Chronische pijn is de grootste ziekte van Nederland. Dat zeggen anesthesiologen, artsen gespecialiseerd in pijn. Ruim 3,5 miljoen Nederlanders kampen ermee, blijkt uit dinsdag verschenen onderzoek van Ipsos I&O onder bijna tweeduizend Nederlanders, in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Anesthesiologie (NVA). „Het is onvoldoende bekend: pijn kan veranderen van een symptoom tot een op zichzelf staande ziekte”, zegt Michel Terheggen, pijnspecialist en anesthesioloog in het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem, tevens bestuurslid van de NVA.
Lees ook
Kwart Nederlanders heeft chronisch pijn, meestal dagelijks
Wat zijn de meest voorkomende soorten van chronische pijn?
„Eén: rug- en nekpijn. Twee: artrose, dus verslechterend kraakbeen in de gewrichten. Drie: allerlei vormen van zenuwpijn. Dat zijn beschadigingen aan het zenuwstelsel zelf. Als gevolg van suikerziekte bijvoorbeeld of multiple sclerose of een herseninfarct.”
Hoe intens is die pijn?
„‘Pijn’ heeft altijd een zekere mate van subjectiviteit. Maar uit het onderzoek blijkt: 83 procent van de Nederlanders met chronische pijn heeft er last van in het dagelijks leven. De pijn belemmert hen bijvoorbeeld in hun sociaal functioneren of op het werk. Een kwart meldt mentale gezondheidsproblemen.”
Wat is de definitie van ‘chronisch’?
„Pijn die langer dan drie maanden aanhoudt. Bij een deel van de mensen zal de pijn dus verdwijnen. Maar feit is: bij pijn die lang duurt, treden er belangrijke veranderingen op in het zenuwstelsel. Het lichaam reageert dan bijvoorbeeld ook minder goed op pijnstillers. Of zelfs helemaal niet. Neem een hernia: die gaat meestal weer over. Maar zo niet, dan zie je dat er processen optreden in het ruggenmerg en in de hersenen en uiteindelijk ook in de psyche die de pijn min of meer in stand houden. Zo wordt die pijn een ziekte op zich. Los van de oorspronkelijke aandoening.”
U zegt: dat is onvoldoende bekend. U bedoelt bij het bredere publiek?
„Niet alleen. Ook bij zorgverleners: huisartsen, fysiotherapeuten, verpleegkundigen. Maar het geldt ook voor de wetenschap: er is meer onderzoek nodig. Naar hoe die pijn precies een ziekte op zich wordt en wat we er eventueel aan kunnen doen. Dat kan ook helpen bij die publieke bekendheid. Want tot dusver ging er nooit een collectant langs de deuren voor deze ziekte. Terwijl die dus enorm veel voorkomt.”
Wat valt er te zeggen over de demografie van deze groep van 3,5 miljoen?
„Er is een enorm man-vrouwverschil. Van de mannen heeft 18 procent last van chronische pijn, onder vrouwen is dat 31 procent. Naar de redenen is het gissen. Ook hiervoor geldt: meer onderzoek is nodig.”
En vooral ouderen hebben er last van?
„Van de 18- tot 35-jarigen kampt 15 procent met chronische pijn, dat is zeker niet niets. Maar hoe ouder, hoe hoger de percentages. Ouderen hebben natuurlijk meer last van artrose en ook van wervelkolomproblemen. We spreken daarom wel van een pijn-epidemie: met de vergrijzing zal dit probleem echt niet afnemen.”
En opiaten, sterke pijnstillers? Helpen die niet?
„Opiaten zijn eigenlijk alleen maar zinnig bij acute pijn. Na verloop van tijd werken ze niet meer goed. Sterker, bij chronische pijn maken ze het probleem alleen maar erger. Ze geven bijwerkingen. Het versuffende en deprimerende effect van opiaten wordt enorm onderschat.”
Hoe moet de pijn dan worden behandeld?
„Meer bewegen. Afleiding zoeken. En de uitleg door zorgverleners moet beter.”
Want die is niet goed?
„Het verwachtingsmanagement kan beter, bijvoorbeeld door huisartsen. Mensen met dit type pijn denken vaak: er moet een oplossing komen. Die is er helaas vaak niet. En dat kan hun vaak in een vroeger stadium worden verteld. Als ik voor mezelf spreek: het dankbaarst is natuurlijk om mensen te behandelen wier pijn vervolgens enorm afneemt. Maar het valt mij op: ook mensen bij wie dat níet zo is, kun je naar tevredenheid helpen. Omdat ze zich gehoord voelen. Maak de angst bespreekbaar die zij misschien hebben. Vertel hen dat ze weg moeten blijven bij opiaten. Slik een gewone pijnstiller, zoek afleiding, beweeg. Help hen te begrijpen wat ze onder de leden hebben.”
Kan door dat grotere begrip de pijnsensatie afnemen?
„Juist, zo werkt dat vaak: pijn is een samenspel van het biologische, het sociale en de psychologie.”
Lees ook
Chronische pijn gaat niet over met een prik of pil
65-plussers in Nederland eten het gezondst, terwijl pubers juist het ongezondst eten. Dat blijkt uit een woensdag gepubliceerd onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Waar pubers voor hun voedingsscore gemiddeld een 5,9 scoren, halen 65-plussers een 7,5.
De score is gebaseerd op zeven indicatoren: bruin- of volkorenbrood, alcohol, groente, suikerhoudende dranken, snacks, fruit en vlees of vis. De score hangt ook af van iemands leeftijd: volwassenen wordt bijvoorbeeld geadviseerd meer groente en fruit te eten dan kinderen.
Vrouwen eten over het algemeen gezonder dan mannen. Zij scoorden op alle onderzochte voedingsindicatoren gemiddeld beter dan mannen. Het verschil is het grootst bij suikerhoudende dranken.
Van de 25-plussers eten degenen met een hbo- of universitair diploma gemiddeld gezonder dan hun leeftijdsgenoten met een andere opleiding. Zij halen op alle onderzochte voedingsindicatoren een betere score, behalve op alcohol en ongezonde snacks. Zo dronk 65 procent van hen regelmatig meer dan één glas alcohol op een dag, tegen bijvoorbeeld 59 procent van degenen met een hbo- of wo-bachelor diploma.
Uit eerder CBS-onderzoek bleek dat twee derde van alle 18-plussers vond dat ze gezond eten. Vrouwen vonden dit vaker dan mannen, en ouderen vaker dan jongeren. 45-plussers zeiden vaker dan mensen jonger dan 45 dat hun eetgewoonten beïnvloed zijn door de Schijf van Vijf of adviezen van een arts, specialist of diëtist. Jongeren keken juist vaker naar voedingsapps, sociale media of influencers.
Er is een verschuiving gaande op de Nederlandse drugsmarkt. Waar het aantal hennepkwekerijen al jaren hard daalt, neemt het aantal aangetroffen productielocaties voor drugs als mdma, methamfetamine (ook bekend als crystal meth) en heroïne juist toe.
Terwijl de buitenlandse vraag naar Nederlandse hennep slinkt, groeit de behoefte aan crystal meth. Zowel de invoer als de handel in het type drugs is toegenomen, net als het aantal locaties waar crystal meth wordt geproduceerd. „De productie van methamfetamine in Nederland is toegenomen en lijkt zich hier definitief te hebben gevestigd”‘, schrijft de politie in een dinsdag verschenen rapport.
In 2023 trof de politie in Nederland 151 drugslaboratoria aan waar synthetische drugs als crystal meth, cocaïne en heroïne werden geproduceerd: een forse stijging ten opzichte van 2022 (105) en 2021 (93). De politie signaleert vooral een toename in de productie van heroïne, mdma en methamfetamine. Het aantal plekken waar cocaïne wordt ontwikkeld is de afgelopen jaren ongeveer gelijk gebleven.
Verslavende harddrug
Crystal meth is een erg verslavende harddrug in de vorm van poeder, kristal of soms een pil. Na inname nemen hartslag en bloeddruk van de gebruiker snel toe, het duurt uren voordat dit weer is gezakt. Andere mogelijke gevolgen zijn angst, rusteloosheid en uitputting. Op langere termijn kunnen gebruikers hersenschade oplopen.
De politie ziet het aantal drugslabs toenemen, bijvoorbeeld in woonwijken. Dit kan voor omwonenden gevaarlijk zijn omdat bij de productie van meth explosieve en giftige stoffen vrijkomen. Bij een ongeluk binnen het productieproces ontstaat zo een risico op slachtoffers.
Dat de productie van crystal meth zich in Nederland „definitief lijkt te hebben gevestigd” komt volgens de politie door verschillende ontwikkelingen binnen de internationale drugseconomie. Voorheen werd het type drug in China gemaakt, maar sinds 2015 treedt de regering daar hard tegen op en kwamen andere landen bij criminelen in beeld.
De productie van methamfetamine kan zeer lucratief zijn. In 2020 waren de kosten van de productie van een kilo meth 2.500 euro, terwijl die bij verkoop op straat in een land als Australië, een belangrijke afzetmarkt, 300.000 euro kan opleveren. De productie van dit type drugs op Nederlandse bodem voor de internationale handel neemt al acht jaar toe.
Knooppunt
De politie beschrijft Nederland als „cruciaal knooppunt binnen de mondiale drugsmarkt”. Drugs en grondstoffen voor de productie daarvan komen veelal uit het buitenland. In geval van meth maken Nederlandse criminelen bijvoorbeeld gebruik van grondstoffen uit Afghanistan.
Het gebeurt ook dat de drugs zelf naar Nederland worden ingevoerd. in maart onderschepte de douane een partij van ruim 3.200 kilo methamfetamine afkomstig uit Mexico. Niet eerder werd zo’n grote lading in beslag genomen.
Lees ook
Hoe een crystal meth-lab een Gelders gehucht op zijn kop zet
Voor de tweede keer in negen maanden staan ze tegenover elkaar in de rechtbank in Groningen: het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) en de gemeente Westerwolde, waar Ter Apel onder valt. De gemeente eist in een kort geding opnieuw dat het COA zich houdt aan de afspraak om in het aanmeldcentrum in Ter Apel maximaal tweeduizend asielzoekers op te vangen.
Eind januari besloot de rechter dat het COA zich aan die afspraak moet houden. Voor iedere dag dat die limiet toch werd overschreden, moest het overheidsorgaan de gemeente Westerwolde 15.000 euro betalen. Het COA beloofde „alles op alles” te zetten om zich aan het vonnis te houden.
Het hielp niet. Op een paar dagen in maart na, bleef het aantal asielzoekers boven de tweeduizend. Het COA maakte de maximale dwangsom van 1,5 miljoen euro aan Westerwolde over. Nu eist de gemeente een dwangsom van 75.000 euro per dag, als het COA zich niet aan de afspraak houdt.
De problemen in Ter Apel zijn nog steeds groot. In juni concludeerde de Inspectie Justitie en Veiligheid dat er „een zeer ernstige veiligheidssituatie is ontstaan”. Dorpsbewoners hebben last van intimidatie, vervuiling, diefstal en inbraak door asielzoekers, zegt de advocaat van de gemeente maandagmiddag in de rechtbank.
‘Ingewikkeld gevoel’
In september was het centrum zo vol dat asielzoekers bijna buiten op het gras moesten slapen. Op het nippertje konden ze worden ondergebracht in een sporthal in Stadskanaal. Nog steeds worden elke avond maximaal 225 asielzoekers naar de tijdelijke nachtopvang in het Drentse Beilen gebracht die dan de volgende ochtend terugkeren naar Ter Apel. Ook daarover zijn de gemeente en het COA het oneens. Het COA telt deze mensen niet op bij het aantal asielzoekers dat in Ter Apel verblijft. Volgens de gemeente zou dat, omdat ze overdag in Ter Apel verblijven, wel moeten.
Jaap Velema, burgemeester van Westerwolde, heeft een „ingewikkeld gevoel”, over het kort geding, zegt hij buiten de rechtszaal. „We zijn nu negen maanden verder en staan hier weer dezelfde zaak te bepleiten: veiligheid voor de inwoners van Ter Apel, voor de medewerkers van het COA en de asielzoekers.”
Mensen werken op de toppen van hun kunnen. Om dan te horen: kan het nog een beetje beter? Ik vind het ingewikkeld
Westerwolde had verwacht dat het COA zich aan het vonnis zou houden, zegt de advocaat tegen de rechter. Nu wil de gemeente dat afdwingen met een hogere dwangsom. Volgens Westerwolde kan het COA wel meer opvangplekken realiseren. „Het is nog steeds zinvol om het COA tot meer voortvarendheid aan te sporen.”
Maar het COA kan zich niet aan de afspraak houden, betoogt de landsadvocaat. De organisatie kan „niet meer doen dan ze nu al doet. De fysieke en organisatorische grenzen zijn bereikt.” Een dwangsom zal „daar geen verandering in brengen”.
Verder benadrukt de advocaat dat het COA sinds het vorige vonnis van januari meer dan veertig extra opvanglocaties heeft geopend. Dat Ter Apel nog steeds vol zit, komt volgens hem onder andere doordat alle opvanglocaties vol zitten en statushouders niet kunnen doorstromen naar een woning, waardoor ze in asielzoekerscentra moeten blijven. „Kan van het COA een nog grotere inspanning worden gevraagd?”
‘Niet onmogelijke opgave’
Dat kan niet, meent COA-bestuursvoorzitter Milo Schoenmaker. „Een dwangsom zou suggereren dat we meer kunnen doen, maar dat nalaten. Dat is niet juist. Dag na dag, avond na avond, zijn we bezig om te zorgen dat mensen niet buiten hoeven te slapen.” Schoenmaker stelt dat het COA „tot het uiterste” gaat „om de afspraak met de gemeente na te komen. Mensen werken op de toppen van hun kunnen. Om dan te horen: kan het nog een beetje beter? Ik vind het ingewikkeld.”
Het COA heeft „een moeilijke, maar niet een onmogelijke opgave”, vindt de gemeente.
Aan het eind van de zitting zegt de rechter dat ze hoopt dat de twee partijen met elkaar blijven overleggen. „Wat de beslissing ook wordt, u bent toch tot elkaar veroordeeld.”
De rechter doet op 30 oktober uitspraak.
Lees ook
De asielzoekers moeten nog komen maar de onrust is er, in Ugchelen. ‘Mijn vrouw heeft camera’s aangeschaft. Straks gebeurt er iets met de auto’
De rechtbank in Breda heeft maandag een eerste pro-formazitting gehouden rond de dodelijke schietpartij in Stampersgat van juli dit jaar. Gerben van V., die ervan verdacht wordt de 25-jarige Hamza el Baghdadi te hebben doodgeschoten, beriep daarbij zich op zelfverdediging en noodweer. Waartegen Van V. zich moest verdedigen, bleef onduidelijk.
Volgens de rechtbank blijkt uit het onderzoeksdossier niet dat er sprake was van een racistisch motief. Van V. ontkende dat ook met klem, zo schrijft Omroep Brabant. “Ik vind het stuitend dat ik weggezet wordt als een racist die rond heeft lopen schieten, terwijl dat absoluut niet het geval is geweest”, aldus de 55-jarige hoofdverdachte. Hij noemde El Baghdadi “de aanstichter van het geheel”.
Of er daadwerkelijk sprake was van een racistisch motief, wordt nog onderzocht door het Openbaar Ministerie. Onder meer uitingen van Van V. op sociale media worden nog bekeken. Wel heeft Van V. in meerdere verhoren bekend de dader te zijn van de dodelijke schietpartij. Er zouden geen aanwijzingen zijn voor psychiatrische stoornissen bij de man.
Racistische uitingen op sociale media
In de nacht van 11 juli werd El Baghdadi bij zijn woning doodgeschoten door buurman Van V., die meerdere vuurwapens thuis had. Voor deze wapens had hij een wapenvergunning. Waar men eerst uitging van een uit de hand gelopen parkeerruzie, verschenen in de dagen na de schietpartij berichten die Van V. in de maanden daarvoor op sociale media had geplaatst. Deze berichten waren veelal racistisch van aard, waardoor de schietpartij werd gelinkt aan racisme.
Van V. heeft veel last van die beschuldigingen, zei hij maandag in de rechtbank. “Mijn veiligheid in de PI in Grave is niet gegarandeerd. Dat vind ik nogal zorgelijk. Ik zit al twee weken in beveiligde detentie in Grave. Dat vind ik wel belangrijk om te benoemen”, zo citeert Omroep Brabant. Ook zijn familie zou last hebben van de beschuldigingen. In januari wordt de zaak vervolgd.
Lees ook
Verdachte van dodelijke schietpartij in Stampersgat had een wapenvergunning
2,7 miljoen. Zoveel Nederlanders zijn lesbisch, homoseksueel, bi-plus, transgender, queer, intersekse of aseksueel, volgens een onderzoek dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) afgelopen week publiceerde. Het is de eerste keer dat het bureau een schatting maakt van de gehele groep lhbtqia’ers. Die 2,7 miljoen is 18 procent van het totale aantal Nederlanders van 15 jaar en ouder.
„Ja, het verraste mij wel, de grootte van die groep”, zegt Tanja Traag, hoofdsocioloog bij het CBS. Ze hoort het ook om zich heen, dat mensen er verbaasd over zijn.
De grootte van de groep is vooral te verklaren door de 1,7 miljoen ‘bi-plussers’, zegt Traag. Vroeger werd de term biseksueel gebruikt, maar bi-plus is volgens het CBS een „meer inclusieve” term omdat er ook mensen onder geschaard worden die zich aangetrokken voelen tot mannen, vrouwen én andere genders.
Dat het er zoveel zijn, komt mogelijk door de vraagstelling in het onderzoek. Er werd niet gevraagd of de respondent zich identificeert als bi-plus, maar er werd gevraagd: „Tot wie voelt u zich seksueel aangetrokken?” De respondent werd ingedeeld bij bi-plus wanneer die koos voor „Evenveel tot mannen als vrouwen” of voor „Tot mensen, ongeacht hun geslacht”. En óók wanneer die koos voor „Vooral tot mannen” en „Vooral tot vrouwen”.
Een spagaat
Er is, zegt Traag, „wetenschappelijk debat” over de beste manier om zoiets uit te vragen. „Nu classificeren we misschien een groep als bi-plus die zichzelf niet thuis voelt horen in die categorie. Het is een spagaat. Maar de meeste wetenschappers zijn het erover eens dat het beter is om mensen niet rechtstreeks te vragen tot welke groep ze zich rekenen. Zelfidentificatie is gevoeliger voor culturele normen; sommigen zullen het spannend vinden om zichzelf als niet-heteroseksueel te bestempelen.”
Naast de 1,7 miljoen bi-plussers telt Nederland 272.000 homoseksuele mannen, 106.000 homoseksuele vrouwen en 151.000 transgenders, waarvan 45.000 een non-binaire/genderqueer identiteit (NBGQ) hebben. Volgens de definitie van het CBS is dat een overkoepelende term voor „iedereen die zich niet eenduidig als man of vrouw identificeert”. Verder zijn er ongeveer 45.000 intersekse personen. Zij zijn geboren met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken. Ongeveer 287.000 Nederlanders zijn aseksueel en voelen zich dus niet of nauwelijks seksueel aangetrokken tot anderen.
Vooral personen die zich identificeren als non-binair/genderqueer zijn gemiddeld jonger dan de rest van de Nederlanders
Van die laatste groep wordt meer dan de helft gevormd door 65-plussers. Dat verklaart ook het relatief grote aandeel van die leeftijdsgroep in de lhbtqia-gemeenschap, volgens Traag. Dat is 23,4 procent, terwijl het aandeel 65-plussers in de niet-lhbtqia-groep 21,4 procent is. „De vraag is natuurlijk of al deze mensen daadwerkelijk aseksueel zijn of dat de cijfers grotendeels te verklaren zijn doordat de interesse in seks afneemt op latere leeftijd. Dat willen we nog bekijken.”
Verder valt op dat er relatief veel jongeren tussen de 15 en 24 in de lhbtqia-groep zitten, namelijk 19,4 procent. Terwijl zij in de niet-lhbtqia-groep een aandeel hebben van 14,3 procent. Vooral personen die zich identificeren als non-binair/genderqueer zijn gemiddeld jonger dan de rest van de Nederlanders. Bijna de helft van die groep is tussen de 15 en 24 jaar.
„Er is bij jongeren van deze generatie meer ruimte voor alternatieve genderidentiteiten en seksuele voorkeuren”, zegt Hanneke de Graaf, onderzoeker bij Rutgers, kenniscentrum voor seksualiteit. Haar specialisatie is de seksuele levensloop van geboorte tot overlijden. „Er is ook veel meer zichtbaarheid, vooral online. Vroeger dacht een homoseksuele jongen bijvoorbeeld dat hij de enige op de wereld was.” Volgens De Graaf zorgen die aandacht en vrijheid ervoor dat een deel van de jongeren meer nadenkt over de eigen genderidentiteit en er ook makkelijker voor uit durft te komen als die niet man of vrouw is.
Lees ook
‘Grote meerderheid van veroordeelden voor geweld tegen lhbtqi-personen was al bekend bij justitie’
Hokjes
Maar is die groep non-binaire jongeren dan daadwerkelijk zo groot of dénken sommigen dat ze non-binair zijn omdat ze het zoveel om zich heen zien? „Het kan natuurlijk best dat een deel van die groep nog zoekende is en uiteindelijk toch voor de vrouw- of man-kant kiest”, zegt De Graaf. „Zeker op die leeftijd kan het zijn dat je het een tijdje gewoon niet zo goed weet.”
Daarentegen is de generatie daarboven veelal opgegroeid met het idee van de „traditionele hokjes”, aldus De Graaf. Die zie je in het onderzoek dus ook een stuk minder terug in de lhbtqia-groep. De leeftijdsgroep 45 tot 64 jaar is goed voor 26,3 procent. Terwijl die 32,5 procent vormt in de niet-lhbtqia-groep.
Alle cijfers zijn gebaseerd op resultaten uit de Veiligheidsmonitor 2023, waar 182.000 personen aan deelnamen. Die neemt het CBS tweejaarlijks af en gaat over thema’s als veiligheid, leefbaarheid en slachtofferschap van criminaliteit. Deze keer werden aan het eind van de monitor enkele vragen gesteld over genderidentiteit en seksuele oriëntatie. „Als je een onderzoek doet naar specifiek lhbtqia, dan krijg je vooral respondenten die al veel interesse in het onderwerp hebben en stoot je respondenten af die dat juist niet hebben”, zegt Traag van het CBS. „Terwijl je natuurlijk die beide groepen vertegenwoordigd wil hebben. En het fijne aan de Veiligheidsmonitor is dat die een heel grote steekproef neemt. Hoe groter de steekproef, hoe preciezer onze schattingen.”
De leeftijdsgroep 45 tot 64 jaar zie je in het onderzoek een stuk minder terug. Hoe ervaren zij de acceptatie van hun seksuele oriëntatie en genderidentiteit?
Mireille de Ridder (55)‘Waar ik opgroeide voelde ik me een olifant in een porseleinkast’
„Tot 1972 was homoseksualiteit in Nederland nog strafbaar. Ik ben van 1969 en ik ben opgevoed met het idee dat ik als meisje huwbaar en dienstbaar moest zijn. Het was niet ladylike als ik vocht met jongetjes op school. Dan moest ik ze laten winnen. Alles wat ik zag was heteroseksueel: de romantiek, de sprookjes. In het zuiden, waar ik opgroeide, voelde ik me een olifant in een porseleinkast. Dat veranderde toen ik op mijn achttiende naar Amsterdam verhuisde.
„Maar daar herkende ik mezelf ook niet in de lesbiennes die ik zag. Zij vonden mij geïndoctrineerd door ‘het patriarchaat’ omdat ik mijn benen schoor en lippenstift droeg. Ook vonden zij dat ik als biseksuele vrouw geen echte keuze durfde te maken voor de vrouwenliefde. Gelukkig wordt nu meer geaccepteerd dat seksualiteit fluïde kan zijn.
„De biseksuele oriëntatie wordt vaak minder serieus genomen als seksuele voorkeur. We zijn leuk voor een avontuurtje met heteroseksuele stellen en worden vooral gezien als object.
„Ik zie dat veel biseksuele vrouwen van mijn leeftijd in een heterorelatie of lesbische relatie het niet hebben over hun biseksualiteit. Dat is misschien vervelend voor hun kinderen of partner. Dus dan vereenzaam je. Je ziet daardoor dat biseksuele vrouwen vaak last hebben van mentale klachten, vaker dan lesbiennes. Ook ik durfde pas met mijn omgeving te delen dat ik voor het eerst verliefd was op een vrouw, toen ik het absoluut zeker wist.”
Ronald Mol (41)‘De cijfers van het CBS stemmen positief’
„Opgroeiend in Noord-Holland dacht ik dat ik the only gay in the village was. Ik had geen echte rolmodellen. De eerste bij wie ik op mijn drieëntwintigste uit de kast kwam was mijn mentor op de politieacademie. Met klotsende oksels vertelde ik dat ik biseksueel ben. Hoewel mijn moeder altijd zei dat het niet uitmaakt met wie ik thuis zou komen, dacht ik toch dat mijn omgeving het niet zou accepteren. Dat viel gelukkig mee. Sterker nog: tegenwoordig ben ik hoofdredacteur van de Gaykrant en ambassadeur van Bi+ Nederland.
„Ik durfde het pas veel later aan mijn vader te vertellen. Als katholiek en agrariër is hij wat traditioneler, maar hij voorzag ook problemen voor mij. Problemen die vaak voortkomen uit onwetendheid, wat tegenwoordig echt niet meer hoeft. Je kunt alles googlen. Vorig jaar was ik betrokken bij een voorleesmiddag met dragqueens in Rotterdam. Vanwege protesten van tegenstanders werd die om veiligheidsredenen naar de ochtend verplaatst. Gelukkig was het tegenprotest groter.
„De cijfers van het CBS stemmen positief. Er worden niet meer lhbti’ers geboren, maar dankzij COC en Bi+ Nederland durven ze er meer voor uit te komen. Mijn generatie voedt blijkbaar kinderen op die opener zijn over seksualiteit. Voorgaande generaties mogen daar trots op zijn.”
Mark Siep (50)‘Ik wil bijdragen aan een veiligere en vrijere wereld voor iedereen’
„Toen ik stage liep in de sociaal-pedagogische hulpverlening zei mijn begeleider dat ik mij minder verwijfd moest gedragen, omdat homoseksualiteit niet vanzelfsprekend is voor de kinderen met wie we werkten. Om die reden ben ik daar weggegaan. Ik vond dat ik heel ad rem had gereageerd als negentienjarige, maar eigenlijk moeten werknemers in de hulpverlening diversiteit natuurlijk omarmen.
„Ik wist al op zesjarige leeftijd dat ik gay was, maar ik had er de woorden niet voor. Door tv ontdekte ik wat homeseksueel zijn was. Maar dat wilde ik niet zijn, want er werd de hele dag mee gescholden. Tijdens vrijwilligerswerk bij de Kindertelefoon heb ik nog hard tegen collega’s lopen liegen dat ik borsten heel aantrekkelijk vond. Maar toen ik daar later uit de kast kwam, bleek dat onnodig. Daar werd juist heel goed op gereageerd.
„Gelukkig is er nu meer aandacht voor jongeren en leren kinderen dat er meer smaken op het gebied van relaties zijn. Het zit in series op Netflix, het is gewoner op scholen. Er is een Paarse Vrijdag en afgelopen vrijdag was het Coming Out Day. Wel voel ik me minder vrij op straat. Ik krijg vaker scheldwoorden naar mijn hoofd, dat gebeurde vroeger nooit. Vorig jaar ben ik vrijwilliger geworden bij het COC Rotterdam, omdat ik zelf wil bijdragen aan een veiligere en vrijere wereld voor iedereen.”
Sherry Jae Ebere (57) ‘Als trans vrouw ben je prooi van een groep mannen die jou zien als fetisj’
„Tot mijn 44ste heb ik als heteroseksuele man geleefd. Het voelde als een stabiel leven, maar nu weet ik dat er helemaal geen sprake was van stabiliteit. Mijn enige relatie met een vrouw was drie maanden. Ik begreep nooit waarom het niet werkte. Toen kwam ik in een soort ‘tussenfase’, ik wist nog niet wat ik dan wel was. Pas op mijn zevenenveertigste kwam ik erachter dat ik een trans vrouw ben.
„Ik heb nog altijd geen lange relatie gehad. Ik ben daar heel voorzichtig mee. Als trans vrouw ben je prooi van een groep mannen die jou zien als fetisj. Toen ik mijn seksualiteit begon te ontdekken kwam ik in een soort puberteit. Ik ging experimenteren en mannen maakten daar dankbaar gebruik van.
„Omdat ik polio had bij mijn geboorte [Ebere werd geboren in Nigeria], zit ik in een rolstoel. Een chauffeur van de rolstoeltaxi probeerde ook weleens iets. Hij legde zijn hand op mijn been en vroeg naar mijn seksleven. Andere chauffeurs zeggen dat ik hem moet rapporteren, maar dan wordt hij ontslagen. Dat vind ik lastig.
„Wat mij boos maakt, is het gebrek aan solidariteit met lhbti’ers in de zwarte gemeenschap. Queer mensen lopen mee met een antiracismedemonstratie, of zelfs voorop. Hoewel soms begrijpelijk vanwege culturele verschillen, kotsen sommige mensen van kleur ons andersom uit.”
<dmt-util-bar article="4869286" headline="1,7 miljoen bi-plussers in Nederland. ‘Seksualiteit mag nu meer fluïde zijn’” url=”https://www.nrc.nl/nieuws/2024/10/14/strong17-miljoen-bi-plussers-in-nederland-seksualiteit-mag-nu-meer-fluide-zijn-strong-a4869286″>
Natasha Mohamed-Hoesein (47) runde in Rotterdam een advocatenkantoor en was fractievoorzitter van Denk. Sinds een jaar is ze wethouder Armoedebestrijding, schuldhulpverlening, taal en toeslagen. Ze volgde de eerste fulltime wethouder armoedebestrijding van de stad op, haar partijgenoot Enes Yigit. Die vertrok na een jaar onverwacht, te midden van kritiek dat hij inhoudelijk tekortschoot.
Armoedebestrijding is in Rotterdam hard nodig. Bewoners zijn relatief vaak laag opgeleid en hebben moeite met lezen en schrijven. Een op de zes leeft in armoede.
Hoe doet de gemeente dat eigenlijk, armoede bestrijden? Een recent artikel in NRC over Schiebroek-Zuid liet zien dat armoede en andere grotestadsproblemen neerslaan in zwakke buurten. De problemen komen er samen en versterken elkaar: het woningtekort, de schimmelhuizen, verwarde mannen die buurtkinderen angst aanjagen.
Wat dacht u na het lezen over het leven in Schiebroek-Zuid?
„Ik herken de problematiek in het artikel. De uitdagingen zijn complex en tonen aan dat armoedebestrijding heel hard nodig is.”
Wat doet u om kwetsbare buurten als deze uit de armoede te krijgen?
„Het Rotterdamse armoede- en schuldenbeleid is niet gericht op buurten of wijken, het is stadsbreed. We zetten bijvoorbeeld in op vroegsignalering. Als mensen één maand de huur of gasrekening niet betalen, krijgen ze een brief. Als het langer duurt, gaan we met ze in gesprek. We geven budgetteringslessen op scholen, hebben de trajecten voor schuldhulpverlening ingekort van drie naar anderhalf jaar. De periode van BKR-registratie, waarmee het voor de buitenwereld zichtbaar is dat je schulden hebt, is gehalveerd naar tweeënhalf jaar. En we zetten influencers in die op sociale media jongeren waarschuwen voor het kopen op afbetaling, voor dropshippen en crypto-beleggingen.”
Waarom vangt de gemeente kwetsbare groepen zoals verwarde mensen juist in kwetsbare buurten op?
„Bij het zoeken naar opvanglocaties doen we zorgvuldig onderzoek. We praten met de wijkmanager en kijken of er voorzieningen zijn voor de groepen die we opvangen. Maar vooral kijken we naar het wijkprofiel. Kan deze wijk de opvang dragen?”
Het profiel waar de gemeente voor Schiebroek-Zuid naar kijkt is dat van de hele wijk Schiebroek. Dat líjkt goed door het rijkere noorden. Maar de opvang vindt plaats in het kwetsbare zuiden. Is dat eerlijk?
„Het is geen kwestie van eerlijk. We kijken nu eenmaal naar de wijkprofielen, in alle wijken.”
Lees ook
Ja, de frikandel kan een goeie keuze zijn, zegt Tim ’S Jongers, die opgroeide in armoede
Bewoners zeggen geholpen te zijn met een buurthuis, een simpele oplossing. Zo kunnen ze elkaar ontmoeten en helpen. In Schiebroek-Zuid is er geen. Hoe kan dat?
„Er is een Huis van de Wijk, twee zelfs.”
Dat zijn kantoortjes van de welzijnsorganisatie.
„Bewoners kunnen altijd vragen om een eigen of grotere ruimte. Die verzoeken moeten neergelegd worden bij de Huizen van de Wijk. Van zo’n verzoek is mij niets bekend. Mijn collega-wethouder Ronald Buijt houdt zich hier actief mee bezig.”
Bewoners in arme wijken betalen elk jaar meer huur voor hun steeds slechter wordende woningen met schimmel en asbest. Sommige woningen worden pas over tien jaar aangepakt. Wat doet de gemeente?
„We willen Rotterdammers niet in schimmelhuizen hebben, maar het bouwen en renoveren van woningen is een enorme opgave. Dus zetten we in op wat we wél kunnen doen. Zo vragen we de woningbouwverenigingen bewoners te adviseren hoe ze schimmel kunnen aanpakken.”
Gemeentelijke subsidies gaan vaak naar nieuwe, grote partijen. Voor initiatieven van mensen die zich al jaren inzetten voor de buurt is geen vaste financiering. Waarom niet?
„Rotterdam gelooft niet in vaste subsidies of vaste financiering. Subsidies zijn bedoeld om initiatieven tot wasdom te brengen en dan laat je ze los. Zo houd je ook ruimte voor nieuwe partijen. We vergeven sinds kort wel tweejarige subsidies, in plaats van alleen voor een jaar.”
Voor kleine organisaties is het telkens aanvragen van subsidies onmogelijk veel werk.
„Dat hebben we vereenvoudigd, met eenvoudiger taalgebruik en de mogelijkheid om de gemeente om hulp te vragen bij het invullen van de formulieren.”
We willen Rotterdammers niet in schimmelhuizen hebben, maar het bouwen en renoveren is een enorme opgave
Is het daardoor ook minder werk voor aanvragers?
„Nee dat niet, nee. We waarderen de kleinere initiatieven wel. Ze doen belangrijk werk en het is belangrijk dat ze zich gezien voelen. Daarom reik ik eens in de drie maanden een cheque van 250 euro uit aan een mooi initiatief dat zich inzet voor medebewoners. Een pluim, zeg maar.”
Weten mensen met financiële problemen waar ze hulp kunnen krijgen?
„Vaak niet. Nieuw Vaarwater bijvoorbeeld kan Rotterdammers met problemen helpen om snel uit de schulden te komen, vaak al binnen een paar maanden. Het project wordt gefinancierd door particuliere weldoeners, de stichting Verre Bergen van de familie Van der Vorm. Honderd gezinnen hebben zich dit jaar aangemeld, terwijl er plek is voor ruim duizend. Ik hoop dat mensen zich alsnog aanmelden.”
Het college wil armoederegelingen vereenvoudigen en de bekendheid ervan vergroten. Lukt dat?
„We werken aan één digitaal loket. Dat komt er in 2025. Daarin kun je je persoonlijke omstandigheden aanvinken en krijgt dan met één druk op de knop zicht op regelingen waarvoor je in aanmerking komt.”
Juist mensen in armoede zijn vaker laaggeletterd en niet digitaal vaardig. Gaan zij dat loket vinden?
„Welzijnsorganisaties en andere partners in de wijk wijzen hen op de Vraagwijzer. Daar kunnen medewerkers helpen met het invullen van formulieren.”
Soms stopt de gemeente succesvolle projecten, zoals het Jongeren Perspectief Fonds waar jongeren met schulden effectief hulp kregen voor een tegenprestatie. Waarom?
„We hebben nu iets anders, dat heet Jongeren en Schulden. Het is een korter traject en meer op maat. Het heeft standaard minder persoonlijke contactmomenten en is voor een specifiekere groep.”
Een bezuinigingsmaatregel?
„Nee dat is het niet. Als een jongere dat wil, kan die ook juist méér gesprekken hebben.”
Jos Remmen weet het nog goed. Israëlische tanks waren in de zomer van 1982 Libanon binnengevallen, en de toenmalige 23-jarige sergeant werd geacht de invasie tegen te hoFhermanuden, samen met duizenden andere soldaten van de toenmalige VN-vredesmacht. „Dat kon natuurlijk helemaal niet”, zegt Remmen. „Tegen die tanks viel niks te beginnen.”
Toen de Merkava-tanks een Zuid-Libanees dorp bereikten, sommeerde de Israëlische commandant via een megafoon alle bewoners om alle wapens die ze binnen hadden liggen, voor hun huizen te leggen. En wel binnen twee uur, anders zou hun huis aan puin worden geschoten. Een gezin voldeed niet aan het bevel en zocht snel een goed heenkomen. Een Israëlische tank rolde naar voren, terwijl Remmen en de andere VN-militairen alleen maar konden toekijken: „En boem, daar ging het huis.”
Remmen vertelt het verhaal alsof het allemaal gisteren is gebeurd. Vier andere Libanon-veteranen luisteren ademloos. Alleen het gerinkel van de glazen en gelach van andere bezoekers van het café in Amersfoort dringen door. NRC heeft de vijf mannen – allen zestigers – gevraagd hierheen te komen om hun verhaal te doen over Libanon toen en nu. Hoe kijken zij naar de huidige gebeurtenissen? Zijn er good guys en bad guys?
Na een bloedige burgeroorlog in Libanon en een invasie van Israëlische troepen, stuurden de VN in 1978 militairen naar het gebied. De United Nations Interim Force in Lebanon (Unifil) moest orde en rust bewaken, het gezag van de Libanese regering herstellen en Israël buiten de deur houden. Hoewel bedoeld als interim-vredesmacht, zijn de blauwe baretten – genoemd naar de kleuren van de VN-vlag – 46 jaar later nog steeds bezig met die taak. Eind vorige week nog werd bekend dat twee ‘Unifillers’ gewond raakten in Nakura nadat het Israëlische leger een wachttoren van het VN-hoofdkwartier daar had beschoten. Zondagochtend drongen twee Israëlische tanks een VN-basis binnen bij Ramia, om na drie kwartier weer te vertrekken.
Nederland leverde als een van de meer dan veertig landen in 1979 militairen aan Unifil, zoals deze vijf mannen. In 1985 werd deze bijdrage grotendeels beëindigd. Toen waren er negenduizend Nederlandse militairen in het gebied geweest. Negen militairen overleden, twintig raakten gewond. Honderden veteranen kampten nadien met PTSS-klachten, depressies en slapeloosheid.
Onrechtvaardig
Diverse keren tijdens het groepsgesprek in Amersfoort valt het woord onmacht: niets kunnen doen als zich recht voor je neus iets schokkends en onrechtvaardigs afspeelt, zoals bij Jos Remmen. Onmacht voelen omdat je weet dat de huidige lichting Unifil-soldaten van achter de muren van hun veilige compounds moeten toekijken. „Meer nog dan toen voel ik me machteloos bij het zien van de beelden nu”, zegt veteraan Bert Kleine Schaars, terwijl hij in zijn koffie roert.
Tegelijkertijd heerst er aan tafel een gevoel van trots. De mannen vinden allemaal dat ze er iets van hebben gemaakt, ondanks alle beperkingen die ‘de politiek’ destijds aan de missie stelde, zoals relatief lichte bewapening en pas mogen schieten als er op hen geschoten werd. „Het was prachtig om het gebied te zien opbloeien als het even rustig was”, zegt Fred van der Ploeg, in 1979 als technisch specialist verantwoordelijk voor het wegslepen van kapotte voertuigen. Dat er nu, na het opnieuw binnentrekken van Israël in het gebied, zoveel mensen uit het zuiden wegtrekken, komt volgens hem mede „omdat er in onze tijd juist zoveel mensen naartoe waren getrokken vanwege de betrekkelijke rust daar”.
Ik zag toen veel verdrietige mensen en angstige mensen, en ik zie ze nu weer
Als NRC constateert dat Nederland tegenwoordig nauwelijks nog meedoet aan vredesmissies en zich concentreert op verdediging van het eigen grondgebied, reageert Van der Ploeg emotioneel. „We mogen die arme mensen daar toch niet aan hun lot overlaten?”
Dat de vijf op de uitnodiging van NRC zijn ingegaan voor een gesprek, is geen vanzelfsprekendheid. Twee andere veteranen bedankten voor de eer; ‘het’ zou allemaal toch weer te dichtbij komen. Ook bij degenen die wel op de uitnodiging ingaan, is de stress merkbaar. Bij de een wellen een paar keer de tranen op. Een ander moet „vaker dan anders” tussendoor „buiten even iets roken”. Een vierde veteraan, Herman Oorlog („Inderdaad, over mijn naam zijn veel grappen gemaakt”), vertelt hoe de huidige televisiebeelden hard bij hem binnenkomen: „Ik zag toen veel verdrietige mensen en angstige mensen, en ik zie ze nu weer. Doodsangst in de ogen, doordat ze niet weten waar de bommen gaan vallen.”
Maar alle vijf vinden ze het „fijn”, zegt Kleine Schaars, om de gelegenheid te krijgen over hun vroegere – en huidige – activiteiten in Libanon te praten. „Het was intensief”, appt hij na afloop van het gesprek.
Charles Borst, op de archieffoto tijdens de missie in Libanon, veertig jaar geleden.
Fotografie: Annabel Oosteweeghel / Veteranen voor Libanon
Wereldvrede
„Iets voor de wereldvrede doen.” Dat wilde Kleine Schaars toen hij zich als negentienjarige dienstplichtige uit het Overijsselse Wijhe in 1980 aanmeldde om mee te doen aan de VN-vredesmissie in Libanon. Wist hij veel. „Ik was Nederland nooit uit geweest. Maar ik dacht: als ik dan toch in dienst moet, laat ik er dan maar iets moois van maken.” Bovendien: zo’n term als ‘vredesmissie’, waarmee de VN en Nederlandse politici steeds schermden, dat had wel wat. Daar kon je bij je vrienden mee aankomen. „Het was in die tijd verdacht als je het leger inging, ook als dienstplichtige. Het was de tijd van de massademonstraties tegen kernwapens.”
Tijdens de bloedige burgeroorlog die Libanon vanaf 1975 in haar greep had gehouden, werd in 1978 Unifil opgericht. Die VN-vredesmacht moest voorkomen dat Palestijnse strijders van de PLO (Palestijnse Bevrijdingsorganisatie) en andere militanten het gat zouden vullen nadat Israël zich terugtrok uit het zuiden van het land. In een soms moeilijk toegankelijk gebied voerden Kleine Schaars en andere ‘blauwe baretten’ hun patrouilles uit. Overdag waren er ‘sociale patrouilles’, zoals dat heette. „Zichtbaar zijn voor de bevolking. Praten met de dorpelingen zodat ze je gingen waarschuwen voor hinderlagen van de PLO”, vertelt Jos Remmen.
Ik was Nederland nooit uit geweest. Maar ik dacht: als ik dan toch in dienst moet, laat ik er dan maar iets moois van maken
’s Nachts waren er militaire patrouilles, die waren riskanter dan overdag. Tunnelstelsels werden niet aangetroffen, zoals nu bij Hezbollah. Wel verscholen PLO-militanten zich in diepe grotgewelven in het rotsachtig landschap. „In die grotten gooiden we soms traangasgranaten om er zeker van te zijn dat er niemand in zat”, zegt Kleine Schaars.
Regelmatig stuitten hij en andere VN-militairen op groepjes Palestijnen. „Wij pakten de armed elements op, ontwapenden die en brachten ze naar de dichtstbijzijnde Unifil-post.” Niet dat het veel zin had: al de volgende dag kwamen hoge vertegenwoordigers van Unifil en de PLO naar datzelfde hoofdkwartier, om de in beslag genomen wapens én de aangehouden mannen weer mee te nemen. Kleine Schaars: „Die opgepakte Palestijnen kwam je even later gewoon weer tegen bij je patrouilles.”
Herman Oorlog, linksboven op de archieffoto tijdens de missie in Libanon, veertig jaar geleden.
Fotografie: Annabel Oosteweeghel / Veteranen voor Libanon
Wat doen we hier?
Wat een half jaartje redelijk ontspannen inzet voor de wereldvrede had moeten worden, veranderde in een verblijf waarvan de Unifillers zich steeds vaker afvroegen: wat doen we hier eigenlijk? Maar dan was er toch altijd weer de vraag om hulp van de lokale bevolking – het verbinden van een gewonde neef van een dorpeling, het repareren van een kapotte schuur – die alsnog betekenis gaf aan het werk. „Onze belangrijkste bijdrage was humanitair, niet militair”, zegt Fred van der Ploeg.
Bestaande oordelen over goed en fout kantelden. „Ik had destijds van huis uit een positief beeld meegekregen van Israël”, vertelt Kleine Schaar. „Het was een land waar je na de Holocaust solidair mee moest zijn. Dat beeld werd in Libanon danig op de proef gesteld.” Niet alleen was het Israëlische leger de bovenliggende partij die, op z’n zachtst gezegd, ruw kon optreden tegen de lokale bevolking. Er bleken ook veel Israëliërs te zijn die Nederlands verstonden en spraken. Dat bezorgde de Nederlandse Unifillers een ongemakkelijk, soms zelfs onveilig gevoel.
Onze belangrijkste bijdrage was humanitair, niet militair
„Ze konden meeluisteren met ons radioverkeer”, vertelt Kleine Schaars. „Onze commandanten waarschuwden ons daarvoor. Als wij in ons gebied achter de armed elements aan zaten en gedonder kregen, dan had je binnen de kortste keren nog meer gedonder omdat de Israëliërs wisten wat er bij ons gebeurde. Die begonnen dan ook te schieten.” Ook sergeant Jos Remmen moest zijn beeld bijstellen. Direct na het aan puin schieten van het huis door de Merkava-tank „heb ik iets heel erg fouts over Israël gezegd tegen mijn soldaten”.
Bert Kleine Schaars, rechts op de archieffoto tijdens de missie in Libanon.
Fotografie: Veteranen voor Libanon / Annabel Oosteweeghel
Good guys en bad guys
Het wordt stil aan tafel. En het blijft stil als NRC een uitspraak van overste Thom Karremans ter sprake brengt. De luitenant-kolonel was commandant van het Dutchbat-bataljon dat in 1995 de ‘veilige’ Bosnische moslimenclave in en rond Srebrenica moest bewaken, maar zich in de zomer terugtrok onder zware Servische druk. Kort daarna vermoordden de Serviërs meer dan achtduizend moslimmannen. Karremans zei na de veilige aankomst van Dutchbat in Zagreb dat er „geen good guys of bad guys waren” in het Bosnisch-Servisch conflict. Dat had nogal wat stof doen opwaaien.
Niemand in het café in Amersfoort zegt Karremans zijn uitspraak na. „Er waren daar in Libanon alleen maar bad guys, die elkaars vijanden waren”, zegt Fred van der Ploeg over de strijdende partijen. „De good guys”, vult Charles Borst aan, destijds als negentienjarige dienstplichtige sergeant in Libanon, „dat waren alleen de onschuldige burgers die steeds weer het slachtoffer worden van oorlogen”.
Ik heb alles inmiddels een goed plekje kunnen geven bij mezelf
In het gesprek over goed en fout komt ook enkele malen ‘de politiek’ ter sprake die de kaders en voorwaarden voor de missies vaststelt. De vijf mannen zien daarin geen vooruitgang. „Politici begrijpen nog steeds niet wat je militairen aandoet met een slecht mandaat”, zegt Bert Kleine Schaars. „Kijk bijvoorbeeld wat Macron onlangs zei, nota bene de Franse president. Die riep op tot een staakt-het-vuren, op basis van VN-resolutie 1701. Weet hij dan niet dat die resolutie al sinds 2006 bestaat en nooit serieus is genomen?”
Bijna automatisch komt het gesprek op Unifil anno 2024. Wat kan die nog uitrichten? Nog minder dan destijds, is het algemeen oordeel. Kleine Schaars: „Het grote verschil met toen: wij kwamen nog buiten de deur en waren tenminste nog met patrouilles bezig, dingen in de gaten aan het houden. Nu zitten de 1.200 Chinezen die meedoen voornamelijk in hun compound.” Jos Remmen knikt: „Het is een soort kazerne waar ze nauwelijks uitkomen.”
Uit het laatste VN-evaluatierapport van februari bleek dat de legermacht geen van de pakweg drieduizend wapendepots van Hezbollah had kunnen inspecteren. Niettemin kregen met name de Chinezen van de VN lof toegezwaaid. In juni van dit jaar won het bataljon een prijs van de VN vanwege zijn uitstekende bijdrage aan het promoten van lokale milieu-inspanningen, volgens „de natuurbeschermingsprincipes van de VN”.
Evacueren
De vijf mannen uit Amersfoort volgen de gebeurtenissen in Libanon en de verrichtingen van Unifil dagelijks. Herman Oorlog, actief op social media, krijgt „vaak filmpjes doorgestuurd van families die we daar toen hebben leren kennen. Daarop herken ik veel van de plekken die nu worden aangevallen.” Charles Borst kan er betrekkelijk rustig naar kijken. „Ik heb alles inmiddels een goed plekje kunnen geven bij mezelf.”
Zij hebben mazzel gehad, realiseren ze zich alle vijf. Echt ingrijpende gebeurtenissen die hun lijf of leven blijvend uit balans brachten, hebben ze in Libanon niet meegemaakt – of ze hebben die redelijk kunnen verwerken. Dat moest wel op eigen kracht. Veteranenzorg bestond toen nog niet bij Defensie. Ongeveer vijftien jaar na hun Libanon-tijd, ergens in de jaren negentig, ontvingen de vijf mannen een formulier van Defensie met vragen over hun welbevinden. Jos Remmen kan er nog boos over worden. „Bij vraag 4 heb ik toen op het formulier gekrast: dit is allemaal gelogen, want jullie doen hier toch geen ene reet mee.”
Potje janken
Sommigen uit de groep, zoals Charles Borst en Herman Oorlog, zijn elkaar blijven zien via werk. Anderen, zoals Bert Kleine Schaars, nu onder meer actief in de Deventer gemeentepolitiek, haakten aan na de eerste Veteranendagen die Defensie vanaf 2005 ging organiseren. Er kwamen borrels, reünies. Kleine Schaars nam een paar jaar geleden het initiatief tot de Stichting Veteranen voor Libanon. Die stichting bracht hulpgoederen naar Beiroet en omgeving na de gigantische explosie in de haven van de Libanese hoofdstad, in augustus 2020.
Ook kwamen er ‘terugkeerreizen’ naar het gebied. Menig veteraan kwam gelouterd terug. Herman Oorlog vertelt: „Bij de mijne in 2018 werd onze bus door de politie van de weg gehaald. Wat bleek: we moesten mee naar een gezin in de buurt. Er kwamen mensen en kinderen naar ons toe met foto’s van ons destijds. Die hadden ze al die tijd bewaard. Een oud vrouwtje van in de negentig vertelde dat we destijds haar leven hadden gered en dat van haar kinderen. Nou, toen hebben we met z’n allen wel even een potje zitten janken.”
Lees ook
Wereldleiders reageren verbolgen op Israëlische beschietingen op VN-blauwhelmen: ‘schending internationaal recht’
„Hoe kun jij leven? Wij gaan allemaal kapot!”, roept de oudste zus van de verkrachte en vermoorde Gino naar de verdachte Donny M. Zo gaat het vaker tijdens de pro-formazittingen. M. krijgt ook toegebeten dat hij ooit zelf te grazen zal worden genomen.
Zowel binnen als buiten de rechtbank wemelt het bij elke zitting van de politie. Om de gemoederen enigszins bedaard te houden, worden zittingen ook vooraf besproken, zodat de familie niet kan worden verrast door heftige details. „OM en politie hielden goed rekening met de nabestaanden”, vindt Phil Boonen, advocaat van Gino’s meerderjarige zussen. „Capaciteit en budget leken ook nooit een issue. Ze haalden alles uit de kast.”
Nadat afgelopen jaren in totaal tien pro-formazittingen werden gehouden, wordt vanaf maandag de zaak tegen Donny M. inhoudelijk behandeld. Die heeft tijdens de verhoren al schuld bekend, maar soms legde hij afwijkende of tegenstrijdige verklaringen af, waardoor nu wordt gestreefd naar duidelijker maken van wat zich precies heeft afgespeeld in de laatste uren van Gino.
Lees ook
Donny M. lijkt alles te bekennen, maar OM twijfelt of hij alles vertelt
Kaarsen en kaarten
Op de gewelddadige dood van de negenjarige Gino, in juni 2022, werd in de regio gereageerd met woede, onmacht en verbijstering. In Kerkrade, waar het jongetje verdween, en in de Maastrichtse volksbuurt Blauwdorp, waar hij woonde, werden massale herdenkingen gehouden. Zowel op het trapveldje waarvandaan hij verdween als voor de woning van Gino’s moeder, werden talloze knuffels, speeltjes, bloemen, kaarsen, kaarten en tekeningen neergelegd.
Het jongetje verbleef tijdelijk bij zijn oudste zus in Kerkrade, toen hij zoekraakte. Volgens het OM deed M. zich voor als voetbaltrainer en wist hij Gino zo mee te lokken van het voetbalveldje. Naar verluidt is M. met het kind naar zijn woning in Geleen gereden. Daar zou M. hem xtc en een soort Viagra hebben toegediend en het lichaam van het slachtoffer zijn binnengedrongen. Volgens het OM vermoordde hij daarna Gino en verborg het stoffelijk overschot.
Een dag na de ontvoering werd het gedumpte stepje van Gino gevonden op de parkeerplaats van een zwembad in Landgraaf. Dat leverde een dna-spoor op dat de politie leidde naar M., die op 3 juni werd gearresteerd. Nog dezelfde dag wees hij de politie aan waar het lichaam van Gino verborgen lag, vlak bij M.’s eigen woning.
Veertien instanties
Uit onderzoek van zorginstanties, datgene wat de zittingen al prijsgaven en een portret van de regionale krant De Limburger blijkt dat het leven van de 24-jarige verdachte M. nooit zonder problemen was. Als kind van een drugsverslaafde moeder kwam hij verslaafd ter wereld en belandde hij al op jonge leeftijd in een pleeggezin.
Volgens het OM deed M. zich voor als voetbaltrainer en wist hij Gino zo mee te lokken van het voetbalveldje
In 2015 gooide M. vanaf een viaduct in Sittard een stoeptegel naar een automobilist. Die miste de auto op een haar na. Voor die poging tot doodslag kreeg M. van de jeugdrechter een taakstraf van 180 uur, waarvan 100 uur voorwaardelijk. De rechter woog mee dat M. spijt had betuigd, nog geen strafblad had en verminderd toerekeningsvatbaar werd geacht vanwege onder meer autisme en een gebrekkige impulscontrole.
In 2017 gebruikte M. in Sittard geweld tegen een zevenjarige en liet hij diens tienjarige vriendje seksuele handelingen bij hemzelf verrichten. Dit keer bleef hij vastzitten: de rechter veroordeelde hem tot vijf maanden jeugddetentie en verplichte behandeling.
Ook daarna leek er aan zorg en toezicht geen gebrek. Veertien instanties speelden een rol in het begeleiden van M., zo bleek vorig jaar uit een onderzoek van Toezicht Sociaal Domein (TSD), waarin vier rijksinspecties samenwerken. Maar alle partijen concentreerden zich vooral op hun eigen werk. Informatie werd onderling niet goed gedeeld.
Lees ook
Onderzoek: begeleiding moordverdachte Donny M. had beter gekund
Vuurwerkincident
M. werd aangemerkt als iemand met een laag recidiverisico. Die inschatting dateerde uit 2017, een nieuwe analyse bleef uit. Na leugens tegen begeleiders, brandstichting en een diefstal lieten betrokken instanties volgens TSD kansen liggen om patronen in M.’s gedrag te herkennen. Na een aanhouding vanwege een vuurwerkincident in januari 2021, vond de politie kinderporno op zijn telefoon. Die bijvangst werd door een menselijke fout niet geregistreerd. Daardoor deed justitie niets met de kinderpornoverdenking.
M. verklaarde wisselend over de dood van Gino. Mede daardoor duurde het onderzoek lang. Ook wilde justitie zeker weten dat M. alleen had gehandeld, zowel tijdens het misbruiken en doden van het kind als het verpakken en verbergen van de stoffelijke resten. Verder zou volgens De Limburger het Pieter Baan Centrum hebben vastgesteld dat M. verminderd toerekeningsvatbaar is.
In 2015 gooide M. vanaf een viaduct in Sittard een stoeptegel naar een automobilist. Die miste de auto op een haar na
Afgelopen jaren bleef de familie volop bezig met de dood van Gino. Zijn oudste zus brak twee weken na de aanhouding van M. in in diens woning, op dat moment nog een verzegelde plaats delict. Het OM besloot vorig jaar – vanwege begrip voor de emoties en omstandigheden – haar zaak voorwaardelijk te seponeren.
Vanaf maandag trekt de rechtbank vier zittingsdagen uit voor de inhoudelijke behandeling van de zaak tegen Donny M. Zijn advocaat Sjanneke de Crom wil niet praten over het proces. Eerder ontving ze dreigmails vanwege het bijstaan van haar cliënt en ze moest bij sommige pro-formazittingen via een zijingang de rechtbank betreden.
Lees ook
Kinderporno op telefoon van Donny M. niet onderzocht door een menselijke fout
Je kunt er zieke koeien of dwarse varkens een schok van 5.000 volt mee geven. Opstaan, doorlopen! Nuttig hulpmiddel voor boeren, of een bruut „stroomstootwapen”? Het Tweede Kamerdebat over de elektrische ‘veeprikker’, eind september, is bij voorbaat beladen. Femke Wiersma, de nieuwe BBB-minister van landbouw, is door haar ambtenaren voorbereid en gewaarschuwd. Een meerderheid, ook coalitiepartijen VVD en NSC, wil allang een verbod. De Kamer is het hoogste orgaan, daar kan een minister niet zomaar omheen.
Maar Wiersma trekt haar eigen plan. Zij wil eerst nóg eens in gesprek met de veehouderijsector, veeartsen, de Dierenbescherming: uitstel. Nederland gaat bovendien niet strenger zijn voor boeren dan Brussel, dat is volgens Wiersma zo afgesproken in het regeerprogramma.
Het wordt een frontale botsing. Kamerleden raken geïrriteerd. Wiersma lijkt kalm, al wipt ze onder tafel met een been. Vragend kijkt ze naar haar topambtenaar. Hij fluistert, terwijl haar microfoon open staat: „Volgens mij zou jouw voorstel zijn: ik wil eerst met de partijen in gesprek, en natúúrlijk neem ik dit dan mee.”
Wiersma zegt alleen het eerste. Valt stil, en frommelt het tweede er dan nog achteraan. Voor Kamerleden is de grens bereikt, één loopt de zaal uit. Schorsing. Een paar minuten later buigt Wiersma alsnog voor de Kamer: het verbod op de veeprikker komt eraan.
Het is landelijk nieuws. Iedereen, ook de boerenachterban, kan zien hoe deze nieuwe minister doordramt, en zichzelf in problemen brengt. „Als Wiersma haar politieke antenne aan had gezet, had ze de clash kunnen voorkomen”, sneertNieuwe Oogst, het blad voor boeren en tuinders van LTO. „Dan was de uitkomst hetzelfde geweest, zonder alle imagoschade.”
Volgende week debatteert de minister opnieuw met de Kamer, nu over de landbouwbegroting. Welke Wiersma zullen we dan zien, is de vraag. Weer de koppige, die in debat geen echt contact met de Kamer maakt? Of heeft ze ook een pragmatisch en lichtvoetiger register, waarmee je soms meer bereikt?
Voor dit profiel sprak NRC met zo’n twintig mensen uit verschillende fasen van haar leven. Daaruit komt een meerduidig beeld naar voren. Zo is er een onzekere Femke Wiersma die eerst álles wil weten voordat ze haar nek uitsteekt. Er is een dappere Femke Wiersma, die BBB-minister voor landbouw wordt en vol overtuiging haar beleid uitdraagt. En misschien is er ook een Femke Wiersma, ergens tussen die twee in. Zo wilde ze in haar eerste week als minister tot het laatste moment géén mestdebat met de Kamer voeren, zeggen bronnen. Maar toen er ophef ontstond, deed ze het toch.
De onbuigzame Wiersma van de veeprikkers kennen ze in Friesland nog wel. Voordat ze naar Den Haag kwam was ze een jaar gedeputeerde voor landbouw in het provinciebestuur. BBB is er de grootste met 14 van de 43 zetels. „In Friesland maakte ze de dienst uit, en machtspolitiek schuwde ze niet”, zegt Jochem Knol van de Friese oppositiepartij GrienLinks. „Ze is een pure belangenbehartiger. Ze begrijpt niet waar bezwaren van anderen zitten, of hoe een bestuurder zorgvuldig belangen afweegt. Dat kun je honderd keer noemen, er is geen inlevingsvermogen.”
„Ze is gepassioneerd en gedreven”, zegt Arno Brok, commissaris van de Koning in Friesland (VVD) neutraler. „Ze is meer politica dan bestuurder, en ze vindt dat ze iets moet realiseren. Dat zijn wij niet altijd meer gewend.”
Wiersma is de trots van haar partij. „The Beauty and the Brains”, noemt BBB-leider Caroline van der Plas haar. Altijd goed verzorgd, op hakken bij werkbezoeken in de stal. Altijd gericht op de inhoud; ze bevraagt ambtenaren tot in de voetnoten van rapporten.
Lees ook
Achter de schermen van BBB: een reclameman, drie twintigers, twee lobbyisten voor de melkveehouderij en een varkenshouder
Maar als minister staat ze nu ook voor de grote problemen in de landbouw, een sterk gepolariseerde portefeuille. BBB-beloftes – zoals soepeler mestregels uit Brussel – zal ze niet een-twee-drie kunnen waarmaken, Wiersma kan juist het gezicht worden van de mest- en stikstofcrisis. En ze heeft weinig speelruimte; anders dan in Friesland, is de BBB in Den Haag met zeven zetels de kleinste coalitiepartij, tegenover een kritische Kamermeerderheid.
Het grootste deel van haar leven heeft Wiersma niets met boeren of politiek te maken gehad. Die identiteit past haar nu als een jas, maar die heeft ze pas in 2010 aangetrokken, toen ze meedeed aan het tv-programma Boer Zoekt Vrouw, en zelf die gezochte vrouw werd.
Wie was Femke Wiersma vóór die tijd?
Ze werd in 1984 in Dokkum geboren. Haar ouders scheidden een jaar later en ze groeide op bij haar moeder. Er waren problemen en geen geld. Al helemaal niet voor paardrijles; ze verzorgde de paarden van anderen. Wiersma haalt vaak haar jeugd aan om te zeggen dat ze gewone mensen begrijpt. „Ik weet van huis uit wat een bijstandsmoeder meemaakt die in de schuldsanering zit. Daarom wil ik mensen verder helpen om iets te bereiken”, zei ze in 2022 tegen Nieuwsblad Noord-Oost Friesland. Van paarden houdt ze nog steeds. Ze heeft zelfs een veulen gefokt.
Na mavo en havo/vwo in Dokkum koos ze in 2002 voor de Koninklijke Marine, ze werd matroos. „Aan boord was het hard werken, en hard ontspannen op de wal”, herinnert Dirkje Smidts zich, destijds als chef hofmeester verantwoordelijk voor de mess van de onderofficieren. Met het fregat Hr Ms Jacob van Heemskerck maakten ze onder meer reizen naar de Middellandse Zee. Op een bemanning van 180 waren er in die tijd zo’n dertig vrouwen. Soms moest Smidts een oogje in het zeil houden „bij die jonge meiden tussen de mannen”, vertelt ze. Maar Femke „paste er goed tussen”. „Ze kwam voor zichzelf op en was zeker niet verlegen.”
Ze werkte nog even in de marinierskazerne op Texel, maar vertrok na vier jaar, in 2006: het jaar waarin ze, op haar 22ste, voor het eerst moeder werd. De marine, had ze toen al vastgesteld, was niet helemaal haar wereld.
Op cruciale momenten kwam Wiersma de mensen tegen, die haar verder hielpen. Zoals Jantsje Wiersma, die haar in 2008 onder haar vleugels nam als beginnend zorgconsulente in de Friese gemeenten Dantumadiel en Dongeradeel. „We waren als moeder en dochter”, zei Femke Wiersma over Jantsje. Dat klopt, zegt Jantsje, intussen gepensioneerd, met een lachje. „Dat leek zo omdat we toevallig dezelfde achternaam hadden.”
Ze legde al snel zelfstandig huisbezoeken af om te zien wie in aanmerking kwam voor gemeentelijke vergoeding van taxiritten, een traplift of douche met lage instap. Het was een fase waarin Wiersma politiek van kleur veranderde. Ze stemde PvdA, maar zag hoe mensen het systeem misbruikten, en werd rechtser.
In interviews zei zedat ze in die levensfase „geen zelfvertrouwen” had. Dat zag Jantsje Wiersma niet, zegt ze. „Al kan iemand zich natuurlijk wel zo voelen.” Wat ze wel zag: „een keurige jongedame die alles snel oppikt, weet wat ze wil en ervoor gaat.”
Zoals in de liefde. In 2010 zag Femke Wiersma in Boer Zoekt Vrouw Gijs Bakhuisen, een 35-jarige melkveehouder in Abcoude met een vrolijk gezicht en halflang haar. Wat een leuke vent, dacht ze, en schreef hem een brief. ‘Boer Gijs’ zou er ruim achthonderd krijgen, maar koos Femke.
In zijn rustieke boerderij met 65 koeien aan het Gein vond Wiersma niet alleen een geliefde met wie ze nog drie kinderen zou krijgen, maar ook haar roeping. Ze ontdekte het boerenleven en haar zakelijk talent: ze opende een theetuin aan huis, De Boergondische Tafel.
In 2015 ontpopte ze zich als lobbyist. Het melkquotum werd afgeschaft, en ingeruild voor strengere mestregels om de groei van de veestapel te remmen. Dat was onrechtvaardig voor ‘grondgebonden’ veehouderijen die hun mest op eigen land kwijt kunnen, vonden Femke en Gijs. Ze dompelde zich onder in de wereld van fosfaatrechten, via Facebook mobiliseerde ze andere boze veehouders. Er kwam een netwerk, ze werden uitgenodigd in Den Haag, en ten slotte kwam er een uitzondering voor boeren zonder mestoverschot.
Wiersma werd beleidsmedewerker bij de Vereniging tot Behoud van Boer & Milieu (VBBM). Een kleine lobbyclub en, dixit Wiersma, „niet van het polderen”. De VBBM staat voor kringlooplandbouw, wat groen klinkt, maar ook voor bovengronds mest uitrijden, waarbij meer ammoniak in de lucht vrijkomt. Voer je koeien minder eiwit, dan krijg je ook minder stikstof, zegt de VBBM. Je hoort het Wiersma nog steeds zeggen tijdens Kamerdebatten.
Haar ‘ideologische’ ontwikkeling is terug te lezen in de columns die ze vanaf 2012 schreef voor De Boerin. Eerst gingen die over haar plattelandsleven – vos steelt kippen, man komt chronisch te laat aan tafel – maar al snel verdrong politiek de petite histoire. Onder de kop ‘Wakker mens’ schreef ze in 2014 dat organisaties als Wakker Dier en Natuurmonumenten „propaganda bedrijven” en „ver af staan van de echte boerenpraktijk”. In 2017 kreeg ‘Den Haag’ het te verduren. En „deskundigen die ongeruste burgers met eenzijdige informatie voeden en de veehouderij moedwillig in een ongunstig daglicht plaatsen”.
Je ziet de ideeën zich vormen die ze later als BBB’er ging uitdragen. „Natuurkwaliteit verbetert niet door stikstof te reduceren„ zei ze in een interview in 2022. „Nederland is de weg kwijt.” Nu zegt Wiersma: niet alléén door stikstofreductie. Ook toont Wiersma weinig liefde voor bioboeren. Het beleid is meer biologisch, maar Wiersma heeft zelf gezegd „dat je altijd moet redeneren vanuit de vraag.” En consumenten kopen liever goedkopere producten.
„Ze werd te groot voor ons”, zegt VBBM-voorzitter Erik Valk. Wiersma maakte in 2017 de overstap naar de Nederlandse Melkveehouders Vakbond (NMV). Van voorzitter Harm Wiegersma, nu BBB-Statenlid in Friesland, kreeg ze daar als beleidsadviseur vier jaar lang veel ruimte. Te veel , vonden sommige nieuwe bestuursleden die er later bijkwamen. Er ontstond een conflict, en Wiersma voelde zich daarin onheus bejegend. Wiegersma: „Toen heeft ze gewoon gezegd: ik ga weg.”
Voor Wiersma was het geen gemakkelijke tijd; in 2019 was haar huwelijk al gestrand. Maar toen hielp ‘de juiste persoon’ weer: Caroline van der Plas.
Wiersma hielp Van der Plas bij de oprichting van BBB. En Van der Plas polste Wiersma om partijleider te worden, maar als alleenstaande moeder schrok Wiersma daarvoor terug. Bij de Kamerverkiezingen van 2021 stond ze wel op plek 2 van de lijst en haalde ruim 25.000 voorkeursstemmen: ongeveer de helft van de stemmen van Van der Plas. Niet genoeg voor een Kamerzetel, wel een prestatie.
Voor de derde keer werd Wiersma beleidsmedewerker, nu bij de eenpersoonsfractie van BBB in Den Haag. Met Van der Plas ontstond een vriendschap. „We kunnen lachen om wat hardere grapjes”, zegt Van der Plas. „We hebben veel zelfspot. Ook over vrouwen, weet je wel. We zeiden weleens: meer vrouwen in de Kamer? Nou, doe maar even wat minder. Want dat gekijf de hele tijd.”
In 2023 was BBB de grote winnaar van de provinciale verkiezingen. Wiersma werd gedeputeerde in Friesland. In Holwert – sinds 2023 met -t in plaats van -d – verbouwde ze zelf, zoals ze graag vertelt, het huisje dat ze er kocht.
Als haar achterbuurman zijn zin had gekregen, lag er nu een steiger voor zeil- en motorboten pal naast hun huizen. Marco Verbeek, voorzitter van de Stichting Holwerd aan Zee, gelooft nog steeds in het lokale initiatief voor een binnenmeer, dat toeristen en nieuwe inwoners moest lokken. Maar na de BBB-winst verdampte de politieke steun.
„Als je het BBB-programma leest, zou ‘Holwerd aan Zee’ juist ideaal moeten zijn: bewonersinitiatieven, nabuurschap, gebiedsgerichte ontwikkeling”, zegt hij bitter. „Maar dat telt alleen in verkiezingstijd. „Dat Femke in Holwert woont, heeft ons tot nu toe niets geholpen.”
Als BBB-gedeputeerde drong Wiersma de plannen voor het landelijk gebied in Friesland terug tot het wettelijke minimum; dezelfde ‘NPLG’-plannen die ze nu als minister voor heel Nederland heeft geschrapt.
Ook was er een paar keer ophef. Tegen ambtelijk advies in legde de provincie de aanleg van natuurvriendelijke oevers bij Grou in 2023 stil. Volgens Wiersma waren er geen regels om stikstofruimte te verhuren voor de aanleg, en moest stikstofruimte eerst naar PAS-melders, boeren die zonder natuurvergunning zitten. Het waterschap zag een miljoenenproject stranden. „Een streep door de rekening”, zegt Monique Plantinga, dagelijks bestuurslid. Uiteindelijk kon het waterschap het project tóch doorzetten, met machines zonder uitstoot.
Kritiek was er ook op kleine, maar gevoelige bezuinigingen. Wiersma schafte het Faitrade Provincie-beleid af (15.000 euro per jaar), en het regenboogbeleid voor een divers Friesland (50.000 euro). Geen juiste besteding van middelen, of geen kerntaak van de provincie, vond ze.
Op de Grüne Woche, de landbouwbeurs in Berlijn, vroeg Van der Plas begin dit jaar Wiersma voor het eerst of ze landbouwminister wilde worden. Tegen de zomer, toen de formatie serieus werd, zegde zij definitief toe op het terras van Hotel en Grand Café Post-Plaza in Leeuwarden. Toevallig ook de plek waar Wiersma in 2023 haar huidige partner ontmoette: singer/songwriter Jord Brinkhuis.
Nu staat Wiersma op haar 39ste aan de top van het ministerie waar haar partij altijd tegen ageerde, omgedoopt tot Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en – als laatste – Natuur. Ze zal moeten laveren tussen het BBB-beleid om boeren te sparen, en wettelijke natuurdoelen. Tussen de activist voor boeren die ze was, en een landelijk bestuurder voor iedereen die ze nu hoort te zijn. Veel geld heeft ze niet: de 25 miljard euro voor het landelijk gebied die er was, heeft de coalitie teruggebracht naar 5 miljard.
Als minister lijkt ze nog te zoeken naar een houding. Letterlijk, als je versies van de bordesfoto van het kabinet Schoof naast elkaar legt. Andere ministers en staatssecretarissen nemen vooraf een vaste pose in. Wiersma staat op elke foto’s in een andere – armen voor het lichaam, langs het lichaam, arm omhoog, hand door het haar.
Wiersma kan onpeilbaar zijn, ook bij informelere gesprekken op haar ministerie, zeggen Haagse bronnen. Ze kan zo lang neutraal blijven kijken, en zo vaak op haar beeldschermpjes, dat anderen denken: wat doen we verkeerd? Is het professionele ongenaakbaarheid, of is ze niet geïnteresseerd, omdat ze haar mening al klaar heeft?
De Femke Wiersma die ze in Den Haag niet laat zien, is de vrouw die familie en vrienden kennen. Iemand die graag witte wijn drinkt en zomaar voor dertig man kookt. „Onzekere mensen dragen vaker een maskertje”, zegt oud-marinecollega Dirkje Smidts. „Ze beweegt nog steeds hetzelfde, zag ik. Een beetje stijf, maar ze ís niet stijf.”
Bij het ‘mestdebat’ van afgelopen maandag zag je een minister die het na het ‘veeprikkers’-debacle beter wilde doen. Heel voorzichtig, door vooral de antwoorden van haar ambtenaren op te lezen. En af en toe welwillend. Over het vervroegen van een uitkoopregeling voor boeren, zei ze: „Aan deze minister zal het niet liggen.”