Carolina Trujillo schreef een heerlijke roman over heldenmoed, hoogmoed en overmoed

Je hoeft geen dierenrechtenactivist te zijn, of hun sympathisant, om binnen de kortste keren meegesleept te worden in verlekkerde opwinding over een grootscheepse brandstichtingsactie, die een twaalftal activisten in de roman De instructies tot in de puntjes uitgedacht heeft en nu gecoördineerd tot uitvoering brengt, met als doel om een slachthuis in de as te leggen. Het is oudejaarsavond, hét moment voor chaos en vuurwerk, en je wordt middenin de actie gedropt. Kunt over de schouders van de activisten meekijken, hun spanning mee- en doorvoelen. Dus: je gaat gretig lezen, gretig alsof je naar een actiefilm kijkt, die ondergaat. Vlammend is het, ook gewoon vanwege het vuur: het is een spektakel van vonkenregens van een slijptol, van welgemikte molotovcocktails, van piepschuimstukjes die door een ventilatieschacht dwarrelen en dan vlam vatten. Zoals de verteller noteert: ‘We moesten elkaar bij dat schouwspel vandaan trekken. Vuur kan hypnotiserend werken, vooral als het een slachthuis in zoeft.’ Lekker is het, op de simpele manier die doet denken aan de woorden van de schalkse semi-schurk Hannibal van The A-Team: ‘I love it when a plan comes together.’

Maar dat is niet het hele verhaal. Literatuur werkt immers ook wanneer een plan níét goed uitpakt. En De instructies, de vijfde roman van Carolina Trujillo (1970), begint juist veel minder spectaculair. Op het moment dat de verteller zich uit de voeten probeert te maken ná al die explosieve actie, glijdt hij, gekleed in een zelfgemaakt varkenskostuum, een stinkende sloot in. Wat je juist het idee geeft: zo moest het dus niet. Had hij kunnen weten trouwens. Want zoals een van de activisten de rest instrueert, met een aantrekkelijk gevoel voor zichzelf-niet-al-te-serieus-nemen: ‘In theorie zijn praktijk en theorie hetzelfde, in de praktijk niet.’


Lees ook

dit verhaal

Geen haan die ernaar kraait als  jij je leven wegflixt

Vandaar dit boek: De instructies heeft de vorm van een uitgebreide praktijkrapportage van de actie en de aanloop daarnaartoe. Een slachthuis afbranden: hoe doe je dat, hoe kom je daar? Een handleiding die toekomstige navolgers tot voorbeeld moet dienen, zo heeft de actieleider Nora het althans aan de verteller Mol gevraagd. Een ‘simpele, overzichtelijke white paper, zegt ze. Niet wat het ook is dat ik nu aan het doen ben’, moppert ze, want in de kantlijn van zijn tekst, die wij dus ook te lezen krijgen, noteert zij nogal wat commentaar: ‘Dit is meer ruis dan plan.’

Stoer meisje

Klopt wel, er is nogal wat ruis. Maar heerlijke ruis. Trujillo laat Mol vertellen over hoe hij, een eenvoudige leraar op een middelbare school, in zijn weekends bij de activistenclub betrokken raakte, omdat hij Nora nog van vroeger kende. Zij was het stoere meisje van twee klassen hoger, hij de volgzame secondant die met haar mee mocht op boevenpad. Hij was ‘voor haar niet meer dan een insect in de tijd dat ze insecten nog niet als individuen zag’ – een scherp portretje, met die onderkoelde zelfspot en prikkelende sneer. ‘Ze was voor mij’, vertelt hij, ‘wat water is voor een kan. De kan overleeft wel zonder, maar is dan droog, leeg en zwakker. Wat ik moeilijk vond, was dat het water zo vaak wegstroomde. Dan ging het naar kwibussen van kannen’. Dat is een geestige, ongewone metafoor, met prikkelende typeringen van Nora’s kwikzilverigheid en Mols loserigheid. Trujillo schrijft knisperend proza, waarin haar personages als eigenzinnige, echte figuren tot leven komen.

Daarmee is die ‘ruis’ ook broodnodig, en precies de reden waarom je De instructies toch echt een roman moet noemen en geen handleiding, een literair kunstwerk en geen pamflet, een verhaal dat heldenmoed niet los ziet van hoogmoed en overmoed. Je zou een activistische roman kunnen verwachten, bij zo’n verhaal over een groep activisten die een slachthuis verwoest – zeker wanneer je je ook Trujillo’s in columns geventileerde sympathie voor dierenrechtenactivisme herinnert. Ik zou zeggen: activistisch is deze roman evenzeer wel als niet, en daarmee toch overwegend niet. Want het schuwt moralisme: activisme dat oog heeft voor nuances en schakeringen en menselijke stumperigheid, is misschien geen volbloed activisme. Mol, de net-een-beetje-buitenstaander voor wie het in beginsel om de aandacht van het meisje te doen was, schrijft steeds met net een beetje afstand en spot, wat je het gevoel geeft in feite ook te maken te hebben met een stelletje lieve mafklappers.

En ook weer niet. Je hoeft geen sympathisant van dierenactivisme te zijn, maar je kunt ook niet anders dan het ernstiger wordende activisme steeds serieuzer nemen. Ze hebben een punt. Ontroering en cynisme, allebei reëel, liggen zo dicht bij elkaar dat er gevaarlijk moreel vuurwerk ontstaat, bijvoorbeeld als Mol een varken in de ogen kijkt tijdens een bevrijdingsactie: ‘In die blik zag ik iemand, net zoals ik iemand in de blik van mijn honden zag, alleen was dit iemand die op het punt stond in stukken te worden gehakt.’ En wat hij deduceert is ook gewoon wáár, en op een huiveringwekkende manier confronterend: ‘Als je op planeet Aarde op de plek wilt zijn waar de meeste levens verloren zijn gegaan, moet je niet op een of ander slagveld zijn, maar in elk willekeurig slachthuis.’ Met Mols even grappige als bijtende aforismen steekt Trujillo in De instructies dikwijls de regerend aforismenkoning van de Nederlandse literatuur (Arnon Grunberg) naar de kroon. De pijnlijke samenvatting: ‘Het was afschuwelijk, maar je kon mensen moeilijk hun karbonaadje afpakken.’

Sympathie

Terwijl het slachthuis in vlammen opgaat, zelfs in veel meer vlammen dan voorzien, krijg je dankzij de flashbacks steeds meer sympathie voor het clubje, voor hun overtuigingen. En dan toch ook weer niet, Trujillo laat je schipperen – want sportvissers in het water duwen (‘in de plomp flikkeren’) lijkt meer op ordinair pestgedrag dan op iets met een nobele moraal. En die onverwacht grote brand… Is iemand soms z’n boekje te buiten gegaan met explosieven, waarmee een rode lijn is overschreden, naar terrorisme? ‘In plaats van een brandend pand hadden we een oorlogsgebied achter ons gelaten.’ Is dat niet contraproductief voor de dierenrechtenbeweging? Nou: ‘Vraag dat maar aan vijftienduizend varkens per dag.’

Sympathie of geen sympathie, dat is de vraag. En Mols verslag is lang, uitgebreid, gedetailleerd – soms had het wel een onsje, of een dierenbevrijdingsactie, minder gemogen. Maar tegelijk past het, want behalve omvangrijk is de roman rijkgeschakeerd, op moreel en menselijk vlak. Dus voor de vermoeidheid of verveling intreedt, blijkt er tussen de regels toch steeds genoeg gaande. Zoals wanneer Mol wijs uit de hoek probeert te komen, maar in feite zich laat kennen als emotioneel volwassen: ‘Een vriend omhelzen kan soms verdomd goed voelen. Alsof je niet alleen bent.’ Zoals wanneer hij zichzelf niet wenst te zien voor wat hij is: ‘Oorlogen werden gevochten omdat mensen ergens in geloofden, niet omdat ze mogelijkheden zagen tot een wip. Dat ik dat dacht, zei vooral iets over mij.’ En zoals wanneer Nora vol afkeuring aan Mol laat weten: ‘Met jou was ik in een leven van knus comfort afgegleden.’

Dat beneemt je de adem, vermoedend dat Mol misschien wel niets liever had gewild – ook omdat je het leest wanneer duidelijk is geworden waartoe de slachthuisactie heeft geleid, wat hier verder onbenoemd moet blijven. Carolina Trujillo is diep doorgedrongen in de psyche van de beroepsactivist, zou je kunnen stellen, maar De instructies staat ook voor meer. De roman gaat over de implicaties van het najagen van overtuigingen, van welke aard dan ook. Ze kijkt in de ziel van de mens die iets wil. En dat vuur is hypnotiserend.