N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Stadhoudersbrief In het archief van de BVD ontbreekt een dossier met mogelijk belastende feiten over prins Bernhard. Daar had informatie over de zogeheten Stadhoudersbrief in kunnen staan.
Een dossier met mogelijk belastende feiten over prins Bernhard is verdwenen uit het archief van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Het gaat om een map waarin informatie zou kunnen staan over spionage door de prins voor de nazi’s, en over de zogenoemde Stadhoudersbrief, waarin de prins tijdens de oorlog zijn diensten aangeboden zou hebben aan de Duitse bezetter.
Dat blijkt uit onderzoek door NRC in het archief van de BVD – de voorloper van de AIVD – dat wordt bewaard in het Nationaal Archief in Den Haag.
Daar liggen sinds eind vorig jaar dossiers ter inzage van tienduizenden mensen die tussen 1948 en 1998 in de gaten zijn gehouden door de geheime dienst. Ze waren mogelijk een gevaar voor de staat, lid van extremistische groepen of verdacht van spionage.
De verdwenen map maakt deel uit van het persoonsdossier van de Duits-Nederlandse dubbelspionne Leonie Brandt-Pütz (1901-1978). Zij werkte voorafgaand aan de oorlog voor zowel de Nederlandse inlichtingendienst als de Gestapo. Haar dossier bestaat uit vier mappen, maar alleen de laatste drie zijn aanwezig. In de inventarislijst staat bij de verdwenen map: „Deel 1 ontbreekt. Opmerkingen: Kenmerk=C (Pr. B. spionage).” De verdwenen map gaat over de periode vóór 1948.
Een woordvoerder van het Nationaal Archief zegt desgevraagd dat hij niet weet wat deze opmerking betekent, en dat deze sowieso niet in de index hoort omdat daar nooit afkortingen gebruikt worden. Die zijn alleen bedoeld voor intern gebruik.
Lees ook: Hoe kon Bernhard zo’n snelle opmars maken als ‘oorlogsprins’?
Brief aan Adolf Hitler
Bekend is dat dubbelspionne Brandt de bron is van het verhaal over de Stadhoudersbrief. Die zou door prins Bernhard op 24 april 1942 geschreven zijn aan de Duitse leider Adolf Hitler. In die brief zou hij Hitler hebben voorgesteld dat hij stadhouder in bezet Nederland zou worden. Ondanks dat meerdere mensen beweerd hebben de brief te hebben gezien, is nooit een exemplaar gevonden. Bernhard heeft het bestaan ervan altijd ontkend.
Na de oorlog ondervroeg Brandt in een huis van bewaring hoge nazi’s, die veelal ter dood veroordeeld waren, al had ze daar geen officiële rol. Uit een document in de wel aanwezige tweede map van haar persoonsdossier blijkt dat ook over de prins gesproken is. Het gaat om een geheim rapport waarin staat dat Brandt, ondersteund door haar secretaresse Lientje Thonus, sprak met Karl Eberhard Schöngarth, bevelhebber van de Sicherheitsdienst (SD) in het bezette Nederland. Dit document is een verslag van een gesprek van een verbalisant met Thonus over het eerdere gesprek.
Vrouwen in bars
De prins zou volgens Schöngarth vóór de oorlog voor de nazi’s gespioneerd hebben in Nederland. Lientje Thonus zei in het geheime document volgens de verbalisant: „Schöngarths verklaring hield in dat prins Bernhard, die in Brandts rapporten genoemd wordt als persoon No.1, buiten het reeds bekende feit dat hij lid is geweest van de SA, in de vooroorlogse tijd meerdere inlichtingen verstrekte aan de SD. Hiervoor kreeg hij onkostenvergoedingen voor verteringen met vrouwen in bars. Er werd zelfs ook een bedrag genoemd van 100.000 Rijksmark. Dit liep via het Sicherheitshauptamt, hetgeen zo door is gegaan tot 1940.”
Historicus Gerard Aalders, die tot zijn pensionering in 2010 bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie werkte, schreef in 2003 een boek over Leonie Brandt-Pütz, waarin ook de 100.000 Mark en de Stadhoudersbrief aan de orde kwamen. Hij baseerde zich op andere bronnen. „De missende map zou goed over deze twee kwesties kunnen gaan”, zegt hij nu in een reactie. „Maar zeker is dat natuurlijk niet. De kans dat de aanduiding ‘Pr. B.’ niet op prins Bernhard slaat is nihil.”
Niet bewust achtergehouden
De ontbrekende map is waarschijnlijk nooit door de AIVD overhandigd aan de archiefvormer, de Centrale Archief Selectiedienst. Deze dienst, die nu Doc-Direkt heet, valt onder het ministerie van Binnenlandse Zaken. Volgens de woordvoerder van het Nationaal Archief heeft Doc-Direkt jaren geleden het BVD-archief geïnventariseerd en moet de opmerking „Pr. B. spionage” van een medewerker van die dienst zijn. Bij Doc-Direkt is niemand die weet waarom de opmerking is toegevoegd, laat het ministerie weten.
De AIVD erkent dat een van de vier mappen over de dubbelspionne verdwenen is. „Het is niet meer te achterhalen waar het stuk zou kunnen zijn. Er is dus geen sprake van dat het bewust is achtergehouden.” De dienst zegt niet te weten wat bedoeld wordt met „Pr. B. spionage”.
Gerard Aalders is niet verbaasd dat het dossier met mogelijk brisante informatie in rook is opgegaan. „Integendeel. Het is een politiek die al sinds 1945 wordt gevolgd. De naam van Bernhard mag niet in één adem genoemd worden met iemand met een slecht imago, of mensen betrokken bij spionage.”