Deel oud-patiënten Co-Med heeft nog steeds geen nieuwe huisarts: ‘We redden ons eigen wel’

Twee weken geleden is ze uit haar rolstoel „gekukeld”. Sindsdien heeft ze last van duizeligheid en tintelingen in haar armen en schouders. Normaal gesproken zou Grietje Hof (68) uit Enschede naar de huisarts gaan, „maar nu ligt de drempel wat hoger”, zegt ze. Hof is een van de tienduizenden patiënten die na het faillissement van huisartsenketen Co-Med afgelopen zomer zonder huisarts kwamen te zitten. Ze waren aangewezen op online zorg of in allerijl opgetuigde spoedzorg. Destijds sprak NRC Hof en drie andere patiënten. Drieënhalve maand later blijkt hun situatie onveranderd.

Grietje en haar man John Hof kunnen sinds het faillissement slechts voor spoedgevallen terecht bij een huisartsenpraktijk in het Medisch Spectrum Twente. „Was mijn val spoed? Daarbij denk ik eerder aan een hersen- of hartinfarct”, zegt Grietje. Het echtpaar heeft „een soort mechanisme” ontwikkeld om een bezoek aan de huisarts zo veel mogelijk te voorkomen. De buurvrouw is fysiotherapeut, dus gaat Hof daar maar langs. „Fijn dat dat kan, maar een huisarts had misschien ook een foto gemaakt.” Om te beoordelen of een patiënt naar de huisarts van de spoedzorg moet, heeft de praktijk een online vragenlijst, ‘Moet ik naar de dokter?’ . De klachten van Hof stonden niet op de lijst.

Op vakantie in Andorra kocht ze ‘een heel zooitje’ inhalatoren, voor de zekerheid

Dat ‘mechanisme’ om de huisarts te ontwijken herkent Perone Cobben (60) uit Breda. Al wekenlang is ze benauwd. En dat hoesten stopt maar niet. Normaliter zou ze allang naar haar huisarts zijn gegaan, maar nu ze geen eigen arts meer heeft, is ze terughoudend. „Je gaat niet zo snel naar een onbekende huisarts.”

Cobben heeft astma en de longziekte COPD. Deze week belde ze, na zes weken met haar klachten te hebben rondgelopen, toch maar Thuisdok, een digitale huisartsenpraktijk waar ze nu terechtkan. Ze kon wel naar een huisarts in een ander dorp, maar dat was voor haar te ver. Uiteindelijk mag ze naar een huisarts in Breda, de afspraak staat voor later deze week. „Het is dit soort gedoe dat maakt dat je een doktersbezoek liever uitstelt.”

Lees ook

Einde Co-Med zorgelijk voor artsen én patiënten: ‘Niemand neemt me aan, want niemand heeft plek’

CoMed patienten John  en Grietje Hof zijn aangewezen op de ‘spoedzorg’ die is opgetuigd in het Medisch Spectrum Twente.

‘Probleemplekken’

Zorgverzekeraar CZ heeft afgelopen maanden met andere verzekeraars en huisartsen uit verschillende regio’s hard aan oplossingen gewerkt, zegt woordvoerder Arjen Zwaan. En op veel plekken heeft dat wat opgeleverd. In Den Haag schreven huisartsen allemaal een paar extra patiënten in, om de zorglast te verdelen; in Tilburg nam een voormalig praktijkmanager een praktijk van Co-Med over.

Wel duurde het langer dan verwacht om patiënten over te schrijven naar nieuwe huisartsen, omdat curatoren werden geconfronteerd met „de puinhopen” die Co-Med administratief had achtergelaten, zegt Zwaan. Dat bemoeilijkte de overdracht van patiëntendossiers. Momenteel is de hoop dat de eerste verzekerden die nog zonder huisarts zitten vanaf volgende week een brief over hun nieuwe huisarts ontvangen. Om hoeveel mensen dat precies gaat, is nog niet duidelijk: een deel van de patiënten heeft zich zelf al ingeschreven bij een van de nieuwe praktijken. Het digitale alternatief is inmiddels „bijna volledig” teruggetrokken, omdat structurele oplossingen werden gevonden, vertelt Zwaan.

Co-Med had administratieve ‘puinhopen’ achtergelaten, wat overdracht van de patiëntendossiers bemoeilijkte

Ook in Breda werd de oude praktijk overgenomen. Maar Cobben woont niet in het juiste postcodegebied. „Ooit wel en toen ik verhuisde, bleef ik bij mijn oude huisarts, omdat alle huisartsen in mijn nieuwe wijk geen patiënten meer aannemen. Nu kan ik nergens terecht.”

Daarnaast zijn er ook „probleemplekken”, zegt Zwaan, waarvoor nog geen oplossing is gevonden. Dat zijn Bergen op Zoom en Enschede, waar John en Grietje Hof wonen. „Daar heeft Co-Med het al bestaande huisartsentekort verergerd en kan een oplossing langer op zich laten wachten. Tot die tijd heb je alternatieven als een passantenspreekuur of digitale zorg – al is dat natuurlijk niet wat we uiteindelijk voor ogen hebben.” In Bergen op Zoom stonden volgens Co-Med 4.800 patiënten bij de commerciële praktijk ingeschreven, in Enschede 8.600. Volgens CZ liggen de daadwerkelijke aantallen lager, „maar dat is nog een puzzel”.

‘Pufjes’

De 63-jarige Johan Franken, die in Bergen op Zoom woont, vindt die digitale zorg maar niets. „Dan moet je via heel wat omwegen om hulp vragen en ik ben al niet het type dat dat gauw doet.” Mocht er nu wat aan de hand zijn, nam hij zichzelf voor, belt hij „gewoon 112”. Wanneer hij spontaan een bloedneus krijgt, bijvoorbeeld, waarbij hij vanwege de bloedverdunners die hij slikt veel bloed verliest.

Ook hij kan niet bij een huisarts in de buurt terecht, zelfs niet toen daar recent een nieuwe praktijk werd geopend. Hij las het in de krant en belde direct, maar hij was al te laat: de praktijk had al te veel aanvragen binnengekregen. Op zich vertrouwt Franken er wel op dat hij weer een huisarts krijgt, „maar het duurt mij nu wel een beetje te lang”.

Cobben uit Breda heeft dat vertrouwen niet meer. Voor haar astma en COPD gebruikt ze inhalatoren. Eerder vertelde ze al in NRC spaarzaam te doen met haar „pufjes”, omdat ze vreest geen herhaalrecept te kunnen krijgen zonder huisarts. Weliswaar heeft ze daar nog geen problemen mee ondervonden, maar haar vertrouwen in de zorg is dusdanig geschaad dat de angst blijft. Op vakantie in Andorra kocht ze recent „een heel zooitje pufjes in”, voor de zekerheid. „Daar heb je geen recept nodig.” Ach, zegt ze, „we redden ons eigen wel”.

Lees ook

Zelfverrijking, fraude-aangifte en ondermaatse zorg: hoe Co-Med pokerde met praktijken en de patiënten verloren

Zelfverrijking, fraude-aangifte en ondermaatse zorg: hoe Co-Med pokerde met praktijken en de patiënten verloren


Er worden in rap tempo veel meer koereigers in Nederland verwacht – ‘door klimaatverandering wordt hun leefgebied enorm vergroot’

Hij heeft in elk geval een goede naam. Een koereiger is ongeveer zo groot als een pagina van NRC, net niet groot genoeg om vanaf de grond de lekkerste maaltjes te kunnen spotten. Dus liften ze graag mee op de rug van een groter dier, en dat doen ze steeds vaker in Nederland.

Het beeld is bekend uit documentaires over de Afrikaanse savanne: kleine witte reigers die bovenop (of naast) gnoes, neushoorns en buffels staan om opspringende insecten, kikkertjes en af en toe een muis op de korrel te nemen. Maar sinds enkele jaren kun je de koereiger (Bubulcus ibis) ook rond paarden, schapen of koeien tegenkomen in Nederlandse weiden. De populatie lijkt zich snel te vermenigvuldigen, schrijft Sovon Vogelonderzoek Nederland in een artikel afgelopen week.

„We denken dat er nu tussen de honderd en tweehonderd koereigers in Nederland zijn”, zegt Jip Louwe Kooijmans van Sovon, schrijver van dat artikel, aan de telefoon. „Hoeveel er hier nu in totaal precies zijn is moeilijk te zeggen, maar we weten wel dat er 29 of 31 broedparen in Nederland zijn. Vorig jaar waren het er nog maar 3.”

Koereigers komen oorspronkelijk uit Afrika, maar leven inmiddels in heel Zuid-Amerika en in het noorden tot net in Canada, langs de randen van het Arabisch schiereiland tot ver in Azië, en nu dus ook in de Benelux.

Het zal nog wel even duren voor je ze op de visafslag in Scheveningen tegenkomt

Jip Louwe Kooijmans
Sovon Vogelonderzoek

Klimaatverandering

Volgens Louwe Kooijmans is de Nederlandse groei het begin van een ‘aantalsexplosie’. „Het kan snel gaan. In bijvoorbeeld de Camargue in Frankrijk zag je in de jaren zestig de eerste broedpaartjes. Daar ging het in tien jaar van 2 naar 300 paartjes. Zo’n groei zien we nu in Nederland ook gebeuren.”

De koereigers hebben de wind mee in Nederland – net zoals alle reigersoorten trouwens. Het gaat goed met de waterkwaliteit, er mag niet op ze worden gejaagd en de temperatuur loopt op: een reiger kan niets met bevroren sloten en rivieren. Door klimaatverandering wordt hun leefgebied enorm vergroot. Louwe Kooijmans: „We focussen natuurlijk altijd op wat slecht gaat dankzij klimaatverandering, maar deze soort profiteert ervan.” Een kanttekening maakt hij ook: in Spanje gaat het juist níét goed met de reigers, omdat het daar te droog en warm wordt.

Nederland is tot nu toe het meest noordelijke broedgebied, daarom is niet precies te voorspellen hoe goed de koereiger het hier gaat doen, zegt Louwe Kooijmans. „Ze leven sinds begin jaren veertig ook in Canada, maar daar broeden ze niet zo noordelijk als hier. De groei die ze in de Camargue hebben gemaakt verwachten we hier ook, maar hoe groot die groei zal zijn weten we niet.”

Samen slapen

Op Waarneming.nl, waar natuurliefhebbers bijhouden wat ze zien en waar, werd in 2017 rond de driehonderd keer een koereiger gespot (dat kan best vaak dezelfde zijn geweest), vorig jaar waren het er bijna 1.700. Deze maand nog meldde iemand op die site in de Biesbosch meer dan vijftig koereigers bij elkaar in een boom. Louwe Kooijmans: „Als ze niet broeden, zoals nu, dan verspreiden ze zich over heel Nederland. ’s Avonds komen ze weer samen om gemeenschappelijk te slapen, een beetje zoals spreeuwen ook doen. Op dat soort plekken zoals in de Biesbosch kunnen vrij grote groepen ontstaan. Vorig jaar zaten daar zeker zestig koereigers.”

Op de kaarten van zowel Waarneming.nl als die van Sovon zie je flinke concentraties rond de Wieden, de Noordoostpolder, de Rijnstrangen bij Arnhem en in de Biesbosch. „Als je vandaag de Krimpenerwaard inloopt, zul je ze waarschijnlijk ook wel zien.” Maar nog niet, zoals hun blauwe neven in Amsterdam, op autodaken in het centrum van grote steden. „Er zijn zeker landen waar ze zo veelvuldig voorkomen, dat ze ook op vuilnisbelten worden gezien. Maar in Nederland zitten ze nu vooral in de mooiste natuurgebieden. Rustig en beschermd. Het zal nog wel even duren voor je ze op de Amsterdamse Dappermarkt of de visafslag in Scheveningen tegenkomt.”


Arnhem verruimt opvang voor asielzoekers en statushouders: ‘Dat zit in ons dna’

Over de toekomstige buren heeft ze maar weinig te zeggen. De woordvoerder van revalidatiecentrum Klimmendaal in Arnhem staat in de aankomsthal van het centrum, gelegen in ‘Het Dorp’, een groene woonwijk die werd gebouwd voor mensen met een ernstige handicap of met niet-aangeboren hersenletsel. Het Dorp wordt nu omgevormd tot een wijk voor iedereen.

Het moderne revalidatiecentrum werd in 2010 gebouwd. De oude, grijze laagbouw aan de overkant van de groene parkeerplaats verkocht Klimmendaal aan de gemeente. En daar, kondigde het gemeentebestuur vorige week aan, gaat Arnhem in 2025 110 Oekraïners en 220 asielzoekers en statushouders opvangen. Na een paar jaar zal er sociale huur worden gebouwd.

„We willen ons als goede buur opstellen naar een kwetsbare groep: that’s it”, zegt de woordvoerder terwijl ze haar schouders ophaalt. In de welvarende wijk Sterrenberg, door een drukke weg gescheiden van Het Dorp, klinkt dezelfde reactie. „O, komen er asielzoekers?”, zegt Pien Sassen, die hond Lotje uitlaat. „Ik heb niet het idee dat mensen dat hier erg gaan vinden. Als de ruimte niet wordt gebruikt, kunnen er net zo goed mensen worden opgevangen.”

Voor het gemeentebestuur is dat de gedroomde reactie. Zeker omdat het college het afgelopen jaar nog meer opvangplannen bekendmaakte. Het Arnhemse college, bestaande uit GroenLinks, PvdA, D66, PvdD, Volt en Arnhem Centraal, besloot in mei zo’n 1.700 asielzoekers permanent te willen opvangen. De gemeente sloot daarvoor een overeenkomst met het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) voor verschillende „duurzame en permanente” opvanglocaties.

Lees ook

Ook Groningen gaat door met bed-bad-brood: ‘Dit is geen stad die mensen aan hun lot overlaat’

De bed-bad-broodlocatie van stichting INLIA in Groningen biedt plaats aan zo’n 270 uitgeprocedeerde asielzoekers.

Vorige week maakte de gemeente bekend nog eens 450 (tijdelijke) opvangplekken voor Oekraïners, asielzoekers en statushouders te gaan realiseren. Die bedden komen te staan in voormalige gebouwen van het instituut Klimmendaal, in het westen van de stad, en in een voormalige polikliniek van het ziekenhuis Rijnstate, in het zuidoosten. Als alle nodige verbouwingen afgerond zijn en mensen deze locaties kunnen betrekken, vangt Arnhem in totaal zo’n 998 Oekraïners en 2.448 andere vluchtelingen op: bijna 3.500 mensen.

De voormalige polikliniek van ziekenhuis Rijnstate.

Foto’s Merlin Daleman

Asielwethouder Paul Smeulders (GroenLinks) noemde dat aantal de afgelopen tijd vaak en met trots in verschillende media. „We vangen dadelijk méér mensen op dan Rotterdam, Utrecht en Den Haag”, zegt hij in zijn kantoor op het stadhuis. En: hij meent dat het draagvlak voor opvang onder Arnhemmers groot is.

„Ik verwacht in deze wijk niet veel protest hoor”, zegt Pien Sassen op straat in Sterrenberg. Hoe dat komt? „Ik denk dat het een gevoel is”, zegt ze. „Over het algemeen is iedereen hier gastvrij”, zegt ook Anton Zegwaard, een overbuurman van Sassen. „Ik vind het goed dat Arnhem veel permanente plekken wil maken.” Opvang in hotels kost de samenleving te veel, denkt hij. „Die lui van Van der Valk zijn schurken.”

Het enthousiasme in de wijk is wellicht te verklaren. De nog te openen opvanglocatie in Het Dorp ligt ingeklemd tussen twee welvarende wijken, waar progressieve partijen veruit de meeste stemmen krijgen. In Heijenoord, ten zuiden van Het Dorp, kreeg GroenLinks/PvdA met de landelijke verkiezingen 43 procent van de stemmen. Progressieve kiezers staan over het algemeen welwillender tegenover migranten. „Ik hoor hier nu al: zullen we een welkomstfeestje geven in plaats van de boel in de fik steken?”, zegt een vrouw van middelbare leeftijd in de deuropening van haar huis in Heijenoord. Ze vindt het onderwerp gevoelig en wil haar naam daarom niet in de krant. „Ik vind het positief dat we van de gemeente een uitnodiging hebben gekregen voor een informatiebijeenkomst voor omwonenden. ‘Het mag en kan niet’, dat hoor je hier niet.”

Lees ook

De asielzoekers moeten nog komen maar de onrust is er, in Ugchelen. ‘Mijn vrouw heeft camera’s aangeschaft. Straks gebeurt er iets met de auto’

De locatie voor de noodopvang van asielzoekers in Ugchelen is een leegstaand, voormalig schoolgebouw.

De wijk Heijenoord.
Foto Merlin Daleman

Verwachtingen

Wethouder Smeulders meent dat in heel Arnhem draagvlak is voor het opvangen van vluchtelingen. „Arnhem is een progressieve stad. Zo werkt een groot deel van de beroepsbevolking in de culturele of creatieve sector. Dat zie je terug in de samenstelling van de gemeenteraad.” GroenLinks heeft zeven zetels. PVV en FVD hebben allebei één zetel. De VVD heeft er vijf, maar bestuurt niet mee.

Dat wil niet zeggen dat er geen tegenstanders zijn. Op bewonersavonden over azc’s ziet de wethouder altijd „een kleine groep” tegenstanders, een kleine groep echte voorstanders en een middengroep „van mensen die begrijpen dat we vluchtelingen moeten opvangen, maar die met reële vragen zitten”. De wethouder denkt dat het helpt dat hij op zo’n avond niet in discussie gaat over de vraag of de (tijdelijke) opvang er moet komen. „We wekken nooit valse verwachtingen. Ik zeg: we zullen al jullie vragen beantwoorden, maar het azc komt er uiteindelijk wel. Dan weet iedereen waar-ie aan toe is.”

Behalve een progressieve, is Arnhem ook een sterk gesegregeerde stad. Dat beaamt Smeulders. Ze heeft zowel de „meest tevreden” wijk van Nederland (Alteveer/Cranevelt) als wijken als Geitenkamp en Malburgen, waar de armoede groot is en de schulden hoog zijn. „We hebben ook volkswijken, waar veel PVV wordt gestemd”, zegt de wethouder. „Maar afgelopen verkiezingen stond GroenLinks/PvdA in elke wijk in de top-drie. „En we snappen natuurlijk dat we niet oneindig veel van de stad kunnen vragen. De laatste twee jaar hebben we gekozen voor nieuwe opvanglocaties in veerkrachtige wijkenmet sterke sociale structuren, zoals Heijenoord en Schuytgraaf. Die spreiding helpt vluchtelingen een goede start te bieden in onze gemeenschap.”

Ik zeg: we zullen al jullie vragen beantwoorden, maar het azc komt er

Paul Smeulders
Asielwethouder (GL)

Volgens SP-fractievoorzitter Gerrie Elfrink zijn de meeste opvangplekken nog steeds in de Arnhemse volkswijken. COA-cijfers bevestigen dit. „De wethouder zegt wel dat hij het belangrijk vindt om de opvang goed te verspreiden binnen de stad, maar in praktijk komt daar niks van terecht”, zegt het gemeenteraadslid. „Neem de rijkere wijk Hoogkamp, daar gebeurt niks, terwijl daar al tien jaar een school leeg staat.” Dat ziekenhuis Rijkstate de poli sluit, vindt hij kwalijk. Vorig jaar beloofde het ziekenhuis nog dat de polikliniek zou blijven. „Het is toch bezopen om dat zonder overleg met de gemeenteraad te doen?”, zegt Elfrink. „Het ondermijnt het draagvlak.” Dat de gesloten kliniek Oekraïners gaat huisvesten, maakt dat inwoners volgens Elfrink gelijk krijgen in het idee „dat asielzoekers worden voorgetrokken”

Pien Sassen dirigeert haar hond naar huis. „Ik ben benieuwd wat mijn ouders van de situatie vinden.” Eenmaal binnen, aan tafel met vader Gerben Sassen en moeder Brigitte Sassen – die zich beiden omschrijven als linkse VVD’ers – blijken ook zij positief. „Het is een illusie dat je immigratie kunt afwenden”, zegt Gerben. „Dan kan je beter in oplossingen denken.” Dat Arnhem voorop loopt en zo een signaal afgeeft vindt hij niet verkeerd. „Dat doet de wethouder prima.”

Wel vreest Gerben dat andere gemeenten achterover zullen leunen, als een stad als Arnhem het voortouw neemt. Dat voorspellen ook SP-fractievoorzitter Elfrink en VVD-fractievoorzitter Steffenie Pape. „Ik zie buurtgemeenten, zoals Renkum, al zeggen: Arnhem doet genoeg, dus wij hoeven niet”, zegt Pape. Elfrink verwijt het stadsbestuur bovendien dat „politieke scoringsdrift” een grote rol speelt in het opvangen van asielzoekers. „Ik geloof helemaal niet dat het uit medemenselijkheid gebeurt.”

Die mensen moeten aan het werk, Nederlands leren, een huis zoeken

Steffenie Pape
VVD-fractievoorzitter

„Ik zal de laatste zijn die zegt: we willen deze mensen niet”, zegt Pape. „Mensen opvangen die vluchten, zit in ons Arnhems dna, vanwege onze historie en de oorlog. Wel wil ik met het college bespreken hoe deze mensen precies gaan landen in onze stad. Arnhem heeft sinds mensenheugenis een bovengemiddeld sociaal-economisch probleem. De mensen die we opvangen moeten straks aan het werk, Nederlands leren en een huis zoeken. Dat zullen ze wellicht hier in de buurt willen doen en ik heb nog niets over die vervolgstap gehoord.”

Volgens wethouder Smeulders zal júíst de focus op permanente opvangplekken ervoor zorgen dat de inburgering beter verloopt. Op lange termijn wil hij helemaal af van tijdelijke opvang. „Afgelopen jaren vingen wij mensen op als er in Den Haag paniek was omdat in Ter Apel mensen buiten dreigden te moeten slapen. Maar ik wil uit die crisissfeer. In onze overeenkomst met het COA staat dat we verwachten dat het vanaf dag één meewerkt aan integratie. En we hebben een duidelijke ondergrens besproken. Dertig jaar lang mag de opvang in Arnhem nooit worden versoberd, ook al zou het kabinet dat besluiten te doen.”


Heftig onderwereldgeweld na diefstal van 1.400 kilo cocaïne: ‘Een wonder dat tot dusver nog geen doden vielen’

Politiemensen aanschouwen het met een mengeling van afgrijzen en ontsteltenis: het oplaaiend geweld na de diefstal van 1.400 kilo cocaïne in Antwerpen. Een grote partij, die voor de smokkelaars een waarde vertegenwoordigt van ruwweg 35 miljoen euro, dat is ook in de onderwereld veel geld.

Vanwege een lange serie incidenten in het hele land – vuurwerkbommen, beschietingen en ontvoeringen – is de onrust in het criminele milieu inmiddels zo toegenomen dat vrijwel alle grote politiekorpsen alert moeten blijven op nieuw geweld, zo meldt Het Parool.

De situatie is zo onoverzichtelijk dat niet helemaal duidelijk is welke partijen allemaal een rol spelen in het conflict, naast de oorspronkelijke dieven en de eigenaren van de gestolen cocaïne. Wat niet helpt, is dat het tegenwoordig gangbaar is om een vuurwerkbom te plaatsen bij familieleden van rivalen. „Het is een wonder dat er nog geen dodelijke slachtoffers zijn gevallen”, verzucht een goed ingevoerde rechercheur.

Vermomd

Het begint allemaal op 29 augustus van dit jaar, wanneer een vrachtwagen met een container langs de weg wordt gezet in de buurt van de haven van Antwerpen. De dieven, die zich volgens Gazet van Antwerpen hebben vermomd als politieagenten, nemen de vrachtwagen over en brengen die naar een loods, om daar de cocaïne te stelen. Daarna sturen ze de oorspronkelijke chauffeur weer op pad. Die wordt volgens de Vlaamse krant ernstig mishandeld wanneer hij aankomt zonder de waardevolle lading.

De Belgische politie reageert alert als een bericht binnenkomt over het incident met de vrachtwagen. Binnen 48 uur wordt een van de vermoedelijke dieven aangehouden: een man met de bijnaam ‘Zotte Hakim’. Bij hem thuis in Antwerpen worden politie-uniformen en wapens gevonden.

Bovendien zou de groep rippers (criminelen die drugsdealers beroven) ook onderling ruzie hebben

Complicerende factor is dat Zotte Hakim deel uitmaakt van een groep rippers (criminelen die drugsdealers beroven) die vermoedelijk eerder hebben geprobeerd cocaïne te stelen. Bovendien zouden de criminelen binnen deze groep ook onderling ruzie hebben. Dat maakt het voor de politie lastig te bepalen uit welke hoek het geweld komt, lastig om vast te stellen wie precies wie naar het leven staat.

Een week na de diefstal van de 1.400 kilo gaat bij de woning van Zotte Hakim een explosief af. Berichten dat een deel van de gestolen cocaïne te koop was aangeboden – de blokken zijn te herkennen aan ingeperste logo’s – zorgen voor meer geweld, ook in Nederland. Er worden in september in Rotterdam vuurwerkbommen geplaatst, in Utrecht wordt iemand ontvoerd en mishandeld.

In reactie op dit geweld wordt, volgens één versie van dit verhaal, een groot deel van de cocaïne teruggegeven aan de oorspronkelijke eigenaren.

Kogelregen

Eind september keert de rust terug. Dat blijkt tijdelijk: begin oktober gaan in Den Haag en Rotterdam weer vuurwerkbommen af. De politie vermoedt dat die waren gericht tegen betrokkenen van de cocaïnediefstal. Na een serie van drie explosies in Rotterdam wordt in de getroffen woningen een tekst op de muur geschreven met een spuitbus: „Dood aan dieven”.

Weer een week later, op donderdag 11 oktober, escaleert het geweld. Op klaarlichte dag, terwijl volgens het AD zelfs politiehelikopters in de lucht hangen, schiet een jongeman een kalasjnikov leeg op twee woningen op de Prins Hendrikstraat in Alphen aan den Rijn. De man ontkomt aan de politie. Later die dag worden in Alphen twee mannen aangehouden met een vuurwerkbom.

Een bron binnen het Openbaar Ministerie verzucht dat het geweld in de openbare ruimte doet denken aan de schietpartij in de Amsterdamse Staatsliedenbuurt, eind 2012, waarbij twee doden vielen. Dat was het begin van een vete die vele tientallen slachtoffers heeft geëist en de verhoudingen binnen de onderwereld op zijn kop heeft gezet. Ook dat conflict draaide om een partij gestolen cocaïne, tweehonderd kilo om precies te zijn.

Lees ook

Had die jongens uit de wijk maar niet zo groot laten worden

Links Marechaussee op de Zeedijk in Amsterdam, 1987.

Smokkel

Sinds dat conflict is veel veranderd – en niet ten goede. In Nederland gewortelde criminele netwerken werden sindsdien veel invloedrijker op de internationale cocaïnemarkt. In 2010 werd in de havens van Antwerpen en Rotterdam ruwweg 15.000 kilo cocaïne onderschept. In 2023 ruim 160.000 kilo. Dat is een vertienvoudiging in iets meer dan tien jaar tijd. Naar schatting wordt 90 tot 95 procent via Nederland in Europa gedistribueerd.

Die groei heeft tal van verklaringen, maar het is vooral relevant dat Nederlandse criminele netwerken na het geweld in de Staatsliedenbuurt nog veel meer geld aan de cocaïnesmokkel gingen verdienen. Dat zegt iets over de belangen die op deze markt spelen: die zijn heel groot. En het betekent ook dat heel veel mensen betrokken zijn bij de cocaïnesmokkel en -handel.

Binnen 48 uur wordt een van de vermoedelijke dieven aangehouden: een man met de bijnaam ‘Zotte Hakim’

De criminele kopstukken van nu verblijven overigens niet of nauwelijks meer in Nederland. Ze zitten vooral in Dubai of, als ze worden gezocht door de Europese autoriteiten, in landen waar ze zich nog beter kunnen schuilhouden. Zo ook de eigenaren van de 1.400 kilo coke.

Bijzonder is dat ook daar nu sprake is van geweld: vorige week meldde Het Parool dat in september meerdere mensen werden ontvoerd in Dubai en Marokko, sommige werden ernstig mishandeld.

En daar is het niet bij gebleven. Zo gaat het verhaal dat de Nederlandse opsporingsautoriteiten vorige week informatie hebben verstrekt waarmee de politie in Dubai een ontvoering kon voorkomen die ook samen zou hangen met de gestolen 1.400 kilo.

Vrees

Het beoogde slachtoffer van die ontvoering heeft volgens dat verhaal verklaard over betrokkenen bij de gestolen partij cocaïne. De man heeft die verklaring een dag later weer ingetrokken, uit vrees voor nieuwe represailles. In dit specifieke geval gaat het om vertegenwoordigers van criminele netwerken met een gewelddadige reputatie.

De namen van die betrokkenen circuleren in de onderwereld, maar het OM wil hierover geen vragen beantwoorden. „De situatie is te volatiel”, aldus de woordvoerder. „Het laatste wat wij willen is olie op het vuur gooien.”

Lees ook

Waarom opsporingsinstanties en hulpverleners zich zorgen maken over synthetische opiaten als fentanyl

Daklozen slapen op straat in Amsterdam. Sommige mensen raken door hun drugsverslaving alles kwijt.


ADE-feestjes voor mensen met een fysieke beperking: ‘Wij doen hier ook drugs hoor’

„Hebben jullie elkaar allemaal al in de ogen aangekeken?” In het buurthuis Holendrecht in Amsterdam Zuidoost zitten zo’n veertig bezoekers in een kring, klaar voor een warming-up. Sommigen zitten op stoelen, anderen in een rolstoel. Hier vindt de zevende editie plaats van een Amsterdam Dance Event-feest voor mensen met een fysieke beperking. Handen naar voren, handen omhoog, stampen op de grond, even goed de spieren opwarmen. „En het is de bedoeling dat we elkaar allemaal hebben aangekeken vandaag”, roept Dido Mirck, organisator en danslerares van DansPark. Die organisatie geeft, net als mede-organisator ReDiscoverMe, danslessen voor mensen met een bewegingsbeperking, door bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson, MS of reuma.

Het zaaltje is opgeleukt met planten, een aantal discolichten – niet te fel, want mensen kunnen slecht reageren op felle prikkels – en een ballonnenboog boven de dj-booth. Daar gaat DJ Jean draaien, bekend van grote 90s-trance hits als Love Come Home en The Launch (Get Ready for the Launch). DJ Jean draait (voor een kleine bijdrage) voor deze groep tijdens ADE. Als het feest bijna begint rond half een is de dj alleen nog niet aanwezig. „Hij is altijd een beetje laat, sterallures”, grapt een vaste bezoeker.

Toegankelijker

Het Amsterdam Dance Event trekt ieder jaar honderdduizenden liefhebbers van elektronische muziek naar Amsterdam. Steeds meer wordt er samengewerkt met organisaties die het uitgaansleven toegankelijker willen maken voor „doelgroepen met afstand tot de dansvloer”, zegt ADE-woordvoerder Tim Boersma. Dit jaar werkt het dansevent samen met vijf van zulke sociale partners, die samen voor zeker twintig ‘inclusieve evenementen’ hebben gezorgd. „We hebben als doel om een dansvloer te bieden aan iedereen, ongeacht leeftijd of persoonlijke omstandigheden”, aldus Boersma.

Het aanbod voor mensen die niet zo snel naar dansfeesten gaan of durven, is tijdens deze editie weer wat groter dan vorig jaar. Zo is er op vrijdag het feest Sub_Bar in Amsterdam Noord voor doven en slechthorenden, met een uitgebreide lichtshow en muziek die ‘lichamelijk’ te ervaren is via trillingen. En op zaterdag is er het „inclusieve” ADE-feest Disco zonder Drempels, voor iedereen met een functiebeperking. Dat wordt georganiseerd door de zelf aan een rolstoel verbonden dj Riccardo Arcari (alias Dj Cripple X).

Veel van de bezoekers van de dansmiddag in Holendrecht hebben de ziekte van Parkinson, een hersenziekte waardoor je te weinig dopamine aanmaakt en moeite hebt met bewegen. Dansen helpt. Halverwege het tweede warming-upnummer (Alors on Danse van Stromae) is vrijwel iedereen die dat kan al gaan staan. Zelden komt een dansfeest zo snel van de grond.

Een vrouw met korte grijze krulletjes kijkt iedere danspartner nadrukkelijk aan. Ze pakt in zwierende bewegingen de handen van een vrouw die net van haar rollator is opgestaan. Een andere man springt in het rond, met zijn armen in de lucht. „Een spring in ‘t veld-danser”, zegt een begeleider van DansPark die zelf ook Parkinson heeft. „Daar heb je een hardloopwedstrijd-danser”, en hij wijst naar een vrouw die door de hele zaal danst op de muziek. Iedereen zijn eigen stijl, allemaal ongeremd.

Inclusieve evenementen

Naast DansPark werkt ook Music Moves samen met ADE, goed voor negen inclusieve evenementen dit jaar. Music Moves geeft gratis trainingen aan jonge mensen die evenementen willen organiseren voor specifieke doelgroepen. Neuro Dive is daar één van (vrijdag in Amsterdam Oost), een prikkelarm feest voor mensen met ADD of ADHD, autisme of hoogsensitiviteit. „Zo kun je feesten en je veilig voelen”, zegt de regiomanager van Amsterdam. Die veiligheid is iets wat alle organisaties benadrukken: bezoekers hoeven zich er geen zorgen over te maken dat ze ‘anders’ bewegen. En er is gegarandeerd een invalidentoilet en een ruimte om even bij te komen. Al deze evenementen zijn gratis tijdens ADE en er wordt geen alcohol geschonken.

„Wij doen hier ook drugs hoor”, zegt een vrouw die even gaat zitten op een stoel aan de rand van de dansvloer. Ze haalt haar medicijnen tevoorschijn en neemt ze in.

Nonna van den Boogaard (43) uit Amstelveen, neuspiercing, blauwgroene sneakers en eenzelfde kleur Adidas-jasje, staat als een van de eersten te fistpumpen op de muziek van DJ Jean. Ze houdt van elektronische muziek. Voor ze op haar 21ste de diagnose MS kreeg, ging ze veel naar feestjes. „Techno, ADE-feestjes, het festival Awakenings. Ik vond dat geweldig, de hele nacht doorgaan en lekker wat drugs gebruiken.” Het maakt haar even een beetje verdrietig, ze verontschuldigt zich. „Nu kan ik dat allemaal niet meer. Dat is wel confronterend.” Dan draait de dj een nummer met een stevige beat en maken de tranen plaats voor dansmoves. Ze doet even voor hoe je moet ‘hakken’.

Het is het tweede jaar op rij dat Van den Boogaard bij dit feest is. Ze kletst even in het midden van de dansvloer met Ruud (47). Hij doet ook aan dansen sinds er een paar jaar geleden bij hem de ziekte van Parkinson geconstateerd werd. Ruud draagt een grijs T-shirt met de tekst Looking for a new friend, maar hier kent hij bijna iedereen al.

Het feest duurt anderhalf uur en de zaal wordt snel warm. De begeleiders van DansPark dansen mee en houden iedereen in de gaten of ze zich nog wel goed voelen. Een van hen staat even aan de rand van de zaal te kijken. „Iedereen zit hier aan de dope…amine”, zegt ze met een knipoog.

Lees ook

Van lokaal talent tot wereldsterren: tijdens ADE zie je hoe de dance zich in alle breedte ontwikkelt

De opening van ADE met het Metropole Orkest dat werk van J Dilla uitvoert.


Kamp Westerbork moet na verbouwing ‘meer recht doen aan het onrecht’

In Kamp Westerbork is het nu alle macht aan de verbeelding. Lopend door de grasvelden van het Drentse concentratiekamp zijn het de leegte en stilte die je treffen, louter doorbroken door het geroezemoes van een schoolklas. Vrijwel alles wat er was toen hier 107.000 Joden, Sinti, Roma en verzetsstrijders vastgezet werden in afwachting van hun ‘doorvoer’ naar de vernietiging, is er niet meer. En wat er nu wel is, was er toen niet.

Het spoor waar zij aankwamen alvorens ze vertrokken: weg. Langs het kamp staan hekken met prikkeldraad, maar die zijn later neergezet. Een wagon: evenmin oorspronkelijk. De barak van dunne, groene houten platen die midden op het terrein staat: weliswaar opgebouwd uit restanten van échte barakken, maar rondom een modern stalen frame. En het omringende bos dat nu de indruk kan wekken dat gevangenen wellicht gemakkelijk de duisternis in hadden kunnen ontsnappen, is pas ná de oorlog aangelegd. Net als de radiotelescoop, bekend van Harry Mulisch’ roman De Ontdekking van de Hemel – op 4 mei kijken de antennes naar beneden.

Westerbork is dan ook geen Auschwitz-Birkenau, waar je in de krappe gaskamers de kolossale omvang van de vernietiging voelt en waarvan de kilte van de barakken je jaren later nog bij de keel kan grijpen. Al was het maar omdat pas in de loop van de jaren zestig en zeventig maatschappelijk en politiek doordrong dat wat er in de oorlogsjaren in Westerbork gebeurde het herinneren waard was – weinigen van de Nederlanders die via Westerbork waren gedeporteerd hadden de oorlog overleefd. Tegen die tijd waren de 110 barakken, waar op een zeker moment zo’n 17.000 mensen in vastgezet waren, al verkocht aan kippen- en varkensboeren.

Donderdag presenteerde het kamp plannen om die geschiedenis indringender, concreter en dichterbij te laten voelen. „Bezoekers moeten meer houvast krijgen”, zegt directeur Bertien Minco rond de presentatie in de oude woning van de kampcommandant – het enige gebouw dat de naoorlogse geschiedenis heeft overleefd. „Het kampterrein heeft te weinig impact, met name op jongeren.” Het terrein en bijbehorende museum moeten, zegt ze, meer „recht doen aan het onrecht”.

Hoop uit de hemel

Westerbork werd in 1939 gebouwd voor Joodse vluchtelingen die het naziregime ontvluchtten, maar werd na de Duitse inval al snel een concentratiekamp. Westerbork, zegt Minco, was als „een kleine stad in de polder”: omringd door heide waarover je kilometers ver kon kijken. Ná de oorlog deed het eerst dienst als gevangenis voor Nederlandse collaborateurs en daarna zestien jaar als kamp voor Molukkers.

De plannen van architecten Francine Houben en Herman Kossmann moeten die volledige geschiedenis laten zien, horen en voelen. Allereerst in het museum, dat nu 80.000 bezoekers per jaar aankan maar er 140.000 ontvangt. Het nieuwe gebouw krijgt de vorm van een ‘tripod’, met café, zalen voor scholieren en de expositie. Die wordt in drie delen opgesplitst, vertelt Kossmann: voor, tijdens en na de oorlog.

Het grote verhaal moet daar met kleine vertellingen overgedragen worden. Van Joodse Nederlanders bijvoorbeeld die eerst langzaam en dan heel snel het antisemitisme zien oprukken en uiteindelijk worden opgepakt en in Westerbork worden vastgezet – mensen zoals de grootouders van architect Kossmann, die uiteindelijk in Auschwitz werden vergast. En door ronde dakramen moeten bezoekers de hemel kunnen zien. Een overlevende had de architecten namelijk verteld dat hij dáár hoop uit putte. De blauwe luchten deden hem aan vrijheid denken.

Langs het bijna drie kilometer lange pad richting het kamp zelf, waarover vroeger de treinen reden, wordt zichtbaar hoeveel mensen wanneer zijn gedeporteerd. Hoe hoger de pilaren, hoe meer mensen – hun namen komen erop te staan. Het kamp zelf moet meer „de omvang van de stad laten zien”, zegt Houben. Overal waar barakken stonden, worden kleine plantsoentjes geplant. Acht velden worden verhard: daar komen de plattegronden op te staan van bijvoorbeeld de ziekenhuisbarak en de weeshuisbarak. Ook komen er volgens Kossmann „audio-ontmoetingen”: plekken waar de verhalen van „slachtoffers, daders en omstanders” worden verteld. En door de ramen zal straks het leven in het oude commandantenhuis zichtbaar zijn: van de kampcommandant en van zijn Joodse gevangenen. Her en der komt „iconisch meubilair” te staan, zoals grote, houten stapelbedden waarin gevangenen moesten slapen.

Eén probleem

De ambitieuze plannen stuiten, naast de nog ontbrekende vergunningen en definitieve ontwerpen, op één probleem: geld. De modernisering kost alles bij elkaar zeker 55 miljoen euro. Dinsdag trok Minco naar Den Haag om aandacht te vragen voor de financiële situatie van het kamp. Dat wordt nu nog voornamelijk gefinancierd door het ministerie van Volksgezondheid, zegt ze, in het kader van het welzijnsbeleid voor de oorlogsgetroffenen. „We worden niet als museum gefinancierd, maar proberen wel aan de eisen van een modern museum te voldoen.” Na haar publieke smeekbede in de Tweede Kamer hebben zich donateurs gemeld, vertelt ze, en er zijn schoolklassen die actie willen gaan voeren.

Maar wat er nu aan financiering is, is volgens projectmanager Simon de Jong bij lange na niet genoeg om het kamp te moderniseren. „Er is pas een fractie binnen.” Hij hoopt op „een groot gebaar” van het Rijk. Als dat er komt, of als de financiering anderszins rond komt, dan zou de verbouwing in zo’n „drie à vier jaar” voltooid moeten worden.


‘Ga maar naar de daklozenopvang’: tientallen gerepatrieerden uit Libanon moeten vakantiehuisje alweer uit

Noura (42) schrikt woensdagmiddag op als twee ambtenaren ineens voor haar houten chaletje staan op het vakantiepark in IJhorst (Overijssel). Ze zijn van het ministerie van Volkshuisvesting en hebben een brief bij zich. In nette woorden staat erin wat Noura al vaker heeft gehoord sinds ze twee weken geleden uit het oorlogsgebied vluchtte.

„Vóór uw vertrek uit Libanon heeft u te horen gekregen dat u zelf voor huisvesting in Nederland moet zorgen.” Nog maximaal anderhalve week heeft ze, daarna eindigt de opvang voor haar man en hun drie kinderen in het vakantiehuisje.

„Dit kunt u niet maken”, zegt Noura boos tegen de ambtenaren, zo is te horen in een geluidsopname van het gesprek.

De ambtenaar: „Laten we alsjeblieft niet gaan schreeuwen.”

Noura: „Maar u zet ons op straat met onze kinderen.”

Er zijn helaas geen woningen in Nederland, zegt de ambtenaar, dus moet haar gezin onderdak vinden bij familie, vrienden of kennissen. „Dat is de situatie.”

Maar Noura kent niemand die haar gezin in huis kan nemen.

De ambtenaar, afgemeten: „Wij zijn niet verplicht opvang voor u te regelen. Alles wat u nu krijgt is een cadeautje.”

„Dit is wat het is”, zegt zijn collega.

Nabil (rechts) samen met een vader en dochter die ook naar Nederland zijn gekomen.
Foto Wouter de Wilde

Aanscherpen

Voor de tweede keer in korte tijd dreigen gerepatrieerde Nederlanders uit Libanon op straat te belanden. Het gaat om enkele tientallen mensen uit de groep van 360 personen, die begin deze maand in twee vliegtuigen uit Beiroet in Eindhoven landden. De meesten konden direct overnachten bij vrienden of familie, maar 46 personen konden nergens terecht – onder wie tien kinderen en een baby van vier weken.

Ze mochten eerst tijdelijk overnachten in twee Eindhovense hotels. Maar na een dag werd duidelijk dat minister Mona Keijzer (Volkshuisvesting, BBB), anders dan bij eerdere repatriëringen, niet voor hun opvang wil betalen. Keijzer wil de regels voor repatriëring „aanscherpen”, zei ze vrijdag voor de ministerraad, omdat er volgens haar in Nederland geen huizen beschikbaar zijn.

Eindhoven weigerde de mensen op straat te zetten. Een oplossing leek gevonden toen de groep naar vakantieparken werd overgebracht, om van daaruit huisvesting proberen te regelen. Maar ook daar moeten ze nu weer vertrekken, kregen ze woensdagmiddag te horen van Keijzers’ ambtenaren. „Wij wensen u sterkte in deze vervelende situatie en bij het vinden van woonruimte in Nederland” staat in de brief die de gerepatrieerden ontvingen.

Elia op EuroParcs Reestervallei in IJhorst. Hij geeft online wiskundeles aan een universiteit in Libanon. Op de achtergrond zijn vrouw en zoon die ook mee zijn gekomen.
Foto Wouter de Wilde

Libanese achtergrond

In het vakantiepark in IJhorst zitten de gerepatrieerden in een kring om een klein bijzettafeltje in één van de bungalows. Aan de muren hangen canvassen in pasteltinten, met de woorden ‘love’ en ‘beach’ erop.

Het zijn Nederlanders met een Libanese achtergrond die vaak al jaren weg zijn uit Nederland. Er zit een supermarkteigenaar bij, een voormalig piloot, een glaszetter, een wiskundedocent. Ze dragen warme truien tegen het herfstweer. Het zevenjarige dochtertje van Imane (45) loopt rond in een hemd en korte broek. „We hebben geen andere kleren meegenomen”, zegt Imane. „Er was geen tijd te verliezen.”

Imanes woning in Beiroet was kort daarvoor gebombardeerd toen ze van de Nederlandse ambassade hoorde dat ze met haar vier kinderen mee kon op de vlucht naar Nederland. Een paar uur voor het vliegtuig opsteeg, ontving ze een e-mail die uitlegde dat in Nederland geen opvang voor haar zou worden geregeld. Geen probleem, vond Imane. „Drones vlogen boven onze taxi toen we naar het vliegveld reden. Ik wilde weg.”

Onder veel mediabelangstelling worden de gerepatrieerde burgers onthaald op het vliegveld van Eindhoven. „We leken wel celebrities”, zegt Noura. Ze werden gefilmd door het pr-team van Defensie en welkom geheten door de secretaris-generaal van Buitenlandse Zaken. Minister Caspar Veldkamp bedankt al het personeel dat „onze burgers” weer „veilig thuis” heeft gebracht.

Het onthaal was warm, zegt Raef Nasser (37), die er aankwam samen met zijn ouders, broers, hun partners, vrouw én vier weken oude baby, Karim. „Iedereen was vriendelijk en behulpzaam. Iemand van de gemeente betaalde een tandartsbehandeling voor mijn broertje uit eigen zak.”

Maar direct daarna begon het gesteggel over de opvang. In anderhalve week moesten hij en zijn gezin drie keer verhuizen, en dat is zwaar met een pasgeboren baby. Nasser verbleef in Eindhoven in twee verschillende hotels. En sinds maandag verblijft hij in een vakantiepark in het Brabantse Linden. „De dichtstbijzijnde bushalte is vijftig minuten lopen.” Geld voor de taxi heeft zijn gezin niet. De gerepatrieerden krijgen zestig euro leefgeld per week.

Nabil op EuroParcs Reestervallei in IJhorst.
Foto Wouter de Wilde

Ambtenaren met medicijnen

Woensdag kwamen de ambtenaren van het ministerie van Volkshuisvesting ook bij hem langs. Ze hadden medicijnen meegenomen voor zijn vader met hartproblemen. Maar ze kwamen vooral vertellen dat Nasser en zijn gezin nog anderhalve week hebben om ergens onderdak te regelen.

Nasser: „Ik zei: ‘Beste vrouw, ik heb een kind van zes weken, wilt u dat we op straat belanden?’ Ze zei: ‘Je kunt altijd nog aankloppen bij de daklozenopvang.’”

Twee dagen geleden keek zijn vader hem indringend aan, vertelt hij. „Hij vroeg of het de juiste keuze was naar Nederland te gaan”, zegt Nasser. „Moet je nagaan: we zijn uit oorlogsgebied weggegaan, maar het is eervoller om daar door een bom te sterven dan met een baby op straat te moeten zwerven.”

In het Overrijsselse vakantiepark heeft elke gerepatrieerde zijn eigen problemen: de een mist identiteitspapieren of een verzekeringspasje, de andere heeft medicijnen nodig. Noura wil jeugdhulp voor haar vierjarige zoontje, die trauma’s heeft opgelopen in Libanon. „Hij praat alleen nog maar over bommen en raketten.” En het belangrijkste: hoe vinden ze binnen anderhalve week een huis? Tevergeefs belden ze de gemeente Staphorst, waar het vakantiepark is gevestigd, voor hulp. „Al vier keer”, zegt Ayman (47). „Niemand neemt op.” Van de veiligheidsregio Utrecht, formeel verantwoordelijk voor hun plaatsing, krijgen ze ook geen hulp. „Die zeggen: vraag je familie. Maar wij zijn met z’n vijven. Niemand heeft zin om ons in huis te nemen”.

Ook de alleenstaande Nabil (59) de Fatima (73) en haar echtgenoot kennen niemand, net als de anderen in de kring.

Aan een tafeltje voor de bungalow vertellen twee tienermeiden in vloeiend Nederlands dat ze niet meer terug naar Libanon willen – ook niet als de oorlog stopt. „Alles is daar kapot.” Ze willen naar school in Nederland. Ook een 21-jarige jongen met zwarte krullen wil niet meer terug. „Omdat ik daar elke nacht wakker lag”, zegt hij, „van de straaljagers boven ons huis”.

Lees ook

Nederlanders die uit Libanon werden gerepatrieerd, nu tóch opgevangen door de overheid

Een militair vliegtuig is vanuit Beiroet aangekomen op luchtmachtbasis Eindhoven. In het toestel zaten behalve Nederlanders ook mensen uit België, Finland en Ierland die weg wilden uit Libanon.


Na brand in het Stroomhuis vrezen kunstenaars einde van de alternatieve cultuur in Eindhoven: ‘Dit was het laatste rafelrandje’

„Dit is zo fucking pijnlijk”, zegt Jeroen Heeman (48), die het kettingslot voor zijn racefiets nog om zijn nek heeft zitten. De Eindhovense kunstenaar is gelijk op een heuveltje geklommen om smeulende resten van het Stroomhuis te aanschouwen. Binnen, laat hij op zijn telefoon zien, stond een van zijn kunstwerken: een roterend billboard waarop aan alle kanten ‘A Once In A Lifetime Experience’ staat. „Toepasselijk, das war einmal”, verzucht Heeman.

Het Stroomhuis, ooit een verdeelstation voor de Provinciale Noord-Brabantse Elektriciteits Maatschappij (PNEM), was deze eeuw uitgegroeid tot een vrijplaats voor Eindhovense kunstenaars, designers en muzikanten. Woensdagavond trad de Engelse band The Wytches er nog op, ‘s nachts ontstond er brand in het dak. Twee jonge vrouwen die er woonden wisten veilig te ontkomen, met hun kat. Het dak is uitgebrand, de muren staan nog, van binnen is alles beschadigd.

„Het is klaar”, laat creatief directeur André Amaro (55) aan de telefoon weten. „Het is helemaal doorgefikt, van het geluidssysteem tot aan de kelder en werkplaatsen. Heftig, want onlangs hebben we nog het 25-jarig bestaan gevierd. En we zaten in onze beste jaren ooit, alles viel op zijn plek. Of je nu een tafel kwam timmeren of een album kwam opnemen, mensen liepen hier op een roze wolk. En nu valt alles in elkaar. Ik heb nog geen idee hoe we die mensen nu onderdak gaan bieden.”

Vrijplaats

Amaro was een van de krakers die zo’n vijfentwintig jaar geleden het pand bezette, toen nog een drugshol in een tippelzone. Nadat Philips eind jaren tachtig Eindhoven had verlaten, was er veel leegstand in de Lichtstad – en daarmee ontstonden ook plekken om buiten de lijntjes te kleuren. Dat deden creatievelingen als Amaro in de jaren negentig in activiteitencentrum 2B naast het oude gebouw van poppodium Effenaar, tot de gemeente besloot beide panden te slopen. Uit het Stroomhuis, hun nieuwe vrijplaats naast het spoor, heeft de gemeente de vrije geesten nooit meer weggekregen.

„Als ik met de trein uit een andere stad kwam en hier langs fietste, dacht ik: ah lekker, ik ben thuis”, zegt Seth Driessen (24), getooid met een vlassig matje. Hij staat naar vervlogen herinneringen kijken. „Het was hier binnen lekker puur, er waren altijd gekke bandjes te zien. Laatst was ik hier om één uur ‘s nachts, toen stond er een Franse band met maskers op die haar muziek omschreef als satanic disco punk. Waar zie je dat nou?”

Met de afbrokkeling van het Stroomhuis gaat veel meer verloren dan het gebouw alleen. „Dit was het laatste rafelrandje van Eindhoven” zegt Marc de Kruijff (50) nadat hij kunstenaar Heeman op het heuveltje heeft begroet. „Die graffiti die je ziet is helaas legaal, dat is wel jammer. Maar die deuren vol stickers, dat is voor mij een teken dat op zo’n plek geleefd wordt.”

Anno nu was Stroomhuis als cultureel ‘aanjager’ onderdeel van KnoopXL, het renovatieplan van de gemeente voor het stationsgebied. Daarin moeten bijvoorbeeld zesduizend woningen komen, ook naast het Stroomhuis. De gemeente heeft vier van de kantoorgebouwen die daar nu staan opgekocht, werd deze week bekend. Voor KnoopXL heeft Eindhoven 180 miljoen gekregen als onderdeel van ‘Project Beethoven’, een investering van in totaal 2,1 miljard vanuit het rijk om het leef- en vestigingsklimaat te versterken in de regio waar ASML de economische groei aanslingert.

Gladgestreken

Die groei van Eindhoven is precies wat toekijkende creatievelingen als Heeman zorgen baart. Het Stroomhuis was voor hen een laatste bastion van autonome kunst, zonder regels en verdienmodel. Nu de stad onder economische voorspoed in rap tempo verandert, zien kunstenaars als Heeman dat alles „gladgestreken” wordt. „Eindhoven heeft als stad torenhoge ambities. Maar dit wás er al, dit was een landmark. Zoiets is niet te vervangen. Dat krijg je met citymarketing niet rechtgeluld.”

De afbrokkeling van het Stroomhuis staat volgens creatief directeur Amaro zelfs symbool voor de hele cultuursector. „Steeds meer van dit soort plekken verdwijnen, want wethouders en projectontwikkelaars investeren in stenen, niet in geld. Zij willen prestigeprojecten, zoals TivoliVredenburg [concertzaal in Utrecht, red.]. Zulke gesubsidieerde toko’s zijn heel mooi, maar ze hebben wel een beetje hun ziel verloren. Terwijl het enige dat wij willen een koud biertje en goed geluid is. Die energie die hier los kwam, is niet te koop.”


Gigantische ‘mestzakken’ als noodoplossing voor het mestoverschot: ‘Sommige boeren tikten ze af met een Idealbetaling’

Afgelopen januari stond de mest melkveehouder en akkerbouwer Jaap van der Linde zo erg aan de lippen dat hij met spoed op zoek moest naar extra opslagruimte. Zijn mestkelders en -bassin zaten tot de nok toe vol. Via een tussenhandelaar met contacten in Engeland kon hij twee grote mestzakken kopen van 400.000 en 350.000 liter. Kosten: zo’n 33.000 euro. „Duur, maar anders had ik het moeten afvoeren”, zegt Van der Linde. Boeren betalen mesthandelaren dan om hun overtollige mest op te halen en Van der Linde, die voldoende eigen land heeft om de mest op kwijt te kunnen, wil dat uit principe niet. „Dat kost óók veel geld.”

Op zijn boerderij in Kerk Avezaath, een dorp onder de rook van Tiel, laat Van der Linde zien hoe hij zijn opslag heeft geregeld. De poep en plas van zijn 260 melkkoeien en 125 kalveren komen direct in de mestkelders terecht. In de oudere stallen valt het tussen de planken naar beneden, in de modernste stallen veegt een grote schuif de mest naar de ondergrondse opslag. Als die kelders vol zitten, pompt Van der Linde het in een bassin, een soort mestzwembad, waarin de mest in een enorme, dikke plastic zak ligt. Daar past 2.500 kuub (een kuub is duizend liter) in, ruim 166.000 gevulde badkuipen.

Vorig verkochten we 15 zakken in totaal, nu in januari en februari al 45.

Jaap Veenstra
mestzakverkoper

De Nederlandse veestapel, die bestaat uit zo’n 100 miljoenen kippen, 12 miljoen varkens en bijna vier miljoen koeien, produceert jaarlijks 75 miljard kilo mest – dat is meer dan 4.000 kilo per inwoner. Alles wat niet binnen de regels op land wordt gebruikt, het mestoverschot, bedroeg in 2022 4 miljard kilo en kan volgens het Nederlands Centrum Mestverwaarding in 2026 oplopen tot 20 miljard kilo. Dat staat gelijk aan zo’n 400.000 vrachtwagensmet mest. Als die allemaal achter elkaar staan, komen ze vanuit Amsterdam nét niet uit in de Chinese hoofdstad Beijing.

chart visualization

Overtollige mest is al decennia een probleem in Nederland, omdat het relatief een van de grootste veestapels van Europa heeft. Maar de reden voor deze enorme toename is dat de uitzondering die Nederland jarenlang van Europa kreeg in 2026 stopt. Volgens deze zogeheten ‘derogatie’ (uitzondering) mochten Nederlandse boeren meer stikstof uit mest uitrijden dan volgens de Europese Nitraatrichtlijn is toegestaan: jaarlijks 230 tot 250 kilo stikstof per hectare, in plaats van de voor de hele EU geldende norm van 170 kilo. De reden: het grasland groeit in Nederland langer en kan daardoor meer voedingsstoffen opnemen.

Overzicht van een boerderij in Kerk Avezaath, met mestopslag.
Foto Olivier Middendorp

Tandpasta

Maar de schadelijke effecten van stikstof voor de natuur gingen zwaarder wegen in Europa. Hoewel de kwaliteit van het Nederlandse oppervlaktewater (sloten, plassen, rivieren) flink is verbeterd sinds de jaren tachtig, is die verbetering gestagneerd en worden de doelen nog altijd lang niet overal behaald. In de recente zeer droge zomers steeg de nitraatconcentratie – en daarmee het stikstofgehalte – zelfs weer. Vanaf 1 januari van dit jaar wordt de uitzondering daarom (tot 2026) stapsgewijs afgebouwd naar de Europese norm.

Dat was vanaf september 2022 bekend, toch lieten veel boeren zich er afgelopen winter door verrassen. „Ik had kunnen voorzien dat ik in de knel zou komen”, zegt veehouder Van der Linde. „Maar ik liet het erop aankomen. Voor de meeste mestopslag heb je een vergunning nodig. Die zakken zijn een uitkomst. Je kunt ze zo neerleggen en ze hebben restwaarde, het is geen weggegooid geld.”

De Nederlandse mesthoop groeit en groeit en de hele agrarische sector merkt het. Eigenaar van PAS-mestopslagsystemen Jaap Veenstra uit Drachten bouwt vooral (semi)permanente opslag, zoals silo’s en bassins, maar zag de verkoop van mestzakken afgelopen jaar verdrievoudigen. „Tot 2023 verkochten we jaarlijks zo’n vijftien zakken”, zegt hij. „In januari en februari van dit jaar 45. Ze kosten tussen de 8,5 en 16,5 duizend euro, sommigen tikten ze af met een Idealbetaling. Ongekend.”

Elk jaar vanaf januari duiken de mestzakken – de gigantische, veelal lichtgrijze zakken van dik plastic die lijken op grote springkussens – steeds vaker op in weilanden of op erven. Ze dienen ter overbrugging tot half februari, wanneer de mest mag worden uitgereden over het land. In september, als het uitrijdseizoen is afgelopen, worden ze opgerold. De twee zakken van Jaap van der Linde liggen nu als uitgeknepen rollen tandpasta te wachten op een nieuwe lading uitwerpselen en urine.

Deze vorm van mestopslag bestaat al zeker 25 jaar, maar het was de nieuwe minister van Landbouw die in juli tijdens haar eerste debat de aandacht op ze vestigde. De mestzak, zei Femke Wiersma (BBB), zou een tijdelijke oplossing kunnen zijn voor boeren. Eerder had BBB de mestzak al opgenomen in een tienpuntenplan als oplossing voor de mestcrisis.

Lees ook

Femke Wiersma ging altijd vol voor boerenbelangen. Kan ze ook politiek laveren?

Na afloop van de ministerraad op het  Catshuis.

Failliet

‘Tijdelijk’ is hier het sleutelwoord, want een echte oplossing voor wat inmiddels de mestcrisis is gaan heten, is de zak niet. Minister Wiersma zet in haar mestplannen , die ze in september presenteerde, vooral in op het onderhandelen voor een nieuwe uitzondering voor Nederland in Europa. Daarnaast verlaagt ze de maxima aan mest die koeien-, varkens- en pluimveehouders per jaar mogen produceren en wil ze vanaf 2026 een brede uitkoopregeling openstellen voor boeren die willen stoppen. Ook zouden de fosfaatrechten van boeren, die regelen hoeveel mest je mag produceren, voortaan worden verminderd bij de verkoop van het bedrijf buiten de familie. Op die manier krimpt de veestapel vanzelf, is het idee. De Tweede Kamer stemde deze week in met de plannen.

Dat ging niet vanzelf. Begin oktober klonk veel kritiek, van zowel oppositie als van andere coalitiepartijen, op de haalbaarheid van deze plannen. Vooral pluimvee- en varkensboeren reageerden verbolgen over het verlagen van hun ‘mestplafond’. Er werd herhaaldelijk gevraagd naar een plan B, voor als Europa niet akkoord gaat met een nieuwe derogatie en Nederlandse boeren in grote problemen komen. Kamerleden vrezen dat de prijs voor het afvoeren van mest nóg meer gaat stijgen en dat boeren failliet gaan, omdat ze die hoge kosten niet meer kunnen betalen.

Ik mag minder mest uitrijden, maar mijn land heeft voeding nodig. Jaarlijks moet ik daarom 200 ton kunstmest kopen. Van de zotte, toch?

Jaap van der Linde
melkveehouder en akkerbouwer

Toch zijn er ook goede argumenten voor een nieuwe uitzondering, zegt Inge Regelink, onderzoeker bij Wageningen Environmental Research. „Zo spoelen er onder grasland, waar Nederland veel van heeft, minder meststoffen uit. En zijn er recent extra maatregelen ingevoerd om uitspoeling te verminderen, zoals bufferstroken langs sloten en plassen.” Maar het is de vraag of Brussel zich daardoor laat overtuigen en zolang er geen beslissing is genomen, blijven boeren in grote onzekerheid over hun toekomst.

Tegelijk zijn de prijzen voor het afvoeren van mest met 30 euro per kuub nu al „historisch hoog”, zegt Regelink, en dat terwijl de grootste stijging in het overschot nog moet komen. „Zo zijn boeren tienduizenden euro’s per jaar kwijt, als ze al een afnemer kunnen vinden.” Wageningen Economic Research berekende in mei dat melkveehouders bij een afzetprijs van 20 euro gemiddeld 27.500 euro per jaar betalen, bij een afzetprijs van 25 euro loopt dat op tot 34.500 euro. Dat is 30 tot 40 procent van een gemiddeld jaarinkomen van 82.000 euro.

Koe in de stal, met een mestzak voor de deur. Verderop twee silo’s.
Foto Olivier Middendorp

Afstoten

Een ander nadelig effect waarvoor Tweede Kamerleden waarschuwen hangt daarmee samen: meer fraude. Als boeren niet meer weten waar ze hun mest kwijt kunnen, zullen ze het mogelijk illegaal uitrijden over hun land of blijven ze er meer van produceren dan wettelijk is toegestaan. Dat gebeurt nu ook al. In zes recente strafzaken tegen frauderende boeren oordeelden rechtbanken dat strafbare feiten waren gepleegd, maar werd de fraudeurs geen straf opgelegd, onderzocht Het Financieele Dagblad onlangs. Opmerkelijke uitspraken, zeker vanwege de motivering van de rechters: die verwezen naar ‘weinig rechtlijnig’ overheidsbeleid.

Voor Jaap van der Linde was het voor het eerst dat hij afgelopen jaar zijn mest niet meer kwijt kon. Dat had, naast het afbouwen van de derogatie, ook te maken met het natte voorjaar van 2023. Als het land te nat is, mag mest niet worden uitgereden, omdat dan meer nitraat de bodem in spoelt. Van der Linde had, net als veel anderen, daarom mest over van het jaar daarvoor. De twee zakken boden uitkomst. Op de lange termijn is het echter geen oplossing. Dan zal hij vee moeten afstoten om binnen de normen te blijven.

Vindt hij het werk nog wel de moeite waard? „Het buiten zijn wel, de regelgeving niet”, zegt Van der Linde, die op deze boerderij werd geboren. „Ik mag minder vee houden en minder mest uitrijden, maar mijn land heeft wel voedingsstoffen nodig. Jaarlijks moet ik daarom nog 200 ton kunstmest bijkopen. Van de zotte, toch?”

Goede business

Jaap Veenstra, die bij veel veehouders thuis komt tijdens het installeren van mestopslag en mestzakken, hoort overal gemopper. „Veel boeren zitten echt omhoog. Het begon met de stikstofkaart[een kaart gepresenteerd door voormalig minister Christianne van der Wal waarop per gebied stond aangegeven hoeveel minder stikstof er zou mogen worden uitgestoten, red.], die echt paniek veroorzaakte. Ook het weer wordt steeds extremer. Het is moeilijk om te voorzien waar ze met hun mest heen kunnen.” Voor Veenstra is het goede business, maar hij weet ook wel dat zijn zakken het probleem niet zullen verhelpen.

Wel ziet Veenstra dat de stemming onder boeren is opgeknapt nu BBB in de regering zit. „Femke [Wiersma] gaat de mestproblemen echt niet oplossen en uiteindelijk zullen veel boeren wel gaan stoppen”, vermoedt hij. „Maar ze roept wel verstandige dingen. Er is daardoor meer vertrouwen onder agrariërs”, zegt hij. „Wat ook de uitkomst is: boeren voelen zich gehoord.”

Lees ook

De landbouwdeal van Cees Veerman in 2004: Nederlandse mest in ruil voor Italiaanse melkboetes

Landbouwgebied bij het Brabantse Esbeek.


Fusiepartij GroenLinks/PvdA wint in de steden maar verliest trouwe aanhang op het platteland

Grietje Schipper is wat je noemt een echte sociaal-democraat. De fractievoorzitter van de PvdA in Stadskanaal kwam uit een arbeidersgezin dus, zo ging dat toen, werd ze PvdA’er. Al meer dan veertig jaar is ze lid van de partij en lang vond ze in Stadskanaal veel gelijkgestemden. De lokale afdeling floreerde, er waren hele gezinnen lid. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 en 2012 stemde een derde van de lokale kiezers op de PvdA, in 2010 een kwart. Vrijwel alle stembureaus in de gemeente kleurden toen rood.

Maar daarna begon het terug te lopen, met de Tweede Kamerverkiezingen van vorig jaar als dieptepunt voor de sociaal-democraten. Voor het eerst deden de PvdA en GroenLinks als één lijst mee en waar die landelijk stemmen won, ging hij in Stadskanaal juist twee procentpunt achteruit. En dat niet alleen: Schipper zag de lokale afdeling krimpen. De samenwerking trok wel wat jonge mensen aan, zegt ze, maar stootte vooral mensen af. „Sommige ouderen haakten af, mensen van wie ik het niet verwacht had. Echte ‘rooie’ families, waarvan ook de kinderen raadsleden geweest waren.” Als ze vroeg waarom die mensen de partij de rug toekeerden, hoorde ze meer dan eens: we moeten niks van ‘die GroenLinksen’ hebben.

In Heemstede zag Richard Kruiswijk het omgekeerde. In zijn gemeente won de gezamenlijke lijst wel, bijna twee keer zoveel stemmen als in 2021. En hij weet precies hoe dat komt. Juist onder „goedopgeleide mensen”, mailt hij, „hebben de, ook macro-economisch goed doordachte, toekomstgerichte plannen van GroenLinks en PvdA steun”. Dat verklaart volgens hem ook waarom de fusiepartij het ook in „Bloemendaal en andere villawijken” verrassend goed deed.

Electoraat verandert

Stadskanaal en Heemstede zijn twee uitersten die samen laten zien hoe het electoraat van de linkse fusiepartij verandert, blijkt uit data-onderzoek van NRC. De achterban verstedelijkt en trekt meer kiezers uit welvarende gebieden dan de twee afzonderlijke partijen voorheen. De gemeenschappelijke lijst deed het bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 en de Europese verkiezingen van dit voorjaar namelijk beter in stedelijke gemeentes dan in plattelandsgemeentes. Bovendien verliest de combinatie kiezers in armere gebieden, terwijl hij kiezers aantrekt in welvarende delen van het land.

De gestage toenadering van de twee partijen kreeg vorige maand een nieuwe impuls toen GroenLinks en de PvdA het actieplan ‘Samen vooruit!’ presenteerden. De komende twee jaar, schrijven ze daarin, gaan de partijen onderzoeken hoe verregaande politieke samenwerking eruit moet komen te zien. Eind 2026 willen de twee partijen dan een definitief besluit nemen over een „blijvende alliantie, fusie, of nieuwe partij”.

Maar voormalig partijprominenten van de PvdA keren zich tegen zo’n fusie. „Door een fusie met GroenLinks komen de ‘hardwerkende Nederlander’ en vele praktisch opgeleide vakmensen echt niet terug bij ons, een partij gericht op arbeid, solidariteit en sociale mobiliteit”, schreven onder meer oud-partijleider Ad Melkert en oud-Kamervoorzitter Gerdi Verbeet vorige week in een opiniestuk in de Volkskrant. Bij hun platform ‘Rood vooruit’ zijn onder meer oud-partijvoorzitters Felix Rottenberg, Ruud Koole en Hans Spekman aangesloten.

Grote steden en platteland

De analyse van verkiezingsuitslagen toont één grote beperking voor de samenwerking: het blijkt moeilijk om zowel in grote steden als op het platteland goed te scoren. Om, anders gezegd, zowel de progressieve, hoogopgeleide stedelingen die voorheen GroenLinks stemden, als de meer praktisch geschoolde kiezers buiten de Randstad die nog loyaal zijn aan de PvdA in één partij te verenigen. Het gestage afscheid van die laatste kiezersgroep van de sociaaldemocratie – een proces van decennia – wordt door de fusiepartij niet gekeerd, maar versneld.

De gezamenlijke lijst deed het bij de Tweede Kamerverkiezingen namelijk slechter in gemeenten waar de PvdA lange tijd nog kon rekenen op een loyale, hoewel gestaag krimpende achterban. Als de PvdA op die plekken in 2021 populair was, blijkt uit de analyse, dan won de fusiepartij er in 2023 minder stemmen, of verloor het zelfs. Vaak gaat het om gemeenten die volgens het CBS ‘weinig’, ‘matig’ of ‘niet’ verstedelijkt zijn, zoals Twenterand, Brunssum en kleine steden als Almelo. Hoe minder stedelijk een gebied was, hoe minder winst de fusiepartij wist te maken bij de Tweede Kamerverkiezingen.

Daar stond tegenover dat de lijst het juist beter deed in steden. In grote steden als Amsterdam en Utrecht verdubbelde de partij bijna, in middelgrote steden als Nijmegen en Delft was de groei zo’n 75 procent. En hoewel de fusiepartij bij de Europese verkiezingen dit jaar landelijk verloor, bleef het verlies in die grotere gemeenten beperkt.

Welvarende gemeenten

Maar behalve in progressieve steden doet de fusiepartij het op nog een plek goed: in welvarende gemeenten. Nergens was de procentuele toename van de partij vorig jaar zo groot als in Bloemendaal: de partij haalde daar 99 procent stemmen meer. En ook in andere gemeenten die een hoge zogeheten ‘SES-WOA’ score hebben van het CBS – een indicator voor welvaart – won de partij procentueel fors: plekken als Oegstgeest, Leusden, Sint-Michielsgestel en het Heemstede van GroenLinkser Kruiswijk. In Bloemendaal, Heemstede en Zandvoort, zegt de lokale partijsecretaris Kruiswijk, zijn er dit jaar negen keer meer nieuwe leden dan afmeldingen.

Daar tegenover stond een verlies in armere plekken; gemeenten met een lage ‘SES-WOA’ score, met name in de noordelijke provincies en in Oost-Nederland. Het merendeel van de gemeenten waar GroenLinks-PvdA in 2023 stemmen verloor is bovengemiddeld arm.

Neem Ceresdorp, een buurt van Stadskanaal. In 2006 stemde daar nog twee derde van de mensen PvdA. In 2012 was het nog een ruim een derde. Maar in 2023 behaalde de PVV er een absolute meerderheid en kwam de linkse alliantie amper boven de 5 procent uit. Heel noordoost-Groningen, lang een rood bastion, kleurde PVV-blauw, tot afgrijzen van de lokale PvdA-leider Grietje Schipper. „Als je de mensen in de kleine dorpen die altijd rood waren niet meer kunt bereiken, dan moet je je als partij afvragen wat je verkeerd doet”, zegt ze. Schipper heeft wel een antwoord: de gezamenlijke lijst spreekt de taal van die mensen niet meer. Ze begint over SP-leider Jimmy Dijk, zelf een Groninger. „Hij begrijpt ons wel en spreekt de mensentaal. Net als Joop den Uyl.”

In de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 kregen inwoners van het Groningse Haren een verkiezingsfolder van GroenLinks/PvdA in de brievenbus.
Foto Kees van de Veen

Arbeidersklasse

De uitslagen tonen een fundamentele verschuiving in de achterban van de linkse beweging: het verlies van kiezers uit de arbeidersklasse. Dat is een gestage, maar fundamentele ontwikkeling. In 2010 was de PvdA voor het eerst niet meer de partij die de meeste stemmen trok van mensen die zichzelf tot de arbeidersklasse rekenden. Bij de Kamerverkiezingen van 2021, concludeerden vier politicologen op blog Stukroodvlees, „werd er onder kiezers die zich rekenden tot de arbeidersklasse net zoveel op de PvdA gestemd als gemiddeld onder de kiesgerechtigde bevolking en net wat minder op GroenLinks”.

Maar twee jaar later was die klasse ondervertegenwoordigd in het electoraat van de fusiepartij – „GroenLinks-PvdA [wordt] in sterkere mate gekozen door kiezers die zich niet identificeren als behorend tot de arbeidersklasse.” Radicaal rechts, blijkt uit hun onderzoek, wordt door die kiezers vaker gekozen dan een linkse partij.

Die politieke heroriëntatie vindt in de meeste Westerse democratieën plaats. Linkse partijen, bleek een aantal jaar geleden uit een groot vergelijkend onderzoek onder leiding van de Franse econoom Thomas Piketty, trekken met name hoogopgeleide kiezers aan en zijn hun traditionele basis in de arbeidersklasse gestaag verloren.

Zo won het Britse Labour bij de recente parlementsverkiezingen stemmen in welvarende districten, terwijl het juist stemmen verloor in arme districten. In de Verenigde Staten vertegenwoordigen de Democraten negen van de tien welvarendste kiesdistricten, terwijl de Republikeinen het merendeel van de arme districten vertegenwoordigen. De Democraten, concludeerde tijdschrift Newsweek vorig jaar, worden steeds meer de partij van ‘de rijken’, terwijl stemmers uit de arbeidersklasse de partij de rug toekeren.

‘Brahmin-linkse’ kiezers zijn meer met klimaatverandering bezig dan met armoede

Piketty noemde die hoogopgeleide linkse kiezers „Brahmin-links”, naar de Indiase kaste die haar maatschappelijke status niet zozeer ontleent aan welvaart, maar aan kennis en scholing. ‘Brahmin-linkse’ kiezers zijn volgens het onderzoek meer met klimaatverandering bezig dan met armoede, meer met mensenrechten dan met herverdeling en andere thema’s die linkse arbeiderspartijen traditioneel naar voren brachten. „De fusiepartij GroenLinks/PvdA lijkt moeite te hebben om de sociaaleconomische thema’s (armoede, zorg, wonen) aan zich te blijven binden”, concludeerde ook het Nationaal Kiezersonderzoek over de verkiezingen van 2023. Tot frustratie van Schipper. Links, zegt ze, „moet op de plekken zijn waar mensen laaggeletterd zijn, niet in de bungalowwijken.”

Lees ook

GroenLinks en PvdA op lokaal niveau verdeeld over vervolg samenwerking: ‘Een gezamenlijke lijst is niet afdwingbaar’

Leden van PvdA en GroenLinks in 2022 samen op campagne in Ridderkerk.