Officier van justitie Willem Nijkerk: ‘Antisemitisme ga je echt niet oplossen met het strafrecht’

Willem Nijkerk, officier van justitie en hoofd van het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie (LECD) van het Openbaar Ministerie, heeft het een stuk drukker sinds op 7 oktober 2023 een nieuwe oorlog in Gaza begon. Voortdurend vragen politiemensen en collega’s van het OM advies over leuzen van demonstranten of plaatjes op sociale media. Ze willen weten of die strafbaar zijn.

Nijkerk antwoordt dan heel vaak: nee. Want lang niet alles wat op discriminatie lijkt, is strafbaar. Zo is het verbranden van een regenboogvlag niet strafbaar – tot je er een foto van verspreidt. „Het is superingewikkelde materie”, aldus de officier. Vandaar dat expertisecentrum. Dat staat ook zondag paraat tijdens een demonstratie op de Dam over de situatie in Palestina.

Nijkerk, al bijna dertig jaar in dienst bij het Openbaar Ministerie (OM), ontvangt op het Amsterdamse arrondissementsparket, waar het LECD is ondergebracht. Hij praat graag, ook met de pers – omdat hij merkt dat leken moeilijk begrijpen waarom het OM discriminatie niet vaker aanpakt. In 2023 registreerde het OM 535 discriminatiefeiten. Dat is bijna 30 procent meer dan het jaar ervoor. Maar nog altijd veel minder dan de discriminatie die één op de zes Nederlanders volgens recent onderzoek ervaart.

Hoe komt het dat cijfers over ervaren discriminatie en strafrechtelijke vervolging van discriminatiefeiten zo uiteenlopen?

„Weinig mensen doen aangifte bij de politie. We denken dat vooral weinig aangifte wordt gedaan door moslims en mensen van kleur, terwijl zij bij bosjes worden gediscrimineerd. Daarvoor kunnen allerlei oorzaken zijn. Weinig vertrouwen in de overheid, bijvoorbeeld. Of ze weten niet waar ze moeten zijn. Dat vind ik wel jammer. Ik zeg: doe áltijd aangifte, want daar wordt echt naar gekeken.

„Maar als een aangifte bij het OM terechtkomt, wil dat nog niet zeggen dat de ervaren discriminatie ook strafbaar is. Wij hebben het afgelopen jaar heel veel aangiftes gehad naar aanleiding van kritiek op Israël, maar die hebben we allemaal geseponeerd, want kritiek op Israël is geen strafbare discriminatie. Maar de Joodse gemeenschap weet de weg naar ons wel te vinden.”

Het internet staat vol strafbare bagger. Vervolging is onbegonnen werk

Jullie zijn niet afhankelijk van de aangiftebereidheid, het OM mag ook ambtshalve vervolgen.

„Dat doen we eigenlijk zelden, omdat het onbegonnen werk is. Op internet staat ongelooflijk veel strafbare bagger. Als we dat allemaal zouden oppakken, komen we niet meer toe aan de vele andere vormen van criminaliteit. We moeten keuzes maken. En die keuze begint, uitzonderingen daargelaten, bij een aangifte.”

Het aantal meldingen van discriminatie bij de politie en verschillende meldpunten loopt al jaren op. Kan polarisatie een oorzaak hiervan zijn?

„Ik heb daar geen evidencebased cijfers over. Maar ik maak deel uit van deze maatschappij en ik zie ook een verharding in het politieke debat en ik denk dat die haar weerslag heeft op de samenleving. Als politici in de Tweede Kamer elkaar voor rotte vis uitmaken, kan ik me voorstellen dat burgers denken: wat zij mogen, mag ik ook.”

Lees ook

Meer meldingen van discriminatie: ‘Ik moest oprotten naar mijn eigen land’

Moslims delen korans uit in Arnhem en vertellen over de islam.

Het LECD bestaat nu 25 jaar. Als u terugkijkt, wat is er nog meer veranderd?

„Discriminatie heeft meer prioriteit gekregen, binnen het OM en de politie, omdat de samenleving de aanpak belangrijker is gaan vinden. Ons werk is ook meer geprofessionaliseerd. In het begin had het LECD twee medewerkers, nu zeven. Bovendien, op elk van de tien parketten heeft één officier nu discriminatie als aandachtsgebied. En er is veel meer jurisprudentie gekomen.

„Ik denk ook dat het OM zichtbaarder is geworden als het om discriminatie gaat. Bijvoorbeeld door sommige besluiten om te seponeren integraal op internet te zetten. Hoewel, eigenlijk moeten we alles op TikTok zetten. Met een leuk dansje erbij. Dat is nog net een brug te ver, maar we leggen ons werk beter uit. Met een interview als dit hadden we denk ik vijf jaar geleden niet ingestemd.

„Maar ja, vraag het een moslim die net voor de tiende keer is geweigerd bij een discotheek omdat hij – ik noem maar wat – een vlassig snorretje heeft: die gaat echt niet zeggen dat het LECD vooruitgang heeft geboekt. Daar ben ik niet naïef in.

„Verder is de tijdgeest veranderd. Hans Janmaat werd in de jaren negentig veroordeeld wegens discriminatie door de uitspraak dat hij de multiculturele samenleving wilde afschaffen. Daar zou je nu niet meer voor worden veroordeeld. Inzichten veranderen. En de wet verandert ook. Vanaf 1 oktober is het ontkennen of bagatelliseren van de Holocaust bijvoorbeeld strafbaar.”

Lees ook

Meerderheid Kamer lijkt strafverzwaring haatmisdrijven te steunen, maar er zijn ook kritische vragen

Mirjam Bikker (ChristenUnie) en Frans Timmermans (GroenLinks-Pvda) tijdens het debat over hun wetsvoorstel dat beoogt discriminatoir gemotiveerde geweldsdelicten zwaarder te kunnen bestraffen.

En de Tweede Kamer sprak donderdag over een initiatiefvoorstel om straffen in discriminatiezaken te verhogen.

„Dat is vooral symboolwetgeving. Het OM eist al hogere straffen als er sprake is van discriminatie en de rechter gaat daar meestal in mee. Bovendien kan de rechter al zwaarder straffen dan wij eisen en legt die zelden de maximumstraf op. Een voordeel van die wet is wel dat een rechter het discriminatie-aspect moet benoemen, wat nu niet altijd gebeurt. Dat is winst, want erkenning voor de slachtoffers.”

De Kamer heeft ook meerdere moties aangenomen die oproepen de leuze ‘From the river to the sea, Palestine will be free’ strafbaar te stellen.

„Ik vind dat ingewikkeld. Mag ik dat zeggen? Jawel, dat mag ik zeggen. Dat vind ik ingewikkeld, omdat de Kamer beoordeelt hoe je een leus moet zien. Maar dat is de taak van het OM, en uiteindelijk van de rechter. Bovendien schept de Kamer met die moties verwachtingen bij burgers in het algemeen en de Joodse gemeenschap in het bijzonder. Maar een motie is geen wet. En volgens de wet en de jurisprudentie is die leus niet strafbaar, zegt het OM.

„Bovendien is het strafrecht natuurlijk niet de oplossing van het grote probleem van verharding tussen groepen. Toenemend antisemitisme ga je echt niet oplossen met het strafrecht. Het is een enorme open deur die ik nu intrap, maar het begint natuurlijk bij educatie.”

Dan trap ik, met permissie, ook een open deur in. Is het nog wel van deze tijd dat het LECD wordt geleid door een witte man?

„Ik ga een heel flauw antwoord geven. Je ziet een witte man voor je, maar je weet niet of ik transgender ben. Je weet niet of ik panseksueel of biseksueel ben. Je weet niet of ik Joods, moslim, katholiek ben. Dus wat je ziet, zegt niet zoveel.”

Bent u vaak gediscrimineerd?

„Ik ben… Inderdaad, ik ben nog nooit in mijn leven gediscrimineerd. Dus ik snap je vraag. Ik realiseer me heel goed dat ik een witte man met privileges ben en daardoor misschien niet meteen de beste vertegenwoordiger naar buiten toe ben. Als morgen een collega-officier van kleur zou opstaan die zegt: ‘Willem, ik wil jouw plek’, dan is daar best over te praten.

„Van de ruim negenhonderd officieren is meer dan de helft vrouw, maar we hebben heel weinig officieren van kleur. Daar hebben we echt nog wat te doen. Ik vind het belangrijk dat mensen zich enigszins vertegenwoordigd zien bij ons. Uiteindelijk vind ik het ook heel belangrijk dat hier iemand op deze plek zit die betrokken is bij het onderwerp. Dat ben ik.”

Waar komt uw betrokkenheid bij discriminatie vandaan?

„Ik vind zo’n niche binnen het strafrecht altijd leuk, om in een bepaald onderwerp een superspecialist te worden. Ik doe ook dodelijke verkeersaanrijdingen, ook zo’n niche, vind ik ook interessant. Ook omdat daar een doorsnede van de samenleving voorbijkomt. Bij discriminatie vind ik de onderstroom – de maatschappelijke polarisatie – ook heel interessant.

Wat betreft de straffen gaat het bij discriminatiezaken nergens over. 350 euro boete. Ik heb collega’s die het fantastisch vinden om te zeggen: ‘Ik heb levenslang geëist en gekregen.’ Maar mijn zaken gaan veel meer mensen aan.

„Ik vind dat discriminatie ieder lid van de samenleving raakt, ook als je zelf nooit bent gediscrimineerd. Wij laten niet alleen aan slachtoffers van discriminatie, maar aan de hele samenleving zien: hier ligt de grens, wij willen deze uitingen of gedragingen niet hebben.”

Voorbeelden uit de praktijk
Weet jij wat strafbare discriminatie is?
Test het

Is het verboden om een regenboogvlag te verbranden? Mag Mona Keijzer op tv zeggen dat „Jodenhaat bijna onderdeel is van de islamitische cultuur”? Is het strafbaar om te zeggen dat vrouwen hoeren zijn?  


‘Dit is Bisan en ik leef nog’, zegt de Palestijnse journalist Bisan Owda dagelijks tegen haar miljoenen volgers

„Hey everyone, this is Bisan from Gaza. I’m still alive on day 340 of the genocide.” Het is de elfde maand van de Gaza-oorlog. Bisan Owda zit in een auto en filmt zichzelf met haar telefoon. „Het is een wonder. Ik weet niet of ik geluk heb, en of je het geluk kan noemen.”

„Dit is Bisan en ik leef nog”. Op die verlossende woorden wachten haar 4,7 miljoen Instagramvolgers dagelijks, zeggen zij in reacties onder haar berichten. Sinds het begin van de Gaza-oorlog documenteert de 25-jarige Palestijnse haar leven. Vrijwel altijd begint ze haar video’s met een variant op de haar kenmerkende zin.

Owda ontpopte zich tijdens de oorlog tot een van de meest gevolgde journalisten in Gaza. Ze deed verslag voor verschillende nieuwszenders. Haar producties, waarvoor ze samenwerkte met onder meer Al Jazeera, werden meer dan veertig miljoen keer bekeken. Deze week won haar korte documentaire It’s Bisan From Gaza, I’m Still Alive After Six Months Of Bombing een Emmy Award, de belangrijkste Amerikaanse prijs voor de televisie-industrie, ondanks een campagne die opriep tot haar diskwalificatie.

‘Hakawati’

Voor haar account getekend werd door huilende gezichten, verwoeste gebouwen en oproepen tot een eind aan het geweld, deelde Owda vrolijke videoreportages over haar omgeving. Iets meer dan een jaar geleden liep zij nog breeduit lachend door groene velden en sprak ze met vrolijke mensen. Het liefst droeg ze grote oorbellen, rode lippenstift en bedekte ze haar wangen met een lichtroze blush.

Ze is een hakawati, verhalenverteller in het Arabisch. In haar serie Hakawatya beschrijft Owda hoe zij wordt geïnspireerd door de oude Arabische traditie van mondelinge verhalen. Met haar verhalen wil ze de geschiedenis van haar volk in leven houden. Haar cultuurjournalistiek en activisme brachten haar tot de Verenigde Naties, waar zij zich inzette voor vrouwen- en mensenrechten. Nu is zij een van de weinige journalisten die nog altijd verslag doen vanuit Gaza.

Na 7 oktober slaat de toon van haar berichten om. Op 10 oktober deelt zij de eerste video zonder lach op haar gezicht. „Er zijn geen veilige plekken meer in Gaza. We verlaten ons huis.” Owda komt tijdelijk terecht in een tent in het vluchtelingenkamp naast het Al-Shifa-ziekenhuis in Gaza-Stad. Ze filmt het gemeenschappelijke verdriet en informeert haar volgers over het aantal gedode Palestijnen.

Op 3 november wordt het ziekenhuis door Israël gebombardeerd. „Ik was daar twee minuten geleden!” Snikkend filmt Owda de chaos die zich ontvouwt bij Al-Shifa. De straat ziet zwart van de rondrennende mensen. Ambulances met luide sirenes proberen door de menigte heen te rijden. Owda draait de camera weer naar zichzelf en veegt de tranen van haar gezicht, haar ogen rood van het huilen. Ze plaatst haar hand op haar hart: „Dit had ik kunnen zijn.”

Owda’s berichten zijn een mix van horror en hoop. De ene dag toont ze de verwoesting van Gaza, de andere dag filmt ze hoe Gazanen het beste proberen te maken van verderfelijke situaties. Ook deelt ze haar eigen gevoelens. Op dag 41 van de oorlog zegt ze: „Ik droom van slapen in mijn bed. Naar de badkamer kunnen gaan, thee maken, en spelen met mijn katten.”

In mei deelde Owda een shot van haar serie Hakawatya, opgenomen voor de oorlog. Lachend zit ze op een stoel voor grote letters die ‘I Love Gaza’ lezen. De video verspringt naar een dashcam van een Israëlische tank. Daarop is te zien hoe het grijze gevaarte schokkend over de rode letters rijdt.

Terroristische organisatie

Owda’s Emmy-nominatie verliep niet zonder rumoer. De Joodse organisatie Creative Community for Peace riep op om haar nominatie in te trekken. Owda zou lid zijn van het Popular Front for the Liberation of Palestine (PFLP), een organisatie die door verschillende landen, waaronder Nederland, als terroristisch wordt beschouwd. De organisatie wees daarbij op een toespraak die Owda in 2015 voor PFLP hield.

De organisatie achter de Emmy’s verwierp de aanklachten. Er zou geen bewijs zijn dat Owda nog steeds gelieerd is aan de Palestijnse groepering. The New York Times benaderde Owda tevergeefs voor commentaar. Ook Al Jazeera, producent van Owda’s korte documentaire, reageerde niet op de Amerikaanse krant.

Owda zit nog altijd vast in Gaza en kon haar Emmy Award niet in ontvangst nemen. Dat deed Al Jazeera producer Jon Laurence: „Deze prijs is een bewijs van de kracht van één vrouw die, gewapend met slechts een iPhone, bijna een jaar lang bombardementen overleefde.”

Een instagramfoto van de Palestijnse Bisan Owda

Foto Instagram Bisan Owda

Voor haar journalistieke werk ontving Owda eerder dit jaar al de Peabody Award en de Edward R. Murrow Award, Amerikaanse mediaprijzen voor digitale journalistiek. De jury van de Peabody Awards prees Owda voor het „tonen van moed en doorzettingsvermogen te midden van dreigend gevaar, en voor het dragen van een zware journalistieke last terwijl de hele wereld toekijkt”.

In november fotografeerde Owda een verwoest huis. Haar kleurrijke kleding verruilde ze voor een blauw kogelvrij vest, met daarop ‘PRESS’. Onder haar bericht drukt ze zichzelf in het Arabisch uit. „Ik ben Bisan en ik leef nog steeds. […] Ik weet niet zeker of ik hierna zal blijven leven, maar als ik sterf, zal ik de wereld niet vergeven.”


De laatste Nederlandse F-16’s gaan naar Oekraïne. Wat maakte dit gevechtsvliegtuig zo succesvol?

In de zomer van 1975 doet Hans van der Werf mee aan een vliegshow op luchtmachtbasis Volkel. Drie types jachtvliegtuigen zullen boven Oost-Brabant laten zien wat ze kunnen, waaronder eentje waarover liefhebbers al veel hebben gehoord maar die ze nog niet hebben gezien. Jachtvlieger Van der Werf is reuze benieuwd hoe die zal presteren in vergelijking met zijn eigen toestel, de F-104G Starfighter. Die jachtbommenwerper haalt gemakkelijk twee keer de geluidssnelheid (Mach 2) – ga daar maar eens over heen.

De nieuweling is het Amerikaanse gevechtsvliegtuig F-16 en de Amerikaanse testvlieger Neil Anderson zal hem die dag besturen. Bij de briefing voorafgaand aan de luchtshow vertelt Anderson aan Van der Werf dat hij zal komen aanvliegen op 2.500 voet (760 meter) hoogte. „Daarna doe ik een split-S.” Van der Werf verslikt zich bijna in zijn koffie. Bij een ‘split-S’ maakt een vlieger op de kop hangend een omgekeerde halve looping. De Starfighter van Van der Werf moet minstens twaalfduizend voet (3,5 kilometer) hoogte hebben voor zo’n gevaarlijke manoeuvre – anders slaat het toestel tegen de grond.

Anderson voert de aangekondigde split-S vlekkeloos uit. Van der Werf is meteen verkocht. „In zo’n toestel wilde ik ook vliegen”, zegt hij bijna vijftig jaar later.

Fighting Falcon

De F-16 ‘Fighting Falcon’ zou vier jaar later zijn intrede zou doen bij de Koninklijke Luchtmacht, en zou uitgroeien tot zijn belangrijkste toestel ooit. Hoewel ze waren ontworpen voor maximaal 3.000 vlieguren, vloog de luchtmacht er sinds 1979 gemiddeld zo’n 6.000 uur mee. Nederland kocht er in totaal 213; wereldwijd schaften 24 landen er samen zo’n 4.500 aan. Daarmee werd de F-16 een van de meest gangbare westerse gevechtsvliegtuigen sinds de Tweede Wereldoorlog. In nauwe samenwerking met andere F-16-landen – in het bijzonder met de VS – werd de kleine Nederlandse luchtmacht een veelgevraagde deelnemer aan westerse interventies na de Koude Oorlog. Voormalig Joegoslavië, Afghanistan, Irak: geen Nederlands wapensysteem als de F-16 werd zo vaak ingezet bij gevechtsmissies. Geen wapensysteem ook heeft zoveel slachtoffers gemaakt – onder wie ook burgers (zie kader).

Hoewel ze waren ontworpen voor maximaal 3.000 vlieguren, vloog de luchtmacht er gemiddeld zo’n 6.000 uur mee

Vrijdag 27 september verzamelen enkele honderden genodigden zich op vliegbasis Volkel voor een laatste fly by. Na 45 jaar zwaait de F-16 af. In de afgelopen weken en maanden hebben veel vliegers het toestel vaarwel gezegd, met een laatste rondje, in bijzijn van vrienden en familie op de grond. De luchtmacht gaat verder met de F-35. De laatste F-16’s beginnen aan een tweede leven in handen van Oekraïense gevechtsvliegers, en zullen het gaan opnemen tegen Russische MiG’s en Soechojs – waarvoor ze oorspronkelijk werden ontworpen. Het oudste toestel, de J-512, dateert van 1989.

Een F-16 van 312 Squadron van de Luchtmacht, beschilderd voor het afscheid.
Foto Merlin Daleman

Een ‘vliegers-vliegtuig’

Wat maakte de F-16 zo succesvol? Luchtmachtpersoneel vertelt er graag over, op een stille grijze septemberdag op Volkel. Bij het oprijden van de taxibaan volgt een vast ritueel: het controleren van de banden op steentjes in het profiel. F-16’s stofzuigeren alles hun luchtinlaat in – wat tot het uitvallen van de motor kan leiden. Als een van de laatste F-16’s bulderend het luchtruim kiest, kun je elkaar op de grond niet meer verstaan.

In een hangar wacht Hans van der Werf (75), die na de Starfighter inderdaad de F-16 is gaan vliegen. Van der Werf geeft een duidelijke verklaring voor het succes van de ‘Fighting Falcon’. De F-16 was het eerste jachttoestel dat voornamelijk werd gemaakt vanuit de behoeftes van degenen die hem moesten besturen, zegt hij. „Het is een vliegers-vliegtuig.”

Begin jaren zeventig, toen de eerste contouren van de F-16 op de tekentafels van vliegtuigbouwer General Dynamics verschenen, was dat bepaald niet vanzelfsprekend, aldus Van der Werf. „Toen hadden de technici en strategen het nog voor het zeggen.” Achter hem staat een treffend voorbeeld van deze ontwerpfilosofie: een Starfighter – langgerekte romp („17,34 meter”, zegt Van der Werf), opvallend kleine vleugels met vlijmscherpe randen. „Je kunt er een brood op snijden. Zo min mogelijk luchtweerstand, daar ging het om.”

De Starfighter, ontworpen in de jaren vijftig, was gemaakt om Russische MiG’s te kunnen onderscheppen met zijn indrukwekkende topsnelheid. Die kon het toestel echter maar zo’n twaalf minuten volhouden – dan was de brandstoftank leeg. Sovjetvliegers leerden al snel om uit te wijken als ze de Starfighters op hun radar zagen.

Bij de bouw van de F-16 werd het doel ‘hoger, sneller en verder’, die de kosten van Amerikaanse gevechtsvliegtuigen steeds verder opjoeg, verlaten. Een groep kritische Amerikaanse vliegers en ontwerpers (geuzennaam: de ‘Fighter Mafia’) drong aan op een lichte, betaalbare jager, die zou zijn toegesneden op dogfighting – het luchtgevecht op korte afstand, waarbij de man of vrouw aan de stuurknuppel de doorslag geeft.

De F-16 was niet zo snel als de Starfighter, maar was zeer wendbaar en had een gunstige thrust-to-weight ratio, de verhouding tussen het startgewicht van het toestel en het stuwvermogen van de zeer krachtige motor. De F-16 kon daardoor harder draaien en klimmen dan tegenstanders. Vanwege de relatief lage kostprijs van 15 miljoen dollar was de F-16 ook betaalbaar voor landen met kleinere budgetten, zoals Nederland, België en Denemarken. De Starfighter was door de VS al vroeg afgedankt, maar met de F-16 beschikte de Koninklijke Luchtmacht over een toestel dat serieus werd genomen.

Een scheermes in de lucht

Patrick Vreebrug
luitenant-kolonel

„Een scheermes in de lucht”, zegt luitenant-kolonel Patrick Vreebrug over de F-16. De 47-jarige vlieger is commandant van 312 Squadron, de laatste F-16-eenheid van de luchtmacht. Staand onder het toestel dat een vignet met zijn naam draagt, praat hij over de symbiose tussen mens en machine. Hij vertelt hoe hij „lekker hoog” zit in de cockpit met zijn grote bubbelvormige glazen kap, waardoor je „altijd overzicht hebt” . Hoe de stoel „voor je gemaakt lijkt”. De stick aan de rechterzijde waarmee het toestel wordt bestuurd, reageert direct, waardoor het lijkt of het al weet wat je wil doen.”

Om de F-16 zo wendbaar mogelijk te maken is het toestel inherent instabiel. Vreeburg wijst: het zwaartepunt van de F-16 ligt eigenlijk te ver naar achteren. „Het is gebouwd om te wentelen, en begint daar na het opstijgen bij wijze van spreken meteen mee.” Een nieuw elektronisch bestuurssysteem (‘fly-by- wire’), gekoppeld aan een boordcomputer, zorgt dat het toestel binnen de grenzen van het mogelijke blijft. Toch blijft het oppassen. Begin jaren tachtig crashten F-16’s bij de vleet, in totaal meer dan dertig. Ook het recente neerstorten boven Oekraïne van een F-16 met daarin de ervaren Oekraïense gevechtsvlieger ‘Moonfish’ was waarschijnlijk het gevolg van een menselijke fout.

Luitenant-kolonel Patrick Vreebrug bij een van de laatste F-16’s.
Foto Merlin Daleman

Vooral een terroristen-jager

In de jaren daarna werd de F-16 een betrouwbaar en veelzijdig werkpaard. Vanwege het lage gewicht en de sterke motor kon het toestel een flinke bommenlast torsen. Oorspronkelijk gebouwd om luchtgevechten te kunnen winnen, ontwikkelde de F-16 zich tot lichtgewicht bommenwerper die snel kon worden ingezet in buitenlandse conflicten. „Je hoefde maar op de knop te drukken en een dag later waren we inzetbaar aan de andere kant van de wereld”, zegt Vreeburg. Tot tevredenheid van de Amerikanen, die de bondgenoot graag aan hun zijde zagen.

In het boek Hunting the Caliphate (2019) schreef toenmalig Amerikaans officier Wes Bryant hoe „F-16’s van de coalitie” eenheden van IS bij de Iraakse stad Ramadi aanvielen en vernietigden. Via de mail bevestigt Bryant aan NRC dat het om Nederlandse F-16’s ging. „Ze traden geweldig op”, schrijft hij.

Omdat Iraakse bondgenoten dicht in de buurt zaten, was het lastig om de IS-strijders vanuit de lucht uit te schakelen: het vergde zorgvuldig manoeuvreren en intensief communiceren met ‘de grond’. Verreweg de meeste IS-terroristen werden gedood, de Iraakse militairen bleven ongedeerd, zo blijkt uit het relaas van Bryant.

De Nederlandse aanval bij Ramadi beschrijft de kern van het militaire succes van de F-16 in het tijdperk van het einde van de Koude Oorlog vanaf 1988. Het toestel was goed inzetbaar tegen een vijand die niet over gevechtsvliegtuigen of luchtdoelraketten beschikte. De Russische inval van Oekraïne in 2022 was echter een teken dat die tijden voorbij waren.

Op Volkel is luitenant-kolonel Vreeburg trots op het vakmanschap van zichzelf en zijn collega’s – maar oorlog blijft oorlog, zegt hij. Hij herinnert zich nog hoe hij in 2007 laag over de Chora-vallei vloog, waar Nederlandse militairen werden belegerd door de Taliban. Boven de witte compound zag hij ineens een rookpluim: een Nederlands mortier was uit elkaar geklapt. Sergeant-majoor Jos Leunissen kwam om bij het ongeluk. De Taliban werden teruggeslagen – mede dankzij de F-16’s. „Hij doet de job” zegt Vreeburg. „Hij doet waarvoor-ie gemaakt is.”

Koosnaam ‘Viper’

In de grote hal op Volkel waar studenten van een mbo-opleiding aan onderdelen sleutelen, wijst sergeant-majoor Joost de Raaf naar één van de drie F-16’s die er staan. Natuurlijk, het is een wapensysteem, bedoeld „om je dag goed te verpesten”, zegt de instructeur vliegtuigonderhoud. Maar toch: „De cockpit uit één stuk, de manier waarop de romp versmelt met de vleugels, het slanke silhouet – het doet iets met je.”

De F-16 is niet alleen een succesvol toestel, het is ook een esthetisch geslaagd ontwerp, vinden ze bij de luchtmacht. De officiële bijnaam van het toestel was ‘Fighting Falcon’, maar vliegers spraken liefkozend van de ‘Viper’, naar de flitsende ruimtejagers uit sf-serie Battlestar Galactica, die vanaf eind jaren zeventig op het scherm verscheen.

Hoe de romp versmelt met de vleugels, het slanke silhouet – het doet iets met je

Joost de Raaf
sergeant-majoor

Op een afscheidsfilmpje van de luchtmacht op YouTube noemt een oud-F-16-vlieger het toestel ‘sexy’.

Bij vliegbasis Volkel zitten bijna dagelijks spotters voor het hek om de zoveelste vlucht van de F-16 te kunnen vastleggen. Sergeant-majoor De Raaf, die zijn hele werkzame leven aan het toestel heeft kunnen sleutelen, was daarnaast jarenlang voorzitter van de spottersvereniging. Het mooiste vond hij het organiseren van rondleidingen op de basis, vertelt hij. „Een taxiënde F-16 in het donker van dichtbij kunnen fotograferen – voor die mannen was het een onvergetelijke ervaring.”

De bovenkant van de romp is bekleed met extra metaal – een lapmiddel.
Foto Merlin Daleman

Eindeloos op te lappen

Metaal werkt, zegt instructeur De Raaf, en de aluminium romp van een gevechtsvliegtuig gaat op de lange termijn kapot. Een belangrijk deel van zijn carrière stond in het teken van de strijd tegen de voortwoekerende plaag van scheuren en scheurtjes in de almaar ouder wordende F-16’s. Met het boren van een klein gaatje in de romp kon je een beginnende scheur de pas af snijden, laat hij zien. Hij wijst naar de bovenkant van de romp van een van de F-16’s, die bekleed is met extra aluminium – een lapmiddel.

Als er één wapensysteem was dat in staat bleek om zijn eigen afscheid steeds weer uit te stellen, was het de F-16, zegt De Raaf. In zijn onderhoudshangar noemt hij de mogelijkheden van het toestel om steeds weer nieuwe upgrades en aanpassingen te ondergaan. Bij de Midlife Udate (MLU) kregen de F-16’s een betere radar, een digitale cockpit. Bij een volgende modernisering werden de toestellen uitgerust met een datalink, zodat ze makkelijker konden communiceren met elkaar en de grond.

Maar „zelfs voor de F-16” heeft het updaten, aanpassen en repareren beperkingen, moet De Raaf toegeven. „Het houdt een keer op.” Grijnzend vertelt hij over een F-16 die „volkomen kromgetrokken onder druk van alle G-krachten” rondvloog – „al was het nooit onveilig”.

Ook commandant Vreeburg zegt: „De F-16 is technisch en tactisch verouderd.” Bij de inzet tegen IS was dat geen probleem. Maar tegen een goed bewapende tegenstander als Rusland kan de F-16 niet meer meekomen. Hij is te goed zichtbaar op de radar, heeft niet de juiste elektronica aan boord voor misleiding van tegenstanders. De opvolger van de F-16, de F-35 ‘Lightning II’ is door zijn stealth-technologie (zoals radarabsorberende coating) vrijwel onzichtbaar. „De F-35 is ontworpen om elke fase van een aanval te kunnen afslaan”, zegt Vreeburg. Mooi is ‘Fat Amy’, zoals het toestel al wordt genoemd, misschien niet, en sommigen vinden dat het niet zo fijn vliegt als de F-16. Vreeburg relativeert dat. „De F-35 vliegt ánders. Het is gewoon wennen.”


Psychiater Boudewijn Chabot introduceert eigen stikstofgasmethode voor mensen die humaan willen sterven

Boudewijn Chabot (82) is psychiater voor ouderen, bekend door zijn adviezen hoe je waardig kunt sterven zonder een arts om euthanasie te vragen. Hij promoveerde in 2007 op onderzoek naar ‘zelfeuthanasie’ door medicijnen of versterving (bewust afzien van eten en drinken) en schreef in 2014 mee aan een ‘handreiking’ voor artsen waarin staat hoe ze het lijden van mensen daarbij kunnen verlichten. Nu heeft hij daar een nieuwe methode aan toegevoegd die lijkt op die van de Australische arts Philip Nitschke. In beide gevallen is het zelfdodingsmiddel stikstofgas, maar de handelwijze verschilt fundamenteel.

Bij de methode van Nitschke gaat degene die dood wil in een door de Australiër ontworpen capsule liggen, een zogenaamde Sarco. Afgelopen maandag is die capsule voor het eerst gebruikt door een 64-jarige Amerikaanse vrouw die daarvoor speciaal naar Zwitserland was gereisd. Ze drukte zelf de knop in waardoor het gas vrijkwam. Het leidde internationaal tot ophef en de politie hield „meerdere personen” aan op verdenking van „aanzetting tot en medeplichtigheid aan zelfmoord”.

Bij de methode van Chabot bestelt degene die dood wil zelf (of een naaste) een cilinder stikstofgas bij de bouwmarkt, verbindt die zelf (of met hulp van een naaste) met een slang aan een masker of een stevige plastic zak en drukt dan – hierin is er geen verschil – zelf (zonder hulp van een naaste) de knop in. Chabot heeft een voorlichtingsfilm van tien minuten gemaakt die op 14 oktober voor het eerst vertoond zal worden op een avond over de laatste levensfase in het Amsterdamse debatcentrum de Balie. Donderdagochtend geeft Chabot aan de telefoon – hij is een paar dagen in het buitenland – een toelichting.

Boudewijn Chabot
Foto Annabel Oosteweeghel

Wist u dat Nitschke deze week de Sarco zou introduceren?

„Ik ken hem goed, we komen elkaar al twintig jaar tegen op congressen en hij heeft mijn film al gezien. Hij heeft gezegd dat hij me wil helpen om die te verspreiden in zijn netwerk, wat ik bijzonder vind, want in het verleden hebben we nogal eens met elkaar gebotst. Ik wist dat hij op zoek was naar een land waar hij de Sarco kon inwijden. Eerst zou het Nederland worden vanwege de relatief liberale wetgeving. Het werd toch Zwitserland.”

Wanneer bedacht u uw stikstofmethode?

„Rond de jaarwisseling, mede op aandringen van Stichting de Einder. [Die biedt steun bij ‘een humane dood in eigen regie’.] Eerder was er al een methode met heliumgas, maar onverdund helium bestellen wordt steeds moeilijker. Het enige alternatief is stikstofgas. Als je dat in een voldoende hoge concentratie inademt gaat binnen dertig seconden het licht bij je uit. Je hebt geen pijn en je hebt ook niet het gevoel dat je stikt, want je kunt gewoon doorademen. Je longen merken het verschil niet. Na vijf tot tien minuten treedt de dood in.”

Waarover botste u met Nitschke?

„Ja, hoe zal ik het zeggen. Bij hem is zelfbeschikking een mantra, bij mij overheerst de twijfel. Wie is het ‘ik’ dat zelf beschikt? Je kunt die twijfel overschreeuwen: ‘ik wil zelf beschikken’. Zo jaag je de twijfel weg. Maar die twijfel moet er altijd zijn, vind ik. Ik twijfel ook over deze film. Je hoopt niet dat jongeren de methode met stikstofgas als speelgoed gaan gebruiken of te gemakkelijk gaan zien als uitweg. Dat is wel mijn angst. Bij groot liefdesverdriet wil je dood. Daar kom je wel van terug, maar als je jong bent weet je dat nog niet. En ook een dertiger of veertiger moet dit niet als een uitweg zien. Het is bedoeld voor de laatste levensfase.”

U zei eerder in een interview dat u, als u dood wil, gaat stoppen met eten en drinken.

„Dat is nog steeds mijn plan. De stikstofgasmethode staat mij persoonlijk tegen. Ik zou die nooit gebruiken. Medicijnen heb ik wel in huis, die heb ik tien jaar geleden al verzameld, maar die zou ik alleen in een noodsituatie gebruiken. Dat gedoe met heliumgas gaf mij het duwtje in de rug om die film over de stikstofmethode te maken. Er moeten alternatieven geboden worden. En de keuze voor de manier waarop je wil doodgaan in eigen regie is heel persoonlijk. Veel mensen voelen weerzin tegen stoppen met eten en drinken, en als je nog relatief jong bent, onder de zestig, is dat ook onmogelijk. Het lukt gewoon niet.

„Op mijn leeftijd kan het wel. Het voordeel ervan vind ik dat het een test is of je echt dood wil. De eerste week heb je dorst. Je mond wordt droog en dat is niet prettig. Er valt van alles aan te doen met sponsjes en ijsblokjes, maar je moet er wel doorheen. Dan komt er nog een week waarin de huisarts je hopelijk zal helpen om de pijn en het ongemak te verlichten en je eventueel palliatief in slaap te brengen, en al die tijd kun je te midden van je dierbaren zijn.

„Versterven is een langzaam wegglijden met om je heen de mensen die van je houden. Dat is voor mij het belangrijkste. Jij neemt afscheid van het leven, zij moeten doorleven na het afscheid van jou. Dus laat dat afscheid zo goed mogelijk zijn.”

Met stikstofgas gaat het sneller.

„En dat is wat ik erop tegen heb. Het gaat snel en je bent alleen. Niemand die je hand kan vasthouden. Wat Nitschke zegt over sterven in het bos of aan het strand, in een apparaat dat Sarco heet – een verwijzing natuurlijk naar een Egyptische sarcofaag – dat geeft er wat mij betreft een nét iets te romantisch tintje aan.”

Waarom zou u niet voor euthanasie kiezen?

„Dan leg je de dood in handen van artsen. Artsen zijn goed in genezen, niet in doodmaken. Ze zien niet hoeveel doodsverlangen er in de samenleving leeft. Per jaar wordt er nu al negenduizend keer euthanasie verleend. Ze denken dat ze iets goeds doen door mensen dood te maken met een spuit. Ik zeg: laat de laatste handelingen bij degene die dood wil, liefst in aanwezigheid van de kinderen, de familie.”

U was in 1991 de eerste arts die openlijk een vrouw in psychische nood hulp bij zelfdoding gaf.

„Omdat ik met mijn rug tegen de muur stond. Ik wist nog niets over sterven in eigen regie. Het was: of haar een dodelijke drank geven, of haar aan haar lot overlaten. Nadat de Hoge Raad ‘wel schuldig, maar geen straf’ had geoordeeld, het Chabot-arrest, was mij duidelijk dat er andere methoden moesten komen. Dat heeft geresulteerd in mijn proefschrift.”

Nu vindt u dat psychiaters geen euthanasie moeten verlenen bij psychisch lijden.

„Ik vind dat heel griezelig en ik citeer graag Jim van Os [hoogleraar psychiatrie in het UMC Utrecht] die zegt dat de dood bij psychisch lijden geen oplossing is. Het is een tekortschieten van de psychiatrische behandelmogelijkheden. Ook euthanasie bij dementie op grond van een wilsverklaring vind ik heel griezelig. Mensen moeten zelf kunnen zeggen dat ze dood willen. En zo nee, dan niet doodmaken.”

Kan uw film, waarin u de stikstofmethode stap voor stap uitlegt, tot aanhouding of vervolging leiden?

„Misschien tot aanhouding, net als nu in Zwitserland. Justitie zal je misschien aan de tand willen voelen. Maar geen rechter zal er een straf over uitspreken als je alles precies zo doet als ik in de film laat zien. De actrice die in de film speelt dat ze dood wil [Elsje de Wijn] doet alle handelingen zelf. Haar dochter, gespeeld door Sylvia Holstijn, helpt haar bij de voorbereidingen, maar dat is niet strafbaar. Mijn advies is ook dat de familie die bij het sterven aanwezig is alles filmt, om aan justitie te kunnen laten zien dat ze geen hulp hebben gegeven bij de uitvoering en geen handelingen hebben verricht die tot de dood leiden.”

Praten over zelfdoding kan bij de landelijke hulplijn 113 Zelfmoordpreventie. Telefoon 0800-0113 of www.113.nl.


Dagelijks merkt Onnie, boer op Bonaire, dat het klimaat verandert. ‘Mijn plastic schuttingen tegen de leguanen brokkelen af’

Onnie Emerenciana verbouwt groente op Bonaire: warmoes, pompoen, snijbonen, watermeloen. Hij leerde zaden te planten in augustus, zodat de planten tot wasdom komen in het regenseizoen, dat in oktober begint. Maar dat gaat steeds vaker mis. Het is zo warm en droog geworden, zegt hij, dat de zaden uitdrogen. Ook het regenseizoen is veranderd. Vroeger regende het vaak en veel, maar nu is het soms één stortbui en daarna niets meer. Soms blijft de regen helemaal weg.

De schuldige: klimaatverandering, zegt Emerenciana (61) beslist. Hij moet sproeiwater kopen, iedere week een tank. „De lucht is droog geworden en zo ontzettend heet”, zegt hij telefonisch vanuit Bonaire. „Ik kan tussen elf uur ’s ochtends en drie uur ’s middags niet meer op mijn land werken, de grond is dan veel te heet. Stel je eens voor hoe dat is voor oudere mensen of kleine kinderen, die op een stenen schoolplein spelen? Zelfs ademen voelt heet.”

Emerenciana sloot zich aan bij milieuorganisatie Greenpeace, die een rechtszaak aanspant tegen de Nederlandse staat. Ze eisen dat Nederland concrete maatregelen neemt om Bonaire, een bijzondere gemeente van Nederland, te beschermen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Nederland heeft dijken, een Deltaplan en een klimaatadaptatiestrategie, aldus Greenpeace. Voor Bonaire ontbreken concrete plannen. Woensdag verklaarde de rechter Greenpeace ontvankelijk. Dat betekent dat de organisatie mag opkomen voor het algemeen belang van Bonaire en dat de rechtszaak doorgaat.

Lees ook

Greenpeace daagt staat voor de rechter: Bonaire moet worden beschermd tegen risico’s van klimaatverandering

Een demonstratie voor klimaatrechtvaardigheid voor Bonaire, georganiseerd door Greenpeace, voor het gebouw van de Tweede Kamer in Den Haag.

Koraalriffen

In 2022 onderzocht de Vrije Universiteit Amsterdam in opdracht van Greenpeace de gevolgen van klimaatverandering voor Bonaire. Daaruit blijkt dat het eiland grote risico’s loopt. De vele koraalriffen, die een natuurlijke golfbreker vormen en zo beschermen tegen overstromingen, sterven af door de opwarmende oceaan. Hittegolven zullen tegelijkertijd vaker voorkomen. Aangezien de zeespiegel in het Caribisch gebied sneller stijgt dan in de rest van de wereld en Bonaire laag ligt, verwachten de onderzoekers dat al in 2050 delen van het zuiden permanent onder water komen te staan.

Eilandbewoners zien het gebeuren. „Vroeger kon je het koraal zien vanaf het strand. Het was heel kleurrijk, met eindeloos veel vissen. Veel daarvan is nu weg, of het is verbleekt, wit geworden.” zegt Emerenciana. „Mensen mogen op sommige plekken niet meer duiken, om het koraal te ontzien, terwijl dat een van de grootste toeristische attracties was.”

Veel mensen zijn arm, ze zijn bezig met overleven. Dan is een scenario van 25 jaar in de toekomst heel ver weg

Onnie Emerenciana
boer

Ook komt het water al omhoog in Lac Cai, een inham aan de zuidoostkant van het eiland. De orkanen, die het eiland soms teisteren, worden sterker en hebben hardere windsnelheden. „De meeste oude huizen werden gebouwd met de voorkant naar het zuiden, omdat de wind altijd van oost naar west waaide”, zegt Emerenciana. „Nu komt de wind vaak vanuit het zuiden. Bij grote storm stroomt het water onder de dakpannen door. Ik heb mijn plafond al meerdere keren moeten vervangen.”

En er zijn kleine dingen die opvallen. Dat het douchewater tegenwoordig altijd heet is, omdat de zon op de leidingen brandt. Of dat dik plastic niet altijd meer voldoende beschermt, bij kabels bijvoorbeeld, omdat het zacht wordt door de zon. „Plastic schuttingen, waarmee ik mijn land bescherm tegen leguanen en andere dieren, brokkelen af”, zegt Emerenciana. „Zonnepanelen en generatoren raken regelmatig overbelast door de hitte.”

Regenwater op Bonaire. „Bij grote storm stroomt het water onder de dakpannen door. Ik heb mijn plafond al meerdere keren moeten vervangen.”
Foto Mona van den Berg

Zout

Greenpeace is niet de eerste die aandacht vraagt voor de precaire situatie op Bonaire. In 2023 bracht oud-milieuminister en VVD-prominent Ed Nijpels een advies uit, waarin hij onderstreepte dat Nederland actie moet ondernemen om Bonaire – en ook de twee andere bijzondere gemeenten, Saba en Sint Eustatius – te beschermen. Hij verkende de mogelijkheden om een klimaattafel te beginnen voor de eilanden. Maar in een interview met het magazine van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) constateerde hij dit voorjaar zelf dat de eilanden „worden omgeven door een zee aan goede bestuurlijke bedoelingen” vanuit Den Haag, maar dat er weinig beweging in zit.

Greenpeace hoopt met deze zaak Nederland wel in beweging te krijgen. Naast maatregelen op Bonaire vraagt de milieuorganisatie Nederland een „eerlijke bijdrage” te leveren aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen wereldwijd. Ze eist ook dat Nederland in 2040 klimaatneutraal is, tien jaar eerder dan het zelf gepland heeft.

Op het eiland leeft deze zaak niet erg, zegt Emerenciana. „Iedereen merkt wel dat het warmer en droger wordt, maar tegelijk gaat verandering langzaam”, zegt hij. „Veel mensen zijn arm, ze zijn bezig met het nu, ze zijn aan het overleven. Dan is een scenario van 25 jaar in de toekomst heel ver weg.”

De boer vindt het niet meer dan eerlijk dat Nederland Bonaire helpt. „Bonaire hoort bij Nederland, maar voor ons eiland is geen plan, er is niks. In 2050 staat een deel al onder water. En dat niet alleen: dan wordt de hele grond zout, dat heeft gevolgen voor flora, fauna én mens. Voordat het kalf verdrinkt, willen we dat er iets gebeurt. Daar mag Nederland niet mee wachten. We zijn al bijna te laat.”

Lees ook

Klimaatverandering jaagt deze eilandbewoners naar het vasteland

Luchtfoto van Gardi Sugdub, het eiland waar eerder dit jaar honderden inwoners vertrokken om op het vasteland te gaan wonen.


Groningse burgemeester Schuiling spreekt na ontvangen boete voor ‘aanstootgevend gedrag’ van ‘pijnlijk misverstand’

Koen Schuiling, burgemeester van de gemeente Groningen, stapt naar de rechter omdat hij een opgelegde boete van 250 euro voor „aanstootgevend gedrag” onterecht vindt. Dat heeft hij woensdag in een verklaring laten weten, schrijft Dagblad van het Noorden. Volgens hem is er sprake van „een pijnlijk misverstand”.

Schuiling reed begin dit jaar alleen in zijn auto. Naar eigen zeggen kreeg hij plotseling hevige buikpijn, waarna zijn poging om iets tegen die pijn te doen door een andere weggebruiker zou zijn opgevat als aanstootgevend. „Daar was uiteraard geen sprake van”, zegt Schuiling.

Schuiling, die binnenkort aftreedt als burgemeester van Groningen, zegt dat hij na het incident aan de politie uitlegde wat er was gebeurd. Ook zou hij een medische verklaring hebben gegeven. „Tot mijn verbazing heeft het OM toch een boete opgelegd.”

‘Schennis van eerbaarheid’

Het OM stelt dat Schuiling zich schuldig heeft gemaakt aan „schennis van de eerbaarheid” – blootstelling door een persoon van een deel van het lichaam op een manier die in strijd is met de lokale normen van gepast gedrag. Wat Schuiling precies zou hebben gedaan, is niet duidelijk. Het OM gaat niet in op details in de zaak.

Bij een strafbeschikking als deze legt het OM zelf een straf op. Zo wordt de rechter ontlast. Die moet zich nu alsnog over de zaak buigen, aangezien Schuiling het er niet mee eens is. Het is nog onduidelijk wanneer de rechter dit zal doen.

Schuiling maakte onlangs bekend vervroegd te stoppen als burgemeester. De opvangcrisis in Ter Apel en de afhandeling van de gaswinning in Groningen raakten hem diep en kostten hem dusdanig veel energie dat hij „niet langer de benodigde energie” heeft om nog veel langer aan te blijven. 23 oktober is zijn laatste werkdag, hij is dan precies vijf jaar burgemeester van Groningen geweest.

Lees ook

Na vijf jaar als burgemeester van Groningen is ‘de koek op’

Koen Schuiling stopt volgende maand na vijf jaar als burgemeester van Groningen.


Kinderpostzegels? Wie plakt er nou nog postzegels?

Die naam, Stichting Kinderpostzegels Nederland, is die niet wat ouderwets? „Precies die vraag stelde ik vorig jaar bij mijn sollicitatieprocedure!” zegt Sofie Vriends aan de telefoon, terwijl ze even uithijgt in het hokje van de intern begeleider van de St. Josephschool Leiden. Daar heeft ze als directeur van de stichting zojuist de nieuwe kinderpostzegel gelanceerd, steevast op de laatste woensdag van september, en omdat de zegel 100 jaar bestaat waren ook prinses Margriet erbij en de burgemeester en kinderen van groep 7 en 8 en een zootje pers. Vriends moet zo nog naar Hilversum, Tijd voor Max.

Postzegels? Wie plakt er nou nog postzegels? Maar toen ze er in haar sollicitatie naar vroeg, bleek dat de stichting net een grote publieksenquête had gedaan waarin ze óók naar een eventuele naamsverandering had gevraagd. Het antwoord was massaal: niet veranderen! „Er kwam uit dat het publiek bij de naam een sterke positieve associatie heeft, en dat het niet om de postzegel gaat maar om de actie.” Dus die naam, denkt Vriends, die blijft, „zelfs als we helemaal geen zegels meer zouden verkopen.”

Prinses Beatrix (links) in 1948 en de verkoop van kinderpostzegels in de postkantoorbus in 1948.

Foto’s Stichting Kinderpostzegels

Al is ook Stichting Kinderpostzegels Nederland in die honderd jaar heus meegegaan met de tijd.

Toen in 1924 de Nederlandse regering in navolging van Zwitserland een speciale postzegel met toeslag voor ‘het misdeelde kind’ invoerde, vanwege alle wezen na de spaanse griep, waren het nog het volwassen vrijwilligers die langs de deuren gingen. Ene schoolmeester G. Verheul uit Waarder zag het in 1948 als een educatieve kans om zijn schoolklas langs de deuren te laten gaan en een traditie was geboren.

In heel Nederland gaan sindsdien vele duizenden schoolkinderen gedurende een week langs de deuren om een velletje kinderpostzegels te verkopen voor het goede doel. In 1956 doet al meer dan de helft van alle basisscholen mee. In 1992 stopt – na een aantal berovingen – de inzameling van contact geld en doet de acceptgiro zijn intrede. De laatste jaren gaat betaling via een QR-code op een bestelformulier, in te scannen met een smartphone en te betalen in de webshop via iDeal.

Doelen die Stichting Kinderpostzegels Nederland steunt zijn projecten als ‘Geloven in jezelf’ en ondersteuning voor kinderen in asielzoekerscentra en de pleegzorg. De stichting heeft meegewerkt aan de oprichting van de Kindertelefoon in 1979 en de Kinderombudsman in 2011 en sinds eind jaren zestig ondersteunt ze ook projecten in het buitenland. Een schoolbieb, aanplant van bomen op een schoolplein tegen de felle zon. Voorheen in zo’n veertig landen, nu alleen nog in West-Afrika, India en het Caribisch deel van Nederland. Vriends: „We willen alleen deelnemen aan projecten waarmee we echt iets kunnen veranderen”.

En in al die jaren plakten steeds minder mensen een postzegel.

1924
1934
1954
1964
1974
1984
1994
2004
2014
2024

‘Postzegel verdwijnt’ staat in de jaarverslagen van de laatste tien jaar steevast bovenaan genoemd als grootste ‘bedreiging’. Om het euvel te ondervangen verkochten kinderen sinds 2012 ook kaarten, en een blikje kinderpleisters. Het assortiment is daarna nog uitgebreid met een ‘hippe shopper’, ‘kleurrijke tulpenbollen’, ‘anemonen’ en een ‘theepakket’, al waren die laatste drie producten volgens Vriends „geen succes”. Geen punt, want inmiddels blijkt dat mensen aan de deur ook best willen doneren zonder er iets voor terug te krijgen, gewoon met QR-code. En dus zijn de jaarlijkse donaties – altijd zo rond de 9 miljoen euro – door de jaren heen vrijwel stabiel gebleven.

De verkoop van kinderpostzegels in 1987 en in 1991 aan premier Lubbers.

Foto’s Stichting Kinderpostzegels, Ed Oudenaarden

Andere bedreiging: het afnemend aantal basisscholen dat deelneemt aan de actie. Gingen in 2016 nog zo’n 160.000 kinderen langs de deuren, vorig jaar waren dat er 120.000. Vooral in stedelijk gebied is de animo onder scholen tanend, ziet Vriends. „Leerkrachten geven aan dat ze het druk hebben en in grote steden speelt ook het lerarentekort een rol.”

Onveranderd door de jaren heen is het enthousiasme van de kinderen. Zo zag Vriends hier op de school in Leiden kinderen alweer „stuiterend” door de gangen gaan omdat ze straks mogen gaan lopen langs de deuren. En net zomin veranderd is de onderlinge competitiedrang. Want al houden leerkrachten niet meer bij op het schoolbord welke kinderen het best verkochten, „niet meer van deze tijd”, onderling weten ze het feilloos.

Hoeveel bestellingen had jij???

Kinderpostzegelverkoop in 2009.
Foto Kees van de Veen


Vrouwen en mannen met overgewicht hebben meer kans op problemen met vruchtbaarheid, blijkt uit jarenlange Rotterdamse studie

Stellen die kinderen willen krijgen, hebben veel baat bij een gezonde leefstijl al vóórdat ze proberen zwanger te worden. Dat stelt kinderarts Vincent Jaddoe van het Rotterdamse Erasmus MC. Half september publiceerde hij hierover samen met collega’s een grote studie in het medische tijdschrift JAMA Network Open.

Vrouwen én mannen met een gezond gewicht hebben namelijk een grotere kans op een zwangerschap dan mensen met overgewicht of obesitas, concludeerde de studie. Met elk punt op de BMI-schaal boven de gezonde range (25) neemt die kans af – het sterkst bij vrouwen, maar dus ook bij mannen. En vrouwen met overgewicht of obesitas hebben bijna anderhalf keer meer kans op een miskraam.

De nieuwe studie komt voort uit het langjarige onderzoek Generation R van het Erasmus MC. Dat programma onderzoekt de groei, ontwikkeling en gezondheid van kinderen in Rotterdam. „Tussen 2002 en 2006 is de eerste lichting ouders ingestroomd”, vertelt Jaddoe. „Zij kregen bij elkaar bijna tienduizend kinderen, die nu volwassen zijn. Dat onderzoek liet zien dat factoren in de vroege zwangerschap heel bepalend zijn voor de latere ontwikkeling en gezondheid van kinderen. Sinds 2017 onderzoeken we, in het nieuwe programma Generation R Next, ook de invloed van de fase vóór de zwangerschap.”

Rol van vaders

Aan dit recentere onderzoek, wereldwijd het eerste in zijn soort, deden bijna vierduizend aanstaande ouderparen mee. Zij werden gevolgd vanaf het moment dat ze zwanger probeerden te worden. „Er is al wel vaker onderzoek gedaan naar de relatie tussen overgewicht en vruchtbaarheid”, vertelt Jaddoe. „Maar dit is de eerste studie die jarenlang een hele bevolkingsgroep volgde, dus niet alleen stellen die al zijn doorverwezen omdat ze moeilijk zwanger werden. We onderzochten daarbij de héle BMI-range. En dus ook de rol van de aanstaande vaders. Daarover is nog weinig bekend.”

Uit kleinschalige studies weten we dat bij veel mannen met obesitas het sperma afwijkend is

Vincent Jaddoe
Kinderarts

„We wisten uit eerder onderzoek al wel dat ouders die te zwaar zijn, vaak ook kinderen hebben met overgewicht”, vertelt Jaddoe. „De gezondheidsproblemen die samenhangen met overgewicht strekken zich dus vaak uit over meerdere generaties. Nu blijkt dat de impact op die volgende generatie al vóór de zwangerschap begint, in de vorm van de kans op een zwangerschap. Dat biedt mogelijkheden om daar iets aan te doen.”

De BMI (body mass index) kijkt naar het gewicht in relatie tot lengte. Bij volwassenen in de vruchtbare leeftijd ligt een gezonde BMI tussen de 18,5 en 25. Dat betekent dat iemand die 1 meter 70 lang is, tussen de 54 en 72 kilo weegt. Boven de 72 kilo heeft deze persoon overgewicht; boven de 87 kilo wordt gesproken van obesitas.

De doorsnee deelnemer aan het Rotterdamse onderzoek zat aan de bovengrens van de gezonde BMI: 23,5 voor de vrouwen en 24,9 voor de mannen. Van de vrouwen in de studie was een op de drie te zwaar; van de mannen bijna de helft. Landelijk is circa 40 procent van de volwassenen in de vruchtbare leeftijd te zwaar. „Het gaat om héél veel mensen, en het is een belangrijke uitdaging voor de samenleving.”

Lees ook

‘Obesitas is nooit de schuld van het kind of de ouders’

„De wetenschap is onderdeel van de echte wereld, met echte mensen die echte problemen hebben.”

Want naast overgewicht zijn ook vruchtbaarheidsproblemen een omvangrijk probleem, legt hij uit. Wereldwijd kampt circa een op de zes koppels hiermee; in Nederland vinden jaarlijks bijna 14 duizend IVF-behandelingen plaats.

De Rotterdamse onderzoekers gebruikten twee maten voor de vruchtbaarheid: de kans dat je in de volgende maand zwanger wordt, en de kans dat je na twaalf maanden nog niet zwanger bent (dan spreken onderzoekers van vruchtbaarheidsproblemen). Bij vrouwen daalt die maandelijkse zwangerschapskans met zo’n 2 procentpunt voor elk punt op de BMI-schaal boven de 25; bij mannen met ongeveer 1 procentpunt. Uiteindelijk hebben vrouwen met overgewicht ongeveer 30 procent meer kans op vruchtbaarheidsproblemen en met obesitas ongeveer 60 procent. Voor mannen geldt dat laatste ook.

„Vooral die uitkomsten bij de mannen zijn opvallend”, merkt Jaddoe op. „Uit kleinschalige studies weten we al dat bij veel mannen met obesitas het sperma afwijkend is. Dat zit hem in het aantal zaadcellen, en mogelijk in het functioneren daarvan. Maar ook in de samenstelling van de vloeistof eromheen.” Nu blijkt dus dat bij mannen direct buiten de gezonde BMI-range de zwangerschapskans al afneemt – dus niet alleen bij obesitas.

Preconceptiespreekuur

„Veel vrouwen gaan pas naar de verloskundige als ze al zwanger zijn”, vervolgt Jaddoe. „Er bestaan ook zogeheten preconceptiespreekuren, waar stellen met een kinderwens terecht kunnen voor voorlichting, vaak zelfs vergoed door de verzekering.” Dergelijke spreekuren kunnen verwijzen naar bestaande hulpprogramma’s, zoals de landelijke Gecombineerde Leefstijlinterventie. „Die is succesvol, maar wordt nog te weinig gebruikt door vrouwen en mannen vóór ze proberen kinderen te krijgen.”

Daarnaast bereiken de preconcepiespreekuren nog niet altijd de juiste doelgroep, denkt Jaddoe. „Er gaan vooral vrouwen naartoe die toch al erg met gezondheid bezig zijn. Daarmee loop je het risico dat je de gezondheidskloof alleen maar vergroot.” Jaddoe ziet daarom brood in veel bredere aandacht voor dit onderwerp, bijvoorbeeld via scholen, verzekeraars of een landelijke campagne. „Dat kan enorm veel positieve effecten hebben op toekomstige ouders en hun kinderen.”

Lees ook

Generation R: de baby van toen beslist nu zélf of ze meedoet

Eline (17) wordt al haar hele leven, zelfs al vóór haar geboorte, gevolgd en onderzocht in het Generation R-programma van het Erasmus MC.


‘Je draait echt mee in het gezin’, zegt gastouder Johanna, die kinderen opvangt van ouders met onregelmatige werktijden

Lisanne Smit (30) heeft chocola bij zich. De wijkverpleegkundige is op bezoek bij gastouder Johanna Elsma, want het is vandaag de Dag van de Gastouder en Smit wil haar bedanken. Elsma vangt haar zoon van anderhalf een paar dagen per week op. Het jongetje voelt zich er duidelijk thuis – op de rand van het aanrecht ligt een geopende zak brood waar hij meteen aan begint te trekken. Hij heeft honger.

Gastouderopvang Bern en Brochje in Franeker heeft meer klanten zoals Smit die onregelmatige uren werken. Haar dochters hebben hier ook een tijdje gezeten. „Met pijn in ons hart moesten we tijdelijk naar een andere gastouder uitwijken toen Johanna een dag minder ging werken. Ik kon die dag niet vrij krijgen van mijn werk.”

„Dat moet ik nog altijd aanhoren,” lacht Elsma.

Politieagenten

De afgelopen acht jaar is het aantal gastouders gehalveerd: van 34.504 naar 16.805. Deze week debatteert de Tweede Kamer over een wetsvoorstel dat beoogt de kwaliteitseisen voor de gastouderopvang aan te scherpen. Daarmee zou het onder andere verplicht worden dat gastouders een ‘pedagogisch werkplan’ opstellen en zich jaarlijks laten bijscholen. Brancheorganisatie Kinderopvang (BK) noemt de nieuwe wet zorgelijk: „Deze wet gaat voor extra regeldruk en financiële lasten zorgen.”

Om de gastouders tegemoet te komen, verhoogt het kabinet in 2025 het uurtarief waarover ouders kinderopvangtoeslag mogen ontvangen met 21 cent. Volgens brancheorganisatie BK is die verhoging ontoereikend. Uit hun eigen kostenprijsonderzoek blijkt dat een verhoging van 1,10 euro per uur is vereist om de kosten van de kwaliteitsverhoging te kunnen dekken.

Ochtenduren

Gastouderopvang is flexibeler dan de crèche. Ouders die op onregelmatige tijden werken, zoals verpleegkundigen en politieagenten, vormen dan ook 38 procent van de clientèle. Als een verpleegkundige bijvoorbeeld om 7 uur ’s ochtends moet beginnen, is de reguliere kinderopvang, die pas om half acht opengaat, geen optie. Maar door het dalende aantal gastouders wordt het voor deze ouders steeds moeilijker opvang te regelen.

Tegelijkertijd vergroot die afname de vraag naar kinderopvang, en verlengt die de wachttijden bij de resterende gastouders. Die kunnen hun klanten kiezen, en ook voor gastouders is werken in de avond- en vroege ochtenduren doorgaans minder aantrekkelijk dan negen-tot-vijf-tijden draaien. Kinderen opvangen van ouders met vaste werktijden genereert bovendien een stabieler inkomen dan kinderen opvangen van ouders met onregelmatige werktijden.

Ouders met onregelmatige diensten, die gastouderopvang juist vaak hard nodig hebben, vissen ook hier vaker achter het net.

Rachel Perkims (36) is psychiatrisch verpleegkundige en haar man, Tiago, is politieagent. Met drie kinderen onder de zeven jaar en beiden een baan met onregelmatige diensten, is het puzzelen voor ze: „Het is lastig om de roosters op elkaar aan te passen. Gelukkig hebben we een goede gastouder en een behulpzame familie die de kinderen kunnen opvangen.” Hun gastouder krijgt veel aanvragen van ouders, maar die moet ze vaak teleurstellen: ze zit al overvol.

Ook Tiago Perkims merkt dat zijn collega’s bij de politie moeite hebben met het regelen van kinderopvang: „Ze hebben eigenlijk allemaal hetzelfde probleem als ik.” Wel wijst hij erop dat het ouderschapsverlof goed geregeld is bij de politie. Voor Rachel is verlof aanvragen lastiger: „Door het grote personeelstekort in de zorg en veel collega’s die langdurig ziek zijn, is het moeilijk om de diensten in te vullen.”

Het combineren van onregelmatig werk met een jong gezin vergt veel planning, maar het stel ziet ook voordelen: „Door de onregelmatige diensten zijn we vaker bij de kinderen. Als de één ze naar school brengt omdat hij later begint, kan de ander ze ophalen. Als partners leef je dan wel meer langs elkaar heen. Maar ieder voordeel heeft z’n nadeel, toch?”

Krapte

Op Prinsjesdag werd in de Troonrede over de krapte op de arbeidsmarkt gesproken als „een groot en groeiend maatschappelijk probleem”. Parttimers die meer uren maken, werden gezien als „een andere manier om relatief snel” die krapte te bestrijden.

Maar, zo zegt Michel van Erp, als ouders de opvang niet goed kunnen regelen, worden ze voor een moeilijke keuze gesteld. Van Erp is woordvoerder van NU’91, een beroepsorganisatie voor zorgmedewerkers. „In het ergste geval besluiten mensen dan om niet meer in de zorg te werken.” Volgens Van Erp is het dalende aantal gastouders direct te linken aan het personeelstekort in de zorg.

Gastouders vinden het moeilijk om over het tarief te praten, omdat de ouders vaak bekenden zijn

Brancheorganisatie Kinderopvang

Lisanne Smit, de verpleegkundige uit Franeker, hoort deze geluiden ook op haar werk. „Sommige collega’s gaan minder uren werken omdat ze de opvang niet geregeld krijgen. Zo is een van 24 uur naar 12 uur werken gegaan omdat ze geen goede gastouder kon vinden. Ander voorbeeld: twee collega’s laten zich omscholen tot pedicure, zodat ze hun eigen uren kunnen kiezen.”

In het begin van haar carrière waren Smits diensten erg onregelmatig. „Ik bracht mijn oudste dochter regelmatig al om zes uur naar Johanna. Soms appte ik op het laatste moment: ‘Help! Kun je?’”

Elsma: „Je draait als gastouder echt mee in het gezin.”

Het onderwerp gaat Smit aan het hart: „Het geeft echt veel stress als je je kinderen niet bij een goede opvang kan onderbrengen. De verwacht dat je werkt en je kinderen naar een opvang brengt – en dan is die er niet.”

Lees ook

Zorgplannen van de nieuwe regering zijn ‘populair, te ondoordacht en te weinig lange termijn’

Zorgplannen van de nieuwe regering zijn ‘populair, te ondoordacht en te weinig lange termijn’

Imagoprobleem

Gjalt Jellesma, van Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), denkt dat de verhoogde regeldruk, het instabiele inkomen en het imago mensen ervan weerhouden om gastouder te worden. „Het wordt nog steeds gezien als een veredelde oppas,” zegt Jellesma. Volgens hem moet de sector professionaliseren. De verscherpte kwaliteitseisen waar woensdag over wordt gedebatteerd, kunnen daarbij helpen.

Zowel BOinK als Brancheorganisatie Kinderopvang vinden dat de kosten voor die imagoverbetering niet mogen worden verhaald op de gastouders. In tegenstelling tot de reguliere kinderopvang brengen gastouders alleen de uren in rekening die een kind daadwerkelijk aanwezig is. Daardoor is hun inkomen minder stabiel dan dat van een crèchemedewerker. Daarnaast hanteren gastouders een lager uurtarief dan reguliere kinderopvanglocaties. Dit is deels te verklaren door het lagere maximale uurbedrag waarvoor ouders kinderopvangtoeslag van de overheid kunnen ontvangen – voor gastouders is dit bedrag 7,53 euro per uur, voor reguliere kinderopvang 10,25 euro per uur.

Karaktertjes

Elsma is inmiddels neergestreken op de grond met haar rug tegen de bank. In haar armen heeft ze een klein jongetje dat net wakker is na een middagdutje en op haar benen speelt een levendig meisje. „Ik heb zo’n mooi beroep! Ik vind het prachtig om ze te zien groeien en hun karaktertjes te zien ontwikkelen. Maar omdat je als team met de ouders werkt, vervagen sommige grenzen, wat het lastig maakt om zakelijk te blijven.”

BK onderschrijft dit gevoel: „Gastouders vinden het moeilijk om over het tarief te praten, omdat de ouders vaak bekenden zijn. Dus vragen ze te weinig per uur. Helemaal met de aankomende verscherpte kwaliteitseisen wordt het financieel lastig voor ze. Gastouder zijn is geen verdienmodel meer.”


Zal een verbod op gezichtsbedekking bij demonstraties er echt komen? ‘Om de echte raddraaiers te pakken is het niet nodig’

Vrijheid van meningsuiting is een ruim begrip. De vuile was ophangen in je tuin heeft geen betekenis, maar pal voor een parlementsgebouw… En zo zijn er meer niet-tekstuele uitingen, symbolic conduct genoemd, die vallen onder Artikel 7 van Grondwet. Het dragen van een keffiyeh – Palestijnse sjaal – bij protesten tegen de Israëlische bezetting in Gaza valt eronder. En dan kun je die uit soliditeit met de Palestijnen deels over je gezicht trekken.

Maar is dat straks nog toegestaan?

„Ik zie het wel zitten, om hier straks met zeventig aangehouden demonstranten in de rechtszaal discussie over te voeren”, zegt advocaat Willem Jebbink, die al jaren betogers bijstaat. „Is een keffiyeh deels over het gezicht getrokken niet een van de traditionele draagwijzen? En tot waar mag ’ie dan over het gezicht? De mond? De neus?” Jebbink kan zich er met andere woorden, geen enkele voorstelling van maken hoe je zo’n symbolic conduct strafbaar kunt stellen. „Zonde van de rechtbankcapaciteit.”

Maar zo’n verbod is wel wat de Tweede Kamer wil. Die stemde maandag in met een motie van Joost Eerdmans (JA21) en Chris Stoffer (SGP) om gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties niet meer toe te laten. De motie kreeg steun van ChristenUnie, FVD, CDA en de coalitiepartijen PVV, VVD en BBB. Coalitiepartner NSC stemde niet mee.

Vrijheid van meningsuiting

Het verbod zou een uitbreiding zijn van het in 2019 ingevoerde, zogeheten ‘boerkaverbod’, dat gezichtsbedekking in overheidsgebouwen, het openbaar vervoer, het onderwijs en de zorg verbiedt. Een wetsuitbreiding is volgens de motie nodig omdat demonstranten „steeds vaker onherkenbaar zijn, waardoor wetsovertredende demonstranten nauwelijks vervolgd kunnen worden”. Eerder deze week noemde Eerdmans in deze krant als reden de uit de hand gelopen studentenprotesten rondom Gaza. Zo waren er op de Universiteit van Amsterdam gemaskerde personen onder de betogers die vernielingen aanrichtten.

Het kabinet zal nu kijken naar de uitvoerbaarheid van de motie en daar zijn vraagtekens bij te plaatsen. De afgelopen jaren zijn vijfmaal eerder verschillende wetsvoorstellen ingediend die een algemeen verbod op gezichtsbedekkende kleding beoogden en die zijn, op die van 2019 na, allen gestrand. Doel is telkens bescherming van de maatschappelijke orde, maar de Raad van State adviseerde dikwijls dat van „dringende maatschappelijke behoefte” geen sprake is en een verbod in strijd is met de vrijheid van meningsuiting.

Gemeentelijke voorwaarden

Of zo’n verbod bij demonstraties nu wel uitvoerbaar is? Hansko Broeksteeg, hoogleraar staatsrecht aan de Radboud Universiteit, ziet niet direct de meerwaarde van de wetswijziging. Het gaat hier om Artikel 9 van de Grondwet, waarin het recht tot betoging wordt erkend, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Dat betekent dat een demonstratie ‘vreedzaam’ moet verlopen en dat burgemeesters anders ter voorkoming van wanordelijkheden zelf voorschriften aan een aangemelde betoging kunnen opleggen, zoals een verbod op gezichtsbedekking. „Dat is geregeld via de Wet openbare manifestaties.”

De gemeente Den Haag hanteert in haar voorwaarden al standaard dat demonstranten geen gezichtsbedekkende kleding mogen dragen en ook de gemeente Amsterdam stelt de bepaling geregeld als voorschrift bij een aangemelde demonstratie. Het staat al zó vaak als beperkende voorwaarde genoemd, zegt advocaat Jebbink, dat hij zich afvraagt of burgemeesters de aanvraag van een demonstratie nog wel echt beoordelen. Al ziet hij in de praktijk ook dat overtreding van het verbod nooit wordt bestraft. „Het OM vervolgt alleen als een demonstrant daarnaast ook iets laakbaars heeft gedaan, zoals stenen gooien. En dan worden ze er tijdens een betoging door de politie sowieso wel uitgepikt, met of zonder gezichtsbedekking.”

Tegelijkertijd kan Rian de Jong – „al vind ik het geen goed idee” – wel begrijpen waar het idee voor het verbod vandaan komt. Als hoofddocent staatsrecht aan de Radboud Universiteit onderzoekt ze openbare ordehandhaving. Ze heeft het karakter van demonstraties de afgelopen jaren zien veranderen. In heel Europa worden betogingen regelmatiger „gekaapt” door onherkenbare, gemaskerde activisten die niet uit zijn op vreedzaam betogen maar op geweld. Ze zag ze opduiken bij demonstraties tegen transporten van kernafval in Duitsland, bij antiglobaliseringsbetogingen rondom de G7- en G8-toppen, bij tegendemonstraties tegen Kick Out Zwarte Piet en ook bij de studentenprotesten. „Deze activisten mengen zich onder de vredelievende demonstranten en veranderen het karakter van de betoging.”

Politie houdt betogers in de gaten

Nog zo’n ontwikkeling die ze ziet: steeds minder demonstraties worden vooraf aangemeld bij een gemeente. Dat speelt vooral bij de langdurige betogingen, zoals die van studenten en van Extinction Rebellion. Met als gevolg dat er vaak geen contact meer is tussen organisatoren en gemeente, zoals over tijd en locatie, en burgemeesters vooraf geen beperkende bepalingen kunnen opleggen. De politie houdt de betogingen daarom meer in de gaten, om de identiteit van betogers vast te leggen. Door namen te noteren, foto- en filmopnames te maken „en betogers worden soms thuis opgezocht.”

Voor de overheid, zegt De Jong, is het handig om mensen te identificeren via camerabeelden, of ze te verbieden gezichtsbedekking te dragen, zeker als er raddraaiers tussen zitten. Maar vanuit de vreedzame demonstranten is de reactie juist omgekeerd: „die gaan méér gezichtsbedekking dragen”. Want ze willen niet opgezocht worden door de politie. Er zijn volgens De Jong ook tal van andere legitieme redenen voor anoniem protest. „Als je tegen een regime demonstreert kan het zijn dat het regime je ook hier in de gaten houden. Of je wilt anoniem demonstreren omdat je werkgever niet zo blij is met je standpunt.”

De Jong heeft de indruk dat door de nieuwe vormen van actievoeren op dit moment „de balans even zoek is”. Zowel bij de demonstrant, wiens betoging soms wordt ‘gekaapt’, als bij de overheid, niet wetend hoe te reageren. Maar een verbod op gezichtsbedekkende kleding zal daar vermoedelijk weinig aan veranderen. „Om de echte raddraaiers te pakken heb je zo’n verbod niet nodig. Je benadeelt er vooral de vreedzame demonstranten mee.”

Lees ook

Gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties moet verboden worden, vindt Tweede Kamer

Leden van de mobiele eenheid  verdrijven demonstranten – met gezichtsbedekking – voor de ingang van de Universiteit van Amsterdam  op de Roeterseilandcampus in het centrum van de hoofdstad, in mei van dit jaar. Foto Bram Petraeus