De weduwe van Rutger Hauer: ‘Zijn schoenen staan onder het bed en zijn kleerkast durf ik niet open te doen’

Amsterdam, Keizersgracht 384. De Stadsschouwburg stond hier vroeger, de eerste stenen schouwburg van de stad, tot die in 1772 afbrandde. Het Rooms-Katholiek Oude-Armenkantoor kwam ervoor in de plaats en in dat pand zit nu hotel The Dylan. Maar het poortje waardoor Vondel op 3 januari 1638 naar binnen ging om de première van zijn Gijsbrecht van Aemstel te zien is er nog en de binnenplaats – ach, mensen, de binnenplaats is met zijn hoog oprijzende en zwart geschilderde gevels zo’n toonbeeld van Hollandse soberheid dat je even error voelt als je vervolgens naar de mensen om je heen kijkt. O ja, hier zitten de superrijken. Hier lunchen ze bij mooi weer buiten met een bordje sla en een mootje monkfish.

Ons idee om dit als decor te kiezen voor een gesprek met Ineke ten Cate (77) en haar petekind Sanna Fabery de Jonge (52). Het leek ons wel gepast voor de weduwe van een van Nederlands grootste en beroemdste filmsterren – Rutger Hauer. En ja, ze logeerden hier weleens. Ze waren, zegt ze, „niet vies” van vijfsterrenluxe. Al was een camping ook altijd prima. Een camping in de modder. Door de wildernis zwerven in hun tot kampeerbus verbouwde trailer – god, wat heeft ze daar goede herinneringen aan.

Wat ze níét leuk vindt: dit gesprek. Waarom de publiciteit zoeken? Waarom de aandacht op zichzelf vestigen? Ze houdt er niet van. Rutger, zegt ze, hield er ook niet van. Ze doet het voor Sanna, want zij heeft een film over Rutger Hauer gemaakt, Like Tears in Rain, en die komt dinsdag 15 oktober op televisie, in Het uur van de wolf, NPO2. Nooit eerder vertoonde beelden van Rutger Hauer in zijn jonge jaren, toen hij en Ineke bevriend waren met de ouders van Sanna en de peetouders werden van hun kinderen. Interviews met Monique van de Ven, Paul Verhoeven, Anton Corbijn, Whoopi Goldberg en Mickey Rourke over hun herinneringen aan hem. Like Tears in Rain: de slotwoorden van de door Rutger Hauer gespeelde hoofdpersoon Roy Batty in de film Blade Runner (1982). „All those moments will be lost in time, like tears in rain.” Time to die, voegde hij eraan toe. Hij was achtendertig en had hoofdrollen gespeeld in Floris (1969), in Turks Fruit (1973), in Soldaat van Oranje (1977). Nu begon hij aan zijn Amerikaanse carrière.

Rutger Hauer stierf in juli 2019, op zijn vijfenzeventigste. „Twee jaar later”, zegt Ineke ten Cate, „stierf mijn moeder. Dat ik hier zo zit met jullie, dat ik nog kan praten en eten, ik snap het niet. Ik snap gewoon niet dat ik het kan. Ik had zo’n lieve moeder, ik was gek op haar. Twee jaar heb ik heel intiem voor haar gezorgd, ze was best een beetje in de war, en toen stierf zij ook nog, midden in de covidtijd.”

Hoe oud was ze?

„Achtennegentig. Ik had geen tijd gehad om te rouwen en daar zat ik dan, in onze boerderij in Beetsterzwaag. Ik kon niet naar ons huis in L.A. en veel vrienden hadden afgehaakt, want na Rutgers dood vonden ze me niet meer interessant. Ik was zo eenzaam. Ik heb het echt verschrikkelijk gehad.”

En dan doet ze iets wat ze de komende uren vaker zal doen: om zichzelf lachen. Daarna, luchtig: „Zo, dan weten jullie dat ook weer.”

Hoe is Rutger gestorven?

„We waren op een filmfestival in Lucca geweest, in Italië, waar films van Rutger werden gedraaid, en daarna hadden we er nog een week Florence aan geplakt, heel leuk allemaal, heel intens. We kwamen thuis, in Beetsterzwaag, hij was niet lekker en drie maanden later was hij dood. Het was alvleesklierkanker. Het zat ook in zijn longen, overal. En niets gemerkt, hè. Hij was nooit ziek, nooit, nooit, nooit. Ik snap het nog steeds niet.”

Jullie woonden in Friesland, maar je bent geen Friezin.

„Nee, ik ben geboren in Haren, bij Groningen. Later verhuisden we naar Friesland en ik heb in Heerenveen op school gezeten, op het gymnasium, maar dat ging niet. Toen in Leeuwarden naar de meisjes-hbs. Ging ook niet. Ik was een moeilijk meisje. Dwars, stout, spijbelen. Toen in Amsterdam naar Charles Montaigne, de modeopleiding, en een jaar naar Londen en Parijs, dat vonden mijn ouders belangrijk. Op mijn eenentwintigste ben ik begonnen met textiele kunstvorming. Ik kon mijn werk goed verkopen, ik had een auto en een leuke vriend, en op dat moment ontmoette ik Rutger. Hij was vijfentwintig.”

Rutger Hauer in ‘Like Tears in Rain’.
Foto NFF

Bij je ouders toch?

„Dat vertel ik in de film, ja. Hij was met mijn broer Marius mee naar huis gekomen. Marius zat wel op het gymnasium en had van die leuke avonden over poëzie en toneel, en Rutger zat bij de Noorder Compagnie, een toneelgezelschap uit Drachten. Die gaven een voorstelling en na afloop bleek Rutgers auto het niet te doen. Mijn broertje belde mijn vader: mag er een acteur bij ons logeren? Geen sprake van, maak je me daarvoor wakker? Mama belde terug naar de schouwburg: het kan best, hoor. De volgende ochtend bleek er een jonge god in bed te liggen. Mama schok zich helemaal dood.”

Inekes moeder, uit een familie van oude landadel, schilderde en illustreerde. Haar vader was journalist en een in zijn tijd gezaghebbend columnist, hoofdredacteur van de Friese Koerier en de Leeuwarder Courant. „Fantastische ouders, echt. De liefste en de leukste. Ze vonden alles prima. Ze waren zelf heel streng opgevoed en hadden zich voorgenomen om alles anders te doen.”

Rutger bleef.

„Hij voelde zich meteen thuis bij ons. En ik wist: dit is hem. De jongen met wie ik was heb ik afgezegd.”

In de film vertel je dat je schrok van hoe hij woonde.

„Hij wilde zijn handschoenen ophalen en we reden naar Siegerswoude, een dorpje bij Drachten. Daar had hij een viezig goor huisje tussen de koeien, zonder water en elektriciteit. Het stonk er naar kuilgras, in de hoek van de kamer lag een bult eierdoppen en ander vuilnis, op het fornuis lag zo’n laag stof.” Ze houdt haar duim en wijsvinger 10 centimeter bij elkaar vandaan. „Maar er zaten dus wel een stuk of drie meisjes naast elkaar op een bankje. Wat doen jullie hier? Ja, we wachten op Rutger. Haha, nou, leuk.”

Héél erg knap. Zo’n mooi lichaam ook. Ik krijg het er nog warm van

Sanna Fabery de Jonge

Sanna vraagt of het meisjes van het toneelgezelschap waren en Ineke zegt: „Weet ik niet. Ik denk het niet. Hij had altijd meiden achter zich aan.”

„Hm, hm”, zegt Sanna. „Hij was natuurlijk heel erg knap.”

Ineke: „Héél erg knap. Zo’n mooi lichaam ook. Ik krijg het er nog warm van.” Ze wappert zichzelf wat koelte toe met haar handen.

Had hij daar ook al met meisjes gewoond?

„O, vast. Ik ben nooit jaloers geweest, als jullie dat bedoelen. Echt helemaal nooit. Ook omdat ik heel erg zeker van hem was.”

In de film gaat het er niet over, maar hij had toen al een kind.

„Een dochter, ja, met een Zwitsers meisje, ze was een jaar jonger dan hij. Haar ouders hadden geëist dat hij met haar trouwde toen ze zwanger was en kochten een schip voor hen waarop ze konden wonen. Dat schip lag in de Amstel, tegenover het huis van Rutgers ouders in Amsterdam. Het duurde drie maanden en toen is ze terug naar Zwitserland gegaan. Daar is ze opnieuw getrouwd en haar nieuwe man heeft Rutgers dochter geëcht.”

Zagen jullie haar nog wel?

Ineke kijkt naar Sanna en zegt dat ze het moeilijk vindt om erover te praten. „Eerst dacht ik: o, leuk, een dochter. Maar het is niet goed met haar gegaan. We hebben alles, alles, álles gedaan om haar te helpen en dat is mislukt.”

De eerste maanden dat Rutger bij haar ouders was, zegt ze, hadden ze nog geen relatie. Ze praatten wel eindeloos veel met elkaar en hij vertelde haar over zijn ouders, die allebei acteur waren: hard werken, veel weg, avonden lang rond de grote ijzeren kachel zitten met andere acteurs – Wim Kan, Mary Dresselhuys. „Acteur zijn was heel belangrijk voor hen, onhandig dat er ook nog kinderen waren. Geld was er niet.” Rutger had drie zusjes, het zusje boven hem was gestorven. Als klein ventje, zegt Ineke, liep hij al van huis weg. „Hij wilde naar Schiphol. Hij vond vliegtuigen fantastisch.” Op zijn vijftiende ging hij varen, na bemiddeling door zijn grootvader, die een rederij had. Als hij niet kleurenblind was geweest, zegt Ineke, dan was hij kapitein geworden. Zo werd het de toneelschool.

Foto Frank Ruiter

Kende je zijn ouders?

„Ja, heel goed.” Weer die lach. „Ze vonden mij poes nummer zeventien. Dat zeiden ze gewoon. Poes nummer zeventien.”

En dat is zo gebleven?

„Nee. Zijn moeder was eigenlijk een heel leuk iemand. Voor ze overleed, op haar tweeënzeventigste, hebben we het een soort van goedgemaakt. Ze zei: het beste wat Rutger is overkomen ben jij. Maar de verbondenheid die ik met mijn moeder voelde, die heeft Rutger nooit met zijn moeder gevoeld. Ook niet met zijn vader. Die is op zijn eenenzeventigste overleden.”

Ze hebben Rutgers roem nog meegemaakt.

„Maar daar zeiden ze nooit iets over. Bij hen stond toneel in veel hoger aanzien dan film. Bij de première van Soldaat van Oranje liep zijn vader weg. Hij vond het te gewelddadig of zo.”

Je hoeft geen psycholoog te zijn om te vermoeden dat Rutger houvast zocht.

„Hij was niet geworteld, wilde zich niet binden en was van plan om dood te gaan op zijn dertigste. Dat zei hij tegen me. Ik stap uit het leven als ik dertig ben, dan heb ik het wel gehad. En hij wilde absoluut geen kinderen.”

Jullie hebben ze ook niet gekregen.

„Nu zou het fijn zijn als ik kinderen had, dan was ik niet zo alleen. Maar toen, nee. Voor mij was het geen offer. Ik ben opgevoed met de Club van Rome, die in 1968 al waarschuwde voor de gevolgen van overbevolking en uitputting van de aarde. Mijn vader was daar erg mee bezig. Hij zei: de hele wereld is straks on the move, de planeet gaat naar de klote. Ik nam dat heel serieus. Geen kinderen krijgen hoorde daar bij.”

Rutger noemde jou Sientje.

„Zo heet ik, Sientje, van Klazina. Op mijn vijfde ging ik met mijn ouders weg uit Haren en moest ik mijn vriendinnetje achterlaten. Zij heette Ineke. Ik wilde ook Ineke heten. Vreselijke naam, vind ik nu.”

Hoe kwam het dat jullie Sanna en haar broertje Pleun zo in jullie hart sloten?

„Omdat hun ouders zulke goeie vrienden van ons waren. Op die leeftijd, zo tussen je vijfentwintigste en dertigste, kunnen vriendschappen heel intens zijn. Rutger had Turks Fruit al gedaan, maar dat zei hun niets toen we elkaar leerden kennen, ze waren net op wereldreis geweest. Ze verkochten hun kampeerbus aan ons. De vakanties met elkaar, het verbouwde schip waarop we door Nederland voeren met hun kinderen, hoe fijn dat was, hoe zorgeloos – nou ja, dat zie je dus allemaal in Sanna’s film.”

Kun je ernaar kijken?

Ze kijkt naar Sanna en zegt: „De eerste keer, met jou en je moeder, heb ik anderhalf uur lang gehuild, niet normaal. Opeens zie ik mijn broertje weer, Marius, op zo’n gigantisch groot filmdoek. Ik hoor zijn stem. Ik zie hem samen met Rutger – ze waren zulke goeie vrienden, echt vrienden voor het leven en toen…”

Toen ging Marius dood.

„Op zijn negenentwintigste. Hij had de ziekte van Hodgkin en lag dood te gaan in het ziekenhuis en ondertussen ging mijn vader vreemd. Mijn jonge jaren met Rutger komen weer voorbij, al die dingen die we deden, dat gekloot op boten en in kampeerbussen, het klussen, het timmeren, de lol die we hadden, de onbezorgdheid. We waren zo gelukkig.” Ze duwt de mouw van haar trui een beetje omhoog en zegt dat ze voor de film een tattoo heeft laten zetten van Rutgers vingerafdruk. Die stond op zijn green card, zijn verblijfsvergunning voor de VS. „Weten jullie wat het is, sinds mijn moeder en Rutger er niet meer zijn ga ik graag naar de plekken waar ik met Rutger was en dat hebben we ook gedaan voor de film. In L.A. waren we bij de stomerij waar Rutger zijn kleren liet stomen, er hangt daar een groot portret van hem aan de wand, en ik kom binnen en die man van de stomerij springt ongeveer over zijn toonbank heen om mij te begroeten. En dan de buurvrouw in L.A. die meteen naar buiten rent als ze me ziet, de Starbucks waar we kwamen, de restaurants – het was fijn en het was vreselijk, want Rutger is er niet meer en ik moet alles alleen doen. Ik reis alleen, ik huur auto’s alleen, ik huur huizen alleen, ik maak roadtrips alleen, en dat vind ik heel flink van mezelf, niet veel vrouwen van mijn leeftijd doen dat. Maar het is ook heel erg eenzaam.”

En als je thuis bent? In Beetsterzwaag?

„Dat vind ik dus moeilijk. Zijn schoenen staan onder het bed en zijn kleerkast durf ik niet open te doen. De schimmel zit misschien wel in zijn kleren, maar ik durf niet te kijken, want dan sta ik niet voor mezelf in. Als er niet zo’n haast was geweest, was ik het liefst samen met hem doodgegaan.”

Haast?

„Ik bedoel dat het allemaal zo snel is gegaan. En ik had mijn moeder nog. Ze zeggen dat de tijd alle wonden heelt. Nou, mooi niet. Het wordt alleen maar erger. Ik kom er niet meer overheen. En waarom zou ik ook?”

Wat maakt dat je doorleeft?

„Dat ik te laf ben om voor de trein te springen. En omdat de vogels zo mooi zingen als ik in het bos loop. Het strand is ook heerlijk.”

En het is niet zo dat je je leven met hem romantiseert? Het slechte wegpoetst?

„Was het maar zo. Er valt niets weg te poetsen.”

Aan de ketting om haar hals: de handtekening van Rutger in goud. Daarnaast een sterretje met wat as van hem erin. Aan haar hand een ring met diamanten lippen. „De kus”, zegt ze. „Die kreeg ik toen we vijfentwintig jaar getrouwd waren.” Ze lacht weer en zegt dat ze het zo jammer vindt dat ze voor niemand meer kan zorgen. Maar nee, er is geen vacature. „Als ik nog voor iets of iemand wil zorgen neem ik wel een kikker. Of een meeuw zonder vleugels.”


Kan Céline Dion ook de wolf verjagen?

Wat doet een olifant die zich rustig een weg baant door de jungle van Gabon, op zoek naar eten, als hij opeens geconfronteerd wordt metde gierende uithalen van Céline Dion in ‘My Heart Will Go On’? Of als tussen de vertrouwde vogelgeluiden opeens de Vijfde Symfonie van Beethoven klinkt?

Voor programmeurs Tim van Deursen en Thijs Suijten, van non-profitorganisatie Hack The Planet, is het geen theoretische vraag. „Op videobeelden zagen we dat een olifant bevroor op het moment dat de speakers begonnen te spelen, zijn oren spitste, zich omdraaide en wegliep.” En dat is precies de bedoeling van hun ‘Elephant Repeller’, Olifantenweerder. Oftewel: draadloze speakers plus stroboscoop, aangestuurd door ‘slimme’ camera’s, bedacht, gemaakt en in Gabon opgehangen door deze twee Nederlanders.

Overal ter wereld rukt de mens op in wat eerst leefgebied van dieren was, daardoor komen mens en dier steeds meer met elkaar in aanraking.

Tijdens een project in het West-Afrikaanse land hoorden ze van een ‘mens-dier-conflict’ tussen boeren en de Afrikaanse bosolifant. Overal ter wereld rukt de mens op in wat eerst leefgebied van dieren was, vertellen ze in het kantoor van digitaal ontwerpbureau Q42 in Den Haag, waar Hack The Planet onder valt. Daardoor komen mens en dier, zoals mens en wolf in Nederland, steeds meer met elkaar in aanraking.

Zo is het ook in Gabon met olifanten; die komen steeds dichter bij de dorpen. Ze doen zich tegoed aan de gewassen en vernielen complete plantages. Soms vallen ze mensen aan, waarbij zowel mens als olifant slachtoffer kan worden. „Je kan zoveel hekken neerzetten als je wil om olifanten weg te houden, maar dat haalt niets uit”, zegt Van Deursen.

De twee bedachten een diervriendelijke manier om de olifant terug de jungle in te dirigeren – met muziek. Het is een van de projecten van de twee programmeurs, die technologie willen inzetten voor een betere wereld. Van Deursen werkte voor hij aan Hack The Planet begon als productontwikkelaar voor diverse bedrijven en NGO’s. Mooi werk, maar toen hij kinderen kreeg realiseerde hij zich dat hij meer wilde doen. „Een jaar lang ben ik bij elk denkbaar goed doel op de koffie gegaan, met de vraag: wat hebben jullie nodig?”

Het heeft sinds dat jaar, 2016, geresulteerd in een keur aan vindingen. In 2018 sloot Suijten zich bij hem aan. Ze ontwikkelden in die tijd bijvoorbeeld Skyhawq, een zelfsturende drone die ontbossing registreert. En ze zorgden dat rivaliserende stammen in Karamoja, Noordoost-Oeganda, kennis met elkaar konden maken door VR-brillen.

De olifanten lopen weg zodra de muziek klinkt van Céline Dion.

Op dit moment zijn ze bezig met het uitrollen van de Scanner Edge, hun „meest volwassen project” tot nu toe. Dit is een apparaat dat in afgelegen gebieden door middel van radiofrequenties en satellieten informatie kan doorgeven over menselijke aanwezigheid. Cruciaal voor rangers in Afrikaanse natuurreservaten, die willen weten waar mogelijke stropers zich ophouden. „Kijk”, zegt Suijten, terwijl hij zijn telefoon omdraait. „Ik krijg nú een bericht binnen dat er een signaal is gedetecteerd!”

Zou je de Scanner Edge in Nederland ophangen, dan zou je geen steek wijzer worden. Hier zijn óveral telefoons. „Maar dáár heb je het over natuurparken ter grootte van Nederland en België gecombineerd, waar geen mens iets te zoeken heeft”, zegt Van Deursen. Dan valt een mobiel signaal wel op. „Dit is een groep rangers in Zambia die aan het kamperen is”, zegt Suijten wijzend naar het berichtje op zijn telefoon. „Dat hadden ze al laten weten, zodat we niet zouden schrikken.”

Slimme camera’s tegen stropers

Een van hun eerste vindingen voor natuurbehoud was een slimme camera voor Gabonese parkrangers. Ze leerden dat rangers camera’s gebruiken in hun jacht op stropers die op hun beurt jaagden op de Afrikaanse bosolifant, een soort die lijdt onder krimpende leefgebieden en veelvuldige stroperij, voor hun ivoor. Maar heel handig waren die camera’s niet, ze konden alleen foto’s maken en opslaan. „Om de beelden te kunnen bekijken moesten ze dus de jungle in. De stropers waren dan natuurlijk allang weer weg.”

In de ‘Makers Room’, waar een eindeloze voorraad gereedschap ligt, gingen Van Deursen en Suijten met deze camera’s aan de slag. Dat ze allebei ooit zelf hun eigen computers hadden gebouwd toen ze informatica studeerden, kwam goed van pas. Ze installeerden een extra functie in de camera. „Nu kunnen de beelden realtime verzonden worden. Dus als er stropers actief zijn, kunnen de rangers er direct naartoe”, zegt Van Deursen.

Tim van Deursen hangt een slimme camera op in Gabon.
Deze camera’s worden gebruikt in de strijd tegen stropers.

Foto’s: Floris Tils/ Hack The Planet

Tijdens de reis waarbij ze de camera’s gingen installeren stuitten ze op een bekend probleem in de natuurbescherming: niet iedereen wil dat de olifant beschermd wordt. De lokale bevolking wilde juist beschermd worden tégen de olifant. „Dat was echt een moment van twee botsende werelden”, zegt Van Deursen. „Wij dachten: de olifant moet beschermd. Maar zij zien ook dieren die hun plantages komen vernielen en die ronduit gevaarlijk zijn.”

Zo’n botsing tussen natuurbescherming en de lokale realiteit komt wel vaker voor. Vanuit het Westen wordt van Afrikaanse landen met bijzondere natuur verwacht dat zij zorg dragen voor behoud van biodiversiteit. Maar dat is nogal makkelijk gedacht, vond president Mokgweetsi Masisi van Botswana. Toen de Duitse minister van Milieu, Steffi Lemke, de invoer van jachttrofeeën uit Afrika wilde verbieden met het idee daarmee olifantenlevens te sparen, reageerde hij verbolgen. Hij dreigde 20.000 olifanten naar Duitsland te sturen, die dan vrij moesten kunnen rondlopen, net als in zíjn land.

Vat met stokken

In Gabon had een plantagehouder een oplossing gevonden voor de overlast die zij van olifanten ervaarde. Ze liet Van Deursen en Suijten een kapotgestampt veld zien. In het midden stond een metalen vat met twee houten stokken erop. Wat bleek: op het moment dat iemand een olifant aan zag komen, sloeg die op dat vat, om het dier af te schrikken. „We keken elkaar aan en dachten: dat kunnen we toch automatiseren?”

Zo ontstond het idee voor de Elephant Repeller. Als de slimme camera een olifant detecteert, stuurt die een signaal naar de speakers, die verderop hangen, tussen de olifant en het dorp in. Waarna dus de

uithalen van Céline Dion
kunnen klinken uit de dichte begroeiing. Al staan in de afspeellijst die wordt gebruikt allerlei nummers. Want de olifant kent na verloop van tijd natuurlijk óók ‘My Heart Will Go On’ uit zijn hoofd. Die wisselende nummers lijken te werken, blijkt uit de ervaringen van de boeren in Gabon. „Maar we hebben ook al wel van een enkeling een klacht teruggehoord over de muziek.”

Roemeense beren bleken veel minder gevoelig te zijn voor Céline Dion en de Beastie Boys

Gabon is niet de enige plek en de olifant niet de enige diersoort waarbij de twee uitvinders, met dezelfde technologie, hetzelfde mens-dier conflict oplossen. Maar het maakt per soort wel uit wat je afspeelt. „Olifanten schrikken van een combinatie van hoge en lage tonen. En dan het liefst ook nog heel onvoorspelbaar door elkaar heen. Eerst heb ik me afgevraagd hoe ik dat kon maken, tot ik me realiseerde dat ik natuurlijk gewoon muziek kon gebruiken”, zegt Van Deursen. Maar toen ze naar Roemenië gingen om daar te zorgen dat beren afstand houden van mensen, bleek dat die veel minder gevoelig zijn voor Céline Dion en de Beastie Boys. „Die schrikken vooral van boze beren-geluiden.” Dus daar brullen de speakers.

Afrikaanse bosolifanten vastgelegd door de slimme camera van Hack The Planet.

Foto’s: Hack The Planet

Veluwse wolven

Het is dus maatwerk. Ondertussen hebben de mannen ook gesprekken met de provincie Utrecht, om te kijken of hun uitvinding ook kan werken bij hét mens-dier-conflict van Nederland: dat met de wolf. Van Deursen: „We zullen een manier moeten vinden om naast elkaar te bestaan. We delen deze wereld nu eenmaal. Voor een beer of een wolf is een met hekken afgezet stuk land met schapen ook gewoon een McDrive.”

Ze weten nog niet hoe en waarheen ze de wolf zouden kunnen afschrikken, vertelt hij. Vooralsnog heeft de rechter besloten dat de provincie de wolven niet mag zenderen, wat het onderzoek bemoeilijkt. Van Deursen: „Ik kan me voorstellen dat we eerst kijken of we met de slimme camera’s meer over het gedrag van de dieren kunnen leren. Pas dan kunnen we kijken of we ze op een bepaalde manier kunnen afschrikken.”

Voor welke muziek gaat de wolf straks op de Veluwe op de loop? „Dat moeten we gaan ontdekken, we hebben nog geen idee waar de wolf op reageert.”


Het Holland Casino in Zandvoort sluit, de gloriedagen zijn al lang voorbij. ‘Het was magisch, nu is het grimmig’

Henny en Jenny zitten samen aan de roulettetafel. De geboren en getogen Haarlemmers gaan vier, oké soms vijf keer per jaar samen naar het Holland Casino in Zandvoort. Zonder hun mannen, want die gokken niet. Henny Vlietstra (79) en Jenny van Elk (78) zijn schoolvriendinnen en kennen elkaar al 75 jaar. Van Elk woont in Haarlem, Vlietstra in Alphen aan den Rijn. „Het meest knusse casino van Nederland”, noemen ze hun ontmoetingsplek. Oh!, roept Vlietstra terwijl ze wat opveert, heb ik wat gewonnen?

De twee zijn oudgedienden van het oudste casino van Nederland: ze komen hier al sinds openingsjaar 1976. „We gingen altijd met een groepje vrienden. Als een van de mannen geen stropdas om had, kreeg-ie er eentje van het casino. Je ging hier niet in je spijkerbroek naartoe”, zegt Van Elk, die deze vrijdagmiddag een nette witte blouse met grote strik draagt. Vlietstra heeft een groen pak aan. „Zo erg hè”, zegt Van Elk, „die Duitsers die hier tegenwoordig allemaal in korte broek rondlopen.”

De 37 bezoekers die deze vrijdag aanwezig zijn in de gokhal moeten hun heil binnenkort elders zoeken. In het restaurant en bij de bar hangen nog zwarte en gouden ballonnen, want op 1 oktober werd het Holland Casino 48 jaar. De vijftig gaan ze in Zandvoort niet halen. Het personeel hoorde donderdagmiddag dat het filiaal van Holland Casino vanaf 1 februari zijn deuren sluit.

Slechte cijfers

Het gaat al langer slecht met het Holland Casino, zoals ook eind augustus bleek uit de cijfers over het eerste halfjaar van 2024. Het staatsbedrijf leed 3,5 miljoen euro verlies. Het bedrijf is onvoldoende hersteld van de sluitingen tijdens de coronacrisis, de bezoekersaantallen blijven achter – vooral in Zandvoort. „Bezoekers vanuit Noord-Holland gaan liever naar Amsterdam, Utrecht of Scheveningen”, zegt een woordvoerder. „De potentie is hier opgedroogd.” De meeste bezoekers die dag zijn zestigers en zeventigers, met uitzondering van een paar toeristen, veelal uit Duitsland.

Medewerker Jean-Marie van Kortenhof (53) is shift leader. „We hielden er wel rekening mee vanwege de slechte cijfers, maar het bleef een klap in het gezicht. Je hoopt toch op een wonder.” Dat het hier vroeger anders was, weet Van Kortenhof nog wel. Hij werkt al 33 jaar in het casino. „Ik begon als portier. Met het kleinste gaatje in je kleding liet ik je niet binnen. Dat was de tijd van het classy casino. Dat dat nu anders is, is niet erg: dingen veranderen met de tijd. Maar de gloriedagen zijn voorbij.” Wel zijn er nog veel vaste bezoekers. „Maar ook dat wordt minder, want die worden steeds ouder. Op een gegeven moment krijgen ze kwaaltjes en dan zie je bepaalde gezichten niet meer.”

Foto Roger Cremers

Een soort bingomiddag

Ding ding ding. De 73-jarige Hanny drukt op de ‘spin’-knop en de virtuele vuurballen spatten van het scherm. Ze speelt altijd „op de kast”. Haar bezoekje aan het casino is „een soort bingomiddag” met vriendinnen, vertelt ze. „Soms gaan we met z’n drieën, soms met z’n tweeën, en soms ga ik alleen.”

Verdorie, waarom nou, was het eerste wat ze dacht toen ze het nieuws hoorde. Ze kwam vandaag direct langs om het personeel een hart onder de riem te steken. Ook Hanny komt hier „sinds ’76”. Haar lippen zijn gestift, de nagels gelakt, in haar oren en om haar pols hangen parels. „Drie keer in de week neem ik hier een colaatje en speel ik een spelletje. Het is onderdeel van mijn leven.”

Eind jaren zeventig had het casino „iets magisch”, zegt ze, het was chic. Net als heel Zandvoort, overigens: flaneren over de mondaine boulevard, in je mooiste kleding. Op volle zomerdagen liggen de stranden tegenwoordig nog vol, maar van de grandeur van weleer is weinig over, met vooral flatgebouwen in alle tinten grijs.

„Vroeger was het hier altijd feestelijk”, zegt Hanny, „nu is het wat grimmiger. De gebouwen en de winkels zijn vervallen, er is veel leegstand. Het is verloederd, zeggen we tegen elkaar in het dorp.” Ze heeft warme herinneringen aan het casino. „Ik weet nog wel dat ik hier met een vriendin was en een mooi bedrag won. Nou, het eerste wat ik deed was een foto van de kast maken. Er liggen hier veel voetstapjes van mij.”

Spanning rond de kast

De vriendinnen Van Elk en Vlietstra komen hier vaak op mooie dagen na een fietstocht even spelen voor „wat spanning rond de kast”. Henny Vlietstra won eens „een mooi bedrag”. Toen is ze meteen de winkelstraat in het dorp ingegaan om een nieuwe jas en schoenen te kopen. „Weet je nog, Jenny, dat jij zei: zet ’m op 8? Maar ik dacht: nee, het wordt 27. Nou, hij viel!”

Lees ook

Minder gokkers, hogere belastingen: gaat Holland Casino zijn vijftigste verjaardag halen?

Holland Casino in Rotterdam, de vestiging ging open in 1985. De komst van legaal online gokken zorgt voor minder interesse in de fysieke casino’s.

Wat gaan ze doen als het casino straks ter ziele is? Bridgen, misschien, of wat vaker tennissen. Of naar het casino in Utrecht of Amsterdam. „Maar dat is minder gezellig”, zegt Jenny van Elk. „Het is er zo bedompt. En hier kan ik heen op de fiets.” „Kunnen ze er niet eentje in Amsterdam sluiten”, vraagt Henny zich af, „daar zijn er toch twee”.

Hun aandacht wordt weer terug naar het spel gehaald. Place your bets, zegt de roulettemachine. Time is running out.


Vertraging door Duitse grenscontroles, met een lage opbrengst: ‘Ik heb pantoffels voor m’n oma mee’

Natúúrlijk worden juist zij eruit gepikt: „We zijn twee jonge gasten, we zien er wat slaperig uit en we rijden ook nog eens een dure auto”, zegt Daniël van Doorn (33). Ondanks zijn dikke wollen trui staat hij deze woensdagavond rillend naast zijn BMW. Het is fris. Naast hem steekt Vincent Greveling (33) een sigaret op. Net hebben ze een halfuur lang toegekeken hoe een paar Duitse agenten hun auto uitkamden. De mannen komen uit Dordrecht en rijden naar Tsjechië, waar Van Doorn familie en een weekendhuis heeft. „Ik heb pantoffels voor m’n oma mee”, zegt hij. „En koeken en thermoskannen.”

„Daar keken ze ook in”, zegt Greveling. „Het viel mij vooral op dat het allemaal erg officieel ging.” Van Doorn: „We moesten eerst onze handen naar voren houden. En daarna meelopen om te kijken wat de agenten deden, of ze niet zomaar in onze portemonnees zaten enzo.” De paspoorten van de mannen zijn ook gecheckt. Nu mogen ze weer door.

Op deze rustplaats, waar de A1 van Hengelo overgaat in de Bundesautobahn 30 richting Osnabrück, houdt de Duitse politie sinds half september – 24 uur per dag, zeven dagen per week – grenscontroles. Die zijn onderdeel van het Duitse beleid tegen illegale immigratie. Twee rijstroken op de driebaansnelweg zijn afgezet met oranje kegels. Alle vrachtwagens, busjes en personenauto’s worden één baan ingesluisd, richting rustplaats. Het gevolg is een kleine file en in de spits zo’n twintig minuten vertraging.

Al het verkeer op de A1 bij De Lutte moet via één baan langs de grenscontrolepost.
Foto Eric Brinkhorst

Afgelopen anderhalve week gebeurden bij deze grensovergang bij De Lutte twee dodelijke ongelukken. Dinsdagavond botste een 31-jarige man uit Polen op een vrachtwagen in de file voor de grenscontrole. De week ervoor overleed op dezelfde manier een 26-jarige man uit Hengelo. De Nederlandse politie doet op het moment onderzoek naar de precieze oorzaak van de twee ongelukken. Rijkswaterstaat plaatste dinsdagavond extra mobiele waarschuwingsborden.

Vrij Europa

Het is niet het langzaam rijdend verkeer dat Van Doorn en Greveling dwars zit. „In een vrij Europa is dit wel erg beperkend”, zegt Van Doorn. Greveling valt hem bij. „En ik ken dit ook gewoon niet meer. Dit komt door die rechts-nationalistische golf die door Europa gaat.” Van Doorn: „Mijn moeder is in de jaren tachtig uit Tsjechië gevlucht. Toen was het ook fijn dat ze in Nederland terecht kon.”

Alle auto’s en vrachtwagens passeren bij de rustplaats allereerst een witte partytent met daarin twee Duitse agenten. Zij sorteren hier enkel de vrachtwagens. We kijken vooral naar nummerborden”, zegt een jonge agent (24) met in zijn handen een groot geweer. Hij wil zijn naam niet in de krant. „Trucks die niet uit de EU komen, uit Turkije bijvoorbeeld, sturen we richting controle”, vertelt hij. Maar veruit de meeste vrachtwagens mogen meteen doorrijden. „Als we die allemaal door de check sturen, krijgen we een opstopping”, zegt de agent. Een man in een wit busje rijdt voorbij, kijkt de agenten aan en schudt afkeurend zijn hoofd.

Ze zijn jong en waren naar Amsterdam. Dan zijn er misschien drugs in het spel

Duitse agent
voert grenscontroles uit

Alle personenauto’s worden doorgestuurd naar de tweede check. Dat is een blauw tentje van waaruit de boomlange agent Dean (25) af en toe zijn hoofd naar voren buigt en door de achterruiten kijkt. Soms begint hij een praatje. Dan stuurt hij de auto’s de snelweg weer op óf naar de parkeerplaats voor een uitgebreide controle. „Ik kijk naar het soort auto, het nummerbord”, vertelt Dean. Geblindeerde ramen zijn verdacht. „Ik kijk of mensen veel tassen bij zich hebben, slecht gekleed zijn of stinken.” Dat zijn tekenen dat iemand lang onderweg is. Dean gebaart terwijl hij praat naar twee blonde mensen in een auto met Nederlands kenteken, zij mogen door. „Guten Abend”, zegt hij tegen een man van kleur in een auto met Duits nummerbord. „Sprechen Sie Deutsch?”

Twee zwarte mannen van middelbare leeftijd in een Audi worden stopgezet. Een groep Duitse jongens wordt een voor een uit hun auto gehaald en gefouilleerd, dan mogen ze doorrijden. „Ze zijn jong en waren naar Amsterdam”, zegt een agent. „Dan zijn er misschien drugs in het spel.”

‘Chauffeur kent de mensen niet’

Er komt een Flixbus aangereden. Deans collega begint in het Pools een gesprek met de chauffeur en dan moet de bus afslaan naar de parkeerplaats. „De Flixbussen controleren we áltijd”, zegt Dean. „Want de chauffeur kent de mensen in de bus niet.”

Flixbussen worden altijd gecontroleerd. „Want de chauffeur kent de mensen in de bus niet.”
Foto Eric Brinkhorst

Spannend vinden Dean en zijn collega’s het hier op zijn zachtst gezegd niet. Hiervoor werkte hij vooral bij demonstraties en voetbalwedstrijden, zegt Dean. Illegale immigratie zien ze op deze grens weinig. Na ongeveer een week liet de Duitse politievakbond zich sceptisch uit over de controles aan de Duitse westgrens. Het zou wat illegale migratie betreft niet veel opleveren en controleposten worden omzeild. „Dat klopt”, zegt Dean desgevraagd. „Zo denken alle agenten er hier over.”

De grote groene Flixbus staat een halfuur stil op de parkeerplaats. De Nederlandse Bastiaan Sizoo (26) steekt zijn hoofd uit de deur. Hij is op weg naar zijn vriendin in Berlijn. „Tja, ik moet iets langer wachten. Ik koos voor de Flixbus, dus een beetje ongemak hoort erbij”, zegt hij. „Maar zo’n controle ziet er wel grimmig uit als je komt aanrijden”, zegt hij. „En het voelt niet heel erg Europees.”

Lees ook

De grens iets meer dicht ‘om de kwaaien’ tegen te houden? Prima, zolang de goedkope koffie maar bereikbaar blijft

De grensweg in Siebengewald, gemeente Bergen. Om illegaliteit en criminaliteit tegen te gaan, voert Duitsland weer grenscontroles in.


Met maandverband of dollars in het vliegtuig naar Libanon: ‘Bijna alle initiatieven komen van de mensen zelf’

‘Mijn oma, tantes, nichtjes, vrienden en kennissen zitten in Tripoli [een kustplaats in het noorden van Libanon] een uur rijden vanaf waar de bommen vallen”, zegt Sarah Safi Harb uit Amsterdam. „Stel je voor”, zegt de Libanese woensdagochtend aan de telefoon, „dat mensen uit Rotterdam vluchten naar Amsterdam en dan op straat slapen, in het Rijksmuseum of de Oude Kerk.” Volgens haar kun je dan als Amsterdammer het eenvoudigst helpen door „heel veel luiers te kopen en uit te delen”. Dat is precies wat haar tante in Tripoli doet voor de vluchtelingen in haar stad. Om haar daarmee te helpen, verzamelt Harb geld in via een donatielink.

Veel mensen sloegen op de vlucht voor de luchtaanvallen van Israël naar veiliger plekken in het noorden van Libanon. Door de bomaanvallen kwamen tot nu toe meer dan duizend burgers om het leven. De demissionaire premier van Libanon, Najib Mikati, zei dat ruim een miljoen Libanezen ontheemd raakten.

Als ik naar Libanon ga, bestaat de helft van mijn bagage uit medicijnen en geld

Een 38-jarige vrouw
coördineert hulp aan Libanon

In Nederland wonen zo’n 8.500 mensen met een Libanese migratieachtergrond. Volgens Safi Harb kunnen ze vaak niet de woorden vinden om uitdrukking te geven aan hun pijn en verdriet. Ook anderen uit de Libanese gemeenschap in Nederland begonnen inzamelingsacties. „Het liefst zou ik nu naar Libanon gaan om mijn landgenoten te helpen”, zegt ze. Maar voor de 35-jarige danslerares is dat geen optie vanwege haar werk. „Ik had net mijn tante aan de lijn. Ze haalt nu maandverband, matrassen, dekens en kussens. Er is geen regering in Libanon, dus bijna alle initiatieven komen van de mensen zelf.”

„Er wonen meer Libanezen buiten het land dan in Libanon, dat vijfenhalf miljoen inwoners heeft”, zegt Safi Harb. „Ik verliet het land in 2006, door de aanvallen van Israël op Libanon, om in Nederland te studeren en ben vervolgens gebleven.” De Libanese diaspora is wijdverspreid vanwege meerdere oorlogen, economische crises en interne religieuze spanningen en gewelddadigheden, zoals de burgeroorlog tussen 1975 en 1990. Op dit moment bevindt het land zich in een diepe economische crisis, waardoor de middelen ontbreken om de bevolking te helpen.

Lees ook

Regering haalt alsnog Nederlanders uit Libanon, onder druk van oppositie

Een man loopt langs een platgebombardeerd gebouw in Beiroet, in Libanon.

Luchthaven

Een 38-jarige vrouw uit Amsterdam vertelt aan de telefoon dat ze vorige week haastig begon met inzamelen. Ze werd geboren in Libanon en verhuisde zo’n tien jaar geleden naar Nederland. Ze herinnert zich nog dat de luchthaven van Beiroet op 13 juli 2006 tijdens de Israëlisch-Libanese oorlog werd getroffen door raketten en daarna gesloten. Ze maakt zich zorgen dat ze de donaties niet meer naar Libanon kan sturen als dat weer gebeurt. Ze neemt het geld namelijk op in dollars en geeft het mee aan mensen die naar Libanon reizen met het vliegtuig. Die mogen zo’n 10.000 dollar meenemen zonder het aan te geven.

In Libanon is het momenteel buitengewoon lastig om geld te pinnen, vanwege de economische crisis. Door de hyperinflatie kampt het land met een tekort aan contanten. En als pinnen al lukt, is dat tegen een slechte koers. Voor haar eigen veiligheid wil ze anoniem blijven, vanwege de genoemde geldbedragen.

In Beiroet voelen mensen het aan de ene kant van de stad wanneer aan de andere kant de bommen vallen

„Maandag heb ik geld aan iemand gegeven die dinsdagochtend naar het vliegveld ging. Ze moest van Amsterdam naar Parijs om vervolgens de vlucht naar Libanon te nemen. Soms overhandig ik het geld persoonlijk aan de mensen die reizen, als dat niet kan, stuur ik het naar hun eigen Europese bankrekening, zodat ze het zelf kunnen opnemen.”

Woensdag reisde er nog iemand anders naar Libanon met donaties, zegt ze. Dit netwerk van contacten uit de diaspora strekt zich uit over Nederland en andere Europese landen, zoals België, Duitsland en Frankrijk. „We doen dit werk al jaren. Wanneer ik naar Libanon ga, vraag ik altijd wie iets nodig heeft. De helft van mijn bagage bestaat dan uit medicijnen en geld.”

De vrouw vertelt dat na de explosie in Beiroet in 2020 de bevolking zelf het puin van de straten ruimde en gewonden met eigen auto’s naar het ziekenhuis bracht. „We noemen het geen doe-het-zelf, maar doe-het-samen.” Haar netwerk wacht niet op de overheid of internationale ngo’s, zegt ze. „Het zijn onze families, vrienden en buren die hulp nodig hebben.” Die laat je niet wachten.

Bovendien zegt ze dat veel Libanezen zeer kritisch en wantrouwend staan tegenover ngo’s: „Omdat ze er al heel lang zijn en de humanitaire situatie niet is verbeterd.”

Bommen

„In Libanon denken ze: nu kan het niet meer erger. En dan blijkt het wel erger te kunnen”, zegt Merijn Tol, die al bijna achttien jaar in Libanon komt. De Nederlandse culinaire journalist en kookboekenauteur zamelt geld in voor lokale initiatieven in Beiroet, zoals Nation Station, een gemeenschapskeuken, en Matbakh el Kel van de boerenmarkt Souk El Tayeb, waarbij wordt gekookt voor vluchtelingen. „Zo wordt eten bereid voor de duizenden mensen die hun huizen moesten verlaten. De verbondenheid is groot”, zegt ze.

Beiroet, de hoofdstad van Libanon, is een kleine stad waarin de gevolgen van het geweld onmiddellijk voelbaar worden, volgens Tol. Ze beschrijft dat mensen aan de ene kant van Beiroet het letterlijk voelen als aan de andere kant van de stad de bommen vallen. Zelfs na jarenlang contact met haar vrienden, merkt ze dat ze nu geen woorden meer hebben voor hun verdriet. „Ze zijn alleen maar bezig met overleven”, zegt Tol. „Mensen treden op als mini-ministeries”, legt ze uit. „Ze zorgen voor maaltijden, medische zorg en alles wat nodig is om de gemeenschap draaiende te houden.”

Lees ook

Libanon-expert Aurélie Daher: ‘Frankrijk is het enige westerse land dat niet onvoorwaardelijk de kant van Israël kiest’

De Franse president Emmanuel Macron arriveert in de haven van Beiroet, twee dagen na de grote explosie die daar plaatsvond op 4 augustus 2020. Daarbij kwamen 218 mensen om het leven.


Detentiecentrum voor uitgeprocedeerden overvol: uitzettingen gaan niet door

Het Detentiecentrum Rotterdam, de enige vreemdelingenbewaring van Nederland, zit zo vol dat het uitgeprocedeerde asielzoekers steeds vaker moet weigeren. Hierdoor kunnen zij niet worden uitgezet naar hun land van herkomst. De vreemdelingenbewaring heeft recent zelfs een tijdelijke ‘opnamestop’ afgekondigd. Dat bevestigt het ministerie van Asiel en Migratie na vragen van NRC.

De politie en de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) konden door deze capaciteitsproblemen tijdelijk geen vreemdelingen meer vastzetten. Ongedocumenteerde asielzoekers die na een vergrijp normaal gesproken vanuit de gevangenis in vreemdelingenbewaring terechtkomen, moesten daardoor volgens bronnen weer worden vrijgelaten. Het is onbekend hoeveel mensen hierdoor niet zijn uitgezet.

De opnamestop staat haaks op wat het kabinet-Schoof beoogt. Terwijl het kabinet inzet op méér gedwongen uitzettingen, werd de capaciteit van het uitzetcentrum afgelopen maand juist verkleind door het ministerie van Justitie en Veiligheid. Een afdeling in het complex waar deze zomer nog uitgeprocedeerden werden vastgehouden, is in september leeggemaakt om te gaan dienen als huis van bewaring voor Nederlandse verdachten. „Het is een kwestie van ‘eigen criminelen eerst’”, zegt een bron uit de vreemdelingendetentie.

Beperkte opnamestop

Volgens een woordvoerder van het ministerie van Asiel en Migratie ging het om „tijdelijke capaciteit”, die begin september kwam te „vervallen”. Dit zou hebben geleid tot een „beperkte opnamestop”, waarbij een week lang alleen „risicogroepen” zoals „vreemdelingen die strafbare feiten hebben gepleegd” nog terecht konden in het uitzetcentrum. Het zou volgens bronnen gaan om de meest hardnekkige overlastgevers, de rest werd ongemoeid gelaten.

In het detentiecentrum Rotterdam worden uitsluitend mannelijke vreemdelingen vastgehouden in afwachting van hun uitzetting. De vrouwen en kinderen zitten in het Justitieel Complex Zeist. In Rotterdam is plaats voor vierhonderd gedetineerden. Volgens cijfers van de DT&V zitten op dit moment overwegend Algerijnen en Marokkanen vast. Jarenlang was het onmogelijk om deze zogeheten ‘veiligelanders’ terug te sturen. Maar sinds het vorige kabinet met Algerije en Marokko afspraken heeft gemaakt over betere samenwerking, worden er weer meer mensen uitgezet. Vorig jaar werden in totaal 1.700 vreemdelingen gedwongen teruggestuurd, in de eerste helft van dit jaar waren het er al 1.300.

De binnenplaats van het uitzetcentrum bij Rotterdam The Hague Airport.
Foto Koen van Weel

De woordvoerder van het ministerie zegt dat de vele Algerijnen en Marokkanen in combinatie met het ‘capaciteitstekort’ zorgen voor de drukte. De overvolle gevangenis leidt tot spanningen en opstootjes. Door een gebrek aan personeel brengen gevangenen steeds meer tijd door in hun cel en zijn activiteiten geschrapt.

Gedetineerden mogen al enkele maanden na vijf uur ’s middags niet meer hun cel uit, zegt Revijara Oosterhuis, coördinator van het Meldpunt Vreemdelingendetentie van het Landelijk Ongedocumenteerden Steunpunt. „Voller dan dit hebben we het nooit meegemaakt. Voorheen kregen we gemiddeld acht telefoontjes per dag vanuit het detentiecentrum, nu zijn het er twintig op een dag. Mensen zijn extreem wanhopig en gestresst.”

In mei van dit jaar liep een drugscontrole uit op een massale vechtpartij waarbij tientallen uitgeprocedeerde asielzoekers de bewaarders te lijf gingen. Zeven personeelsleden raakten gewond. Na het incident werden zeventien bewoners in een isoleercel geplaatst.

Het kabinet beloofde bij haar aantreden nog dat de „beschikbare capaciteit voor vreemdelingenbewaring zo snel als mogelijk” zou worden opgehoogd, om het aantal gedwongen uitzettingen „fors te bevorderen”. Een woordvoerder van het ministerie van Asiel en Migratie zegt dat dit nog altijd de bedoeling is. Maar daarbij moet wel „rekening” worden gehouden „met de algemene druk op de detentiecapaciteit”. Alle gevangenissen in Nederland kampen al langer met een tekort aan plekken en personeel.

Lees ook

Hoe een schaduwteam van Yesilgöz een omstreden asielaanpak doorvoerde

Hoge stalen hekken omgeven de speciale ‘procesbeschikbaarheidslocatie’ op het terrein van het aanmeldcentrum in Ter Apel. Hier moeten ‘overlastgevende asielzoekers’  22 uur per dag verblijven.


Scouting anno nu: geen droppings meer maar hikes (en laat dat zakmes maar thuis)

In het Vliegenbos, het oudste bos van Amsterdam, leeft de groene specht met zijn karakteristieke ‘lachende’ roep. Je vindt er de pimpelmees, de ijsvogel, de zwartkop en de tjiftjaf, insecten en muizen in omgevallen bomen en aan de oevers kikkers, salamanders, de geelwangschildpad.

Er leven ook buurtbewoners wandelend met hun hond, toeristen van de stadscamping, leden van de tennisclub en elke zaterdag, al zestig jaar lang, kinderen van Scouting Wartburg, waarvan het clubhuis is gelegen aan het bos. Ze spelen er verstoppertje, vossenjacht of zoeken naar takken voor een fikkie of een pijl en boog.

Een wereld vol avontuur, daar draait scouting om. En avontuur beleef je niet op de gebaande paden.

Maar in het Vliegenbos, 20 hectare groen, staan sinds 2022 bordjes langs de bosrand, geplaatst door een stichting die opkomt voor de bescherming van de natuur. ‘Kwetsbaar gebied. Geen toegang’, staat erop. En een sommering om op de hoofdpaden te blijven: ‘Vermijd alle zogenoemde ‘konijnen/olifantenpaden’. Sindsdien zijn de scoutingleiders tijdens het bosspel meermaals aangesproken door buurtbewoners die hen erop wijzen óp de paden te blijven. „Beschermd!” „Kwetsbare natuur!”

Geen haringen in de grond

Laveren in dichtbevolkt gebied is scouting in Nederland wel gewend. Hun clubhuizen staan dikwijls aan rafelranden van steden en dorpen, soms midden in een woonwijk, en als verkenners in het gereguleerde landschap zoeken scouts er de weg naar het avontuur.

Maar dat is steeds moeilijker, de druk op de openbare ruimte neemt toe. Alles moet passen op die ene postzegel, van natuur tot recreatie, van woningbouw tot industrie. En hoe meer het knelt, hoe strikter de regelgeving.

Geen haringen meer in de grond, in het Schoterbos in Haarlem. Scouting Brigitta houdt er al decennia een jaarlijkse open dag voor ledenaanwas. Maar haringen voor promovlaggen of een tent zijn wegens natuurbehoud sinds dit jaar verboden. Aan de bomen mocht vorig jaar al niks meer worden geknoopt.

Geen kabelbaan meer over de vijver, in het bos in Zeist. Daar is een 25-jarige jeugdleider van één van de vijf scoutinggroepen aan het Padvinderslaantje vorig jaar bekeurd bij een groepsactiviteit voor kinderen die ‘overvlogen’ naar de volgende groep. Letterlijk, met de kabelbaan. Scouting deed de activiteit al tientallen jaren, maar nu deelde een boswachter in het Zeisterbos plots twee bonnen uit. Eén voor overtreding van de openstellingsregels en één voor het organiseren van een evenement zonder vergunning.

Foto’s: Olivier Middendorp

Ook andere regels raken scouting. Zo houden sommige groepen vanwege het messenverbod in grote steden hun zakmessen nu liever op het clubhuis dan in de borstzak van de scoutingblouse. In het hele land volgen groepen nauwlettend het aangekondigde stookverbod in de gemeente Utrecht per 1 januari 2025, hopend dat een vuurtje op hun terreinen straks nog mag. En de jaarlijkse Koshare Trail, de langstlopende scoutingactiviteit van Nederland, was altijd een nachtelijke dropping in de wildernis en heet nu een ‘hike in de avond’, twintig kilometer door louter begaanbaar bos.

Hutten op een zandvlakte

„Natúúrlijk moet je van de gebaande paden af.” Niet overal, en niet in het broedseizoen, maar om het belang ervan te onderstrepen hoeft Fedde Boersma, directeur van Scouting Nederland, alleen maar terug te denken aan zijn eigen scoutingtijd, op de hei in Ede. „Touwbaan in de bomen, hutten bouwen op de zandvlakte, tochten lopen over de duinen.” Nippend aan zijn koffie in een gebouw van hout en glas, het gloednieuwe hoofdkantoor van Scouting Nederland in Zeewolde, beginnen zijn ogen te glinsteren. „Zette de leiding een route uit en moest je met een stuk uit de kaart geknipt je weg terugvinden!”

Scouting draait om ontdekken van de wereld en daar hoort respect voor dieren en planten juist bij

Scouting, zegt hij, draait om ontdekken van de wereld en daar hoort respect voor dieren en planten juist bij. ‘Een Welp zorgt goed voor de natuur’, staat in de Welpenwet die elke scout vanaf zijn zevende uit z’n hoofd leert en kan opzeggen bij de opening van een wekelijkse opkomst. Alleen, hoe kun je nu goed voor die natuur zorgen als je ’m niet kent?

Boersma heeft zelf biologie gestudeerd en dat had hij zonder die tochten vermoedelijk nooit gedaan. Reken maar, zegt hij, dat alle boswachters als kind „kikkervisjes hebben gevangen” en niet alleen hebben toegekeken vanaf het gebaande pad. Maar hoeveel kinderen in Nederland kénnen de natuur nog echt? „Juist daar zit mijn zorg.”

Kaart en kompas

Zelfredzaamheid, ook dat is scouting. Je treedt buiten de gebaande paden om jezelf tegen te komen. Jezelf leren redden op onbekend terrein met vaardigheden als spoorzoeken, vuur maken, koken, kamperen, je oriënteren met kaart en kompas. ‘Woodcraft’, volgens de idealen van de Britse grondlegger Robert Baden-Powell, die de padvinderij begin vorige eeuw in Nederland introduceerde.

Zelfredzaamheid is ook in onze moderne samenleving een nuttige skill, is Boersma’s overtuiging. „Het houdt je flexibel, leert je omgaan met tegenslagen.” Kijk maar eens in een studentenhuis, je pikt de scouts er zo uit. „Die kunnen koken.” En in coronatijd ging scouting, met 115.000 leden ‘de grootste jeugd- en jongerenorganisatie van Nederland’, veelal gewoon door. „We wisten ons aan te passen.”

Maar in een veranderende samenleving kent ook het aanpassingsvermogen van scouting zijn grenzen. Want uit het hele land krijgt Scouting Nederland steeds vaker telefoontjes van groepsleiders die advies nodig hebben.

Foto Olivier Middendorp

Over de clubhuizen, die tot in de jaren zeventig onder het mom van zelfredzaamheid nog door ‘de vaders van’ werden gebouwd, „alles zelf, van waterleiding tot elektra”, en nu aan zoveel regels en voorschriften moeten voldoen dat ‘zelf doen’ geen optie meer is. Terecht natuurlijk, in deze tijd, vindt ook Boersma; brandveiligheid op één. Maar zo’n clubhuis is ook regelmatig subject van de strijd om de openbare ruimte. Zoals bij de Hollandse Waterlinie, waar een gemeente een clubhuis wil verplaatsen omdat het in de zichtlijn van een fort ligt – niet fijn voor de recreant. En over het Merwedekanaal in Utrecht staan extra bruggen ingetekend die de actieradius van Baracuda Zeeverkenners met hun zeilboten zullen beperken tot enkele honderden meters.

Begrijp Boersma niet verkeerd, genoeg overheden denken welwillend mee. Zoals in Haarlem, waar Scouting Brigitta nu moet verhuizen omdat de kerk is gestopt waarvan ze de ruimte huurden en de gemeente nu heeft gezorgd voor een nieuwe plek, voor het eerst mét eigen grond – te delen met een buitenschoolse opvang. Maar veel gemeenten hebben niet zoveel oog voor scouting, want het is geen sportclub, geen welzijnswerk, scouting valt overal tussenin. En juist de activiteiten buiten het eigen terrein blijken steeds lastiger te organiseren.

We bouwen van hout en touw een hut en laten alles achter zoals het was

Fedde Boersma
directeur van Scouting Nederland

Neem kamperen. Dat doet scouting liever primitief, op een kaal stukje land. Boersma: „We nemen alles zelf mee. We bouwen van hout en touw een hut en een eigen keuken en laten het terrein nadien weer achter zoals het was.” Voor primitief kamperen maken scouts afspraken met natuurbeheerders en landgoedeigenaren, maar die krabbelen steeds vaker terug. Moet er dan eerst een natuurtoets worden gedaan? En hoe zit het met de aansprakelijkheid? Wie is er verantwoordelijk als er een dode tak uit de boom valt op een kind?

Buitenactiviteiten heten in de gemeentelijke verordeningen (apv’s) nu dikwijls ‘evenement’ en daarvoor is steeds vaker een vergunning nodig, met telkens strengere eisen. Zo heeft scouting in Utrecht de jaarlijkse roeiwedstrijd geschrapt, er waren onder meer duikers in het water verplicht gesteld. Het jaarlijkse paasevenement in Drenthe, met negentig man één nacht kamperen op een terrein, is gestopt vanwege de kosten voor een vergunning: 3.000 euro. En voor kamperen op een terrein van Defensie in het noorden van het land had scouting eerst driemaal het gras moeten maaien om te voorkomen dat er broedvogels zouden gaan zitten. Niet doorgegaan.

‘Joh, kunnen jullie niet eens een keer met de wethouder bellen?’ Steeds vaker krijgt Scouting Nederland zulke verzoeken van groepen. Want de jeugdleiders zijn soms zelf nog minderjarig en de bestuursleden doen al die taken naast hun baan. Boersma: „Iedereen is vrijwilliger. Maar je merkt dat door de toegenomen regeldruk een deel nu afhaakt.”

Opeens dat bordje

De lol gaat eraf, juist bij de jonge garde. Daar is ook Pelle Visser, de voorzitter van Scouting Wartburg in het Vliegenbos, het meest angstig voor. Hijzelf is al twintig jaar lid, net als veel van zijn vrienden, en scouting draait voor hem vooral om verbinding met elkaar. „Hier zitten alle lagen van de bevolking: van praktijkschool tot universiteit.”

De bordjes ‘geen toegang’ in het Vliegenbos waren niet geplaatst door de gemeente en stonden er opééns. Natuurlijk, zegt Visser, wil zijn vereniging voorzichtig zijn met de natuur. Maar bosspelletjes, met een beperkte groep, „dat moet toch kunnen”. Nooit eerder was daarop commentaar.

De bordjes zijn geplaatst door Stichting Vliegenbos, die sinds 25 jaar „de natuurwaarden in het bos” beschermt. Een nieuw bestuur trad ruim twee jaar geleden aan en dat zag sinds corona, toen iedereen de natuur opzocht, de druk op het bos toenemen. In een nieuwe gemeentelijke concept-structuurvisie heeft het Vliegenbos „anders dan de meeste stadsparken” de status ‘Stedelijke Natuur’ gekregen en daarom geldt hier volgens Ronald Hooft, voorzitter van de stichting, „een andere mate van recreatief gebruik”. Niet barbecuen en geen actieve sport- en spelstimulatie, de nadruk ligt op de „beleving van de stadse natuur”. De „balans” in het bos kan volgens hem snel omslaan, daarom ziet de stichting niet in waarom voor scouting een uitzondering moet worden gemaakt.

Voor Scouting Brigitta regelde de gemeente Haarlem een nieuwe plek, mét eigen grond.
Foto Olivier Middendorp

Geschrokken

De tolerantie voor groepen spelende kinderen in het bos, merkt Pelle Visser, neemt sowieso af. Reden waarom scouting een ruig spelletje als Hollandse Leeuwen – tikkertje met optillen – al niet meer dáár doet maar op eigen terrein. Maar nu de jonge leiding van Wartburg ook meermaals door bewoners is aangesproken op hun bosspelletjes, ziet hij bij hen de twijfel toeslaan. „Ze zijn ervan geschrokken. ‘Moeten we dat bosspel nu wel gaan doen? Stel je voor…’.”

„Wat kan nog wel? Wat niet?” Dezelfde schrik zag Jelmer Boter, bestuurslid van Scoutingregio Utrechtse Heuvelrug, bij zijn groepsleiders nadat één van hen vorig jaar bij het ‘overvliegen’ in het Zeisterbos een dubbele bekeuring kreeg. Ook daar was met de komst van mountainbikers, nordicwalkers en coronawandelaars de druk op de natuur toegenomen en in eerste instantie bleef de boswachter onverbiddelijk: een groepsactiviteit met een aantal personen heet al snel een ‘evenement’ en daarvoor ben je vergunningplichtig. ‘Moeten we dan voor iedere zaterdagmiddag voor vier speltakken voor vijf groepen zes weken van tevoren een vergunning aanvragen?’ had Boter gevraagd. ‘Ja’, was het antwoord. Maar toen sprak hij een beleidsmedewerker en die zei: ‘Nee! Alsjeblieft niet!’. Uiteindelijk hebben ze „goede afspraken” kunnen maken. „In een deel van het bos houden we ons aan de paden, in het andere deel hebben we iets meer vrijheid.” En ook het overvliegen met kabelbaan kon onlangs weer doorgaan op de vertrouwde plek.

Moeten we dan voor iedere zaterdagmiddag zes weken van tevoren een vergunning aanvragen?

Jelmer Boter
bestuurslid van Scoutingregio Utrechtse Heuvelrug

Inmiddels heeft ook Scouting Wartburg contact met Stichting Vliegenbos. Die liet weten dat iedereen in het bos welkom is, „maar nadrukkelijk binnen de begrenzing van de bescherming van alle natuur”. De scouting ziet daarvan het belang, zegt Pelle Visser, en wil er graag zo goed als mogelijk rekening mee houden. „Het is nu zoeken naar oplossingen.”

Overleg met deelgenoten van de openbare ruimte is steeds meer nodig, ziet Fedde Boersma, de directeur van Scouting Nederland. Decennialang hoefden scoutinggroepen, zelfredzaam als ze zijn, zich niet zo te verhouden tot hun omgeving. Maar nu kan scouting niet meer om haar deelgenoten heen. „Daarin hebben we soms nog een slag te maken.”

Al zal de vindingrijke scout zich nooit snel gewonnen geven. „Kijk buiten”, zegt Boersma, wijzend door het glas van het hoofdgebouw in Zeewolde naar de zeventig hectare eigen terrein. Bos, oevers en overal grasvelden waar je fikkies kunt stoken. Het terrein is voormalig populierenbos dat Scouting Nederland sinds een aantal jaar heeft gepacht van Staatsbosbeheer om zonder gedoe met vergunningen groepen uit de hele wereld te kunnen ontvangen. „Hier kunnen we doen wat we willen.”


Begrip en onrust bij stokers van houtkachels na maatregelen in Amersfoort

Er ligt een flinke stapel hout naast de deur. „Maar ik stook heel weinig”, zegt Gert-Jan Bos uit Amersfoort. De bewoner van de Rubensstraat beschikt over een oude open haard die binnenkort plaats maakt voor een houtkachel. „Een goed idee”, noemt Bos het verbod op binnenshuis stoken vanaf deze maand bij windstil of mistig weer, omstandigheden waarbij rook en roet uit de schoorsteen blijven hangen, de luchtkwaliteit schaden en overlast veroorzaken. „Mensen moeten hun gezond verstand gebruiken”, zegt de bewoner van het Vermeerkwartier. „Veel mensen weten niet hoe ze moeten stoken. Die zullen de komende tijd een bezoekje krijgen van de gemeente. Terecht.”

Met alle kennis over de effecten van houtrook zeggen we: we moeten er paal en perk aan stellen

Johnas van Lammeren
Wethouder Amersfoort

Vrijwel iedereen in de Amersfoortse Rubensstraat en omgeving heeft wel een mening over het besluit van de gemeente om, ruim twee jaar nadat de gemeenteraad daar om had gevraagd, daadwerkelijk het stoken bij ongunstig weer te verbieden, overtreders aan te spreken en bij herhaaldelijke overtreding een boete uit te schrijven, van maximaal 400 euro. Wethouder Johnas van Lammeren (Partij voor de Dieren): „Ik maak me al lang sterk voor de luchtkwaliteit. Toen ik hier wethouder werd, heb ik meteen laten onderzoeken of het gewenste verbod juridisch haalbaar was. Dat bleek begin dit jaar met de invoering van de landelijke Omgevingswet. We hebben een beleidsregel ingevoerd die volgens onze juristen bij een rechter stand houdt.” Dat een open haard veelal gezellig wordt gevonden en hout stoken nu eenmaal sinds mensenheugenis gebeurt, is „allemaal waar”, aldus Van Lammeren. „Maar er zijn gewoon mensen in de stad die er last van hebben. Je zal maar COPD hebben, je zal maar een kind met astma hebben. Met alle kennis over de effecten van houtrook zeggen we: we moeten er paal en perk aan stellen.”

Buitenkachels

De gemeente Amersfoort krijgt jaarlijks honderd tot honderdtwintig meldingen van overlast. Ongeveer vijf daarvan zijn afkomstig van een vrouw „van middelbare leeftijd” die anoniem wil blijven omdat de kwestie gevoelig ligt in de buurt. „Ik ben blij met deze maatregel, want dan hoef ik er niet meer op af. Je krijgt er misschien niet direct ruzie van, maar ik wil niet te boek staan als een groene wappie of zo. Ik heb er gewoon last van.”

750.000 mensen met een longziekte zeggen „regelmatig benauwd” te zijn door houtrook

Hoewel het stookverbod van Amersfoort zich beperkt tot het binnenshuis stoken van hout, doen volgens de frequente klager vooral buitenkachels veel kwaad. „Mensen willen het ’s zomers in hun tuin nog net iets warmer hebben dan twintig graden en stoken dan bij, heel bizar. Ik moet dan mijn huis hermetisch afsluiten. Ik heb hoofdpijn en prikkende ogen. Je blijft het ruiken.” Ze hoopt dat de maatregel stokers aan het denken zet. „Over hoe slecht het ook voor hen zelf is.”

Polariserend en betuttelend

Er zijn ook tegenstanders. Zij bestrijden niet zozeer dat het slecht stoken van hout tot luchtvervuiling en overlast leidt, maar vinden een verbod niet de juiste methode om daar een einde aan te maken. „Als er een regel nodig is om te zorgen dat ik rekening houd met mijn buren, dan vind ik dat kwalijk”, zegt Kees Schouten, bewoner van de Rubensstraat. Hij stookt ongeveer vier keer per jaar zijn open haard. Een gemeentelijk verbod is volgens hem juridisch onhoudbaar. „Als iemand veel stookt en niet zo aardig is om met buren rekening te houden, houdt hij de gordijnen dicht en doet hij de deur niet open voor een handhaver.” Bovendien heeft een verbod geen effect op het gedrag, aldus Schouten. „Dit leidt tot polarisatie. Een gedragsverandering krijg je niet door polariserende discussies.”

Ook raadslid Tom van Lamoen van de eenmansfractie Amersfoort voor Vrijheid is tegen een verbod. „Betuttelend”, vindt hij. „Dit speelt bewoners in buurten tegen elkaar uit.” Bovendien is het besluit „hypocriet” omdat tegen de uitstoot van biomassacentrales in Amersfoort geen maatregelen worden genomen. Wethouder Van Lammeren: „Ik trek al tien jaar ten strijde tegen biomassacentrales. Het coalitieakkoord zegt dat we die willen afbouwen. Maar die centrales zijn ooit vergund en afbouwen moet wel ordentelijk verlopen, ik hecht aan een betrouwbare overheid.”

Lees ook

Biomassa: de paria van het klimaatdebat

Biomassa: de paria van het klimaatdebat

Verkeerd stoken

Nederlanders leven volgens het RIVM gemiddeld acht maanden korter door blootstelling aan luchtvervuiling, en houtstook door particulieren draagt daar fiks aan bij. Het Longfonds stelt dat 750.000 mensen met een longziekte aangeven „regelmatig benauwd” te zijn door houtrook. In de gemeente Utrecht is het vanaf komend jaar verboden om buiten vuur te stoken op hout. De gemeente Amsterdam wil maatregelen nemen om houtstook te „ontmoedigen”, zo kondigde wethouder Melanie van der Horst (D66) dinsdag aan. „Van subsidie voor het verwijderen van rookkanalen, proeven met elektrische barbecueplaatsen, tot voorlichting en een verbod op houtkachels in nieuwe woningen vanaf 2027.”

In de discussie over houtrook ontbreekt de nuance, meent eigenaar René Hooijer in de showroom van zijn bedrijf Hooijer Haarden en Vloeren, aan de rand van Amersfoort, waar verscheidene houtkachels branden. „Klachten komen nooit van moderne houtkachels.” Meestal betreft het vuurkorven, „houtkacheltjes in een tuinhuis” en slecht gestookte oude open haarden. „Moderne houtkachels hebben een rendement van meer dan 75 procent”, meldt hij, in tegenstelling tot bijvoorbeeld oude open haarden die slechts 10 procent halen. Stokers moeten verder goed gedroogd hout zoals berk, es of beuk gebruiken. Hooijer: „Laten we eerst het gesprek aangaan met mensen die verkeerd stoken voordat we iets gaan verbieden.”

Lees ook

Dat de houtkachel een heet hangijzer zou zijn, had ze van tevoren niet voorzien

Dat de houtkachel een heet hangijzer zou zijn, had ze van tevoren niet voorzien


Kiest Winterswijk voor natuur of voor industrie? ‘Op een prachtig landschap moet je zuinig zijn’

Hij hield het niet droog vorige week, tijdens het toespreken van de gemeenteraad van Winterswijk. Job Leuning (53) kocht ruim een jaar geleden met zijn vrouw een mooi landgoed met een kleine Saksische boerderij even buiten het dorp in de Achterhoek. „De kinderen zijn bijna de deur uit. We wilden een plekje waar we dichter bij de natuur wonen en leven dan in het drukke westen van het land. We vonden dit prachtige boerderijtje, direct naast natuurgebieden. Een voordeel was ook dat er wat grond bij zat, waardoor we die natuur op ons eigen land verder invulling konden geven.”

Dat gaat nu misschien niet door. Begin dit jaar kreeg Leuning per brief te horen dat de gemeente Winterswijk een deel van zijn ruim acht hectare tellende landgoed misschien wil omvormen tot een bedrijventerrein, en dat een aantal woningen in de omgeving, waaronder wellicht de zijne, in dat geval moet verdwijnen. „Maar ik wil helemaal niet weg. Ik wil hier iets moois opbouwen.” De omgeving, Arrisveld genaamd, grenst aan twee natuurgebieden en behoort tot de acht locaties aan de rand van Winterswijk die voor vestiging van een lokaal bedrijventerrein in aanmerking komen. Over enkele weken kiezen burgemeester en wethouders de meest geschikte locatie. Het totale gebied moet ongeveer drieëntwintig hectare groot zijn, goed voor ‘netto’ zestien hectare bedrijven.

Natuurgebieden rond Winterswijk

„Veel gemeenteraadsleden beseffen misschien niet hoe mooi de omgeving hier is”, zegt Leuning, wandelend door zijn tuin en over de weilanden, met uitzicht over een oude, goed bewaard gebleven hoge esgrond, verschillende houtwallen en ruige agrarische gronden en een voormalig spoorlijntje dat is omgevormd tot fietspad. Een half jaar geleden zette Leuning een petitie op tegen de plannen voor een bedrijventerrein in Winterswijk. Die werd door ruim veertienhonderd inwoners getekend. Maar: „Met de uitkomst van die petitie heeft het gemeentebestuur tot nu toe niets gedaan.”

Gemeente gaat puzzel leggen

Lokale politici beseffen dat de kwestie onrust veroorzaakt. Maar ruimte is schaars in Nederland en dat geldt ook voor de Achterhoek, zegt wethouder Gosse Visser van de grootste partij, Voor Winterswijk. „Ze hebben me wel eens verteld dat als de provincie hier alle ruimtelijke opgaven wil realiseren, we 1,8 keer Gelderland nodig hebben.” In dat licht moeten we volgens hem de zoektocht naar een nieuw bedrijventerrein zien. Visser: „Uit een enquête bleek zeven jaar geleden al dat bedrijven in Winterswijk behoefte hebben aan meer ruimte. Die ruimte was toen al bijna op.”

Stukken nationaal landschap moeten worden opgeofferd terwijl op een industrieterrein 10 kilometer verderop nog hectares braak liggen

Twee beleidsmedewerkers van de gemeente Winterswijk leiden de verslaggever langs enkele succesvolle bedrijven binnen de bebouwde kom, langs het bestaande bedrijventerrein buiten de bebouwde kom én langs de acht locaties waarvan er straks een wordt aangewezen. Bij alle acht locaties staan protestborden. „Het is nu aan ons om de puzzel te leggen, en uit alle beschikbare locaties en na zorgvuldig onderzoek de beste te kiezen”, zegt beleidsmedewerker economie Bert Roeterdink . Niets staat nog vast, burgemeester en wethouders zullen op grond van feiten het ambtelijke advies beoordelen.

„We lopen alles systematisch langs”, zegt Gerard Overkamp, beleidsadviseur planologie. De mannen vertellen dat de Achterhoek veel innovatieve bedrijven telt. Overkamp: „Deze regio heeft relatief veel patenten.” Bijvoorbeeld: bedrijven die bureaus leveren voor het hoofdkantoor van Apple; gevelpanelen voor het depot van museum Boymans en voor de Markthal in Rotterdam; onderdelen voor ASML; duurzame verwarming; luxe rouwauto’s. Veel van de bedrijven hebben de komende jaren behoefte aan meer ruimte. Roeterdink: „En onze voorraad is op. We hebben niets meer op de plank liggen.” Wethouder Visser: „Winterswijk is een dorp dat langzaam is gegroeid. Bedrijven zitten om die reden dicht bij woonwijken. Daar zit niemand op te wachten. Die moeten naar locaties waar ze kunnen uitbreiden, net als nieuwe, snel groeiende bedrijven.”

Langs alle locaties rond Winterswijk waar mogelijk een bedrijventerrein komt, hangen spandoeken met protest.
Foto Eric Brinkhorst

Roepende in de woestijn

Een dikke meerderheid in de gemeenteraad heeft ingestemd met de zoektocht naar een nieuw bedrijventerrein. Maar dat wil niet zeggen dat er geen weerstand tegen het plan is. „Wij zijn vooralsnog roepende in de woestijn, maar dit is nog lang geen gelopen koers”, zegt raadslid André van Nijkerken, tevens fractievoorzitter van de lokale partij Morgen. Net als omwonenden van de bedreigde locaties vertelt hij dat Winterswijk ooit is aangewezen als nationaal landschap, een titel die geen juridische bescherming biedt maar die wel bewijst hoe fraai de omgeving hier is, met landgoederen en vier gebieden die onder Europese Natura2000-bescherming vallen, zoals het Korenburgerveen. Van Nijkerken: „Op een prachtig landschap moet je zuinig zijn.”

Ook de uitstoot van stikstof van bedrijven zal de bedreigde natuurgebieden geen goed doen. In het onderzoek naar de acht gebieden zijn de opsommingen van flora en fauna die schade kunnen oplopen lang. De omgeving van het landgoed van Leuning bijvoorbeeld zou „grote negatieve impact” ondervinden, in het bijzonder vlindersoorten als het geelsprietdikkopje, de keizersmantel en de kleine ijsvogelvlinder, alsmede de kamsalamander, geelgors, koekoek, kraanvogel, roodborsttapuit, scholekster, torenvalk en zwarte roodstaart. „Met dit plan slacht Winterswijk de kip met de gouden eieren”, zegt Erwin Wiggers, bewoner van een van de beoogde gebieden, Tuunterveld.

Hier leven onder meer de kerkuil, koekoek en wielewaal. Wiggers is voormalig voorzitter van Voor Winterswijk, de partij die bij de vorige verkiezingen nog stemmen won door verzet tegen de aanwijzing van een nieuw bedrijventerrein, maar die binnen de huidige coalitie toch weer aan het zoeken is geslagen. „Het motto was ‘inbreiding in plaats van uitbreiding’. We zouden bestaand industriegebied revitaliseren vóórdat we zouden kijken naar andere terreinen”, zegt Wiggers, die inmiddels uit de partij is gestapt.

Geen acquisitiegedachten

Alle acht locaties liggen aan de rand van Winterswijk, langs een uitvalsweg. Het debat spitst zich niet alleen toe op de vraag welke locatie de beste is, maar gaat over nut en noodzaak überhaupt. De ambtenaren en wethouder Visser hameren erop dat Winterswijk een „direct tekort” aan ruimte heeft, zoals blijkt uit overleg met omliggende gemeente en de provincie Gelderland, en bovendien is vastgelegd in het Regionaal Programma Werklocaties (RPW).

Wethouder Visser: „We hebben de ruimte nodig. En zo veel zoeken we niet. Er zijn verschillende toekomstscenario’s onderzocht. Wij hebben gekozen voor een scenario van laagconjunctuur. Het gaat om netto zestien hectare terwijl wij als gemeente in totaal dertienduizend hectare hebben.” Bovendien, stelt de wethouder, wil de gemeente echt alleen ruimte voor Winterswijkse bedrijven maken. „We hebben geen acquistitiegedachten. We willen geen bedrijven van buiten naar hier halen. Het is echt voor de groei van Winterswijkse bedrijven. En grote bedrijven die zich hier willen vestigen, verwijzen we naar andere, regionale bedrijventerreinen.”

De omgeving van het landgoed van Job Leuning zou „grote negatieve impact” ondervinden, blijkt uit een onderzoek.
Foto Eric Brinkhorst

Ruimtevreters en dozenschuivers

De tegenstanders geloven daar weinig van. Ze denken dat het met die behoefte aan meer ruimte bij bedrijven reuze meevalt. En als die er daadwerkelijk is, stellen ze, dan kan die ruimte elders worden gevonden. De raad van commissarissen van een regionaal bedrijventerrein, het verderop gelegen Laarberg bij Groenlo, schreef onlangs nog een brief aan de gemeenteraad van Winterswijk. Daar staat: „Wij vinden het bijzonder dat stukken nationaal landschap moeten worden opgeofferd terwijl er op ongeveer tien kilometer afstand een regionaal industrieterrein ligt waar nog vele hectares braak liggen voor het vestigen van nieuwe bedrijven. Ook Winterswijkse bedrijven zijn daar van harte welkom en met een aantal van hen is (wordt) gesproken.” Waarom niet op deze uitnodiging ingaan?

Bovendien, zeggen omwonenden, valt er nog ruimtewinst te behalen op het huidige bedrijventerrein in Winterswijk. Verplaats „ruimtevreters” zoals transportondernemingen en „dozenschuivers” en richt de terreinen anders in. Omwonende Erwin Wiggers: „We zijn in Winterswijk strontverwend als het om ruimte gaat. Waarom parkeren bedrijven niet ondergronds? Waarom bouwen we op het bedrijventerrein nergens de hoogte in?” Johan Damkot, omwonende van een van de andere bedreigde gebieden, aan de Misterweg: „Er zijn voldoende mogelijkheden om ruimte binnen de bestaande terreinen te vinden.” Een terrein van een verdwenen fabriek van Philips is inmiddels in gebruik van een handelsonderneming. „Met alle respect voor dit bedrijf; daar had je perfect Winterswijkse bedrijven kunnen onderbrengen.”

Dat geldt ook voor het door de gemeente aangekochte terrein van een voormalige steenfabriek waarvoor nog geen bestemming is. Helaas, zegt raadslid Van Nijkerken: „De gemeente heeft geen toekomstvisie.” De verwijten raken de wethouder niet echt. Visser: „Onze bedrijventerreinen zijn volgebouwd. Je kunt zomaar niet schuiven met bedrijven.”

Lees ook

Ondanks alle grote plannen dreigt Nederland ‘krakend tot stilstand’ te komen

Bouwproject in Delft langs de A13, tussen groen en water.


Eerste veroordeling voor seksuele intimidatie sinds nieuwe Zedenwet

In Rotterdam heeft de rechter woensdag een man veroordeeld die verdacht werd van seksuele straatintimidatie. De 33-jarige Asmerom Z. krijgt een boete van 100 euro, plus 180 euro voorwaardelijk. Het Openbaar Ministerie had een boete van 280 euro geëist. Het is de eerste veroordeling voor seksuele intimidatie sinds het vergrijp op 1 juli landelijk strafbaar werd.

Sinds juli loopt er in Rotterdam, Utrecht en Arnhem ook een proefproject waarbij undercover boa’s in de gaten houden of er seksuele straatintimidatie plaatsvindt. Deze boa’s zagen op 9 augustus hoe de man op het Rotterdamse Schouwburgplein een jonge vrouw aansprak, achternaliep en haar bij haar heupen vastpakte. Volgens de handhavers was de vrouw daar niet van gediend.

Intimiderend, zo oordeelde de rechter over het gedrag van Z., en bovendien „vernederend, vreesaanjagend en onterend”. De 33-jarige man, die geen advocaat had meegenomen, liep volgens RTL Nieuws halverwege het voorlezen van het vonnis scheldend de rechtszaal uit.

Lees ook

‘Volg die daar: kans op een heterdaadje.’ In het Arnhemse nachtleven met de boa’s speuren naar straatintimidatie

Vanaf 1 juli geldt de Wet seksuele intimidatie. Vooral tijdens het uitgaan worden vrouwen lastiggevallen.