‘Er gaat in Groningen een verhaal over ons rond. Dat we ooit zo rijk en imposant waren. Dat onze zuilen versierd waren met klassieke vrouwenbeelden. Maar tijden veranderen. Door weer en wind liet het pleisterwerk van de gezichten los. Huilende bruiden, worden we genoemd.”
Wie door het Oldambt in Oost-Groningen rijdt, ziet de enorme herenboerderijen al van verre in het uitgestrekte landschap staan. Af en toe staat er een nog in volle glorie, perfect onderhouden. Maar vaak is de schuur ingestort. Of staat alleen het voorhuis nog overeind en is de schuur gesloopt. Veel van deze boerderijen zijn in slechte staat. Het onderhoud van een Oldambtster boerderij, met een gemiddelde oppervlakte van 825 vierkante meter alleen al voor de begane grond, kost tijd en geld.
In zijn film Huilende Bruiden vertelt documentairemaker Tom Tieman het verhaal van de vergane glorie van de imposante herenboerderijen in het Oldambt alsof ze het zelf vertellen. Hij geeft de boerderijen een stem en laat ze spreken over wat ze hebben meegemaakt. „Ik ben een herenboerderij. Parel van het Oldambt. Boerenkathedraal. Graanpaleis. Maar die dagen zijn voorbij.”
Geen enkele herenboerderij is hetzelfde. De boeren staken elkaar de loef af
Voor Huilende Bruiden volgde hij de eigenaren van twee Oldambtster boerderijen, vaak gebouwd in de periode 1880 tot 1920, een tijd waarin boeren in Oost-Groningen met graan enorme rijkdom vergaarden. „Geen enkele herenboerderij is hetzelfde”, zegt Tieman. „Ze staken elkaar de loef af.”
Gaswinning
In Nieuwolda staat een van de oudste Oldambtster boerderijen, gebouwd in 1771. De bijbehorende kapschuur stamt uit 1900. In 1881 liet een rijke boer daarnaast een villa met slingertuin bouwen. De oude boerderij werd gebruikt om graan in op te slaan. Ronny en Karin Sauselé-Bakker kochten de villa in 2010 en knapten het huis op. Negen jaar lang zagen ze de oude boerderij naast hun huis steeds verder achteruitgaan. Het woonhuis aan de voorkant was al jaren verlaten. Het zat vol stof en spinnenwebben, planken van het plafond kwamen naar beneden. Het dak van de schuur stortte in.
In 2019 kochten ze het pand. Ze hebben de boerderij van 25 meter breed en 55 meter lang volledig gerenoveerd. In het voorhuis verhuren ze nu twee vakantiewoningen, in de enorme schuur bouwen ze een vergaderzaal om te kunnen verhuren. Het is een succesverhaal in het Oldambt. Ze kregen vorig jaar de Pieter van Vollenhovenprijs, voor een organisatie die een monumentaal pand heeft behouden door het een nieuwe bestemming te geven. Regelmatig leiden Ronny en Karin mensen rond die interesse hebben om zelf zo’n boerderij te kopen. Dat het ze gelukt is, komt vooral door de goede voorbereiding, denkt Karin. „Voor we de boerderij kochten, hebben we drie jaar lang alles uitgezocht en plannen gemaakt. Wat voor pand is het, wat moet er gebeuren, voor welke subsidies komen we in aanmerking? We wilden de risico’s uitsluiten voor we eigenaar werden.”
De grote herenboerderijen in Noord-Oost Groningen in de gemeente Oldambt hebben veel onderhoud nodig, maar dat kan niet iedereen opbrengen.
Foto’s Kees van de Veen
Zo goed vergaat het lang niet alle boerderijen in het Oldambt. „Mensen uit het westen van het land kopen hier een boerderij omdat die in hun ogen goedkoop is”, zegt Ronny. „Dan komt het onderhoud aan de beurt of is er iets met het dak. En dan hebben ze een groot probleem. Of ze bedenken pas als ze het hebben gekocht wat ze ermee willen doen en dan blijkt dat niet te mogen. Dat is lastig.”
In Drieborg, zo’n twintig kilometer van Nieuwolda, springt een enorme boerderij al vanaf de weg in het oog. Niet alleen door de grootte, maar ook doordat de voorkant roze is geschilderd. De kleur van wanhoop, zegt Tieman. Voor zijn documentaire volgde hij eigenaren Boelo ten Have en Annemarie Nijhoff. Ten Have is de zesde generatie die hier woont en boert. De boerderij werd in 1824 gebouwd, het pand heeft schade aan de fundering. De houten palen rotten weg, waardoor de boerderij verzakt. Deuren en ramen willen niet meer open. Dan zaagt Ten Have er maar weer een stukje af, zodat ze open kunnen. In de muren en de vloeren zitten enorme scheuren. Zo groot, dat je er doorheen kan kijken.
Volgens Ten Have wordt de schade veroorzaakt door de gaswinning in Groningen. Maar zijn boerderij valt net buiten het mijnbouwschadegebied en compensatie voor de schade kan hij daardoor niet krijgen. Uit frustratie verfden hij en zijn vrouw de voorkant twee jaar geleden roze. Sindsdien zijn er veel mensen over de vloer geweest, veel toezeggingen gemaakt, maar is er nog niets aan de fundering gedaan. Zelf doet hij niets meer aan het onderhoud totdat duidelijk is wat er gaat gebeuren. Sloop het maar en zet er iets nieuws neer, denkt hij regelmatig. Maar het is een Rijksmonument. Slopen is verboden.
Voorheen betekende het veel voor hem dat zijn familie al zo lang in de boerderij woont, vertelt Ten Have aan de keukentafel. Maar als hij nu naar de boerderij kijkt, wordt hij verdrietig. „De band is weg. Mijn verstand zegt dat dit moet blijven, maar ik ben er klaar mee. Ik hoop dat als het klaar is, het gevoel weer terugkomt.”
Je moeten weten waar je aan begint als je zo’n boerderij koopt, zegt Ten Have. „Het is prachtig om zo’n pand te kopen, maar het kost een hoop tijd, geld en energie. Een enkeling lukt het, maar veel mensen niet. Die raken gedesillusioneerd. Veel boerderijen hier zijn aan het verpauperen.”
Doorzettingsvermogen
Zonder funderingsschade en met een hoop discipline en doorzettingsvermogen is het onderhoud te doen, vindt Ten Have. „Je hebt discipline nodig om het bij te houden en doorzettingsvermogen voor als je een flinke tegenslag hebt. Je moet er bovenop zitten, alles goed in de gaten houden.”
Hier zou de overheid mee kunnen helpen, denkt Ten Have. „Niet iedereen ziet wat er moet gebeuren. Daar zou je eigenaren praktisch mee kunnen helpen. Advies geven over wat er dit jaar aan onderhoud moet gebeuren.” Dat kost al snel een paar duizend euro per jaar, zegt Ten Have. In 2018 deed Libau, de kennisorganisatie voor cultureel erfgoed in Groningen en Drenthe onderzoek naar de Oldambtster boerderijen. Een eigenaar die zo’n boerderij „sober, doelmatig en planmatig onderhoudt, zou hiervoor gemiddeld jaarlijks zo’n 10.000 tot 15.000 euro moeten reserveren”, berekende de organisatie. Sindsdien zijn deze kosten alleen maar gestegen.
De gerenoveerde boerderij en schuur van Ronny en Karin Sausele-Bakker in Nieuwolda. Toeristen kunnen hier nu overnachten.
Foto’s Kees van de Veen
Ook Ronny en Karin Sauselé-Bakker vinden dat er best wat meer hulp voor eigenaren mag komen. „Je moet ontzettend veel uitzoeken. Met de gemeente, de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, subsidies. Veel mensen hebben geen idee hoe dat werkt”, zegt Karin.
Daar wil Peter Prak wat aan doen. De initiatiefnemer van Knarrenhof, hofjes voor ouderen om te wonen, is zelf geboren in het Oldambt. Hij groeide op tussen de gigantische boerderijen. Dat ze nu in verval raken, vindt hij doodzonde en tegelijkertijd begrijpelijk. „Zo’n pand is eigenlijk te groot om alleen te onderhouden”, zegt Prak.
Hij heeft de Ontwikkelingsmaatschappij voor Monumentale Massa’s opgericht, om te bemiddelen tussen de eigenaar en partijen die iets met een boerderij willen doen. Bij het Nationaal Programma Groningen (NPG), een samenwerkingsverband van het Rijk, de provincie Groningen en gemeenten, heeft hij 3 miljoen euro aangevraagd voor zijn plan. Prak denkt dat er 342 boerderijen voor in aanmerking komen. Negentien eigenaren hebben zich tot nu toe gemeld.
Ze zijn ontiegelijk groot. Je kunt er meerdere mensen in huisvesten, wat kan helpen met de woningnood van jongeren en statushouders
Prak wil de boerderijen anders inrichten. „Ik zie ze als woonverzamelgebouw. Ze zijn zo ontiegelijk groot. Inclusief de schuur heb je het over een halve hectare aan woongebied. Honderden vierkante meters. Daar kun je meerdere mensen in laten wonen. Dat kan ook helpen bij de woningnood van jongeren en statushouders.’
De boerderijen horen bij het landschap in het Oldambt, vindt Prak. „Als je in het Oldambt bent, zie je altijd ergens in de verte die grote, monumentale massa’s. Je ziet overal gigantische schuren en boerderijen. Als die er niet meer zijn, dan is het net alsof je in Flevoland bent.”
„Een vrouw van principes, tot hier en niet verder. Nog meer dan de meeste uber-chauffeurs haha.” Het is vorige week vrijdag, begin van de avond en in een Telegram-groep met meer dan 3.000 leden, onder wie veel Amsterdamse taxichauffeurs, wordt hoopvol de kabinetscrisis in Den Haag gevolgd.
„Maar betekent dit dat kabinet gaat vallen oella?”, wil Rachid weten.
„Racistische kabinet gaat vallen”, reageert SB stellig.
Niet te snel juichen, schrijft F-Amsterdam. „PVV is hier alleen blij mee. Nieuwe verkiezingen, hopen dat ze nog meer zetels krijgen en gaan dan regeren alleen met VVD en BBB, dan kunnen ze doen wat ze willen. Is dus nog afwachten of dit wel in ons voordeel valt.”
Over de veroorzaker van de crisis, staatssecretaris Nora Achahbar (Toeslagen, NSC), zijn ze het eens.
„Meer ballen dan de meeste mannen”, aldus Hassan.
„Powerwoman is dat”, zegt F-Amsterdam.
Een paar uur later is duidelijk dat de crisis is afgewend. Het kabinet kan door en Achahbar, het enige kabinetslid van Marokkaanse komaf, stapt op. Premier Dick Schoof spreekt de bezweringsformule uit dat er geen sprake „is en was” van racisme in het kabinet. Iets wat later ook de partijkopstukken doen, zoals NSC-fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven. Ook wijst ze naar de verklaring die Achahbar dan zelf heeft doen uitgaan. „Daarin schrijft zij ook niet over racisme.”
Maar vraag het aan Nederlanders met Marokkaanse roots en niemand twijfelt eraan dat er racistische dingen zijn gezegd. Waarom zou Achahbar daar over liegen? En waarom wil Schoof niet ingaan op wat er dan wél gezegd is in het kabinet?
Als iemand met een hoofddoek zich heel assertief opstelt, dan is dat toch snel bedreigend
‘Wie praat, die gaat’
Dat degene die racisme aankaart het onderspit delft, verbaast hem niets, zegt Ibrahim Wijbenga, die een Marokkaanse achtergrond heeft. Hij is adviseur bij vakbond CNV, actief CDA-lid en voormalig jongerenwerker in Eindhoven en Amsterdam. „Wij weten al langer dat het zo gaat. Zoals ze in de criminele wereld zeggen: wie praat, die gaat.”
En dus schreef hij zaterdag op LinkedIn dat de koning Achahbar „op de meest eervolle wijze” ontslag had verleend . „Een schrale troost. Wat blijft is het pesten, latent racisme en uitsluiting. Wij wisten natuurlijk allemaal dat het bestond.” Hij wijst op de anonieme „brandbrieven” hierover bij het Rijk, gemeenten en politie. „Met Nora krijgen al die anonieme briefschrijvers een gezicht.”
Lees ook
Wilders krijgt wat hij wil: in debat over antisemitisme is het ‘benoemen’ van het integratievraagstuk terug
Hij heeft het als vakbondsman de laatste jaren zien veranderen, zegt Wijbenga. „Ging het eerst met name over reiskostenvergoedingen, salarisschalen, werktijden, nu gaat het over sociale veiligheid, discriminatie, de sfeer op de werkvloer.” Toen hij jong was, speelde dat minder. Of het speelde niet minder, maar mensen met een biculturele achtergrond, hijzelf ook, zeiden er meestal niets van. „Vaak dacht ik: niet zo zeuren.” Dat is veranderd. De jonge generatie accepteert het niet, ziet hij.
Maar, zegt hij, dat aankaarten van racisme, door mensen met een biculturele achtergrond wordt zelden gewaardeerd. „Als iemand met een hoofddoek zich heel assertief opstelt, dan is dat toch snel bedreigend. Maar als, plat gezegd, een blonde stoot van de Universiteit Leiden heel assertief is, dan staan ze te applaudisseren.”
Er is nog iets veranderd door dit kabinet, stelt Wijbenga vast. „Ik ben altijd van de dialoog geweest.” Waren er rellen geweest, was er onrust in een wijk, dan werden jongerenwerkers, buurtvaders en -moeders opgetrommeld. „Om de dialoog te voeren. Nu denk ik, dialoog? Met wie, waarom?” En dat is wat hem vrijdag zo kwaad maakte. „Verdomme Schoof, dacht ik. Wie ben je dan al die tijd geweest, bij de NCTV bijvoorbeeld? Toen je polarisatie en extremisme moest monitoren in de samenleving en je als hotemetoot de boel bij elkaar probeerde te houden? En dat je dan nu zo in de zak zit bij Wilders. Als je niet staat voor Achahbar sta je niet voor een groot deel van de Nederlandse samenleving.”
Als je heel erg je best doet, en bijna heilig bent, hoor je bij de goeie Marokkanen
Een treffend sluitstuk
Historicus Nadia Bouras, verbonden aan de Universiteit Leiden en gespecialiseerd in de geschiedenis van Marokkaanse migratie, was vrijdagavond spreker bij de tentoonstelling „Marokkaan in Mokum”. De mogelijke val van het kabinet kwam ook ter sprake. Bouras hoopte op „iets van integriteit” bij de rest van NSC. „Dit was zo’n mooi excuus voor de partij om weg te lopen uit deze regering.”
Maar toen ze naar huis reed, bleek dat het kabinet nog in het zadel zat. Een treffend sluitstuk van een zeer racistische week, dacht ze.
Waarna Bouras op zaterdag op X schreef: „Kort samengevat: Niemand is racist, er zijn geen racistische uitspraken gedaan, maar de enige Marokkaans-Nederlandse bewindspersoon stapt op na een week waarin het racisme in de Kamer tot ongekende hoogten reikte.”
Het is een bevestiging van wat we allang wisten, zegt Bouras. „Racisme aankaarten is heel gevaarlijk. En, wat onderzoeken ook hebben laten zien: het ontkennen van racisme is een kenmerk van racisme.”
Ze ziet parallellen met het ontslag van politiechef Fatima Aboulouafa, ook van Marokkaanse komaf. Die teamchef van de politie in Leiden werd in 2022 ontslagen, na een carrière van 25 jaar bij de politie, nadat ze publiekelijk had geklaagd over misstanden bij de politie. Behalve op Instagram had ze in oktober 2019 ook in NRC geklaagd over een groep „rotte appels” van zo’n vijftien agenten van het Haagse politiebureau Hoefkade die buitensporig veel geweld gebruiken tegen burgers. De agenten noemden zich in een appgroep volgens haar ‘Marokkanenverdelgers’.
De rechtbank oordeelde dat ze terecht was ontslagen vanwege een „onherstelbaar verstoorde arbeidsverhouding”, waarvoor ze volgens de rechter in hoge mate zelf verantwoordelijk was. Bouras: „Wie moest er weg? De klokkenluider. Dat is iets wat we altijd zien. Dat past bij institutioneel racisme.”
Het is toch ironisch, zegt ze, dat het enige kabinetslid met een Marokkaanse achtergrond opstapt, in een week waarin wordt gezegd dat de integratie mislukt is? „Dit is wat wij migratieonderzoekers de integratieparadox noemen: hoe hoger je komt, hoe meer afwijzing en uitsluiting je tegemoet gaat.” Het toont volgens Bouras aan dat je het toonbeeld van integratie kan zijn, maar er uiteindelijk toch niet bij hoort. „Uiteindelijk moet je niet te moeilijk doen, geen lange tenen hebben, niet zeuren. Je hebt goeie Marokkanen en slechte. En als je heel erg je best doet, en bijna heilig bent, hoor je bij de goeie.”
Maar die tijd is voorbij, zegt Bouras. „Om mij heen hoor ik steeds vaker dat mensen met een migratieachtergrond helemaal niet zitten te wachten op goedkeuring.” Die mensen gaan gewoon door met werken, leven met de vrienden die divers zijn. „Die hoeven helemaal niet te bewijzen dat ze goed geïntegreerd zijn. Je hoeft me niet aardig te vinden. Blijf gewoon met je gore poten van mijn grondrechten af. Dat is het sentiment dat ik hoor.”
Is dat niet een gevaarlijk sentiment, dat de tweedeling vergroot? Dat denkt Bouras niet. Integendeel, zegt ze. „Ik zie het als teken van emancipatie van deze groepen. Die denken: kletsen jullie maar door in Den Haag. Ik werk elke dag hard, lever mijn bijdrage aan de samenleving. En als dit jullie rechtstaat is, met racistisch beleid, dan wijzen we die met plezier af. En ondertussen gaan we gewoon door.”
Lees ook
Bij toeslagenouders slaat het vertrek van Achahbar in als een bom
‘De geschiedenis herhaalt zich’
Zo iemand is de 23-jarige Nizar, die niet met zijn achternaam in de krant wil, maar telefonisch reageert op de ontwikkelingen van de afgelopen week. Hij volgde het nieuws en toen bleek dat staatssecretaris Achahbar opstapte, dacht hij: „Tja, krom, maar zo gaat dat.” En elke keer weer die discussie over integratie en Marokkanen. „De geschiedenis herhaalt zich.”
Zelf is hij de afgelopen jaren opgeklommen in de zorgsector, via het mbo en cursussen en nu mede-eigenaar van een bedrijfje dat zich richt op jeugdzorg. „Ik werk met jongeren met bijvoorbeeld trauma’s en hechtingsproblematiek.” Hoe zou hij moeten bewijzen dat hij goed geïntegreerd is? „Ik ben hier geboren, ik weet niet anders. Ik draai mee in de maatschappij, maak er het beste van en probeer iets te betekenen voor de jeugd die ik help, de volgende generatie.”
In een café in het Groningse Hoogezand draait een vluchteling uit Sierra Leone een sigaretje op een barkruk. „Ik wil Piet worden!”, schreeuwt hij door Zie ginds komt de stoomboot heen. Kroegbaas Josje (72) draait de verzamelplaat ‘sinterklaasliedjes 2021’ wat zachter. „Ik drink niet”, zegt Josje. „Maar mijn gasten zeggen dat ik maar eens een pilsje moet nemen.”
Want kijk nou.
Haar café, dat ook Josje heet, kijkt uit op de vaart waar zaterdag Sinterklaas zou aankomen. Maar op deze waterkoude middag is er geen enkel spoor van feestelijkheid. De vaart is leeg. Het sinterklaascomité heeft de intocht door Hoogezand en Sappemeer een paar dagen geleden afgezegd. Er zou een „dreiging” zijn, gericht op de vrijwilligers van het comité.
Volgens de verklaring van de organisatie ging de dreiging „over de uitvoering van zwarte piet, maar ook om die van roetveegpiet”. In een dezelfde avond nog ingelaste vergadering is afgelopen maandag besloten dat veiligheid niet kan worden gegarandeerd. „Wij vragen begrip voor ons besluit gezien wij willens en wetens geen inzet van Politie of ME willen op een, wat voor ons, kinderfeest had moeten worden.”
Het is donker in café Josje. De luifel zit naar beneden, de verlichting komt van knipperende kerstlampjes. Tussen de flessen sterke drank staat een monumentje. Een rouwkaart, ernaast een chocoladesinterklaas. „Dit was mijn beste vriend”, zegt Josje. „Ik noemde hem altijd zwarte piet.” Ze wil maar zeggen: ik discrimineer niet.
Ze wijst naar de vluchteling uit Sierra Leone, die naar buiten is gegaan om te roken. „Die jongen is kindsoldaat geweest. Hij heeft mensen moeten vermoorden. Daar heb ik met hem over gesproken. Hij heeft het beter, nu hij is gevlucht. Hier is hij welkom.”
Er zijn nog drie andere bezoekers in café Josje. Stamgasten, ze staan aan de bar. Jack (58), een schilder, bestelt nog maar een Berenburg-cola. Hij weet nog hoe hij vroeger met een broertje aan de ene hand en zijn moeder aan de andere naar de vaart liep om naar de intocht te kijken. „Ik weet zelfs nog hoe zenuwachtig ik was.”
Sommige inwoners van Hoogezand vinden dat hun feest verpest is door mensen van buiten. Maar de zwartenpietendiscussie in het grootste dorp van de gemeente Midden-Groningen is ingewikkelder dan dat.
„Blijkbaar was het er één van de gemeente”, zegt Jack als hij de veroorzaker probeert aan te wijzen. Hij weet alleen even niet wie.
Statements en protesten
In 2020 – het jaar waarin Rutte zei dat hij anders was gaan denken over Zwarte Piet – kwam het gemeentebestuur van Midden-Groningen met een statement. Het wilde af van de traditionele zwarte piet, maar een „vruchtbaar gesprek” met de lokale organisaties was niet mogelijk gebleken. Als de organisatoren van de intocht toch aan zwarte piet zouden vasthouden, zo besloot het college, zouden de burgemeester en wethouders de sint niet meer welkom heten. De inmiddels vertrokken burgemeester Adriaan Hoogendoorn zei dat het college het „nodig vond om kleur te bekennen”.
Maar niet iedereen vond het aan de lokale politiek om zich over zo’n kwestie uit te spreken. Twee jaar later, in 2022 bezocht een wethouder alsnog een intocht met zwarte pieten. Het leidde tot vragen in de raad – waren de afspraken nog wel geldig? De betreffende wethouder zegt tegen NRC de kwestie „niet meer te willen opdiepen”.
Misschien doelt stamgast Jack, als hij het over de veroorzaker heeft, op Roshano Dewnarain, een jonge twintiger uit Hoogezand en fractievoorzitter van GroenLinks in de gemeente Midden-Groningen. Dewnarain vindt dat „elk kind racisme-vrij sinterklaas moet kunnen vieren”, zegt hij aan de telefoon. „Ik vind het dan ook vooral jammer voor de kinderen.” Hij stelde jaren geleden al vragen over „wat het college van de racistische karikatuur zwarte piet” vindt. Daarop volgden ook bedreigingen aan zijn adres, zegt hij. „De gemeente heeft nooit beperkingen gesteld aan wat wel of niet kan. Het college heeft alleen voor zichzelf een bottom line vastgesteld.”
Daarmee was het niet voorbij. In 2023 verstoorden activisten van Kick Out Zwarte Piet de gemeenteraadsvergadering, en demonstreerden ze bij een intocht in Slochteren, dat ook in Midden-Groningen ligt.
Ook dit jaar was de sfeer rondom de intocht afgelopen weken „grimmig”, zegt Dewnarain. „Het is gevaarlijk van het sinterklaascomité om te zeggen dat er bedreigingen zijn geweest, zonder te zeggen waar ze vandaan komen.” De voorzitter van het comité zei eerder dat hij dat niet zegt omdat hij „geen olie op het vuur” wil gooien.
Zelfs de burgemeester van Midden-Groningen, Erica van Lente, heeft de tekst niet gezien, liet ze RTV Midden-Nederland weten. „Wat ik had gedaan als ik die onder ogen had gekregen was: die delen met de politie. Dan had ik gevraagd: waar leidt dit toe?”
Waar leidt het toe? Josje weet het wel. „Alles gaat weg, alles van vroeger!” De stamgasten fluisteren dat Josje de lampen niet meer aanzet om de kosten zo laag mogelijk te houden. Josje zegt op haar beurt dat haar klanten het moeilijk hebben, dat ze ze soms iets toestopt. Maar dat ze, Josje komt uit Slovenië, zelf geen geld heeft om haar honderdjarige moeder daar te bezoeken.
Zijn Josje en haar gasten de achterblijvers? Op het plein voor het café blijft het deze middag stil, er zijn amper kinderen te bekennen. Misschien zijn ze naar een van de vele sint-intochten verderop.
Vrijdagochtend, een week geleden, zette Job Cohen thuis de radio aan bij het wakker worden. Zo hoorde hij dat Israëlische supporters waren aangevallen door Amsterdamse jongens. Dat de Israëlische regering van plan was vliegtuigen te sturen om die supporters te repatriëren. En toen had Wilders al op X geschreven dat het om een ‘Jodenjacht’ en een ‘pogrom’ ging. „Hij had meteen de toon gezet. Alles stond in die sleutel.”
Als burgemeester van Amsterdam (2001-2010) kreeg Cohen in 2004 te maken met een eruptie van spanning toen een geradicaliseerde moslim Theo van Gogh doodde. Moest hij daaraan terugdenken toen hij het nieuws vrijdag hoorde? „Nee, eigenlijk niet zo.” Alleen al het vrijwel ontbreken van sociale media, zegt hij. „Toen ik aantrad als burgemeester, vertelde ik dat ik een e-mailaccount had, [email protected], en dat de Amsterdammers mij daarop konden bereiken. Dat was destijds reuze progressief.”
Cohen roert in zijn koffie in een bistro in zijn woonplaats Maarssen. Hij is nog net zo bedachtzaam als toen hij burgemeester was. Hij waarschuwt dat hij zich alles niet meer zo scherp kan herinneren. „Ik heb vorig jaar een bypass-operatie ondergaan, en dat heeft mijn geheugen geen goed gedaan.”
Zijn er nog mensen in bestuurlijk of politiek Nederland die u belt op zo’n moment?
„Nee, ik ben er al te lang uit. Ik heb ook voor mezelf besloten om de huidige burgemeester Femke Halsema op geen enkele manier in de wielen te rijden. Alleen als ik op een gegeven moment zie dat ze het goed doet, dan stuur ik een appje en zeg ik: ‘goed gedaan’.”
Is dat appje gestuurd deze week?
„Jazeker. Ik was heel tevreden. Ze gaf de indruk dat ze er samen met de driehoek bovenop zat. Ik vind dat ze het verdomd goed doet.”
Na de moord op Van Gogh heeft koningin Beatrix…
„Mij opgebeld.”
U heeft helemaal geen slecht geheugen!
„Dit zijn dingen die je niet vergeet. Ze vroeg: kan ik iets voor u betekenen?”
En toen heeft u voorgesteld dat ze naar een islamitisch jongerencentrum zou gaan.
„Het was belangrijk dat de koningin na zo’n heftige gebeurtenis tegen de islamitische gemeenschap zou zeggen: jullie zijn het niet die Van Gogh hebben vermoord, hij is het, de dader. En dat is precies hetzelfde wat op dit ogenblik speelt. Diegenen die het doen, moet je aanpakken. Maar maak er niet iets algemeens van.”
Of een integratieprobleem helemaal onjuist is? Nee, niet helemaal. Er gaan altijd een paar generaties overheen voordat mensen zich onderdeel van de samenleving voelen
En dan maakt premier Schoof maandag op zijn persconferentie er iets algemeens van: dit is een integratieprobleem. Is dat helemaal onjuist?
„Nee, niet helemaal. Er gaan altijd een paar generaties overheen voordat mensen zich onderdeel van de samenleving voelen. Tegelijkertijd, als je veel van die mensen spreekt, die vinden het heerlijk hier in Nederland. Een integratieprobleem? Ik vind het moeilijk om dat te beoordelen.”
Stel dat u nu burgemeester was geweest. Waar was u het eerst naartoe gegaan? Naar een synagoge of naar de moskee?
„Ik denk naar een synagoge. Maar ik zou onmiddellijk daarna naar een moskee zijn gegaan. In het begin hadden we niet in de gaten wat een vreselijk tuig er onder die Maccabi-jongens zat. De nadruk lag op het feit dat Amsterdamse taxichauffeurs Joden achterna gingen.”
Wat ze ook hebben gedaan.
„Maar wat mede een reactie was op wat die Maccabi-jongens hadden gedaan. Dat hebben we pas later ontdekt. Maar dat evenwicht was er in het begin helemaal niet.”
Burgemeester Halsema legde in haar persconferentie vrijdag ook de nadruk op het opjagen: ‘Ik begrijp heel goed dat dit de herinnering aan pogroms terugbrengt’
„Later in de gemeenteraad heeft ze die uitspraak wat meer ingekaderd. Dan zie je dat woorden ertoe doen. Door dat ‘Jodenjacht’ en ‘pogrom’, denk je, jezus wat is hier aan de hand? Daardoor is de omvang van het probleem ook groter geworden.”
Echt waar?
„Het zou kunnen. Je ziet hoeveel Joodse bewoners in Amsterdam zich nu echt bang voelen. Nee, ik zou het woord ‘pogrom’ niet hebben gebruikt.”
U is verweten dat u altijd maar de dialoog bleef zoeken…
„Theedrinken. Ja. En ik huldig nog steeds hetzelfde standpunt als toen: theedrinken, de boel bij elkaar houden. En repressie als dat nodig is.
„Al voor de moord op Van Gogh had ik een keer een Joods-Marokkaans overleg georganiseerd. Dat was nadat rond 4 mei een aantal Marokkaans-Amsterdamse jongens met kransen voor de Dodenherdenking hadden gevoetbald. Dat was voor mij reden om te zeggen, ik ga om de tafel met moslimorganisaties. Zo deden we het na de moord op Van Gogh ook. Toen hebben we een ‘draaiboek vrede’ ingesteld: aan stadsdeelbestuurders gevraagd om goed te kijken en te luisteren wat er speelde en spanningen te dempen. Praten met islamitische organisaties.”
Heeft het gewerkt?
„Ja, maar niet definitief.”
En zou het recept van vrede sluiten nu nog werken?
„Het leidt niet tot vrede. Maar ik zie geen andere manier om mensen bij elkaar te brengen. Een van de sterkste vragen die tot twee keer toe aan Wilders gesteld werden in het debat, kwam van SP-leider Jimmy Dijk. ‘Zou u ook in gesprek gaan met die groep waar u zo tegen bent? En twee keer was het antwoord van Wilders: nee. Dat laat precies zien wat ik daar zo tegen heb. Het kan me niet verrekken, denkt Wilders, ik sta alleen voor de mensen die het met mij eens zijn, de rest kan oprotten. Geen gesprek. Dat vind ik onbegrijpelijk. Ga in godsnaam met elkaar praten. Ik denk aan Itay Garmy en Sheher Khan, een Joods en een islamitisch raadslid uit Amsterdam. Ze zijn na de aanval van Hamas op 7 oktober demonstratief met elkaar gaan praten. Zijn ze het eens? Nee. Maar ze praten met elkaar.”
De tijd van dialoog is voorbij – dat zegt niet alleen Wilders, dat zegt ook de leider van de VVD. Dat linkse politici nog tot een dialoog oproepen, betekent dat ze wegkijken van het echte probleem.
„Daders van dit soort geweld moet je aanpakken.”
Wilders en Yesilgöz zeggen: je moet de voedingsbodem bekijken. Leerkrachten die niet meer over de Holocaust durven praten, omdat islamitische leerlingen dan boos worden.
„Dat is ongetwijfeld zo. Leraren die daar moeite mee hebben, moet je helpen. Ik ga via de organisatie Na de oorlog langs bij scholen om het persoonlijke verhaal te vertellen over wat mijn familie in de oorlog heeft meegemaakt. Ongelooflijk nuttig.”
En u ontmoet geen agressie?
„Tot nu toe niet. Ik moet er bij zeggen, ik heb alleen havo- en vwo-scholen gedaan. De leerlingen waren muisstil en zo te zien onder de indruk. Een keer kwamen een paar meisjes op me af en vroegen wat ik van Palestina vond? Ik zei dat ik begrip heb voor de onmacht en boosheid van de Palestijnen. Maar goed, dit was vóór 7 oktober.
Het kan me niet verrekken, denkt Wilders, ik sta alleen voor de mensen die het met mij eens zijn, de rest kan oprotten. Geen gesprek. Dat vind ik onbegrijpelijk
„De vlam is in het kruitvat gegaan op 7 oktober. Het begint al veel langer geleden, in 1948 bij de Nakba, toen Palestijnen werden verdreven om plaats te maken voor de Joden. Maar ik snap natuurlijk óók dat Israël is ontstaan, en daar ben ik blij om. Het heeft wel een enorm litteken gemaakt bij de Palestijnen. Dat is ook een gevolg van het feit dat ook het Palestijnse gezag niet heeft meegewerkt aan het vinden van een definitieve oplossing.
„Wat vervolgens op 7 oktober gebeurt, is verschrikkelijk. Hoe Israël daarop reageert is ook weer verschrikkelijk. Het conflict duikt dan op in Amsterdam bij een voetbalwedstrijd. Dan zie je dus dat het een wereldconflict is. Wat hier in Amsterdam is gebeurd, is daar een direct gevolg van. Als 7 oktober niet was geweest, dan had Maccabi hier gespeeld en was er niks gebeurd.”
„Alle reden om te zeggen – vergelijkbaar met de moord op Van Gogh, maar op een andere manier – we gaan naast de repressie ook aan de gang met het draaiboek vrede.”
Henri Bontenbal van het CDA zei in het Kamerdebat: het is onacceptabel dat je in Amsterdam wel rustig met een hoofddoek over straat kunt, maar niet met een keppeltje.
„Dat hoor ik ook. En dat moeten we aanpakken, natuurlijk. Ik zou als burgemeester de politie instrueren om mensen aan te pakken die Joden met een keppeltje lastigvallen. Een norm stellen. Maar daarnaast moet je in gesprek gaan. Je moet dit soort problemen op twee manieren aanpakken, niet op één manier. Preventief én repressief.”
De oppositie had het lastig in het Kamerdebat.
„Wilders is de anderen tot nu toe de baas. Ook in mijn tijd als PvdA-leider kon ik niet tegen hem op. En nu gaat hij een bezoek brengen aan de Westelijke Jordaanoever. Ik ben benieuwd hoe de NSC daarop reageert.”
Later op dezelfde vrijdag, na dit gesprek, stapte één NSC-bestuurder uit het kabinet, staatssecretaris Nora Achahbar, naar verluidt uit onvrede over uitingen van collega-bewindslieden over moslims.
De andere partijen in de coalitie lijken te denken dat een groot deel van het probleem ligt in de onverdraagzaamheid van moslims.
„Ik weet het niet, ik durf daar geen antwoord op te geven. Het omgekeerde kan ook waar zijn, dat in die gemeenschap helemaal niet op zo’n manier wordt gedacht. Zij leven hun eigen leven, doen dat met een godsdienst die we hier niet kenden, waar enige afstand toe is. Maar om die dingen te combineren, ik durf daar echt geen antwoord op te geven.”
De rechtse partijen in de regering wijzen onbekommerd naar de moslimgemeenschap. Hun redenering is: elke goede remedie begint met een heldere diagnose.
„Zeker. Maar wanneer weet je dat je een heldere diagnose hebt?”
Is het niet ironisch dat radicaal- rechts, vroeger de erkende bron van antisemitisme…
„Nu Israël en de Joden omarmen? Ja, dat is het. Ik zag een tv-programma waarin al die vriendjes van Wilders uit andere landen werden getoond: de Hongaarse premier Orbán, die de Joodse activistische miljardair George Soros verdacht maakt. Al dat soort mensen met wie Wilders op de foto gaat, zijn gepatenteerde antisemieten.”
Zijn snor is weg. En Aysim Türkmenilli heeft haar vader nog nooit zonder gezien.
„Papa! Wát is er met je gebeurd?” Ze staat in de deuropening van zijn kamer in het verpleeghuis, ze roept Turks en Nederlands door elkaar. „Ben je naar de kapper geweest?” Haar vader klapt in zijn handen. „Nee”, zegt hij.
„Wie heeft dat gedaan dan?”
Hij lacht. „Afgebrand!”
Aysims vader heeft frontotemporale dementie, een hersenziekte die vaak zorgt voor een verandering van het gedrag. Sinds eind vorig jaar verblijft hij op de afdeling MOG: voor ouderen met Moeilijk en Onbegrepen Gedrag. Dat is een gesloten afdeling, waar plek is voor nog vier anderen.
In het woonkamertje verderop zitten twee zorgmedewerkers en een beveiliger, ze zijn in de weer met een telefoon. Aysim zwaait vanuit de deuropening om hun aandacht te trekken. „Gaat er iemand met hem naar buiten?”, vraagt ze. En meteen daarna: „Mijn vader heeft geen snor meer.” De zorgmedewerker knikt. „Ja, ze hebben hem van de week geschoren.” Aysim, vrolijk verbaasd: „Maar waarom?” De medewerker: „Hij was een beetje vies. Een beetje geel.”
Om bij haar vader te komen moet Aysim Türkmenilli een toegangspas ophalen bij de ontvangstbalie en daarna de lift nemen naar de vijfde etage. Daar zijn twee grote massieve deuren. Met de pas gaat ze de deuren door, over een afdeling met bewoners. Helemaal achterin zijn nog twee deuren, daarachter woont haar 79-jarige vader.
Hij ligt in zijn eigen kamer op bed, draagt sloffen en een geruite pyjamabroek. De muren zijn zeegroen. Er is een bijzettafel, een bed, geen stoelen. Op planken aan de muur staan fotolijstjes. Op de foto van zijn zoon heeft hij een snorretje getekend. „Dat ben ik”, zegt hij tegen zijn dochter. „Nee”, zegt Aysim. „Dat is Özden.”
Aysim wil niet dat haar vader hier woont. Ze heeft dat nooit gewild en ze heeft zich ertegen verzet. Maar het is toch gebeurd. Vorig jaar stapte het verpleeghuis naar de rechter en werd een curator aangewezen. De praktijk BewindvoeringZorg is sindsdien de officiële vertegenwoordiger van haar vader. Zijn kinderen mogen nog wel langskomen, maar hebben niets meer te zeggen over de medische keuzes die voor en over hem worden gemaakt, en ook niet over zijn dagelijkse verzorging en de besteding van zijn geld. De curator besliste ook dat de vader van Aysim in dit artikel niet bij naam mag worden genoemd. „Ter bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer vinden wij publicatie van zijn naam ongewenst.”
Botsingen
Een mentor, bewindvoerder en curator zijn bedoeld voor mensen die niet meer zelf voor hun geldzaken, bezit en persoonlijke zaken kunnen zorgen. Omdat iemand dement is bijvoorbeeld, of verslaafd. Voorheen konden alleen familieleden naar de rechter om te vragen om de aanstelling of het ontslag van zo’n vertegenwoordiger. Sinds een wetswijziging in 2014 kunnen ook zorginstellingen dat doen. Mensen die bijvoorbeeld zorg mijden maar geen betrokken familie hebben, kunnen zo toch bescherming krijgen.
In de praktijk komt het óók voor, zoals bij de vader van Aysim, dat een instelling vindt dat de familie niet in het belang van een oudere handelt, en om die reden naar de rechter stapt. Bijvoorbeeld omdat er onenigheid is over de vraag wat de beste zorg voor een oudere is. Hoe vaak dat al is gebeurd, weet niemand precies. Instellingen houden geen cijfers bij, blijkt uit een rondgang.
Sinds 2020 hebben patiënten en hun naasten meer te zeggen over de zorg. Was vroeger het advies van medisch hulpverleners leidend, door een aanpassing van de wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) ligt de nadruk nu op ‘samen beslissen’, met de patiënt of de vertegenwoordiger van de patiënt. Hun wensen tellen altijd mee: zijn er andere behandelopties? Wil je afzien van behandeling?
Volgens Mirjam Sombroek-Van Doorm, hoogleraar recht en gezondheid aan de Universiteit Leiden, kan dit leiden tot botsingen tussen medisch professionals en familieleden, omdat hun belevingswereld sterk verschilt. „De vraag: ‘wat is in het belang van de patiënt’, is niet altijd eenduidig te beantwoorden. Artsen zien het soms anders dan de patiënt of familieleden die de patiënt vertegenwoordigen. Soms is het lastig die twee werelden bij elkaar te brengen.”
Altijd aan het werk
Als de vader van Aysim in 2017 de diagnose dementie krijgt, woont zij in Dubai, waar ze een baan heeft als sportinstructeur. Ze besluit direct naar Nederland terug te keren. Ze wil bij haar vader in de buurt zijn, en verhuist naar Apeldoorn.
Aysim herinnert zich haar vader als een man die nooit thuis was. Altijd aan het werk. Hij groeide op in Turkije in een welgesteld gezin en kwam als twintiger naar Nederland. Hij studeerde scheikunde en ging aan het werk bij Philips als computerprogrammeur. In de jaren erna runde hij een verzekeringskantoor. Aysim heeft twee broers en een zus.
Na haar terugkomst in Nederland heeft Aysim niet meteen een baan, en ziet ze haar vader ineens dagelijks. Ze gaat met hem wandelen of fietsen, ze eten bijna elke dag samen en Aysim gaat mee naar alle doktersafspraken. Op dagen dat ze er niet is, wordt haar vader onrustig. Dan belt hij haar wel 25 keer per dag. „Waar is Aysim”, vraagt hij voortdurend. Iemand van de thuiszorg komt hem wassen.
Al snel krijgt hij een casemanager toegewezen, net als andere mensen met dementie die nog thuis wonen. Zo iemand geeft advies en informatie, en bemiddelt tussen de familie en zorgverleners.
De casemanager vindt het na ruim twee jaar tijd dat Aysims vader wordt opgenomen. Ze concludeert dat hij zich steeds ongeremder is gaan gedragen. Hij kijkt mee als andere mensen hun pincode intoetsen. In restaurants wil hij de menukaart niet teruggeven aan de ober. Hij knoopt de veters van Aysim aan elkaar, verstopt haar telefoon. En hij kan dwingend zijn. Als Aysim een boodschap wil doen, verspert hij haar de weg. Bovendien ziet de casemanager dat de zorg veel van Aysim vraagt.
Aysim stemt in met een opname, met tegenzin. Ze is maandenlang zo dicht bij haar vader geweest, kan ze de zorg wel aan andere, onbekende mensen overlaten? Zijn opname betekent ook dat ze de hulp van de casemanager verliest: die is er voor ouderen die nog thuis wonen. Dat klankbord, zal Aysim later concluderen, had ze in de maanden die volgden graag gehad.
Tafeltennisbatje
Aysims vader krijgt een plek bij ouderenzorgorganisatie Laurens, op een locatie in Rotterdam, dicht bij zijn andere kinderen. Een huis waar 140 mensen wonen, die allemaal dementie hebben.
De opname valt Aysim zwaar. Haar vader kleedde zich altijd netjes aan en zij probeerde dat in stand te houden. Maar nu gaat hij er verfomfaaid uitzien, vindt ze. Hij is incontinent, soms ziet ze resten van ontlasting op zijn kleren. Hij draagt een luier. „Altijd als ik er ben, was ik hem”, vertelt Aysim. Het zit haar ook dwars dat haar vader geen eigen badkamer heeft – zoals in de meeste nieuwe verpleeghuizen – maar er een moet delen met andere bewoners op de gang. En ook dat hij – in haar ogen – veel medicatie krijgt.
„Conflicten kunnen ontstaan door emoties van familieleden en overbelasting van het medisch personeel”
Ook binnen zorginstelling Laurens zijn er bedenkingen over de plaatsing van deze cliënt, zij het om andere redenen. Er ontstaan conflicten tussen hem en andere bewoners. Iemand die veel schreeuwt krijgt een klap van hem. Hij laat bewoners struikelen. Te veel prikkels zorgen voor onrust bij Aysims vader, stellen zij vast. Na een jaar verhuist hij naar een andere locatie in het plaatsje Bergschenhoek, net boven Rotterdam. ‘Oranjehoeck’ is een kleiner huis, met 56 bewoners.
Aanvankelijk is Aysim verheugd, haar vader heeft zijn eigen badkamer. Ook ziet ze dat er medewerkers zijn die goed met hem overweg kunnen. Maar al snel ontstaan er weer problemen. Haar vader gaat er soms vandoor, op eigen houtje naar buiten. De teamleider van Oranjehoeck belt haar steeds vaker op met de boodschap dat hij over de schreef is gegaan. Hij gedraagt zich „pesterig”. Hij trekt aan haren. Hij zwaait met een biljartkeu, bedreigt bewoners met een tafeltennisbatje, probeert ze te schoppen of te slaan. Hij spuit een verpleegkundige slagroom in het gezicht.
Dat zijn gedrag irritant is, snapt Aysim. Zíj ziet er ook haar vader in terug. Zijn humor, vertelt ze, is al zijn hele leven „op het randje”. Ook toen hij gezond was, trok hij wel eens te hard aan iemands sjaal. Nu hij ziek is, wordt zijn gedrag extremer, ziet ze.
Oxazepam
Tot zover komen de observaties van de zorgverleners en de familie overeen. Maar als het gaat over de aanpak, verschillen ze van mening.
Aysims vader krijgt geregeld 10 milligram oxazepam, een pil die in zijn dossier een ‘zo nodig’ heet. Voor het verpleeghuis is de afweging: als de situatie onhoudbaar of onveilig wordt, kan dat hem rustiger maken.
Aysim snapt dat niet. Ga met hem naar buiten, zegt ze tegen de medewerkers. Hij verveelt zich, doe dáár wat aan. De dementie mag dan in zijn hoofd voor veel verandering zorgen, fysiek is hij nog tot veel in staat. Terwijl de meeste mensen op de afdeling knikkebollend in een stoel zitten, heeft deze man beweging nodig, vindt Aysim. Wandelen, voetballen. Medicatie, zegt zij, is niet de oplossing voor gedrag dat wordt versterkt door beslissingen van het verpleeghuis.
Bij Laurens denken ze: waarom begrijpt de familie niet dat het gedrag van hun vader voortkomt uit zijn ziekte? En niet wordt aangewakkerd door de aanpak van het zorgpersoneel?
Hoogleraar Sombroek-Van Doorm, ook werkzaam als tuchtrechter, ziet vaker dat medisch hulpverleners en familieleden elkaar niet begrijpen. Zeker als het gaat over dementie. Terwijl zorgprofessionals weten dat een keurige man ineens een slons kan worden, of een binnenvetter plots extravert, houden familieleden zich soms vast aan hun herinneringen, legt ze uit. Aan het beeld van hun geliefde van toen die nog niet ziek was. Zo begrijpen familieleden medische beslissingen niet altijd. En dokters stappen soms te makkelijk over de gevoelens van familieleden heen.
Het is belangrijk, zegt Sombroek-Van Doorm, dat medisch hulpverleners zich realiseren dat familieleden in een rouwproces zitten, waarin ze hun geliefde langzaam kwijtraken. „Conflicten kunnen ontstaan door emoties van familieleden en overbelasting van het medisch personeel. Die vertroebelen het gesprek en leiden soms tot wederzijds onbegrip, met escalatie tot gevolg.”
Zorgbeveiligers
In het voorjaar van 2023 zijn de zorgverleners zo bang geworden voor de 78-jarige bewoner, dat er hulp van buitenaf wordt ingeschakeld. Vanaf april 2023 zit er iedere dag een beveiliger naast Aysims vader in het verpleeghuis, twaalf uur lang. Volgens zorgorganisatie Laurens moet die „dagelijks ingrijpen”.
Laurens maakt „in uiterste gevallen” gebruik van ‘zorgbeveiligers’, leggen locatiemanager Ellen Hansen en directeur Fred Ter Meer uit. Die zijn speciaal opgeleid om de veiligheid te bewaken op bijvoorbeeld een afdeling spoedeisende hulp of in een verpleeghuis. Door dementie raken sommige mensen alle remmingen kwijt, en kunnen ze agressief worden. Zorgbeveiligers, zegt Laurens, doen ook spelletjes met bewoners of gaan met hen wandelen. Afgelopen jaar werden zo vaak zorgbeveiligers ingezet, dat het budget voor die post bij de instelling is verdubbeld.
Aysim kent haar vader als ontremd, maar gevaarlijk? Ze snapt deze beslissing niet. „Waarom is er wel budget voor iemand die de hele dag naast mijn vader zit, maar was er geen geld om buiten een rondje te lopen met hem?”
Op de lange termijn is een beveiliger niet te betalen. Laurens wil dat Aysims vader tijdelijk naar een speciaal expertisecentrum verhuist, de D-zep, voor mensen met dementie en zeer ernstig probleemgedrag. Daar kan onderzocht worden wat de beste zorg en woonplek voor hem is.
Aysim heeft het gevoel dat de instelling van haar vader af wil, en ziet er tegenop om haar vader wéér te verhuizen. Ze neemt in mei 2023 contact op met de klachtenfunctionaris van Laurens. Die wijst haar op weer een ander centrum dat kan helpen als zorgverleners niet goed meer weten wat de beste aanpak voor een oudere is: Centrum voor Consultatie en Expertise. Medewerkers van CCE lopen soms meerdere weken mee op een afdeling, en zoeken met de betrokkenen naar mogelijkheden om de situatie te verbeteren.
Laurens ziet dat niet zitten. Er is te veel gebeurd rondom Aysims vader, vindt de instelling. En kun je zijn gedrag wel beoordelen, nu er twaalf uur per dag een zorgbeveiliger naast hem zit?
Op een donderdagmiddag in juni 2023 krijgt Aysim een telefoontje van locatiemanager Ellen Hansen, dat een dag later wordt samengevat in een mail. Haar vader zal de maandag erop naar de D-zep gaan, is de boodschap. „We begrijpen dat dit veel sneller is dan verwacht en hoe abrupt dit moet voelen.” Maar medebewoners zijn bang, mailt Hansen, en Laurens moet werknemers een veilige werkplek garanderen. Ze kunnen haar vader niet de zorg geven die hij nodig heeft. „Ik betreur dat, maar de situatie is helaas zoals hij is.”
Aysim voelt zich overvallen en voor het blok gezet. Zij is haar vaders vertegenwoordiger, en moet toestemming geven voor medische beslissingen. Hoe kan het dan, denkt ze, dat de overplaatsing nu ineens een voldongen feit is?
Noodmededeling
Op de valreep regelt Aysim dat ze de volgende ochtend de D-zep-locatie mag bekijken, waar haar vader twee dagen later zal worden opgenomen. En dan schrikt ze. Ze ziet een witte hal, een woonkamer met alleen een tafel en wat stoelen. Er hangt niets aan de muren. Aysim vreest dat deze leegte, het gebrek aan prikkels, bij haar vader zal leiden tot nog meer ongeremd gedrag. „Toen ik die plek zag ben ik ingestort. Hier wordt hij knettergek, dacht ik.”
Ze mailt op zondag de D-zep en Laurens met als onderwerp „NOODMEDEDELING”. Ze schrijft: „Via deze weg willen wij u laten weten dat wij NIET AKKOORD gaan met de plaatsing van onze vader.”
Het antwoord van locatiemanager Ellen Hansen volgt de volgende ochtend. De verhuizing is van de baan, schrijft ze. „Wij waren en zijn er nog steeds van overtuigd dat observatie aldaar voor uw vader de beste oplossing zou zijn. Helaas bent u het niet met deze beslissing eens.”
De specialist Ouderengeneeskunde ziet zich genoodzaakt de medicatie nog verder op te voeren en mailt: „Om de onrust te voorkomen, gaan we om 17 uur standaard 10mg oxazepam geven.”
Dat wil Aysim ook niet.
Eind juni 2023 stapt ze naar de rechter. Ze wil samen met haar broer mentor en bewindvoerder van haar vader worden – laat ze ook aan Laurens weten. Ze hoopt dat ze door een officiële benoeming van de rechter meer te zeggen krijgt. Dat de zorgverleners beter naar haar wensen luisteren – ze wil pal staan voor haar vader.
Laurens besluit dan óók juridische stappen te ondernemen. Gezien „het verschil in zienswijze” vinden zij de aanstelling van een „onafhankelijke curator” een beter idee. Aan de rechter stellen ze bedrijf BewindvoeringZorg voor, waarmee Laurens – zo schrijft de instelling – „goede ervaringen” heeft.
‘We worden telkens verrast’
Laurens stapt meerdere keren per jaar naar de rechter om te vragen om de aanstelling van een curator voor een bewoner. Overigens meestal niet omdat er onenigheid is, maar bijvoorbeeld omdat er geen familie is.
Aysim en haar broer maken het voor de eerste keer mee. Als zij eind juli bij de Rotterdamse kantonrechter aanschuiven, zien ze tot hun verrassing dat er ook drie mensen van Laurens zijn. Dat de rechter vandaag niet alleen hun verzoek behandelt, maar ook dat van Laurens, dáár heeft Aysim in de brieven van de rechtbank overheen gelezen.
Tegen de rechter zegt haar broer: „Het is een rode draad in dit verhaal. We worden telkens verrast.” De zorgverleners van Laurens zien dit anders, er zijn al zoveel gesprekken met de familie geweest, en die hebben nooit tot overeenstemming geleid. De situatie met hun vader is onhoudbaar, het personeel en medebewoners zijn angstig. In de ogen van de familie, zeggen ze, kunnen ze het nooit goed doen.
Aysim heeft het idee dat zij de regie verloor omdat ze een „zeikerd” was
Aysim vraagt of het mogelijk is om de zitting uit te stellen; nu Laurens ook juridische stappen zet, wil ze een advocaat zoeken. Zij vindt het ingewikkeld dat Laurens om een curator vraagt, terwijl zij geklaagd heeft over de organisatie. Ze heeft het gevoel dat ze op een zijspoor wordt gezet.
De rechter: „Dat wringt een beetje?” Aysim: „Dat wringt, ja.”
De rechter vindt een snelle oplossing noodzakelijk en doet toch uitspraak. Het vonnis volgt de redenatie van Laurens. Benoeming van Aysim en haar broer tot wettelijke vertegenwoordigers is „niet in belang” van hun vader. De familie, „waarvan niet is bewezen dat zij over relevante medische expertise beschikt” is te veel op de stoel van de behandelaars gaan zitten.
Er wordt een curator aangesteld, de zwaarste vorm van bescherming. Vanaf 4 augustus 2023 beslist BewindvoeringZorg over alle geldzaken en de medische behandeling van de vader van Aysim. Een maand later wordt hij onder begeleiding van een beveiliger naar een D-zep-afdeling in Gouda gebracht. Aysim mag daar niet bij zijn. „Dat was het eerste moment dat ik geen rol meer speelde.”
Luier op het aanrecht
Twee weken lang hoort de familie niets, daarna mag Aysim haar vader weer bezoeken. Hij vliegt haar in de D-zep om de hals: „Hee lieverd”, fluistert hij in het Turks. Aysim, die samen met haar broers langskomt, schrikt van wat ze ziet. „Ik trof een verwilderde man aan”, herinnert ze zich. „Een man die glazig uit zijn ogen keek.” Haar vader heeft vlekken op zijn kleren en een wond op zijn arm. Ze maakt een filmpje van een luier op het aanrecht en van zijn natte matras.
Aysim stelt vragen aan het zorgpersoneel. Ze wil weten hoe haar vader aan de wond op zijn arm komt. Maar ze kunnen haar niets vertellen, omdat Aysim nu eenmaal niet zijn wettelijke vertegenwoordiger is.
Aysim gaat verhaal halen bij de curator. Ze stuurt een afgemeten mail met als onderwerp: ‘Hoe is het met onze vader’. Ze wil weten hoe het onderzoek verloopt, hoe het komt dat hij zo vies is. En: waar komen de verwondingen vandaan?
De curator stuurt een zakelijk verslag terug van wat hij besproken heeft met de instelling. Hun vader drijft vrouwelijke personeelsleden in een hoek, schrijft hij, en wil hen betasten. Hoe de wond is ontstaan is onduidelijk: „Vermoedelijk door een clash met een medebewoonster”, iets wat „in de nacht” zou hebben plaatsgevonden. Hun vader is nog niet naar buiten geweest.
Aysim antwoordt getergd: „Ik krijg eigenlijk alleen maar medische feedback terug”, schrijft ze. „Ik mis hierin feedback op hoe het met mijn vader gaat.”
Terwijl Aysim moeite heeft de regie los te laten en de afstand te accepteren – hoe gaat het nu echt met haar vader? – is de curator beknopt en zakelijk. Alle communicatie gaat per mail – een bewuste keuze, zo laat hij in een reactie aan NRC weten, om „discussie” te voorkomen. Het contact gaat vooral over praktische zaken: wie schaft de benodigde iPad aan? Of: waar is de verdwenen kleding gebleven? En als het wel over haar vader gaat, zegt Aysim, worden vooral de incidenten genoemd, de narigheid die hij veroorzaakt.
Ze heeft één kennismakingsgesprek gehad met de curator, vlak na de zitting, waarvoor de curator óók de zorgverleners van Laurens had uitgenodigd. Sindsdien heeft Aysim het gevoel dat de instelling en de curator aan dezelfde kant staan.
Voetballen in de gang
Tien weken na de opname op de D-zep ligt er een behandeladvies. De curator mailt aan de familie dat er gezocht wordt naar een kleinschalige afdeling met voor de bewoners een eigen douche en wc, weinig prikkels, en beperkte bewegingsvrijheid. Het staat de familie vrij, schrijft hij, om zelf met voorstellen voor een woonplek te komen. Oké, denkt Aysim, hoe pak ik dat aan?
Een kleine maand later, op 8 december, laat de curator de familie weten dat er een plek is gevonden. De vader van Aysim verhuist naar Stadzicht in Rotterdam, waar hij tot op de dag van vandaag woont, op de vijfde verdieping. Hij heeft er weinig te doen, hij puzzelt, maakt sommetjes en gaat zo nu en dan met een begeleider naar buiten. Of hij voetbalt in de gang.
Contact met de curator heeft Aysim nagenoeg niet meer. Eind 2023 meldde ze de curator dat ze de nieuwe woonplek van haar vader „schrijnend” vond. Het is er kaal en kil, wederom niet schoon, en ondanks het advies van de D-zep heeft hij geen eigen douche en toilet. Ze vond het vreemd dat ze in al die maanden geen persoonlijk overleg meer had gehad met de curator. En waarom is hij nooit bereikbaar per telefoon? „Ik hoor graag”, schreef ze, „of dit een warme plek is waar u zelf, of uw dierbare met een gerust en blij hart zou verblijven?”
Twee dagen later, vlak voor kerst, volgt de reactie van BewindvoeringZorg. Niet de vaste curator maar een onbekende collega mailt terug. „Wij hebben kennis genomen van uw mail, maar gaan er verder niet op in”, schrijft de medewerker. „Het is duidelijk dat uw visie en onze visie niet overeenkomen. U kunt erop vertrouwen dat we erop toezien dat uw vader de goede en nodige zorg ontvangt. Wij hoeven en zullen daar verder geen verantwoording over bij u af [te] leggen (en we zullen uw mails daarom niet blijven beantwoorden).” Bij twijfels, staat er, „kunt u zich wenden tot de rechtbank”.
Curatoren hebben niet de plicht om de familie bij de zorg van een cliënt te betrekken – ze zijn er voor de cliënt. „Maar je mag wel verwachten dat de curator handelt in samenspraak met de familie”, vindt hoogleraar Sombroek-Van Doorm. „Officieel is hij degene die de besluiten neemt, maar ik vind dat gezamenlijk optrekken altijd het doel moet zijn. Je wil dat het gesprek met de familie weer op gang komt.”
In een reactie aan NRC laat de curator weten dat hij „relevante informatie” altijd gedeeld heeft met de familie en dat zal blijven doen. Er zijn dit jaar drie e-mails aan de familie gestuurd. Bij BewindvoeringZorg leeft het idee dat de familie nooit een curator heeft gewild, en zich niet over dat besluit heen kon zetten. Curator Raymond Fokkens: „We stonden meteen één-nul achter.”
‘Doeg pappie. Love you’
Aysim rijdt nog iedere week naar Stadzicht, en ook haar dochter gaat zo vaak mogelijk langs. Maar hoe het echt gaat met hun vader, vertelt niemand. Ze hebben geen toegang meer tot zijn patiëntendossier.
Aysim wil het gezag over haar vader terug, en stapte opnieuw naar de rechter. Vorige week diende het hoger beroep. De uitspraak wordt in januari verwacht.
Of ze daarin een uitweg ziet? Ze is even stil. „Soms hoop ik dat hij rustig in zijn slaap mag gaan”, zegt ze, in tranen. „Waarom moet hij nog leven?”
Terugkijkend op de afgelopen jaren overheerst frustratie en verdriet, al voelt ze zich ook schuldig, zegt ze. Aysim heeft het idee dat zij de regie verloor omdat ze een „zeikerd” was. „Dat hij er nu zo bij zit, omdat ik tegengas gaf.”
Zij vindt dat de zorg te pragmatisch is ingericht. Het draait vaak om diagnoses en veiligheid en te weinig om personen, zegt ze. De douchedeur die uitkomt op de gang moet wagenwijd openblijven, voor de veiligheid, vertelt Aysim. Terwijl zij haar vader ook wat privacy gunt. „En als zijn snor vies is”, zegt Aysim, „dan scheren ze die af.”
Als Aysim opstaat om naar huis te gaan, en in het Turks afscheid neemt van haar vader, wordt hij kwaad. Hij wil mee. „Néé!! Nu!!” roept hij. Ze schudt haar hoofd. „Nee, pap, ik heb het druk, ik heb afgesproken.” Een kus. „Doeg pappie. Love you!” Tegen het personeel: „Fijn weekend.”
Als ze wegloopt zucht ze diep. „Wanneer haal je me op, vroeg hij”, mompelt ze. „Wat moet ik daarop zeggen?” Er zijn dagen dat ze beneden op de parkeerplaats besluit om niet naar binnen te gaan. Dan keert ze om en rijdt ze naar huis terug. „Dan zit ik jankend in de auto.”
Reacties
Curator Raymond Fokkens van BewindvoeringZorg zegt dat hij alleen in „algemene termen” vragen kan beantwoorden, vanwege „de privacy van onze cliënt”. Hij benadrukt dat hij als curator door de rechtbank is aangesteld, en dat BewindvoeringZorg onafhankelijk is, hun enig belang is de cliënt, voor wie „wij ons uiterste best doen.”
Fokkens zegt dat hij het „belangrijk” vindt „om samen te kunnen optrekken met de naasten van onze cliënt, maar soms is dat praktisch niet mogelijk of juist de reden om een volledig onafhankelijke derde partij, zoals onze praktijk, in te schakelen. Voor ons staat het belang van onze cliënt altijd voorop.”
Zorgorganisatie Laurens laat eveneens weten in verband met de privacy van hun cliënten niet te kunnen ingaan op persoonlijke casussen. De instelling schrijft:
„Laurens maakt altijd duidelijke afspraken met ‘de wettelijk vertegenwoordiger’ (bijna altijd is dat de familie), over de begeleiding en de risico’s die zowel voor cliënt, familie en medewerkers acceptabel en hanteerbaar zijn. In de regel gaat dit in goed overleg en nauwe afstemming. Dit zijn vaak moeilijke en pijnlijke gesprekken, omdat cliënten door hun dementie soms erg kunnen veranderen. En het accepteren dat het leven er anders uitziet is dan voor zowel de cliënt als de familie confronterend en pijnlijk. Wij spannen ons als organisatie in om bij elke cliënt dit proces zo zorgvuldig mogelijk te begeleiden.”
De beelden die rondgaan op sociale media „zien er ernstig uit”, schrijft de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema afgelopen donderdag aan de gemeenteraad. Ze doelt op filmpjes die tonen hoe gehelmde politieagenten vloekend en stevig meppend met de wapenstok afgelopen woensdag in het donker pro Palestina-demonstranten opjagen in het Westelijk Havengebied van Amsterdam. In een brief kondigt Halsema aan dat het Openbaar Ministerie (OM) en de politie „met hoge prioriteit” de precieze toedracht van de wanordelijkheden onderzoeken. Er moet worden vastgesteld „of het ingezette geweld overeenkomstig de ambtsinstructie was”, schrijft zij.
Als blijkt dat politieagenten strafrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld, wacht mogelijk dagvaarding door het OM. Sinds juli 2022 is er één rechtbank in Nederland die deze strafzaken tegen politieagenten behandelt: de zogeheten Blauwe Kamer van de rechtbank Midden-Nederland. Die toetst de zaken aan de hand van nieuwe wettelijke regels voor de beoordeling van geweldsaanwending door opsporingsambtenaren. De regels zijn sinds twee jaar van kracht.
Volgende week behandelt de Blauwe Kamer een opmerkelijke zaak rond politiemensen en demonstranten. Twee Haagse agenten zouden bij een demonstratie tegen coronamaatregelen op 14 maart 2021 een demonstrant hebben mishandeld op het Malieveld. Een hondengeleider van de politie wilde een man aanhouden met inzet van zijn diensthond. Terwijl de hond in een been van de demonstrant beet, gebruikte de agent ook zijn wapenstok. Een naderbij gekomen ME’er sloeg eveneens met zijn wapenstok op de demonstrant in, die gevallen was en de politiehond bij de oren had gegrepen. De man liep verschillende verwondingen op waarvoor hij zich in het ziekenhuis heeft laten behandelen.
Volgens het OM was het geweld dat deze twee agenten toepasten niet proportioneel. Voor de strafzaak tegen hen zijn twee dagen uitgetrokken.
Stroomstootwapen
Strafzaken tegen agenten worden bij de rechtbank Midden-Nederland behandeld door een tiental strafrechters en twee rechters-commissarissen. Tot nu toe handelde de Blauwe kamer zeven strafzaken af. „Dat is een stuk minder dan de vijftien à twintig zaken die we op jaarbasis hadden verwacht”, zegt rechercheofficier van justitie bij het parket Midden-Nederland, Hans Mos. Een echte uitleg voor het lagere aantal heeft hij niet. Een mogelijke verklaring is, stelt hij, dat agenten sinds 2022 over het stroomstootwapen kunnen beschikken en minder snel hun vuurwapen gebruiken. „Dat het relatief weinig strafzaken zijn, is positief nieuws.”
De nieuwe wettelijke regels uit 2022 hadden tot doel een meer deskundige berechting van politiemensen mogelijk te maken. „In de oude situatie kwam het bijvoorbeeld voor dat een agent werd vervolgd voor een poging tot moord omdat hij bij de uitoefening van zijn functie door gebruikmaking van zijn dienstwapen niet de regels van de geweldsinstructie zou hebben gevolgd. Dat stak agenten”, zegt aanklager Mos. „Agenten handelen immers niet voor hun lol maar omdat een situatie in de samenleving vraagt om optreden. Het voelt dan slecht als je als agent wordt gelijkgesteld met een verdachte schurk omdat je in de hitte van de strijd, in de frontlinie misschien iets niet goed deed.”
Sinds 2022 wordt de opsporingsambtenaar niet meer meteen als verdachte aangemerkt. Eerst doet de rijksrecherche of een aparte politieafdeling een feitenonderzoek om te zien of de voorschriften zijn nageleefd. „Dat is veel zuiverder”, zegt Mos. Sindsdien staat ook een apart delict voor opsporingsambtenaren in het Wetboek van Strafrecht (art 372) dat „verwijtbare schending van de geweldsinstructie” strafbaar stelt. Heeft de agent ten onrechte „enig lichamelijk letsel” toegebracht, dan geldt een maximale straf van één jaar, bij zwaar lichamelijk letsel twee jaar, drie jaar als iemand is overleden.
De zwaarste sanctie legde de Blauwe Kamer tot nu toe op aan een agent uit Noord-Nederland, in december 2023. De ervaren politieman, 45 dienstjaren, schoot tijdens een boerenprotest bij Heerenveen in juli 2022 op een rijdende tractor om het voertuig tot stoppen te dwingen. Volgens de rechtbank handelde de agent strafbaar, omdat hij bij het schieten op de cabine van de tractor op de koop toenam dat de zestienjarige bestuurder van de tractor dodelijk zou kunnen worden geraakt. De jongen werd ternauwernood gemist. De rechtbank legde de agent een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand op en een onvoorwaardelijke taakstraf van 80 uur.
Op de schietbaan
De rechters van de Blauwe Kamer hebben op de Politieacademie te horen gekregen hoe agenten worden opgeleid voor de toepassing van geweldsmiddelen, zoals pepperspray en de wapenstok. De magistraten hebben zelfs met een vuurwapen in handen op de schietbaan gestaan.
Tot nu toe blijken zij in de meeste vonnissen de eis van de officier van justitie niet te volgen. Slechts in twee van de zeven afgehandelde strafzaken kreeg de verdachte agent een sanctie opgelegd. Of de berechting deskundiger is dan voorheen, zoals beoogd, is volgens officier van justitie Mos „lastig te zeggen, gelet op het beperkte aantal vonnissen tot nu toe”. Het is volgens hem wel zo dat door de concentratie van alle zaken bij een rechtbank wordt voorkomen dat er uiteenlopende uitspraken komen in vergelijkbare zaken. „En er ontstaat een uniforme werkwijze, wat voor alle partijen erg prettig is.’’
Jaap Haeck, twintig jaar rechter, is een van de magistraten die ‘Blauwe Kamer-zaken’ behandelt. Hij vonniste in drie strafzaken. „Bijzonder en speciaal” noemt Haeck deze rechtszaken. „Agenten en andere opsporingsambtenaren mogen onder bepaalde omstandigheden geweld toepassen en soms moeten ze dat zelfs. Dat leidt tot bepaalde spanningen op de zitting en dat voel je ook. Agenten ervaren het als: ‘ik doe mijn werk, dat wordt van mij zelfs verwacht, en dan ga je me vervolgen en berechten. Ik mag niet wegduiken als er wordt geknokt, ik moet erop af.’ Als rechter heb je oog voor die kant: hoe dat voelt voor een agent.”
Het voelt slecht als je als agent wordt gelijkgesteld met een verdachte schurk omdat je in de hitte van de strijd misschien iets niet goed deed
Aan de andere kant, vertelt Haeck, mag de samenleving ook verwachten dat een agent verantwoordelijk handelt en zijn geweldsmonopolie niet misbruikt. „Bij het maken van verwijtbare fouten moet er gestraft worden. We willen als maatschappij niet dat agenten ten onrechte geweld gebruiken of dat ze wapens zonder reden gaan gebruiken. Daar moet je ook streng tegen optreden. Je wilt niet dat er wildwest-situaties ontstaan.”
Het toetsen van het handelen van opsporingsambtenaren moet volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens terughoudend gebeuren. „Je moet niet je oordeel stellen in de plaats van de agent die in de hitte van de strijd en in een split second een beslissing heeft genomen. Je moet letten op alle objectieve feiten en omstandigheden – alles wat we kunnen zien zoals camerabeelden en getuigenverklaringen – en tegelijkertijd ook de subjectieve beleving van de agent meewegen. Luisteren naar zijn verhaal over waarom hij het geweld heeft toegepast. Dat moet aannemelijk zijn: hij hoeft dat niet te bewijzen”, zegt rechter Haeck. „Als een verwijtbare overschrijding van de geweldsbevoegdheid aan de orde is dan volgt veroordeling. Waarmee ook een signaal wordt gegeven dat bepaald handelen niet kan.”
Het zijn strafzaken waar rechters tijdens het beraad in de raadkamer vaak meer tijd mee kwijt zijn dan met ‘normale’ strafzaken, vertelt Haeck. „De strafmaat vind ik vaak heel ingewikkeld en zeker in dit soort zaken, hoe ervaren je ook bent. De persoonlijke omstandigheden spelen een rol, wat doet het met iemands carrière, met iemands gezin? Wat zijn de gevolgen geweest voor het slachtoffer of de nabestaanden? Ziet de verdachte het laakbare van zijn handelen in en heeft de werkgever al een sanctie opgelegd? Hoe reëel is het dat een agent weer opnieuw een strafbaar feit begaat? Dat zal bij de politie minder vaak spelen dan bij een draaideurcrimineel.”
Vuistslag in de nek
De meest recente zaak waarin de Blauwe kamer uitspraak deed, betrof de 42-jarige hoofdagent Mirza C. uit Amersfoort. Volgens het OM had hij op 17 december 2022 in het uitgaansgebied van Amersfoort ’s nachts „niet redelijk, niet gematigd en niet proportioneel” geslagen met zijn wapenstok. Dat gebeurde bij de aanhouding van een weerspannige, benevelde man die, volgens de agent, hem eerder voor „kankerhond” uitschold en een vuistslag in zijn nek zou hebben gegeven. Agent C. sloeg hem daarop drie keer met de metalen, uitschuifbare wapenstok. Dit veroorzaakte hersenletsel en een bloedende hoofdwond. De agent werd beschuldigd van het schenden van de geweldsinstructie.
Eind september stond C. voor de rechter. In de hal voor de zittingszaal van de rechtbank in Utrecht verzamelden zich vooraf een vijftiental politiemensen van het Basisteam Amersfoort, allemaal in uniform, om de zaak als toeschouwer bij te wonen. „We zijn hier om solidariteit te tonen met onze collega. Dat is het minste wat we kunnen doen”, aldus een agent. Op de publieke tribune toonden ze weinig begrip voor de berechting van hun collega. Ze wierpen boze blikken naar de rechters, en één agent protesteerde luidkeels toen de voorzitter van de rechtbank, Eric Druijf, volgens hem onzin vertelde over hoe de wapenstok gehanteerd dient te worden. „Als je weet wat wij elk weekeinde meemaken met doorgesnoven en ladderzatte kroegtijgers, dan is het wel heel wrang dat een politieman die zijn werk doet in de verdachtenbank eindigt”, zei een agent tijdens een schorsing bij de koffieautomaat.
Officier van justitie Ronald de Kruijk vond dat agent Mirza C. „fors te ver is gegaan” bij het gebruik van de wapenstok. „Het in enkele seconden drie keer bovenhands slaan op het lichaam van het slachtoffer” is volgens de aanklager buitenproportioneel gewelddadig. „Van een politieagent mag worden verwacht dat hij in precaire situaties meer dan een gewone burger zelfbeheersing en tactisch inzicht heeft. „De officier van justitie vorderde een werkstraf van zestig uur.
Het vonnis werd uitgesproken op 28 oktober. Mirza C. werd vrijgesproken van het schenden van de geweldsinstructie voor opsporingsambtenaren. De manier waarop hij zijn wapenstok gebruikte, was volgens de rechtbank conform de geweldsinstructie. „Verdachte was op het moment van slaan net hard op zijn achterhoofd geraakt, zag dubbel en was bang dat hij knock-out zou worden geslagen als hij [de aan te houden man] niet snel onder controle zou krijgen. Verdachte moest in een fractie van een seconde beslissen en onder die omstandigheden kon niet van hem worden verwacht dat hij het effect van de eerste klap met de wapenstok zou afwachten”.
Het OM heeft beroep aangetekend tegen de vrijspraak.
Voor ze jongeren gingen fotograferen in de vip-sectie van clubs, hadden Sacha Hoebergen (26) en Flora Madu (24) er zelf nog nooit gezeten. Sterker, ze hadden er nogal wat vooroordelen over. Hoebergen: „Cartier-brillen, naaldhakken, mannen die vooral bezig zijn met flexen en vrouwen vragen om erbij te komen zitten – een beetje het oude Hollywoodbeeld.” Clubs vragen honderden euro’s voor de vip-tafels, inclusief ‘bottleservice’ (bediening aan tafel) en een of twee megaflessen drank. Madu: „Je zit op leren banken, altijd een stukje hoger dan de dansvloer. Soms een paar centimeter hoger, soms een paar meter. Er hangt een koord voor en daar staat een bewaker bij, zo van: jij mag hier niet in.”
Om hun vooroordelen te testen, besloten Madu en Hoebergen na hun afstuderen aan de Haagse Kunstacademie de vip-clubcultuur vast te leggen. Voor het fotoproject, dat ze Very Important Place noemden, bezochten ze clubs in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven en Chersonissos op Kreta. Ze fotografeerden er bezoekers van hun eigen generatie. Madu: „Bekende mensen doen het voor de privacy en hebben er het geld voor. Maar waarom kiest Gen Z voor de vip?”
Foto’s Sacha Hoebergen & Flora Madu
Een Brabantse student (19) – die liever niet met zijn naam in NRC wil – werd met tien voetbalvrienden in Chersonissos gefotografeerd. Zij zaten die vakantie avond aan avond in de vip-sectie van clubs, vertelt hij aan de telefoon. Dat had vooral praktische redenen. „Je zit niet opgepropt en kan lekker overal bovenuit kijken. En een zesliterfles wodka is duur, maar soms goedkoper dan als je allemaal losse drankjes bestelt.” Er komen weleens vrouwen bij zitten, zegt hij, „meestal bekenden”. „Je merkt dat sommige meiden ertegen opkijken, dat ze aandacht zoeken.” Hem interesseert dat niet, zegt hij. „Ik heb een vriendin.”
Vooraf dachten de twee fotografen in de vip-secties vooral mannen uit de Randstad aan te treffen, maar er zaten ook meidengroepen en mensen „uit de provincie” (ze groeiden zelf op in Mierlo en Zwolle). Hoebergen: „Al onze vooroordelen zijn weerlegd. De vip is mega-gemengd, van doe-maar-normaaljongeren tot loud luxury: mini-jurkjes, diamanten in de oren, full-face-make-up.”
Veel versierpogingen zagen ze ook niet. „Pas op de dansvloer wordt er geregeld. Mensen willen wel etaleren, uitdragen dat ze er zitten. Maar dat laten ze vooral online zien, via stories op Snapchat en Instagram.”
De dienstregeling van het Amsterdamse gemeentevervoerbedrijf (GVB) kent geen buslijn tussen de Dam en het Westergasterrein. En ook de Haagse HTM kent geen busroute waarbij je midden op de A12 kunt instappen om naar het stadion van ADO Den Haag gebracht te worden. Op verzoek van de politie maken de vervoersbedrijven echter regelmatig een uitzondering.
Honderden pro-Palestijnse demonstranten negeerden woensdagavond het demonstratieverbod uit de Amsterdamse noodverordening die werd ingesteld vanwege de geweldsincidenten rondom de voetbalwedstrijd Ajax – Maccabi Tel Aviv, een week eerder. Nadat zij op de Dam hadden gedemonstreerd en weigerden te vertrekken werden 265 van hen gearresteerd. In bussen van het GVB werden de arrestanten vervolgens bij het Westergasterrein – vier kilometer verderop – weer op vrije voeten gesteld.
Lees ook
Protest op de Dam ondanks demonstratieverbod
Hoewel op het overtreden van een noodverordening een maximumstraf van drie maanden cel of 5.150 euro boete staat, hoeven de gearresteerde demonstranten niks te vrezen. Zij zijn naar huis gestuurd en zullen voor hun overtreding niet bestraft worden.
„Dat heeft te maken met het geringe rendement van het strafrechtelijk aanpakken van deze personen en de hoeveelheid tijd die daarin gaat zitten”, licht een woordvoerder van het Openbaar Ministerie uit de hoofdstad toe. „Het gaat ons er om dat de strafbare gedraging wordt beëindigd.”
De woordvoerder wijst erop dat soortgelijke besluiten in Amsterdam vaker zijn genomen. Bijvoorbeeld bij demonstranten van Extinction Rebellion (XR) die begin dit jaar bij een verboden demonstratie van de ring bij Amsterdam Zuid werden geplukt en vervolgens naar Amsterdam Noord werden gereden.
Demonstratieverbod
De kiem van deze benadering van het OM ligt bij de massale demonstraties van XR de afgelopen jaren bij de A12 in Den Haag. Die mondden uit in grote aantallen arrestanten vanwege overtreding van het demonstratieverbod op grond van de Wet Openbare Manifestaties. Bij de bezetting van de A12 in november 2022 en januari 2023 werden respectievelijk zo’n 150 en 760 klimaatdemonstranten gearresteerd. Het OM liet toen maanden in de lucht hangen of en hoe deze demonstranten strafrechtelijk zouden worden aangepakt.
Nadat in mei 2023 zo’n 1.600 actievoerders werden aangehouden, kwam het OM met een uitgebreide verklaring dat deze en eerdere demonstranten niet zouden worden vervolgd omdat sprake was van een „gering strafbaar feit”.
Vanuit politiehoek klonk over het uitblijven van vervolging de afgelopen jaren geregeld kritiek. De honderden ME’ers die bij demonstraties komen opdraven en de arrestaties doen, zijn in de dagelijkse praktijk wijkagent of rechercheur. Tegen die achtergrond achten veel agenten het onverkwikkelijk dat demonstranten demonstratieverboden net zo lang negeren tot zij worden opgepakt – en daarna niet vervolgd worden.
Het OM ziet in deze gevallen echter weinig juridische mogelijkheden tot vervolging. „De rechter komt dan namelijk meestal tot ontslag van alle rechtsvervolging of een schuldigverklaring zonder oplegging van een straf”, stelt het OM in een online uitleg over het eigen demonstratiebeleid.
Schuldig zonder straf
Daarbij verwijst het OM naar twee uitspraken. Toen een XR-demonstrant een strafbeschikking van 200 euro aanvocht die het OM oplegde wegens het negeren van het bevel om een demonstratie op te breken, vernietigde de rechtbank Rotterdam einde 2021 die beschikking. De demonstrant werd schuldig verklaard zonder oplegging van straf. Daarbij woog de kantonrechter mee dat sprake was van een vreedzaam protest en dat de verdachte door zijn aanhouding en voorarrest op het politiebureau al voldoende was aangepakt.
In de andere uitspraak, over de bezetting van een gebouw van een pensioenfonds door XR, vond de rechter in hoger beroep straf overbodig „gezien de vreedzame wijze” van het protest, het ontbreken van schade en de beperkte overlast. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden achtte zelfs schuldigverklaring zonder oplegging van straf (zoals door de Rotterdamse rechter) „disproportioneel”. Het urenlang vasthouden van een verdachte heeft volgens de raadsheren een afschrikkend effect op de demonstratievrijheid – een belangrijk mensenrecht.
Na deze uitspraak van het gerechtshof van februari 2023 lijkt het OM van koers veranderd en worden vreedzame demonstranten die een demonstratieverbod negeren niet vervolgd. Dat geldt niet voor de demonstranten die meer op hun kerfstok hebben. Woensdag werden ook vier personen opgepakt wegens belediging en drie wegens respectievelijk openlijke geweldpleging, vernieling en baldadigheid. De Amsterdamse politie liet donderdagmiddag weten dat vier van hen nog vastzitten.
Lees ook
Zal een verbod op gezichtsbedekking bij demonstraties er echt komen? ‘Om de echte raddraaiers te pakken is het niet nodig’
Waarnemend Rijksvertegenwoordiger Jan Helmond heeft woensdag aangekondigd het beheer van afvalverwerker Selibon over te zullen nemen van het bestuurscollege op Bonaire. Helmond zei dat de situatie rond de vuilstort „zo complex is, dat snel en doortastend ingrijpen nu absoluut noodzakelijk is”. De Rijksvertegenwoordiger vormt de schakel tussen Rijksoverheid en de Caribische gemeenten Saba, Sint Eustatius en Bonaire.
Al jaren veroorzaakt de vuilstort Lagun grote overlast op Bonaire, te wijten aan wanbeheer van het afvalbedrijf en onvoldoende toezicht door het bestuurscollege. Vorige week dinsdag brak voor de derde keer dit jaar brand uit op de stort. Vanwege de rookoverlast moesten tientallen omwonenden worden geëvacueerd.
In een videoboodschap gaf waarnemend Rijksvertegenwoordiger Helmond woensdagavond aan dat Bonaire vorige week is „ontsnapt aan een ramp”. Hij prees het optreden van de lokale brandweer, die op de vuilstort „ternauwernood voorkwam dat olietanks in brand vlogen of zijn ontploft.”
Volgens Helmond hebben opeenvolgende bestuurscolleges verzuimd het afvalprobleem bij Lagun op te lossen. Ook is sprake van „taakverwaarlozing” door het zittende bestuur. De situatie is nu „zo complex geworden dat ze de kennis en kunde bij het Openbaar Lichaam zeker overstijgt”, waardoor snel ingrijpen is vereist. Helmond wijst ook op het risico van nieuwe branden.
Lees ook
Brandende vuilstort bedreigt milieu en gezondheid op Bonaire: ‘Ook Den Haag heeft deze afvalramp jarenlang genegeerd’
Ingrijpen
Het is niet voor het eerst dat Den Haag intervenieert in Caribisch Nederland. In februari 2018 werd het bestuur op Sint Eustatius overgenomen vanwege „grove taakverwaarlozing”.
Op Bonaire wordt veel beperkter ingegrepen. De Rijksvertegenwoordiger neemt alleen de vergunningverlening, handhaving en het toezicht van Selibon over. Toch erkent Helmond dat het op die vlakken buitenspel zetten van het bestuurscollege van Bonaire een zware stap is. „Het is het uiterste middel dat ik volgens de wet kan inzetten. En dat roept misschien ook wel stevige emoties op. Maar het is nu nodig.”
Het bestuurscollege heeft woensdagavond in een brief aan Helmond laten weten „verbaasd” te zijn over diens voornemen tot ingrijpen. Het meent dat juist stappen werden ondernomen om het afvalprobleem aan te pakken en geeft aan dat Helmonds ingrijpen „het beleidskader ondermijnt”. Het college stelt voor om eerst verscherpt toezicht in te stellen.
Deze week gaat Helmond in gesprek met het bestuurscollege. Daarna neemt hij een definitief besluit.
Weglekken
Eind oktober noemde de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) – toezichthouder van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat – in een rapport de situatie bij Selibon „zorgwekkend, complex en urgent”. Op de stort staan zeecontainers met biomedisch afval en asbesthoudend materiaal dat kan weglekken. Ook hebben onderzoekers van Wageningen University in de kustwateren bij Lagun hoge concentraties gemeten van zware metalen, zoals koper, zink en kobalt.
Een ILT-woordvoerder gaf enkele weken geleden aan dat de vuilstort grootschalige opruiming behoeft. Die „schoonmaak kan wel twee tot drie jaar in beslag nemen”, stelt voorzitter Jan Verbeek van bewonersorganisatie Pro Lagun, die al jaren pleit voor beter beheer van de vuilstort.
Verbeek is blij dat nu eindelijk concrete stappen worden ondernomen om het afvalprobleem aan te pakken: „Vandaag begint de Milieu Ongevallen Dienst (MOD) van het RIVM met metingen van de grond en de vegetatie bij Lagun.” Dit onderzoek moet de directe gevaren voor omwonenden en het Selibon-personeel dat werkt op de stort in kaart brengen.
We beseffen dat dit langer kan duren, we willen vooral horen hoe het tijdpad eruit gaat zien
In een gesprek met Rijksvertegenwoordiger Helmond gaf Verbeek vorige week aan dat omwonenden vooral hopen op een betere communicatie. „We vroegen het eilandbestuur onlangs om de stort in twaalf maanden te saneren. We beseffen dat dit langer kan duren, we willen vooral horen hoe het tijdpad eruit gaat zien.”
Pro Lagun pleit ook voor een onderzoek naar de volksgezondheid van omwonenden van Lagun. Daarover deed Helmond geen uitspraken. Wel beloofde hij dat de ingreep „niet langer zal duren dan strikt noodzakelijk. Dus totdat zicht is op een duurzame oplossing” en het bestuurscollege de afvalverwerking weer zelfstandig kan uitvoeren. Ook hij verwacht dat dit tijd gaat kosten. „Deze complexe en gevaarlijke situatie is ontstaan over een periode van jaren. Ze is dus ook niet morgen opgelost.”
Lees ook
Dagelijks merkt Onnie Emerenciana, boer op Bonaire, dat het klimaat verandert. ‘Mijn plastic schuttingen tegen de leguanen brokkelen af’
Gaswinning onder de Waddenzee bij het Friese dorp Ternaard kan niet plaatsvinden op een veilige wijze. Dat schrijft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) in een advies aan minister van Klimaat en Groene Groei Sophie Hermans (VVD) dat woensdag naar buiten is gebracht.
Het SodM is bezorgd over de verwachte bodemdaling door gas- en zoutwinning in combinatie met de stijging van de zeespiegel. Door de aanvoer van zand en slib kan de Waddenzee zich tot op zekere hoogte zelf herstellen. In elk scenario dat de toezichthouder heeft onderzocht, zou dat zogeheten ‘meegroeivermogen’ in gevaar komen.
De plannen van de Nederlandsche Aardolie Maatschappij (NAM) om te boren onder het wad, beroeren Friesland al jaren. Gevreesd wordt voor ‘Groningse toestanden’. Provincie en gemeenten zijn tegen, en ook de Unesco gaf al een waarschuwing. Het Staatstoezicht op de Mijnen bracht al eerder een negatief advies uit. Ook na aanpassingen van de NAM blijft de toezichthouder zich tegen de plannen kanten.
Lees ook
Kabinet moet snel knoop doorhakken over gaswinning in Waddenzee, maar coalitie is verdeeld
Of minister Hermans meegaat in het advies van het SodM is voor het einde van dit jaar bekend. De Raad van State stelde de minister de deadline om voor 1 januari 2025 duidelijkheid te verschaffen over de vergunning voor de NAM.
De Waddenzee staat op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Het gaat het om het grootste getijdengebied ter wereld dat dagelijks op een unieke manier droogvalt en volstroomt.