Halverwege het strandje van de Bisonbaai loopt een onzichtbare grens. Nergens staan bordjes die aangeven dat je hier een ander deel van het strand betreedt. En toch lijkt iedereen die op bloedhete dagen in augustus verkoeling komt zoeken in het water nabij Nijmegen, op de hoogte van de ongeschreven regel. Die regel heeft te maken met badkleding.
Het water van de Bisonbaai – ooit een zandafgraving – lijkt haast zwart, vergeleken met de felblauwe lucht. Ondanks de hitte is het niet extreem druk. Het meertje is omringd door een klein strand, gras, wilde bloemen, hoge struiken en bomen, die deze augustus door de regen hun sappig groene kleur hebben behouden.
Aan de ene kant van het halfronde strand spelen honden en spetteren kinderen in het ondiepe. Een Duitse man loopt met een baby op zijn heup tot aan zijn middel het water in en dompelt het kindje voorzichtig onder. Halverwege het strandje verandert de samenstelling van mensen. Daar zwemmen voor het grootste deel oudere zonaanbidders, poedelnaakt. Sommigen liggen onder meegebrachte parasols. Iemand sleept in zijn blootje een barbecue over het zand.
Waar de twee gedeelten van het strand in elkaar overgaan, waar dus de onzichtbare grens loopt, lijkt het minder uit te maken welke lichaamsdelen je bedekt met textiel en welke niet. Deze plek koos Charlie (32) uit. Ze heeft alleen een bikinibroekje aan. Waarom? „Omdat het warm is”, zegt ze schouderophalend. Ze wil alleen haar voornaam noemen, vanwege haar werk. „Zonnen is fijner zonder topje”, zegt Charlie. Topless zwemmen is al helemaal fijn, vindt ze. „Maar ik doe het eigenlijk weinig.” Charlie is op het strand van de Bisonbaai in de minderheid. De naturisten gaan liever helemaal bloot, de meeste vrouwen op het ‘kinderstrand’ bedekken juist alles.
Lees ook
Vereniging voor naaktrecreanten: ‘Normaliseer bloot’
Naakt mag niet overal
Iedereen mág in principe op elk openbaar strand topless zijn, want er bestaat geen wet die dit verbiedt. Naakt mag niet overal.
Toch gebeurt topless zonnen veel minder dan pakweg dertig jaar geleden. Charlie zou toen geen uitzondering zijn geweest. „We déden niet anders dan zonder topje zonnen”, zegt Yvonne Beugelsdijk (55) die in bikini op het textielgedeelte van het strandje een plek onder een paar bomen heeft gevonden. Haar vriendin Saskia Stach (66), in badpak naast haar op een strandstoeltje, knikt beamend. „Mijn moeder zonde altijd topless op het strand van Zandvoort en vanaf mijn zestiende deed ik het ook. Het was normaal.” Beugelsdijk wilde bruin worden zonder strepen, zegt ze. „En zonder topje zit lekker. Dit zit vervelend”, zegt ze, aan haar bikinitop plukkend. „Je deed vroeger alleen een bovenstukje aan als je oud was”, zegt Beugelsdijk. De vrouwen beginnen te lachen. „Zoals wij nu!”, zegt Stach.
De laatste keer dat grootschalig naar topless zonnen werd gevraagd, was in 2018 in een enquête van 3Vraagt (onderdeel van het EenVandaag Opiniepanel) onder zo’n 8.500 Nederlandse jongeren. Resultaat: de helft van de jonge vrouwen tussen 16 en 34 jaar kon zich niet voorstellen dat ze in het openbaar topless zouden zonnen. Vrouwen die het wel deden, liepen het risico te worden aangesproken of weggestuurd.
Hoe anders was dit voor de millenniumwisseling. In 1996 constateerde een redacteur in een opiniestuk in NRC dat „halfnaakt zonnen geen ideologische kwestie meer [is], maar een keuze tussen compleet of gedeeltelijk bruinen onder een verdwijnende ozonlaag”. Beelden van zomerstranden in de jaren tachtig en negentig tonen talloze vrouwen met ontblote borsten.
Foto’s: Saskia van den Boom
Wat is veranderd?
Er is een tijd en plaats voor topless zonnen, vinden sommige vrouwen aan de Bisonbaai. Die plaats en tijd: waar en wanneer andere vrouwen ook topless gaan. Juist omdat een deel van het strandje bestemd is voor naaktrecreatie, voelen vrouwen zich prettig genoeg om topless te liggen. „Aan de Bisonbaai voelt het vrij”, zegt Charlie. „Er zijn hier wat meer ‘natuurmensen’ en niemand is echt met elkaar bezig.” Op een druk stadsstrandje in Nijmegen zou ze haar bovenstukje niet snel uitdoen. „Daar heb je allemaal jongeren. Niet dat ik denk dat ze mij gaan lastigvallen, maar zij vinden mij vast een oude, blote hippie.”
Marloes (32), ligt ook – zonder topje – op de ‘grens’ tussen naakt- en textielstrand. Regelmatig wordt ze lastiggevallen als ze, waar dan ook, topless zont: „Ik krijg opmerkingen van mannen, ze spreken je aan of ze komen erbij zitten. Ook deed een man op een textielstrand naast mij zijn zwembroek uit.
Vroeger was topless de norm, zegt Charlie. „Jammer wel, dat dat niet meer zo is.” Haar ouders zijn naturisten en misschien heeft ze die vrijheid van hen meegekregen, filosofeert ze.
Vrijheid
Christine Kouman (53) vindt de verschoven norm een kwalijke zaak. Ze is directeur van NFN Open & Bloot, belangenbehartiger voor naaktrecreatie in Nederland. De organisatie zet zich ook in voor topless zonnen én organiseert een jaarlijkse toplessdag. Kouman wijst op het onderzoek van EenVandaag uit 2018. De helft van de vrouwen wilde niet topless zonnen, een derde van de vrouwen (32 procent) kon zich voorstellen dat ze het zouden doen en zo’n 16 procent deed het daadwerkelijk. „Een deel van de vrouwen wil het wel, hoor ik ook terug als ik ze spreek, maar ze doen het niet”, zegt Kouman. „Topless zonnen is een laagdrempelig recht dat we ons af hebben laten nemen. Daar mogen we het best eens over hebben. Welke consequenties heeft dit wellicht op lange termijn voor andere rechten? Trouwens, ik zeg niet dat iedereen topless moet, dit gaat over vrijheid en het respecteren van elkaar keuzes.”
Waarom zijn sommige vrouwen aan de Bisonbaai gestopt met zonnen zonder topje? „Goede vraag”, zegt Yvonne Beugelsdijk. „Op het moment dat ik kinderen kreeg, stopte ik.” „O, ik was nog gewoon topless met de kinderen hoor”, zegt haar vriendin Saskia Stach. De twee vrouwen drinken uit vrolijk gekleurde plastic glazen en debatteren over de oorzaken. Stach gaat geregeld naar een naaktstrand, maar haar topje houdt ze nu wel weer aan. Het grote verschil: op het naaktstrand is iederéén naakt. „Als ik hier mijn bikinitop uitdoe, zou iedereen kijken”, denkt Beugelsdijk. „Ik heb het lichaam er niet meer voor”, vindt ze, al zou ze wel topless gaan als meer vrouwen het deden. En de ‘bruincultuur’ van vroeger speelde misschien een rol, denken de vrouwen. Witte strepen wilde niemand. „Ook de smartphone heeft invloed gehad”, denkt Saskia. „Want iedereen loopt met een camera rond en kan alles online zetten.”
„Op dit kinderstrand ben ik bang dat moeders en vaders denken: doe eens normaal vrouw”, zegt Berber Janssen (38). Ze draagt een bikini en schermt haar ogen af terwijl ze over het water tuurt. „Schatje, niet te ver!”, roept ze naar haar avontuurlijke dochtertje. „Zo’n tien jaar geleden ging ik wel topless. Ik was free op alle fronten!”
Ik denk dat mensen zich niet meer zo mooi voelen. Het perfecte plaatje op sociale media weerhoudt vrouwen
„Mensen zijn nu gewoon preuts!”, roept Bibi (37) uit. Als enige heeft ze op het kinderstrandje haar topje uitgedaan, haar hond danst om haar heen en haar dochtertje zit bij vriendin Madelon (38) op schoot. Madelon draagt wel een bikinitop. „Nee, niet preuts”, spreekt ze Bibi tegen. „Ik merk zelf dat ik ook wat gereserveerder ben en mijn topje niet uitdoe, maar ik ben niet preuts. Vroeger ging je naar het strand, deed je gewoon je top uit en ging je liggen. Wat jij Bieb?” Bibi knikt. „Ik hield me niet bezig met anderen, maar ik denk dat mensen zich niet meer zo mooi voelen. Het perfecte plaatje op sociale media weerhoudt vrouwen.” Madelon stopte met topless zonnen toen ze een restaurant opende in Nijmegen, zo’n drie jaar geleden. „Ik kwam net een vaste gast tegen. Dan is topless toch iets ongemakkelijker.”
Lees ook
‘Zwemmen in de stad is niet meer te stuiten’
Modegril
Of is de verschuiving van topless naar bikinitop niet meer dan een modegril? „Topless zonnen is niet meer chic”, kopte NRC in 1998. Een socioloog beredeneert in het stuk dat topless in de jaren zestig nog stond voor „natuur, authenticiteit en oprechtheid”, maar „vulgair” is geworden: „De ‘Zandvoorttypes’ zijn te bruin, te dik en te bloot.”
„Ik hoor dat vrouwen op vakantie in bijvoorbeeld Spanje wél topless zonnen”, zegt Kouman. „Interessant, want sommige argumenten om het hier niet te doen, gelden daar ook. In Spanje hebben ze ook telefoons en opgelegde schoonheidsidealen.”
Lotte Houwink ten Cate (33), historicus aan de Universiteit van Londen, denkt dat „we nu minder topless vrouwen zien, omdat er vanaf de jaren zeventig een ongekende commercialisering van het vrouwelijk lichaam heeft plaatsgevonden, samenhangend met de opkomst van online porno en social media.” Haar promotieonderzoek richtte zich op tweedegolffeminisme. „In de jaren zeventig hebben de tweedegolffeministen hun best gedaan om het vrouwenlichaam te bevrijden, maar in de jaren tachtig kalfde de feministische golf al behoorlijk af en nam de maatschappij een neoliberale afslag”, zegt ze. „Het aantal vrouwen en meisjes dat porno kijkt, is gegroeid en uit onderzoek is gebleken dat porno invloed heeft op het schoonheidsideaal en een onrealistisch beeld van het vrouwelijk lichaam geeft. Dus vrouwen weten als ze topless zonnen, dat ze niet aan een bepaald ideaal voldoen.” Dat er een tegenbeweging is – in de vorm van body positivity influencers – ziet de historicus ook. „Maar die recente beweging kan niet op tegen een leven lang verzuipen in onrealistische beelden.”
‘Borsten zijn gewoon seksueel’
Aan de Bisonbaai, bíjna op het naaktstrand , ligt Naomi (53) met haar vriend Willem Thijsen (64) onder een blauwe parasol. Ze zijn beide topless, al ziet Thijsen dat niet per se zo. „Dit is niet gelijk”, zegt hij, wijzend op hen beiden. „Borsten zijn gewoon seksueel”, zegt hij. „Als ik een mooie vrouw zie, kijk ik.” Naomi zonde vroeger wél vaak topless, zegt ze, tegenwoordig minder. „Maar ik denk niet dat ik het over het algemeen minder zie. Vrouwen die het willen zullen het gewoon doen.” Even is ze stil. „Wauw, dat is ook een aanname.”
Naomi slaakt midden in het gesprek met Willem een kreet en slaat haar handen voor haar borsten. Een bekende loopt voorbij. Hij kijkt en zegt tegen Willem: „Je hebt geluk hoor.”
Kouman, van NFN, ziet een voorzichtige kentering, zegt ze. Sinds vorig jaar mogen vrouwen in Berlijn in openbare zwembaden topless zonnen, nadat een vrouw een rechtszaak had gewonnen. De Amsterdamse gemeenteraad ging in navolging daarvan op onderzoek uit – daar mag het ook. Anderzijds werden campagnespotjes van NFN Open & Bloot waarin de televisiekijker een borst of bil voorbij kon zien komen, allemaal door de STER afgekeurd, vertelt Kouman verbolgen. „Je ziet nagenoeg geen bloot in reclames, een norm overgenomen van social media”, denkt ze. „Op het moment dat je borsten weinig ziet, worden ze juist interessant. Als je jezelf verbergt, maak je jezelf juist kwetsbaar.” De directeur gaat regelmatig met zes vrouwelijke collega’s vanaf kantoor naar een textielstrand om topless te zonnen. „Dan zie je heel veel vrouwen eerst kijken, dan gaat het ene na het andere topje uit”, zegt Kouman. „Uiteindelijk liggen er soms wel veertig vrouwen topless om ons heen. Dan denk ik: zie je wel.”
Zaterdag 27 augustus 2022 was een mooie zomerse dag. Hans Taal (66) en Gitta Ammerlaan (63) hadden het Klompenpad gelopen bij Buren in de Betuwe. De wandeling was geëindigd bij een wijnboerderij. Ze hadden wijn en een borrelplankje besteld.
Die avond aten ze in de achtertuin van hun vrijstaande huis in Zeewolde. Rond een uur of tien uur ’s avonds werd het frisser. Hans ging naar binnen en keek op zijn telefoon. Verschillende nieuwsmeldingen over Zuidzijde, een buurtschap in de Hoeksche Waard. Een vrachtwagen was van een dijk af geraakt en op een buurtbarbecue ingereden.
Ze kenden het buurtschap, waar een paar honderd mensen wonen. Hun dochter Marguerite Taal (32) had daar kortgeleden met haar partner Richard Mertens (50) een stuk grond gekocht, met een oud huisje en boerenstal. Ze zouden een nieuw huis gaan bouwen. „Hun droomhuis”, vertelt Gitta.
Haar hart stond stil: Zuidzijde? Vrachtwagen? Ongeluk? Haar dochter hield van gezelligheid, een feestje, een wijntje. Een gelegenheid om kennis te maken met haar nieuwe buren zou ze meteen hebben aangegrepen. Gitta appte: „Hi Marguerite, we lezen over een ongeluk met een vrachtwagen op de Zuidzijdsedijk. Kun je even laten weten dat je veilig bent?” Geen respons. Ze belde, appte nog meer en belde weer. Geen antwoord.
Gekmakende onzekerheid
Zeven mensen kwamen om het leven die warme zaterdagavond, onder wie een ongeboren baby. Inmiddels is het onderzoek naar het ongeluk afgerond. Er is voldoende bewijs om de Spaanse chauffeur van de vrachtauto te vervolgen, zegt de woordvoerder van het OM in Rotterdam. Een regiezitting staat gepland voor oktober, waarop de Nederlandse advocaat van de chauffeur om aanvullend onderzoek kan vragen.
De chauffeur vertelde na het ongeluk dat hij, omdat de Haringvlietbrug was afgesloten, had moeten omrijden over smalle dijken en was verdwaald. Hij verklaarde ook dat hij een epileptische aanval had gekregen ten tijde van het ongeluk. Zijn bloed bevatte sporen van cocaïne. Hij mocht de zaak afwachten in Spanje. De advocaat wil geen vragen van NRC beantwoorden.
Gitta Ammerlaan probeert zo min mogelijk bij de oorzaken stil te staan. Of na te denken over ‘wat als’. „Als ik dat doe, word ik zó boos.”
NRC sprak het afgelopen jaar meerdere keren met Gitta over haar dochter en schoonzoon en het leven na het noodlot.
Voor Gitta en Hans bleef die avond de toedracht van het ongeluk onduidelijk. Nieuwszenders meldden eerst: gewonden. Toen: doden. Maar wie? Die onzekerheid was gekmakend, zegt Gitta.
Uiteindelijk gingen ze toch maar naar bed. „Ik zei tegen Hans: als ik een auto hoor, dan is het de politie.” Af en toe dommelde ze even weg, om meteen weer wakker te schrikken. Om half vier hoorde ze een portier dichtslaan. Ze keek door het raam. Er stapten een man en een vrouw uit een politieauto. „Is Marguerite dood?”, vroeg ze, toen ze de deur opendeed.
„Ja”, zei de agent.
„En Richard?”
„Ook.”
Twee dichte kisten
Die nacht nog belden Hans en Gitta hun zoon Adriaan (nu 32). Hij woont in de Verenigde Staten met zijn vriendin. Hij is daar gepromoveerd en werkt bij een techbedrijf. Direct stapte hij op het vliegtuig naar Nederland.
De crematie regelden Hans en Gitta met de ouders van Richard. De zondag na hun dood ontmoetten ze elkaar voor het eerst. Ze hebben Marguerite niet meer gezien. Het werd afgeraden. Gitta: „Ik herinner haar ook liever zoals ze voor het ongeluk was. Ze was zo mooi, levenslustig, zo’n leuke vrouw.” Adriaan praatte tegen de twee dichte kisten in het uitvaartcentrum. „Ik vond het onwerkelijk.” Samen werden ze gecremeerd. Gitta: „Het was een indrukwekkende crematie – vrienden spraken, haar werkgever, Adriaan en ikzelf. Toch heb ik het niet bewust meegemaakt.”
Marguerite, zegt haar moeder, was een doorzetter. Ze ging internationaal recht studeren aan de Haagse Hogeschool. Haalde net niet genoeg punten, stapte over naar integrale veiligheidskunde. Dat haalde ze wel. Dat was Marguerite, zegt Gitta. „Doel voor ogen. En lukte het niet meteen, dan nam ze een omweg.”
Marguerite ontmoette Richard in Oud-Beijerland, waar hij werkte als senior engineer en zij als veiligheidsmanager. Hij was achttien jaar ouder, daar moesten haar ouders aan wennen. Maar ze zagen dat ze samen konden lachen en dat hun liefde hun leven glans gaf. Samen werkten ze aan ‘hun project’ op hun kavel in Hoeksche Waard. Daar zagen ze hun toekomst.
Na de uitvaart kwamen de papierzaken. De grond moest verkocht, de erfenis geregeld. Toen dat in de herfst was gebeurd, viel de leegte over Gitta en Hans heen.
Lees ook
Een jaar na de ramp in de Hoeksche Waard: het gevaar van de verdwaalde vrachtwagens
We rouwen ieder op onze eigen manier en respecteren dat van elkaar, spraken ze af. Hans kon in de maanden na de uitvaart alleen maar huilen. Gitta juist niet. Hij deelde foto’s van Richard en Marguerite op Instagram, als een digitaal monument. Vrienden en familie kwamen langs. Beste vrienden zeiden: we zijn er altijd voor jullie, ook in slechte tijden.
Alles kostte moeite, zegt Gitta. Naar haar werk gaan als stewardess voor Transavia ging niet. Ze sprak met zichzelf af een ritme te bewaren: blijven koken, het huis schoonmaken, de tuin onderhouden. Een keer naar yoga. En wandelen. Eindeloos wandelen met twee vriendinnen. En kilometers met Hans.
Hans was een paar jaar eerder met pensioen gegaan. Hij bouwde op zolder een vliegsimulator. „Hij vindt het niet erg om alleen te zijn. Je moet afleiding zoeken, leerden we. Ook als het leven zwart is en je niets wilt.”
In oktober 2022 ging het niet meer. Samen met Hans ging Gitta naar de huisarts. Het verdriet was te groot. Ze dreigden kopje-onder te gaan. De huisarts verwees ze door naar een therapeut. Doe wat je vroeger deed, adviseerde die, je hoeft er geen plezier aan te beleven. Wat deden ze vroeger? Reizen! Ze stapten op het vliegtuig naar Kreta. „We zaten op het strand, hele dagen naar de golven te staren.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Richard en Marguerite.” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Richard en Marguerite.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/26200556/data120458849-8829b8.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-10.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-8.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-9.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-10.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-11.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/z0sojNQuZ1StGjBJ6G0LA1qcHlU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/26200556/data120458849-8829b8.jpg 1920w”>
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Van links naar rechts: Hans, Richard, Marguerite, haar broer Adriaan en diens vrouw. Helemaal rechts Gitta.” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Van links naar rechts: Hans, Richard, Marguerite, haar broer Adriaan en diens vrouw. Helemaal rechts Gitta.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-3.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/26200555/data120458858-e8f146.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-14.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-12.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-13.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-14.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-15.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/qqLUA1MPtCyjhcJi4IQnj2vCjWc=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/26200555/data120458858-e8f146.jpg 1920w”>
<figure aria-labelledby="figcaption-2" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Richard en Marguerite op het strand. Ze ontmoetten elkaar in Oud-Beijerland, waar hij werkte als engineer, zij als veiligheidsmanager.” data-figure-id=”2″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Richard en Marguerite op het strand. Ze ontmoetten elkaar in Oud-Beijerland, waar hij werkte als engineer, zij als veiligheidsmanager.” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/26200554/data120458867-b4e7ea.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-18.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-16.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-17.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-18.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/08/hun-dochter-en-schoonzoon-werden-doodgereden-als-ik-een-gelukkige-familie-met-grootouders-en-kleinkinderen-zie-kijk-ik-meteen-weg-19.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/ZKlbzazA_qQKso98liWeosLvSyU=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/08/26200554/data120458867-b4e7ea.jpg 1920w”>
Privé-foto’s van Marguerite en Richard. Op de groepsfoto: Hans, Richard, Marguerite, Adriaan, diens vrouw Sammy en Gitta.
Foto’s privé-archief
Gevlucht naar hun zoon
Terug in Nederland kwam de verjaardag van Marguerite in november dichterbij. En Kerst. Oud en Nieuw. Dat waren altijd gezellige maanden met borrels en etentjes en skiën met de kinderen en aanhang. „We leken op zo’n gezin uit Libelle of Allerhande. Als ik nu een foto zie van een gelukkige familie met opa en oma en kleinkinderen, kijk ik meteen de andere kant op.” Ze vluchtten naar hun zoon en zijn vriendin in San Diego. Die deden enorm hun best het hun naar de zin te maken. „Ik denk”, zegt Gitta nu, „dat ons verdriet voor hen te groot was.”
Ze verloren vrienden. Gitta kreeg een ontstemd appje van hun beste vrienden, die er altijd voor hen zouden zijn. Waarom waren ze zonder iets te zeggen naar San Diego vertrokken? „Die zien we niet meer”, zegt Gitta kordaat. „Vroeger was ik vriendelijk en enthousiast. Dat ben ik niet meer. Het leven is niet alleen gezellig babbelen bij een toastje.”
Al lang geleden leerde Gitta dat maar weinig mensen kunnen omgaan met andermans verdriet. 31 jaar geleden verloor ze kort achter elkaar haar ouders. In 2008 overleed haar jongste broertje. Familieleden zeiden toen: het leven gaat door. „Ik had zo veel verdriet over mijn ouders en broer, maar ik moest door, want ik had twee kleine kinderen die mijn zorg nodig hadden. Na de dood van Marguerite leek alles zinloos.”
Steun was er ook. Van haar werkgever bijvoorbeeld, die geen druk uitoefende. Begin 2023 dacht ze zélf: ik ga het weer proberen. Haar leidinggevende was begripvol. En ze kreeg een „lieve” re-integratiecoach. Werken lukte de ene dag beter dan de andere. Soms ging ik huilend van boord voordat het vliegtuig was vertrokken. „Ze lieten het helemaal aan mij. Hadden geen verwachtingen. Dat was heel prettig.”
Het lastigste is als collega’s of bekenden vragen hoe het gaat. „Ik zei dan dat het slecht ging. Dat schrikt mensen af.” Haar coach adviseerde om het te verpakken. „Zeg dan dat je dat nog aan het uitvinden bent.”
‘Toen voelde ik haar echt’
Op 8 maart 2023, de verjaardag van Richard, deed Gitta iets opmerkelijks. Tenminste, voor iemand die zo nuchter is als zij, zegt ze. Ze ging mee met haar schoonzusje die een opleiding volgde tot medium. Die dag zouden enkele cursisten als afstudeeropdracht vertellen wat ze ‘doorkregen’. Het schoonzusje zei tegen Gitta dat ze zich moest openstellen.
Een van de cursisten zag een jonge vrouw in de weer met plantjes. „Dat is Marguerite”, dacht Gitta. Via de cursist zei de vrouw met de plantjes: „Ik ben altijd bij je.” Een andere cursist zag een man van middelbare leeftijd in een werkpak. Zijn boodschap was: toon je emoties. Maak nog wat van je leven. Gitta: „Richard had in de tuin op de Zuidzijde tijdens het klussen ook altijd een werkpak aan.”
Gitta had al eens eerder zo’n ervaring, eind 2022. Tussen waken en slapen, vroeg in de ochtend. „Toen voelde ik haar echt. Ze zei: ‘Mama, huil maar niet zo. Wees niet zo verdrietig, ik ben bij je.’” Gitta wilde vragen waar Marguerite nu was, of ze alleen was of met iemand, of ze gelukkig was. Maar ze was al weer weg. „En dan denk ik: ze is wel sámen met Richard doodgegaan. Vroeger dacht ik dat er niets is, buiten dit leven. Nu wil ik niets liever dan dat er wel iets is. En áls dat zo is, dan zijn ze daar met zijn tweeën.”
Dat Adriaan trouwde, in de zomer van 2023, was feestelijk. Het bruidspaar had alles tot in de puntjes geregeld, er waren veel vrienden. En toch, Gitta zegt het aarzelend, „was het moeilijk voor mij en Hans om échte vrolijkheid te voelen”. We hebben twee kinderen, zegt ze. Elf maanden na de dood van het ene kind trouwt het andere kind. Van diep verdriet naar groot geluk. Dat vindt ze de lastigste momenten, zegt ze. Wanneer wat ze voelt niet past bij de situatie.
Mensen die niet nabij staan, kún je niet altijd verdriet tonen. Mensen die wel nabij staan, wíl je niet altijd verdriet tonen. Regelmatig bellen ze met hun zoon in de VS of gaan daar een weekje naartoe. Ze doen zich soms vrolijker voor dan ze zich voelen. „Adriaan is heel lief en zorgzaam, maar we willen hem niet opzadelen met onze emoties. Hij kan niets met dat enorme verdriet.”
Lees ook
De prangendste vraag blijft nog onbeantwoord: waaróm reed de vrachtwagen van de dijk?
Niet in de ‘wat-als’-valkuil
Eén keer was Gitta nog op Zuidzijde, drie dagen na het ongeluk. Het lag vol met knuffels, tekeningen en briefjes. Anderhalve week na het ongeluk ging ze met Hans en Adriaan naar de herdenkingsdienst in een kerk in Oud-Beijerland, toevallig tegenover het huis van Marguerite en Richard. Ze heeft geen enkele aanvechting er nog een keer heen te gaan. Ook de details van het ongeluk boeien haar weinig. „Het zal allemaal wel, ik krijg Marguerite en Richard er niet mee terug.”
Ze wil niet in de ‘wat als’-valkuil vallen. Dat hele ongeluk was zo’n aaneenschakeling van bizarre toevalligheden. Er rijdt nóóit een vrachtwagen van een dijk. Op de plek was 364 dagen van het jaar géén barbecue. Ze hadden best vijf meter verderop kunnen staan. „Je kunt jezelf volkomen gek maken.”
Troost vind je in onverwachte hoek, merkte ze. Zoals de moedereend die een nest bouwde in hun kleine vijver in de tuin – niet een voor de hand liggende plek. Later liepen acht eendjes door de tuin. „Ik ging googlen”, zegt Gitta. „Eenden staan voor balans, rust en emotionele aanpassing. Je kunt er een teken in zien.” Hans kocht eendenvoer. „We hebben ze flink verwend.”
In het begin is alles zo zwart en somber dat je je niet kunt voorstellen ooit nog iets leuk te vinden. Met het verstrijken van de tijd komt er ruimte voor afleiding, merkt Gitta. „Nog steeds heb ik slechte dagen, vooral na een doorwaakte nacht.” Ze kan ook volschieten als ze een moeder met haar dochter ziet lopen. „Niet dat ik het haar misgun. Zeker niet. Het is het gemis.”
Lees ook
Zuidzijde, vier maanden nadat er een truck op de buurtbarbecue inreed: ‘Het is praten, praten, praten’
De wereldberoemde intensieve landbouw in Nederland, die het kabinet-Schoof wil „koesteren”, is volgens Jan Douwe van der Ploeg juist een „drama”. „Het drama is dat we de landbouw na de Tweede Wereldoorlog zijn gaan definiëren in alleen rendement”, zegt Van der Ploeg, emeritus hoogleraar rurale sociologie. „In varkensvlees, melk, aardappelen. In kilo’s, liters en euro’s. Terwijl landbouw van oudsher is gebaseerd op een balans met de natuur, op verbinding met de samenleving. Die balans is weg, en de agro-industrie staat ver van mensen af.”
Van der Ploeg (73) doet sinds de jaren zeventig wereldwijd onderzoek en was vijfentwintig jaar hoogleraar in ‘plattelandsontwikkeling’. Hij is een bekend criticus van het Nederlandse landbouwmodel én van de kennisverspreiding hierover door zijn voormalige werkgever: Wageningen University & Research (WUR). Van der Ploeg nam er in 2017 afscheid en is nu deeltijdhoogleraar aan de China Agricultural University in Beijing. Vorig jaar verscheen zijn boek Gesloten vanwege stikstof over „falend landbouwbeleid en Wageningse theorieën”.
Het kabinet wil in Europa juist „alles op alles” zetten om het huidige verdienmodel van boeren te behouden.
„We hádden een verdienmodel. Dat was doorgaande schaalvergroting, intensivering, specialisatie en marktverovering. Goed beschouwd is dat model failliet, omdat de Nederlandse landbouw en veeteelt tegen ecologische, wettelijke en financiële grenzen aan lopen. En toch wil de agrarische sector er helemaal niet vanaf. In plaats daarvan kijken boeren steeds naar de overheid: garandeer ons een verdienmodel. Boeren, dat waren toch zelfredzame ondernemers? Of zijn ze in dienst van de overheid?”
Lees ook
De landbouwdeal van Cees Veerman in 2004: Nederlandse mest in ruil voor Italiaanse melkboetes
Na het felle boerenprotest en het klappen van het Landbouwakkoord onder Rutte IV is het aan het kabinet-Schoof om de toekomst van Nederlandse landbouw te schetsen. Landbouwminister Femke Wiersma (BBB) staat na het zomerreces voor grote, urgente problemen: de mestcrisis en Brusselse deadlines voor stikstof en waterkwaliteit.
In het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB staat dat er „nieuwe verdienmodellen” worden ontwikkeld – maar niet welke en hoe. Het kabinet zet vooral in op minder regelgeving, versoepeling van milieunormen, technologische oplossingen voor vervuiling, geen gedwongen krimp van de veestapel.
Van der Ploeg komt zelf uit een boerenfamilie. Zijn opa was een Friese seizoensarbeider die in Nederland en Duitsland gras maaide en koeien molk. Na zeven jaar sparen kon zijn opa een koe en een varken kopen, trouwen en een boerderijtje beginnen. De vader van Jan Douwe van der Ploeg kon zo naar school en werd leraar, hijzelf kon later naar de Landbouwhogeschool in Wageningen.
Zijn werkkamer zit onder in het ‘Schip van Blaauw’ (1920), het voormalige Laboratorium voor Plantenfysiologie van diezelfde hogeschool. Het is nu een rijksmonumentaal bedrijfspand met een wilde tuin, hoog boven het water van de Nevengeul en brede, groene uiterwaarden.
Eigenlijk bent u de enige die hier over is van Wageningen University & Research.
„Dat klinkt wel poëtisch. Niet dat ze me daar toeslag voor geven, hoor.”
Uw grootvader was een boer van de twintigste eeuw. Hoe ziet de boer van de toekomst eruit, volgens u?
„In de landbouwwetenschap zie je een interessante draai naar agro-ecologie. Het begon in de VS, is ook in Zuid-Amerika opgepakt, later aarzelend in Frankrijk. Het is het herfunderen van de landbouw op ecologische principes, in plaats van met veel externe hulpmiddelen als kunstmest, bestrijdingsmiddelen en fossiele energie. Nederland ligt in dit nieuwe veld dramatisch achterop; het lijkt wel de wet van de remmende voorsprong.”
Klinkt als: de landbouw moet terug naar de kleine boeren van vroeger.
„Het klinkt al snel nostalgisch, maar het boeiende is dat de verdiencapaciteit van kleinere, ecologische boeren boven die van meer geïndustraliseerde landbouw kan uitkomen. Het vergt wel meer arbeid, maar er zijn minder investeringen en kosten en er gaat minder geld naar toeleveranciers, voor bijvoorbeeld kunstmest. Eerst zijn de opbrengsten lager, maar met kennis en vakmanschap kunnen de inkomsten heel behoorlijk worden.”
Hoe behoorlijk?
„We hebben daar in 2019 bijvoorbeeld in Europa een groot vergelijkend onderzoek naar gedaan, in onder meer Nederland, Groot-Brittannië, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje. Heel verrassend was dat kleinere, minder intensieve bedrijven echt beter verdienden dan grotere intensieve bedrijven. Want die grotere hebben zeer hoge kosten, ook hoge financieringslasten, en worden harder geconfronteerd met schommelende prijzen en de volatiele markt. Voor bijvoorbeeld 100 kilogram melk, verdienden kleinere bedrijven vaak het dubbele of meer van wat grote, intensieve bedrijven verdienen.”
Toch blijft bijvoorbeeld biologische landbouw in Nederland heel klein.
„Het blijft mij verbazen. Iedereen beseft wel dat de bakens moeten worden verzet, maar er is een halsstarrigheid in de sector geslopen. De sector is ook een nauw verweven geheel van agro-industrieën, banken, boerenorganisaties en opleidingsinstellingen – dat klikt in elkaar. Maar er is een angst om te erkennen dat kleinschaliger, natuurvriendelijke vormen van landbouw ook mogelijk én economisch aantrekkelijk kunnen zijn. De landbouw is te uniform, er moeten veel meer verschillende soorten landbouw komen.”
Lees ook
Oud-stikstofminister Christianne van der Wal: ‘Ik hóóp dat het kabinet slaagt in Brussel, voor de boeren en de natuur. Ik zit niet in de politiek vanuit cynisme’
Als de agrarische sector er niets van wil weten, is er dan wel draagvlak onder individuele boeren voor een omslag naar schonere landbouw?
„Ja, ik denk het wel. Ik spreek heel veel boeren, en dat boerenprotest dat in oktober 2019 begon was vooral een schreeuw om aandacht en respect, is mijn stelling. Toen is dat protest al snel en in belangrijke mate gekaapt door Farmers Defence Force en… hoe heet die andere club?”
Agractie?
„Ja, Agractie. En zo is dat protest naar een rechts-populistische beweging gemodelleerd. Boeren die niet meededen, of kritisch over het protest waren, werden geïntimideerd. Ik hoor van veel boeren dat ze eigenlijk schoon genoeg hebben van zulke acties. Ze willen best een omslag naar schonere landbouw, al zijn ze ook afwachtend. Eerst kijken wat BBB in het kabinet voor elkaar krijgt.”
Een zwijgende meerderheid?
„Ja, en de politiek heeft daar destijds ook niet adequaat op gereageerd, vind ik. Die hebben die onderstroom van boeren niet weten te bereiken.”
Is de omslag naar schonere boerderijen voor boeren wel te betalen? Veel boeren die zijn gaan intensiveren zitten vast aan dure leningen.
„De Rabobank heeft in mijn ogen de dure plicht om aan die verandering mee te betalen, die hebben de afgelopen decennia op een ongelofelijk onverantwoorde manier geld in vergroting van bedrijven gestoken. Het vorige kabinet wilde een astronomisch bedrag van 25 miljard euro in het landelijk gebied steken – ja, dat is nu weg. Maar met hun eigen verdiencapaciteit kunnen ecologische boeren ook een heel eind komen, denk ik.”
De Rabobank heeft in mijn ogen de dure plicht om aan de omslag naar schonere boerderijen mee te betalen
Schonere landbouw is ook duurder – kijk naar biologische producten. Willen consumenten daarvoor betalen met goedkopere producten uit het buitenland? Is het haalbaar?
„Met doordachte marktregulering kun je te goedkope producten wel weren. Kijk, het begint ermee dat we als overheid of als kennisinstellingen, zoals Wageningen, niet langer moeten uitdragen dat het huidige landbouwmodel het optimale model is. Het beeld dat Nederland kampioen landbouw is, werkt verstikkend en houdt verandering tegen. Er is een hele onlogische situatie ontstaan: Nederland is een kleine rivierdelta met hele dure grond. Die schaarse, kostbare grond wordt voor de helft gebruikt voor landbouw en veeteelt, terwijl die maar een paar procent van het bbp vertegenwoordigt. Van die producten wordt zo’n 70 procent geëxporteerd over de hele wereld, en zelf importeren we granen uit Frankrijk en Oekraïne en soja uit Brazilië om onze varkens mee te voederen.”
Het kabinet zegt: Nederland voedt de wereld en minder boeren betekent minder voedselzekerheid – ook in Nederland.
„Natuurlijk is het goed om meer zelfvoorzienend te zijn en een buffer te hebben voor instabiele tijden. Maar je kunt je afvragen of al dat voedsel dat nu in Nederland wordt geproduceerd ook van dit kleine stukje aarde moet komen.”
Nederland staat als klein land al jaren bekend als de grootste landbouwexporteur ter wereld, na de VS. Daar zijn we juist trots op.
„Het succes heeft ook een keerzijde. Voor mijn grootvader en tienduizenden anderen is het harde boerenwerk het emancipatiepad voor hun familie geweest. Dat heeft Nederland gevormd, al zijn we dat weer vergeten. Maar in arme landen werken kleine boeren in deze tijd ook keihard om eenzelfde route af te leggen. Het pijnlijke is dat hele landbouwsectoren daar weggeconcurreerd worden door de import van goedkope landbouwproducten uit Europa, en met name ook Nederland.”
Waar ziet u dat gebeuren dan?
„Die hele kluit landen in West-Afrika bijvoorbeeld wordt vólgepompt met goedkope uien uit Nederland: Ivoorkust, Senegal, Mali, Guinee, Mauritanië. De elite daar profiteert van die import, regionale boerenbonden zijn tegen omdat het lokale boeren ondergraaft. De rechtvaardiging in Nederland is: onze uienteelt is zo efficiënt, maar we maaien wel het toekomstperspectief van anderen weg.”
Lees ook
‘Als je koeien minder eiwitten laat eten, komt er minder stikstof in hun mest’
De meeste landbouwexport gaat wel naar onze buurlanden in de EU.
„Nederland exporteert veel naar Duitsland, België en Frankrijk – en ook andersom. Binnen de EU zie je dus dezelfde harde concurrentie, waarbij Nederland als prijsvechter elders marktaandeel overneemt. In Duitsland heeft Nederlandse zuivel een marktaandeel van bijna 25 procent, in Frankrijk 10 procent. Zo is het op meer plaatsen gegaan en daarmee heeft de Nederlandse landbouw niet overal goede vrienden gemaakt.”
Tegelijkertijd zal het kabinet wel steun van andere EU-lidstaten nodig hebben voor versoepeling van natuurnormen voor Nederland.
„Dat hoor je nu inderdaad in de BBB-wereld: we gaan het oplossen in Brussel. Vergeet het maar. Ik heb veel voor de Europese Commissie en in EU-lidstaten gewerkt. Het sentiment is: Nederland heeft ons weggeconcurreerd met goedkope productie. Zo hebben ze hun eigen leefomgeving naar de knoppen geholpen. Laat ze het dan ook maar zelf oplossen.”
Wat zou u dan doen als u landbouwminister Femke Wiersma was? Wat zou het eerste zijn?
Van der Ploeg denkt even na…
„Ik zou coalities proberen te bouwen met die zwijgende meerderheid van welwillende boeren. De Rabobank eraan herinneren dat ze de boeren financieel moeten helpen, al leggen ze er geld op toe. Ik zou de kennisproductie over de landbouw verspreiden over veel meer universiteiten en hogescholen; er is nu één dominante visie uit Wageningen. Er zouden veel meer opstartmogelijkheden voor jonge boeren moeten komen. Ik zou proberen om veel meer midden- en kleinbedrijf in de voedselproductie van de grond te krijgen – daar zit veel meer vernieuwing dan in die giganten… Maar godzijdank ben ik de minister van Landbouw niet.”
„Say it loud, say it clear, Mikael is welcome here”, werd begin deze maand gescandeerd bij een protestmars in Amsterdam. Honderden klasgenootjes, buurtbewoners en anderszins betrokken burgers eisten dat de in Nederland geboren Mikael Matosyan (11) een verblijfsvergunning krijgt. Mikael is uitgeprocedeerd en zal uiterlijk woensdag met zijn moeder worden uitgezet naar haar moederland Armenië. Mikael is daar nog nooit geweest. Een petitie om hem in Nederland te houden is bijna negentigduizend keer ondertekend.
Je kan er vergif op innemen dat er weer ophef ontstaat over een kind dat net buiten de boot valt
Het voelt als een déjà vu. In 2018 liepen honderden demonstranten door de straten van Den Haag met bordjes met de tekst „Howick en Lili moeten blijven”. De destijds dertien- en twaalfjarige Armeense broer en zus zouden worden uitgezet. Kort daarna werd gedemonstreerd voor het Iraakse jongetje Nemr (toen 9). In 2011 ging het om de Angolese jongen Mauro (18), in 2010 om het Afghaanse meisje Sahar (10). Al deze kinderen zijn in Nederland geboren en/of getogen zonder verblijfsvergunning. Ze waren uitgeprocedeerd, werden het onderwerp van demonstraties en kregen volop media-aandacht. En uiteindelijk mochten ze blijven.
Alleen dat laatste gaat voor Mikael niet gebeuren, tenzij minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) hem op de valreep een verblijfsvergunning geeft. Ze heeft tot nu toe gezegd dat niet te overwegen.
Lees ook
Als Faber de strengste asielminister wil zijn, is de uitzetting van Mikael onvermijdelijk
„Elke paar jaar is het precies hetzelfde verhaal”, zegt hoogleraar migratiegeschiedenis Marlou Schrover aan de Universiteit Leiden. „En je kan er vergif op innemen dat er over een tijdje weer ophef ontstaat over een kind dat net buiten de boot valt.” Volgens Schrover komen dit soort situaties al decennia voor. „Dit zijn de rafelranden van ons asielbeleid.”
‘Het moet heel wreed voelen’
De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beslist wie wel en geen recht heeft op een verblijfsvergunning. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de situatie in het land van herkomst; lopen asielzoekers gevaar als ze worden teruggestuurd? In de verdere procedure wordt meegewogen hoe de ouders zich in Nederland hebben gedragen. Op dat laatste is de aanvraag in Nederland te blijven van Mikael en zijn moeder stukgelopen; moeder Gohar (56) verliet de asielopvang met Mikael en was elf maanden „niet in beeld”, tegen de afspraken in. Dat is voor de IND reden geweest om haar een verblijfsvergunning te weigeren.
Juridisch is het uitzetten van Mikael en zijn moeder niet meer aan te vechten, maar „het is heel menselijk”, vindt Schrover, dat een deel van de maatschappij zich verzet tegen het uitzetten van kinderen. Zij hebben tenslotte geen keuze gehad in het gedrag van hun ouders. „Veel kiezers willen streng migratiebeleid, maar als dat beleid een gezicht krijgt in de vorm van een kind vinden mensen dat ontzettend zielig. Dan doen de asielcijfers en de regeltjes er niet meer toe. Ineens is zo’n kind ‘onze’ Mikael. Of Mauro. Of Howick en Lili.”
Maatschappelijke onrust over uitzetting ontstaat bijna altijd over kinderen die lang in Nederland verblijven, aldus Schrover. „De uitzetting moet heel wreed voelen, anders gaan mensen niet protesteren.”
Een traan over zijn wang
De precieze cijfers over kinderen zonder verblijfsvergunning zijn niet bekend bij de IND en bij het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). De kinderrechtenorganisatie Defence for Children, die kinderen die dreigen te worden uitgezet bijstaat, schat dat momenteel minstens driehonderd kinderen uitgezet kunnen worden.
Niet elk kind zonder verblijfsvergunning is gelijk. Het overgrote gedeelte van de uitgeprocedeerde kinderen vertrekt geruisloos. Vrijwillig, of ze worden ’s nachts van hun bed gelicht en naar het detentiecentrum gebracht om uitzetting af te wachten. „Als dit soort kinderen in de publieke kijker komen, gebeurt dat vaak via de school”, vertelt Martin Vegter, juridisch adviseur bij Defence for Children. „Zo’n geval komt dan in de lokale media, en soms wordt het opgepakt door landelijke media en dan gaat het los.” Dan worden protestmarsen georganiseerd en shirts bedrukt.
Het zijn volgens Schrover vrijwel altijd „mediagenieke kinderen”. Zoals de mondige Mikael, die goed gitaar speelt en net naar het gymnasium zou gaan. „Mauro was een knappe jongen met een traan die mooi over zijn wang liep”, vertelt hoogleraar Schrover. „Sahar wilde chirurg worden. Nemr was heel klein voor zijn leeftijd.” Allemaal „bijzondere kinderen”, aldus Schrover. „De kinderen die niet zo mediageniek zijn, vallen buiten de boot.”
Stapel dossiers mee naar huis
De publieke ophef die soms ontstaat, richt zich op de voor asiel verantwoordelijke minister of staatssecretaris. Tot 2019 hadden deze bewindspersonen de discretionaire bevoegdheid om uitgeprocedeerde asielzoekers op de valreep een verblijfsvergunning te geven. Vaak namen bewindspersonen in het weekend een stapel dossiers mee naar huis om te beslissen over de individuele gevallen die waren aangedragen door bijvoorbeeld burgemeesters of Kamerleden.
Hoe vaak een bewindspersoon met de hand over het hart streek verschilde sterk. Rita Verdonk, die zich profileerde als strenge asielminister, heeft het record op haar naam staan. In vier jaar maakte ze zo’n 1.100 keer gebruik van de mogelijkheid om iemand een verblijfsvergunning te geven. Veel vaker dan haar opvolgers en mede-VVD’ers Fred Teeven (240 keer in vier jaar) en Klaas Dijkhoff (driehonderd keer in drie jaar).
„De discretionaire bevoegdheid leidde tot heel veel willekeur, de beslissing over het lot van mensen was afhankelijk van de persoonlijke afweging van de bewindspersoon”, zegt universitair docent migratierecht Mark Klaassen.
Vanwege de discretionaire bevoegdheid werden bewindspersonen doelwit van critici. Staatssecretaris Dijkhoff werd in 2019 in het Tweede Kamergebouw geconfronteerd door televisiepresentator Tim Hoffman en het Iraakse uitgeprocedeerde jongetje Nemr. Toen Nemr vertelde dat hij bang was om dood te gaan als hij naar Irak zou worden gestuurd, reageerde Dijkhoff met de woorden: „Ja, dus?”
In zijn podcast Dijkhoff en Segers vertelde Dijkhoff twee weken geleden dat hij de discretionaire bevoegdheid „eenzaam” vond: hij kon niet over dossiers sparren met ambtenaren van de IND, die hadden immers al besloten dat de asielzoeker uitgezet zou moeten worden. Staatssecretaris Gerd Leers (CDA), die tachtig keer gebruikmaakte van de discretionaire bevoegdheid in zijn twee jaar als staatssecretaris, vertelde in de Volkskrant: „Soms sliep ik er niet van. Dan belde ik weleens mijn vertrouwenspersoon, om erover te praten.”
Nooit buiten schot
De discretionaire bevoegdheid sneuvelde in 2019 onder staatssecretaris Mark Harbers (VVD). Harbers werd geconfronteerd met het dossier van de uitgeprocedeerde Howick en Lili, die uit angst voor uitzetting ondergedoken waren. Op de dag dat ze hadden moeten worden uitgezet, ging Harbers om en kregen zij een verblijfsvergunning. In ruil voor een laatste verruiming van het toen geldende kinderpardon wilde hij dat de discretionaire bevoegdheid zou worden afgeschaft om hemzelf en zijn opvolgers dit soort lastige beslissingen te besparen.
Voortaan zou de directeur van de IND de discretionaire bevoegdheid kunnen toepassen. En dan alleen in het begin van de procedure, niet meer vlak voordat een asielzoeker zal worden uitgezet. De IND maakt een paar keer per jaar gebruik van de bevoegdheid.
In het geval van Mikael gebruikt minister Faber het afschaffen van de discretionaire bevoegdheid als argument waarom zij Mikael geen verblijfsvergunning kan geven. Dat klopt niet; experts vertelden in NRC dat er voor bewindspersonen altijd wel een manier is om kinderen een verblijfsvergunning te geven. Bovendien is de minister of staatssecretaris politiek verantwoordelijk voor de beslissingen van de IND: de handtekening van Faber staat onder elke beslissing van de dienst. „Bewindspersonen blijven nooit buiten schot, ze zijn nu eenmaal politiek verantwoordelijk voor het beleid”, aldus Schrover.
Lees ook
Mikael (11) snapt niet waarom hij uit Nederland weg moet, en hij is niet de enige
Volgens de hoogleraar blijven asielzaken over kinderen lastig voor de bewindspersonen: „We voeren al jaren een steeds strenger migratiebeleid, daar worden verkiezingen op gewonnen en de bewindspersonen hebben een mandaat om dat uit te voeren, van Verdonk tot Faber.”
Als ze dat vervolgens doen, wordt gezegd dat ze over de ruggen van kinderen politiek bedrijven, zoals de progressieve oppositie nu over Faber zegt. Maar haar partijleider Geert Wilders prijst haar strenge houding en ook NSC-leider en coalitiegenoot Pieter Omtzigt vindt dat voor Mikael geen uitzondering moet worden gemaakt.
Hoe dan ook is de politieke consensus dat de asielprocedure verkort moet worden. Zeker voor kinderen is dat van belang: hoe langer die in Nederland zijn, hoe groter de psychische schade wanneer ze worden uitgezet. Momenteel duren asielprocedures jaren. Daardoor is de kans groter dat er maatschappelijke onrust ontstaat. „Als het niet zo lang sleept, dan hebben de kinderen nog geen leraren en klasgenootjes en voetbalclubs die gaan demonstreren als een kind wordt uitgezet”, aldus Schrover. Elk nieuw kabinet neemt zich voor om de beslisprocedure in te korten, maar dat wil niet lukken. De Raad van State deed er in het geval van Mikael ruim twee jaar over om een uitspraak te doen – de procedure begon toen hij in groep zes zat en eindigde toen hij bijna naar de middelbare school zou gaan.
Vanuit de wetenschap dat slepende procedures niet makkelijk ingekort kunnen worden, dwong de PvdA tijdens de formatie van kabinet-Rutte II af dat er een kinderpardon zou komen vanaf 2013. Kinderen tot negentien jaar die langer dan vijf jaar in Nederland verbleven, zouden een verblijfsvergunning kunnen krijgen.
Dat gebeurde onder een rits aan voorwaarden, zo mochten ouders nooit in contact zijn geweest met politie en moesten ze meewerken aan hun eigen uitzetting. Effectief betekende dat 2540 kinderen een pardon kregen. In 2019 werd het kinderpardon afgeschaft door kabinet-Rutte III. „Daarmee is het kader om kinderen toch een verblijfsvergunning te geven weggenomen”, aldus Mark Klaassen. „Maar er zijn nog altijd dit soort kinderen, dus er is niets opgelost.” Volgens Klaassen is er altijd een „ventiel nodig” in het vreemdelingenbeleid, voor gevallen waarin het beleid te schrijnend is.
Dat ventiel, zoals het kinderpardon, zou minder vaak nodig zijn als kinderen niet verantwoordelijk worden gehouden voor de daden van hun ouders, aldus universitair docent Klaassen. „In de rechtspraak wordt sterk de nadruk gelegd op het gedrag van de ouders: dat zijn de ‘boeven’ die jarenlang onrechtmatig in Nederland verbleven en daarmee hun kind in een rotpositie hebben gebracht. Die mensen willen we niet belonen.” Volgens Klaassen werkt die redenering slecht in de praktijk: „Wanneer het gaat om minderjarigen moeten rechters het belang van het kind zwaarder laten meewegen.” De kans dat de rechter akkoord gaat met het uitzetten van een kind als Mikael, dat al zijn hele leven in Nederland is, wordt dan volgens Klaassen aanzienlijk minder groot. En het maatschappelijke gevoel van onrecht dus ook.
Op de dag dat Rusland Oekraïne binnenviel, was Alex Pirlya (34) niet thuis in Kyiv. Hij was de Kilimanjaro aan het beklimmen met zijn vriendin. Ze keerden niet terug naar Oekraïne, maar eindigden een paar maanden na de Russische invasie in Nederland. Pirlya kon aan de slag in Amsterdam bij het kantoor van zijn werkgever, een Amerikaans techbedrijf.
Afgelopen zaterdag stonden ze op de atletiekbaan in Den Haag, klaar om tien kilometer te lopen. Eerst over de rode baan, dan door de duinen. Net als vijfhonderd anderen zijn ze naar de Haagse atletiekbaan gekomen vanwege de Oekraïense onafhankelijkheidsdag. Op de baan klinkt gejoel en muziek en op een naastgelegen veldje kunnen kinderen koekhappen en sjoelen. Maar er is ook een tent waar in Nederland revaliderende Oekraïense militairen met elkaar in gesprek gaan.
Voor de invasie was de onafhankelijkheidsdag vooral een feestdag. „Nu voelt het ook als een dag waarop we strijdbaar moeten zijn”, zegt Uliana Bun (35), een van de organisatoren van het evenement. Bun woont al veertien jaar in Den Haag. „Het is moeilijk om hier te zijn, terwijl familie en vrienden in Oekraïne in oorlog leven. Daarom wilden we iets doen. Deze loop is een manier voor mensen om hun geliefden te herdenken. En om samen te komen.”
De deelnemers lopen de ronde van twee, vijf of tien kilometer niet met hun eigen naam op de borst, maar met een zelfgekozen plek in Oekraïne, of met de naam van iemand die is gestorven aan het front. Sommige deelnemers wonen al jaren in Nederland, anderen zijn Oekraïne ontvlucht sinds de oorlog.
Over de sluiting van het aanmeldcentrum voor Oekraïners in Utrecht vorige week hebben velen gehoord. Net als de reden van de sluiting: het gebrek aan opvangplekken voor Oekraïners. Afgelopen week stuurde minister Faber (Asiel en Migratie, PVV) volgens de Volkskrant een brief aan gemeenten met een oproep voor extra opvangplekken voor Oekraïners. En met het advies om ontheemden te vragen zoveel mogelijk in eigen verblijf te voorzien.
Dat is niet makkelijk, ervoer onder meer Alex Pirlya. Hij woonde een tijd in een Airbnb voordat hij een huurhuis vond in Alkmaar. „De Nederlandse huizenmarkt is niet niks.” Wie geen torenhoge huurprijs kan betalen, is aangewezen op de opvangplekken of de gastvrijheid van familie of kennissen in Nederland.
Het is triest, vindt Uliana Bun. „Maar wat kunnen we eraan doen? Niets. We zijn dankbaar voor de steun die we al hebben gekregen in Nederland en van Nederland. Ook de militaire steun.”
Nataliia Hrynevych (31), Lopik‘We delen één slaapkamer, maar voor ons is het genoeg’
Haar grammatica is niet zo goed, verontschuldigt Nataliia Hrynevych zich in het Nederlands. „Maar ik doe mijn best. Twee jaar geleden ben ik naar Nederland gekomen. Ik woonde met mijn twee kinderen in Lviv, op vijf hoog. Ik vond het een te spannende situatie. Een vriendin van me was al in Nederland en stuurde me een bericht. Ze kende een Nederlands gezin dat vijf plekken over had in huis.
„Daarom besloot ik te gaan. Het was een hele vriendelijke familie. We hebben in 2022 van mei tot oktober bij ze gewoond, in Schoonhoven. De eerste maanden waren hectisch. De kinderen moesten naar school, ik moest allemaal documenten invullen, de taal leren. Na een tijdje kon ik aan het werk in een uitvaartcentrum. Nu werk ik sinds een half jaar bij een juwelier in Schoonhoven.
„We zijn net terug van tweeënhalve week in Oekraïne. Het was een mooie periode, relatief rustig. Er klonken wel sirenes, maar we hoefden de schuilkelder niet in. Voor de kinderen was het wel erg spannend. Als ze nu een sirene horen, schrikken ze. Maandag gaan ze weer naar school.
„Ik heb uiteindelijk een eigen plek gevonden in Lopik. We wonen in een tuinhuis van een Nederlandse familie. We delen één slaapkamer, maar voor ons is het genoeg. Het is dicht bij de school van de kinderen en mijn werk.
„Ik wil graag in Nederland blijven, ik heb veel moeite gedaan om de taal te leren en me aan te passen aan Nederland. Maar welke plannen de Nederlandse overheid heeft voor ons, geen idee. Ik heb geluk gehad. Ik heb een huis en werk. Voor mij is alles goed. Maar voor andere mensen, zonder huis, is het psychologisch zwaar.”
Nataliya Samboruk (48) en zoon Taras (11), Capelle aan den IJssel‘Het was ook moeilijk om met familie te wonen, we hebben niet zo’n groot huis’
Taras van 11 jaar oud heeft een vel met ‘Kyiv’ aan zijn shirt vastgespeld. „Daar woont mijn familie. Ik ben in Nederland geboren, maar mijn ouders komen wel uit Oekraïne. De laatste keer dat ik er was is heel lang geleden, volgens mij zelfs vijf jaar. We kennen veel mensen die helaas dood zijn gegaan in de oorlog. Ik loop ook voor hen.”
Elke ochtend heeft zijn moeder Nataliya Samboruk even contact met haar moeder, in Kyiv. Dan wisselen ze het laatste nieuws uit. „Wij wonen al jaren in Nederland. Toen de oorlog uitbrak, kwam mijn schoonfamilie ook deze kant op.”
Zoon Taras: „Mijn opa en oma, tantes en ook neefjes en nichtjes. Wij hebben ze in huis genomen. In elke kamer sliepen twee of drie mensen. Het was leuk, maar ook wel heel druk.”
Nataliya: „Mijn ene schoonzus en haar zoon hebben een half jaar bij ons gewoond, ons nichtje negen maanden. Het was ook moeilijk om samen te wonen, we hebben niet zo’n groot huis. Inmiddels wonen ze allemaal ergens anders. In een tijdelijke flexwoning, een huurhuis in Rotterdam en in een opvangcentrum in Zierikzee. Mijn schoonzusjes en nichtje werken, ons neefje zit op school. Ik ben enorm trots op ze.”
„De opvangplekken in Nederland zijn vol. Maar de oorlog in Oekraïne is niet gestopt. Vooral voor kwetsbare mensen vind ik het belangrijk dat er plekken blijven waar zij naartoe kunnen vluchten. Wat als het omgekeerd zou zijn? Deze oorlog kan ook naar Nederland komen. Rusland stopt niet bij Oekraïne.”
Anastasia Bezverkha (42) en zoon Marko (11), Leiden‘De huurprijzen zijn hier enorm hoog’
„Vandaag loop ik voor Roman Ratushny, de halfbroer van mijn zoon. Hij is overleden aan de frontlinie in juni 2022 en hij was een held. Dit is onze manier om hem te herdenken. Roman was een burgeractivist en hij vocht voor mensenrechten, hij was heel bekend in Oekraïne. Hij overleed een paar dagen voordat hij 25 werd. Voor ons heeft onafhankelijkheid een hoge prijs.
„Tijdens het lopen nam ik de tijd om aan Roman te denken. Ik liep door de duinen en zag de zee. Het was mooi, stil en vredig. Het deed me denken aan mooie plekken in Oekraïne die nu bezet zijn. Ik kan hier nu lopen zonder aangevallen te worden, daar dacht ik aan.
„Ik ben sinds het begin van de oorlog in Nederland met mijn zoon. Zijn vader is in Oekraïne en zit in het leger. We hebben wat familie hier die ons hebben geholpen. Eerst woonden we drie maanden bij een Nederlands gastgezin. Toen ik een baan vond, lukte het ook om te verhuizen. We wonen nu in Leiden.
„Nederland is heel goed voor ons geweest. We kregen veel steun en begrip, van ons gastgezin, buren en collega’s. Ik was geprivilegieerd genoeg om werk te kunnen vinden en een eigen huis te kunnen betalen. De huurprijzen zijn hier enorm hoog. Niet iedereen kan een goede baan vinden. En mensen vluchten van een plek waar ze niets meer hebben om naar terug te keren. Voor deze mensen zou er toch opvang moeten blijven in Nederland.”
Dimitry Kovtunenko (47), Arnhem‘Ik zie ook mensen die hier gebruik maken van de faciliteiten’
Dimitry Kovtunenko wijst naar de naam op zijn shirt. „Ik loop hier voor Oleksandr, die helaas niet meer bij ons is. Ik heb hem leren kennen via onze kennissen in Odessa, waar ik zelf ook vandaan kom. Maar ik woon al 32 jaar in Nederland.
„Oleksandr stapte op een mijn en raakte gewond aan zijn been. Het bleek een gecompliceerde wond, maar in Nederland zou zijn voet misschien wel weer in elkaar gezet kunnen worden. Hij kwam in het Hagaziekenhuis te liggen, wij kregen het verzoek van zijn vrouw of we hem bij konden staan. Er was al gauw een klik.
„Uiteindelijk bleek dat zijn been toch geamputeerd moest worden. Ik heb hem geholpen met zijn revalidatie. Hij wilde terug naar het front. Een paar maanden later konden we hem begraven.
„De dag van de Russische inval in 2022 heb ik mijn leven omgegooid. Ik heb mijn baan opgezegd en ben een stichting begonnen om hulpgoederen te leveren. Ik ben inmiddels tientallen keren op en neer gegaan.
„Veel Oekraïners in Nederland werken inmiddels, dus sommigen zullen zelf wat kunnen huren. Maar het huisvestingsprobleem in Nederland is vrij groot, met kamers die al snel meer dan 800 euro per maand kosten. Om nou te zeggen dat ze hun eigen plek moeten zoeken – ik vind het niet realistisch.
„Wat ik zie, zijn mensen die een bestaan willen opbouwen. Ze leren de taal, zoeken een baan. Maar ik zie ook mensen die hier gebruikmaken van de faciliteiten. Mannen die hun plicht hadden kunnen vervullen in Oekraïne, zoals Oleksandr dat deed. Maar uiteindelijk maakt iedereen zijn eigen keuze.”
Topadvocaat Teun Struycken (54) is amper vierentwintig uur met sabbatical, wanneer hij op 4 juni door een kennis wordt gebeld die betrokken is bij Nieuw Sociaal Contract (NSC). Of hij staatssecretaris Rechtsbescherming zou willen worden in het kabinet-Schoof (PVV, VVD, NSC en BBB). „Ik zei dat ik erover na zou denken, maar het eerste wat ik dacht was: dat ga ik natuurlijk niet doen”, vertelt inmiddels staatssecretaris Struycken in zijn nieuwe kantoor op het ministerie van Justitie. Tot voor kort werd deze „vorstelijke” ruimte bezet door premier Dick Schoof, toen nog topambtenaar bij Justitie, vertelt Struycken grijnzend.
Voordat hij toch ja zei tegen de post heeft hij gewikt en gewogen, overlegd met twee naasten, zijn vrouw en NSC-leider Pieter Omtzigt: „Die deed een beroep op mij, om bij te dragen aan de bescherming van de rechtsstaat.” Na drie dagen ging hij akkoord; als staatssecretaris voor Rechtsbescherming zou hij zijn „talenten weer op heel andere manieren in kunnen zetten voor een groter deel van de samenleving”.
Lees ook
Een roffel op de bankjes voor Dick Schoof, verder veel stekeligheden in eerste debat van nieuwe kabinet
Struycken is niet het eerste lid van de juridische en zakelijke elite die de overstap naar de politiek maakt. Oud-minister van Justitie Ferd Grapperhaus (CDA) kwam van het Amsterdamse advocatenkantoor Allen & Overy, oud-minister van Financiën en Buitenlandse Zaken Wopke Hoekstra (CDA) van consultancykantoor McKinsey. Folkert Idsinga (NSC) was managing partner bij advocatenkantoor Baker McKenzie en is inmiddels de nieuwe staatssecretaris voor Fiscaliteit in het kabinet-Schoof.
Geen talentenklasje
Maar deze bewindspersonen kwamen niet zomaar bovendrijven: Grapperhaus was actief lid van het CDA en zetelde in selectiecommissies, Hoekstra was senator geweest en Idsinga was Kamerlid namens de VVD. Struycken is geen partijlid geweest en is dus niet via commissies, denkgroepjes en talentenklasjes opgeklommen in een partijkader. Een outsider dus. Met een kanttekening: de grootvader van Struycken, die ook Teun heette, is minister van Justitie geweest in de jaren vijftig. Dat speelt voor staatssecretaris Struycken geen rol: „Politiek actief zijn is niet erfelijk.”
Dat NSC bij Struycken uitkwam was min of meer toevallig. HR-expert en NSC-lid van het eerste uur Kilian Wawoe, die Struycken had gebeld om hem te vragen staatssecretaris te worden, kende hem van hun kindertijd in Nijmegen en ze liepen elkaar af en toe tegen het lijf op de Zuidas. Hij zag in Struycken een „briljant jurist” die binding had met de idealen van NSC. Het andere lid van het selectieteam, NSC-Kamerlid Nicolien van Vroonhoven, kende Strucyken, van de Leidse studentenvereniging Minerva.
Struycken is een buitenstaander, en dat wil hij graag zo houden: hij kiest ervoor geen lid te worden van NSC, de partij die hem heeft voorgedragen: „Ik ben voorgedragen als outsider, het rijmt niet met het extraparlementaire ideaal om dan toch lid van NSC te worden.” Premier Schoof, zelf ook partijloos, had Struycken tijdens de beëdiging door de koning op de schouder geklopt en gezegd: „Jij en ik zijn de enigen, hè.”
De keuze om staatssecretaris te worden, „is verreweg mijn meest radicale beslissing ooit”, aldus Struycken. Tot de zomer was hij partner bij het prominente advocatenkantoor NautaDutilh aan de Amsterdamse Zuidas, waar hij gespecialiseerd was in bankzaken. „Ik had cliënten en mijn team, dat is een winkeltje waar je niet zomaar van kan weglopen, daar moet je goed over nadenken.” Zijn collega’s waren geschrokken, maar ook trots. Ze noemden hem moedig, dat hij zijn bestaan in de advocatuur opgaf. „De lat is nu heel hoog gelegd voor de invulling van een sabbatical, grapten mijn oud-collega’s toen ze het hoorden”, zegt Struycken.
„Er wordt in de zakenwereld naar je gekeken alsof je de hemel betreedt als je bewindspersoon wordt”, vertelt voormalig VVD-senator Mirjam de Blécourt: „Het is eeuwige roem, zoiets is maar heel weinig mensen gegund.” De Blécourt is partner bij het advocatenkantoor Baker McKenzie, zetelde in totaal acht jaar in de raad van bestuur van dat kantoor en is meermaals uitgeroepen tot beste vrouwelijke arbeidsrechtadvocaat van Europa. Maar op feestjes hebben mensen doorgaans meer belangstelling voor haar tijd als senator tussen 2019 en 2023. „Als senator heb ik iets terug kunnen doen voor de maatschappij. Ik vind het knapper wat ik als advocaat heb bereikt, dan dat ik senator was. Maar in de publieke perceptie is het precies andersom. En dat is maar goed ook, anders zou niemand uit de zakenwereld de politiek in willen.”
Onder een vergrootglas
Volgens De Blécourt zijn veel ‘Zuidassers’ wel politiek geïnteresseerd, maar hebben weinigen van hen politieke ambities. Er zijn genoeg redenen waarom een overstap van de top van het bedrijfsleven naar de politiek niet aantrekkelijk zou zijn. Een partner bij een Zuidas-kantoor verdient zo meer dan een miljoen per jaar, een staatssecretaris zo’n 170.000 euro. „Dat is ook een vorstelijk salaris, en salaris is voor mij nooit een doel op zich geweest. Ik moet wel nóg meer werken voor minder geld”, zegt Struycken, maar dat vindt hij geen probleem.
Ook liggen politici onder een vergrootglas. De Blécourt was bij een vriendin op bezoek in Griekenland, tijdens de coronacrisis, precies toen koning Willem-Alexander en koningin Máxima daar ook waren. Dat mocht toen volgens de coronaregels, maar het koninklijk bezoek leidde tot veel ophef, dus moest De Blécourt terugkomen naar Nederland. Het zou niet passend zijn voor een VVD-senator om op dat moment op vakantie gezien te worden. „Mijn vrienden vonden het onzin, maar ik ben natuurlijk toch teruggekomen. Als advocaat hoef je niet over alles na te denken wat je doet, als politicus wel.”
En als politicus is (de schijn van) belangenverstrengeling een risico. Struycken moest zich daarom uitschrijven als advocaat en moest een rits aan nevenfuncties opgeven. Hij was hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, begeleidde rechtenstudenten van de Universiteit Leiden, hij was als bestuurslid van zijn katholieke parochie verantwoordelijk voor de jongerenzaken. Nu is hij alleen nog betrokken bij het geloofsonderwijs bij zijn kerk. „Het was pijnlijk om alle banden met mijn eerdere carrière te verbreken. Ik ga het onderwijs missen, werken met jonge mensen vind ik heel leuk. Ik gaf hen altijd mee: zorg dat je iets te betekenen hebt, voor je familie, voor een sportvereniging, voor de kerk.” Je „eigen samenlevinkje”, noemt Struycken dat. „Als bewindspersoon kan ik me inzetten voor een grotere groep mensen.”
Lees ook
De overheid jaagt mensen angst aan, ziet de staatscommissie: ‘Hoe kunnen overheidsdienaren zich zo koud opstellen?’
Omvolkingstheorie
Gevraagd hoe Struycken de rechtsstaat wil versterken antwoordt hij dat hij het in juni verschenen rapport ‘De gebroken belofte van de rechtsstaat’ ziet als spoorboekje voor zijn termijn als staatssecretaris. Daarin wees de Staatscommissie Rechtsstaat op de steeds ingewikkelder wordende regelgeving die bij burgers leidt tot verwarring en uiteindelijk tot angst. Ook zag de staatscommissie dat beleids- en uitvoeringsambtenaren niet voldoende bezig zijn met het belang van de burger, waardoor het contact tussen overheid en burger verstoord is geraakt.
De coalitie heeft vóór het aantreden van Struycken 200 miljoen begroot voor de verbetering van de rechtsstaat, een fractie van het bedrag dat volgens de staatscommissie nodig is om vertrouwen in de rechtsstaat te verbeteren. Momenteel zijn de bewindspersonen, Struycken incluis, bezig met het uitwerken van de coalitieplannen in een regeerakkoord.
Struycken ziet ook binnen het kabinet een rol voor zichzelf weggelegd. „Als jurist moet ik aandacht vragen voor de rechtsbeginselen en collega’s meenemen in het belang daarvan.” Door NSC en de VVD zijn tijdens de formatie regelmatig zorgen geuit over de onrechtsstatelijke houding van met name de PVV. Onder meer partijleider Geert Wilders en asielminister Marjolein Faber hebben uitspraken gebezigd, bijvoorbeeld over de omvolkingstheorie, die haaks staan op de rechtsstaat. Tijdens zijn hoorzitting in de Tweede Kamer heeft Struycken hier afstand van genomen. Daarmee is de kous voor hem af. „Dit kabinet is een mooie groep die samen goede dingen wil doen voor de samenleving.”
Een andere zorg over het nieuwe kabinet, is de houdbaarheidsdatum: tijdens de formatie en daarna zijn de partijleiders van de coalitiepartijen hard en vaak gebotst. Als de coalitie valt, is Struycken zijn baan kwijt. „Het kan heel goed dat dit kabinet gewoon de rit uitzit. En anders leert de ervaring dat formeren lang kan duren, dus dan ben ik nog een tijdje demissionair”, grapt hij. En daarna? „Misschien blijf ik in de politiek, of word ik weer advocaat. Maar ik ga sowieso eerst met sabbatical, die heb ik nog te goed.”
Langs het water in Nieuwe Pekela zijn nog kleine tekens van protest te zien. „Soms is het goed om tegen de stroom in te zwemmen om je doelen te bereiken”, staat op een papiertje dat op een van de oude, blauwe bruggen in het dorp geplakt is. „Is er nog wel plek voor de bootjes en bruggen in het Pekelderdiep?” staat op een bord voor een huis aan het kanaal.
Toen de gemeente Pekela drie jaar geleden bekendmaakte dat 21 van de 34 bruggen in de oude veenkoloniale dorpen Nieuwe Pekela, Oude Pekela en Boven Pekela – die onderdeel vormen van de Oost-Groningse gemeente Pekela – moesten verdwijnen, kwamen inwoners in actie. De bruggen die in de jaren tachtig zijn aangelegd, zijn in slechte staat. Verkleurd, verroest, verrot. Ze gaan daardoor al vier jaar niet meer open. Bootjes kunnen niet meer door het water. Voor het onderhoud heeft de gemeente, een van de armste van Nederland, een half miljoen euro per jaar beschikbaar. Dat is niet genoeg om de 34 bruggen te onderhouden. Een groot deel weghalen, leek de gemeente daarom eind 2021 het beste.
Maurits Langeler, die in Nieuwe Pekela naast een brug woont, kon het niet geloven toen hij de plannen bekeek. Het allerlaatste bruggetje, dat helemaal aan het eind van het dorp naar drie huizen toe gaat, zou verdwijnen. Naar die huizen toe moet je anders flink omrijden over land. Zelfs de brug in Boven Pekela, die de enige toegangsweg naar een basisschool vormt, zou het niet redden. Dan zou je een omweg moeten maken via het land van een boer. „Als je niet meer naar school kan, wat wil je dan nog? Dan blijft er niks over van een dorp. Dat kan niet”, zegt Langeler in zijn tuin, uitkijkend over het water en de bruggen. Die horen bij Pekela, vindt hij. „Ze zijn de verbinding. Iedereen in het dorp is bij de bruggen betrokken. We kennen allemaal iemand aan de overkant van het water.”
Maar het is niet alleen voor de verbinding dat de bruggen belangrijk zijn voor de inwoners van de drie dorpen. „Ik ben niet alleen hier bij de brug gaan wonen om aan de overkant te komen, maar ook voor het karakter. Als je hier staat en je kijkt naar de brug, dat is gewoon leuk”, zegt Langeler. „In Giethoorn hebben ze ook niet al die bruggen nodig, maar daar verdwijnen ze niet. Het is niet slim om het karakter uit je dorp te halen. We hebben hier al niet veel. Weinig jeugd, geen restaurants, voorzieningen. Dit is een gebied dat moeite heeft om zich staande te houden.”
Foto’s: Sake Elzinga
Hij besloot in actie te komen en begon met medestanders actiegroep Bruggen Belang Pekela. Ze organiseerden een concert bij een van de te verdwijnen bruggen, gingen met 34 kano’s door het water, lieten inwoners hun favoriete brug schilderen en spraken in bij gemeenteraadsvergaderingen. Met succes. Burgemeester en wethouders van Pekela maakten vorige maand bekend 26 van de 34 bruggen te willen behouden. Na de zomer moet de gemeenteraad over het plan stemmen.
Met het succes van de acties veranderde ook de inzet van Maurits Langeler. Hij is nu lid van de vorig jaar opgerichte dorpscoöperatie, die als doel heeft zoveel mogelijk bruggen voor de drie dorpen te behouden. Daarvoor werkt de coöperatie aan een eigen plan om de bruggen te redden, dat ze na de zomer aan de gemeente presenteert. De coöperatie wil dat onder andere met de inzet van lokale bedrijven voor minder geld voor elkaar krijgen dan de gemeente denkt dat nodig is. „Stel dat een schilder uit de buurt een brug de komende dertig jaar lang kan verven en zelf mag bepalen wanneer hij dat doet? Heb je even niks, dan loop je ernaar toe. Zo kan het goedkoper en creëren we werkgelegenheid”, aldus Langeler.
Een brug van hennepvezel? Of van karton. We willen eigenlijk heel raar denken. Dan krijg je innovatie
De coöperatie werkt samen met scholen en bedrijven in de buurt. Langeler zit vol ideeën. „Hoe leuk zou het zijn als we een brug van hennepvezel kunnen maken? Hennep wordt hier verbouwd. Of van karton. We willen eigenlijk heel raar denken. Dan krijg je innovatie.”
Hij denkt dat de coöperatie net op tijd is om het dorp te redden van het verlies van de bruggen. „Pekela hangt altijd overal onderaan in de lijstjes. Er is weinig werkgelegenheid, een laag inkomen, veel uitkeringen, de huizen zijn het goedkoopste van Nederland. Terwijl het hier zo mooi is. Nu hebben we de kans om een voorbeeld te zijn voor de rest van Nederland bij het aanpakken van achterstallig brugonderhoud door burgers en gemeenten samen.
. Het zou mooi zijn als het lukt om hier in Pekela iets unieks te beginnen. Dat inwoners dit met het lokale bedrijfsleven en scholen voor elkaar krijgen.”
De gemeente maakte een eigen plan voor het behoud van de bruggen, toch kreeg de coöperatie vorig jaar 130.000 euro gemeentelijke subsidie voor een alternatief plan. „We hebben onze volledige medewerking aan de coöperatie verleend”, zegt wethouder Reiny Kuiper (PvdA). Volgens Langeler is het contact met de gemeente goed. „Een adviseur van de gemeente is aanwezig bij onze vergaderingen. Waar zij voorheen dachten: wat doet die groep, en wij dachten: waar blijft de gemeente met informatie, werken we nu meer samen.”
Hopelijk varen er vanaf 2026 weer bootjes door het Pekelderdiep. Dat geeft reuring en levendigheid
Om 21 van de 34 bruggen te kunnen behouden, heeft de gemeente elk jaar volgens wethouder Kuiper 950.000 euro nodig. 450.000 euro meer dan de 500.000 die daarvoor begroot is. Dat kan Pekela niet betalen. „We zijn de kleinste gemeente van Groningen. We kunnen niet minder geld aan jeugdzorg uitgeven, of de lantarenpalen niet aandoen. We moeten ergens op bezuinigen”, zegt Kuiper. Pekela kijkt daarom naar subsidies om het onderhoud van de bruggen in de toekomst te kunnen betalen en gaat in gesprek met de provincie en Rijkswaterstaat om te kijken of die vier bruggen kunnen overnemen. „We gaan ervan uit dat het gaat lukken om meer bruggen te behouden en om het water weer bevaarbaar te maken. Het is een flink dossier. Maar hopelijk varen er vanaf 2026 weer bootjes door het Pekelderdiep. Dat geeft reuring en levendigheid”, zegt Kuiper.
Langeler ziet nog niet zo snel bootjes door het Pekelderdiep varen. „Vier jaar geleden, toen de bruggen voor het laatst open waren, kwamen er 150 bootjes in een jaar tijd door. Natuurlijk ben ik voor bruggen die open kunnen en voor bootjes die door het kanaal gaan, maar dan moet er wel een plan komen om de recreatie verder te vergroten. Tuurlijk zou dat leuk zijn, maar het is belangrijker dat we over de bruggen kunnen blijven lopen. De bruggen zijn de verbinding in ons dorp. Dat houdt ons staande.”
Lees ook
Goed en goedkoop wonen in Pekela, Staphorst of Kerkrade
„We hebben geld voor je geregeld, het is best wel wat”, zegt een jonge vrouw tegen een afgewezen asielzoeker. De Libiër, 34 jaar oud, krullen en een modieuze bril, zit in een vergaderruimte die uit een woontijdschrift lijkt te komen, met een betonnen gietvloer en kamerplanten in grote potten. Door de hoge ramen kijkt de afgewezen asielzoeker uit over het IJ in Amsterdam, de stad waar hij al meer dan tien jaar van adres naar adres trekt.
De Nederlandse overheid wil dat de Libiër vertrekt. Maar omdat het te gevaarlijk is, kan hij niet gedwongen worden. Nu staat de man toch op het punt terug te keren. Hij gaat vrijwillig. Stichting Goedwerk, die met overheidssubsidie mensen laat vertrekken, heeft beloofd hem te helpen daar een nieuw leven op te bouwen.
Nog één keer voor zijn voorgenomen vertrek komt hij dit voorjaar langs op het kantoor. De begeleider van Goedwerk vertelt hem daar hoe het zal gaan: als hij naar Tripoli vertrekt, zal hij 3.000 euro meekrijgen. Goedwerk zal bovendien twee auto’s voor hem in een container naar Libië verschepen. „Ik ga met een shipping company bellen”, zegt ze.
De Libiër vertrouwt het niet. „Jij werkt voor de overheid”, zegt hij argwanend – hun stekelige conversatie is te horen op een opname van het gesprek waarover NRC beschikt.
„Nee, we zijn geen overheidsorganisatie”, zegt de terugkeerbegeleider. „Ik heb daar niks mee van doen.”
De man is nog niet overtuigd. Hij vraagt zich af hoe hij met het geld op zak Libië binnenkomt; het land verkeert in chaos met hevige gewapende conflicten. Zodra hij in Tripoli landt zal hij onveilig zijn, legt hij haar in het Engels uit. De vliegvelden worden bewaakt door gewapende groeperingen en de geheime dienst.
De begeleider van Goedwerk zegt dat het andere terugkeerders ook is gelukt. „We zijn op een punt dat we niet meer heen en weer moeten gaan.”
Zijn vlucht is al voor hem geboekt. Eind mei zal hij vertrekken.
Terugkeer en vertrek
Hoe beweeg je iemand terug te gaan naar het land waar hij juist vandaan is gevlucht?
Jaarlijks wijst Nederland zo’n tienduizend asielverzoeken af, maar daarmee zijn de asielzoekers nog niet vertrokken. Veel mensen kunnen niet tot terugkeer worden gedwongen, omdat hun herkomstland daar niet aan meewerkt of omdat het te gevaarlijk is. De Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) van het ministerie van Justitie en Veiligheid probeert afgewezen asielzoekers daarom steeds vaker vrijwillig te laten terugkeren. De meeste vertrekkers worden volgens de jaarcijfers van de dienst niet opgepakt en op het vliegtuig gezet, maar besluiten om zelf te gaan.
Bij vrijwillig vertrek krijgt de DT&V hulp van een aantal ngo’s. Organisaties als Vluchtelingenwerk ondersteunen asielzoekers met overheidsgeld bij hun terugkeer. Er gaat jaarlijks 3,4 miljoen euro subsidie naar zes stichtingen om migranten te laten vertrekken.
Een van deze ngo’s onderscheidt zich van de rest: Goedwerk helpt mensen die al vele jaren illegaal in Nederland zijn terug te keren naar alle landen – óók gevaarlijke. De landen waar de Nederlandse staat op last van de rechter geen mensen gedwongen naar mag terugsturen, noemt Goedwerk juist haar ‘focuslanden’. In 2023, twee jaar na de machtsovername van de Taliban, begeleidde de stichting de meeste van haar teruggekeerde cliënten naar Afghanistan. Erna volgen Syrië, Libië en Ethiopië.
Zo gebruikt de overheid de stichting om asielzoekers, die ze zelf niet kan uitzetten, alsnog te laten vertrekken. Daar heeft Goedwerk haar eigen methodes voor. Migranten worden verleid met duizenden euro’s. Wie daar niet voor zwicht, kan onder druk worden gezet. Dat vertellen zestien voormalige cliënten van Goedwerk aan NRC. Om hun verhalen te verifiëren sprak NRC met oud-medewerkers van Goedwerk en tientallen andere betrokkenen, zoals ambtenaren, advocaten en hulpverleners. Ook beschikt de krant over interne documenten, communicatie en opnames.
Wáár kloppen afgewezen asielzoekers eigenlijk aan? Bij een stichting die het beste met ze voor heeft, of bij het verlengstuk van de uitzetdienst DT&V?
‘Asielzoekers schamen zich’
Op een warme zomerdag zet Elias Brhane koffie in het kantoor van zijn pakketloods in de Bijlmer. Door het open raam klinken rammelende laadkarren en dichtslaande deuren van pakketbussen. Zijn bedrijf bezorgt een aanzienlijk deel van de pakketten in de stad waar hij in 1978 als Ethiopische vluchteling arriveerde. „Amsterdam Centraal is ook mijn slaapplek geweest”, zegt hij. Brhane kreeg een verblijfsvergunning en is inmiddels succesvol ondernemer, gekleed in een colbert met een fleurig pochet. In 2014 begon hij Stichting Goedwerk, omdat hij „met leed” aanzag hoe zwaar het leven is voor vluchtelingen die niet mogen blijven. Hij wil ze belangeloos helpen, zegt hij. „Ik ontvang geen salaris van Goedwerk.” (Gevraagd naar een onderbouwing van deze claim laat Brhane documenten zien, maar die bieden geen uitsluitsel over zijn honorarium.)
Volgens Brhane durven uitgeprocedeerden vaak niet terug omdat ze zich schamen. „Hun familie heeft verwachtingen, die denkt dat iedereen in Europa rijk is. Terwijl de asielzoekers vaak terugkeren met weinig.”
Geld is dus een belangrijk middel om uitgeprocedeerde asielzoekers te verleiden terug te keren. Voor de bedragen die overheidsdienst DT&V daarbij vergoedt, gelden strenge voorwaarden. Het maximumbedrag is 1.800 euro. Daarvan is 300 euro cash, de rest moet aan spullen worden uitgegeven. Maar terugkeer-ngo’s zoals Goedwerk mogen meer geld regelen. Voor die „extra prikkel om vrijwillig terug te keren”, zo schrijft de DT&V, heeft de dienst geen maximum vastgelegd. Een ngo kan, anders dan de terugkeerder zelf, aanspraak maken op die ‘extra prikkel’. Met dat geld zorgt Goedwerk bijvoorbeeld dat terugkeerders in nieuwe kleding hun familie in de armen kunnen sluiten. Brhane vertelt over een man met rotte tanden die zijn familie ‘niet onder ogen durfde te komen’. Goedwerk regelde een nieuw gebit voor hem. „Nu gaat hij met een big smile terug.”
Ook helpt Goedwerk met het starten van bedrijven. Brhane schuift een foto over tafel waar een vrouw met een grote glimlach op staat. Ze staat in een winkeltje met portretfoto’s aan de muur. Ze keerde met de hulp van Goedwerk terug naar Ethiopië. „Ik vroeg haar wat ze écht wilde”, zegt Brhane. Dat bleek een fotostudio. „Ik zei haar dat haar gedachten haar in de weg zitten. Of je hier bent, of je in Ethiopië bent: als je iets wilt bereiken, kán het!”
Met behulp van Goedwerk heeft ze nu haar fotostudio in Ethiopië. „Ze is een krachtige dame geworden”, zegt Brhane. „Mooi om te zien.”
Zestig jaar illegaal
Veel afgewezen asielzoekers willen helemaal niet terug, zegt Marlies Kruyt, die bij het gesprek met Elias Brhane is aangeschoven. Omdat Brhane het druk heeft met zijn pakketbedrijf, heeft zij de dagelijkse leiding in handen en stuurt ze inmiddels vijf medewerkers aan. Eerst moet Goedwerk het vertrouwen winnen van de mensen die bij hen aankloppen, vertelt Kruyt. „We praten over werk, over voetbal. Wij zijn mensen. Elias is Ethiopisch, ik heb veel gereisd in Afrika. Dat zet je in om een band op te bouwen”, zegt ze. „Om vervolgens tot de kern van de situatie te komen.”
Soms duurt dat proces om een band op te bouwen jaren. „Eén man komt hier al tien jaar over de vloer”, zegt Brhane. „Hij eet hier af en toe gewoon een broodje. Als we uit eten gaan met het team van Goedwerk, nemen we hem mee.” De man woont al zestig jaar illegaal in Nederland. Binnenkort zal hij, na jarenlange begeleiding door Goedwerk, daadwerkelijk vertrekken, zegt Brhane. „Hij heeft een proces doorgemaakt en kiest er nu voor om terug te gaan.”
De man die al zestig jaar illegaal in Nederland woont, heet Brahim Aksas. Gekleed in een net colbert komt hij eind mei het Kras-napolsky Hotel aan de Dam binnen. „Ik was hier eerder dan Paradiso”, zegt hij. Hij legt zijn Rayban-zonnebril op tafel en bestelt een biertje. Aksas zegt dat hij dertien jaar oud was toen hij in Nederland arriveerde. Vanuit Parijs had hij de trein gepakt om in Amsterdam een wedstrijd van Ajax te kijken. „Ik besloot nog even te blijven.” Inmiddels is Aksas 74 jaar oud. Hij draagt een Ajax-stropdas.
Ik zit klem. Ik heb geen huis, geen papieren. Op mijn leeftijd! Ik schaam me dood!
„Amsterdam is van mij, ik ken alle straten”, zegt Aksas. „Maar straks ben ik in Marokko. Daar ken ik de straten niet.” Waarom heeft hij dan toch besloten te vertrekken? „Ik zit klem. Ik heb geen huis, geen papieren. Op mijn leeftijd! Ik schaam me dood!”
Uit zijn binnenzak haalt hij een A4’tje. Het is een contract met Goedwerk over zijn aanstaande vertrek. Brahim Aksas zal 11.000 euro contant meekrijgen, staat er. Daarbovenop zal hij maandelijks 375 euro uitgekeerd krijgen over een periode van twee jaar. In totaal zal hij 20.000 euro ontvangen – ‘namens de DT&V en de gemeente Amsterdam’. „In het geval van overlijden”, staat er ook, zal „het resterende bedrag” worden teruggestort. (Amsterdam zou de helft van de vertrekpremie van Aksas betalen, 10.000 euro. De gemeente laat weten gemiddeld tien keer per jaar geld mee te geven aan vertrekkende migranten.)
Brahim Aksas gaat naar Nador, heeft hij besloten. Hij wijst de kuststad in het noordoosten van Marokko aan op de kaart. Hij kent er niemand, heeft er geen familie. Naar eigen zeggen is hij zelfs nog nooit in Marokko geweest. Waarom dan naar Nador? Omdat het dicht bij de Spaanse enclave Melilla ligt. „Dicht bij Europa”, zegt hij. „Als ik ziek word, hoop ik dat ik daar naar het ziekenhuis mag.”
Zijn vliegtuig vertrekt over vier dagen.
Maar nadat hij een paar dagen terug de laatste details over zijn vertrek te horen kreeg, is hij gaan twijfelen. De DT&V wil hem laten escorteren, er zullen in totaal drie mensen met hem meereizen. „Alsof ze een crimineel uitzetten!”, zegt hij.
Aksas pakt er een foto bij van het kerstdiner van Goedwerk. De begeleiders van Goedwerk zitten om tafel in een Italiaans restaurant. Elias Brhane zit aan het hoofd. Naast hem zit een lachende Brahim Aksas. „Ik ben al jaren de enige cliënt die mee uit eten mag. Maar blijkbaar vertrouwen ze me niet. Als Elias me als een crimineel ziet, wat doe ik dan naast hem aan het kerstdiner?”
Vijftig euro over tafel
De afgewezen asielzoekers die NRC sprak, vertellen hoe amicaal gesprekken bij Goedwerk zijn. Voor een afspraak hoef je niet altijd naar het kantoor te komen. Ze spraken met Goedwerk op een bankje met uitzicht over het water, of tijdens een wandeling rond station Bijlmer. Mahader (37), een vrouw uit Ethiopië, vertelt dat Brhane haar meenam naar een café. Aan de telefoon klinkt haar stem zacht. „Hij vroeg me waarom ik nog op deze manier leefde.” In de kerk heeft ze een man ontmoet die haar terugkeer met enkele duizenden euro’s wilde ondersteunen. „Elias vond dat ik zo’n mooi aanbod niet kon weigeren. Hij zei: je bent de luckiest person in the world!”
Mulu (35), ook uit Ethiopië, vertelt dat hij Brhane leerde kennen als gulle man. „We zaten in de Pauluskerk in Rotterdam een kop thee te drinken toen Elias opeens 50 euro over tafel naar mij toe schoof. „‘Hier, dan kun je ook een keer zelf wat gaan drinken’, zei hij”, vertelt Mulu aan de telefoon. „Daardoor dacht ik dat ik bij hem in goede handen was.” Brhane bevestigt dat. Hij geeft cliënten soms ‘een bescheiden ondersteuning’, zegt hij, afkomstig uit ‘privé-middelen’.
Ook de Libiër met de modieuze bril kreeg geld van Elias aangeboden. „Ik zat er zelf bij”, tiert Regina Andresen op een regenachtige ochtend door de lege lobby van een hotel in de Bijlmer. De 75-jarige Duitse vrouw probeert de Libiër al jaren te helpen. Ze ontmoette hem in een werkplaats voor ongedocumenteerden en besloot hem in huis te nemen. Andresen schoof aan bij een gesprek tussen Goedwerk en de Libiër. „Elias zei daar tegen hem: als je teruggaat, geef ik je bovenop het geld dat je van de overheid krijgt, nog vijfhonderd euro uit eigen zak mee”, zegt Andresen. „Welke professionele organisatie doet nou zoiets?”
Tijdens de eerste gesprekken zijn de medewerkers geduldig, meedenkend. Maar als de tijd voorbij tikt, wordt de druk opgevoerd, zo vertellen de afgewezen asielzoekers aan NRC. Als Mahader op een dag wordt uitgenodigd door Elias Brhane, is zijn toon dwingend. „Hij zei: als je niet naar mij luistert, heb je een probleem. Want als Nederlanders erachter komen dat jij hier zonder documenten woont, dan droppen ze je in Ethiopië. Zonder iets.” Brhane ontkent tegenover NRC dit te hebben gezegd.
Maar Mahader is „doodsbang” geworden, zegt ze. „Ik dacht dat ik ieder moment kon worden opgepakt om uitgezet te worden.” Ze verbreekt het contact met Goedwerk en vertrekt in haar eentje naar Ethiopië, ze wil er een restaurantje beginnen.
Regina Andresen voert maar één gesprek bij Goedwerk. Daarna is Andresen, woedend, buiten de deur gezet. Brhane bevestigt dat ze niet meer naar binnen mag. „Zij maakt misbruik van zo’n jongen”, zegt hij. „Deze man wil gewoon terug, maar zij probeert hem hier te houden.” Ook andere ondersteuners worden geweerd bij gesprekken met afgewezen asielzoekers. „Veel van die vrijwilligers proberen mensen klein te houden”, zegt hij. „Ze denken dat ze die mensen helpen door hen hier te houden, terwijl dat niet kan. Ze geven hoop die niet bestaat.”
Abrha uit Ethiopië heeft nog altijd de hoop dat hij in Nederland mag blijven. Nadat zijn asielverzoek was afgewezen, is hij in de Rotterdamse Pauluskerk beland, waar Goedwerk op een dag voor de deur stond. Abrha wil niet terug naar Ethiopië. „Het is er gevaarlijk voor mij.” Hij komt uit de regio Tigray, waar in november 2020 een burgeroorlog uitbrak. Goedwerk probeerde hem ervan te overtuigen dat het wel zou meevallen, zegt Abrha. „We hadden elke week een gesprek. Dan zeiden ze dat ze me mijn rijbewijs zouden laten gaan halen en geld zouden geven, zodat ik in Ethiopië een taxibedrijf kon beginnen.”
Een taxibedrijf? „Het was niet mijn idee”, zegt Abrha. „Goedwerk had het bedacht.” Zelf ziet hij een taxibedrijf ook niet zitten. „Een taxibedrijf beginnen in Ethiopië terwijl je in een rolstoel zit, leek me erg moeilijk.”
Als het zomer wordt, is het wat Goedwerk betreft menens. In juli 2020, terwijl de burgeroorlog in Tigray dreigt, krijgt Abrha van Goedwerk een contract met afspraken over zijn terugkeer. De deal, zo staat in het document dat in handen is van NRC: Abrha moet ‘binnen één week’ zijn reisdocumenten aanvragen bij de Ethiopische ambassade. Goedwerk zal ondertussen rijlessen en ‘financiële ondersteuning’ voor hem regelen. Abrha vreest dat de DT&V hem, als hij de reisdocumenten eenmaal in bezit heeft, gedwongen terugstuurt. „De begeleiders van Goedwerk zeiden: doe het nou maar, want als je nu niet vrijwillig gaat, zal de overheid je uitzetten.”
Ook een ambtenaar van de DT&V begint op hem in te praten. „Abrha moést tekenen”, zegt Leonard de Vos, een vrijwilliger die Abrha bijstaat en destijds ook bij het gesprek zat. „Ze zeiden: grijp nu je kans, anders zetten we je uiteindelijk alsnog uit en krijg je helemaal niks meer mee.”
Zo kan een asielzoeker die niet uitzetbaar is, door een samenspel van Goedwerk en de DT&V tóch onder druk worden gezet te vertrekken. Op de vraag of dergelijke dreigementen inderdaad worden geuit, antwoordt de DT&V dat het „transparant communiceert” over de mogelijkheid tot gedwongen uitzetting.
Terugkeren of de straat op
Ook gemeenten werken met Goedwerk om ongedocumenteerde migranten te laten vertrekken. Goedwerk ontvangt jaarlijks een half miljoen euro van Amsterdam, Rotterdam en Eindhoven om met uitgeprocedeerden in die steden te praten over hun ‘toekomstoriëntatie’. Voor de uitgeprocedeerden is die begeleiding van Goedwerk een voorwaarde om in de gemeentelijke opvang te mogen slapen. Als een uitgeprocedeerde vertelt niet terug te willen, geeft Goedwerk dat door aan de gemeente, waarna diegene op straat kan belanden.
Zo kan Abrha het aanbod van Goedwerk – om terug te gaan naar het land waar hij vandaan is gevlucht – eigenlijk niet afslaan: als hij weigert, zal hij zijn opvangplek kwijtraken. Anderen krijgen hetzelfde te horen. Zoals Mohadu Isham (52), die rondkomt met het verkopen van de Daklozenkrant bij de Albert Heijn in de Amsterdamse Jordaan. Hij komt uit Zuid-Soedan, zegt hij, waar een oorlog en hongersnood is. Hij kan niet worden uitgezet. Toch moet ook Isham met Goedwerk over terugkeer naar Zuid-Soedan praten. Dit jaar meldt Goedwerk aan Amsterdam dat Isham „na veel gesprekken” nog steeds niet wil terugkeren. Isham wordt daarop uit de opvang gezet. Uit het verslag van Goedwerk: „Zijn keuze om ongedocumenteerd in Nederland te blijven is een keuze die hij volledig zelfstandig heeft kunnen maken.”
Zo wordt eten en onderdak ingezet als drukmiddel. Maar één gemeente weigert nog langer Goedwerk in te schakelen. Na een signaal dat er verkeerde informatie over asielzoekers werd doorgegeven aan de DT&V, zette Utrecht in juni de samenwerking stop. Dat blijkt uit intern mailverkeer in bezit van NRC. Een gemeenteambtenaar schrijft dat Elias Brhane „niet de waarheid” heeft gesproken over enkele asielzoekers die door Goedwerk werden begeleid. „Dit soort onbetrouwbaarheid is voor ons onacceptabel”, schrijft de ambtenaar.
Psychiatrische patiënt
Waarom werkt de DT&V eigenlijk met Goedwerk? „We bereiken een moeilijke doelgroep”, zegt Elias Brhane. „We zijn gespecialiseerd in mensen die jaren illegaal in Nederland zijn.” Veel ongedocumenteerden zijn bang voor de overheid, maar durven zich wel bij een ngo voor migranten te melden. Goedwerk laat de DT&V vervolgens weten met wie ze in gesprek zijn en in welke stad zij verblijven, zodat ongedocumenteerden weer bij de autoriteiten in beeld komen.
Om die moeilijke doelgroep te bereiken, zijn „ingangen bij allerlei organisaties en gemeenschappen” cruciaal, zegt Brhane. „Neem mama Agatha. Ze is een big boss in Zuidoost. Soms komt ze met iemand uit Ghana bij ons. Ze krijgt niet betaald, ze doet het werk vanuit haar hart.”
Een paar dagen later gaat de deur open in een appartement waar de gordijnen gesloten zijn. Mama Aga-tha (de bijnaam van geliefde buurtmoeder Agatha Frimpong) placeert het bezoek op de bank en zet de televisie aan. Haar huiskamer hangt vol met portretten van haarzelf in traditionele Ghanese jurken. „Oh, spreken jullie Elias? Kunnen jullie hem vertellen dat hij de telefoon moet opnemen als ik bel?”, zegt ze. De deurbel rinkelt. Er komt een verlegen jonge man binnen, hij stelt zich voor als Philip. Hij moet van Agatha op een stoel aan de rand van haar huiskamer zitten. Philip wil geld. „Ik heb je toch al geld gegeven”, zegt mama Agatha met een luide stem. „Wat heb je daarmee gedaan?” Hij glimlacht verlegen, valt haast in slaap. „Ik betaal het allemaal van mijn pensioen”, zegt mama Agatha.
Philip is verslaafd en komt net uit een ggz-instelling. Binnenkort keert hij terug met Goedwerk, zegt ze. Wil Philip dat zelf ook, terug? Waarom gaat hij? Mama Agatha antwoordt voor hem. „Ja, dat wil hij.” Philip kan amper een woord uitbrengen. Hij grijpt naar zijn hoofd. „Willen jullie ophouden met vragen stellen?”
Het is niet de eerste cliënt met mentale problemen die Goedwerk helpt terug te keren.
Hulpverleners van een psychiatrische instelling in Zwolle kijken vreemd op als in 2022 een van de patiënten bezoek krijgt van Goedwerk. De jonge man uit Syrië zit in psychose, een angstaanval waardoor hij zijn grip op de werkelijkheid is verloren. De psychose versterkt zijn gevoel dat hij weg wil uit Nederland, blijkt uit zijn reclasseringsrapport dat in handen is van NRC. Terwijl de reclassering concludeert dat er geen gesprek met hem is te voeren, werkt Goedwerk met hem aan zijn terugkeer. Goedwerk bezoekt hem volgens bronnen twee keer in de gevangenis en laat hem een contract ondertekenen. De man is handelingsonbekwaam, zijn curator is niet over de gesprekken ingelicht, zo blijkt uit het reclasseringsrapport. Maar Goedwerk heeft al contact met zijn familie in Syrië gelegd. De Syriër heeft een verblijfsvergunning. Als hij vertrekt, raakt hij die kwijt.
Dat iemand onder curatele staat, „wil niet – per definitie – zeggen dat ‘de wil’ dan niet kan worden bepaald”, zegt Goedwerk in een reactie. Een medewerker van de kliniek zou Goedwerk hebben gebeld om met de Syriër over zijn terugkeer te spreken. Maar het reclasseringsrapport wijst op betrokkenheid van de DT&V, die Goedwerk „zeer beperkte” informatie over de man had verschaft. (De Dienst Justitiële Inrichtingen wil niet inhoudelijk op de zaak ingaan. Het zegt geen uitspraken te doen over „privé-contacten” van gedetineerden.)
Vrijwillig terug met vier begeleiders
Brahim Aksas zou volgens de afspraken met Goedwerk inmiddels in het Marokkaanse Nador moeten zijn. Maar op een ochtend in juni komt hij opgewekt de Dam opgelopen. Zijn telefoon gaat. Het is zijn begeleider van Goedwerk, ze klinkt gefrustreerd. Ze wil horen waarom het vertrek niet is doorgegaan.
„Ik ben in de war, maar probeer niet in paniek te raken”, zegt Aksas tegen haar.
De begeleider wil dat hij langs het Marokkaanse consulaat gaat.
„Ik ben gisteren al geweest”, zegt Ak-sas. „Waarom zou ik vandaag weer gaan?”
„Nee, oke”, zegt ze. Aksas zegt haar dat het consulaat niet achter het terugkeerplan stond. „Iedereen vindt het raar.”
„Ik ga niet meer”, zegt hij zodra hij heeft opgehangen. Vlak voor vertrek is hij bij Goedwerk verhaal gaan halen over zijn escorte naar Marokko. In de pakketloods in de Bijlmer sprak Aksas met zijn begeleiders van Goedwerk en Brhane. Ze vertelden hem dat er écht meerdere begeleiders mee moeten in het vliegtuig. „Ik ben boos opgestaan en weggelopen”, zegt Askas. „Op die manier wil ik niet terug.” Brhane is achter hem aangelopen. „Hij was woedend en zei: als je niet meewerkt, word je opgepakt en uitgezet. En dan krijg je niéts meer mee.”
Brhane, in een reactie: „Ik ben inderdaad achter hem aangegaan, heb hem vastgepakt en gezegd: Brahim, effe rustig, doe dit niet. Het consulaat heeft al een laissez-passer [tijdelijk reisdocument, red.] voor jou toegezegd. Dus ze kunnen je dwingen, ze kunnen je vastzetten.”
Dat was niet bedoeld als dreigement, maar als waarschuwing, zegt Brhane. „Sommige regievoerders van de DT&V zijn niet te vertrouwen”. Nog niet zo lang geleden werd een Marokkaanse man uit Rotterdam zomaar opgepakt en uitgezet. „Terwijl wij net een terugkeervergoeding voor hem hadden aangevraagd”, zegt Brhane. „Een gemene streek van de DT&V.”
Het is eigenlijk ook „bullshit”, zegt Brhane, om van ‘vrijwillige’ terugkeer te spreken. „Dat bestaat helemaal niet. Ze noemen het vrijwillige terugkeer, maar indirect worden mensen altijd gedwongen.” Tegelijkertijd houdt hij vol dat Goedwerk nooit een cliënt onder druk zet om te vertrekken.
‘Om de tuin geleid’
Brahim Aksas kwam zo vaak bij Goedwerk over de vloer, dat hij soms hielp met tolken – hij spreekt vijf talen. Zo kreeg hij een paar maanden terug op het kantoor Bilal (34) aan de lijn, die twee jaar geleden met Goedwerk naar Algerije vertrok, maar nooit kreeg wat hem was beloofd, vertelt hij. Aksas heeft zijn nummer nog, en belt Bilal op. Een jongen met een groene pet verschijnt voor de camera. „Ze hebben mij om de tuin geleid”, zegt hij vanuit een huiskamer in Algerije.
Bilal dacht dat hij na terugkomst in Algerije een taxibedrijf zou beginnen en dat Goedwerk hem zou helpen met het kopen van een auto. „Om die reden besloot ik terug te gaan”, zegt hij. Maar eenmaal terug in Algerije, kwam het geld niet. „Ik begrijp niet waarom ze nog geen auto voor mij hebben gekocht”, zegt Bilal.
Beloofde Goedwerk hem een taxi?
Op het kantoor kijken Marlies Kruyt en Elias Brhane elkaar aan. „Ik denk”, zegt Kruyt, „dat dit gaat over ons privéfonds”.
Het geld dat terugkeerders van de overheid meekrijgen, is gebonden aan vastgelegde maximumbedragen. Dat is om te voorkomen dat asielzoekers naar Nederland komen om een vertrekpremie op te strijken. Maar Goedwerk heeft, naast deze terugkeergelden van de overheid, nog een eigen fonds: ‘Fund your future’. Op de website valt te lezen dat het bedoeld is om ‘barrières voor terugkeer zoals stigma en gezichtsverlies te overwinnen’. In het fonds zit volgens Brhane 160.000 euro aan eigen geld. Er worden renteloze leningen mee afgesloten aan terugkeerders. Ze krijgen duizend of tweeduizend euro geleend om een bedrijfje mee te starten. Brhane zegt dat hij het geeft uit pure liefdadigheid. „Als ze het niet terugbetalen, maakt het mij niks uit. Ik heb geld genoeg.”
Maar de leningen worden volgens de oud-cliënten die NRC sprak ook ingezet om terugkeerders over de streep te trekken. Daar heeft Goedwerk een zeker belang bij: de subsidie van de DT&V is afhankelijk van resultaten. Goedwerk moet volgens de afspraken in twee jaar tijd 105 mensen laten vertrekken, blijkt uit een overzicht van de terugkeerdienst. Op dat aantal is de hoogte van de subsidie gebaseerd: zo’n 900.000 euro. Als het target niet wordt gehaald, of als er te veel geld wordt uitgegeven aan de begeleiding van cliënten die uiteindelijk niet terugkeren, kan de DT&V subsidie terugvorderen. Goedwerk is er dus niet bij gebaat dat potentiële terugkeerders zich bedenken.
„In die zin is er een belang”, erkent Marlies Kruyt. „Hoe verwoord ik dit goed? Ik ben projectleider, ik hou de cijfers in de gaten. We hebben budget aangevraagd voor weet-ik-hoeveel mensen. En als dat dan niet ‘lukt’, zeg ik tussen aanhalingstekens, dan is dat jammer, want daar krijg je dan de rekening van.”
De terugkeerders die NRC sprak, voelen zich door Goedwerk misleid met valse beloftes. Zoals Bilal, die dacht dat hij na terugkeer een taxi zou krijgen. Volgens Goedwerk zit het anders: Bilal zou geholpen worden met het opzetten van een kapperszaak. Toen dat niet van de grond kwam, is er gesproken over geld voor een taxi. Bilal moest in Algerije een tweedehands auto uitzoeken en laten weten wat het zou kosten. „Dan zouden wij kijken wat wij voor hem kunnen betekenen.” Uiteindelijk heeft Bilal het geld nooit gekregen. Volgens Goedwerk vroeg hij om een „te hoog bedrag”.
Mulu, de Ethiopiër die vijftig euro cash over tafel kreeg tijdens een kop thee, keerde in 2020 terug. Een jaar later meldt Goedwerk in haar nieuwsbrief dat Mulu Goedwerk „dankbaar” is. Hij zou zelfs een lening hebben afgeslagen, omdat „anderen het geld beter konden gebruiken”. Vanuit Ethiopië zegt Mulu aan de telefoon dat het in werkelijkheid anders ging. Vóór terugkeer zou Goedwerk hem allerlei hulp hebben toegezegd, zoals een taxi of machine voor een bakkerij. Na terugkeer werd hem duidelijk dat hij dit niet zou krijgen, maar dat hij „een voorstel voor een lening moest doen”. Uiteindelijk leende Goedwerk hem een bedrag om een pooltafel te kopen en uit te baten. „Maar het was niet wat we in Nederland hadden afgesproken. Ik wilde nog steeds een taxibedrijf beginnen.”
Brhane bevestigt de lening voor de pooltafel en zegt dat Mulu hierna nog diverse keren door Goedwerk is bezocht en geïnterviewd. Mulu zou zich daarin lovend over Goedwerk hebben uitgelaten.
Mulu, over deze bezoeken: „Elk jaar komt de lokale vertegenwoordiger van Goedwerk langs om een foto van mij te maken. Dan vraag ik waar mijn geld blijft en zegt hij: ja, het komt eraan, écht. Maar ik heb het nog steeds niet.”
Honderden kilometers verderop, ook in Ethiopië, wacht ook Mohammed (31) nog op geld. Hij zou na terugkeer een internetcafé beginnen. Goedwerk zou oude computers en printers voor hem zoeken en het project financieren, vertelt hij. Mohammed huurde voor 300 euro alvast een opslagloods, opende een bankrekening en schreef een plan. „Ik wachtte en wachtte.” In juli 2023, vijf maanden na zijn terugkeer, kreeg hij bericht. In de mail, in bezit van NRC, staat dat „the Microfinance team at Goedwerk” heeft besloten hem geen lening te geven. „Daarna reageerden ze nergens meer op”, zegt hij.
Brhane zegt dat Mohammed „niet voldeed aan de criteria” voor een lening. Het „zou kunnen” dat hem in Nederland hulp is toegezegd bij het opstarten van een internetcafé. „Maar we zeggen er altijd bij: we gaan je helpen, in overleg met onze lokale partner.” Pas als iemand is teruggekeerd, doet de partner een „haalbaarheidsonderzoek”. Zo kan het dus dat in Nederland gemaakte plannen uiteindelijk niet worden gefinancierd.
Kan hij zich voorstellen dat mensen zich misleid voelen? „We hebben geen enkele verplichting”, zegt hij. „Het is in elk geval geen lokmiddel om mensen over de streep te trekken.”
Ongemerkt verdwenen
De DT&V weet dat Goedwerk, buiten de overheidsregelingen om, leningen aanbiedt aan terugkeerders, maar benadrukt er volledig los van te staan. Wat erover wordt afgesproken met terugkeerders, zegt de dienst niet te weten.
De rijksoverheid gebruikt Goedwerk om háár werk te doen, zegt migratierechtexpert Carolus Grütters, verbonden aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Grütters noemt het inzetten van een particuliere stichting om migranten te laten vertrekken „een buitenwettelijke route”, die niet zonder risico’s is. „Het uitgangspunt van de rechtsstaat is dat de overheid transparant te werk gaat en daarop zelf aanspreekbaar is”, zegt hij. „Dat is in deze opzet niet het geval. Wat Goedwerk allemaal namens de overheid belooft aan de migrant, valt niet na te gaan. En als het misgaat, weten we van niets. Dan is er niemand meer op aan te spreken.”
De stem van Mahader, de vrouw die in haar eentje vertrok, hapert – de internetverbinding met Ethiopië is slecht. Ze is nu bijna een jaar terug, de situatie is veel hopelozer dan ze had verwacht. „Ik dacht dat ik hier een restaurant kon beginnen”, zegt ze, „maar je kunt hier als vrouw niet eens veilig over straat.” Ook het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken noemt de situatie voor vrouwen in Ethiopië in een ambtsbericht onveilig. „Ik zoek naar een manier om terug te gaan naar Nederland”, zegt Mahader.
Mulu, de man die vijftig euro cash bij een kop thee kreeg, kwam eenmaal terug in Ethiopië in de problemen, zegt hij. Een jaar na terugkeer werd hij opgepakt, vanwege de onrust in Tigray. Hij zat naar eigen zeggen vijftien dagen vast. „Het is hier erg gevaarlijk voor mij, vanwege mijn afkomst”, zegt hij. En nu? „Het liefst zou ik weer weg willen.”
Bij aankomst in Tripoli werd het geld meteen afgepakt, net als zijn identiteitspapieren, liet hij zijn vrienden in Nederland weten
Dat is precies waar Abhra voor vreesde. De man in de rolstoel is uiteindelijk niet gegaan. Omdat hij ook uit Tigray komt, kon hij wegens de burgeroorlog een nieuw asielverzoek indienen. Hij wacht nu op het oordeel van de IND. Goedwerk heeft met vuur gespeeld, zegt hij. „Ze probeerden me weg te krijgen, terwijl ze wisten hoe gevaarlijk het voor mij was.”
Op het kantoor zegt Marlies Kruyt dat ze „veel vragen van cliënten” krijgen over veiligheid. Maar ze zegt: „Wij kunnen niets garanderen, veiligheid is hun eigen verantwoordelijkheid. Dat zeggen wij ook tegen ze.” Ze zegt desgevraagd ook dat ze niet elke vertrokken cliënt blijven volgen. „Niet iedereen heeft daar behoefte aan, we raken wel eens contacten kwijt.”
Zo zou ook de Libiër met de modieuze bril verdwijnen. Zijn afscheidsfeest werd bezocht door enkele tientallen mensen. Een groepje vrijwilligers en activisten dat afgewezen asielzoekers bijstaat. Regina Andresen. Wat vrienden, de meesten na jaren nog steeds illegaal. „Ik had hier alles, alleen geen documenten”, zei de Libiër op zijn afscheid. Een dag voor vertrek schoor hij zijn krullen af. Ze moesten in Libië niet denken dat hij in Amsterdam „een hipster” was geworden. Op Schiphol kreeg hij 1.500 euro. Twee ambtenaren van de DT&V reisden met hem mee, tot de overstap in Istanbul. Daar ontving hij de andere helft van de afgesproken 3.000 euro. En werd hij, alleen, in het vliegtuig naar Libië gezet. Bij aankomst in Tripoli werd het geld direct afgepakt door de autoriteiten, liet hij zijn vrienden in Nederland weten. Ook zijn identiteitspapieren zouden zijn ingenomen.
Brahim Aksas, de man die al zestig jaar illegaal in Nederland woont, is nog steeds niet vertrokken. Goedwerk heeft zijn zaak gesloten. Maar als Aksas zich bedenkt, heeft Elias Brhane nog iets voor hem. Hij loopt de vergaderruimte in zijn pakketloods uit en komt terug met twee colberts over een kledinghanger. „Kijk”, zegt hij. „Op maat gemaakt.” Mocht Aksas alsnog naar Marokko gaan, „dan geef ik deze mooie jasjes aan hem”.
Hand in hand komen ze aanlopen, twee kleine verschijningen met dezelfde kleren aan. Spijkerbroek, wit T-shirt, grijze blazer – tikje oversized. Een half uur te laat, sorry, sorry. Igone de Jongh (44) had Chantal Janzen (45) thuis in Amsterdam-Zuid opgepikt. „Die vrouw heeft nét haar rijbewijs”, zegt Janzen tegen ons. De Jongh, hoofdschuddend: „Al een jaar of vijf.” De auto parkeerden ze in Amsterdam-Oost, even buiten het park waar restaurant Merkelbach ligt en waar we hebben afgesproken. Ze hebben een tijdje staan schuilen voor de regen, en danseressen, met hun overtrainde spieren, die lopen niet zo snel.
Een zaaltje apart met alleen een tafel en vier stoelen – voor rust en privacy. De Jongh knikt naar Janzen. „Zij wordt best vaak herkend.”
Chantal Janzen was vijftien jaar musicalster. Ze was Jane in Tarzan, Rachel Hazes in Hij gelooft in mij en Pattie in Petticoat, een musical speciaal voor haar geschreven. Daarna werd ze presentator (The Voice of Holland) en actrice (Eén Grote Familie).
Igone de Jongh danste 24 jaar bij Het Nationale Ballet, ze was Giselle, Aurora (in The Sleeping Beauty), en nam afscheid van het gezelschap in de hoofdrol die haar het liefste was, Julia in Romeo en Julia. Maar zij, zegt ze, wordt zelden herkend. En áls, dan is het van televisie. Ze was jurylid van Dance Dance Dance, een talentenshow met Janzen als presentator. Dat was van 2015 tot 2018.
Hebben ze elkaar toen leren kennen? Ja en nee, maar daar zijn ze pas sinds kort achter. Eerst kiezen wat ze eten. Janzen, wijzend op de menukaart tegen De Jongh: „Dit vind jij lekker. Notenbrood met kaas.”
Haar lievelingseten, dat stond ook in Igone, haar biografie uit 2021. Haar vader die haar naar de bushalte liep in Haarlem, waar ze woonden, en dan bruine boterhammen met Beemsterkaas meegaf voor de lange dag in Amsterdam. Na school – basisschool en mavo – nog uren trainen op de balletacademie. Op haar zestiende werd ze aangenomen bij Het Nationale Ballet. Zeven jaar later was ze eerste soliste. Het waren gloriejaren.
Toen had je zeker een uitgekiend voedingsschema?
„Nee joh, als ik er maar goed uitzag. Ik zie nu wel eens video’s van mezelf terug en dan denk ik: ooooh. Ik at niet genoeg. De stress, de hele tijd dansen, je hebt gewoon geen honger.”
Janzen: „Ik vond bij m’n verhuizing foto’s van jouw afscheid.”
De Jongh: „Niet normaal, ik was doorzichtig.”
Ze had graag 25 jaar vol willen dansen bij Het Nationale Ballet, en dan balletmeester willen worden of coach. Maar de artistieke leiding zag haar niet in die rol en De Jongh besloot in 2019 te vertrekken. Sindsdien danst ze in voorstellingen die ze zelf maakt, ze werkt nu aan een nieuwe. De première is in december in Internationaal Theater Amsterdam.
Wat Janzen ook vond bij het opruimen voor de verhuizing, van het ene huis in Amsterdam-Zuid naar het andere in Amsterdam-Zuid: een foto van toen zij nog ballerina wilde worden. Vanaf haar tiende deed ze de balletvooropleiding in Arnhem.
Ze stuurde De Jongh die foto en zij laat hem zien, op haar telefoon. Een rijtje ranke pubermeisjes in jarennegentigballetpakjes. Janzen: „Ik bleef hangen bij dat tweede meisje van links.” De langste, met donkere haren en een serieuze blik. „Ik dacht: ik kén dat meisje.” Het is Igone, 14 jaar. En links naast haar, dat blonde meisje, dat is Chantal, ook 14. „We hebben dus een uur samen gedanst.”
Ze kunnen zich er niets van herinneren.
De Jongh: „Jij ziet er echt héél gek uit.”
Janzen: „Ik denk dat ik compleet gestrest was. Dat ik dacht: what the fuck.” Op die bewuste dag deed ze een proefles aan de Amsterdamse balletacademie, misschien kon ze er auditie doen. Igone was toen al lang en breed het grote talent van de opleiding. Janzen: „Mijn oude balletjuf zei: ga dansen, maar óók spelen en zingen. Ik hield van ballet, maar ik miste het praten.” Dus werd het de theaterschool, specialisatie musical.
Keken jullie tegen de balletdansers op?
Janzen: „Nee, wij voelden ons übermenschen, wij konden alles. We hadden medelijden met dansers als die een keer iets moesten zeggen voor een optreden. Lieverd, je wordt echt niet opgevroten.”
En jij, keek jij op musical neer?
De Jongh: „Ik? Nee. Maar ik was er ook niet mee bezig. Ballet is echt een andere wereld.”
Bijna twintig jaar na die foto ontmoetten ze elkaar weer, maar vluchtig. Ze kijken elkaar aan. Wanneer ook alweer? En waar?
Janzen: „Ik was altijd al heel nieuwsgierig naar jou en toen zag ik je…” Het was in het DeLaMar-theater in Amsterdam, 2013.
De Jongh: „Jij stond daar in een show en die was vast een succes, waardoor ik dacht: leuk om haar te ontmoeten. Of nee, weet je wat het ook was? Waren wij toen al moeders?”
Janzen: „Ja. Jij had een kind gekregen en was meteen weer gaan dansen, heel uitzonderlijk vond ik dat. Na drie maanden stond je op het podium.”
De Jongh: „Ja, dat was heel stom. Nu denk ik: waarom?”
Janzen: „Dat is dansers-discipline. Drie maanden na de geboorte van James hing ik met mijn verse keizersneewond in een harnas aan de touwen in Tarzan. Toen heb ik na één voorstelling gezegd: jongens, volgens mij is het te vroeg. Bij mijn tweede kind dacht ik: al breekt de fik uit, ik ben er even niet. Maar met James was ik 29. Ik was bang dat ze zouden denken: haar hebben we niet meer nodig.”
De Jongh: „Ik vond het ook een uitdaging: hoe snel lukt het me weer op het podium te staan? Als ik nu beelden van toen terugzie, weet ik niet hoe ik het heb gedaan. Vroeg op, Hugo naar de crèche, lessen doen, repeteren, Hugo ophalen, en om zes uur naar het theater om Sleeping Beauty te dansen.”
Nu dan de echte ontmoeting, in 2015. Dit keer was Janzen de ster en De Jongh de nieuweling. John de Mol, bedenker van Dance Dance Dance, gaf de avond voor de eerste opname een borrel voor de crew.
De Jongh: „Doodeng, ik er alleen heen, ik kende niemand, John de Mol had ik nog nooit gezien. Waarom had ik hier ja tegen gezegd?”
Waarom had je ja gezegd?
„Ik dacht: leuk, ik ga eens wat anders doen. Maar de belangrijkste reden was dat ik meer mensen naar het klassieke ballet wilde krijgen. Minder highbrow.” Haar balletcollega’s waren kritisch, zegt ze. „Dat ik als prima ballerina van Het Nationale Ballet televisie ging doen.” Ze trekt een gezicht. „Hoe durfde ik.” Maar de kaartverkoop ging wél omhoog, zegt ze. Ze heeft de kaartverkoopstatistieken er zelf op nageslagen.
Tegen Janzen: „Jij kwam die avond naar me toe, jij zag die paniek helemaal gebeuren bij mij.”
„Omdat ik het herkende.”
„Jij zei: jij zet morgen gewoon die knop om. Doe alsof het een voorstelling is. En als je naar huis gaat, zet je die knop weer uit. Oooh, maar kijk, toen snapte ik het. Ik zou een rol spelen.”
„Ik zet altijd een stolp om me heen, een doorzichtige, waar ik nog wel doorheen kan kijken. Je moet niet als een soort spons in die tv-wereld gaan zitten. Ik dacht: ze gaan jou morgen volpompen met wat je wel of niet moet doen. En dan ga jij van: oh natuurlijk. Wil je het zo? Zal ik dat? Voor iedereen Chinese bordjes in de lucht houden. Nee. Jij kunt dansen. Dit is een dansshow. Jij gaat gewoon je werk doen.”
Dansers, zeggen ze, zijn gewend te doen wat hen gevraagd wordt.
De Jongh: „Als de choreograaf tegen mij zegt: ga op je hoofd staan, dan sta ik op mijn hoofd.” Ja, zegt Janzen, „Een danser vraagt niet: waaróm moet ik op mijn hoofd staan”. Ze lachen. „Nee, nee, dat doe je niet,” zegt De Jongh. „Ik ben niet van de choreograaf, maar ik ben er wel vóór de choreograaf. Die moet een schilderij schilderen.”
Janzen: „Dat vond ik ook grappig toen ik ging acteren. Jézus, wat praten die mensen een hoop. Het staat gewoon in het script: je gaat op je hoofd staan. Het stáát er toch? En toen ik ging presenteren, gingen ze vragen: wat zou jij fijn vinden? Wat vind je van deze tekst? Ik dacht: maar jij bent toch de regisseur? Zo ben ik geconditioneerd. Ik vind dat ook wel prettig.”
De Jongh: „Ik vind praten lastig, altijd gevonden. Daarom vond ik televisie ook zo eng. Maar het was ook lekker. Ik had natuurlijk zo lang in een bubbel geleefd, en ineens stapte ik daaruit en iedereen was aardig, en vond mij leuk, en was blij dat ik er was…”
„En je verdiende meer geld”, zegt Janzen.
„En ik verdiende meer geld.”
En je werd bekend…
Lastig puntje, voor allebei.
Janzen: „Joop van den Ende zegt altijd: jouw voordeel is ook je nadeel. Je hebt geen ego. Je bent de slechtste applausnemer die er is. Ja, als ik presenteer, dan moet je naar mij kijken, daar word ik voor betaald. Maar zodra dat klaar is, wil ik onder de grond.”
De Jongh: „Ik kreeg daar echt voor op m’n kop. Dat ik na een première altijd meteen huis ging. Dan was er een nazit geregeld voor mij, want ik was de hoofdrol. En dan was ik weg. Dat is natuurlijk bijna asociaal.”
Na Chantals Pyjama Party, een concert voor 25.000 man publiek in pyjama, wilde Janzen een keer door de achteruitgang wegglippen. Haar echtgenoot – Marco Geeratz, ze runnen samen productie- en mediabedrijf &C – onderschepte haar. „Hij zei: ‘No way, die mensen komen uit Friesland en overal vandaan. Die moet je zien.’ Het is niet dat ik die mensen niet wíl zien. Maar ik vind het moeilijk. Ongemakkelijk.”
„Ongemakkelijk,” zucht De Jongh. Veel mensen, zegt ze, willen haar na een voorstelling metéén zien. „Het is het meest kwetsbare moment wat er is als kunstenaar. Er zijn vier mensen die me dan mogen zien. Mijn kinderen, Chantal en mijn vader. Want ik wil niet horen wat jij ervan vond. Ik wil nog weten wat ík voel. Voordat jij met jouw mening over mij heen walst.”
Janzen: „Maar ik wil eigenlijk ook niet horen: wat was je fantastisch. Want ik wil, voor mijn ouders, gewoon hun dochter zijn. Ik wil die laudatie niet.”
Ze werden vriendinnen, en nu, zegt De Jongh, voelt het alsof ze „zusjes” zijn. „Ja”, zegt Janzen, „zij is de zus die ik nooit heb gehad.”
Wie is de oudste?
„Ik denk qua verstand dat ik dat wel ben”, zegt Janzen.
„Ja, jij bent verstandig.”
Haar vrienden noemen Janzen the flatliner, zonder grote emoties. Igone is anders, zegt Janzen, als díé zich slecht voelt gaat ze „op de bodem zitten, het ergste dieptepunt opzoeken”. Tegen haar: „Jij gaat gewoon in je eentje in een huisje zitten.”
De Jongh: „Ja, dat was zo’n dom idee.” Ze lacht. Dat was kerst 2023. „Het was crisis. Ik had me helemaal suf gewerkt. En mijn kind was in Frankrijk bij zijn vader en zijn familie daar.”
In dat jaar was er een einde gekomen aan haar huwelijk met acteur Thijs Römer. De Jongh had hem leren kennen in 2016. In haar biografie staat hoe dat ging. Het was het jaar waarin ze was gescheiden van danser Mathieu Gremillet, de vader van haar kind, en bang was voorgoed alleen te blijven. Ze kon toch wel één keer in haar leven een onenightstand uitproberen, zeiden Janzen en een paar andere vriendinnen. Ze wisten ook wel iemand. Thijs Römer, kende ze die? De Jongh, staat in de biografie, aarzelde. ‘Had die meneer niet nogal een reputatie als het op feestjes en vrouwen aankwam?’
De eerste date verliep voorspoedig (en zonder seks). In 2019, daags voor haar afscheid van Het Nationale Ballet, trouwden ze. Met hem, staat in haar biografie, beleefde ze de ‘onvoorwaardelijke liefde’ zoals ze die van het huwelijk van haar ouders kende. Sammie, de dochter van Römer en actrice Katja Schuurman, even oud als haar zoon Hugo, beschouwt ze als een eigen kind. Nog steeds.
Dat is een beetje een verslaving. Hoe ver kan ik gaan? Tot waar hou ik het nog vol?
In 2022 werd Römer beschuldigd van online misbruik van drie destijds minderjarige meisjes, in de zomer van 2023 werd hij ervoor veroordeeld. Drie maanden celstraf, waarvan twee voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. In een interview in het blad van Janzen, &C the magazine, zei ze: ‘Ik heb te lang hoop gehad en gedacht: liefde overwint alles.’
En toen werd het dus kerst en was De Jongh alleen. „Dan ben je al snel een soort vijftiende wiel aan de wagen. Daar had ik hélemaal geen zin in. Dus ik dacht, ik ga” – ze slaat met haar vlakke hand op tafel – „alleen anderhalve week in een huisje zitten. Hóly shit, dat moet je dus nóóit doen.”
Na een paar dagen stond haar vader voor de deur. Bezorgd, omdat ze amper van zich liet horen.
Janzen: „Je had van tevoren ook nog gezegd: zal ik mijn telefoon maar thuislaten?”
Spartaans…
De Jongh: „Dat is een beetje een verslaving. Hoe ver kan ik gaan? Tot waar hou ik het nog vol? En ik vond het ook wel romantisch of zo. Alleen in een volle auto met mijn twee honden.”
„Jij zei: ik dacht dat het goed voor me zou zijn.”
„Ik dacht: ik ga daarheen, dan word ik rustig en dan ga ik begrijpen waarom het is zoals het is. Accepteren. Nou, niet dus. Want zo werkt rouw helemaal niet. Dat heeft tijd nodig.”
Wat gebeurde er wel?
Janzen: „Janken.”
De Jongh: „Jánken. Puur liefdesverdriet. En eenzaamheid.”
Misschien heb ik zó geleerd om een stolp om me heen te zetten, dat hij er nooit meer af gaat
De liefde was dus toch niet zo onvoorwaardelijk?
Dan ga je ervan uit, zegt De Jongh, dat ik niet meer van hem hou. „Van iemand houden en met iemand samen zijn, zijn verschillende dingen.”
Janzen: „Ik kom dan meteen met mijn praktische kant. Koester vooral wat er was, maar dit was echt niet goed. Ik zit in haar team, ik wilde niet dat zij nog langer die pijn had. Ja, het moet op haar tempo, maar als zij op een moeilijk moment zei: moet ik niet toch…? Dan was ik degene die zei: Nee. Dit is niet goed.”
De Jongh: „Ik kan dan niet meer helder denken. Jij kan heel goed rustig blijven.” Tegen ons: „Dat is ze dan niet van binnen, maar ze líjkt rustig. Als wij samen ergens een nacht gaan slapen, dan ligt ze als een soort lieveheersbeestje in bed. Ik word altijd rustig van haar.”
Janzen: „Misschien heb ik zó geleerd om een stolp om me heen te zetten, dat hij er nooit meer af gaat.” Haar oudste zoon, James van veertien, is precies zoals zij, zegt ze. „Aan het einde van het schooljaar belde hij om te vertellen of hij wel of niet over was – daar hadden we het thuis al de hele week over.” Janzen, als zichzelf: „Hééé.” Als haar zoon, met vlakke stem: „‘Heeej’.” „En, en, en?” Weer die vlakke stem: „‘Nou, ik had dus m’n punten terug enne, nou ja, gewoon over…’”
Nu begrijpt ze, zegt Janzen, wat er zo irritant kan zijn aan haar gelijkmatige, emotieloze manier van doen, zegt ze. Het is ook jammer, zegt ze. „Bij een goede première of recensie denk ik: hartstikke mooi, en nu door. Of: ik had gewoon een goede dag. Ik zoek altijd naar een reden waarom ik het compliment en de emotie erbij stuk kan slaan.”
Met 44 jaar is Igone de Jongh een oudere danseres. „Maar zo voel ik me niet. En zo dans ik, vind ik zelf, ook niet. Sinds kort zeg ik: ik ga voorlopig niet stoppen. Ik vind ook dat er iets heel moois is aan een oudere danser of danseres. Die kunnen vol zeggenschap en emotie iets neerzetten wat iemand van 25 niet kan.”
Ze moet er wel meer voor werken. Langer naar de sportschool. Langer rekken. „Vroeger kon ik twee keer mijn heup kraken, spitzen aan en gaan.” Eten zonder aan te komen, dat is ook voorbij. „Er moet nu wat vanaf, vind ik.”
Voelen jullie druk om jong te blijven, om er jong uit te zien?
De Jongh: „Ik denk dat jij daar meer mee te maken hebt, direct, dan ik.” Hoe je eruitziet, je hoofd, je lijf, is „je core business” als je op tv komt, zegt Janzen.
Ze had een keer een plekje op haar wang dat moest worden weggehaald. „Daarna zat daar een deuk. Iemand zei: dat kan je op laten vullen. Ik ben van de snelle oplossingen, dus ik ging naar de eerste de beste slager, zeg maar. En die zei: als ik jou aan deze kant opvul, dan moet dat aan de andere kant ook.”
Vervolgens moest ze The Voice of Holland presenteren, met verse fillers in haar wangen. Haar beste vriend stuurde een berichtje: heb je de bof? Online vroegen mensen zich af: wat heeft zij laten doen? „Achteraf dacht ik: ik had meteen moeten zeggen. Ik heb iets uitgeprobeerd, want ik was onzeker over een deukje.”
Van fillers werd je óók onzeker.
Janzen: „Het publiek wil over je kunnen zeggen: kijk, het zijn net mensen. Maar áls je iets doet wat menselijk is… Dat ik bekend ben, betekent niet dat ik niet onzeker ben of denk ‘god, wat een oude kop’. Maar dingen uitproberen, dat mag eigenlijk niet. Want dan ga je te veel mee met de tv-wereld. Dan zeggen mensen: jouw gezicht is mooi zoals het is. Superlief, Thea, maar dat vind ík niet. Wij moeten gewone mensen zijn, maar ook weer niet.”
Ze slaat met haar handen op haar hoofd, haar bovenlijf, haar benen. Zij en Igone willen samen iets nieuws beginnen, zegt ze, zodat „dit” – het gezicht, het lichaam – „het niet altijd hoeft te doen.” Een school beginnen, voor dans, presenteren, zang. Een soort Fame, zegt De Jongh. Naar de New Yorkse kunstacademie uit de film en tv-serie. En dan niet alleen het uithangbord zijn, zeggen ze, maar écht de tent runnen. Ze zijn er al twee jaar mee bezig, vooral in hun hoofd.
Twee weken geleden wist Janzen weer precies waarom ze dat wil. Haar ogen waren ontstoken, maar ze moest naar de finale van Holland’s Got Talent. Dus hup, bril af, lenzen in, make-up op. „Naar een finale kijken, fingers crossed, ongeveer een miljoen mensen. Dan moet ik in november, als het wordt uitgezonden, even een foto posten van m’n ontstoken ogen. Anders denken mensen: wat is er met haar?”
Ze werken al samen: ze organiseren Concert of the Year, een avond in ZiggoDome met culturele hoogtepunten die ze zelf selecteren. Anouk komt, Flemming, Frans Bauer, harpspeler Remy van Kesteren, cabaret van Alex Klaassen. De Jongh danst, Janzen presenteert. „Niemand zegt meer: jij danst dit en jij zegt dat”, zegt Janzen. „Nu zitten wij aan tafel. Dat zeg ik ook tegen mezelf. Als je af en toe baalt van je lijf of van je uiterlijk… Ik zou echt niet meer willen ruilen.”
Met je jongere zelf?
„Ja. Dan maar er wat minder uitzien.”
De Jongh, plotseling: „We moeten één verhaal vertellen. Dat is echt heel leuk.”
Janzen: „Jammer dat ik niet weet waar het over gaat…”
„Dit vind jij óók leuk. Het was zaterdagavond, Chantal appt: ik wil je zien. Ik zeg: schat, ik heb een voorstelling. Toen kwam ze in de coulissen zitten. En daarna, voor het eerst in honderd jaar, hadden we zin om uit te gaan.”
„Truus en Thea gaan uit.”
„We zijn volgens mij bij vijf discotheken geweest. Op het Rembrandtplein, het Leidseplein. We kwamen er niet in. Dus ik zei op een gegeven moment tegen de portiers: Wéét je wel wie zij is? Kijk even goed.”
„Ik dacht: ik wil dood.”
Het hielp ook niet.
Janzen: „Maar wij waren er klaar voor, hoor. Twee oude danseresjes.”
Te Rotterdam ben ik geborenonder den adem van de MaasEn liep ik, met mijn eigen stiltetemidden van het straatgeraas.
Zo begint het gedicht van Jan Prins uit 1937 en bijna een eeuw later leest een migrantenzoon de woorden met trots en herkenning. Of Prins (1876-1948) dat ooit had voorzien is gissen, ofwel onwaarschijnlijk, en ik vermoed dat hij zich na het Duitse bombardement op Rotterdam enkele jaren later sowieso moeilijk kon voorstellen hoe de stad er na de wederopbouw uit zou komen te zien. Maar zijn woorden leven voort, ook al gaan ze over het Rotterdam dat er niet meer is.
Ik moest aan het gedicht denken tijdens mijn recente vertrek uit de stad. Te Rotterdam geboren, in 1986, en sindsdien onafgebroken woonachtig in dezelfde stad – tot nu. Mensen die mij kennen weten hoe verknocht ik aan Roffa ben, ja tot aan het chauvinistische toe. Ik had dan ook nooit aan vertrekken gedacht, al zinspeelde mijn echtgenote er al jaren op. Als Gooise kon ze nooit echt aarden in de stad waar ze naartoe trouwde. ‘Thuis’ heeft nou eenmaal een emotionele betekenis die je niet kunt afdwingen.
Nu is het mijn beurt en kan ik terugkijken op bijna veertig jaar leven in Rotterdam. Ik besef twee dingen. Eén: ik kom van ver. Twee: Rotterdam komt van ver.
Loop ik door Rotterdam, dan is het alsof er onder elke stoeptegel wel een herinnering verstopt ligt. Niet elke herinnering is even fijn. Ik groeide op in Rotterdam-West in de jaren negentig, in een multiculturele volksbuurt. De eerste les van de straat: zonder broer krijg je geheid klappen. Voor mij betekende dat al vrij jong klappen incasseren. Tot er een andere broerloze jongen in de buurt kwam wonen. Dit is geen stad voor lieve mensen, was de cynische welkomstgroet.
Maar cynisme is geen natuurlijke houding waar je je als kind van nature aan overgeeft. Zoals ik als kind ook niet stilstond bij de verloedering van de buurt, de drugsverslaafden die in het portiek sliepen, of de heroïnenaalden die overal lagen. Ik voetbalde met mijn vrienden op straat totdat de zon onderging, en soms speelden we daarna onder de lantaarnpalen verder. Zaten we zonder bal, dan hingen we doelloos op de hoek van de straat. Mijn vriendengroep bestond uit Marokkanen, Kaapverdianen, Surinamers en Turken, en al waren we ons sterk bewust van onze verschillende etnische achtergronden, dat we in dezelfde buurt woonden woog zwaarder.
In mijn tienerjaren, toen het fortuynisme doorbrak in Rotterdam, schopte ik tegen het gezag aan. Op de middelbare school had ik een grote mond tegen mijn leraren, liep ik stoer te doen met de grote jongens, terwijl ik tijdens de tussenuren tam op de schouder van mijn verkering leunde bij het standbeeld van Fanny Blankers-Koen in Blijdorp. Ik heb vervolgens meerdere mbo-opleidingen op verschillende locaties versleten, van noord tot zuid, worstelend met het jongvolwassen leven. In louche Marokkaanse theehuizen doodde ik de tijd met kaartspelen en voetbalwedstrijden kijken. In de broodfabriek in de Spaanse Polder stond ik in ploegendiensten aan de lopende band tussen Marokkaanse migranten van de eerste generatie die hun pensioen naderden en jonge ex-bajesklanten die hun leven weer op de rails probeerden te krijgen.
Als laatbloeier (26) studeerde ik alsnog aan de Erasmus Universiteit. Aan de zuidkant van de Maas ging ik op mijn knieën om mijn vrouw ten huwelijk te vragen. In deze stad zijn mijn twee kinderen geboren en de oudste (inmiddels 10) trekt geregeld aan mijn mouw omdat ze een wedstrijd van Sparta op Het Kasteel wil bezoeken (opvoeding geslaagd).
Dit was, kort samengevat, de ongepolijste en ruige stad die mij gevormd heeft. Maar ook Rotterdam maakte een ontwikkeling door. Wat voor stad laat ik achter?
Stad die zichzelf speelt
Ik heb niet zoveel met de clichés die steeds weer terugkeren als het over Rotterdam gaat: de rauwe havenstad van ‘niet lullen maar poetsen’, waar je in de winkel de overhemden al met opgestroopte mouwen koopt, de uitdijende skyline die de bijnaam ‘Manhattan aan de Maas’ eer moet aandoen. Zoals met zoveel clichés bevatten deze typeringen een kern van waarheid, maar camoufleren ze ook een heleboel.
Voor een ‘werkstad’ zijn de bijstandscijfers opvallend hoog en is de armoede hardnekkig – de voedselbank is niet voor niets in Rotterdam ontstaan. Criminaliteit en verslavingsproblematiek zijn zeer aanwezig. Dit zijn de bekende ‘verkeerde lijstjes’ die Rotterdam van oudsher aanvoert. De ‘no-nonsense’ mentaliteit resulteert vooral in apathie en culturele armoede.
Rotterdam is notoir anti-intellectueel – ‘we weten heus wel dat je boekjes leest’, of, bij klachten over geluidsoverlast, ‘zit je te studeren dan?’. Kunst is alleen goed als de stad ervan opknapt en op de basisschool worden kinderen zo vroeg mogelijk voorgesorteerd op werken in de techniek of in de zorg (‘baangarantie!’). Voor non-conformisten en paradijsvogels is minder ruimte, spontaniteit moet wijken voor voorspelbaarheid, met het gemeentelijke waarschuwingsbord ‘verboden onnodig aanwezig te zijn’ wellicht als ultiem voorbeeld van de oprukkende burgerlijkheid in de stad.
Foto’s: Frank Hanswijk
De paradox heden ten dage: hoe eenvormiger de stad, hoe meer moeite gedaan wordt door gemeente, projectontwikkelaars en yuppen om de schijn van authenticiteit op te houden. Een stad die zichzelf speelt, schreef columnist Sjoerd de Jong al over de opzichtige citymarketing, terwijl gemeente en architecten Rotterdam proberen te spiegelen aan die andere stad die zichzelf speelt, New York. Niet zo lang geleden moest Zuid het ‘Williamsburg’ van Rotterdam worden, de meest recente ambitie is om een ‘Central Park’ aan de Maas te realiseren. Het is allemaal weinig origineel, maar het doet het goed in de makelaarsadvertenties en toeristenfolders.
Of neem de haven, ooit de trots van de stad, zoals Jan Prins die in zijn gedicht bezong. De dynamische taferelen afgebeeld op de schilderijen van Marius Richters aan de wanden van de raadzaal in het stadhuis, van noeste havenarbeiders en levendige bedrijvigheid, bestaan allang niet meer. Automatisering, megacontainerschepen, cocaïnesmokkel en uithalers zijn nu de trefwoorden bij de grootste haven van Europa.
‘On-Nederlandse’ problemen
Rotterdam is een decor geworden, waar steeds vaker televisieseries worden opgenomen (Flikken Rotterdam, Santos, Anoniem, Rotown), in weerwil van de beroemde regels van wijlen Jules Deelder over een stad die zo „écht” is dat die „niet te filmen” is.
Citymarketing kan niet voorkomen dat Rotterdam ook als decor dient voor heel iets anders: als waarschuwing, meestal geuit door radicaal-rechtse politici en volksmenners. Luister maar naar hoe er nog altijd over Rotterdam wordt gesproken, als ware de stad een Nederlandse Gotham City, de door misdaad geplaagde stad uit het Batman-universum. Als de zoveelste doemdenker de ondergang van Nederland voorspelt en je vraagt waar hij dat op baseert, roept hij steevast: ‘Kijk naar Rotterdam!’ Een stad die geteisterd wordt door explosies en steekpartijen. Een ‘omgevolkte’ stad, waar hoegenaamd geen ‘blanke’ Rotterdammer zijn straat nog herkent. De ene migrantengroep heeft na twee, drie generaties eindelijk vaste grond gevonden, en de volgende groep immigranten dient zich aan.
We kunnen weer van vooraf aan beginnen, zoals Pim Fortuyn een kwarteeuw geleden al cynisch zei, toen nog over de praktijk van ‘geïmporteerde’ bruiden binnen de Marokkaanse en Turkse gemeenschap. Toen werd het bon ton om de grootstedelijke problematiek in Rotterdam ‘on-Nederlands’ te noemen, een weinig subtiele manier om te zeggen dat alle problemen migratiegerelateerd zijn.
Voor sommige mensen staat Rotterdam symbool voor de ondergang van Nederland
Maar wie nog alarm slaat over het gegeven dat meer dan de helft van Rotterdam een migratieachtergrond heeft, is waarschijnlijk geen Rotterdammer. Het is geen 1972 meer, toen ‘autochtone’ Nederlanders dagenlang slaags raakten met Turkse gastarbeiders in de Afrikaanderwijk, Nederlands eigen rassenrellen. Het is ook geen 2002 meer, toen Fortuyns Leefbaar Rotterdam dankzij het integratievraagstuk en islamdebat de gemeenteraadsverkiezingen won. Een nieuwe generatie weet niet beter en de meeste jongeren zullen dan ook fronsen bij alle nadruk op ‘zorgelijke demografische ontwikkelingen’. Noem het de nieuwe status quo.
Rotterdammers houden ervan om de underdogpositie te koesteren. Eerst heette het een calimerocomplex – de eeuwige tweede, na die ene stad die niet genoemd mag worden, behalve als netnummer. Een stad zonder hart, met dat gapende gat dat maar niet kon helen. Nu hoor je juist dat Rotterdam de enige échte stad van Nederland is. Dat ligt niet alleen aan de woontorens en stadsbruggen. Het zijn de jonge Rotterdammers die de stad karakter geven, met hun trots, ondernemingszin en kosmopolitisme, dat laatste niet louter beleden met de mond. De je m’en fous-mentaliteit die zo mooi past bij Roffa. Er zijn geen buitenlanders, alleen maar Rotterdammers. Zelfs Telegraaf-journalist Wierd Duk kon het niet laten om Rotterdam de „enige echt multiculturele stad van Nederland” te noemen, ondanks de sluipende „islamisering” die hij overal in dezelfde stad meent te bespeuren.
Rotterdam is de wereld en de wereld is Rotterdam. Ik denk dat Jan Prins, die als marineofficier verre zeereizen heeft gemaakt, dat in zijn gedicht perfect beschreef, over ‘alle geuren uit de wereld’ die in de Rotterdamse havens te ruiken waren, maar later, toen ik op mijn tochten/ in aller Heeren landen kwam,/ kon het mij dikwijls overvallen:/ hier ruikt het als in Rotterdam!
Daarom: je kunt de Rotterdammer wel uit Rotterdam halen, maar Rotterdam nooit uit de Rotterdammer. Ik troost me nu met die gedachte. De fysieke ervaring, met mijn zelf uitgestippelde wandelroutes, observatiepunten, rustplaatsen, die laat ik achter. Mijn herinneringen neem ik uiteraard mee, alhoewel zonder gespeelde weemoed, want (valse) nostalgie is de Rotterdammer vreemd – ‘je doet er toch niets aan’. Aanpassen is het devies, als kind van migranten is dat overigens de default positie. Dat zal voor mij deels meevallen, in de groene buitenwijk van de hoofdstad die bekend staat als ‘Klein Tanger’ (dixit Abdelkader Benali).
Een paar jaar geleden vroeg iemand bij een boekpresentatie (ja, ik ben iemand die ‘boekjes’ leest!) wat mij nou in Rotterdam hield. Eigenlijk weinig, antwoordde ik, maar ergens voelt het alsof de stad mij nodig heeft (Batman-complex?). Dat was een overdrijving, Rotterdam kan prima zonder mij.
Dus, wat voor stad laat ik achter? In ieder geval geen lieve stad, zoals Eberhard van der Laan moeiteloos over Amsterdam kon zeggen. Of anders gezegd, de liefde voor Rotterdam is eenzijdig. De liefde die je erin stopt krijg je nooit terug, althans, nooit in dezelfde mate. Geeft niet. Rotterdam is de stad van de onbaatzuchtige liefde. Daarom is het échte liefde.