‘Het lijkt hier soms wel een camping”, zegt beheerder Marc Zeegers door het opengeschoven schuifraam bij de receptie. Op de uitgestrekte parkeerplaats bij de ijsbaan aan de rand van Haarlem staan deze zomerdag negen campers geparkeerd, de meeste met Nederlands kenteken. Er is veel ruimte en parkeren is gratis. Officieel mogen ze hier net als elders aan de openbare weg maximaal drie dagen achter elkaar staan, op straffe van een boete of wegslepen. Maar ze worden gedoogd omdat ze niemand in de weg staan. „Ik ben wel benieuwd wanneer ze weer weg zijn”, zegt hij. „In het najaar zijn hier evenementen, dan moeten ze wegwezen.”
Aan de rafelranden van steden, maar ook op rustige plekken in woonwijken, staan opvallend veel campers te wachten totdat hun bezitters ze naar stallingen kunnen brengen. Maar of ze daar allemaal terechtkunnen is de vraag.
Het vakantiewagenpark van Nederland groeit al jaren harder dan het aantal stallingsplekken. Sinds 2010 is het aantal campers op de Nederlandse wegen bijna verdrievoudigd tot ruim 190.000, aldus brancheorganisatie KCI. Sinds corona is de populariteit in een stroomversnelling gekomen, de laatste jaren houdt die aan.
Analisten van ABN Amro constateerden dat campers opvallend populair zijn onder jongvolwassenen. De fotogenieke plaatjes van het zonnige en avontuurlijke ‘#vanlife’ op Instagram en Tiktok werken blijkbaar aanstekelijk, en ook trends als ‘off-the-grid’ leven en ‘digitale nomaden’ helpen de camper vooruit, aldus de onderzoekers. Ook ouderen kiezen vaker voor een camper. Volgens ABN Amro onder meer dankzij het grotere gebruiksgemak in vergelijking met een caravan, bijvoorbeeld bij het neerzetten op de camping. En veel elektrische auto’s kunnen geen caravan trekken.
Lange wachtlijsten
„Onze leden hebben wachtlijsten van rond de 150 mensen of meer”, zegt Taco Smit van Topstallingen, een branchevereniging van stallingsbedrijven. „Er komen de hele dag telefoontjes en mailtjes binnen van mensen die nog een plek zoeken, zeker nu de zomer voorbij is.”
Hoe groot het tekort is is moeilijk te zeggen. Stallingsplekken worden niet centraal geregistreerd en veel mensen stallen bij particulieren en boerenbedrijven – die niet altijd aan de brandveiligheids- of verzekeringseisen voldoen. „Ik hoor veel mensen die echt wanhopig op zoek zijn”, zegt Smit. „Ik hoor dat nu ook veel verkopers al waarschuwen dat mensen wel een stallingsplek moeten veiligstellen voordat ze een camper kopen. Maar ik weet soms ook geen oplossing voor ze.” Hij hoort ook mensen die hun camper weer willen verkopen omdat ze hem nergens kwijt kunnen, zegt hij.
Het tekort is groter voor campers dan voor caravans: de kampeerwagens zijn vaak groter en er gelden strengere opslagregels vanwege alle apparatuur en motoren. Tijdens de coronapandemie begonnen veel boerenbedrijven met het aanbieden van stallingsplekken, maar stoppen daar nu vaak weer mee vanwege de tegenvallende werk- en regeldruk. Ook grote professionele stallingen stoppen omdat ze de regeldruk te groot vinden, of omdat ze van de gemeente geen vergunning voor uitbreiding krijgen.
Onlangs kondigde een groot stallingsbedrijf, Van Vliet in Wateringen, aan om helemaal te stoppen, na 35 jaar. „De steeds strenger wordende eisen die de brandweer stelt aan ons pand maken nieuwe aanpassingen noodzakelijk. Die kosten kunnen we niet dragen,” schrijft het bedrijf in een verklaring.
Het uitbreiden van de capaciteit is volgens Taco Smit van Topstallingen voor veel bedrijven moeilijk rendabel te krijgen. Grote prijsstijgingen lijken onvermijdelijk, een camper stallen kost nu al vaak meer dan 1.000 euro per jaar. Brancheorganisatie Bovag raadt camperaars zonder stallingsplek aan om het verder van huis te zoeken: „Desnoods dichter bij de vakantiebestemming ”, zegt woordvoerder Stijn Oosterhuis.
Ook de ANWB denkt dat veel camperbezitters hun verwachtingen moeten bijstellen: „Eigenaren zullen veel verder moeten gaan rijden, terwijl iedereen graag een stalling om de hoek heeft, om er spontaan op uit te kunnen trekken”, zegt woordvoerder Stephan Grout.
Tijdens hun zoektocht zullen nieuwe camperbezitters hun wagen van tijdelijke plek naar tijdelijke plek moeten rijden, telkens een stapje voor de handhaving uit. Bij de Haarlemse ijsbaan zegt beheerder Marc Zeegers er voorlopig nog geen overlast van te ondervinden. „Vorige herfst loste de drukte vanzelf op. Dat zal nu ook wel weer zo zijn, toch?”
De prinses is een expert in het afschudden van beveiligers. Als ze op stap wil zonder gevolgd te worden door haar potige schaduwen, heeft ze een flink scala aan streken tot haar beschikking. Soms gaat ze het huis van een vriendin binnen, verwisselt van jas en hoofddeksel en verdwijnt daarna door de achterdeur naar buiten – de bodyguards die aan de voorkant staan te wachten in verwarring achterlatend. Dan weer zet ze het in de smalle straatjes van de binnenstad op een fietsen, terwijl haar beveiligers enkel beschikken over een auto, die al snel vastloopt.
Zijn dit de countersurveillance-trucjes van prinses Amalia in Amsterdam anno 2024? Nee, dit was het werk van haar overgrootmoeder Juliana, die in 1927 in Leiden was gaan studeren. Deze kroonprinses hoefde niet bang te zijn voor ontvoeringspogingen door de georganiseerde misdaad, zoals Amalia, maar ook een eeuw geleden kon iemand ‘van Duitschen bloed’ niet zomaar over straat.
‘Ze stond altijd open voor contacten met gewone studenten’, zegt toenmalige studiegenoot over kroonprinses Beatrix
Juliana wilde graag een ‘gewone’ studententijd, maar dat bleek in de praktijk onmogelijk. Het is een probleem waarmee haar nakomelingen nog altijd te maken hebben, zoals deze week bleek toen Amalia twee keer in het nieuws kwam. Ze is, zo berichtte zakenblad Quote begin deze week, lid geworden van het studentencorps in Amsterdam – een vereniging die vanwege grensoverschrijdend gedrag van haar leden kampt met een imagoprobleem. Twee jaar geleden bevestigde de Rijksvoorlichtingsdienst nog aan de NOS dat de prinses had besloten „op dit moment” geen lid van het corps te worden. Donderdag verscheen het bericht dat een auto met vier Amsterdammers erin in Antwerpen met veel wapengekletter aan de kant was gezet. Ze bleken zonder het te weten exact dezelfde route als de kroonprinses te hebben gereden en ze werden op verzoek van haar beveiligers klemgereden door de politie.
Jula
Prinses Juliana werd in 1927 lid van de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten te Leiden (VVSL), de feminiene evenknie van het corps, en ze stond erop mee te doen aan de ontgroening. Ook wilde ze getutoyeerd te worden. De praeses van het corps was hierover zo onthutst dat hij aan de bel trok bij het hof. Dat kwam hem op een persoonlijke terechtwijzing te staan van koningin Wilhelmina, die lieten weten dat zij en haar man de „omgang in vrijheid op voet van gelijkheid van hun dochter in de studentengemeenschap welbewust hadden gekozen”.
Juliana bewoonde een villa in Katwijk en werd per auto naar college gebracht. Dat was op haar uitdrukkelijk verzoek een wagen zonder kroontje. Haar clubgenoten (jaarclub Zestigpoot) mochten haar ‘Jula’ noemen, maar toen medicijnenstudente Margaretha Leenmans, later bekend als de dichteres M. Vasalis, dat een keer deed tijdens een bezoek aan het paleis, kwam haar dat op boze blikken van de hofdames te staan.
Ook Juliana’s dochter Beatrix ging in Leiden studeren. Ze kwam in 1956 aan en werd ook lid van de VVSL, waar ze de bijnaam Uilskuiken zou hebben gehad, wellicht een verwijzing naar de uil van Minerva, de naam van de sociëteit. Ze was actief binnen de vereniging, waar ze onder meer illustraties produceerde voor de almanak. Aan de hoofdredacteur schreef ze: „Als het geheel je tegenvalt, aarzel dan niet om alles af te keuren. Werkelijk, ik ken het soort situaties te goed. Ik vind het echt niet naar of pijnlijk (…) Kijk maar of er iets bij is. Sterkte en succes met de almanak!”
Benauwd
Beatrix kreeg een burgervriendje en woonde in het centrum van Leiden, op Rapenburg 45, maar verder wilde deze prinses veel minder graag ‘gewoon’ zijn dan haar moeder. Integendeel, volgens tijdgenoten verloor ze in Leiden „een deel van haar oorspronkelijk eenvoudige en nietgeaffecteerde persoonlijkheid”.
Ben Bot, de latere minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Balkenende II en destijds een studiegenoot, noemde haar ‘u’ en ‘Koninklijke Hoogheid’. „Maar ze stond altijd open voor contacten met gewone studenten”, aldus Bot. Beatrix zelf zei later over haar Leidse tijd: „Ik heb me zo benauwd gevoeld in die jaren.”
Haar zoon Willem-Alexander slaagde er een stuk beter in de ketenen van het protocol af te werpen toen hij in 1987 ging studeren – ook in Leiden, waar ook hij lid werd van het corps. De prins ging met twee huisgenoten wonen op Rapenburg 116. Op de begane grond sliepen zijn beveiligers; hijzelf had een kamer op de eerste verdieping, buiten het zicht van de straat.
De troonopvolger was regelmatig te vinden op de sociëteit Minerva en in zijn favoriete kroegen Barrera, Cheers en de Keyzer, waar hij ook plaatsnam achter de tap. Zijn frequente horecabezoek leverde hem, tot zijn ergernis, de bijnaam ‘Prins Pils’ op.
Een journalist van NRC Handelsblad die zocht naar verhalen over Willem-Alexander, stuitte in Leiden op een muur van stilte. „De kastelein zwijgt, studenten zeggen niets en een huisgenoot van de kroonprins die in de deuropening de Telegraaf leest, verwijst naar een inwonende beveiligingsman die vriendelijk maar resoluut contacten afhoudt.”
Geruchten
Anoniem lekte er wel het nodige uit, vooral over Willem-Alexanders gedrag bij het corps, waar hij ook altijd begeleid werd door zijn bodyguards. Een journalist van HP/De Tijd noteerde: „In de grote zaal van het Minervagebouw aan de Breestraat zat hij soms in een oude fauteuil bij de haard. Hij liet dan studenten ophalen en voor zich verschijnen over wie hem geruchten ter ore waren gekomen die hij wilde verifiëren.”
Zelf zei Willem Alexander na zijn afstuderen in een interview met alumniblad Leidraad dat hij moeite had gehad met de hiërarchische verhouding binnen het corps. Hij, die net twee jaar bij de marine had gediend, verbaasde zich erover dat de wereld aan hem werd uitgelegd „door een paar mensen die niet meer hadden gezien dan hun ouderlijk huis”. Omdat ze al een paar jaar langer bij de vereniging zaten, bleek discussiëren geen zin te hebben, leerde hij. „Op een gegeven moment wordt je dan wijzer en zeg je: laat ze maar.”
Bronnen: Jutta Chorus: Beatrix. Dwars door alle weerstand heen; J.G. Kikkert: Willem-Alexander. Prins van Oranje; Jolande Withuis: Juliana. Vorstin in een mannenwereld.
Het was geluk, zo eerlijk moet je zijn. Toen politieagenten Gerard V. in het voorjaar van 2022 tijdens een verkeerscontrole staande hielden, kreeg de vrachtwagenchauffeur nét een naaktfoto binnen op z’n telefoon. Van een minderjarige, dacht een agent te zien. Ja, bevestigde de chauffeur, en toen de politie daarop zijn telefoonverder onderzocht, vonden ze ook een vorm van kindermisbruik waar in Nederland nog amper mensen voor veroordeeld waren.
Maandag stond V. voor de rechter en hoorde hij het Openbaar Ministerie vier jaar celstraf en tbs tegen hem eisen. Het speelde mee dat hij al eens was veroordeeld voor ontucht met zijn eigen dochters. Vrijdag staat een tweede verdachte terecht, een 26-jarige man uit Spijk. Zowel deze man als V. worden verdacht van het vervaardigen en bezitten van kinderpornografie: van kinderen aan de andere kant van de wereld die via webcams misbruikt worden.
Zulk misbruik bestaat al sinds apps als Facetime en Skype bestaan, zegt Linda van den Oever, landelijk officier van justitie in zaken rond kinderporno en kindersekstoerisme. Maar de laatste jaren heeft het „een vlucht genomen”.
Livestreams
De traditionele sekstoerist vloog naar landen als de Filipijnen, waar kinderen in bars tegen betaling werden aangeboden voor misbruik. En online bekeken, verzamelden en verstuurden pedofielen beelden van misbruikte kinderen via onder meer het darkweb, de moeilijk toegankelijke delen van het internet. Maar sinds de coronapandemie, toen reizen moeilijker werd, ziet justitie steeds vaker beelden van misbruik opduiken die via livestreams gemaakt zijn.
De opsporing van daders van zulk misbruik is nog complexer dan bij andere kinderpornografie, schetst Van den Oever. Soms is er de toevalstreffer, zoals bij Gerard V. Maar vaker is justitie afhankelijk van wat er aan – cru gezegd – de ‘aanbodkant’ gebeurt. „In landen als Filipijnen en, zoals in de zaak die vrijdag speelt Madagaskar, wordt iemand opgepakt die een kind voor de camera heeft gezet. Op telefoons en computers vindt de opsporing dan contactgegevens van afnemers, of transacties. Soms zitten daar ook Nederlandse nummers en e-mailadressen tussen.”
De daders in zulke „bronlanden” zoeken via internet contact met „afnemers”, met name in landen waar mensen goed Engels spreken. Vaak zijn die daders tantes, nichtjes en moeders van slachtoffers die de kinderen via de webcam tegen betaling aanbieden aan westerse mannen.
Zo zou V. via Facebook in contact zijn gekomen met een Filipijnse familie, zei hij maandag tijdens de zitting. Hij wilde, beweerde hij, de familie helpen met geld voor bijvoorbeeld schoolspullen. In ruil werden kinderen dan voor de webcam misbruikt. In zijn zaak werden naast de livestreams nog 3.400 andere beelden aantroffen. Bij de helft daarvan was sprake van penetratie, vrijwel altijd ging het om kinderen jonger dan twaalf jaar.
Bron van inkomsten
Dat misbruik tekent kinderen voor de rest van hun leven, zegt Van den Oever. „Ook omdat het vaak niet gaat om één moment van misbruik, om één chatgesprek of livestream van een kwartiertje. Het is een bron van inkomsten, dus zijn er zoveel mogelijk klanten en worden ze zo vaak mogelijk misbruikt. Eén zo’n kind wordt misschien wel door tientallen westerse mannen digitaal misbruikt.”
De omvang van dat misbruik is groot: volgens onderzoek van hulporganisatie International Justice Mission en de Universiteit van Nottingham zouden alleen al in 2022 naar schatting bijna vijfhonderdduizend Filipijnse kinderen misbruikt zijn voor livestreams, één op de honderd Filipijnse minderjarigen. Begin deze maand werden in een Filipijnse stad nog twee ouders opgepakt die ervan worden verdacht dat ze hun vier kinderen, waaronder een tweeling van twee jaar oud, zouden uitbuiten via livestreams.
Van den Oever gaat ervan uit dat dankzij de nieuwe Wet Seksuele Misdrijven de mannen die voor zulk misbruik betalen hetzelfde bestraft worden als verdachten van offline misbruik. Het gaat in feite om het „medeplegen van ontucht”, zegt ze. „Zonder vraag is er immers geen aanbod. Als je heel specifiek zegt: penetreer dit kind met een kaars – sorry dat ik het zo plat zeg, maar daar gaat het wel over – en je betaalt ervoor, dan heb je er een leidende hand in. Dat is in principe hetzelfde als wanneer je het in dezelfde kamer zou doen.” Met die verdenking, zegt Van den Oever, „wordt juridisch vertaald hoe heftig de feiten zijn”.
Lees ook
Drie jaar cel en tbs met dwang geëist tegen oppas uit Schagen die van kindermisbruik wordt verdacht
Ooievaars klepperen, bijen zoemen en de lucht geurt naar bloeiende heide. Oer-Nederlands is dit beekdal in het Nationaal Park Drentsche Aa, met zijn houtwallen, klinkerwegen en glooiende essen. Maar ginds op de hei klinkt vakantie-Engels, met tongvallen uit alle hoeken van Europa.
Twintig jongeren, uitgerust met laarzen, werkhandschoenen en petten tegen de zomerzon, zijn in de weer met snoeischaren. De sfeer is vrolijk, wat niet wil zeggen dat hier niet hard gewerkt wordt. Doelgericht verwijderen ze jonge boompjes in een klein rond ven, een ondiep meer.
Aan de rand van het water staat Kees van Son, boswachter van Staatsbosbeheer. Heel trots is hij op ‘zijn’ internationale vrijwilligersgroep die helpt het ven te behouden. Het ven is een overblijfsel van een pingo, een enorme ijsbal die groeide in de bodem tijdens de laatste ijstijd. Na het smelten van het ijs blijft een krater achter: een pingoruïne. In het midden is een moeras ontstaan met veenmos, veenpluis en zonnedauw. Op de wat hogere, drogere rand bloeien nu volop dop- en struikhei. En overal tussendoor zijn dus boompjes opgeschoten.
„Als je hier niet ingrijpt, dan is dit straks allemaal bos”, vertelt Van Son. „Dan zie je niets meer van zo’n pingoruïne terug. En dan verlies je die bijzondere variatie.”
Natte bodem
Elders is de groep aan het maaien en hooien om het schraalgrasland te behouden, met zijn orchideeën, zwartblauwe rapunzel en stengelloze sleutelbloem. „Anders verruigt het met bramen en brandnetels.” Je kan hier niet maaien met groot materieel, legt de boswachter uit. Machines zakken weg in de natte bodem en beschadigen de vegetatie. „Het is echt handwerk. Zelf hebben we daar de mankracht niet voor.”
Een vaste groep lokale vrijwilligers helpt jaarrond mee. En elke zomervakantie, al jaren achtereen, gaan buitenlandse jongeren twee weken vrijwillig aan de slag, in een samenwerking tussen Staatsbosbeheer en SIW Internationale Vrijwilligersprojecten. „Ik ben de tel kwijt, maar dit zal zo de twintigste keer zijn”, zegt Van Son, de drijvende kracht achter het project. „Die jongeren komen uit alle uithoeken van de wereld om hier dit zware werk te doen. Ze leven heel intensief samen en hebben de grootste lol.”
Als je ook met wilde dieren zou kunnen werken in Afrika, of Engels zou kunnen onderwijzen in Azië, waarom zou je dan als jongere hierheen komen, naar Drenthe, om buitenwerk te doen in een oud cultuurlandschap? „Ik was heel benieuwd naar Nederland”, zegt Klara Albertova (18) uit Slowakije. „Ik wil hier misschien studeren. Het leek me leuk om het land alvast te leren kennen.”
Lucía Terol Cutillas (20) uit Zuid-Spanje was benieuwd naar de natuur in Noordwest-Europa. „Bij ons is alles dor en kaal. Hier is alles zo groen!” En ze was benieuwd naar de fietscultuur. „Waar ik woon, kun je alleen mountainbiken.”
Fietsen zonder steeds bang te zijn dat je wordt aangereden… dat is een nieuwe ervaring
En, wat vinden ze er tot nu toe van? „Ik houd van dit land!”, roept de Tsjechische Vojtech Bystricky (19). „Jullie dorpen zijn zo… georganiseerd. Zo schoon. Jullie zórgen voor je omgeving. En jullie hebben fietspaden!” Albertova: „Fietsen zonder steeds bang te zijn dat je wordt aangereden, dat is een nieuwe ervaring.”
Pannenkoekenhuis
Voorheen kwamen de jongeren vanuit de hele wereld, sinds vorig jaar alleen uit Europa. „Omdat er nu financiering is vanuit Erasmus+, een Europees onderwijsprogramma”, legt Van Son uit. „SIW heeft educatie-elementen toegevoegd: sociale vaardigheden, teambuilding, leiderschap.”
SIW betaalt het levensonderhoud; de deelnemers doen daarvan boodschappen en koken beurtelings, liefst gerechten uit hun thuisland, om zo hun cultuur te delen. Onderdak en vervoer regelt Staatsbosbeheer, deels met lokale subsidies. Zo kan de groep voor een vriendenprijs terecht op een camping in Rolde. Huurfietsen stelt een fietsenhandelaar gratis beschikbaar. „Dit jaar heb ik hem voor het eerst fatsoenlijk kunnen betalen, dankzij het Buitenfonds”, zegt Van Son. „Dat is ook weleens fijn.”
Naast de fondsenwerving en praktische zaken organiseert Van Son een cultureel programma. De jongeren bezochten Kamp Westerbork, namen een kijkje in de lokale graanmolen, aten bij een pannenkoekenhuis en gingen wadlopen. „Dat mudwalking was surrealistisch”, vertelt Polina Lykhohrai (19) uit Oekraïne. „Ik checkte mijn locatie op mijn telefoon en zag: wow, ik sta midden in de zee! Dat wil ik absoluut nog een keer doen.”
Lykhohrai ontvluchtte met haar broer de oorlog in Oekraïne en woont nu in Spanje. Daar studeert ze online aan een Oekraïense universiteit. „Ik wilde deze zomer graag vrijwilligerswerk doen”, vertelt ze. „Mijn land heeft in de toekomst heel veel vrijwilligers nodig. Daar moet je zó sterk voor zijn. Ik wilde nu eerst iets heel anders doen. Veel leren, nieuwe mensen ontmoeten.”
Maar waarom in Néderland, waarom werken in de natuur? „Nederland leek me een mooi land. En zelf heb ik altijd in steden gewoond. Hier ben ik elke dag buiten.” Vorige week heeft Lykhohrai leren fietsen. „In het begin vond ik dat wel eng.” Nu fietst ze elke dag met de groep van de camping naar het werkgebied en terug alsof ze nooit anders heeft gedaan.
Hoogtepunt
Het vlot intussen aardig met het zware werk. Aan de rand van het ven liggen grote stapels takken. „Een deel laten we gewoon liggen, als schuilplaats voor dieren”, vertelt boswachter Amanda Lijnema. Ze werkt dagelijks mee met de vrijwilligers. „En we halen niet alles weg, hoor. Een aantal inheemse struiken laten we staan, voor de insecten en vogels.”
Voor Lijnema zijn deze twee weken een hoogtepunt van het jaar. „Normaal doe ik dit werk in mijn eentje. Dit is wel heel bijzonder, met al die buitenlandse jongeren.” Nu houden ze even pauze, zittend aan de rand van het ven. Ze eten, drinken en luisteren naar muziek op een speaker. Sommigen liggen languit in de warme heide, met hun hoofd op elkaars buik en zingen mee met de muziek. „As long as you stand, stand by me.”
Normaal doe ik dit werk in mijn eentje. Dit is wel heel bijzonder, met al die buitenlandse jongeren
De Spaanse Lucía Terol Cutillas wil graag nog wat zeggen: „Deze mensen zijn mijn familie geworden. Samen buiten bezig zijn, je steentje bijdragen… I feel alive.”
Het natuurwerk is ook écht nuttig benadrukt boswachter Van Son. „Maar je ziet ook wat anders gebeuren. Buiten je eigen cirkel kijken en begrip krijgen voor elkaar… Zo’n kamp verrijkt je gewoon.”
Hij is even stil en kijkt om zich heen. „Ja, ik geniet hiervan, dat heb je wel in de gaten.”
Lees ook
een aflevering van deze rubriek over vrijwilligers: ‘Ik doe iets goeds’
Het Openbaar Ministerie heeft een celstraf van tien jaar geëist tegen de 53-jarige Griek Thanas B. voor zijn rol in een omvangrijke witwasoperatie in Nederland. Dat meldt het OM donderdag. B. wordt ervan beschuldigd honderden miljoenen euro’s te hebben witgewassen voor criminele organisaties met behulp van een geavanceerd netwerk van koeriers. Afgelopen jaar konden B., die in mei 2023 in Griekenland werd opgepakt en overgeleverd aan Nederland, en het OM niet tot een schikking komen.
Volgens het OM gaf B. vanuit Athene leiding aan een netwerk dat tussen juni 2020 en maart 2021 bijna een half miljard euro aan cash door heel Nederland verplaatste. Via B. konden criminelen contant geld opnemen of in bewaring geven, om zich vervolgens in een ander land te laten uitbetalen. Volgens de aanklager werd het geld opgehaald en gedistribueerd vanuit verschillende locaties, waaronder in Wateringen en Amsterdam. De verdachte zou daarbij gebruik hebben gemaakt van versleutelde communicatiemiddelen om zijn medewerkers aan te sturen.
Tijdens de zitting in Rotterdam erkende de verdachte fouten te hebben gemaakt, maar ontkende hij een hoofdrol te spelen in het netwerk. „Ik was de boodschapper, dat was een gigafout. Maar verder weet ik er niets van af”, verklaarde hij voor de rechtbank. De aanklager gaat niet mee in de suggestie dat B. slechts als doorgeefluik fungeerde. „Of hij liquidaties, geweld of de drugshandel met daarbij behorende milieucriminaliteit financierde, het interesseerde hem gewoonweg niet”, aldus de aanklager. Een definitieve uitspraak volgt de komende weken.
GroenLinks heeft Statenlid Debora Fernald niet gediscrimineerd op basis van ras. Dat oordeelde het College voor de Rechten van de Mens woensdag. Fernald had een zaak aangespannen bij het college omdat ze vond dat de partij haar uitsloot en vijandig behandelde nadat ze een klacht over ongewenst gedrag had ingediend. De partij sprak dat tegen en ook het college kon dat niet vaststellen.
Fernald stapte in 2020 naar een externe klachtencommissie omdat zij binnen de partij ongewenst gedrag, waaronder racisme, had ervaren. Die verklaarde haar klachten grotendeels gegrond. Daarna solliciteerde ze op verschillende functies binnen de partij, maar zonder succes. Volgens Fernald hadden de afwijzingen te maken met het indienen van haar klacht, omdat die ter sprake kwam tijdens sollicitatieprocedures. GroenLinks ontkende dat en wordt daarin in het gelijk gesteld door het college. „Het college constateert dat er andere redenen waren voor de afwijzingen, waardoor niet voldaan is aan de bewijslast die op de vrouw rust om aan te nemen dat sprake is van victimisatie.”
Statenlid Fernald raakte in mei vorig jaar in opspraak toen ze bij de verkiezing van de Eerste Kamer niet zoals afgesproken op haar eigen partij stemde, maar op Volt. Dat bleek een stem met grote gevolgen: GroenLinks verloor één senaatszetel, Volt kreeg er een bij. GroenLinks zette haar vervolgens direct de Statenfractie uit. Achteraf zei Fernald spijt te hebben. Ze had niet beseft dat haar stem op Volt „gevolgen voor de Eerste Kamer” had.
Lees ook
Statenlid van GroenLinks dat op Volt stemde heeft spijt
‘Kijk, daar heb je er weer één”, zegt de burgemeester van Blaricum Barbara de Reijke. Ze wijst naar een man van in de twintig die de straat uitloopt en tegen de heg van een groot vrijstaand huis begint te plassen. Hier zijn de kermisdagen veel meer dan alleen de attracties. Het halve dorp is aangewezen als evenemententerrein en de gemeente heeft een lijst van veiligheidsmaatregelen om de orde te bewaken.
Het is maandagavond acht uur en de kroegen in de dorpskern zitten vol met feestvierende Blaricummers en andere mensen uit het Gooi en wijde omgeving. Na het ringsteken en een vossenjacht eerder op de dag zijn bezoekers naar de kroegen en buitenbarretjes getrokken.
„Als het drukker wordt bij de horeca en mensen drank op hebben, begint het te broeien”, vertelt De Reijke. Vooral jongeren beginnen dan tegen elkaar te duwen en elkaar op te hitsen, zegt ze. „Hoe later het wordt, hoe meer je van dat soort jonge mannengedrag ziet. Dat kan leiden tot een vechtpartij.”
Vorig jaar heeft de gemeente een uitgebreide lijst van maatregelen opgesteld om de „dorpse gezelligheid” te behouden en ongeregeldheden te voorkomen, zegt de burgemeester. „We hebben de gebiedsverboden al klaarliggen.” Als bezoekers zich agressief gedragen of groepen ophitsen, kunnen ze een gebiedsverbod krijgen. „Dan gaat het om ernstige ordeverstoring, dus niet om wildplassen.”
Vechtende jongeren
Het loopt vaker uit de hand op en rondom kermissen. Eerder dit jaar bekogelden jongeren in Heerhugowaard de politie met glaswerk en stenen. In Groningen werd dit voorjaar een minderjarige jongen zwaar mishandeld. De kermis in Emmeloord ging afgelopen mei twee uur eerder dicht vanwege vechtende jongeren die vernielingen pleegden. En diezelfde maand werd in Rotterdam de mobiele eenheid ingezet na vechtpartijen op de laatste kermisavond.
Lees ook
„Politie pesten” op de kermis in Osdorp
Meerdere gemeenten kiezen dit jaar voor extra veiligheidsmaatregelen. Zondag besloot de gemeente Obdam op de laatste dag van de kermisweek om camera’s op te hangen, omdat bezoekers op vrijdag en zaterdag met zwaar vuurwerk hadden gegooid.
In Blaricum zijn zondagavond drie gebiedsverboden uitgedeeld door de politie. Eén kermisbezoeker werd betrapt met vuurwerk op zak, een ander verstoorde de orde en de derde vertoonde agressief gedrag tegen de beveiligers en handhavers, zegt de burgemeester.
De tijdelijke gebiedsverboden zijn een aanvulling op het cameratoezicht dat vorig jaar is geïntroduceerd. Wijkagenten kijken daarnaast of er opruiende berichten zijn op sociale media. De bedoeling van beide maatregelen is dat de handhavers en de politie snel kunnen reageren op incidenten.
Jongeren in Heerhugowaard bekogelden de politie met glas en stenen
De Reijke zegt dat er voorheen veel ongeregeldheden waren tijdens de kermisweek, bijvoorbeeld in 2018. Toen pakte de politie in totaal zeven mensen op rondom de kermis. Er waren meerdere vechtpartijen, vernielingen en jongeren veroorzaakten overlast onder invloed van alcohol. „Het is voorgekomen dat jongeren met kettingen op de weg stonden om voorbijgangers van hun fiets af te slaan”, aldus De Reijke.
Speelkasten en gegil
Hoofdbeveiliger Henk Bunschoten geeft leiding aan de veertig beveiligers die rondlopen tijdens de kermisweek. De beveiliging is ingehuurd door de horeca en is ook aanwezig op straat. Via oortjes communiceren de beveiligers met de politie en de handhavers over opstootjes.
„Ik sta al twintig jaar op deze kermis”, zegt Bunschoten. Hij ziet er veel bekende gezichten. De meeste feestvierders kennen elkaar. „Als drinkende mensen een duw krijgen, gaan ze meteen schreeuwen. Maar negen van de tien keer is het snel opgelost.” En als er op zo’n avond toch wordt gevochten, belt hij de dag erna de vechters op of gaat hij bij hen langs om te luisteren naar het hele verhaal. „De volgende middag staan ze weer gemoedelijk samen wat te drinken.”
Bij het hoofdpodium naast de kermis danst een menigte op ABBA – op de achtergrond klinkt gerinkel van speelkasten en gegil uit de attracties. Een groep jongens staat naast een mobiele lichtmast met biertjes in de hand. De vrienden – vier uit Blaricum en één uit Eemnes – moeten lachen wanneer ze horen over de gebiedsverboden. Ze roepen een naam. „De broer van een vriend van me heeft een gebiedsverbod gekregen”, zegt de 21-jarige Nick. Hij beweert dat het komt omdat hij in de buurt was van een plek waar vuurwerk werd afgestoken. Jan (20) vindt dat de veiligheid op de kermis beter is geworden. Hij ziet meer beveiligingsmensen en camera’s. „Er waren in de voorgaande jaren veel vechtpartijen en opstootjes, maar ik merk dat die minder zijn geworden”, merkt Nick op. Bij die vechtpartijen waren alleen mensen van buiten betrokken, zeggen de vrienden. Die zouden uit Amsterdam of Hilversum komen en lachgas bij zich hebben.
De burgemeester zegt dat er niet alleen mensen van buiten het dorp betrokken waren bij de eerdere incidenten op de kermis.
„De burgemeester in Blaricum pakt dit goed op”, zegt Atze Lubach. Hij is voorzitter van de Nationale Bond van Kermisbedrijfhouders Bovak en spreekt regelmatig met kermisexploitanten. „Zelfs het afkondigen van die maatregelen heeft een positief effect. Het werkt afschrikkend.”
Lubach hoort dat de exploitanten goede ervaringen hebben met gebiedsverboden. Hij zegt dat de hulpdiensten in veel gemeenten wel weten wie de raddraaiers zijn. „Vaak zijn het jongeren die in groepsverband de orde verstoren. In zo’n groep zitten altijd een paar uitdagers die de confrontatie opzoeken. Als je hen een gebiedsverbod geeft, wordt de groep rustiger.”
‘Kan ik? Kan ik?” roept Alieem (17). Na het ‘ja’ van zijn vrienden trekt hij een kort sprintje en maakt een voorwaartse salto van de hoge kade in het water van de Rotterdamse Rijnhaven, vijf meter lager. Daar was net Mayron (17) al met een glorieuze achterwaartse salto ingesprongen, en Alieem wil niet op hem terecht komen. Of op een van de andere zwemmers, want op deze bloedhete maandag is het druk in de Rijnhaven in Rotterdam. Sinds eind mei mag op deze plek, waar vroeger de vrachtschepen af en aan voeren, officieel gezwommen worden. Langs een ponton in de haven is een ballenlijn gespannen, en in het zo afgebakende ‘zwembad’ zijn mensen baantjes aan het trekken, aan het duiken en springen.
Op het ponton, met typisch Rotterdamse overdrijving een ‘drijvend park’ genoemd, want een paar boompjes en wat gras, hebben pubers hun handdoeken neergelegd en zitten moeders met parasols, koelboxen en kinderen. Als ze om zich heen kijken zien ze nieuw opgetrokken woontorens, loodsen die nu appartementengebouwen zijn en, iets verder, het Landverhuizersmuseum in aanbouw. Ook zien ze het zand aan de kopse kant van de Rijnhaven, waar huizen en een stadspark komen, mét strand.
De zes vrienden uit Pendrecht, een wijk aan de zuidrand van de stad, zijn blij met de zwemplek, zegt Alieem. Het lokale plasje heeft blauwalg, en het enige buitenzwembad in hun omgeving is best ver weg, druk, en niet goedkoop. In Rotterdam zijn, al het open water in deze delta ten spijt, niet veel plaatsen waar je kan én mag zwemmen. Nasserdine (13) was daarom al eerder bij de Rijnhaven, met Gallardo (13) en Papito (13). Op deze zonnige dag hebben ze hun andere buurtvrienden meegenomen, met de kade-als-springplank als belangrijkste attractie. Mayron maakt de mooiste salto’s, daar is iedereen het over eens, maar allemaal gaan ze onvermoeibaar de kade af – met de superman (vuist vooruit, recht naar voren), een salto of gewoon springend. Dan weer omhoog via het trappetje met de rottige hoekige treetjes, en opnieuw.
De vuistregel in Rotterdam is: water is voor schepen
Ook toen het nog niet mocht werd er gezwommen in de Rijnhaven. Net zoals er nu op veel andere plekken in de stad wordt gezwommen waar het officieel verboden is – dat is in Rotterdam vrijwel overal, met als vuistregel: water is voor schepen. Wie een rondje fietst treft lieflijke tafereeltjes aan bij de Coolhaven, de Schiehaven, de molen in Delfshaven, naast het Kleinpolderplein, en bij de loopbrug over de Schie. Gewoon, mensen die verkoeling zoeken in het water dat ze omringt. De bordjes „verboden te zwemmen” hangen er verloren bij.
Rotterdam is hiermee niet uniek. Amsterdam, Utrecht, Arnhem, Leiden: op warme dagen zoeken mensen in de stad het water op, op plekken waar dat eerder niet gebeurde, en vaak buiten officiële zwemlocaties waar de waterkwaliteit wordt bijgehouden. Oppervlaktewater in de stad werd lange tijd gezien als vies, maar het vertrek van industrie in en bij de stad, Europese regels voor lozing en betere rioleringen hebben veel goeds gedaan. In 2011 en 2012 bleken bijvoorbeeld de grachten in Amsterdam en Leiden, waarbij vrijwel niemand (nuchter) aan zwemmen dacht, schoon genoeg voor grootschalige (benefiet)zwemtochten, die sindsdien jaarlijks plaatsvinden. Schoon genoeg zelfs voor royalty, in 2012 legde koningin Máxima twee kilometer door de grachten af.
Waarschijnlijk even belangrijk is dat de zomers warmer zijn geworden, terwijl er minder plekken kwamen om te zwemmen. Gemeenten sluiten al jaren buitenzwembaden, en meertjes en zandgaten kampen toenemend, en steeds vroeger in het zwemseizoen, met blauwalg en parasieten uit ganzenpoep. Misschien waren de coronalockdowns het kantelpunt. Mensen konden nergens heen en het was vaak ongenadig warm, dus er werd gezwommen. Ook in steden, stenen ovens waar zomerhitte het zwaarst is.
Schone Seine
Er is een omslag gaande in hoe water gezien wordt, ziet Vincent Luyendijk. Hij adviseert steden over hoe ze de openbare ruimte duurzamer en gezonder kunnen inrichten. „Water had vooral een economische functie. In een stad als Rotterdam werd de rivier gezien als een functioneel spoor dat door de stad stroomt, eigenlijk alleen geschikt om met schepen goederen over te vervoeren.” Maar haven en industrie hebben zich de afgelopen decennia teruggetrokken uit de steden, in ieder geval uit de centra. „Water kan dus gedeeltelijk een andere functie krijgen.”
Hoewel het jaren onmogelijk leek, heeft Rotterdam een fundamentele stap gezet in het denken over de rivier: die is niet alleen meer voor schepen, maar ook voor inwoners. „De binnenstedelijke Nieuwe Maas kan uitgroeien tot dé centrale en meest karakteristieke openbare ruimte van waterstad Rotterdam: ons central park!” Dat schrijft het gemeentebestuur in de zogenoemde Wateratlas die begin deze zomer naar de raad ging, met daarin de ambitieuze plannen voor een ingewikkelde combinatie: de drukste vaarroute van het land met recreatie, groen en wonen. Van de vier beleidsdoelen staat op nummer één: „De binnenstedelijke Nieuwe Maas is voor iedereen.”
In Londen kan je bij Canary Wharf en in de Royal Docks zwemmen
Het fenomeen beperkt zich niet tot Nederland. In veel Scandinavische steden is zwemmen in de stad al decennia vrij normaal, en liggen op allerlei plekken steigers en trappetjes. Ook in de rest van Europa beginnen zwemmers hun plek in het water op te eisen, en denken steden met ze mee. Zo kan in Antwerpen deze zomer bij wijze van proef worden gezwommen in het Bonapartedok, bij het MAS, bouwen ze in Brussel aan een zwemplek in de stad, en kan je in Londen – al gezegend met veel vijverachtige zwemplekken – bij Canary Wharf en in de Royal Docks zwemmen, vlak bij het stadhuis.
Maar het spectaculairste voorbeeld van deze onstuitbare opmars van zwemmen in stadswater is de Seine in Parijs. Zwemmen was daar sinds 1932 verboden, en de rivier was lange tijd een doorvoerplek van rioolwater en chemisch afval. Nieuwe regels, schoonmaakacties en een opvangconstructie voor rioolwater bij zware regenval betekenden een schonere rivier waar, na wat opstartproblemen, deze zomer Olympische wedstrijden zijn gezwommen. En waarin volgend jaar drie drijvende zwembaden worden geopend – eentje vlak bij de Eiffeltoren.
Waterkwaliteit
Parijs is onderdeel van een internationale alliantie, Swimmable Cities, die afgelopen juli haar doelen en uitgangspunten publiceerde. Ook de gemeente Rotterdam en organisaties uit Amsterdam en Arnhem maken deel uit van de alliantie. De kerngedachte is dat de eis dat water ‘zwembaar’ moet zijn, steden dwingt tot ecologische gezondheid en duurzame ontwikkeling, en dat dat voor iedereen beter is, zwemmer of niet. Door samen te werken kunnen steden oplossingen delen voor de problemen met het mogelijk maken van zwemmen in de stad.
Dat is nodig, ook in Rotterdam. Want ondanks de slogan ‘de Maas is voor iedereen’ uit de Wateratlas, zijn de concrete plannen vooral voor de pleziervaart. Die mag straks op de meest aantrekkelijke plekken in de stad overal aanleggen aan openbare kades, de zogeheten „gastvrije havens”. Over zwemmen zegt de atlas: „de behoefte aan (open) zwemwater is groot en mensen laten zich moeilijk tegenhouden”, maar concrete voornemens ontbreken. De gemeente „gaat onderzoeken” of er op meer plekken mogelijkheden zijn voor een officiële zwemlocatie, om direct daarna de risico’s op te sommen: scheepvaart, stromingen, objecten in het water en de waterkwaliteit.
Adviseur Vincent Luyendijk herkent daarin het typisch Nederlandse risico-denken. „Neem de waterkwaliteit. Na zware regenval storten rioleringssystemen over op de rivieren, waardoor er bacteriën in het water komen waar mensen ziek van kunnen worden.” Die systemen kunnen worden aangepast, zoals bijvoorbeeld in Kopenhagen en Parijs is gebeurd. Dat is duur en duurt lang, maar je hoeft zwemmen niet te verbieden tot het klaar is, zegt hij. „Er zijn allerlei oplossingen voor, Green Village ontwikkelt nu bijvoorbeeld een drijvend teststation, een bol die met kleuren aangeeft hoe de waterkwaliteit is.” In andere steden is er een app waarin de gemeente dagelijks de waterkwaliteit doorgeeft.
Je kunt ook meer aan de verantwoordelijkheid van de burger zelf overlaten, denkt Luyendijk. Hij was laatst in Noorwegen, waar bij een meer waar werd gezwommen een informatiebord stond. „Dat was zoiets als: het zou kunnen zijn dat hier blauwalg in zit, maar kijk even wat je buurman doet. En als je je voeten nog kan zien, zit het waarschijnlijk wel goed.” In Scandinavische landen geldt ook het allemansrecht, het recht op vrije toegang tot natuur: mensen mogen in beginsel een trapje in het water hangen en hun gang gaan. „Terug in Rotterdam zag ik bij de Rotte, waar we wel eens te water gaan, weer een verbodsbord met woorden als ‘levensgevaar, niet doen, boete, politie’. Die toon is verschrikkelijk.”
Toch is Luyendijk optimistisch. Zwemmen in de stad is niet meer tegen te houden. „Er staat veel sociale druk op. Al jaren vragen mensen aan ambtenaren; waarom mag ik hier eigenlijk niet zwemmen’, en dat worden er steeds meer. Op een gegeven moment vragen mensen het niet meer, maar doen ze het gewoon. En dan moet je iets als gemeente. Bovendien: problemen zijn er om op te lossen.”
Kadespringers
Het ballenlijntje bij de Rijnhaven bewijst vooralsnog twee dingen. Dat de behoefte aan zwemmen in de stad groot is, en dat mensen dat zonder toezicht kunnen. Helemaal zonder wrijving gaat dat niet. Aan de Rijnhaven zit het terras van bioscoop en jazztheater LantarenVenster, met tafels zo’n anderhalve meter van de kaderand. Een groep kleinere jongetjes vindt van de kant springen niet spannend genoeg en gebruikt die tafels als springplank – elke sprong gaat rakelings langs de rand. De gemiddelde omstander houdt zijn hart vast. Inke Bol, die al jaren bij LanterenVenster werkt is geen gemiddelde omstander en grijpt in. „We vinden het geweldig dat hier gezwommen wordt, het maakt dit hele gebied veel levendiger. We springen er zelf ook in na onze dienst. En we doen er ook niet moeilijk over als de kinderen bij ons naar de wc gaan. Maar van de tafels springen mag niet, dat is gevaarlijk.”
Even later ontstaat er opnieuw gedoe wanneer een dronken vrouw zich bemoeit met kadespringers – niet de jongens uit Pendrecht, die liggen inmiddels op het ponton te zonnen. Er wordt geschreeuwd en wat jongens gooien met grind. Dan komen er agenten langs op hun dagelijkse patrouille. Ze praten even met de groep, waarna de vrouw vertrekt en de rust wederkeert. Brengt zwemmen extra overlast? De reactie van de politie is geruststellend laconiek. „We treden altijd op bij overlast, waar dat ook is. En liever hier dan ergens op een snikheet plein, hier is er tenminste nog iets leuks te doen voor die jongens. Bovendien: hoeveel dagen per jaar is het nou zo heet, en dus zo druk?”
Gelukkig had hij voor de zomervakantie z’n bezetting rond, dus kon-ie genieten van een weekje Wenen. Maar het wordt wel weer sappelen, zegt Ralph Henssen, bestuurder van Stichting Wijzers in Onderwijs. Daar vallen elf basisscholen onder in dorpen in Midden-Limburg, waaronder Maasbracht en Echt. „We beginnen het schooljaar met voldoende leraren, maar het wordt lastig als iemand langdurig ziek wordt. De poule met vervangers is leeg.”
Deze week zijn de scholen in regio Zuid weer begonnen. Volgende week gaan die in regio Midden weer open en nog week later die in regio Noord. Er is landelijk nog steeds een fiks lerarentekort en dat merken veel scholen in meer of mindere mate. Volgens de laatste cijfers van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) – van afgelopen najaar – is het tekort in het basisonderwijs 9,7 procent van de werkgelegenheid. Dat komt neer op een tekort van 9.800 voltijdsbanen. In het voortgezet onderwijs gaat het om 5,8 procent (3.800 voltijdsbanen).
OCW schat in dat het tekort, na jaren van stijgen, in het basisonderwijs de komende jaren lichtelijk daalt om na 2028 weer te gaan stijgen. Het oplopende tekort kwam door een golf aan pensioneringen die onvoldoende kon worden opgevangen met afgestudeerden van de pabo. De verwachte daling wordt veroorzaakt door het teruglopende aantal pensioneringen én aantal leerlingen. Na 2028 stijgt het aantal leerlingen naar verwachting weer.
In het voortgezet onderwijs zal het tekort de komende tien jaar licht blijven stijgen. De pijn zal vooral worden gevoeld in de Randstad, waar het aantal leerlingen stijgt, terwijl dat in sommige andere delen van Nederland juist daalt. Er zijn voornamelijk tekorten bij de vakken Nederlands, Duits, Frans, informatica, natuurkunde, scheikunde, wiskunde en klassieke talen.
De tekorten zijn het grootste in de vijf grootste steden en omliggende gebieden. Daarbuiten zijn er grote regionale verschillen te zien. Ook geldt: hoe ‘complexer’ de leerlingenpopulatie (bepaald aan de hand van het risico op leerachterstanden) van een school, hoe groter het lerarentekort.
Lees ook
Lerarentekort verder gestegen, vooral problemen in achterstandswijken in de Randstad
Kennismigranten
SKPO – een basisscholenkoepel met 35 scholen in voornamelijk Eindhoven, de vijfde grootste stad van Nederland – heeft tot nu toe „zelden of nooit” last gehad van het lerarentekort, zegt bestuurder Peter Tijs. „Dat klinkt misschien arrogant, maar dat is gewoon zo.” Hij denkt dat dat komt doordat SKPO een aantrekkelijke werkgever is: de stichting geeft de scholen veel vrijheid bij het bepalen van hun beleid.
Hij voorziet wel een probleem. Het aantal inwoners in de regio Eindhoven groeit enorm door de komst van kennismigranten, die in de hightechindustrie van Zuidoost-Brabant komen werken, bij bedrijven als chipmachinefabrikant ASML. Die ontwikkeling zorgt volgens schattingen tot 2032 voor zo’n acht- tot dertienduizend extra leerlingen. Goed voor, in theorie, zo’n 22 nieuwe basisscholen, zegt Tijs. „Ik verwacht in de loop van het jaar en anders zeker volgend schooljaar een golf van nieuwe aanmeldingen.”
Sultan Solak-Bilici is bestuurder van Platoo, een koepel met veertien basisscholen in de omgeving van Eindhoven, in plaatsen als Helmond en Deurne. Hiervoor werkte Solak-Bilici in het Eindhovense basisonderwijs en zij merkte toen wel degelijk de gevolgen van het tekort. „We begonnen ooit een schooljaar met twee klassen zonder leraar.”
Rimpeleffect
Bij Platoo hebben ze iets minder last van het tekort, maar elk jaar merkt Solak-Bilici meer van het „rimpeleffect” vanuit de grote stad. „We waren dit jaar tot aan de eerste vakantieweek bezig met het vinden van voldoende leraren.” „Lastminute” is het gelukt om de reguliere bezetting rond te krijgen, maar Solak-Bilici zit wel zonder vervangerspoule. „Indien nodig lossen we het intern op. Dan zijn er bijvoorbeeld collega’s die tijdelijk een dagje meer werken. Of er gaat een intern begeleider voor de klas staan. Of de directeur.”
Ook Hanssen van Wijzers in Onderwijs kiest voor dat soort oplossingen. „Maar er komt een punt waarop je het niet meer kunt bolwerken. Dan moet je zoeken naar structurele oplossingen. Je kunt bijvoorbeeld de leraar meer een expertrol geven. Die komt dan in meerdere klassen uitleg geven, terwijl onderwijsassistenten het zelfstandig werken begeleiden.”
Nu staan in sommige klassen leraren die wel vakbekwaam zijn, maar niet lesbevoegd
„We hebben dit jaar onvoorstelbaar veel moeite moeten doen om de basisformatie rond te krijgen”, zegt Pim van Kampen, bestuurder van Albero met 25 scholen op Noord- en Zuid-Beveland (Zeeland). „Het is gelukt, alleen staan er nu in sommige klassen leraren die wel vakbekwaam zijn maar niet lesbevoegd.” Het probleem, zegt Van Kampen, is dat zijn scholen volledig afhankelijk zijn van leraren die van de pabo in Vlissingen komen, de enige in Zeeland. Leraren van pabo’s elders in het land kiezen niet zo snel voor Zeeland.
Van Kampen heeft ook geen vervangers beschikbaar, want die zitten al „op de zwangerschapsverloven”. „We moeten creatief zijn als het griepseizoen aanbreekt.”
Lees ook
Scholen willen zo snel mogelijk af van dure zzp’ers
Als de sfeer in een klas onveilig wordt, vertelt Krzysztof Dobrowolski, komt dat meestal doordat een leerling iets roept als: „Maar je kunt je tegenwoordig zelfs identificeren als winkelwagentje of magnetron…” Dobrowolski is coördinator bij lhbti+-belangenorganisatie COC en geeft regelmatig voorlichting over gender en seksuele diversiteit op Amsterdamse middelbare scholen en mbo-opleidingen.
Daar vangt hij op wat scholieren zoal op internet meekrijgen over de lhbti+-gemeenschap. Op sociale media bekritiseren gebruikers genderdiversiteit vaak door non-binaire personen met objecten en dieren te vergelijken. Sommige leerlingen maken tijdens de voorlichting andere belachelijk die zich identificeren met een ander geslacht dan waarmee ze zijn geboren.
Uit de GGD-jeugdmonitor 2023 blijkt dat steeds minder scholieren homoseksualiteit ‘normaal’ vinden. De GGD’s Amsterdam, Gelderland-Zuid, Gooi en Vechtstreek, Hollands Noorden, Noord- en Oost-Gelderland, regio Utrecht, Twente en Zaanstreek-Waterland deden onderzoek. Bijna overal is sprake van een forse daling. In de regio Gooi en Vechtstreek is die het sterkst: van 78 naar 49 procent. Alleen in Noord- en Oost-Gelderland is de acceptatie licht gestegen, van 71 naar 73 procent.
Na de coronapandemie hebben de negatieve opvattingen over lhbti+’ers een vlucht genomen op sociale media. Reacties op socialemediaberichten over lhbti+ zijn sindsdien veel vaker haatdragend, zo blijkt uit onderzoek van De Groene Amsterdammer en Data School. In 2023 bevatte meer dan 30 procent van de reacties over het onderwerp ‘lhbti+’ op YouTube uitingen van intolerantie of haat. In 2020 was dat 10 procent. Op Telegram (11,5 procent), Twitter (8,5 procent) en Instagram (20,8 procent) zagen de onderzoekers dat het percentage intolerante reacties sinds 2020 is verdubbeld. Het antitransgeluid groeide zelfs met 67 procent.
Lees ook
Scholen doen hun best, maar steeds minder jongeren vinden homoseksualiteit ‘normaal’
Bombastische effecten
Op TikTok gaan tientallen fanfilmpjes rond van het NOS op 3-debat voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2023. Jongeren delen op het platform beelden van politieke debatten en bijdragen – soms opgeleukt met emoji’s of bombastische geluidseffecten.
Zo ook een video van de FVD-lijsttrekker Thierry Baudet, die tijdens dat debat tegen een non-binaire vragensteller zegt: „Ik kan ook zeggen dat ik een alien ben, maar volgens mij bestaat dat niet. Volgens mij zijn er twee geslachten: man of vrouw.” Fans prijzen Baudet om dat antwoord. „Sta niet achter hem, maar sommige dingen zijn echt geniaal”, reageert een tienermeisje op het filmpje. „Als ik kon stemmen, zou ik op hem stemmen,” schrijft een ander tienermeisje.
Als jongeren zeggen: ‘Iemand in de Tweede Kamer zegt dat’, kun je aannemen dat ze dat op sociale media hebben gezien
Op YouTube heeft Forum voor Democratie het grootste kanaal van de Nederlandse politiek, met meer dan 180.000 abonnees. En het voornoemde filmpje is het populairste: het is 1,1 miljoen keer bekeken.
In een ander veelvuldig op TikTok gedeelde clip heeft PVV-leider Geert Wilders het in de Tweede Kamer over mensen die zich zouden identificeren als dromedaris. In datzelfde debat zegt hij niets „tegen de lhbti-gemeenschap” te hebben, maar noemt vervolgens genderdiversiteit „gekkigheid”. Het filmpje werd ruim 23.000 keer gedeeld.
Baudet en Wilders krijgen online bijval van zowel rechtse jongeren als streng religieuze christenen en moslims. Zo belandden de beelden uit de Tweede Kamer waarop Wilders zich kritisch uitlaat over genderdiversiteit op het TikTok-account Slowclipz (14.000 volgers), dat doorgaans islamitische lezingen deelt.
Lentekriebels
Soms vragen scholieren aan Dobrowolski vanaf welke leeftijd leerlingen voorlichting krijgen over gender en seksuele diversiteit. De veronderstelling is, zegt hij, dat kleuters al horen hoe ze moeten masturberen of hoe ze in transitie kunnen gaan. „Wanneer ze aankomen met: ‘Iemand in de Tweede Kamer zegt dat’, kun je aannemen dat ze dat op sociale media hebben gezien.”
De kwestie ontplofte in maart 2023, toen veel ophef ontstond rondom de ‘Week van de Lentekriebels’, een lesprogramma over seksualiteit voor basisscholen. Op vrijwel alle platforms verschenen beelden van Thierry Baudet die de „seksualisering van kinderen” aan de orde stelde in de Tweede Kamer. „Uitingen over seks en seksuele diversiteit worden opgedrongen”, zei Denk-Kamerlid Stephan van Baarle in een promotiefilmpje op YouTube. Ook de PVV en SGP hadden kritiek op het lesprogramma.
Philip Tijsma, persvoorlichter van het COC, hoort net als Dobrowolski van andere voorlichters dat regelmatig mis- en desinformatie over lhbti+ de scholieren bereikt. „Een viral filmpje met onzin klinkt nog een paar weken door in de klassen.”
Lees ook
Blootplaatjes in de klas? Gender in groep 2? Dilemma’s in lesmethodes
Cestmocro en Rapnieuwstv
Als het over de Nederlandse politiek gaat, bleef bijna de helft van de adolescenten in 2023 dagelijks op de hoogte via de socials, blijkt uit onderzoek van het Erasmus SYNC-lab en het Hot Politics Lab. In het Digital News Report dat het nieuwsgebruik van Nederlanders in kaart brengt, werd dit jaar voor het eerst gevraagd naar de Instagram-account Cestmocro. Daarop wordt nieuws verzameld van nieuwsmedia en gedeeld met de inmiddels 1,1 miljoen (voornamelijk) jonge volgers. Vaak worden de koppen van de oorspronkelijke artikelen aangepast.
Cestmocro raakte in 2023 in opspraak na een artikel in NRC over de misinformatie en vele haatreacties op het account. In datzelfde jaar werd tijdens de ‘Week van de Lentekriebels’ op Cestmocro beweerd dat kinderen in groep 1 over masturbatie leren, wat niet klopt.
Minderheidsgroepen, zoals queers, Joden, zwarte mensen en moslims worden geframed als bedreigend
Een ander account op Instagram met een jong publiek is Rapnieuwstv (608.000 volgers). Ook dit account plaatst nieuwskoppen op tegels. Die koppen zijn weliswaar neutraler en genuanceerder dan die van Cestmocro, maar berichten over lhbti+’ers kunnen bijna altijd op negatieve reacties rekenen. Zoals het bericht dat de organisatie van de Olympische Spelen in Parijs zich had verontschuldigd voor de scène met dragqueens en transpersonen tijdens de openingsceremonie. Volgens critici werd Leonardo da Vinci’s schilderij Het Laatste Avondmaal gepersifleerd, met dragqueens in de rollen van Jezus Christus en de twaalf apostelen. Onder het bericht van Rapnieuwstv plaatsten mensen onder meer „mentaal gestoorde viespeuken”, „stelletje satanistische homo’s” en beschuldigden ze de organisatoren ervan dit met „voorbedachte rade” gedaan te hebben.
Een ander tegeltje van Rapnieuwstv, wederom over de Spelen, had de kop: „Bokster, die eerder niet door geslachtstest kwam, wint op Spelen in 48 seconden.” Het gaat over de Algerijnse bokster Imane Khelif, die te maken kreeg met een stortvloed aan gendergerelateerde online haat. Verscheidene beroemdheden en politici suggereerden dat Khelif een man zou zijn en niet had mogen deelnemen aan de wedstrijd. De reacties op het bericht van Rapnieuwstv bevatten soortgelijke sentimenten. Volgers beklagen zich over „trans shit” en „woke rotzooi”. Mensen roepen dat het onderwerp lhbti+ hen wordt opgedrongen door machthebbers.
Minderheidsgroepen
In 56 procent van de anti-lhbti+-berichten op sociale media uit 2023 komt het idee naar voren dat de emancipatie van de regenbooggemeenschap onderdeel vormt van een opgedrongen „agenda”, zo blijkt uit het onderzoek van De Groene Amsterdammer. De overheid of ‘de elite’ zou met deze emancipatie de samenleving willen manipuleren. In 2017 kwam dit in 23 procent van de berichten voor. Toen heerste in het grootste deel van de ‘haatberichten’ het idee dat lhbti’ers abnormaal zouden zijn.
„Jongeren accepteren veelal de haat en discriminatie die ze online tegenkomen”, vertelt Koen Kros. Vanuit Kennisplatform Inclusief Samenleven heeft hij onderzoek gedaan naar de impact van online haat op jongeren. Hij zag dat veel van hen negatieve reacties als onderdeel beschouwen van hun (online) leefwereld.
Zulke berichten bestaan vooral uit reacties op andermans berichten. „Wanneer iemand offline iets zegt wat grensoverschrijdend is, kan een omstander dat afkeuren”, legt Kros uit. „Online gebeurt dat niet altijd, waardoor die persoon kan denken dat bepaald gedrag niet schadelijk is – of zelfs wordt geaccepteerd.”
Vatbaar
„Het is belangrijk om dit onderwerp ook te linken aan andere vormen van discriminatie”, vindt Hanneke Felten, expert in de aanpak van discriminatie bij Movisie, een kennisinstituut voor sociale vraagstukken. Felten ziet dat minderheidsgroepen, zoals queers, Joden, zwarte mensen en moslims, steeds weer worden geframed als bedreigend.
„Het is telkens een verhaal over een klein groepje dat in het geheim probeert de wereld over te nemen en allerlei kwade bedoelingen heeft,” zegt Felten. Als je mensen helpt om dit patroon in complottheorieën te herkennen, kunnen ze daar minder vatbaar voor worden, stelt ze. „Je moet ze weerbaar maken.”
En dat kun je het beste doen door kennis aan te bieden over hoe die theorieën in elkaar steken, vindt Felten. Dat wordt prebunken genoemd, een methode waarbij mensen desinformatie en manipulatie leren herkennen. Door bijvoorbeeld in een actieve leervorm samenzweringstheorieën te moeten ontdekken. Of door ze zelf zo een theorie te laten verzinnen. „Dan ga je snappen hoe complottheorieën zijn opgebouwd. Dat werkt vaak beter dan debunken, het weerleggen van complottheorieën,” zegt Felten.
Lees ook
Lhbti-rechten zijn een symbool geworden van vooruitgang