos toen hij het hoorde, zegt hij. Hij huurt het huis al vijf jaar en wil er blijven wonen. Hij vond Houppermans een vriendelijke vrouw maar kende haar niet heel goed. Hij en de huurder op de benedenverdieping hoorden pas recentelijk van haar dood. En dan is het wel weer welletjes met de journalist, voorzichtig sluit hij de deur.
Erfbelasting
Terug naar de Maastrichterlaan. Aan de overkant, in een rustige straat, ligt het kleine twee-onder-een-kaphuis van een van de gelukkige huurders van Houppermans. Eerder vertelde de 33-jarige man tegen De Telegraaf hoe verrast hij was door de brief van Houppermans’ notaris. Hij zal 75.000 euro erfbelasting moeten betalen, maar dan is de woning van ruim tweeënhalve ton van hem.
Ook andere huurders zullen erfbelasting moeten betalen over de geschonken huizen. Kinderen en partners betalen een laag tarief, overige familieleden, vrienden of anderen betalen 30 procent over de eerste 152.368 euro en 40 procent over de rest.
De tocht langs de huizen van Houppermans in Vaals en het naburige Lemiers leert dat het vooral om kleine eengezinswoningen gaat, en wat grotere huizen verdeeld in verschillende appartementen. Het ene huis is beter onderhouden dan het andere. Geen luxe. Wel een mooi cadeau. „Een prachtig cadeau”, zegt een van de huurders door een kier van de deur. „Maar moet ik dat aan iedereen vertellen?”
Alleen de deur van het huis van Hans Hendriks (69) staat wagenwijd open. Hij woont net buiten Vaals. De radio klinkt tot op de straat. Hendriks verschijnt in de deuropening. Zongebruind, hawaïbloes en lichtblauwe hoed. Even later serveert hij een bekertje roomijs en koffie in een mok met Arnold Schwarzenegger erop. Vroeger toen hij jong was, was hij zelf ook zo’n spierbundel. Wacht maar, dan zal hij straks wat foto’s laten zien. Jong, knap en sterk was hij toen.
Hij heeft gehoord van de goedgevigheid van zijn huisbaas, mevrouw Houppermans, jazeker! Alsof je in dit tienduizend zielen tellende plaatsje zoiets zou kunnen missen. Alleen, hijzelf heeft geen notarisbrief gehad. En heel eerlijk gezegd, hij zit er ook niet op te wachten.
Zijn huis kiert, onderhoud is hard nodig, maar hij is er zeer tevreden mee. Hij heeft een fijne buurman, een kunstenaar die graffitispuiter is. Ze helpen elkaar als het nodig is. Ook hij heeft al heel wat journalisten aan de deur gehad. Daar net nog, riep zo’n juffrouw: „U bent een gelukkig man!” „Nou, mevrouw”, had hij geantwoord, „Geluk zit ’m niet in geld. En ook niet in huizen. Geluk zit in je hart.”
Het aantal asielaanvragen is in juni gedaald, terwijl in eerdere zomers het aantal aanvragen vaak juist steeg. De verzoeken daalden dit jaar van 2.800 in mei naar 2.040 in juni. Dat zijn minder verzoeken dan in juni van 2023 en 2022, laten cijfers van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) zien.
Het cijfer voor juli is nog niet bekend, maar de voorlopige cijfers die de IND wekelijks publiceert laten ook in deze maand geen stijging zien. Alle zes maanden bij elkaar opgeteld is het aantal eerste asielverzoeken dit jaar wel hoger dan in eerdere jaren: ruim 16.000 dit jaar, ten opzichte van ruim 14.000 in 2023 .
Een verklaring voor het uitblijven van een zomerpiek heeft de IND niet. „Het getal fluctueert altijd, afhankelijk van wat er in de wereld gebeurt”, aldus een woordvoerder. „Vorig jaar kwam het hoogtepunt van de piek ook wat later in het jaar, in oktober. Wij kijken liever over een wat langere periode naar de cijfers.”
Minder bootmigranten
Het aantal migranten op de Middellandse Zee is dit jaar in de zomermaanden juni en juli ook fors lager dan vorige jaren, blijkt uit cijfers van VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR. In juli maakten vorig jaar 30.000 migranten de oversteek, dit jaar waren het er ongeveer 11.000.
In totaal kwamen vorig jaar 270.000 migranten aan in Europa via de Middellandse Zee, van wie ruim een derde vanaf de Tunesische kust vertrok naar Italië.
Om de bootmigranten tegen te houden sloot de Europese Unie vorig jaar een migratiedeal met Tunesië. Ze spraken af dat het land de grenzen beter zou bewaken in ruil voor honderden miljoenen euro’s. Ook met Egypte en Mauritanië sloot de EU afgelopen jaar migratiedeals.
Het is onwaarschijnlijk dat de Tunesië-deal de oorzaak is van het uitblijven van een zomerpiek van asielaanvragen in Nederland. De meeste migranten die via Tunesië reizen komen uit West-Afrikaanse landen als Guinee en Ivoorkust, of ze hebben de Tunesische nationaliteit, blijkt uit cijfers van UNHCR. Nederland kent amper asielaanvragen van mensen met die nationaliteiten.
In het eerste halfjaar vroegen in Nederland – net als in 2023 – vooral Syriërs, Irakezen, Turken, Jemenieten, Eritreërs en Somaliërs asiel aan. Het aantal aanvragen is dit jaar het hardst gestegen onder Irakezen (van 600 in de eerste helft van 2023 naar 1.900 in 2024) en Syriërs (van 3.900 naar 5.600).
‘Wie ze zoekt, vindt ze niet”, fluistert een van de silhouetten die door het donkere Vliegenbos in Amsterdam-Noord schuifelen. Sinds eind mei gaan hier om elf uur ’s avonds alle straatlantaarns uit – een experiment van de gemeente om dieren en planten tegen kunstlicht te beschermen.
De duisternis die volgt is niet totaal, maar brengt het park terug tot zijn contouren. Het restlicht van de stad steekt af boven de donkere boomkruinen en is helder genoeg om diep in het bos een overhangende boomtak te bemerken voor het voorhoofd er is aanbeland.
De silhouetten zijn van een groepje van zes gelegenheidsecologen die links en rechts de bospaden afspeuren naar de lichtjes van de zeldzame glimworm. Ze zijn verenigd in een glimwormenchatgroep van ruim vijftig amateurs. In afwisselende samenstelling wandelen ze ’s zomers twee keer per week door dit park om met de grondigheidsdrang van een professional het kevertje in kaart te brengen.
Groene stipjes
Op een recente vrijdagavond loopt een secretaresse aan kop, ze geeft de tak die het pad verspert door aan een architectuurhistorica, die de daarachter lopende ontwerper van de leeuwenhokken in Artis erop attendeert dat hij zijn hoofd niet moet stoten.
Inderdaad, de glimworm is ondanks zijn naam een kever, zo begint de uitleg aan de leek. En waar je naar moet zoeken zijn groene stipjes op de grond, klein en pulserend als het lampje van een computer op stand-by. De glimworm komt voor op de donkerste plekjes van de bossen in Zuid-Limburg en rond Nijmegen. Én hier in Amsterdam-Noord dus – op twintig minuten fietsen van het Centraal Station.
Het was vier jaar geleden dat theatermaker en voormalig stadsdichter Marjolijn van Heemstra (43) – die achter de leeuwenhokontwerper aankomt – de lichtjes opmerkte tijdens een avondwandeling door het Vliegenbos. Ze nam contact op met een glimwormexpert in België. Die zei: „Weet je helemaal zeker dat het geen kerstverlichting is?”
Wandelende etalage
De verrassende aanwezigheid van het duisternisdier was een aanleiding om juist hier een pilot op te zetten om de lichten te doven, in elk geval tot december 2025. Dat vertelt de meewandelende Elsemieke Koole (27). Zij was tot voor kort ‘duisternismanager’ bij de gemeente Amsterdam. In die functie dacht ze na over waar het licht in de stad zachter of uit zou kunnen. Een van haar uitdagingen was om omwonenden te overtuigen dat duisternis niet gelijk staat aan onveiligheid.
Want mensen associëren licht met veiligheid, zegt Koole, terwijl onderzoek niet aantoont dat verlichting de openbare ruimte altijd veiliger maakt. In een park als dit ben je bij het wandelen of fietsen over de verlichte paden bijvoorbeeld een soort „wandelende etalage”, aldus Koole. „Je kunt niet zien wat er om je heen gebeurt, maar wel gezien worden. Licht maakt in sommige situaties blind.”
Het nadenken over duisternis in de stad is een trend, ziet Gerke Ten Have (40). Hij is nu bijna tien jaar asset-manager openbare verlichting bij de gemeente Amsterdam, en zit in het bestuur van een stichting die kennis over het onderwerp deelt met gemeentes. Officieus gaat Ten Have door het leven onder de meer summiere titel ‘chef lantaarnpaal’. In die functie kreeg hij vroeger vooral de vraag: „kan er in dit of dat hoekje niet een lichtje bij?” Maar sinds een jaar of twee merkt hij dat bewoners meer bezig zijn met de waarde van donkerte, en andersom: dat het niet vanzelfsprekend hoeft te zijn dat er overal licht is.
„Het doorbreken van lichtdogma’s”, zo noemt Ten Have dat. En het werd tijd, omdat Nederland volgens hem op dit gebied achterloopt op bijvoorbeeld Frankrijk of België. „Daar is het normaal dat in buitengebieden het licht helemaal uitstaat tot zes uur ‘s ochtends.”
Ten Have opende in oktober 2023 een meldpunt waar Amsterdammers lichtoverlast kunnen melden. Tot dusver kwamen daar tachtig meldingen binnen.
Ook maakt hij steeds meer gebruik van de kennis van stadsecologen over wat kunstmatig licht voor dieren betekent. De koolmezen leggen hun eieren bijvoorbeeld te vroeg. De bosmuizen durven niet uit hun hol te komen. En de vlinders vliegen in het kunstlicht door tot ze erbij neervallen.
Lees ook
Kijken met je voeten in het grenzeloze donker tijdens Amsterdam Dark Festival
Ongrijpbaar
Met de kreet „Marjolijn heeft er één” komt de groep tot stilstand. Maar bij nadere bestudering blijkt het vlekje op een blad toch witte vogelpoep te zijn.
Wie speurt naar lichte plekjes in het Vliegenbos vindt fluorescerende honingzwammen, een enkele verweesde tampon of strooilicht gevangen in stukjes blik of plastic. Bij schijnen met een zaklamp is voorzichtigheid geboden – want dan stoppen de kevers met licht geven.
En dus is het stappenplan bij het vermoeden van een glimvorm: de vinger er naast leggen, dan pas de zaklamp aan en ten slotte een foto maken.
De ongrijpbaarheid van de glimworm is een deel van de sport, zegt Van Heemstra. Zij noemt het beestje de „ambassadeur van de duisternis” omdat het ervoor zorgde dat in dit park het licht uitging. Maar ook omdat de glimworm symbool staat voor de waarde van een plek waar weinig licht is, van een wandeling als deze. Het afwezig kunnen zijn doordat je opgaat in het bos. Het merken dat je voeten ook de weg vinden als je niet kunt zien waar het pad naartoe gaat.
„Eens op je intuïtie aangewezen zijn”, voegt een silhouet naast Van Heemstra toe. En even later, als links en rechts van het pad de lichtjes onmiskenbaar verschijnen: „De glimwormen vinden jou.”
Isabel van den Brand (21) begon aan een studie kunstgeschiedenis maar stopte na een jaar, omdat ze het „te ingewikkeld en te vaag” vond. Nu doet ze de lerarenopleiding geschiedenis en Nederlands.
Tilman Müller-Kirsch (24) mikte met bestuurskunde op een baan in de politiek of de ambtenarij, maar laat zich nu opleiden tot professioneel bierbrouwer, een passie die hij in coronatijd ontdekte. En Kareem Christie (23) dacht dat zijn toekomst in informatica lag, omdat hij van gamen hield en technische studies hoog aangeschreven stonden in zijn omgeving, maar inmiddels studeert hij psychologie.
Drie jonge mensen die na de middelbare school een ‘verkeerde’ studie kozen. Toch hebben ze geen spijt van de weg die ze hebben afgelegd om terecht te komen bij een opleiding die wel bij hen past. Twee kwamen erachter dat zij meer op hun plek zijn op het hbo dan op de universiteit, omdat een wat ‘schoolsere’ aanpak ze beter ligt. De derde koos voor een ander vak, dat hij grotendeels in de praktijk leert.
Tussen de 25 en 30 procent van de studenten stopt in of na het eerste jaar of switcht van opleiding. De eerste keuze blijkt niet bij hen te passen of ze hebben niet genoeg punten gehaald om door te mogen met de opleiding.
Brugklas voor universiteit en hbo
Uitval en wisselen van studie zijn „hardnekkige” en „complexe” problemen waar de overheid meer tegen moet doen, schrijft een interdepartementale werkgroep van ambtenaren in een advies dat minister Eppo Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, NSC) in juli naar de Tweede Kamer stuurde. Elk jaar langer studeren kost de overheid grofweg 9.000 euro per student.
Een van de oorzaken voor de hoge uitval is volgens de ambtenaren de maatschappelijke trend dat jongeren vaak kiezen voor de hoogst mogelijke opleiding, ook wel ‘academic drift’ genoemd. „In 2022 ging nog maar 5 procent van de vwo-leerlingen naar het hbo”, schrijven ze. Een oplossing die ze geven is een gedeeld eerste jaar voor het hbo en de universiteit, een soort brugklas waarin studenten beide manieren van studeren kunnen uitproberen. Andere suggesties zijn betere begeleiding van eerstejaars studenten, een verplichte meeloopdag en een instaptoets voor nieuwe studenten.
Langstudeerboete
Ook studenten die wél op de goede plek zitten doen vaak langer over hun studie dan de tijd die ervoor staat (de zogenoemde nominale studieduur). Een hbo-bachelor duurt vier jaar en een universitaire bachelor drie jaar. In het rapport wordt rekening gehouden met hooguit één jaar uitloop. Gemiddeld 50 procent van de hbo-studenten haalt binnen vijf jaar het diploma, inclusief degenen die zijn overgestapt naar een andere studie. Bij universitaire studenten haalt driekwart binnen vier jaar een bachelordiploma. „Dit beperkte studierendement is onwenselijk”, schrijven de ambtenaren, omdat langer studeren de maatschappij extra geld kost en ook omdat „studenten langere tijd niet beschikbaar zijn voor de krappere arbeidsmarkt”.
De nieuwe regeringscoalitie van PVV, VVD, NSC en BBB heeft in haar hoofdlijnenakkoord aangekondigd dat zij ‘langstudeerders’ meer collegegeld wil laten betalen. Studenten die meer dan één jaar vertraging oplopen, moeten, als dit plan doorgaat, vanaf 2026 jaarlijks 3.000 euro extra betalen. Dat bespaart de schatkist structureel 280 miljoen euro per jaar.
Deze ‘langstudeerboete’ is ook een van de suggesties van de ambtenaren. De maatregel heeft wel een keerzijde, erkennen zij: die zal vooral kwetsbare groepen raken. Want uitval, wisselen van studie en langer studeren doen zich vooral voor onder (mannelijke) studenten met een niet-westerse achtergrond, studenten van wie de ouders niet hebben gestudeerd, studenten die ouders hebben met een laag inkomen en studenten met een beperking.
Zorgen bij vakbond
De ambtenaren vragen zich verder af of het wel nodig is dat universitaire studenten na hun bachelor een master doen. In Nederland is dat gebruikelijk, maar in Angelsaksische landen wordt een bachelor beschouwd als voldoende om aan het werk te gaan.
Studenten moeten de tijd krijgen om een opleiding te vinden die bij hen past, in plaats van ze zo snel mogelijk door een opleiding heen te jagen
Om de drempel naar een master te verhogen, zodat studenten eerder beschikbaar komen voor de arbeidsmarkt, kan het collegegeld verhoogd worden, suggereren de ambtenaren.
De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) maakt zich zorgen over de nadruk op snel afstuderen. „Het is begrijpelijk dat jonge mensen nog niet weten wat ze willen doen met hun leven”, zegt voorzitter Abdelkader Karbache. „Studenten moeten de tijd krijgen om een opleiding te vinden die bij hen past, in plaats van ze zo snel mogelijk door een opleiding heen te jagen. Dat is goed voor hun welzijn en verhoogt ook de kans dat ze hun opleiding daadwerkelijk afronden. Dat is hoognodig met de tekorten die we zien op de arbeidsmarkt.”
Isabel van den Brand (21)‘Van de collegezaal naar een klas was wennen, maar ik haalde mijn eerste jaar in een keer’
Isabel van den Brand (21) begon met de universitaire bachelor kunstgeschiedenis in Leiden en doet nu de lerarenopleiding geschiedenis en Nederlands op de Hogeschool Rotterdam.
„Ik had op school het vakkenpakket cultuur en maatschappij, met tekenen erbij en geschiedenis. Kunstgeschiedenis leek me interessant. Ik heb op verschillende universiteiten gekeken, en Leiden trok me het meeste aan. Ik had het op zich wel naar mijn zin, maar gaandeweg vond ik de vakken toch wel iets te ingewikkeld en te vaag. Bijvoorbeeld een vak over moderne kunst, met allerlei theorieën daarover, dat kwam bij mij niet echt binnen. Ook omdat we een aantal vakken kregen in het Engels, wat van tevoren niet aangegeven was. Toen besloot ik te stoppen. Geschiedenis vond ik nog steeds een leuk vak, dus daar heb ik me voor ingeschreven, ook in Leiden. Vanaf het begin van het tweede semester ben ik zes weken lang ziek geweest. De studieadviseur raadde me aan een verlaagd bindend studieadvies aan te vragen, zodat ik geen 45 studiepunten hoefde te halen. Dat vond de universiteit goed, maar middenin de zomer bleek dat ik die verlaagde norm ook niet had gehaald, dus dat ik niet door mocht met de studie.
„Toen heb ik op advies van een mentor gekeken naar hbo-opleidingen. Nu doe ik de lerarenopleiding geschiedenis en Nederlands in Rotterdam. Ik vind het fantastisch. Het was wel even wennen, omdat je van de collegezaal naar een schoolklas met dertig mensen gaat, waarmee je het hele jaar optrekt. Maar het onderwijs is een stuk persoonlijker. Je gaat meer aan de slag met de stof en je moet opdrachten maken waar je de hele les mee bezig bent. Dat vind ik een stuk fijner. Ik heb nu mijn eerste jaar in één keer gehaald. Met deze opleiding heb ik straks een dubbele lesbevoegdheid.”
Kareem Christie (23)‘Ik dacht: ik ga gewoon de IT in, maar ik had helemaal niks met programmeren’
Kareem Christie (23) koos na zijn eindexamen vwo voor de bachelor technische informatica aan de TU Delft. Nu studeert hij psychologie aan de Hogeschool Leiden.
„Ik had op de middelbare school een bètaprofiel en was vrij veel aan het gamen. Technische studies stonden in mijn omgeving hoog aangeschreven, omdat je er gelijk een baan mee zou krijgen, dus ik dacht: ik ga gewoon de IT in. Maar ik had helemaal niks met programmeren. Ik heb toen twee jaar lang technische informatica gestudeerd. In het tweede jaar, tijdens de coronapandemie, heb ik heel weinig aan die studie gedaan en uiteindelijk ben ik gestopt. Ik stapte over op technische natuurkunde, maar dat hield ik ook maar een halfjaar vol. Daarna ben ik wat meer gaan reflecteren: waarom ben ik de technische wereld ingegaan, is dat wel iets voor mij? Dat bleek het dus helemaal niet te zijn. Tijdens corona werkte ik als professioneel coach in de gamingwereld. Daar kwam ik erachter dat ik niet de technische kant van het gamen leuk vond, maar het begeleiden van de gamers. Ik heb een tussenjaar gehad, waarin ik gesprekken voerde met een coach die me heeft geholpen om een studie te kiezen. Ik doe nu toegepaste psychologie op de Hogeschool Leiden. Ik heb dit studiejaar in één keer mijn propedeuse gehaald, met gemiddeld een 8,3, daar ben ik best trots op. Ik doe zelfs een honoursprogramma. Het past veel beter bij mij om op het hbo te studeren. Het is meer leren door te doen in plaats van de theorie begrijpen. Daardoor heb ik veel meer plezier in mijn opleiding. Misschien levert deze studie mij uiteindelijk financieel minder op, maar ik denk dat ik op deze manier meer plezier heb in mijn leven.”
Tilman Müller-Kirsch (24)‘Ik vond campagne voeren voor de Jonge Socialisten veel leuker dan studeren’
Tilman Müller-Kirsch (24) begon na de havo aan een hbo-opleiding bestuurskunde en gaat nu een opleiding doen tot bierbrouwer.
„Na de havo ging ik naar de vooropleiding voor het conservatorium, daarnaast werkte ik. Ik speel nog steeds basgitaar, maar na dat tussenjaar wilde ik er niet mijn toekomst van maken. Toen ben ik bestuurskunde gaan doen op de Hogeschool Den Haag. Ik dacht: ik ga de politiek in of word ambtenaar bij een ministerie. Ik was in die tijd ook bestuurslid bij de Jonge Socialisten. Daar kwam ik erachter dat ik campagnevoeren veel leuker vond dan studeren. Een aantal dingen viel slecht samen in die tijd. Ik had afstand genomen van mijn middelbare schoolvrienden, want daar zat ik vooral mee te blowen en dat wilde ik niet meer. Ik dacht: ik maak wel nieuwe vrienden. Maar toen kwam corona en moest alles online. Ik zat veel alleen op mijn kamer. Toch ben ik pas tegen het einde van het tweede jaar, in 2022, met de studie gestopt. In die tijd ben ik uit verveling begonnen met zelf bier maken, gewoon thuis op mijn fornuis. Ik vond dat zo leuk dat ik bij een café met een eigen brouwerij ben gaan werken, als brouwer en barman. Zo ontstond mijn idee om een professionele brouwersopleiding te gaan doen. Ik ben opgegroeid in Den Haag maar heb een Duits paspoort. Het leek me leuk om een tijdje in Duitsland te wonen. Eerst heb ik een jaar gewerkt bij een bierbrouwer in Hamburg. Die hadden niet genoeg capaciteit om mij op te leiden. Uiteindelijk heb ik nu een opleidingsplek gevonden bij een grote brouwerij in Berlijn. Daar ga ik de komende drie jaar in de leer als knecht bij een leermeester, en daarna mag ik mij ‘gelernter Brauer’ noemen.”