Over onze rug wordt een asielcrisis uitgeroepen, klinkt het in Ter Apel

Pannen, eieren, scheermesjes, diverse groenten, instant noedels en afwasmiddel. Ondernemer Ismail Ramo verkoopt vanuit zijn marktkraam Alkosh, genaamd naar het Armeense stadje waarvandaan hij in 1998 met zijn vrouw vluchtte, een groot assortiment aan basale benodigdheden aan de mensen die verblijven in aanmeldcentrum Ter Apelervenen. „We staan hier al twintig jaar”, zegt hij. „Achttien jaar”, corrigeert zijn vrouw hem vanachter de kraam.

Het aanmeldcentrum van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) ligt langs de provinciale weg, op loopafstand van het dorpje Ter Apel. „Het is niet drukker dan normaal”, zegt Ramo, verwijzend naar het hoogoplopende conflict tussen het COA en de gemeente Westerwolde over het aantal asielzoekers dat hier verblijft. Soms komen er een paar bussen, dan lijkt het druk, zegt hij. Zeker als de zon schijnt en de mensen hier op het grasveld zitten. „Maar die mensen gaan ook weer weg. Het is allemaal politiek.”

Zijn ervaring strookt niet met de werkelijkheid zoals het COA, het dorpje Ter Apel en de gemeente Westerwolde die ervaren. Vorig weekend was het aanmeldcentrum zo vol dat het COA zich gedwongen zag mensen in portakabins, een soort containers met ramen, te laten slapen. Dat ging in tegen afspraken die gemaakt waren met de gemeente.

Foto Kees van de Veen

„Die portakabins zijn er niet voor bedoeld om mensen in te laten verblijven”, zegt de woordvoerder van de gemeente Westerwolde. „Ten eerste is er geen vergunning om mensen daar te laten overnachten, maar het is vooral ook gevaarlijk.” Er hangen losse draden, bedden staan voor nooduitgangen, brandblussers en rookmelders ontbreken, zegt hij. „De brandweer heeft gezegd dat er niet overnacht kan worden, net als de inspectie van Justitie en Veiligheid. De burgemeester heeft daarom vorig weekend weer aangegeven dat er geen mensen mogen verblijven.”

Het COA stelde daarop burgemeester Jaap Velema (D66) voor een keuze: of de mensen voor wie geen plek is slapen in een portakabin, of ze slapen in het gras. Burgemeester Velema nam contact op met de minister van Asiel en Migratie, Marjolein Faber (PVV). Dat leidde niet tot een oplossing.

„Al dan niet bewust wordt er vanuit het ministerie vervolgens niks geregeld”, zegt de woordvoerder van Westerwolde. „Ze geeft geen aanwijzingen, wijst geen hotels aan waar mensen opgevangen kunnen worden. Volgens internationale wetgeving is het haar verantwoordelijkheid, met als uitvoerend orgaan het COA, om die mensen op te vangen. Wij zijn verantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid.”

In de portakabins werd uiteindelijk toch geslapen. „Een schoffering van het lokale bestuur”, noemde Velema het. En dus werd er, opnieuw, een last onder dwangsom uitgeschreven.

Broekzak-vestzak

Achter de poort die het dorp Ter Apel scheidt van het gelijknamige aanmeldcentrum zit ook het COA met de handen in het haar. „Natuurlijk is het een lastige keuze”, zegt de woordvoerder van het COA. „Laat je kwetsbare mensen in het gras slapen? Nee. Wij hebben uit humanitaire overwegingen gekozen om ze toch in de portakabins te laten slapen.” Liever doet het COA dat niet en sinds dat weekend is het ook niet meer voorgekomen, zegt hij, omdat ze de instroom aankonden.

Die containers staan er nog, maar met een andere reden. Om mensen droog een kop thee aan te kunnen bieden terwijl ze wachten op hun afspraak met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of tot ze een kamer wordt toegewezen.

De problematiek is niet van gisteren. De grens van tweeduizend mensen die van de gemeente in Ter Apel mogen verblijven werd zo structureel overschreden dat de burgemeester al vaker naar de rechter stapte. „De dwangsommen die worden opgelegd werken niet”, aldus het COA. Er zijn gemeenten nodig die Ter Apel willen verlichten, maar het slechte imago van het aanmeldcentrum maakt die gemeenten huiverig. „En het hele idee dat verschillende overheidsorganen tegenover elkaar staan, waarbij het geld van de een naar de ander moet, is een broekzak-vestzaksituatie.”

Lees ook

Minister Faber wil snel een asielcrisis uitroepen zonder goedkeuring van de Tweede Kamer. Hoe werkt dat?

Minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV) bij het Catshuis.

Op drie minuten rijden van de aanmeldlocatie woont gemeenteraadslid Herma Hemmen. Langs de provinciale weg, de N366, wandelen mensen, alleen, in groepjes, met kinderwagens of rollators. Ze helpen elkaar een sigaret aansteken. Tillen boodschappentassen van de lokale supermarkt en tasjes van de Action.

Het dorp zelf, met zijn middeleeuwse klooster, is het grootste van de Groningse gemeente Westerwolde. Het telt bijna tienduizend inwoners, die hier veelal zijn opgegroeid. Zo ook Hemmen. Vanuit de serre wijst ze naar de boerderij naast haar huis. „Dat is de boerderij van mijn ouders, daar ben ik opgegroeid. Het huis waar ik woon is gebouwd door mijn opa. Ik ga hier nooit meer weg. Maar juist daarom doet het zoveel zeer om alleen maar op negatieve manier over mijn dorp te horen.”

De omgang met Ter Apel door de minister die verantwoordelijk is voor Asiel en Migratie noemt ze „te bizar voor woorden”. Ter Apel is een speelbal van de politiek, zegt ze. „We hebben al zóveel last op onze schouders en dan deze situatie laten ontstaan om over onze rug een asielcrisis uit te kunnen roepen. We hebben nu oplossingen nodig.”

Spreidingswet

Om de situatie in Ter Apel te verlichten is onder het kabinet-Rutte IV de spreidingswet aangenomen, bedoeld om asielzoekers te verspreiden over alle gemeenten. De coalitie wil die wet intrekken. 96 procent van de gemeenten is daarop tegen, tenminste totdat de asielinstroom flink is verlaagd.

Foto Kees van de Veen

Hemmen, die bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 op nummer 17 van de kandidatenlijst van de BBB stond, is anders dan haar partij voorstander van de spreidingswet. Hoewel ze daar ook kanttekeningen bij heeft. „Gelijk met de spreidingswet zouden we ook weer moeten gaan werken met procesbeschikbaarheidslocaties.” In deze PBL’s werden tijdens een pilot asielzoekers met een ‘kansarme’ aanvraag in een vorm van detentie achter hekken geplaatst. Sinds maart dit jaar zijn de PBL’s niet meer in gebruik, nadat de rechter dit een vorm van ‘vrijheidsbeperking’ noemde.

Ze zegt dat „met name jonge mannen” niet komen opdagen op hun afspraken met de IND. „Daar zitten dan nul consequenties aan. Dat daar maatregelen tegen genomen worden, daar sta ik achter. Want het is juist deze groep die zorgt voor overlast.” Hemmen hoopt dat PBL’s, met betere voorwaarden, overlast zullen voorkomen, waardoor ook andere gemeenten meer open staan voor opvang.

Sommige gemeenten hebben geen overtuiging nodig. Zutphen schoot deze week te hulp. In de Hanzehal, 133 kilometer verderop, zijn honderd noodopvangplekken beschikbaar gesteld.

„Daar zijn we natuurlijk blij mee, maar het is een ramp voor de vluchtelingen”, zegt Hemmen. „Ze worden hier ’s avonds opgehaald, daarnaartoe gebracht en ’s ochtends weer opgehaald om beschikbaar te zijn voor hun proces. Dag in, dag uit. Terwijl ze al moe zijn, worden ze ook steeds moedelozer.”

Noodopvang

Ondertussen gaan de sportactiviteiten in de Hanzehal gewoon door. De planning is iets strakker, vertelt een volleyballer die snel het veld op moet. „Normaal gesproken kunnen we een beetje uitlopen, maar nu staat stipt om tien uur ’s avonds het zaalvoetbalteam op het veld. Dan moeten we misschien vijf minuutjes eerder stoppen, maar dat is niet erg.”

Het besluit om te hulp te schieten werd vorige week dinsdag genomen, tijdens een collegevergadering. „De situatie in Ter Apel” kwam ter sprake, vertelt de woordvoerder van Zutphen. Het kan niet waar zijn dat mensen buiten moeten slapen, was de conclusie. „Er werd besloten dat als het COA ons zou bellen, we te hulp zouden schieten.”

Het verzoek van het COA kwam op vrijdag, in het weekend werd „met man en macht” gewerkt om een van de drie sportzalen van de Hanzehal in gereedheid te brengen. „Er staan nu bedden, lockers en er is douchegelegenheid. Nu is het afwachten of het nodig is.” Maar deze oplossing is van korte duur, het gaat om een ‘overflowlocatie’, die er maximaal een week zal zijn.

Vooralsnog is de noodopvang nog niet nodig geweest . Maar op het parkeerterrein, met uitzicht op voetbalvereniging Zvv AZC, staat een portakabin klaar waar asielzoekers zich kunnen opfrissen.

Ook de woordvoerder van Westerwolde is blij dat Zutphen, net als het Groningse Pekela en Stadskanaal, bijspringt. „Maar het blijft een bizarre situatie. Het hoort niet dat burgemeesters dit onderling moeten oplossen. Ongeacht de plannen van het kabinet om instroom te beperken hebben we nu een situatie waar ze verantwoordelijkheid voor moeten nemen.”


Vrouw van voortvluchtige vastgoedondernemer Roger Lips gearresteerd bij crematie van haar zus

De vrouw van de naar Dubai gevluchte vastgoedondernemer Roger Lips, Astrid Lips-van S., is dinsdag gearresteerd door de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD). Dat heeft het Openbaar Ministerie bevestigd aan persbureau ANP na berichtgeving in De Telegraaf. Ze was in Nederland voor de crematie van haar zus. Volgens haar advocaat is de arrestatie „apert onrechtmatig”.

Roger Lips werd in juni bij verstek veroordeeld tot vier jaar cel wegens faillissementsfraude. Hij was al in 2013 met zijn vrouw en kinderen naar Dubai gevlucht, nadat hij in navolging van het faillissement van zijn vastgoedconcern ook persoonlijk failliet was verklaard. Volgens de rechtbank in Zwolle heeft hij rondom het faillissement miljoenen euro’s achterovergedrukt. Zijn vrouw Astrid kreeg achttien maanden cel opgelegd voor betrokkenheid bij de fraude.

Volgens De Telegraaf was het paspoort van Astrid Lips verlopen, maar had het ministerie van Buitenlandse Zaken haar om humanitaire redenen een paspoort met een geldigheid van maximaal zes maanden verstrekt, zodat ze na het overlijden van haar zus naar Nederland kon reizen. Maar toen ze na de crematie de aula wilde verlaten, werd ze opgepakt door rechercheurs van de FIOD.

Haar advocaat Carolien Noorduyn zegt tegen ANP dat haar cliënt „onder afschuwelijke omstandigheden is gearresteerd” en dat haar huidige detentie neerkomt op „wederrechtelijke vrijheidsberoving”.


Pionier van onderzoek naar extreem-rechts in Nederland

„Extreemrechtse activisten krijgen minder tegenwerking dan voorheen.(..) ,,Massaal protest blijft uit”.

Jaap van Donselaar, een van Nederlands vooraanstaande onderzoekers naar deze politieke stroming, schreef dit in november 1994. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van dat jaar hadden de Centrum Democraten van Hans Janmaat (voorheen Centrumpartij) substantieel succes geboekt. De partij groeide van één naar drie Kamerzetels zonder dat de sterke groei een schokgolf veroorzaakte. „Aan gebeurtenissen, die gisteren nog als schokkend werden ervaren, gaat men vandaag schouderophalend voorbij”, schreef Van Donselaar in een opiniestuk in NRC Handelsblad. „En morgen zullen identieke voorvallen wellicht niet eens meer worden opgemerkt”.

Van Donselaar (1953), cultureel-antropoloog en onderzoeker naar extreem-rechts in politiek en samenleving, overleed maandag een week geleden op 71-jarige leeftijd; zijn overlijden werd pas deze maandag bekend. Hij leefde lang genoeg om zowel de verkiezingswinst van de PVV van 20 zetels (van 17 naar 37) als de totstandkoming van de rechtse coalitie met de PVV in de hoofdrol, mee te maken.

Pim Fortuyn

Van Donselaar speelde een belangrijke rol bij het duiden van de PVV in de eerste jaren van haar bestaan (vanaf 2006). Onderzoeker Willem Wagenaar van de Anne Frank Stichting, die veel met hem samenwerkte, zegt daarover: „Van Donselaar zag bij de PVV twee elementen terug van het vooroorlogs rechts-extremisme: het etnisch wij-zij-denken en de voorkeur voor autoritair leiderschap.” Pim Fortuyn die destijds ook extreem-rechts werd genoemd, miste die twee kenmerken juist, volgens Van Donselaar. „Het tekent zijn manier van denken”, aldus Wagenaar: „Wat betekent dat nou precies, vroeg hij zich af, als men het heeft over extreem-rechts?”

Niet iedereen was overtuigd van Van Donselaars precisie. Toen de Leidse wetenschapper in 2009 zijn typering van de PVV afzwakte van ‘extreem-rechts’ tot ‘radicaal- rechts’, kwam daar kritiek op. Publicist Carel Brendel noemde Van Donselaar een „etikettenplakker”, en „pseudo-wetenschapper” die strooide met vage termen als „benadrukking van het eigene” . „Met zijn willekeurige criteria kun je in feite alle bestaande Nederlandse politieke partijen in de extreem-rechtse hoek zetten”, aldus Brendel.

Volgens Wagenaar bewees Van Donselaar de wetenschap juist een dienst „door de belangstelling voor extreem-rechts uit de activistische hoek te halen”. Dat deed hij door aan de Leidse universiteit longitudinaal onderzoek naar extreem-rechts te beginnen: ontwikkelingen langere tijd volgen, incidenten cijfermatig inventariseren en duiden.

Vooroorlogs fascisme

Als cultureel-antropoloog met historische belangstelling had Van Donselaar dat voor het eerst gedaan tijdens zijn promotie-onderzoek dat hij afrondde in 1991. In het proefschrift Fout na de oorlog: fascisme en racisme in Nederland 1950-1990 onderzocht hij ‘naoorlogse fascistische continuïteit in organisatorisch verband’. Van Donselaar zag rechts-extremisme in de periode 1950-1990 als poging tot voortzetting van vooroorlogs fascisme, met vergelijkbare kenmerken zoals aantrekkingskracht tot ‘sterke mannen’, antisemitisme en racisme.

Na zijn proefschrift werd van Donselaars aandacht getrokken door de stroom incidenten in Duitsland na de val van de Muur in 1989. In 1993 werd in het West-Duitse Solingen het huis van een Turkse familie in brand gestoken. Vijf mensen kwamen om het leven, veertien raakten gewond. „Van Donselaar zag van dit soort incidenten ook de betekenis voor Nederland”, zegt Wagenaar. „Dat kwam onder meer tot uitdrukking in de groei van de partij van Hans Janmaat.”

Samen met de Leidse Universiteit begon Van Donselaar vanaf 1997 met het jaarlijks in kaart brengen van de racistische en antisemitische incidenten en de duiding daarvan. Daarbij wist hij ook de Binnenlandse Veiligheids Dienst (BVD) te betrekken, die cijfermatig en analytisch materiaal aanleverde. „Voor die tijd was dat een uniek project”, aldus Wagenaar, die mede daarom Van Donselaar typeert als een „origineel denkend vakman”.

Het project werd bekend als Monitor Racisme & Extremisme en in samenwerking met de Anne Frank Stichting uitgevoerd. Het liep van 1997 tot en met 2017. Daarna nam de politie het project over. „Dat is een aanwijzing voor de blijvende invloed van Van Donselaar”, zegt Wagenaar.


Van water weten we alles en van natuurbranden veel te weinig, terwijl: ‘Nederland is dichtbevolkt, dat maakt ons kwetsbaar’

„Kijk”, zegt Tiemen Brouwer, „de schors is flink verkoold.” De Staatsbosbeheerder staat stil en wijst naar de zwarte onderkant van een groepje verder gezond ogende naaldbomen. „Maar als je naar boven kijkt, zijn de kronen helemaal groen”, vervolgt hij. „Sommige bomen waren zo erg aangetast dat ze moesten worden gekapt en geruimd, maar deze konden blijven staan.” Achter hem strekt zich een paars heidelandschap uit, dat half september nog vol in bloei staat. Alleen een geoefend oog ziet dat dit gebied vierenhalf jaar geleden helemaal is afgebrand.

Want hier, in Nationaal Park De Meinweg, een natuurgebied in het meest oostelijke puntje van Midden-Limburg, woedde in april 2020 een van de grootste natuurbranden van Nederland van de afgelopen veertig jaar. Tweehonderd hectare gingen in vlammen op. Vooral de hei, maar ook het bos brandde dagen achtereen, aangewakkerd door een stevige oostenwind. De brandweer wist het vuur net te stoppen voordat het de naaldbossen van het Duitse deel van De Meinweg bereikte, waarmee ze voorkwam dat nog veel meer hectaren afbrandde.

Waar willen we dat het brandt, hoe willen we dat het brandt en hoeveel mag verbranden?

Cathelijne Stoof
natuurbrandexpert van de Wageningen University

Nederland krijgt in de toekomst vaker te maken met natuurbranden en ze worden heviger. Daardoor neemt het risico toe dat branden onbeheersbaar worden. Dat komt voor een belangrijk deel door klimaatverandering, zeggen deskundigen. Zomers worden droger en warmer en de lucht wordt minder vochtig, waardoor vegetatie sneller uitdroogt. Nederland telt nu 94 ‘brandgevoelige dagen’ per jaar, met een luchtvochtigheid van minder dan 50 procent, een ruime verdubbeling sinds 1950.

Brouwer, landelijk coördinator natuurbranden namens de verenigde terreinbeheerders, waaronder Natuurmonumenten, Federatie Particulier Grondbezit en het Rijksvastgoedbedrijf, laat de gevolgen van natuurbranden zien en welke maatregelen sinds 2020 werden genomen in het gebied om een nieuwe brand te voorkomen – of eerder te stoppen. Brede paden zonder overhangende takken, waardoor de brandweer overal bij kon, waren er al. Naaldbomen worden nu sneller vervangen door loofbomen, die branden minder snel. En door schapen te laten grazen, wordt vegetatie kort gehouden en minder brandbaar. „Het vernatten van natuurgebieden is een maatregel die écht zoden aan de dijk zet”, zegt Brouwer, maar dat is ook heel moeilijk: een grondwaterpeil is niet snel verhoogd.

Lees ook

‘Dit is niet louter een bosbrandcrisis’,
zegt de fysisch geograaf.
‘Dit is een klimaatcrisis’

Rook stijgt op van een bosbrand in het westen van Canada, 19 juli. Het land kampt deze zomer met grote bosbranden.

Vuurhaarden bij de grote natuurbrand in de Mariapeel, nabij Deurne, in 2020.
Foto Rob Engelaar / Hollandse Hoogte

Moeilijk

In Portugal kwamen vorige week zeven mensen om het leven door tientallen grote natuurbranden, waar de brandweer geen grip op kreeg. Ook staan grote delen van Brazilië in brand – alleen al een gebied ter grootte van 1,2 keer Nederland brandde af in augustus. Delen van Canada en Griekenland smeulden lang, na grote natuurbranden deze zomer. Nederland beleefde een relatief kalm natuurbrandseizoen. Maar dat kan volgend jaar zomaar anders verlopen.

„We hadden een natte zomer, maar ook een warme winter”, zegt Jelmer Dam, landelijk coördinator natuurbrandbeheersing vanuit het Nederlands Instituut voor Publieke Veiligheid (NIPV). De zomer van 2024 was zelfs wereldwijd de warmste ooit. „Daardoor groeide er meer vegetatie, zoals grassen en planten: meer brandstof voor een toekomstige brand.” Het maakt zijn werk moeilijk, zegt Dam. „Door de vele regen in Nederland dit jaar verslapt de aandacht voor natuurbranden, terwijl het risico voor komend voorjaar is vergroot.”

„Daarom moeten we erover praten, juist wanneer er niets in brand staat”, zegt natuurbrandexpert Cathelijne Stoof (Wageningen University). Al jaren doet ze onderzoek naar de risico’s en gevolgen van natuurbranden en ze kijkt ook specifiek naar Nederland. Uit gegevens van haar en van de brandweer blijkt dat in Nederland tussen 2017 en 2022 3.667 branden woedden en jaarlijks gemiddeld 405 hectare land verbrandt, een oppervlakte vergelijkbaar met achthonderd voetbalvelden. „Als we niet overvallen willen worden, moet het onderdeel worden van ons collectieve bewustzijn.”

Herten rennen door de Deurnese Peel, het nablussen van dit gebied duurde weken.
Foto Robin Utrecht

‘Kwetsbaar’

De brand in De Meinweg was een alarmbel voor Nederland – samen met de natuurbrand in de Deurnsche Peel, die op dezelfde dag begon en ondergronds zelfs wekenlang bleef smeulen. Daar brandde 710 hectare af, waarmee het de grootste natuurbrand van Nederland werd van de afgelopen vijftig jaar. „Niemand had ooit zoiets meegemaakt”, zegt Brouwer, die in 2020 snel ter plekke was in De Meinweg. „Toen stond ik ook op dit pad en zag ik de brand daarachter die bosranden.” Hij wijst naar een flink eind verderop. „In tien minuten was de brand hier, dat maakte echt indruk. Zoiets moet je zien om je te kunnen realiseren hoe snel een grote brand zich kan verplaatsen.”

„Nederland is heel dichtbevolkt, dat maakt ons kwetsbaar”, zegt Stoof, die de vergelijking maakt met landen waar vooral uitgestrekte en bijna onbewoonbare gebieden afbranden. „Wij recreëren in de natuur, we wonen in de natuur. We bouwen zorginstellingen in de natuur. Dat maakt ook dat zelfs een kleine brand tot schade en slachtoffers kan leiden.”

Door alle regen verslapt de aandacht voor natuurbranden, terwijl het risico voor komend voorjaar is vergroot

Jelmer Dam
Nederlands Instituut voor Publieke Veiligheid

Dus zijn maatregelen nodig. En daarvan is iedereen die werkt met natuurbranden, inclusief de overheid, doordrongen. In het voorjaar maakte toenmalig natuurminister Christianne van der Wal (VVD) bekend dat Nederland 70 miljoen euro uittrekt om natuurbranden te voorkomen en bestrijden. Van dat geld moet een expertisecentrum komen en een convenant gesloten worden. Maar betrokkenen hopen dat het meeste geld gaat naar terreinbeheerders, om natuurgebieden zo in te richten dat ze minder makkelijk in brand vliegen.

Want daar is de grootste winst te behalen, zegt Miriam Nienhuis, directeur van de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE). „Het gaat om duizenden hectares, alleen de mensen die terreinen goed kennen, weten waar gebieden kwetsbaar zijn.” Hoeveel procent van het natuur- en bosgebied in Nederland goed is voorbereid op brand, heeft Nienhuis niet in beeld. „Alleen al dat in kaart brengen van dat geld, is heel nuttig.”

Jelmer Dam van het NIPV beaamt dat volmondig: „Internationaal en bij ons ligt de nadruk op het bestrijden van branden. In Nederland gaat daarom ruim 80 procent van de aandacht naar bestrijding en 20 procent naar terreinbeheer. Dat zou omgekeerd moeten zijn”, zegt Dam, die wijst op ondersteunend internationaal onderzoek. „Landschapsbeheer zou echt de hoofdmoot moeten zijn.”

In april 2020 wist de brandweer het vuur net te stoppen voordat het de naaldbossen van het Duitse deel van De Meinweg bereikte.
Foto Sascha Steinbach

Water

Dat is niet eenvoudig in het versnipperde Nederland. „Als je alle partijen optelt – álle eigenaren met land – kom je uit op ettelijke tienduizenden betrokkenen”, zegt Dam. En die hebben verschillende belangen. „Zo moet een particulier geld verdienen met zijn terrein en dan is het maken van bijvoorbeeld een brandgang al gauw inkomstenderving.”

Maar ook: „Als het langdurig droog is, zie je langs snelwegen de grassen vergelen”, zegt Dam. „Daarin zie ik dat sappige, groene gras, een brandvertrager, veranderen in een brandversneller.” Een ongeluk op de snelweg kan zo al gauw leiden tot brand. „Wij vragen wegbeheerders dan om bermen te maaien en het gemaaide gras af te voeren, voor de veiligheid. Maar dat gaat lijnrecht in tegen de belangen van bijvoorbeeld de Vlinderstichting.”

Nederland weet alles over water en is doordrongen van de risico’s die het met zich meebrengt, vooral als het over overstromingen gaat. Over vuur is juist heel weinig kennis. „Veel specialistische kennis is verdwenen”, zegt natuurbranddeskundige Stoof van de Wageningen University. „Decennialang hielden we alle statistieken bij en wisten we juist heel veel over natuurbrand, maar in 1994 werd gestopt met het verzamelen van gegevens.” Omdat, denkt Stoof, men destijds vond dat Nederland zó goed was geworden in brandbestrijding, dat nieuwe kennis niet meer nodig was. Zelf is ze daar sinds 2017 weer mee begonnen.

Vuurcultuur

Stoof pleit hartstochtelijk voor een nieuwe vuurcultuur in Nederland. „Vuur is een natuurlijk proces en uiteindelijk gaat het erom: hoe kun je ermee leven?”, zegt ze. „De vraag die we vooral moeten beantwoorden is: waar willen we dat het brandt, hoe willen we dat het brandt en hoeveel mag verbranden? We zullen brand moeten accepteren, maar wel onder onze eigen voorwaarden. Dus zorgen dat het niet onbeheersbaar wordt.”

Vuur aansteken dus, om grotere branden te voorkomen. Vroeger was dat staande praktijk in Nederland, het inzetten van gecontroleerde terreinbrand. „Vooral in de winter, als de ondergrond bevroren was, zodat vuur alleen de vegetatie aan de bovenkant wegbrandde”, zegt Tiemen Brouwer. „Maar de winters worden warmer, dus kan het niet vaak meer. Daarmee verdwijnt ook de kennis over hoe je dit op een verantwoorde manier kunt doen.”

Bij een vuurcultuur kan Tiemen Brouwer zich vooralsnog niet veel voorstellen. Hij loopt over De Meinweg met zijn blik vooral gericht op een nieuwe brand voorkomen. Maar dat de natuur veerkrachtig is en soms mooier terugkomt na een brand, wil hij wel graag vertellen – al speelt de natte zomer hier de grootste rol. „De Meinweg lag er in jaren niet zo mooi bij.”

Lees ook

Door opwarming is er meer bliksem. Daardoor zijn er meer natuurbranden, die weer voor opwarming zorgen

Samengesteld beeld van bliksemschichten in Californië.


Het kabinet bezuinigt niet op universitaire banen maar op onderzoeksbeurzen. De schade blijft even groot, zeggen universiteiten

Drie ton voor onderzoek, te besteden in zes jaar tijd – naar eigen inzicht. Dat bedrag kreeg Matthijs Korevaar (31) vorig jaar door de Erasmus Universiteit toegewezen als startersbeurs. De universitair docent economie wist meteen waar hij het geld aan wilde uitgeven: onderzoek naar de woningmarkt. „Je kunt het geld bijvoorbeeld gebruiken om een promovendus aan te nemen, met wie je samenwerkt”, vertelt hij. „Daarnaast wil ik het besteden aan het aankopen van extra databestanden.”

De startersbeurzen voor jonge wetenschappers werden in 2022 ingesteld door het vorige kabinet. Daarnaast kwamen er stimuleringsbeurzen voor meer ervaren wetenschappers. Ze maakten deel uit van een bestuursakkoord dat toenmalig minister Robbert Dijkgraaf (D66, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) sloot met universiteiten en hogescholen. Hij maakte ook geld vrij voor 1.200 extra banen. Door de hoge studentenaantallen lag in het hoger onderwijs steeds meer nadruk op lesgeven en was de werkdruk hoog. Nu kwam er meer ruimte voor onderzoek.

Maar het akkoord heeft niet lang standgehouden. De nieuwe minister, Eppo Bruins (NSC) schrapt beide beurzen vanaf volgend jaar. In de OCW-begroting 2025 staat dat ze „in de praktijk uitvoeringstechnisch complex” waren en dat er „geen eenduidige evidentie [is] dat ze een effectief middel zijn om de werkdruk voldoende te verlagen”. Een voorbarige conclusie, vindt Korevaar, die in Rotterdam met anderen aan het onderzoeken was hoe het geld het beste kon worden ingezet. „De beurzen bestaan pas twee jaar. Voor conclusies is het nog te vroeg.”

Lood om oud ijzer

De minister bespaart vanaf 2025 175 miljoen euro per jaar door de onderzoeksbeurzen af te schaffen. Daarvan konden tussen de 1.300 en 1.700 beurzen worden betaald, afhankelijk van de toegekende bedragen. Hij wil het geld nu inzetten om de 1.200 banen te behouden. Die zouden per 2026 sneuvelen, was eerst het plan.

Naast die bezuiniging wil het kabinet besparen door het aantal internationale studenten terug te dringen, studenten die langer doen over hun studie meer collegegeld te laten betalen (de ‘langstudeerboete’) en te korten op het Fonds Wetenschap en Onderzoek. Opgeteld heeft het kabinet op hoger onderwijs en onderzoek bezuinigingen ingeboekt die oplopen tot ruim 1 miljard euro per jaar. Van dat bedrag kan niet afgeweken worden, zei Bruins, ook al noemde hij de bezuinigingen „lelijk”.

De dreiging dat er 1.200 banen zouden verdwijnen leidde tot protest in de wetenschappelijke wereld. Toch is daar nu geen blijdschap te bespeuren over de redding. „Het inwisselen van de ene bezuiniging voor de andere doet nauwelijks iets af aan de totale schade. Dat is lood om oud ijzer”, zegt Caspar van den Berg, voormalig VVD-senator en sinds 1 juni voorzitter van Universiteiten van Nederland (UNL). Hij wijst naar het rapport van de Italiaanse oud-premier Mario Draghi, die de Europese landen eerder deze maand opriep radicaal te investeren in kennis en innovatie, om de race niet te verliezen van China en de Verenigde Staten. „Het kabinet doet precies het tegenovergestelde”, zegt Van den Berg.

Volgens Marcel Levi, voorzitter van de Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Kenniscoalitie, een samenwerkingsverband voor innovatie, betekenen de bezuinigingen dat er aan universiteiten bijna geen mogelijkheid meer is om onderzoek gefinancierd te krijgen. „Wij verstrekken als NWO ook beurzen, maar wij kunnen maar 10 procent van de aanvragen honoreren. Dat is internationaal gezien een zeer laag percentage. Zelfs excellente aanvragen moeten we afwijzen.”

Onbetrouwbare overheid

De minister heeft ervoor gekozen de starters- en stimuleringsbeurzen te schrappen „na overleg met verschillende partijen uit de wetenschap”. UNL-voorzitter Van den Berg zegt dat het idee zeker niet van hem afkomstig is: „Deze bezuiniging komt zelfs nog harder aan omdat de beurzen niet in 2026 maar al vanaf 2025 worden geschrapt. Het kabinet haalt onderzoeksgeld weg dat al is toegekend aan jonge onderzoekers en brengt daarmee universiteiten direct in de problemen.”

Drie universiteiten worden extra hard geraakt: de Erasmus Universiteit in Rotterdam, Maastricht University en Tilburg University. Zij krijgen relatief meer starters- en stimuleringsbeurzen omdat zij door historische afspraken een lagere bijdrage van het Rijk (in jargon ‘vaste voet’) ontvangen.

Lees ook

1 miljard euro minder? Universiteiten houden rekening met het zwartste scenario

Studenten en docenten van universiteiten en hogescholen protesteerden op zaterdag 22 juni in Utrecht tegen de bezuinigingen op hoger onderwijs en onderzoek.

Voor de Erasmus Universiteit valt volgend jaar 39 miljoen euro aan beurzen weg. „De overheid toont zich een onbetrouwbare partner”, zegt Annelien Bredenoord, voorzitter van het college van bestuur. „We hebben drie jaar geleden afspraken gemaakt in het bestuursakkoord en de nieuwe minister zegt die nu eenzijdig op. We zullen samen met de andere universiteiten kijken of we het toegezegde geld alsnog juridisch kunnen afdwingen.” De beurzen per 2025 stopzetten is onmogelijk, zegt zij. „Dat is over drie maanden. We hebben een deel al toegekend en mensen hebben voorbereidingen getroffen om met hun onderzoek te beginnen.”

Wim van de Donk, rector magnificus en voorzitter van het college van bestuur van Tilburg University, die 13,5 miljoen euro aan startersbeurzen verliest, vertrouwt erop dat de universiteiten samen met het ministerie tot een oplossing zullen komen. „De afspraak was dat er op termijn een nieuw financieringsmodel zou komen, waarbij de ongelijkheid zou worden rechtgetrokken. Tot die tijd werd dat gedaan via de beurzen die nu helaas sneuvelen. Tilburg kreeg jaarlijks 7,6 miljoen extra, dat was een gemeenschappelijke afspraak. We zullen elkaar nu ook vasthouden.”

Maar dat is slechts een oplossing voor de korte termijn, zegt hij. „Als je goede mensen voor de universiteiten wilt houden in Nederland, moet je geen onbetrouwbare werkgever zijn en geen jojobeleid voeren. Jong talent kan overal ter wereld terecht. Daar maak ik me echt zorgen over.”


Op je fatbike een helm op? Macy (14) belandde al een keer in het ziekenhuis. Maar ‘een helm is lelijk en verpest mijn haar’

‘NEE!” „NEE!” „NÉÉÉÉ!!” Een groepje tieners roept door elkaar heen, gevraagd naar hun mening over een helmplicht voor fatbikes. „Schrijf maar op dat hier zeven mensen tégen zijn!”, zegt Melchior (14). „Van die elektrische omafietsen hoeven óók geen helm op!”, zegt Macy (14).

Ze hangen bij een betonnen bankje rondom een boom, tegenover hun middelbare school in Almere. Twee zwarte fatbikes staan in het midden van de groep. Daar wordt een beetje op geleund en gezeten. Het zijn de pronkstukken. Deze zijn van Macy en Orlando (12). Die van Melchior staat thuis. De ‘gewone’ fietsen staan om de groep heen geparkeerd.

Dinsdag stemt de Tweede Kamer over een helmplicht voor fatbikes. Er gebeuren steeds meer (ernstige) ongelukken mee. In 2023 werden er 59 fatbike-ongevallen genoteerd in het Letsel Informatie Systeem van dertien spoedeisendehulp-afdelingen van ziekenhuizen. Na het eerste halfjaar van 2024 staat de teller al op 140, blijkt deze maandag uit nieuwe cijfers. 47 procent van fatbikeslachtoffers is tussen de 12 en 15 jaar oud. Artsen zien dwarslaesies, schedelbasisfracturen, ontvelde benen en armen.

Melchior vindt een helm onzin. „Als je gewoon 25 kilometer per uur gaat [de maximaal toegestane snelheid van een fatbike], is het prima. Dan is het eigenlijk gewoon een normale elektrische fiets. Tenminste, als ik ’m niet opvoer, gaat-ie 25…”

Macy lacht. „Af en toe.”

Melchior: „Ja, af en toe gaat-ie 25.”

„Kijk!” roept Vince (13). Hij loopt naar zijn omafiets die op een klapstandaard staat, knielt en begint driftig aan één van de trappers te draaien. „Deze gaat nu ook harder dan 25! Dus dan zou je hiervoor ook een helm op moeten!”

„Die meneer gaat ook best hard!” Macy wijst naar een oudere man, die op een elektrische fiets over het fietspad voor de school fietst. Daar schieten ook steeds leerlingen op fatbikes voorbij. Dan klinkt een zacht, zoemend geluid.

Lees ook

De fatbike is voor kinderen ‘een extreem gevaarlijk apparaat’, zegt de traumachirurg

Twee jongeren rijden met een fatbike door Dordrecht. Foto Jeffrey Groeneweg/ ANP / HH

‘Álles kan harder dan 25 km p/u’

Vince: „Álles kan harder dan 25 kilometer per uur. Ik kan ook harder rennen dan 25.”

Macy: „Dat hoop jij.”

De minister die over verkeersveiligheid gaat, Barry Madlener (Infrastructuur en Waterstaat, PVV), voelde in augustus nog weinig voor extra regels voor fatbikes. „Laten we niet alle fatbikegebruikers categoriseren als een groep asociale weggebruikers”, zei hij tegen het AD. Maar in de Tweede Kamer werd de roep om maatregelen luider en luider. En toen partijgenoot en Kamerlid Hidde Heutink begin september op X een oproep deed om in te grijpen, maakte Madlener een draai.

Hij ligt nog wel in de clinch met de Kamer over de invulling van die maatregelen, zoals de helmplicht. Daartoe roepen PVV en NSC op in een motie waarover dinsdag gestemd wordt, en waarvoor zich een meerderheid heeft afgetekend. Zij willen specifiek voor de fatbike een helmplicht. De minister zei anderhalve week geleden in een debat over verkeersveiligheid dat het ineffectief is om een onderscheid te maken tussen fatbikes en andere elektrische fietsen. „Dan krijg je straks een slimbike of een fiets met een ander zadel. […] Als we ons richten op het nu, dan hebben we een succes op de heel korte termijn, maar op de lange termijn heeft dat echt weinig zin.”

De indieners van de motie willen dat hij meer tijd neemt om te onderzoeken hoe dit onderscheid wél te maken valt. Of en wanneer er eenhelmplicht voor fatbikerijders komt, valt nog niet te zeggen.

Even bewusteloos

„Een helm is lelijk en verpest gewoon mijn haar”, zegt Macy. De onderkant van haar steile, blonde haar valt in de capuchon van haar gewatteerde jas. „En het ziet er gewoon een beetje dom… Wat voor helm verwachten ze eigenlijk dat we gaan dragen? Zo’n fietshelm of zo’n scooterhelm met een klepje? Een scooterhelm wil ik op zich wel, want dan krijg je geen druppels in je gezicht als het regent.”

„Dan wordt toch heel je make-up uitgesmeerd als je ’m af doet?”, zegt Liv (13).

Macy is even stil. „Oooooh, dat is waar. En mijn haar!”

Of hun ouders het niet eng vinden, hun kinderen op zo’n snelle fiets? „Jawel!”, roepen de tieners in koor.

Lees ook

Hard gaan zonder helm op het fietspad – rijden als een koning op de fatbike

Hard gaan zonder helm op het fietspad – rijden als een koning op de fatbike

Macy wijst naar de afgebroken versnellingen op haar stuur en daarna tilt ze haar kin omhoog. Er is een groot litteken te zien. „Ik heb een hechting hier. En was even bewusteloos toen het gebeurde.” Jade toont op haar telefoon een filmpje waarin Macy de flinke jaap op haar kin laat zien.

Macy had een vriendin achterop. Ze wilden een bekende inhalen die al was weggereden op de scooter. Macy kreeg de slappe lach en begon te slingeren. Haar vriendin viel op haar hoofd, maar had gelukkig niets. Macy moest naar het ziekenhuis, voor haar kin. Nu rijdt ze voorzichtiger. Ze neemt liever niemand meer achterop haar fatbike en als ze zelf achterop zit, schreeuwt ze vaak „remmen, remmen!” als het te hard gaat.

De vrienden gaan ervandoor. Vince met zijn omafiets. „Zonder versnellingen, niks! Gewoon lekker ouderwets.” Hij zou wel graag een fatbike willen.

„Met een fatbike ben je niet per se geliefder, maar het ziet er wel stoerder uit”, zegt Liv. Dus als een jongen een fatbike heeft, is hij leuker dan wanneer hij er géén heeft? Liv knikt hevig, terwijl ze de zoete rook van haar vape uitblaast.

Vince: „Maar het maakt je geen ander persoon!”

De achternamen van de tieners zijn bekend bij de redactie.


IND werkt met ingrijpend nieuw toelatingsbeleid: ‘Asielzoeker moet nu zélf aantonen dat hij gevaar loopt’

‘Jullie zijn een van de laatste klassen”, zegt cursusleider Marco, staand voor een groot whiteboard. „We liggen goed op koers.” In een kaal lokaal in het Utrechtse kantoor van immigratiedienst IND zitten zo’n twintig beslisambtenaren. De tafeltjes staan opgesteld in een groot vierkant.

Voorin het lokaal schrijft Marco een woord op het bord: „Asielmotief.” Dát is waar de beslisambtenaren nadrukkelijker op moeten toetsen, zegt hij. Waarom zoeken asielzoekers in Nederland bescherming? En vooral: kunnen ze dat motief bewijzen?

Officiële documenten, zegt Marco, daar draait het om. Te vaak laten ambtenaren zich overtuigen door twijfelachtige stukken. „Puur menselijk is het”, zegt Marco, „dat je je laat imponeren door documenten die op tafel worden gelegd. Maar al die briefjes, halve arrestatiebevelen, foto’s, filmpjes en krantenknipsels, voldoen vaak niet aan de eisen.”

De IND-medewerkers krijgen deze ochtend les over een weinig bekende maar ingrijpende wijziging van het toelatingsbeleid. Sinds deze zomer beoordeelt de dienst asielaanvragen aan de hand van nieuwe instructies. Het gaat volgens Vluchtelingenwerk om „de grootste beleidswijziging in tien jaar tijd”.

Lees ook

Aan de grens van Duitsland: ‘Er is hier geen slagboom meer en die gaat er maandag ook niet zijn. Hoe willen ze dat doen?’

De grensovergang tussen Duitsland en Nederland bij Glanerbrug in 2024.

Bewijslast bij de asielzoeker

Langzaam worden de effecten van de wijziging zichtbaar: asielzoekers uit onveilige landen als Syrië, Afghanistan en Jemen ontvingen afgelopen weken een afwijzing. Volgens Vluchtelingenwerk gaat het om asielzoekers die voorheen wél zouden kunnen rekenen op een verblijfsvergunning.

Hoe dat kan? De kern van de wijziging, legt Marco de beslisambtenaren in het zaaltje uit, zit hem in de bewijslast. Onder druk van de rechtspraak moest de IND afgelopen jaren steeds beter motiveren waarom een asielzoeker niet in aanmerking zou komen voor bescherming. In de nieuwe werkinstructie is dat omgedraaid, zegt Marco: „Nu is het meer aan de vreemdeling zélf om aan te tonen dat hij iets te vrezen heeft.”

Als de asielzoeker dat niet kan bewijzen met officiële documenten dan wordt het verhaal van de aanvrager voortaan op een strengere manier getoetst. Meer dan voorheen moet de asielzoeker bijvoorbeeld verklaren waarom hij in Nederland en niet elders bescherming heeft aangevraagd. „Als iemand met een reisverhaal aankomt dat hij eerst een paar maanden in Italië wijndruiven ging stampen, daarna in Duitsland de Riesling ook wel leuk vond en toen pas naar Nederland kwam, dan zegt dat iets over zijn oprechtheid”, aldus Marco. „Dan heb je langere tijd in andere landen verbleven waar je óók prima asiel kon aanvragen. Als je daar geen goede verklaring voor kunt gegeven, leidt dat tot een ongeloofwaardigheidsverklaring van het asielmotief.”

Tegelijk is het zogenaamde risicogroepenbeleid afgeschaft. Voorheen kregen bijvoorbeeld afvallige moslims uit Iran of lhbti’ers uit Afghanistan gemakkelijker asiel toegekend, omdat bekend is dat leden van dergelijke groepen in die landen gevaar lopen. In de nieuwe situatie moeten ook deze vluchtelingen individueel aantonen dat zij bij terugkeer gevaar lopen.

Een IND’er vraagt: ‘Moet dit van de politiek?’ Nou, zegt de cursusleider: ‘De áánleiding is wel politiek’

Het voordeel van de twijfel

De beslismedewerkers in het IND-klasje hebben de nodige vragen. „Wat is hier de bedoeling van?”, vraagt een cursist. „Moet het aantal inwilligingen naar beneden?” Een ander: „Moet dit van de politiek?” Nou, zegt cursusleider Marco: „De áánleiding is wel politiek.”

Het begon allemaal met een politieke discussie. In 2022 publiceerde de IND cijfers waaruit bleek dat Nederland fors meer asielaanvragen inwilligde dan Europese buurlanden. Uit vervolgonderzoek van de dienst kwam naar voren dat het gros van de inwilligingen vluchtelingen uit Syrië, Jemen, Turkije, Afghanistan en Irak betreft.

Was het Nederlandse beleid voor deze landen dan zo veel softer? Alleen voor politiek vluchtelingen uit Turkije lijkt dat het geval, concludeerden de onderzoekers. Dat kon de grote verschillen niet verklaren. Als voornaamste oorzaak zagen de onderzoekers een taskforce. Die was in 2020 ingesteld door VVD-staatssecretaris Ankie Broekers-Knol om de achterstanden bij de immigratiedienst weg te werken. De groep mocht hiervoor „alle mogelijk denkbare en desnoods onconventionele maatregelen” treffen. In de praktijk betekende dat: zoveel mogelijk asielzoekers het voordeel van de twijfel geven tijdens de beoordeling van hun aanvraag. Die werkwijze werd voortgezet nadat de taskforce werd opgeheven.

Trots meldde Broekers-Knol in 2021 in een brief aan de Tweede Kamer dat de taskforce „de omvangrijke en langjarige achterstand” in korte tijd had weggewerkt. Het gevolg – dat het aantal inwilligingen rap steeg – stond níét in de Kamerbrief vermeld. Vóór de taskforce week het Nederlandse inwilligingscijfer niet af van dat van de rest van Europa. Gemiddeld zo’n vier op de tien asielverzoeken werd gehonoreerd. Nadat de taskforce in 2020 aan het werk was gegaan, liep dat op tot 63 procent, het jaar daarop tot 73 procent en nog een jaar later tot 85 procent. Terwijl deze percentages in de rest van Europa nauwelijks stegen.

Nadat het IND-onderzoek deze oorzaak had blootgelegd, vroeg VVD-Kamerlid Ruben Brekelmans de regering om opheldering. Niet over de taskforce, die onder bewind van de VVD was ingesteld, maar over het héle toelatingsbeleid, dat van Brekelmans op de schop moest. In een aangenomen motie vroeg hij voortaan „de bewijslast zoveel mogelijk bij de asielzoeker neer te leggen”. Dat regelde VVD-staatssecretaris Eric van der Burg met het aanpassen van het groepenbeleid en de nieuwe werkinstructie die deze zomer, vlak voor het aantreden van het nieuwe kabinet, van kracht werd.

Lees ook

De IND-ambtenaar zit klem tussen wetten, regels en instructies

Een vluchteling loopt langs de weg in de buurt van het azc in Ter Apel.

Besnijdenissen

Die werkinstructie leidt nu al tot meer afwijzingen van asielzoekers uit onveilige landen, zegt Vluchtelingenwerk. De juristen van deze organisatie adviseren advocaten in asielprocedures en zijn daardoor op de hoogte van de toepassing van de nieuwe werkinstructie.

Een van de afwijzingen gaat om een moeder die met haar kinderen Jemen ontvluchtte, uit angst dat haar dochters zouden worden besneden. Bekend is dat dit in haar regio veel voorkomt. Op grond van het nieuwe beleid werd ze afgewezen. „De IND verlangde dat ze een document kon overleggen waaruit zou blijken dat haar dochters zouden worden besneden”, zegt haar advocaat Ruth Achttienribbe. „Dat kon ze niet. Zoiets wordt natuurlijk niet per brief aangekondigd.”

Nu pikt men iets uit het asielverhaal wat ongeloofwaardig zou zijn en verbindt daar direct een afwijzing aan

Vivian Oliana
advocaat

Christenen uit Iran

Een Iraans echtpaar dat zich tot het christendom zou hebben bekeerd, kreeg ook geen asiel. Een voorname reden voor de afwijzing vormde het feit dat ze op een vals paspoort naar Nederland waren gekomen. Dit zou volgens de nieuwe werkinstructie hun héle asielverhaal twijfelachtig maken – en leidde dus tot een afwijzing.

De advocaat van het echtpaar, Vivian Oliana, zegt dat deze redenering tekenend is voor het nieuwe IND-beleid. „Tot voor kort werd het asielverhaal in samenhang beoordeeld. Nu pikt men er iets uit wat ongeloofwaardig zou zijn en verbindt daar een afwijzing aan.”

Het Iraanse echtpaar kreeg afgelopen donderdag van de rechter gelijk; de IND moet hun aanvraag opnieuw beoordelen. Het nieuwe beleid is niet zonder risico’s, zegt Oliana. „Het betekent dat je mensen gaat terugsturen naar landen waarvan je weet dat ze daar kans lopen op vervolging. Dat is heel kwalijk.”

‘Niets te vrezen’

„Je kunt er op verschillende manieren naar kijken”, zegt cursusleider Marco op het IND-kantoor over de nieuwe manier van beoordelen van asielverzoeken uit risicogroepen. „Wij vinden dat we in sommige zaken misschien te snel hebben gezegd: jij behoort tot een risicogroep, dus je krijgt bescherming. Terwijl sommige mensen tot een risicogroep behoren, maar niets te vrezen hebben.”

Heeft hij daar een voorbeeld van?

De cursusleider hoeft niet lang na te denken: „De bahai.”

Dat is een onderdrukte minderheid in Iran. Voorheen kregen ze als risicogroep gemakkelijker asiel, maar het nieuwe beleid biedt de mogelijkheid om goed naar de individuele risico’s te kijken, vertelt de cursusleider. „Ben jij een derde generatie bahai die gewoon in Teheran woont en weinig uiting geeft aan je geloof? Dan maakt dat veel uit voor de kans die je loopt op vervolging. En dan kan het zo zijn dat we nu tot de conclusie komen dat je eigenlijk niets te vrezen hebt.”

Lees ook

Ambtenaren noemden asielcrisis ‘juridisch en politiek onverdedigbaar’, maar kabinet drukte door

Zwartgelakte stukken met ambtenarenadviezen in een prullenbak op de tweede dag van de Algemene Politieke Beschouwingen.


John Berends over provinciehuis Gelderland: ‘In de organisatie zit rancune naar mij’

In een exclusief interview met De Gelderlander, uit John Berends zondag kritiek op de provinciale organisatie waar hij jaren werkte. Berends was de commissaris van de koning in Gelderland. In september vorig jaar legde hij zijn taken neer na beschuldigingen van grensoverschrijdend gedrag.

De 68-jarige Berends noemt de organisatie „hoogprofessioneel” maar „met weinig politieke-bestuurlijke antenne”. Berends trad in 2019 aan en werd gevraagd veranderingen door te voeren. In zijn pogingen dat te realiseren, voelde hij tegenwerking. „Ik heb het management niet voor me gewonnen”, zegt hij.

Vorig jaar berichtte De Gelderlander op basis van anonieme gesprekken met meerdere ambtenaren over een pestcultuur binnen het provinciehuis. Berends zou zich schuldig hebben gemaakt aan roddelen, verbale intimidatie en in sommige gevallen fysiek grensoverschrijdend gedrag. KPMG deed onderzoek naar de aantijgingen, maar vond geen bewijs voor de beschuldigingen, aldus De Gelderlander. Wel werd hem „ongewenst gedrag” verweten en was een terugkeer onbespreekbaar.

In het gesprek met de regionale krant is Berends regelmatig verdedigend. In zijn antwoorden houdt hij vast aan het onderzoek dat KPMG deed naar de aantijgingen. „Grensoverschrijdend gedrag is niet aangetoond”, benadrukt hij meermaals. Op vragen of hij „onhandig” handelde, zegt Berends bijvoorbeeld: „met de wijsheid van nu misschien. Op dat moment stond ik volledig achter mijn beslissing”.

Dat Berends te veel en te snel veranderingen wilde doorvoeren, heeft volgens hem bijgedragen aan zijn „val”. Op pogingen tot contact met oud-medewerkers kwam geen reactie. Hem werd gevraagd interactie met oud-collega’s te vermijden. „In de organisatie zit rancune naar mij”, zegt hij.

Berends was sinds 2019 commissaris van de koning in Gelderland. Zijn taken werden waargenomen door de oud-burgemeester van Leiden, Henri Lenferink (PvdA).

Lees ook

Gelderse commissaris van de koning John Berends legt taken neer tijdens onderzoek naar wangedrag

De Gelderse commissaris van de koning John Berends staat de pers te woord na een vergadering over de beschuldigingen tegen hem, op 18 september in Arnhem.


Landgoedeigenaren Mieke en Agnes de Bruijn weten het zeker: ‘Men had de wolf van het begin af aan moeten afschieten’

‘Het zit ons hoog”, zegt Mieke de Bruijn (81) aan de keukentafel in haar rustieke landhuis op landgoed De Ploeg. „Hè, Ag?” Ze kijkt naar haar buurvrouw. „Zéér hoog”, zegt Agnes de Bruijn (80). De twee vrouwen, schoonzussen, hebben deze week met afgrijzen kennis genomen van de uitspraak door de rechter dat er, voor de zoveelste keer, vrijwel geen maatregelen mogen worden genomen tegen een wolf, dit keer een dier dat een meisje omver had gelopen en een hond had doodgebeten. „Ik snap die rechters niet”, zegt Mieke de Bruijn. „Weten ze wel waarover ze praten?” Ze neemt een plakje koek. „Mijn broer was ook rechter en die zei altijd dat je als rechter de wet moet volgen maar dat je ook je gezond verstand moet gebruiken.”

De dames wonen naast elkaar, ieder op een eigen landgoed in Wenum-Wiesel, naast Kroondomein Het Loo, even buiten Apeldoorn. Ze hebben nog geen wolf op hun terreinen gehad, naar eigen zeggen dankzij het vele wild op het Kroondomein, waar „enkele roedels wolven” zitten.

De rechterlijke uitspraak is volgens de vrouwen het zoveelste bewijs dat een deel van Nederland over onvoldoende kennis beschikt van het plattelandsleven, en niet beseft wat de komst van wolven teweeg brengt. Mieke de Bruijn: „Mensen in het westen van het land, of laten we zeggen die in een grote stad wonen, zijn meestal pro-wolf. Zij begrijpen niet dat het erg is als je een wei op loopt en ziet dat jouw beesten daar verscheurd liggen. We hebben hier ook een paar pinken lopen. Dan zeggen mensen: als jullie deze dieren toch naar de slacht brengen, is het toch niet erg wat de wolf doet? Dat hoor je om de haverklap.”

Uitleg van de wolvenconsulent

Agnes de Bruijn: „Ik ken een dierenarts die moest huilen toen hij dode en mishandelde schapen in een wei had zien liggen. Ik neem het de overheid persoonlijk hoogst kwalijk dat zij dit toelaat. Men had de wolf van het begin af aan moeten afschieten.”

Agnes de Bruijn: „Mijn schapen zijn mijn kinderen.”
Foto Wouter de Wilde

Mieke de Bruijn heeft op haar fraaie landgoed ongeveer dertig hectare weiland. Er lopen paarden en pony’s van andere mensen. „Wij worden geacht onze dieren te beschermen met wolfwerende rasters. Dat is veel te duur. Bovendien moeten die rasters vrij van onkruid blijven om er veel stroom op te zetten, anders schrikt de wolf niet genoeg. Dat is heel veel werk. Verder leven er in onze gebieden veel dassen, reeën, hazen en vossen. Waar moeten die blijven met al die hekken?”

Eerder heeft de familie De Bruijn overwogen rasters te plaatsen. Er was een wolvenconsulent naar het landgoed gekomen om tekst en uitleg te geven. Mieke de Bruijn: „Uiteindelijk zagen we dat niet zitten.”

Vorig jaar heeft de familie in een vergadering met ruim twintig houders van pensionpaarden dit besluit toegelicht en hun gevraagd een clausule te tekenen dat in geval van een aanval door de wolf het landgoed niet aansprakelijk kan worden gesteld. Allemaal hebben ze ingestemd. Mieke de Bruijn: „Mensen die in het buitengebied wonen, begrijpen dit.”

Er wordt gezegd dat we beter naar de dieren moeten luisteren. Maar dat doen wij al. Wij wonen tussen de dieren

Mieke de Bruijn
boerin

Agnes de Bruijn woont op haar eigen, kleinere landgoed, de Goudvink. Ze heeft vijf schapen. „Ik haal elke avond mijn schapen naar huis. En elke nacht sta ik op en laat mijn zes hondjes even buiten en laat hen flink blaffen. Want voor de wolf zijn schapen eenhapscrackers.”

Mieke en Agnes wonen naast elkaar, ieder op een eigen landgoed in Wenum-Wiesel, naast Kroondomein Het Loo, even buiten Apeldoorn.
Foto Wouter de Wilde

Mieke de Bruijn: „De wolven gaan eerst jouw schapen pakken. Daarna komen ze bij mijn pony’s.” Agnes de Bruijn: „Ik kan schapenhouders mijn weilanden niet aanbieden. Vanwege de wolf. Dat is toch schandalig? Mensen zeggen dat je dan maar geen schapen moet nemen. Terwijl het schattige dieren zijn. Het zijn mijn kinderen. Dat wordt je door de wolf afgenomen.”

‘Rancune jegens jagers’

Mieke de Bruijn woont al zestig jaar op boerderij De Ploeg in Wenum-Wiesel, naast Kroondomein Het Loo. Ze heeft drie kinderen. Gezamenlijk en gesteund door enkele medewerkers en vrijwilligers houden ze het landgoed draaiende. Ze was getrouwd met de broer van Agnes. Samen hadden ze een boerderij met melkvee. Haar man Frans is vier jaar geleden overleden.

Wat de vrouwen hoog zit, is dat er door de politiek en door de stedelingen, vooral in het westen van het land, niet naar hen wordt geluisterd. Agnes de Bruijn: „Ik ken iemand bij de televisie. Die zegt: kom maar niet naar een praatprogramma, want zodra je iets zegt tegen de wolf, word je afgekapt. De omroep is pro-wolf. Je wordt geboycot.”

Mieke de Bruijn: „Waar iedereen in het westen ook op tegen is, is de jacht. Rancune tegen jagers. Faunabeheer is volgens veel mensen niets anders dan een dekmantel om voor de lol beesten af te knallen. Mensen weten niet waar ze over praten. Jagers hebben een passie, zeker. Niet om er op los te knallen maar om het evenwicht in de natuur te bewaren. Er wordt tegenwoordig vaak gesteld dat wij mensen niet boven de dieren staan. Dat is misschien zo. Er wordt gezegd dat we beter naar de dieren moeten luisteren en kijken. Maar dat doen wij al. Wij wonen tussen de dieren. Wij staan wel naast de dieren. En we willen dat dieren het goed hebben. Dus als er te veel van een bepaalde soort komen, moeten die aantallen worden beperkt. Anders komt er honger, dan komen er ziektes.”

Zal ik u eens iets vertellen? Een wolf is slecht voor de natuur

Agnes de Bruijn
schapenhoudster

Tegenwerpingen

Het land van Mieke de Bruijn telt, naast ongeveer vijftien percelen weiland, een minicamping en een logeerkamer, paardenpensions, een zaal die je kunt huren en een voormalige gerestaureerde melkveestal. Plus twee geiten en een Duitse herder, Senna. Op het kleinere landgoed van Agnes de Bruijn, doorsneden door een beek, lopen zes hondjes en grazen vijf schapen in de weilanden.

De verslaggever werpt bij het relaas van de vrouwen tegen dat volgens deskundigen de natuur is gebaat bij de aanwezigheid van de wolf. Agnes de Bruijn: „Ach, zal ik u eens iets vertellen? Een wolf is slecht voor de natuur. Grazers zoals herten, reeën, moeflons en schapen zorgen dat er in dit gebied niet overal dennetjes opkomen. Die eten ze op. Als de wolf deze grazers verjaagt, staan hier alleen nog maar dennen. En geen mooi gras met vlindersoorten, vliegen en wormen.”

Foto Wouter de Wilde

Nog een tegenwerping: dat de wolf nu eenmaal Europees beschermd is. Mieke de Bruijn riposteert dat Europa niet overal hetzelfde is. „Over de wolf wordt altijd gezegd dat er weinig confrontaties met het dier zijn omdat het een heel schuw dier is. Maar in Nederland bestaat geen onderzoek naar wat er gebeurt met een wolf in zo’n dichtbevolkt land als Nederland. Die wordt na een paar jaar minder schuw.”

Agnes de Bruijn: „Een wolf heeft een hert per week nodig. Als hier het wild op is, pakken ze misschien een kind. Over twee jaar zul je zien dat het uit de hand loopt. En dan kan de overheid zich de ogen uit de kop schamen.”

Laatste tegenwerping: wolvendeskundigen beweren steevast dat veehouders hun dieren beter moeten beschermen en dat rasters heus wel helpen. Mieke de Bruijn: „Ik zou zeggen: laat deze wolvenmensen dan maar eens komen kijken en zeggen hoe wij dat zouden moeten doen.”

Agnes de Bruijn: „Zou u een hekwerk van twee meter om uw terrein willen?”

Mieke de Bruijn: „Het is geen gezicht. Het enige waar ik eventueel over zou willen nadenken, is een verplaatsbaar hek, om steeds een ander perceel. Zodat er voldoende ruimte overblijft voor de rest van het wild. Maar ja, als een wolf wil, kan hij er overheen, of onderdoor.”

Agnes de Bruijn: „Een wolf springt makkelijk over een hek van twee meter hoog.”

Mieke de Bruijn houdt haar vlakke hand boven de keukenvloer en vertelt dat ze ooit een Ierse terriër had. „Die nam een aanloop, klom tegen een hoog hek en kwam er overheen. En ik maar zien dat ik hem terug kreeg.”

Bij het afscheid wil Mieke de Bruijn nog kwijt dat als er binnenkort een wolf op het landgoed verschijnt, zij de pony’s uit de wei zal moeten weghalen en op stal zetten. „Dan kan ik mijn bedrijf wel opdoeken.”


Zelhem in de Achterhoek gunt het nieuwe kabinet voorlopig het voordeel van de twijfel

Je kunt er terecht voor een kop soep, een spelletje, een praatje. En voor hulp – bij het invullen van een formulier of om je leven opnieuw richting geven na een moeilijke tijd. Koektrommels, planten, een molen met inspirerende kaartjes; ‘Pluk het geluk’. Dit is de Dorpskamer van Zelhem, stichting voor „voorliggende zorg waar iedereen welkom is, zonder diagnose, zonder label”. Behalve in Zelhem zijn er in de Achterhoek nog twaalf Dorps- en Stadskamers.

Tegen de middag zijn er nog drie mensen. Eén van hen is een jonge vrouw die als vrijwilliger boodschappen doet voor stichting. Ze wil anoniem blijven maar wel vertellen wat haar dwars zit: het verschil in behandeling van Nederlanders en statushouders door overheid en gemeente.

„Toen ik hier wilde komen wonen, drie jaar geleden, kreeg ik een soort sollicitatiegesprek van de gemeente”, zegt ze. „Of ik wel wist waar ik aan begon, in deze gesloten gemeenschap, en of ik een auto had. Zo willen ze voorkomen dat mensen schrikken en snel weer vertrekken. Maar waarom moet ik me verantwoorden, terwijl statushouders meteen een urgentieverklaring en een vrijkomende woning krijgen? En zij blijven ook niet voor altijd.”

Vraag het de boer, de vrouw van de kledingwinkel, de verpleegster van de woonzorggroep – ze voelen zich in de verdrukking. Letterlijk, door gebrek aan ruimte om in te wonen of een bedrijf te runnen. Door regels of geldzorgen die ze onrechtvaardig vinden, door mensen die ‘niet van hier’ zijn, arm én rijk, en die een voorkeursbehandeling krijgen, of kopen. Ze voelen ook dat het hun gemeenschap onder druk zet. En wie de druk niet rechtstreeks zelf ervaart – de man van de schietbaan, de makelaar, de vrouw van de dierenopvang – noemt de politieke keuzes van hun buren „begrijpelijk”.

Landbouw, zorg, immigratie – althans ‘asiel’, waartoe het debat lijkt verengd – en wonen zijn kwesties waarop de vier partijen die nu de regeringscoalitie vormen groot inzetten bij de Tweede Kamer-verkiezingen. In de gemeente Bronckhorst (36.000 inwoners), waartoe Zelhem behoort, vonden ze, net als elders in Gelderland en Overijssel, massaal gehoor. Waar de vier partijen landelijk 56 procent van de stemmen haalden, was het in Bronckhorst 69 procent. Hier scoorden PVV, BBB, NSC en VVD in die volgorde op de eerste vier plaatsen, met PvdA/GL, die landelijk op twee eindigde, op vijf.

Bij een paar stembureaus in Bronck-horst, vlak bij elkaar, was een nog hogere piek te zien. Een ervan: Zelhem, een kwartiertje oostelijk van Doetinchem. In downtown Zelhem, een paar oude straten en nieuwere wijkjes rond de Lambertikerk en een snippertje horeca, in een schil van rijk en schraler boerenland, natuurgebied en vakantieparken, wonen een kleine 9.000 mensen.

In Zelhem wonen een kleine 9.000 mensen.
Foto Wouter de Wilde
Bronckhorst haalden de vier coalitiepartijen samen 69 procent van de stemmen.
Foto Wouter de Wilde
Het centrum van Zelhem in de Gelderse gemeente Bronckhorst, waar de coalitiepartijen PVV, BBB, NSC en VVD 69 procent van de stemmen haalden.
Foto Wouter de Wilde

In de aanloop naar Regeringsverklaring, Troonrede en Algemene Politieke Beschouwingen bleek al dat op een aantal van de grote dossiers gewekte verwachtingen niet zullen uitkomen om uiteenlopende redenen – geld, regelgeving, draagvlak. Daar staat een recente Ipsos-enquête tegenover met als uitkomst dat het vertrouwen in het kabinet onder coalitiestemmers juist is toegenomen.

Goede aanleiding om te peilen in wat je de ‘Coalitie-Belt‘ kunt noemen. Hoe is de stemming in Zelhem?

Stikstofellende

Het liefst had hij op zijn stembiljet twee vakjes rood gekleurd, zegt Ronald Beulink, als hij van zijn shovel is gestapt waarmee hij maïs aan het inkuilen was. Hij is lid van zowel BBB als NSC, maar uiteindelijk gaf „de sterke wil van [NSC-leider] Pieter Omtzigt om een beter bestuur te krijgen” de doorslag. Het ‘oude bestuur’ heeft hem tot wanhoop gedreven.

Beulinks „stikstofellende” begon in 2015, toen het melkquotum werd afgeschaft. Het gemengde bedrijf van zijn ouders (varkens en zestig koeien), zou hij voortzetten met alleen melkkoeien. Hij leende geld bij de bank voor een moderne stal met ruimte voor 180 koeien. Extra koeienmest: geen probleem; hij kon het mestquotum van de varkens overhevelen. Dacht Beulink. In plaats daarvan kreeg hij na gedoe over een ‘peildatum’ slechts ‘fosfaatrechten’ voor 80 koeien. „En dat kan niet uit.”

Bezwaarschriften, een beroep op een regeling voor ‘knelgevallen’, niets hielp. „Ik kreeg steeds te horen: ja het is erg, maar niet erg genoeg. Of: dit mag nooit weer gebeuren. Intussen veranderde er niets. Tegen een overheid, tegen politici die niet van fouten willen leren, geen verantwoordelijkheid nemen om te zien waarop hun rammelende wetgeving steeds vastloopt, is niet te vechten.”

Foto’s Wouter de Wilde

De melkveehouderij van Ronald Beulink

Acute mestcrisis

Dus is hij blij dat dit kabinet de boeren eindelijk „de ruimte wil geven”. Om meer mest uit te rijden „gegeven alle andere claims op landbouwgrond”. En om de „jaren van krimp in wettelijke zin” tegen te gaan. Maar intussen heeft BBB-landbouwminister Wiersma wel de miljarden van het stikstoffonds van het vorige kabinet geschrapt en heeft ze geen concreet plan om de acute mestcrisis op te lossen, behalve grosso modo het plan van haar voorganger. „Ik heb nooit het romantische idee gehad dat het roer meteen om zou gaan”, zegt Beulink voorzichtig. „Er zijn wetten en regels waar ook deze minister zich aan te houden heeft. Maar ik hou vertrouwen, hoop dat het stapje voor stapje gebeurt.”

En hij hoopt ook dat Wiersma zijn eigen ontheffingsverzoek welwillend bekijkt. Dan heeft hij in elk geval „een optie om meer koeien te nemen”, zegt hij. Al moet hij binnenkort misschien ook een bord met ‘te koop’ op zijn erf zetten.

Ik heb nooit het romantische idee gehad dat het roer meteen om zou gaan. Maar ik hou vertrouwen dat het stapje voor stapje gebeurt.

Ronald Beulink

Met ruim 18 procent van de stemmen werd BBB in Bronckorst tweede, na PVV (19,5 procent). „De boeren hadden hun hoop erop gevestigd”, zegt Wilfrieda Stam, predikant van de Lambertikerk, telefonisch. Het is haar vrije dag en ze volgt thuis de politieke beschouwingen. „Ik denk dat het in deze gemeenschap voor veel teleurstelling zal zorgen dat de coalitie al zoveel water bij de wijn heeft gedaan”, zegt ze.

In veel gesprekken in Zelhem keert het woord terug: ‘gemeenschap’, en ‘naoberschap’. Dat ‘nabuurschap’, dat vanouds bij boerengemeenschappen zonder grotestadsvoorzieningen in Oost-Nederland hoort, is het idee dat buren elkaar helpen, daartoe zelfs de plicht hebben. Je naober is dus niet alleen iemand die toevallig een boerderij verderop woont. Volgens dominee Stam is de solidariteit van ‘de buurt’ er nog steeds. „Toen er een paar jaar geleden zo veel sneeuw lag, brachten boeren met de trekker verzorgers naar oudere bewoners”, zegt ze. „Maar er is ook eenzaamheid, zien we als kerk.”

Vergrijzing

Net als elders rukken de winden van globalisering en technologie aan oude weefsels. Zeker in een hecht maar vergrijzend Zelhem is dat een probleem. „De druk op de samenleving is gigantisch”, zegt Monique van Stichting de Stadskamer. „De gemeenschap rust zwaar op vrijwilligers en naoberschap, maar hoe toekomstbestendig is dat? De vrijwilligers zijn veelal oud en jonge mensen kunnen dat niet zomaar overnemen.”

En dan is er de afstand. „Veel mensen hebben geen direct vangnet in de buurt. Omdat de zorg steeds verder wordt uitgekleed, vormen boerderijen op een half uur rijden van het dorp een uitdaging voor thuiszorginstanties. En er zijn hier mensen in de pensioenleeftijd die vanuit de Randstad naar een huis in deze mooie omgeving verhuizen. Ze rijden dan nog twee keer per week op en neer om op de kleinkinderen te passen, maar hebben geen familie in de buurt. Straks valt een van de twee om en hoe moet de ander het dan bolwerken? Wie moet daarvoor zorgen?”

Zelhelm is een hecht maar vergrijzend dorp
Foto Wouter de Wilde

Wie veel geld meebrengt kan bij Zelhem een door bos omzoomde boerderette kopen. „Thuiskomen begint zodra je de lange oprijlaan opdraait”, zegt de website van makelaarskantoor Van Zeeburg, Luimes & Lebbink. Als je het ‘sorteer op prijs’-pijltje nog eens aanklikt, zie je Hietland 34: drie slaapkamers, 108 vierkante meter aan een woonerfje. Met een vraagprijs van 319.000 euro behoort het tot de goedkoopste huizen in Zelhem. Behoorde, want makelaar Chantal Langermans-Wiegerinck heeft het zojuist verkocht.

„Er was enorm veel animo, vooral van starters. Uiteindelijk hadden we negen biedingen, allemaal boven de vraagprijs.” Het toont volgens haar de krapte van de markt en de „wanhoop” van starters. „Voor jongeren is er gewoon niets.”

Sinds 2014 gold de Achterhoek officieel als krimpregio. Toen zijn meerdere nieuwbouwprojecten afgeblazen. Maar de bevolking groeide er sinds 2016 toch licht – door vluchtelingen die er werden gehuisvest, en door de ‘trek uit het westen’. Intussen zijn er wel gemeentelijke nieuwbouwplannen. Daarvoor is de belangstelling nu ook al veel groter dan het aanbod. De grootste groep woningzoekers komt uit Zelhem zelf. Maar op de koopmarkt komen ze er niet tussen, zegt de makelaar. „Ze willen blijven, maar dat is lastig.”

Toekomstmuziek

Naar analogie van de ‘asielcrisis’ een ‘wooncrisis’ uitroepen, om met noodwetgeving snel veel woonruimte te scheppen, is niet nodig, zei premier Schoof tegen de Volkskrant. Het kan met bestaande plannen en afspraken, „waar we lagere overheden en investeerders aan houden”.

Maar het is hoe dan ook toekomstmuziek.

„Hoe harder je werkt, hoe groter en mooier je kunt wonen”, schreef NRC-columnist Floor Rusman kortgeleden. „Maar dat idee klopt niet meer.” Niet voor kopers en niet voor huurders. „Of je überhaupt een huis kunt vinden, hangt nu af van factoren die niets met verdienste te maken hebben. Hoe rijk je ouders zijn, of je een partner hebt, of je de juiste mensen kent, je plaats op een wachtlijst.” Haar hypothese: dit leidt tot minder solidariteit. Want wie wil er zonder „waarneembaar rechtvaardig verdelingsmechanisme” nog bijdragen aan het collectief? „Zo beschouwd is het niet gek dat mensen woedend worden als een kersverse statushouder een sociale huurwoning krijgt.” In de ‘deal’ tussen overheid en burger faalt de overheid „in haar deel (betaalbare volkshuisvesting), en vraagt burgers nog wel om hun deel (solidariteit).” Dit kan niet, schrijft Rusman. „Het nieuwe kabinet begrijpt dit, maar kijkt voor de oplossing vooral naar het tweede: die solidariteit mag wel wat minder. De spreidingswet wordt geschrapt, de asielcrisis uitgeroepen.”

Camping De Betteld, even buiten Zelhem, de grootste christelijke camping van Nederland
Foto Wouter de Wilde

EO-Jongerendag

Met 430 staanplaatsen is camping De Betteld, even buiten Zelhem, de grootste christelijke camping van Nederland. ’s Zomers staat het vol. „De sfeer van een EO-jongerendag”, zegt Bas Hobelman (37), die het bedrijf dit jaar van zijn ouders heeft overgenomen. ’s Winters is het stil en stond de jeugdherberg op het terrein toch leeg. Drie jaar lang zijn daar zo’n zeventig alleenstaande minderjarige vluchtelingen (amv) opgevangen, jongens en meisjes van twaalf tot zeventien jaar, met leerplicht. En met begeleiding en een voogd, wat hielp om aanvankelijke onrust te sussen. Hobelman: „We zeiden altijd tegen het dorp: bel ons als er een probleem is. Zo hoorden we dat ze over de binnenweg fietsten zonder licht. Toen hebben wij tegen het COA gezegd: ze moeten licht op hun fiets hebben.”

Hier ziet men dieren meer
als gebruiksvoorwerp

Petra Lesterade
Dierenopvang Noach

Hobelman stemde in november VVD. Maar de btw-verhoging van 9 naar 21 procent die de coalitie sindsdien heeft bedacht zit hem niet lekker. „Wij zijn als toeristische sector al hard geraakt: de inflatie was vorig jaar heel hoog, en nu komt er 12 procent btw die we bij de consument moeten leggen. Dat doet echt pijn, zeker omdat we vorig jaar al een stevige inflatiecorrectie hebben doorgevoerd.” En de regering meet met twee maten: „Wij betalen toeristenbelasting, de horeca niet. En de horeca krijgt ook geen btw-verhoging.”

Foto’s Wouter de Wilde

Links Petra Lesterade van dierenopvang Noach. Noach vangt verweesde dieren uit de natuur op, geen huisdieren.

Deze winter zal De Betteld geen amv’ers opvangen, heeft de gemeente bepaald. Onderwijs organiseren gedurende een paar maanden, heette te ingewikkeld. Bovendien komen er tachtig vaste opvangplekken in het nabijgelegen dorp Hengelo. Dat is vanaf 2025, maar er is al gemor over.

Met 440 stemmen of 1,7 procent eindigde de Partij voor de Dieren in Bronckhorst nog voor Forum voor Democratie, Volt, en zelfs de Christenunie en de SGP. Twee van die stemmen komen van Petra Lesterade (57) en haar man, die in Opvang Noach al 35 jaar verweesde dieren redden. Geen katten en honden, maar dieren die in de natuur leven. Dassenjongen van wie de moeder is overreden, hertenkalfjes, verlaten konijnenkinderen, ooit een ooievaar. Nu is het egeltjestijd, omdat de moeders sneuvelen onder de maaimachines of vergiftigde slakken eten. Dit jaar was een goed slakkenjaar.

„De dieren hebben geen stem, wij willen een tegengeluid laten horen. Want hier ziet men dieren meer als gebruiksvoorwerp”, zegt ze. Ze wil de verhoudingen goed houden; met haar buren praat ze weinig over politiek, „de kunst is respect voor elkaar te houden”. Ze vraagt zich wel af waarom „asielbeleid eruit springt”, terwijl dit een van de weinige gebieden zonder azc is. Maar ze zegt ook dat asielopvang in Nederland „natuurlijk niet goed gaat” zolang er te weinig plekken zijn.

„Er is druk op alles”, zegt ook Petra Lesterade. „Iedereen wil best iets doen voor een ander, maar niet voor een ander iets laten. Dat is het verdrietige als niemand een compromis wil sluiten. Los van hoe het praktisch moet, zou het kabinet in elk geval moeten uitstralen dat ze een oplossing willen vinden.”