Goed en goedkoop wonen? Koop een huis in Staphorst, Pekela of Kerkrade

Huizenkopers betalen in de gemeenten Pekela, Staphorst, Waadhoeke en Het Hogeland naar verhouding het minst voor een prettige leefomgeving met onder meer een verbeterde luchtkwaliteit en een goede werk-privébalans. In Amsterdam, Bloemendaal, Laren en Amstelveen betalen kopers verreweg het meest voor zo’n hoogwaardige leefomgeving.

Dit blijkt uit een data-analyse van NRC, waarin de huizenprijzen per vierkante meter in de gemeenten zijn afgezet tegen de zogeheten Brede Welvaartsindicator (BWI) in de verschillende regio’s. Deze peilstok meet naast welvaart ook welzijn, met scores voor bijvoorbeeld veiligheid, maatschappelijke betrokkenheid en gezondheid. De indicator wordt jaarlijks berekend door de Rabobank en de Universiteit Utrecht.

Het begrip ‘brede welvaart’ is in het publieke en politieke debat in opmars, sinds die in 2016 voor de eerste keer werd gemeten. Zo publiceerde de commissie-Van Zwol begin dit jaar een veelgeprezen rapport over bevolkingsgroei en de inrichting van Nederland, dat feitelijk draait om behoud en versterking van de brede welvaart in Nederland (het begrip komt 47 keer voor in het rapport). „Vorig jaar stond het begrip ook op de voorkant van de Miljoenennota; dat was voor het eerst”, zegt Floris Jan Sander, econoom bij de Rabobank en mede-auteur van de jaarlijkse rapporten over de brede-welvaartsindicator.

De brede welvaart is het afgelopen jaar licht toegenomen, leert het in juni gepubliceerde rapport. Nederland scoort internationaal gezien hoog, vooral doordat burgers veel vrijwilligerswerk doen en relatief veel vertrouwen hebben in anderen. Binnen Nederland is de brede welvaart het hoogst in de regio Gooi en Vechtstreek, de Achterhoek, de Veluwe en meerdere regio’s in Friesland, Overijssel en Noord-Holland. Die welvaart is het laagst in en rond Amsterdam, Rotterdam en Den Haag en in de krimpregio’s in Limburg en Groningen.

„De verschillen tussen de regio’s in Nederland zijn duidelijk, maar niet heel groot”, zegt Sander. Eigenlijk is de brede welvaart in heel Nederland goed, leren de scores van de veertig regio’s. Het verschil tussen nummer een (het Gooi) en nummer veertig (Delfzijl en omgeving) bedraagt een tiende op een schaal van nul tot één. Op school zou zo’n verschil betekenen dat het hoogste proefwerkcijfer in een klas maar een punt hoger is dan het laagste.

De huizenprijzen lopen daarentegen zeer sterk uiteen, van (gemiddeld) een kleine 1.500 euro per vierkante meter in Pekela tot meer dan vijf keer zo veel in Amsterdam (7.700 euro). Afgezet tegen de brede-welvaart-scores, betaalt de huizenkoper in dure gemeenten veel extra voor een beperkte winst aan brede welvaart. Andersom krijgt de koper in minder dure gemeenten voor het aankoopbedrag relatief veel van die welvaart.

Emmen staat in de top

Deze ‘brede blik’ op de woningmarkt laat zien dat populariteit niet hetzelfde hoeft te zijn als een goede prijskwaliteitsverhouding. Zo scoort in deze analyse van de ‘prijs-levenskwaliteitverhouding’ Amsterdam van de 342 gemeenten het laagst, terwijl Emmen bijna 300 plekken hoger (43) staat – in de top. Onderzoeksbureau Atlas Research bestempelde Amsterdam onlangs juist tot „meest aantrekkelijke” van de vijftig onderzochte gemeenten en Emmen tot de „minst aantrekkelijke”.

Of een gemeente meer of minder aantrekkelijk is, leidt Atlas grotendeels af uit de huizenprijzen. Die laten zien wat kopers wíllen betalen voor een woning op een plek die (hoogwaardig) werk, creatieve mede-bewoners en culturele voorzieningen biedt – factoren waarvan alleen de eerste meetelt in de brede welvaart. Toch bepaalt vooral wat mensen kúnnen betalen de plaats waar ze een huis kopen, benadrukt econoom Sander: „In regio’s met een hoog gemiddeld inkomen zijn de huizenprijzen ook hoger.”

De groep die überhaupt geen huis kan kopen of huren is groot: het tekort aan woningen wordt geraamd op zo’n 400.000. Deze wooncrisis is goed zichtbaar in de meting van de brede welvaart. Waar een indicator als veiligheid al jaren in de lift zit door de daling van de criminaliteit, neemt de tevredenheid met de woning steeds verder af. „Die trend is er al sinds 2009, het jaar nadat de kredietcrisis uitbrak”, zegt Sander. „Dat is zorgwekkend.”

Gezellig en goedkoop

Voor wie wel een huis kan kopen, spelen typische brede-welvaart-zaken als maatschappelijke betrokkenheid beperkt mee bij de keuze voor een huis. „Mensen gaan vaak wonen op de plek waar hun familie woont of waar ze veel vierkante meters kunnen krijgen”, zegt Sander. Dat zien ook makelaars in enkele gemeenten die goed scoren in de brede-welvaart-analyse, namelijk Pekela (1), Staphorst (2) en Kerkrade (10).

„Hier krijg je naar verhouding veel vierkante meters voor je geld en is er voldoende gevarieerd woningaanbod”, vertelt makelaar Carmen Boertjes in Staphorst. „Negen op de tien huizenkopers kiezen voor Staphorst, omdat hun familie er woont.” Mensen van buiten laten zich volgens haar ten onrechte afschrikken door het feit dat Staphorst tot de Biblebelt hoort. „Staphorst vormt een gemoedelijke gemeenschap, waarin ruimte en respect is voor iedere inwoner.”

In Staphorst krijg je naar verhouding veel vierkante meters voor je geld, zegt makelaar Carmen Boertjes.
Foto Sake Elzinga

In Pekela zijn de huizenprijzen „heel anders dan in de Randstad”, zegt huizenverkoopexpert Petra van der Laan. „Op tv zie ik wel programma’s waarin mensen een huis van 5 ton kopen en dan nog gaan verbouwen. Hier koop je een vrijstaand huis vanaf 2,5 ton.” Voorzieningen zijn er meer dan wel eens wordt gedacht, zegt ze. „Zo niet hier in Pekel, dan wel in het dorp verderop. Daar ben je in 10 minuten met de auto.” Even snel een boodschap doen kan niet, „want je maakt altijd een praatje met iedereen. Er is hier samenhorigheid.”

De combinatie goedkoop en gezellig vind je ook in Kerkrade, zegt makelaar Jos Renkens: „Kerkrade is een gezellig dorp, vooral in het centrum.” De huizenprijzen zijn hier betrekkelijk laag, net als in de buurgemeenten Heerlen en Landgraaf. Dat komt deels doordat de werkgelegenheid in deze regio wat lager ligt dan elders in Nederland, denkt hij, maar ook doordat Kerkrade tegen Duitsland aanligt: „De huizenprijzen liggen daar wat lager en dat drukt de prijzen hier.”

De ligging bij de Duitse grens maakt Kerkrade ook fijn om te wonen, denkt Renkens: „In een kwartier ben je met de auto in Aken.” Een middeleeuwse studentenstad met 250.000 inwoners en een rijk winkelaanbod. De nabijheid van de oosterbuur maakt ook Pekela aantrekkelijk, vindt makelaar Van der Laan: „Duitsland is perfect om te winkelen; niet zozeer voor de dagelijkse boodschappen, maar wel voor drogisterijproducten, drank en sigaretten.”

Van Maastricht naar Heerlen

Zulke voordelen gelden doorgaans voor een hele regio, net als de brede welvaart. „Of je nu in een stad woont of een dorp in de omgeving, mensen in een regio maken veelal gebruik van dezelfde voorzieningen; ze gaan naar hetzelfde natuurgebied, gaan naar hetzelfde theater en werken vaak op ongeveer dezelfde plek”, zegt Sander. „Binnen een regio zijn de verschillen in huizenprijzen tussen de gemeenten vaak groot.”

Er is dus wat te kiezen voor de huizenkoper, als die de gemiddelde woningprijzen vergelijkt. Zo kun je binnen de Achterhoek, de regio met de op een na hoogste brede welvaart, voor ruim 3 ton terecht in Winterswijk. Dat kost in Lochem 5 ton, zo’n zestig procent meer. Binnen Zuid-Limburg is een huis in Maastricht anderhalf keer zo duur als in Heerlen, waar zo’n huis ongeveer 2,5 ton kost.

„Steeds meer mensen uit Maastricht proberen iets te kopen in Heerlen”, zegt makelaar Fer Haas. Onlangs begeleidde hij een man uit Roemenië, die een huis zocht in de buurt van zijn werk in Maastricht. „De panden die we daar bekeken, waren zo duur dat ik die hem heb afgeraden. Nu woont hij met zijn gezin in Heerlen en daar is hij heel blij mee.”


De bloemenkraam mag niet meer de hele nacht op de Grote Markt staan- en dat leidt tot onvrede

Vijf dagen in de week gaat Leendert Bolt (55) vroeg in de ochtend naar de bloemenveiling in Eelde. Wanneer hij bij zijn bloemenkraam op de Grote Markt in Groningen komt, hoeft hij alleen de nieuwe aanwinst neer te zetten. Zo doet hij het al zijn hele leven. Al die tijd bleef de kraam ’s nachts staan.

Maar dat mag niet meer. Sinds juli moet Bolt eigenlijk iets doen waar hij geen zin in heeft. Elke avond voor 22.00 uur moet hij zijn kraam – een witte aanhangwagen met een grote klep – opruimen en wegrijden, om die in de ochtend vanaf 05.00 uur weer op te bouwen. Het moet van de gemeente, maar Bolt doet het niet.

Sinds de Grote Markt opnieuw is ingericht – in juni werd de afronding daarvan groot gevierd – mag de kraam van Bolt niet blijven staan. Ook de ijskraam naast Bolt moet ’s nachts vertrekken, net als de viskraam iets verderop op de Vismarkt. Eigenlijk wilde de gemeente Groningen dat alle vaste kramen in het centrum ’s nachts weg zijn. Maar de brief die de gemeente daarover vlak voor Kerstmis vorig jaar aan de ondernemers schreef, viel zo slecht dat de plannen gewijzigd zijn. Nu moeten alleen de kramen rondom de Grote Markt, de Nieuwe Markt, de Vismarkt en de Ossenmarkt ‘s nachts vertrekken. De vaste bloemenkraam op het Hereplein, ongeveer een kilometer van die van Bolt, mag in ieder geval de komende twee jaar blijven staan. Dat vindt Bolt fijn voor zijn collega, maar helemaal eerlijk voelt het niet. „Dit kost me anderhalf uur extra per dag. Ik werk al 60 uur in de week. Daar zit ik niet op te wachten.”

Zijn kraam ’s avonds weghalen, heeft hij nog niet gedaan. „Er is ook nog niemand geweest om te controleren, ik heb er niets over gehoord. Maar ik zal vast een waarschuwing of een boete krijgen en dan moet ik wel.”

Marktkramen, zoals hier op de Vismarkt, moeten van de gemeente Groningen tussen 22 uur ‘s avonds en 5 uur ’s nachts weg.
Foto Siese Veenstra

De gemeente wil dat de kramen op de marktkramen in het centrum ’s nachts weg zijn, vanwege het „aanzienlijke aantal standplaatsen, het veiligheidsrisico op uitgaansavonden, de schoonmaak van de pleinen, de warenmarkt en het aantal evenementen en demonstraties”, schreef burgemeester Koen Schuiling in juli aan de gemeenteraad na vragen van meerdere oppositiepartijen. „Zonder mobiliteitseis zouden de kramen blijven staan als ze niet worden gebruikt. Dit betekent dat de kramen niet alleen ’s nachts blijven staan, maar ook tijdens vakanties, vrije dagen en bijvoorbeeld in periodes van ziekte. Dit vinden wij onwenselijk.”

Wat kan er nou gebeuren in die paar uur dat mijn kraam er niet mag staan?

Leendert Bolt
bloemenverkoper

250 euro aan benzine per week

Visverkoper Bert Zwier (61) haalt zijn kraam op de Vismarkt vanwege de nieuwe regels elke avond weg. Als het geen marktdag is staat hij al om 09.00 uur op de Vismarkt om de kraam weer neer te zetten. Op donderdag en vrijdag huurt hij daarvoor iemand in, zodat hij zelf naar de visafslag kan om verse vis te kopen. Het kost hem niet alleen extra uren, hij heeft ook berekend dat hij per week zo’n 250 euro extra kwijt is aan benzine om de kraam steeds van zijn huis in Peize naar de markt in Groningen te rijden. „Tel dat voor een jaar op. Daar word ik niet vrolijk van”, zegt Zwier.

Hij heeft moeite met de argumenten van de gemeente. „Dit plein is zo groot. In de nacht staat het niemand in de weg. Wie heeft nou last van een kraam die hier al 41 jaar – zolang doe ik dat al – staat.”

Ook bloemenverkoper Bolt begrijpt de argumenten niet. „Demonstraties, evenementen, die zijn er toch niet ’s nachts? Wat kan er nou gebeuren in die paar uur dat mijn kraam er niet mag staan? Als ik nou echt in de weg stond, midden op de markt bijvoorbeeld, dan begreep ik het nog wel. Nu niet. De oliebollenkraam staat er vanaf oktober en die mag wel blijven staan.”

Bert Zwier in zijn viskraam aan de Vismarkt. „Wie heeft nou last van een kraam die hier al 41 jaar staat?”
Foto Siese Veenstra
Ook de ijskraam mag niet meer ’s nachts blijven staan.
Foto Siese Veenstra
Leendert Bolt staat al zijn hele werkzame leven in zijn bloemenkraam aan de Grote Markt.
Foto Siese Veenstra

Compromis

De marktkoopmannen krijgen veel bijval van inwoners van de stad. Van zijn vaste klanten had Bolt dat wel verwacht, maar zelfs mensen die hij niet kent spreken hem aan. Twee vrouwen kwamen langs om te zeggen dat ze een petitie gingen beginnen om de kramen ook ’s nachts in het centrum te behouden. „Marktkraampjes horen bij een levendige stad. Wij Groningers willen onze kraampjes”, licht Annette Kuipers, die de online petitie is begonnen, toe. „Uren per dag afbreken en opbouwen is belachelijk. Kleine ondernemers moeten op handen worden gedragen, met genoeg tijd om te kunnen slapen.” De petitie is inmiddels meer dan 1.900 keer ondertekend.

Of de gemeente daar wat mee gaat doen, vindt een woordvoerder door de zomervakantie en de afwezigheid van de betreffende wethouder lastig te zeggen. „In ons beeld is er een zorgvuldig proces geweest. Dit is al vijf jaar geleden afgesproken. De oppositiepartijen die nu vragen stellen, hebben daar ook mee ingestemd. Wat we nu doen, is al een compromis. Na de commotie over de brief die we vorig jaar hebben gestuurd, hebben we al aanpassingen gemaakt. Meer kramen mogen nu blijven staan.”

Vishandelaar Zwier wil na de vakantie met de gemeente praten, in de hoop dat het helpt. Maar hij heeft er weinig vertrouwen in. „We weten al ruim twee jaar van dit plan, maar ik heb de problemen ook al twee jaar lang aangegeven en dat heeft niet geholpen.”

Ook Bolt heeft zich bij de situatie neergelegd; hij wacht een waarschuwing of boete bij nader inzien niet af. Toen hij op vakantie ging, heeft hij zijn kraam weggehaald. Als hij straks na twee weken terug is, gaat hij zijn kraam toch maar elke avond verplaatsen en elke ochtend terugbrengen voor hij om 06.00 uur naar de bloemenveiling gaat.


Voor 100.000 euro willen de omwonenden hun bezwaar wel intrekken

Wat is het nieuws?

Bezwaarmakers

Projectontwikkelaars merken dat omwonenden en organisaties een procedure tegen nieuwbouw inzetten om daar geld mee te verdienen.

Deze bezwaarmakers beginnen procedures die de bouw langdurig kunnen stilleggen, maar tonen zich in ruil voor geldbedragen bereid die in te trekken. Dat gaat om forse bedragen – tot wel 100.000 euro.

Brancheorganisatie Neprom spreekt van een „zeer onwenselijke ontwikkeling” en heeft de kwestie voorgelegd aan een interne beroepscommissie. In een handreiking wordt de leden geadviseerd hoe om te gaan met dit soort zaken.

Projectontwikkelaars zien dat lange bezwaarprocedures tegen woningbouwprojecten worden ingezet om hen te chanteren.

Uit een rondgang langs ontwikkelaars blijkt dat bezwaarmakers geregeld misbruik maken van het inspraakrecht, door een bezwaar in te dienen en daarna aan te bieden dit voor een geldbedrag weer terug te trekken. Dat gaat om bedragen die oplopen tot 100.000 euro.

De bezwaarmakers lopen geen enkel risico met hun klacht. Maar ongeacht de uitkomst kan een bezwaarprocedure die wordt doorgevoerd tot aan de Raad van State een nieuwbouwproject jaren stilleggen, met alle kosten van dien voor bouwers en ontwikkelaars. Hierdoor kan alleen de dreiging met een gang naar de Raad van State al voldoende zijn om een ontwikkelaar aan de onderhandelingstafel te krijgen voor een schikking.

Branchevereniging Neprom bevestigt het beeld desgevraagd en spreekt van een „zeer onwenselijke ontwikkeling”. Het probleem is zo urgent dat de branchevereniging haar leden vorige maand in een interne handreiking heeft geïnformeerd over hoe om te gaan met procedures die op schikkingen uitdraaien.

NRC benaderde ruim twintig ontwikkelaars. Zeven van hen hebben zulke onderhandelingen lopen, of kochten de afgelopen jaren een langlopende bezwaarprocedure af met een geldbedrag. Hoe vaak dit precies voorkomt in de sector, is onduidelijk.

Onderhandelingen over schikkingen vinden doorgaans plaats achter gesloten deuren. Daarna tekenen betrokken partijen meestal een geheimhoudingsverklaring, waardoor cijfers ontbreken. Ontwikkelaars geven weinig informatie over de schikkingen, om lopende zaken niet te schaden of vanwege de geheimhoudingsplicht.

Onderhandelen hoort erbij

Voor projectontwikkelaars is onderhandelen onderdeel van het vak. In een vroeg stadium in gesprek gaan met de buurt. Praten met betrokkenen, bezwaren wegnemen en plooien gladstrijken, om zo nieuwbouw mogelijk te maken.

In een gemeente in het westen van Nederland loopt momenteel een onderhandeling tussen een kerkgenootschap en een projectontwikkelaar die een nieuwbouwproject naast het kerkgebouw voorbereidt. Er waren inspraakrondes waarin bouwplannen nauwkeurig werden afgestemd met het kerkgenootschap, dat uiteindelijk akkoord ging. Maar kort voordat de bouwvergunning onherroepelijk werd, kreeg de ontwikkelaar alsnog een bezwaarschrift op de mat. Afzender: het kerkgenootschap.

De contactpersoon ervan – die naast de kerk ook in de bouwwereld actief is – liet per app weten alleen nog schriftelijk te willen communiceren. Meerdere onderhandelingen volgden. Inmiddels ligt een bedrag van 100.000 euro op tafel, waarop de klacht zal worden ingetrokken. „Dit gaat tegen al onze principes in”, zegt de ontwikkelaar, die niet bij naam genoemd wil worden. „Ik vind het belachelijk dat ik als geldmachine word gebruikt. Maar we kunnen die mensen die hier straks komen wonen niet laten wachten.”

De spagaat voor projectontwikkelaars is duidelijk. Niemand wil in beginsel een bezwaar afkopen, maar zelfs als een schikking flink in de papieren loopt, is dat vaak goedkoper dan een jaar stil liggen in afwachting van een uitspraak van de Raad van State. „Uiteindelijk ben je ondernemer en moet je een afweging maken”, zegt Joost van Kimmenaede, projectontwikkelaar uit Baarn. „Vertraging kan zomaar tienduizenden euro’s kosten.”

Vakanties weggeven

Van Kimmenaede erkent af en toe „vakanties” weg te geven om bezwaarmakers van gedachten te doen veranderen. Hij schat in dat bij ongeveer de helft van zijn projecten bezwaar wordt aangetekend. De helft daarvan eindigt in een schikking. Met plezier doet hij dat niet. „Dit is niet hoe het systeem zou moeten werken.”

Recentelijk gaf Van Kimmenaede nog 1.500 euro aan een echtpaar dat geen zin had in bouwgeluiden tegenover hun woning. „Mensen zijn vaak met een kleine beweging bereid van mening te verandering. Maar ik kom ook weleens bij omwonendenbijeenkomsten waar letterlijk gezegd wordt: ‘What’s in it for me?’

Ook projectontwikkelaar Ernest van der Meijde ziet dat bezwaarmakers bereid zijn voor geld hun bezwaren in te trekken. „Laatst had ik een oud-ambtenaar die 100.000 euro wilde voor de proceskosten en de vele uren die hij in de juridische procedures had zitten. Dat gaan wij nooit doen, zo’n bedrag.” Hij is niet principieel tegen schikken, als projecten daardoor weer op gang komen. Bij „10.000 tot 15.000 euro” was hij wel akkoord gegaan.

Dit soort praktijken is branchevereniging Neprom een doorn in het oog. „We vinden het een onwenselijke ontwikkeling”, zegt directeur Fahid Minhas. De laatste jaren ziet hij een golf aan bezwaarprocedures tegen woningbouwprojecten, die worden doorgevoerd tot aan de Raad van State. „Een bouwproject kan zo drie jaar stil liggen. Ontwikkelaars werken vaak met geleend geld en moeten intussen de rente doorbetalen. Daarnaast moet je je mensen al die tijd aan het werk houden. Dit kan zo niet langer.”

Om leden te adviseren hoe om te gaan met bezwaarmakers die geld vragen, legde Neprom de kwestie voor aan een interne gedragscodecommissie onder leiding van voormalig CDA-Kamerlid Herman Wijffels. Na het advies van de commissie stelde de branchevereniging een handreiking op voor haar leden. In het interne stuk wordt stap voor stap beschreven hoe om te gaan met bezwaarmakers die voor eigen financieel gewin met een procedure dreigen.

Eén omwonende kan een complex van duizend woningen tegenhouden

Minhas wil de tekst niet delen met NRC „om mensen niet op ideeën te brengen”. Wel wil hij zeggen wat in grote lijnen de inhoud is. „We helpen onze leden met de stappen die ze het beste kunnen zetten als de bezwaarmaker op een geldbedrag aanstuurt. In principe zijn we daarop tegen, want mensen mogen ons niet chanteren.”

Evengoed toont de Neprom-directeur begrip voor ontwikkelaars die uit pragmatisme zwichten en toch een schikking treffen. „Het blijft een bedrijfseconomische afweging. Het voelt niet fair tegenover ons, ontwikkelaars, maar soms kun je niet anders, vanwege al die woningzoekenden die anders moeten wachten.”

Meer druk op rechters

Er wordt vanwege de woningnood flink meer gebouwd in Nederland. Om natuur- en landbouwgrond te sparen, worden veel woningen ‘binnenstedelijk’ gebouwd. Bouwers en ontwikkelaars zijn hier niet blij mee. Immers, hoe meer omwonenden, hoe groter de kans op bezwaarprocedures en kostbare vertraging. Eén omwonende kan een complex van duizend woningen tegenhouden met een bezwaarprocedure tegen de bouwvergunning.

Nederlanders schuwen de gang naar de rechter niet. De laatste jaren heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het fors drukker gekregen. In 2019 kwamen er 1.019 omgevingsrechtszaken binnen, eind vorig jaar waren dat er 2.671.

„Het is een groot goed dat we in Nederland wettelijke bescherming hebben als het om bouwen gaat”, zegt Onno Dwars, directeur projectontwikkeling bij bouwbedrijf Ballast Nedam. „Ik zou ook niet blij zijn als iemand zomaar een fabriekshal in mijn achtertuin zou neerzetten.”

Dwars ziet wel dat er door de toegenomen regeldruk steeds meer ‘haakjes’ zijn om een bezwaarprocedure te beginnen. „Stikstof, geluid, luchtkwaliteit: er zijn zo veel strenge richtlijnen dat je bijna nergens meer kunt wonen. De wetgeving is goed bedoeld, maar we werken elkaar er wel door tegen. Wie voor een binnenstedelijk bouwproject een goede advocaat inschakelt, vindt altijd wel iets.”

De gevolgen van de bezwaarprocedures zijn voor de ontwikkelaars maar ook voor de toekomstige bewoners, zo stelt Dwars. „Gelukkige levensjaren gaan verloren. Mensen die bijvoorbeeld hun kinderwens uitstellen omdat ze geen geschikte woonruimte hebben. Ik vind dat stuitend.”

Lees ook

Vermoeden blijkt waar, ook de huizenprijzen beïnvloeden het krijgen van kinderen

Speeltuin in woonwijk De Zaanse Eilanden, Zaandam, waar kopers van een kavel zelf een eigen huis konden ontwerpen.

Wat zijn de regels?

Als je als omwonende aantoonbaar wordt benadeeld door nieuwe plannen, bijvoorbeeld doordat je huis minder waard wordt, kun je je beroepen op een zogeheten planschadevergoeding. Hier zijn duidelijke regels voor.

De situatie met bezwaarmakers is anders. Een bezwaarprocedure tegen een bouwvergunning hoeft niet gegrond te zijn om de bouw stil te leggen. Ook als het bezwaar door de gemeente en de rechtbank is afgewezen, kan een omwonende nog in beroep gaan bij de Raad van State. En dat steekt projectontwikkelaars. Zij zien zich genoodzaakt de bouw stil te leggen; het financiële risico dat er een streep door de vergunning gaat en alles weer moet worden afgebroken, kunnen zij niet nemen.

Aspirant-kopers komen ook in de wachtkamer terecht. Terwijl de bouw stil ligt, stijgen de kosten voor bouwmaterialen door en wordt de woning steeds duurder. Daarnaast eisen de meeste hypotheekverstrekkers een onherroepelijke bouwvergunning voor zij een hypotheek afgeven. Stijgt de hypotheekrente intussen, zoals dat in 2022 gebeurde, dan kunnen ze aan het einde van de bezwaarprocedure het huis soms niet meer betalen.

Vanwege het maatschappelijk belang worden bezwaarprocedures over woningbouw sinds dit jaar met voorrang behandeld. Het kabinet wil de bezwaarroute bovendien verkorten door procedures na de gemeentelijke toets voortaan rechtstreeks naar de Raad van State te sturen. De hoogste bestuursrechter moet vervolgens binnen zes maanden uitspraak doen. De Wet versterking regie op de volkshuisvesting, die dit moet regelen, ligt momenteel ter beoordeling voor aan de Tweede Kamer. De afdeling Advisering van de Raad van State was echter kritisch: ze verwacht dat als de wet er in zijn huidige vorm komt, het aantal zaken alleen maar groeit en de druk op de afdeling bestuursrechtspraak nog verder zal toenemen.

Oplossingen ontwikkelaars

Als het aan de ontwikkelaars ligt, komt er nog voor de Raad van State een toets die bepaalt of er terecht bezwaar is aangetekend. „Er zou selectie aan de poort moeten komen bij bezwaarschriften”, zegt Neprom-directeur Fahid Minhas. Hij verwijst naar Duitsland, waar een lagere rechter eerst toetst of het bezwaar gegrond is en of er procedurele fouten zijn gemaakt. Zo niet, dan wordt de klacht ongeldig verklaard en hoeft de hogere rechter zich er niet over uit te spreken.

Onno Dwars benadrukt dat de ontwikkeltak van Ballast Nedam de afgelopen jaren geen geldbedragen heeft betaald om bezwaarprocedures af te kopen. Toch zou hij graag zien dat bezwaarmakers schadeplichtig worden als ze bewust bouwprojecten vertragen. „Als iemand met kansloze bezwaarprocedures bewust de bouw vertraagt, moet die daarvoor verantwoordelijk gehouden kunnen worden. Daarbij: als er bewijs is dat iemand probeert geld te vangen door een bezwaar in te trekken, zou dat voor een rechter voldoende reden moeten zijn de klacht ongeldig te verklaren.”


Leren fietsen in drie maanden: ‘Dóórtrappen, ook als je wiebelt!’

Zaitone Osman staat midden op het marktplein van de Rotterdamse Afrikaanderwijk. Ze heeft een felgeel hesje over haar lange jurk. Om haar heen staan een tiental vrouwen. Zij dragen allemaal een groen hesje over hun kleding en hebben een fiets aan de hand. „Jullie fietsen tot het einde van het marktplein”, zegt Osman tegen hen. „Rustig! Niet als een raket. Alsof je op eieren fietst.” Vandaag is er geen markt en het plein is ruim en leeg.

Daar gaan ze. Opstappen is het moeilijkst. Dat hebben ze de afgelopen weken flink geoefend. Pedaal schuin omhoog. Voet erop. Naar beneden duwen, vaart maken en tegelijkertijd op de trapper gaan staan en op het zadel gaan zitten. Blijven sturen. Niet stoppen, maar dóórtrappen. Ook als je wiebelt.

Ze fietsen het marktplein over, maken een ruime bocht aan het eind en komen dan terug. Het gaat redelijk soepel. Ze hebben er drie maanden fietsles opzitten. En dat is maar goed ook want op zondag is de finale. Dan fietsen 154 vrouwen die de afgelopen maanden hebben leren fietsen de individuele tijdrit van de Tour des Femmes van 6,3 kilometer door het centrum van Rotterdam over de Erasmusbrug en de Willemsbrug.

Tour des Femmes

Dat is ter ere van de échte Tour des Femmes, de grootste wielerwedstrijd ter wereld voor vrouwen die maandag begint in Rotterdam. De 154 vrouwelijke top-renners fietsen twee dagen door Nederland. De eerste dag gaat de etappe van Rotterdam via Zeeland naar Den Haag. Dag twee op dinsdag begint in Dordrecht en gaat via de Alblasserwaard, Ridderkerk en Barendrecht weer terug naar Rotterdam. Dan hebben de renners een paar uur de tijd om zich voor te bereiden op de individuele tijdrit – dezelfde route als de vrouwen met de groene hesjes dan twee dagen eerder hebben gefietst.

Foto Hedayatullah Amid

De laatste fietstraining in aanloop naar de Tour de Femmes van deze Rotterdamse vrouwen.

Ayse Demir (49) heeft er zin in. Ze vindt fietsen sowieso geweldig. In het Turkse dorp waar ze werd geboren, waren geen rijwielen. De wegen zijn daar niet geschikt voor, zegt ze. Op haar achttiende kwam ze naar Nederland. Als ze ergens heen moest, ging ze lopend of nam de tram. Ze zag iedereen om zich heen fietsen en wilde dat ook. Maar hoe? Tien jaar geleden probeerde ze te leren fietsen maar viel drie keer en durfde toen niet meer.

Deze zomer probeerde ze het opnieuw tijdens het speciale fietsprogramma voor vrouwen in aanloop naar de Tour des Femmes. Haar kinderen hadden het haar afgeraden, zegt ze. „Ze zijn bezorgd en bang dat ik val.” Ze deed het toch, viel een paar keer en stond weer op. Nu rijdt ze lachend rondjes over het marktplein. „Fietsen was mijn droom.” Gaat ze nu ook met haar kinderen fietsen? Demir: „Die zijn groot. Ze zijn hier geboren, kunnen alle drie prima fietsen maar nemen liever de auto.”

Leren fietsen

De gemeente Rotterdam vroeg de organisatie Sezer, die zich inzet voor diversiteit, het speciale fietsprogramma uit te voeren. De organisatie biedt al jaren fietslessen aan migrantenvrouwen die het op latere leeftijd willen leren. „De drempel om als volwassene voor het eerst op de fiets te stappen is hoog”, zegt project-coördinator van Sezer Pamela Pengel. „Maar als de vrouwen de stap hebben gemaakt en ze kunnen fietsen, zijn ze altijd enthousiast en dankbaar. Ze kunnen makkelijker en sneller langere afstanden afleggen en het is een stuk goedkoper en gezonder dan het openbaar vervoer. We hebben al 1.400 vrouwen leren fietsen sinds 2017.” De vrouwen die meedoen met het speciale Tour de Femmes-programma mogen na afloop de fietsen houden.

Ayse Demir (49) zag iedereen om haar heen fietsen en wilde dat ook. Maar hoe?

Voor dit programma kwam ook voormalig profwielrenster en veelvoudig olympisch kampioene Leontien van Moorsel een aantal keer fietsles geven. Khaddouj Erahoutan, de vrouw van burgemeester Ahmed Aboutaleb, kwam ook regelmatig kijken. Zij leerde zichzelf op twaalfjarige leeftijd fietsen op een grasveldje zodat ze niet te hard zou vallen. Ze is altijd blijven fietsen, vertelde ze de vrouwen. Van Moorsel en Erahoutan zijn ambassadeurs van het Rotterdams Peloton, zoals de vrouwengroep genoemd wordt.

Fietsverkeersles

De vrouwen begonnen in mei met een fietsverkeersles gericht op de regels en verkeersborden. Alle lessen daarna zaten ze op de fietsen, die in een busje naar steeds verschillende plekken in Rotterdam werden gebracht door projectondersteuner Baris Sezer. Ook deze donderdag begin augustus controleert hij banden en zet hij zadels hoger of lager.

Een Rotterdamse vrouw oefent haar fietstechniek tijdens een trainingssessie op het plein.
Foto Hedayatullah Amid

Zaitone Osman roept dat de fietsende vrouwen moeten afstappen en de groene hesjes aan de leden van de tweede groep moeten geven, die onder een boom op hun beurt hebben gewacht. „Bij elke boom afremmen, en dan weer vaart maken. Weer remmen en vaart maken”, is haar volgende opdracht. En daar gaan de vrouwen, giechelend en slingerend.

Foefje

Rugiyo M. Awaale, Hani Ahmed Ilmi en Aamina Sheikh-Ahmed gaan op de rand van een plantenbak zitten om tussendoor wat te drinken. Ze zijn alle drie in Somalië geboren en fanatiek en enthousiast over het fietsen. „De eerste keer vond ik het zwaar”, zegt Ahmed Ilmi terwijl de nieuwe groep opstapt. „Na één keer had ik de smaak te pakken.” En het is zo makkelijk, vinden ze alle drie. „Om de kinderen ergens heen te brengen. Voor kleine boodschappen.” Ahmed Ilmi: „Ik ga een mandje kopen voor aan het stuur.”

Lees ook

Een nieuw monument voor de gastarbeider: ‘Ze hebben het onmogelijke gedaan’

Het monument ‘Reis naar Hoop’ wordt vrijdag onthuld.

Bushra (34) had het bijna opgegeven, zegt ze. Wekenlang oefende ze, het opstappen lukte niet. Afgelopen week heeft een van de begeleiders haar apart genomen en gezegd: nu blijf ik naast je tot je het kunt. En opeens ging het. Ze laat het zien. „Het is een foefje, dat moet je even doorhebben.” Daar gaat ze. Aan het eind van het plein maakt ze een ruime bocht, en komt keurig teruggereden.

Er komen twee oudere mannen het plein oplopen, ze benaderen Pamela Pengel van organisatie Sezer. Later vertelt zij wat ze haar vroegen: of er ook fietslessen voor mannen worden gegeven.


Texel heeft 13.500 inwoners en 1 miljoen toeristen. Hoe is dat? ‘Drukte is heel subjectief’

„Te druk op Texel? Nee hoor!” Texelaar Annemieke Moor (44) weet het zeker, zegt ze, terwijl ze zich op de markt in Den Hoorn over haar kraam buigt om een toerist een sieraad te verkopen. „Hoewel…” begint ze even later. „Het is moeilijk te zeggen, omdat wij belang hebben bij drukte.”

Moor knikt in de richting van haar man Helio Gomes (43), die stroopwafels bakt in de marktkraam naast die van haar. Gomes komt uit Portugal en heeft naast Nederlands ook een woordje Duits geleerd. Bijna de helft van de Texelse toeristen komt uit Duitsland. „Karamelwaffeln drei euro”, klinkt het bijvoorbeeld. „Of is het Hönigwaffeln? Ach, ze begrijpen het wel.”

De twee overwinteren in Mexico, waar ze duik- en kiteles geven. In de zomer keren ze terug naar het geboorte-eiland van Moor om in het Zuid-Texelse dorpje Den Hoorn sieraden, tassen en stroopwafels te verkopen. De Hoornder Donderdagmarkt is een populaire toeristische bestemming. De auto’s staan op deze eerste editie van augustus tot zo’n dertig meter buiten het dorp in het strookje gras tussen de weg en de hekken van de schapenweiden geparkeerd.

Moor: „Mensen zeggen weleens dat er te veel toeristen zijn. Maar wat voor last heb je van ze? Niemand maakt iets kapot.”

Gomes: „Het zijn goede toeristen.”

Moor: „Ze zijn aardig.”

Gomes: „Er is niets slechts over ze te zeggen.”

Drukte: een ding

De 13.500 inwoners van Texel ontvangen jaarlijks ongeveer een miljoen toeristen, die gemiddeld vier nachten blijven. Eind juli berichtten diverse media dat de druk van dat aantal op het eiland te groot zou zijn geworden. „De rek is eruit”, kopte het Algemeen Dagblad.

De aanleiding voor dat bericht was een door het gemeentebestuur voorgenomen aanpassing in het toerismebeleid. Vanaf dit najaar, zo is het plan, mogen nieuwe bed and breakfasts minder slaapplaatsen aanbieden. En campings mogen straks geen nieuwe zomerhuisjes meer neerzetten in plaats van een tent, om de „verstening” van het eiland tegen te gaan.

De plannen vloeien voort uit het Toeristisch Toekomstplan dat de gemeente in 2021 opstelde. Een van de meest gebruikte woorden in dat plan is ‘balans’. Want de natuur moet beschermd worden, en het eiland moet leefbaar blijven voor de inwoners, terwijl de economie drijft op het toerisme. Ruim een kwart van de Texelaars werkt in die sector.

Vogels kijken op de boot naar Den Helder.
Foto Bram Petraeus

En ja, zegt wethouder van toerisme Rikus Kieft (GroenLinks), er zijn „signalen van overdrukte” in de natuur. En er is een bevolkingsonderzoek geweest waaruit bleek dat drukte voor steeds meer Texelaars „een ding” is.

Stress

Eigenlijk viert Kieft deze week vakantie op het eigen eiland, maar door de berichtgeving over die veronderstelde drukte komt hij daar niet aan toe: de media willen er alles over weten. Kieft drinkt cappuccino tussen duin en zee in strandpaviljoen Paal 9. Naast hem zit Frank Spooren, die als directeur van de VVV de andere chef toerisme van het eiland genoemd kan worden.

En ook de communicatie-adviseur van de gemeente is bij het gesprek met NRC. Zij onderbreekt Kieft met de opmerking dat het woord drukte „heel subjectief” is. Zij denkt dat het beter is om te spreken over „signalen dat het af en toe wringt”.

„Drukte heeft een te objectieve klank”, zegt Kieft instemmend.

Op Texel is ‘drukte’ een politiek beladen term. Het antwoord op de vraag of het er druk is, kan economische consequenties hebben. De meeste toeristen komen namelijk voor natuur, rust en ruimte naar Texel. De vrees is dat een druk eiland op de lange termijn bezoekers zal afschrikken. „De term bezorgt ondernemers, inwoners en de politiek stress”, zegt VVV-directeur Spooren.

Misschien is dat de reden dat de vraag ‘is het te druk?’ bij veel Texelaars een weloverwogen, filosofisch getinte uiteenzetting ontlokt. „Wat is drukte eigenlijk?”, is het begin van Spoorens eigen semantische ontleding, terwijl hij met zijn wijsvinger een ronde maakt langs de lunchende mensen in het strandpaviljoen. „Iedereen die hier zit, heeft daar een eigen begrip van.”

Bezoekers van de Texelse boerderijcamping De Hal.
Foto Bram Petraeus

Dreigbrief

In de jaren zeventig trok Texel een duidelijke grens. In de nasleep van een protest tegen de verbreding van de Pontweg stelde de gemeente een plafond in van 47.000 slaapplaatsen voor toeristen. Dat maximum is nog steeds van kracht – de grens is zelfs met tweeduizend plekken verlaagd – alhoewel er soms gesteggel is over de precieze telling van de bedden.

Zo horen de 630 bed and breakfasts niet bij dat aantal. Ook wordt het aantal bedden per type accommodatie bepaald. Een aan toeristen verhuurd appartement staat bijvoorbeeld altijd als vijf slaapplekken geregistreerd. Het kan dus zijn dat er in sommige vakantiehuizen meer of minder toeristen verblijven.

Geboren en getogen Texelaar Roos Bakker (43) kan zich tijden herinneren waarin er meer heisa was over toeristen. Ze komt net terug van een duik in zee met haar twee zoons, die zich afdrogen door in het warme zand te rollen. Haar vader was hoofd administratie bij de veerdienst TESO, vertelt Bakker, toen in de jaren tachtig de eerste dubbeldekkerboot werd gebouwd. Die capaciteitsvergroting leidde tot vrees voor verstoring van de Texelse rust. „De medewerkers kregen dreigbrieven van eilanders.”

Vliegeren op het strand bij Paal 9.
Foto Bram Petraeus

Nu vindt Bakker zelf dat het eiland te druk is geworden, zegt ze terwijl ze wat schuldbewust om zich heen kijkt. „Al is het wel gek om dat hier te zeggen.” De plukjes handdoeken van de strandgangers liggen op een luxueus aantal meters van elkaar vandaan en het enige strandhuisje waar mensen zijn, is dat van Bakker zelf. „Maar bij de afslag bij Ecomare of het strand bij paal 17 ziet het vast zwart van de mensen.”

Voor Bakker draait het bij de kwestie drukte om de achterliggende vraag van wie het eiland is. En in hoeverre de bewoners zich moeten aanpassen aan de toerist.

Boodschappen doen na tien uur ’s ochtends is bijvoorbeeld geen goed idee, zegt ze, omdat de toeristen vanaf dat moment hun slag slaan. En ze moet denken aan een parkeerterrein in Den Burg, waar een bord is neergezet dat aangeeft of dat vol of vrij is. „Dan denk ik: als je zo’n bord nodig hebt op een eiland – dan ben je eigenlijk al te ver gegaan.”

Onbewust sturen

In het strandpaviljoen lossen Kieft en Spooren de taalproblemen rond het d-woord op door te spreken over „druktebeleving”. Ze kunnen zich voorstellen dat daarin voor sommige Texelaars iets is veranderd. En dan niet omdat er te veel toeristen zijn. Dit jaar zijn dat er in de drukke periode aan het einde van juli en het begin van augustus juist zo’n 10 procent minder dan vorig jaar, vanwege het tegenvallende weer.

De beleving van drukte kan veranderd zijn, denken de twee, doordat de toerist zich anders is gaan gedragen. Samen komen ze tot een karakterschets van de Texelse toerist anno 2024.

Zij komen met meer auto’s dan vroeger en hebben van tevoren een programma uitgestippeld aan de hand van tips op Tripadvisor of Instagram. Bezoekjes aan de vuurtoren en het zeehondencentrum Ecomare zijn gepland, en de restaurants zijn vooruitgeboekt. Texel is voor de moderne toerist een to-do-lijst die in een paar dagen moet worden afgewerkt. En omdat daarbij snelheid is geboden, wordt de auto ook meer gebruikt.

Het leidt tot „de kleine dingen” die voor de inwoner het verschil kunnen maken tussen een gevoel van drukte of van rust, denkt wethouder Kieft. Een volle parkeerplaats. Het filerijden bij de pont. Of net wat vaker moeten wachten voor het ene stoplicht dat Texel rijk is.

Maar het betekent óók dat er wat aan te doen is, vervolgt Kieft. De geplande maatregelen van de gemeente zijn niet bedoeld om toerisme te beperken, maar om het in betere banen te leiden. Bijvoorbeeld door het aantal slaapplaatsen in nieuw te starten bed and breakfasts te verlagen, want die staan vaak in de dorpskernen.

„Toerisme kanaliseren”, noemt Spooren dat. Hij geeft het voorbeeld van een app die begin dit jaar is gelanceerd, waarmee in de toekomst toeristen „onbewust gestuurd” kunnen worden op basis van informatie. Op drukke momenten kunnen bijvoorbeeld de stranden gesuggereerd worden waar de „bezettingsgraad” het laagst is. „We willen niet minder toerisme”, zegt Spooren. „En ook niet meer. We willen beter toerisme.”


Met een vliegende vogelverschrikker achter de ganzen aan

Met twee duimen aan zijn controller verjaagt Dennis Drost zaterdag alle ganzen uit de Oostbroekpolder. Eerst stuurt hij zijn zoemende drone naar tientallen grauwe ganzen in de verte. Luid gakkend komt de zwerm los van het weiland buiten Zoeterwoude, en doet verderop een nieuwe landingspoging. Maar daar komt de vliegende vogelverschrikker van Drost weer, en drijft de groep verder en verder.

Voor een plukje Canadese ganzen aan de overkant van de Broekweg zet hij een kleinere drone in. „Die vinden ze meestal wel minder eng”, zegt Drost, oprichter van het jonge bedrijf Drowgoo, „your partner in geese removal”. „Canadese ganzen zijn ook slim en wat lastiger te verjagen”, zegt melkveehouder Kees Captein, leunend op een weidepoort. Vandaag is één scheervlucht genoeg om ook dit groepje ganzen genoeg te irriteren.

Drones, lasers, knallen

Zoeterwoude en de rest van Zuid-Holland zijn voorlopig aangewezen op het verjagen van ganzen, bijvoorbeeld met drones, lasers of knallen. Ontheffingen voor het ‘beheren’ van de ganzenpopulatie – afschieten of vergassen – zijn per direct vernietigd, blijkt uit uitspraken van de rechtbank Den Haag die afgelopen vrijdag zijn gepubliceerd. De provincie Zuid-Holland heeft niet voldoende onderbouwd dat het noodzakelijk is om de populatie drastisch terug te brengen, om „belangrijke schade” aan landbouwgewassen te voorkomen. Noch dat „belangrijke schade” meer zou zijn dan het „normale bedrijfsrisico”.

Ook acht de rechtbank de kans op aanvaringen tussen vliegtuigen en ganzen gering: volgens de uitspraak gaat het bij Schiphol om ongeveer vier gevallen per jaar, en zijn bij Rotterdam The Hague Airport sinds 2012 twee gevallen geregistreerd.

De provincie Zuid-Holland betreurt de uitspraak, bestudeert deze voor een oplossing, en maakt zich zorgen over de ganzenpopulatie, aldus een woordvoerder. De rechtszaken waren aangespannen door dierenwelzijn- en milieuorganisaties. Voor andere provincies zijn voor zover bekend (nog) geen gevolgen.

Het is goed nieuws voor ganzen, maar slecht nieuws voor boeren die schade lijden, en voor de provincie die hiervoor moet betalen. Want dat meer ganzen tot meer schade kunnen leiden, erkent de rechtbank wel.

Ganzenpoep

„De ganzen eten het gras op dat voor het vee is bestemd, en gras dat vol ganzenpoep zit, eten mijn koeien liever niet”, zegt Captein, voorzitter in het Groene Hart van boerenorganisatie LTO. „Gelukkig niet, want wie weet of daar salmonella of andere bacteriën in zitten. Maar als je het gras maait, komt alsnog ganzenpoep in het hooi, dat is niet te voorkomen.”

Lees ook

Pleidooi voor de bermeend. In plaats van de nijlgans

Bermeend (Alopochen aegyptiaca) in zijn biotoop; Rotterdam, 14 mei 2024.

De vergoeding voor faunaschade die provincies aan boeren geven, is in tien jaar tijd ongeveer verdriedubbeld naar in totaal ruim 55 miljoen euro vorig jaar – ook omdat de regeling meer bekendheid heeft gekregen. Grootste boosdoeners onder de vogels zijn de grauwe gans (schade: 27,6 miljoen euro), de brandgans (8,6 miljoen) en de kolgans (5,7 miljoen). Ter vergelijking: de uitgekeerde wolvenschade voor gedood vee kostte vorig jaar landelijk ‘slechts’ 3,5 ton.

Verder draagt ganzenpoep ook bij aan verontreiniging van de bodem, natuurwater en natuurgebieden. Ganzen vernielen riet- en watervegetaties, zeker in het ruiseizoen als ze nieuwe veren krijgen en tijdelijk niet vliegen. En dat gaat weer ten koste van broedende riet- en moerasvogels, zegt de Dierenbescherming.

Het aantal ganzen in Nederland is in de afgelopen vijftig jaar sterk gegroeid. De grauwe gans bijvoorbeeld was bijna verdwenen door ontginning van moerassen en bejaging, maar is in de jaren zeventig met succes uitgezet, volgens kennisinstituut voor vogelonderzoek Sovon. De intensivering van de landbouw, en de toename van grasland, heeft steeds meer ganzen aangetrokken. In de winter, op het hoogtepunt, is het aantal nu gestabiliseerd op zo’n 2,4 miljoen ganzen, met overwinteraars uit Noord- en Oost-Europa. In de zomer zijn er zo’n 600.000 ganzen, voor drie kwart grauwe ganzen.

De eerste snede

„Versgemaaid gras, dat vinden ze het lekkerst”, zegt melkveehouder Captein. „Zeker de eerste snede, in het voorjaar, daar komen ganzen op af”. Hij heeft 120 hectare grasland en maait zelf vijf, zes keer per jaar; hoe meer eigen gras voor zijn koeien, des te minder krachtvoer hij hoeft in te kopen. Gemaaid gras groeit ook sneller, maar trekt wel weer ganzen aan.

Melkveehouder Kees Captein (links) en Dennis Drost (rechts), oprichter van Drowgoo, met een van de drones. Foto Bart Maat

Captein verjaagt ganzen zelf door met een flinke laser te schijnen, en met kunststof nepvossen. Eieren schudden of doorprikken, om te voorkomen dat ze uitkomen, mag onder voorwaarden ook, vertelt hij.

Ganzen doden leidt nauwelijks tot kleinere populaties, volgens de Dierenbescherming. Aangeschoten ganzen sterven vaak een langzame en pijnlijke dood of leven verder met verwondingen; uit onderzoek zou blijken dat ongeveer een vijfde van de ganzen hagel in het lijf heeft. Het vangen en vergassen van ganzen in de ruiperiode geeft de dieren veel stress en verstikking is ook een nare dood.

Lees ook

De Rode Lijst van kwetsbare vogels is langer dan ooit. Met dank aan de intensieve landbouw

Purperreiger.

Meer „ganzenrustgebieden” in Nederland aanwijzen is wel een oplossing, volgens de Dierenbescherming. Bijvoorbeeld dijken, braakliggende akkers en velden, natuur, of boerenland dat wegens stikstof wordt opgekocht. De ganzen zouden hier diervriendelijk naartoe geloodst kunnen worden, met bijvoorbeeld geluid, honden, lasers of drones.

Een drone (rechts) vliegt achter een groep ganzen aan.
Foto Bart Maat

„Drones alleen zijn niet dé oplossing, het vraagt om een combinatie van methoden”, erkent Dennis Drost van Drowgoo. „En iedere boer kan op zijn land zelf met een drone aan de slag. Maar dan verjaag je de ganzen meestal naar de buurman, dat is geen oplossing. Om ganzen echt te verjagen, moet je zoals wij over een groter gebied, provinciaal, werken, en met sensoren die ganzen detecteren.”

Nu werkt Drowgoo met oproepbare, menselijke piloten; Drost wil uiteindelijk toe naar automatische drones die zelf uitvliegen, maar dat is wettelijk nog niet toegestaan.

„In de oorlog tussen Rusland en Oekraïne werken ze ook met drones, alleen iets andere”, zegt Captein. „Het is een beetje radicaal, maar als je zoiets zou mogen inzetten, dan los je het probleem misschien wel op. Anders zoeken ganzen gewoon het volgende lekkere stukje gras op.”


Hard gaan zonder helm op het fietspad – rijden als een koning op de fatbike

Er zijn ook mooie dingen te zeggen over de fatbike. Het gesprek tussen Hidde Doorn (18) en Jan Dunnink (17) op een bankje in Zwolle begint als een ode aan het meest bekritiseerde vervoersmiddel van de afgelopen tijd.

Hidde: „Het zadel is lekker zacht.”

Jan: „Je hoeft eigenlijk niet te trappen.”

Hidde: „Je kunt er met z’n tweeën op.”

Jan: „Het fietst als een koning.”

De twee vrienden wonen in Kampen en gebruiken hun fatbikes om naar school te gaan. Al is dat de laatste tijd minder leuk omdat de politie veel controleert. Hidde kreeg al een waarschuwing: de volgende keer dat hij met een opgevoerde fatbike wordt gepakt is hij hem kwijt.

Opvoeren was eenvoudig. Hidde kocht zijn fiets voor 800 euro bij een verkoper die via Marktplaats nieuwe fatbikes levert vanuit een loods. Daarna was het een kwestie van wat knoppen op het stuur indrukken. Binnen een paar minuten stond de ingebouwde snelheidsbegrenzing uit en kon de hij twee keer zo hard. Eenmaal 50 kilometer per uur rijdend kwam er toch een nadeel naar voren.

Jan: „Bij 25 remt hij al niet bijzonder goed.”

Hidde: „Als je harder rijdt kom je nauwelijks meer tot stilstand. Het is troep hoor.”

Noem het de democratisering van de fatbike. Sinds ruim een jaar maken goedkope merken uit voornamelijk China de fiets, die lang 2- à 3.000 euro kostte, beschikbaar voor een breder en jonger publiek. Online aanbieders spelen in op de hype door fatbikes voor rond de 1.000 euro te verkopen via websites als AliExpress en Marktplaats of het sociale medium TikTok. De fietsen zijn vaak opgevoerd, of worden vergezeld van video’s waarin stap voor stap wordt uitgelegd op welke manier de fatbike het hardst kan gaan. Want „koninklijk fietsen” betekent ook: sneller dan de rest van het fietspad.

In Amsterdam bleek ruim de helft van de tussen februari en juli door de politie gecontroleerde fatbikes opgevoerd te zijn. Op een fatbike rijden of er een verkopen die harder kan dan 25 kilometer per uur is niet verboden, maar dan moet deze wel gekeurd en geregistreerd zijn als bromfiets. In de praktijk gebeurt dat niet. Veel fatbikes hebben een motor die zo krachtig is, dat ze eigenlijk niet op het fietspad mogen rijden. En dus is de fatbike als ‘sjoemelscooter’ uitgegroeid tot de nieuwste manifestatie van een klassiek fenomeen: hard gaan zonder helm.

Politiepaard

In de Amsterdamse Dapperbuurt staan de glanzend zwarte fatbikes in strakke rijtjes uitgestald op de stoep. Verkoper ‘Dunya.fatbikesamsterdam’ filmt ze om reclame te maken op TikTok. Het type ‘V8’ wordt „het politiepaard” genoemd. De reacties onder de video’s van de fiets draaien vooral om één kwestie: „Gaat hij 50?” „Is hij opvoerbaar?” Dat soort vragen wordt beantwoord met een emoticon van een gespierde arm. Andere TikTok-verkopers zijn explicieter over het opvoeren. „Zeer fris voor de zomer. 25 of 50 kilometer per uur” is het bijschrift van een video op het account ‘Fatbikes_Amsterdam’, dat bijna 40.000 volgers heeft.

De video is geplaatst door een verkoper die zich ‘Luc’ noemt. Hij vertelt aan de telefoon dat hij vorig jaar is begonnen met zijn handel in fatbikes vanuit een garagebox in Zwanenburg. Hij bestelt ze via de goedkope verkoopwebsite AliExpress, steeds een vrachtwagen vol. Vroeger verkocht Luc (29) via webshops elektrische steps, mini-Vespa’s voor kinderen en tijdens de zomer opblaasbare surfboards en airco’s. Nu willen de mensen fatbikes.

Fatbikes rond het Centraal Station in Amsterdam.
Foto Olivier Middendorp

Luc had liever een hype rond een minder zwaar product gezien. Handelen in fatbikes is „slepen met zware dozen”, zegt hij. En zijn klanten zijn vooral jongeren die hij moet „opvoeden” omdat ze slecht met de fietsen omgaan. „Smeer je ketting”, zegt hij bijvoorbeeld bij de verkoop. „Laat geen vrienden op je fiets rijden en kijk uit als je snel gaat.” Soms komen mensen al na een dag terug omdat ze een ongeluk hebben gehad. Dan proberen ze een nieuwe te krijgen, of een gratis reparatie.

Luc zegt dat hij de fatbikes via TikTok, en niet bijvoorbeeld Bol.com verkoopt omdat hij anders vastzit aan strenge regels rond garantie. „Dan heeft iemand op Terschelling een lekke achterband, en moet ik het geld terugstorten.” Nu maakt hij zelf de afspraken. Mensen krijgen een jaar garantie, niet op de remmen of de banden. „Dat is het voordeel van fietsen verkopen in Nederland: overal fietsenmakers.”

Via voorbeelden probeert Luc ongelukken voor te zijn. „Het is alsof je een nieuwe Lamborghini uit de showroom rijdt, zeg ik. Je weet niet hoe hij rijdt. Doe voorzichtig, geen gekke manoeuvres.”

Als de lading fatbikes uit de vrachtwagen naar de garagebox is versleept, verkoopt Luc ze door vanaf 850 euro per doos. Voor 1.000 euro zet hij ze voor de klant in elkaar. Die krijgt zijn adres via een bericht op Whatsapp. En na verkoop netjes een factuur.

Zijn nichtje krijgt een mini-fatbike, omdat ze vandaag twaalf is geworden

En ja, hij kan ook een ander scherm op het stuur zetten, waarop met een viercijferige pincode de maximale snelheid ingesteld kan worden op 50 kilometer per uur. En, niet onbelangrijk: met het scherm kan de fatbike ook weer begrensd worden op 25 kilometer – handig voor als een rollerbank van de politie in zicht is.

„Pas op voor rollerbanken met het mooie weer, bestel op tijd je display”, luidt de reclame voor de schermen op Lucs kanaal. In de reacties onder de video bevelen mensen elkaar apps aan waarop je kunt zien of er een rollerbank op de route is.

Het opvoeren van een fiets is op zich niet verboden, maar het verkopen van een fatbike die harder kan dan 25 kilometer per uur wel, tenzij deze gekeurd is als bromfiets of het duidelijk is dat hij niet bedoeld is voor op de openbare weg. Toch ziet Luc het niet als iets slechts wat hij doet. Hij haalt immers alleen de begrenzing van de fiets eraf. En dan kiezen de klanten er zelf voor om hard te gaan. „Uiteindelijk is het aan de mensen zelf”, zegt Luc. „Wie drugs wil, vindt drugs. En wie snel wil gaan op een fatbike, vindt daar een weg voor. Als ik het niet doe, doet iemand anders het wel.”

Zweem van goedkeuring

Alles draait om motorvermogen en snelheid. Producent, verkoper, toezichthouder, klant – voor allen is de doorslaggevende factor hoe hard de fatbike kan. Een aangedreven tweewieler wordt voor de wet een brommer als de trap-ondersteuning hem sneller laat gaan dan 25 kilometer per uur of als hij een motorvermogen heeft van meer dan 250 watt.

Ziedaar de verleiding voor producenten en verkopers. De klanten willen een zo snel mogelijke fiets, maar ze willen geen helm dragen, ze willen niet van het fietspad af en ze willen niet wachten tot ze 16 jaar zijn en dan een rijbewijs halen – zoals met de bromfiets. Daarom zie je dat fatbikes worden aangeboden als elektrische fiets, terwijl ze sneller kunnen en een hoger vermogen hebben dan is toegestaan.

Zo’n snelle fatbike kan alleen legaal worden geïmporteerd, verkocht en bereden als hij een ‘typegoedkeuring’ heeft gekregen van een keuringsdienst, zoals RDW in Nederland. Maar dan zou hij weer in de categorie brommer vallen en dat is ongunstig voor de verkoop. In de praktijk gebeurt dat niet, laat de RDW weten.

Toch komt de term vaak terug op websites van fatbikeverkopers. Een woordvoerder van de RDW denkt dat zij daarmee een „zweem van goedkeuring” proberen te geven aan fietsen die eigenlijk niet de openbare weg op mogen. Soms wordt ook het logo van de RDW erbij gezet.

En dan is er nog de truc van verkoop voor „gebruik op eigen terrein” waarmee aanbieders proberen te laveren tussen de regelgeving en de snelheidshonger van de klanten. Op Fatbike.nu wordt zo een fatbike met „1000 watt extra motorkracht” aangeboden voor een meerprijs van 100 euro. Op die website staat ook een handtekening zodat de verkoop extra officieel lijkt. Bij nadere beschouwing blijkt die van Oprah Winfrey te zijn.

Foto Olivier Middendorp

Uit alles blijkt dat aanbieders hun klanten vooral lokken met snelheid. Een verkoper op Marktplaats biedt een „fiets van 750watt met een 250watt uiterlijk” aan. En op AliExpress klaagt iemand dat de fiets niet zo krachtig is als verwacht. De verkoper antwoordt dat de fiets is gelabeld met 250 watt „omdat EU-naleving vereist is”. De suggestie: met wat aanpassingen gaat hij heus sneller.

RTL Nieuws kreeg een offerte voor de ‘V20pro’ van de Chinese fabrikant QM-Wheel in handen. Daarop stond dat het vermogen van de fietsmotor drie keer hoger was dan op de sticker op het motorblok werd aangegeven. De fatbike bleek in een paar seconden te accelereren naar ruim 40 kilometer per uur.

Vorige maand legde de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) beslag op een partij van 6.000 „relatief goedkope fatbikes” van Chinese makelij. Volgens de inspectie waren ze ingevoerd als elektrische fiets maar hadden ze „de technische kenmerken van een bromfiets”. Momenteel onderzoekt de inspectie waar de fatbikes vandaan komen. Eerder liet de ILT weten dat het „niet te voorkomen” is dat dit soort fatbikes op websites te koop worden aangeboden omdat „aan de buitenkant niet te zien is of het gaat om een fiets met trapondersteuning of een bromfiets.”

De overheid holt vooralsnog achter deze snel gegroeide markt aan. Bij een elektrische fiets mag de fabrikant zelf vaststellen of deze aan Europees vastgestelde richtlijnen voldoet, en dus komt er geen test van de RDW aan te pas. Toezichthouder ILT kan geen maatregelen opleggen aan aanbieders van buiten de Europese Unie – en dat zijn er heel veel. Een fiets die van buiten de Europese Unie wordt besteld, moet wel langs de douane, maar die controleert geïmporteerde fietsen alleen „vanuit fiscaal perspectief”, dus of de inhoud van een container met de administratie strookt.

Hobbelpaarden

De goedkope fatbikes hebben voor een tweedeling in fatbikewereld gezorgd. Reclameteksten als ‘100% legaal’ moeten de ene fatbike van de andere onderscheiden. Ook prijzen aanbieders hun fatbikes aan met de claim dat ze niet van „een garagebox” komen, of van de Bazaar in Beverwijk. Die markt heeft namelijk een reputatie als het offline walhalla van het goedkopere fatbikesegment.

Een verkoper bij een kraam op de Bazaar, vlak voor de ingang van hal 31 aan de Randweg, snapt de heisa niet. „Alles komt van God en uit China”, zegt hij. Hij vindt het „hypocriet” om de goedkope fatbikes af te schilderen als slecht en wijst even naar het oosten. „Dat komt omdat de dure merken in Amsterdam jaloers zijn.” In zijn kraam staan hobbelpaarden, kinderzitjes, trapauto’s en vooral: fatbikes. „We verkopen al tientallen jaren alleen kinderproducten” verklaart de verkoper. „Maar we hebben een paar meter voor fatbikes vrijgemaakt.”

Een moeder overlegt wat met haar zoon en stopt hem dan een handvol biljetten toe om er een exemplaar à 850 euro in contanten mee af te rekenen. De jongen mag de briefjes zelf aan de verkoper geven. Hij krijgt er een fatbike en een zwart plastic tasje voor terug. Daar zit de oplader in.

„We verkopen eigenlijk niet aan kinderen onder de 15 jaar”, zegt de verkoper, terwijl hij wat aan de geldbuidel pulkt die om zijn middel is gespannen. Hij wil niet met zijn naam in de krant, maar dit wil hij gezegd hebben. „Tenzij hun ouders erbij zijn. Dan is het niet mijn verantwoordelijkheid wat er gebeurt.”

Foto Olivier Middendorp

Bij een kraam even verderop inspecteert Ran Orie (49) uit Spijkenisse – zwart spijkerjasje, grote Ray-Ban zonnebril – een rijtje fatbikes. Hij is hier voor zijn nichtje dat vandaag twaalf is geworden. Op een mini-fatbike zoemt ze weg voor een proef-ronde op het brede asfalt tussen de rijen marktkramen. Orie wil haar de fiets geven omdat ze het zo goed doet op school. En hij haalt er meteen ook een voor zijn eigen kinderen. Hen kan hij niets weigeren. Hij is gescheiden, zegt-ie. En voor zijn werk veel in het buitenland, dus zijn kinderen ziet hij bijna nooit. „En wat moet je dan?”

Terwijl zijn nichtje haar rondje rijdt maakt Orie de grote gebaren die bij afdingen horen. Als hij hoort dat de garantie niet drie maanden maar drie dagen is, loopt hij even weg.

Orie is een internationale handelaar in natuursteen, en dus is dit „peanuts” voor hem, zegt hij voordat hij zich abrupt omdraait om de deal toch te sluiten. Hij koopt drie kleine fatbikes voor in totaal 1.050 euro. Hij krijgt er gratis een speelgoedauto bij.

Met zijn kinderen gaat Orie ook onderhandelen, kondigt hij aan. Ze moeten een helm op. Want: „die dingen zijn hartstikke gevaarlijk”. Zowel zijn zoon als zijn dochter is fotomodel, zegt Orie. Hij legt zijn handen even op zijn wangen als hij denkt aan wat er met hun gezichten zou kunnen gebeuren.


Scheidend burgemeester Melis van de Groep van Bunschoten is zoon en dienaar van het dorp

In gestreepte boezeroen en met vilten hoedje op zijn hoofd loopt de burgemeester van Bunschoten door de straten van Spakenburg, een van de twee aan elkaar gegroeide dorpskernen. Aan elke arm één kleindochter, zij zijn ’s ochtends door een oudtante aangekleed met geruit voorlijfje en een bloemrijke kraplap. Het is half juli en de eerste van vier Spakenburgse Dagen, een braderie, dus het is druk op straat.

Hé Melis, roept een man hem toe. Waar heje vrouw gelaten, Melis, vraagt een visverkoper. Je ziet er mooi uit, Melis, roept een vrouw. Melis van de Groep zwaait terug, knikt, wenst mensen een fijne dag.

In de Noorderkerk, aan de rand van het dorpscentrum, had de koffiedame hem ’s ochtends gevraagd of hij het nou een speciale dag vond. Melis van de Groep had gezegd wat hij al weken zei tegen iedereen die erover begon, in de raad en op straat: dat de landing was ingezet maar het besef nog niet helemaal was ingedaald. Daarna had hij de handen geschud van vertegenwoordigers van plaatsen als Hindeloopen en Huizen en Axel en Nunspeet. Ze waren allemaal in klederdracht, sommigen kleurrijk, anderen donker. Dat is de traditie.

Hoe vaak hij zich in de Spakenburgse klederdracht heeft gehesen om in optocht met de andere dorpen naar het Spui te lopen en hoe vaak hij daar vervolgens de Dagen opende, dat weet hij niet meer. Ooit bouwde hij de kramen op, later was hij er als VVV-bestuurslid bij, toen als wethouder, en nu alweer achttien jaar als burgemeester. Dit weet hij zeker: dat het deze woensdag de laatste keer is.

Want Melis van de Groep stopt ermee, eind augustus loopt hij voor het laatst van het gemeentehuis naar het woonhuis dat hij vanuit zijn werkkamer kan zien. Achttien jaar was hij burgemeester van Bunschoten (21.576 inwoners) en lang was er in Nederland niemand zoals hij: een burgemeester die de gemeente bestuurde waar hij zelf uit voortkwam.

Daarom kent hij de mensen op straat, en zij kennen hem zoals hun ouders elkaar kenden. Daarom kent hij de mensen in de Noorderkerk, want het is de gereformeerde denominatie waar hij zelf bij hoort en de kerk waar hij zelf gedoopt werd. Daarom noemt iedereen hem bij zijn voornaam.

Hij is, zegt hij tijdens een reeks gesprekken, nou eenmaal een zoon van het dorp. En dat niet alleen. Hij is als burgemeester ook een dienaar van de gemeenschap. Waardoor hij scherp ziet hoe die gemeenschap onder druk staat.

Melis van de Groep is sinds 2006 burgemeester van Bunschoten, een gemeente in het noordoosten van de provincie Utrecht.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Leerlingambtenaar

Het was zijn vrouw geweest die ergens in 1979 de advertentie uit de krant had geknipt. Van de Groep was die dag zoals altijd naar Amersfoort gefietst, waar hij in de verzekeringen zat. Maar zijn vrouw had andere plannen. De vacature van leerling-ambtenaar bij de gemeente Bunschoten leek haar echt iets voor hem.

Van de Groep was als kind al gefascineerd geweest door de politiek. Na school fietste hij langs z’n oma om het Nederlands Dagblad te lezen, met de commentaren van GPV-fractievoorzitter Piet Jongeling. Was een familielid jarig op verkiezingsdag, dan moest de tv aan om de uitslagen te volgen. Werden de lokale verkiezingsuitslagen op een groot bord bekend gemaakt, dan stond Melis van de Groep vooraan.

Hij snapte daarom wel dat zijn vrouw zei dat zijn „nieuwe baan op tafel lag”. Dus werd hij ambtenaar, zoals zijn vader ooit op aandringen van zijn moeder de vissersboot verruilde voor de wal. Dat is het matriarchaat, zo werkt dat in Bunschoten-Spakenburg. De vrouw is de directeur.

God moet de netten vol met vis stoppen. De vishandelaar moet ’em daarna verkopen

Op een paar jaar na, waarin hij het landelijk partijbureau van de GPV aanstuurde, inmiddels opgegaan in de ChristenUnie, zou hij de Bunschotense overheid nooit meer verlaten.

De gemeente huisde toen nog in de Dorpsstraat, meer dan veertig mensen werkten er niet, en de taken waren simpel: de gemeente ging vooral over de fysieke buitenruimte, over woningbouw, het groen, de haven. Maar zo rond de tijd dat Van de Groep ambtenaar werd, begon er ook een proces dat op het eerste gezicht logisch leek.

Gemeenten kregen meer te zeggen over sport, onderwijs en cultuur, en Van de Groep moest dat beleid gaan maken. Er was bij wet de financiële gelijkstelling in het onderwijs. Moest er bij de ene school een gebroken ruit vervangen worden of kocht de ene school pennen, dan kregen ook alle elf andere scholen daar geld voor. Ook als ze helemaal geen gebroken ruit of pennentekort hadden. Elke gulden moest twaalf keer worden uitbetaald. In een schriftje hield Van de Groep het bij.

De hand op de knip

Groter was de overheveling van het welzijnswerk, toen al onderbouwd door het idee dat de gemeente de mensen het beste kent en dus ook het beste kan helpen. Het Rijk hing gemeenten ‘worsten’ voor. Zo leerde hij alle subsidieregelingen kennen en wist hij precíes waar er voor Bunschoten geld opgehaald kon worden. Decennia later zouden ze op het provinciehuis zeggen dat als Melis van de Groep langs kwam, je de hand op de knip moest houden.

Het was pas vele decennia en decentralisaties later dat Van de Groep zag wat er toen was begonnen: een verzwakking van het lokale bestuur die de band tussen gemeente en gemeenschap onder druk zou zetten.

Bunschoten, zeggen Bunschotenaren, is geen Urk of Staphorst: het is er wel gelovig, maar niet te zwaar en niet te zwart. Het is er eigenzinnig, maar met de blik naar buiten. Bunschotenaren gaan er op uit. Kijk ’s ochtends naar de N199 en je ziet een lange parade van viskarren, handelaren en aannemers het dorp verlaten. In de lokale identiteit zit een zelfstandigheid die, en dat is minder paradoxaal dan het lijkt, ook gebouwd is op afhankelijkheid. God moet de wasdom geven, God moet de netten vol met vis stoppen. De vishandelaar moet ’em daarna verkopen.

Kerken en voetbalclubs onderscheiden de mensen van elkaar, zegt Van de Groep, maar scheiden ze niet

Kerken en voetbalclubs onderscheiden de mensen van elkaar, zegt Van de Groep, maar scheiden ze niet. Neem de blauwen (Spakenburg) tegen de rooien (IJsselmeervogels). Het is een van de grootste rivaliteiten in het Nederlandse amateurvoetbal. Maar toen ze jaren terug op een zaterdag tegen elkaar speelden, hing er een spandoek met de tekst: ‘Morgen zingen wij weer samen’. En als het moet, zoals met de moord op het veertienjarige meisje Savannah in 2017, trekt iedereen samen op tegen het kwaad.

Zo bezien was het helemaal niet gek dat mensen in 2006 naar Melis van de Groep keken toen er een burgemeestersvacature was. Hij zat twaalf jaar in de lokale politiek, sinds 1997 was hij wethouder. Maar Van de Groep twijfelde. Ja, hij had wel eens tegen z’n vrouw gezegd dat hij nog eens ergens burgemeester wilde worden en nee, zijn vrouw had toen duidelijk gemaakt dat ze niet gingen verhuizen.

Maar zijn gevoel zei dat het niet kon. Een burgemeester van ‘binnen’ was in Bunschoten al sinds 1895 niet meer voorgekomen en landelijk niet meer sinds de jaren vijftig. Hoe ga je vanuit een politieke functie naar een positie van onafhankelijkheid? Kán je dan wel boven de partijen staan, hebben mensen niet allerlei verwachtingen van je die je nooit waar kan en wil maken?

Toch keek de rest van de gemeenteraad naar hem, dus ging hij het ‘experiment’ aan. Er was nog wel iemand die opmerkte dat in het evangelie van Marcus stond beschreven dat profeten in hun eigen stad niet worden geëerd, maar Van de Groep herinnerde de man eraan dat hij geen profeet was, slechts burgemeester. De eerste echte test kwam een half jaar na zijn installatie, toen hij uit voorzorg voor rellen bij een voetbalwedstrijd de hele gemeente drooglegde. Ja: bij een wedstrijd van zíjn club. Dat was de vuurdoop. Daarna werd het pas weer echt moeilijk toen uit China een virus was overgewaaid.

Omsingeld en belegerd

In zijn brief aan de Romeinen schreef de apostel Paulus dat iedereen het gezag van de overheid moet dienen omdat er geen gezag is dat niet van God komt. Wie zich tegen de overheid keert, keert zich dus tegen God. Van de Groep haalde het Bijbelvers aan tijdens een lekenpreek die hij begin dit jaar voor jongeren gaf in een Spakenburgse kerk. En als mensen hem in zijn laatste maanden vragen naar zijn moeilijkste moment als burgemeester, begint hij er ook over.

De bewering van Paulus houdt hem nadrukkelijker bezig sinds er op een dag een inwoner voor de deur stond met de boodschap dat Van de Groep binnen drie maanden een kogel door zijn kop zou krijgen.

Dat was middenin de coronacrisis en er waren dorpsgenoten die niet op Romeinen 13 terugvielen, maar op Openbaring 6. Daarin beschrijft Johannes een visioen over vier ruiters die de Apocalyps aankondigen. Waren de coronamaatregelen niet het teken van het beest waar Johannes voor waarschuwde, vroegen sommigen in het dorp zich af, was Hugo de Jonge niet de duivel en was Van de Groep als uitvoerder van diens maatregelen geen knecht van de duivel?

Burgemeester Melis van de Groep loopt met zijn kleindochters over de braderie.
Foto Dieuwertje Bravenboer

Sommige van die mensen waren broeders en zusters uit zijn kerk. Ze waren nooit tegen de overheid geweest, maar keerden zich gaande de pandemie tegen Van de Groep. Er waren dreigbrieven, mensen die aanbelden, jongeren die dreigden naar zijn huis te komen. Een enkele coronademonstrant nodigde hij later uit voor een kop koffie. Hij keek ze recht in de ogen, vroeg wat er mis was. Maar de pijnlijke conclusie was dat hij hen niet meer kon bereiken. Sommigen doen inmiddels alsof het allemaal nooit gebeurd is, dat laat hij maar zo. Anderen lopen snel om als ze Van de Groep zien aankomen of draaien hun hoofd weg. Ook dát doet hem pijn, de eenzaamheid die die mensen moeten voelen.

Er zit, denkt hij, een diepere gezagscrisis onder. Na afloop van de lekenpreek merkte hij ook weer dat vertrouwen in de overheid helemaal geen vanzelfsprekendheid is onder jongeren. Die zeggen: Ja, maar Groningen. Ja, maar de Toeslagenaffaire. Ja, maar de overheid moet zelf maar eens het goede voorbeeld geven. Bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen werd de PVV met een derde van de stemmen de grootste partij in Bunschoten – de christelijke partijen kwamen samen amper tot een kwart.

Identiteit

Natuurlijk worden er in Den Haag soms wetten aangenomen waar hij weinig van moet hebben. Maar er is de wettelijke taak en de taak van boven. God wil dat hij Bunschoten dient, gelooft Van de Groep, dus zet hij zich in. Dat maakt hem géén dienaar van God; Nederland is geen godsdienstige staat, er zijn hier wetten die hij moet uitvoeren.

Maar: als de leider van de grootste partij het over een „nepparlement” heeft, over „neprechters” en „nepmedia”, als jongeren hun informatie van sociale media halen, als de kerkgang minder vanzelfsprekend is, probeer er dan nog maar eens tegenin te roeien. De cultuur van het ‘Ik’ houd je amper tegen.

Hij ziet het ook in de afnemende betrokkenheid van burgers bij de lokale politiek. Partijen hebben meer moeite om goede kandidaten te vinden voor de gemeenteraad. Ondertussen geeft het Rijk gemeenten meer taken maar niet meer geld. Gemeenten met veel meer inwoners dan Bunschoten gooiden de handen al in de lucht en fuseerden. Hij wijst naar een schilderijtje aan de muur van zijn werkkamer. Bunschoten staat er als Gallisch dorpje op, Amersfoort als de Romein die ook Baarn, Soestdijk en Nijkerk dreigt over te nemen. We zijn omsingeld en belegerd, zegt Van de Groep knipogend.

Er is nu geen sprake van een fusie. Maar zelfs als er sprake van was dan zou Bunschoten zijn identiteit kunnen behouden. Het maakt Van de Groep hoopvol dat op de Visserijdag, een jaarlijks feest voor het dorp zelf aan het einde van de zomer, de laatste jaren jongeren weer massaal in klederdracht komen.

Maar hij weet dat wat bij een fusie verloren gaat, nooit meer terug komt: het samenvallen van gemeenschap met gemeente. Dat híj niet de laatste burgemeester van Bunschoten is geweest maakt hem trots. Misschien, denkt hij, is dat wel het grootste succes.

Half juli, tijdens zijn laatste raadsvergadering, zegt de nestor van de raad dat ze niet dichter bij een gekozen burgemeester konden komen dan Melis van de Groep. Eind augustus zal hij ook afscheid nemen van de burgers, samen met zijn vrouw zal hij met een botter de haven uitvaren. Maar de volgende dag zal hij weer gewoon door het dorp fietsen en de dag erna ook. Wie hem opvolgt is nog onduidelijk. In de profielschets wordt gezocht naar iemand die „een van ons is of wil worden”. Er is een extra sollicitatieronde nodig om die persoon te vinden.

CV
Melis van de Groep

Melis van de Groep (1958) werd geboren in Bunschoten.
Hij was tussen 1979 en 1991 ambtenaar bij de gemeente, tussen 1994 en 2002 raadslid, tussen 1997 en 2006 wethouder en is sindsdien burgemeester.
Daarnaast was hij directeur van het partijbureau van de GPV en Statenlid in de provincie Utrecht (2001-2007).


Rapper Baba Israel: ‘Het is hartverwarmend om als hiphopper te worden verwelkomd op een klassiek festival’

Händel en hiphop, gaat dat samen? Wat de New Yorkse rapper Baba Israel betreft wel: „Hiphop kent een soort complete vrijheid. Je kunt genres combineren die eigenlijk niet bij elkaar zouden moeten passen.” Op het twintigjarig jubileum van het klassieke Stift Festival in Twente treedt hij op met een bijzonder openingsconcert: ‘Händels Messiah Rapped’. Vanuit zijn woonkamer in New York vertelt hij erover via Zoom.

Het oratorium Messiah van Georg Friedrich Händel combineren met rap, hoe kom je erop?

„Het idee komt oorspronkelijk van violist Hugo Ticciati, een heel experimentele en visionaire artiest. Hij runt het Zweedse festival O/Modernt, waar veel muzikale kruisbestuivingen plaatsvinden. Hugo’s werk ligt in de klassieke muziek, maar voor het festival in 2016 besloot hij een connectie met hiphop te maken.

„Toen hij een rapper zocht die openstond voor zo’n maf idee, kwam ik in beeld. Ik heb namelijk een heel multidisciplinaire achtergrond. Mijn ouders werkten bij een avant-gardetheatergezelschap. Mijn vader was jazzmuzikant, mijn moeder zat in de experimentele cinema. Zelf heb ik een masteropleiding Interdisciplinary Arts gevolgd. Ik maak veel shows waarin hiphop gemixt wordt met theater.

Messiah kende ik wel een beetje, het is zo’n iconisch stuk. Iedereen heeft het wel eens gehoord, op zijn minst het ‘Hallelujah’-koor. Maar ik was niet bekend met het hele werk. Het was een mooie ervaring om met het stuk te kunnen interacteren.”

Een van de musici in het Zweedse projectorkest destijds was violist Daniel Rowland, artistiek leider van het Stift Festival. Rowland was onder de indruk van de emotionele kracht van Israels teksten. Deze zomer brengt hij het concept naar Twente, in samenwerking met vier klassieke solisten en het Enschedese koor Consensus Vocalis. Zij voeren Händels volledige Messiah uit; enkele koorstukken zijn voor de gelegenheid zelfs vertaald naar het Twents. Het bijna driehonderd jaar oude oratorium treedt in dialoog met Engelse rapteksten van Baba Israel.

Hoe gaat dat er precies aan toe?

„Het wordt een soort vraag-antwoordstructuur, en mijn aandeel is improvisatie. Dat is een spannend contrast met de klassieke muziek, waarin het vaak draait om precisie en trouw zijn aan de bladmuziek.”

Improviseren, hoe heb je dat geleerd?

„Het vergt veel oefening. Ik heb tien jaar lang improvisatietheater gedaan, ik heb de commedia dell’arte (Italiaans improvisatietheater uit de 16de tot 18de eeuw, red.) bestudeerd. In de hiphop kennen we het concept van een cipher, artiesten die in een kring bij elkaar komen om samen te improviseren. Dat is een belangrijk deel van mijn training geweest.

„Maar improviseren is ook gewoon een deel van mijn dagelijkse routine, onder de douche, bijvoorbeeld. Dat doe ik voor mijn mentale gezondheid. Sommige mensen houden een dagboek bij, ik improviseer graag. Die unieke menselijke gave om je gedachten op een spontane manier te kunnen ordenen, met ritme, rijm en metaforen, daar word ik heel enthousiast van.”

Hoe werkt dat dan? Neem je gewoon een onderwerp in je hoofd en ga je daarmee aan de slag?

„Ja, ik ga vrij associëren. Geef me eens drie woorden? Gewoon het eerste wat in je opkomt!”

Uit het niets verbindt Israel de drie willekeurige begrippen die ik hem aanreik (waterkan, plant, liefde) naadloos rijmend aan elkaar, in een complete raptekst. De thematiek van Messiah en de staat van de wereld neemt hij er en passant in op.

Wauw, indrukwekkend! Ga je je Messiah-rapteksten ook ter plekke verzinnen of zit daar wel voorbereiding in?

„Ik bestudeer vooraf de oorspronkelijke tekst, daar haal ik allerlei woorden en zinsneden uit die mijn aandacht trekken. En dan bedenk ik: welk commentaar kan ik daar nu, in 2024, op geven? Welke woorden, welke ideeën passen bij de huidige tijd? Dat wordt de basis voor mijn improvisatie.”

Is het met jouw achternaam onvermijdelijk om het te hebben over wat zich afspeelt in het Midden-Oosten?

„Ja, we leven in een complexe wereld met veel zorgen over de toekomst. Mijn naam is inderdaad beladen. Ik stel me nu vaak voor als Baba ‘not in my name’ Israel. De joodse traditie waarin ík ben grootgebracht, draait juist om het bouwen aan een rechtvaardige wereld. Samen met veel Joodse mensen hier in New York protesteer ik tegen wat er gebeurt in Gaza; we roepen op tot een staakt-het-vuren en vrede.

„In de tekst van Messiah zit veel oorlog en conflict. Wat ik wil bevragen is de vicieuze cirkel van wraak en vergelding. Het is tijd voor iets nieuws: hoe kunnen we onszelf in een toestand brengen van echte compassie? Een staat waarin we respect en eerbied hebben voor elk mens op aarde. We moeten toe naar een wereld van samenwerking en nieuwsgierigheid naar elkaar. Die universele principes van mededogen en vreugde, de herstellende kracht van de liefde, dat zit óók in de tekst van Messiah.”

Israel wordt tijdens zijn improvisaties begeleid door een jazztrio. Twee Nederlandse musici, en dezelfde bassist als in Zweden. Componist Henrik Måwe maakte jazzinterpolaties op de baslijnen uit Händels muziek.

Dat is verrassend genoeg best een barokke manier van muziek maken. Componisten als Händel schreven vaak een basmelodie uit met wat harmonische aanwijzingen, waarbij veel ruimte overbleef voor improvisatie.

„Daar had ik nog niet eens over nagedacht, maar dat klopt inderdaad!”

De klassieke muziekwereld wordt weleens gezien als stijf en conservatief. Wat zijn je ervaringen tot nu toe als rapper op klassieke podia?

„Ik had zelf ook wel vooroordelen over klassieke musici. Hoe zou ik daar ontvangen worden, zijn mensen erg rigide? Maar dat soort attitudes heb ik helemaal niet ervaren, iedereen is juist heel nieuwsgierig naar wat ik doe. Het is hartverwarmend om als hiphopper te worden verwelkomd op een klassiek festival.”

Zie je veel overeenkomsten tussen klassieke musici en hiphopartiesten?

„Er zijn wel bepaalde universele kwaliteiten, zoals nieuwsgierig zijn en steeds willen blijven leren. Als artiest moet je het vermogen hebben om geraakt te worden, en anderen te kunnen raken. Wanneer je een groep strijkers hoort spelen dan gaat dat rechtstreeks naar je hart, het is zo krachtig. Dat geldt voor hiphopmuziek net zo. Als ik luister naar een beat van J Dilla dan voel ik ook sterke emoties.

„Ik ga me tijdens het concert ook laten inspireren door de klassieke zangers en de emotie die zij met het vibreren van hun stem teweegbrengen. Dat is het mooie als je kunt improviseren, dan ben je op alles voorbereid.”

Rapper Baba Israel is te horen in Händels Messiah op 16 augustus tijdens het Stift Festival op Landgoed Twickel bij Delden. Info: stiftmusicfestival.nl


OM: ‘Jacco G. moet hebben geweten van drugssmokkel bij Bulk Terminal Zeeland’

Als de 59-jarige Jacco G. op donderdagmiddag tegen half drie het woord krijgt in de grote zaal van de rechtbank in Breda zet de tanige en getekende Zeeuw zijn leesbril op. Hij pakt met trillende hand een handgeschreven brief. „Als u het goed vindt, lees ik die voor”, zegt de directeur-grootaandeelhouder van Bulk Terminal Zeeland (BTZ) in Vlissingen.

Hij zit al sinds mei van dit jaar vast en het Openbaar Ministerie heeft zojuist uit de doeken gedaan waarvan Jacco G. precies wordt verdacht. Hij is als eigenaar en directeur van bulkoverslagbedrijf BTZ vermoedelijk al sinds 2017 betrokken bij de geslaagde smokkel van duizenden kilo’s cocaïne. Daarnaast heeft hij volgens het OM de afgelopen jaren geholpen met het opzetten van een smokkellijn vanuit Gambia, crimineel geld witgewassen en valsheid in geschrifte gepleegd.

Samen met de twee andere directieleden van BTZ, zijn jongere broer René G. en Ko de K., heeft Jacco G. een criminele organisatie gevormd die cocaïnesmokkel faciliteerde via de terminal in de haven van Vlissingen.

Lees ook

Na de containers met bananen: de cocaïne komt ook via de bulkhavens het land in

Vrachtauto’s en een trekker op de Bulk Terminal Zeeland in Ritthem, gemeente Vlissingen. Directieleden zijn aangehouden op verdenking van drugssmokkel.

Boos en teleurgesteld

„BTZ was een prachtig bedrijf”, leest Jacco G. voor uit zijn eigen brief. Maar daar is niks van over. „Ik ben boos én teleurgesteld”, zegt hij met een vlakke stem. Boos is hij op zijn broer René en collega Ko de K. die zijn bedrijf „buiten het zicht van hem en zijn personeel om” hebben gebruikt voor drugshandel „uit eigen belang”.

Teleurgesteld is hij in het Openbaar Ministerie en de gemeente Vlissingen. „Er is geen bewijs voor mijn betrokkenheid bij drugshandel of contact met criminelen. Dat heb ik uitgelegd in vijftien verhoren en toch houdt het OM vol dat ik van bepaalde zaken wel moet hebben geweten. Hang me maar aan een leugendetector: dit is mijn wereld niet.”

Ook voor de gemeente heeft Jacco G. geen goed woord over. „Er was een akkoord met banken, personeel en klanten om het bedrijf door te laten draaien, zonder de bestaande directie. Maar de gemeente heeft desastreus gehandeld door BTZ voor twaalf maanden te sluiten”, aldus Jacco G. Kort na dat besluit afgelopen juli werd het bedrijf failliet verklaard.

Het Openbaar Ministerie gelooft Jacco G. niet, zo blijkt uit de woorden van de officier van justitie. Hij is altijd verantwoordelijk geweest voor de administratie en de financiën van het bedrijf. De stelling dat zijn broer René en Ko de K. „een winkel in de winkel hadden” klopt volgens het OM dan ook niet. „Het onderzoek wijst uit dat de legale en illegale activiteiten van BTZ zo verweven waren dat Jacco G. wel geweten moet hebben wat er allemaal op het terrein van het overslagbedrijf gebeurde.” Dat blijkt volgens het OM bijvoorbeeld uit afhandeling van de deklading kolen waarin een partij van ruim 2.000 cocaïne was verstopt.

Infiltratie-actie met nepbedrijf

Het contact met criminelen lag bij René G. en Ko de K. Dat gebeurde via speciale toestellen van telecomaanbieders Sky en Exclu. Informatie die via hun netwerk is verstuurd vormt belangrijk bewijs nu de claim van die bedrijven dat de politie berichten niet kon lezen, onjuist is gebleken.

Om te bewijzen dat ook Jacco G. op de hoogte moet zijn geweest heeft het OM een infiltratie-operatie opgezet waarbij een nepbedrijf BTZ heeft benaderd. Alle contacten tussen de infiltrant en BTZ zijn opgenomen. Het gemak waarmee René G. en Ko de K. afspraken maakten over cocaïnesmokkel via BTZ is „schokkend”, aldus het OM. „In vier gesprekken was het geregeld. In ruil voor 10 procent van de waarde van de cocaïne geven René G. en Ko de K. gewoon advies over de beste manier om cocaïne het land in te smokkelen.”

In het geval van de infiltratie-actie ging het om een proefzending met een waarde van 1,8 miljoen euro en kregen de mannen van BTZ 180.000 euro plus de deklading. Verdachte Ko de K., net als René G. niet aanwezig in de rechtbank, heeft volgens het OM verklaard dat 90.000 euro voor René G. was. De andere helft zou worden verdeeld tussen Jacco G. en Ko. de K.

Volgens G.’s advocaat is deze verklaring van Ko de K. „ongeloofwaardig”. „Er is geen concreet bewijs dat mijn cliënt koppelt aan drugscriminelen of drugssmokkel. Zijn verzoek om de voorlopige hechtenis van Jacco G. te schorsen is door de rechtbank afgewezen. Eind oktober oordeelt de rechtbank opnieuw over de vraag of de verdachten hangende de strafzaak vast moeten blijven zitten.